Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 646 Regels voor het inzichtelijk maken van buitenlandse donaties ontvangen door maatschappelijke organisaties en tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Handelsregisterwet 2007 en de Wet op de economische delicten in verband met het deponeren van de balans en de staat van baten en lasten door stichtingen (Wet transparantie maatschappelijke organisaties)
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat maatschappelijke organisaties
donaties die zij vanuit het buitenland hebben ontvangen, desgevraagd inzichtelijk
maken om ongewenste beïnvloeding tegen te gaan en voorts dat stichtingen een balans
en staat van baten en lasten deponeren om de kans op misbruik van financieel-economische
aard te verkleinen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Artikel 1
1. In deze wet wordt verstaan onder:
a. maatschappelijke organisatie:
i. stichting als bedoeld in artikel 285 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
ii. vereniging als bedoeld in artikel 26 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
iii. organisatie waarvan een of meer kerkgenootschappen deel uitmaken, als bedoeld in artikel
6, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007;
iv. naar een ander dan Nederlands recht opgerichte rechtspersoon of andere juridische
entiteit die vergelijkbaar is met een stichting, vereniging of organisatie als bedoeld
onder i, ii, en iii, en duurzaam in Nederland activiteiten uitoefent.
b. donatie:
geldelijke bijdrage, anders dan subsidie, alsmede een bijdrage in natura;
c. bijdrage in natura:
zaak of op geld waardeerbare dienst, op verzoek van een maatschappelijke organisatie
aan haar geleverd dan wel door deze aanvaard, waar geen of geen evenredige tegenprestatie
tegenover staat, anders dan persoonlijke arbeid of activiteiten van leden van de betreffende
maatschappelijke organisatie;
d. lidstaat:
een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte.
2. Met een rechtspersoon wordt gelijkgesteld een juridische entiteit, een trust in de
zin van het Verdrag inzage het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning
van trusts (Trb. 1985, 141) of een andere juridische constructie.
Artikel 2
Maatschappelijke organisaties zijn, op de voorwaarden bij of krachtens deze wet, gehouden
inzicht te verschaffen in herkomst, doel en omvang van een of meer donaties afkomstig
van buiten een lidstaat. Als waarde van een bijdrage in natura geldt het verschil
tussen de gebruikelijke waarde van het geleverde in het economisch verkeer en de waarde
van de tegenprestatie. Het bestuur van een maatschappelijke organisatie bewaart de
donatiegegevens gedurende zeven boekjaren.
Artikel 3
1. De burgemeester van de gemeente waar de maatschappelijke organisatie is gevestigd
dan wel activiteiten uitoefent, is bevoegd om in het kader van de handhaving van de
openbare orde, bedoeld in artikel 172 van de Gemeentewet, informatie te verzoeken
bij de maatschappelijke organisatie over geografische herkomst, doel en omvang van
een of meer donaties afkomstig van buiten een lidstaat. Als hem blijkt van substantiële
donaties, kan de burgemeester tevens persoonsgegevens opvragen, indien de verwerking
daarvan noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde.
2. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming,
is de burgemeester, voor zover noodzakelijk voor diens taakuitoefening bedoeld in
het eerste lid, tevens bevoegd persoonsgegevens te verwerken waaruit religieuze of
levensbeschouwelijke overtuigingen kunnen blijken.
3. Het bestuur van een maatschappelijke organisatie is verplicht aan het verzoek, bedoeld
in het eerste lid, mee te werken en verstrekt schriftelijk onverwijld, maar uiterlijk
binnen tien werkdagen, de verzochte informatie. De burgemeester is bevoegd tot oplegging
van een last onder dwangsom ter handhaving van deze verplichting.
4. De burgemeester zorgt ervoor dat de van een maatschappelijke organisatie verkregen
persoonsgegevens niet verder worden verstrekt dan aan:
a. leden van het overleg, bedoeld in artikel 13 van de Politiewet 2012, voor zover dat
noodzakelijk is voor het ondersteunen van burgemeester bij diens taakuitoefening genoemd
in het eerste lid;
b. de burgemeester van een andere gemeente, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening
van diens taakuitoefening;
c. de in artikel 28a, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e, g, h, i, j, k en l, van de
Handelsregisterwet 2007 genoemde personen en instanties ten behoeve van de waardering
en validatie van de gegevens.
5. De aan de burgemeester verstrekte gegevens worden bewaard zolang dat voor de taakuitoefening,
bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk is, doch niet langer dan zeven jaar.
6. Op verzoek van de burgemeester kan de rechtbank een bestuursverbod opleggen aan de
bestuurder van een maatschappelijke organisatie, als de bestuurder, ondanks een verzoek
van de burgemeester, in ernstige mate is tekortgeschoten in de nakoming van zijn informatie-
of medewerkingsverplichtingen, bedoeld in het derde lid, jegens de burgemeester. De
artikelen 106b, 106c en 106d van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing.
7. De in artikel 28a, eerste lid, onderdelen a, c, d, e, g, h, i, j, k en l, van de
Handelsregisterwet 2007 genoemde personen en instanties zijn op grond van hun daarin
genoemde wettelijke taken bevoegd om bij de maatschappelijke organisatie een verzoek
als bedoeld in het eerste lid te doen. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 4
1. Het openbaar ministerie kan, bij ernstige twijfel of de wet of de statuten te goeder
trouw worden nageleefd dan wel het bestuur naar behoren wordt gevoerd, een maatschappelijke
organisatie om informatie verzoeken over geografische herkomst, doel en omvang van
een of meer donaties afkomstig van buiten een lidstaat. Als daaruit blijkt van substantiële
donaties, kan het openbaar ministerie tevens persoonsgegevens opvragen, indien de
verwerking daarvan noodzakelijk is voor de goede uitoefening van deze bevoegdheid.
2. Artikel 3, tweede tot en met zesde lid, alsmede artikel 297, tweede lid, van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5
Het is een in Nederland woonachtige of gevestigde tussenpersoon verboden aan een maatschappelijke
organisatie een donatie te geven in opdracht van een persoon die zijn woonplaats of,
ingeval van een rechtspersoon, zijn zetel buiten een lidstaat heeft, zonder daarbij
de naam, woonplaats of zetel en land van zijn opdrachtgever aan de maatschappelijke
organisatie te verstrekken. Is de opdrachtgever een rechtspersoon, dan verstrekt de
tussenpersoon aan de maatschappelijke organisatie tevens de naam, woonplaats en het
land van de natuurlijke persoon die de rechtspersoon vertegenwoordigt om de maatschappelijke
organisatie in staat te stellen te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen
3 en 4.
Artikel 6
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de aard en wijze van de te verstrekken informatie; en
b. anonieme donaties.
Artikel 7
In Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 299a een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 299b
1. Een stichting die niet bij of krachtens de wet verplicht is een financiële verantwoording
op te stellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel
9 en die openbaar wordt gemaakt, deponeert een balans en een staat van baten en lasten
als bedoeld in artikel 10, tweede lid, in de Nederlandse taal of, als die niet zijn
vervaardigd, in het Frans, Duits of Engels, bij het handelsregister binnen tien maanden
na afloop van het boekjaar op de wijze als voorgeschreven bij of krachtens artikel
19a van de Handelsregisterwet 2007.
2. De balans en de staat van baten en lasten worden ondertekend door de bestuurders
en door hen die deel uitmaken van het toezichthoudend orgaan. Ontbreekt de ondertekening
van een of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.
De datum van ondertekening wordt op de balans en de staat van baten en lasten vermeld.
Artikel 8
In de Handelsregisterwet 2007 wordt na artikel 28 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 28a
1. In afwijking van artikel 21, eerste lid, kunnen de balans en staat van baten en lasten
als bedoeld in artikel 299b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden ingezien
door:
a. Onze Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel
2, eerste lid, van de Wet controle op rechtspersonen;
b. het openbaar ministerie ten behoeve van de uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel
124 van de Wet op de rechterlijke organisatie;
c. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onderdelen a en d, van de Politiewet
2012, die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
d. het Bureau Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur ten behoeve
van het geven van een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur en een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste
lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht of rechtspersoon met een overheidstaak
als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de eerstgenoemde wet, in het geval waarin
zij bevoegd zijn tot toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door
het openbaar bestuur;
e. de rijksbelastingdienst voor de uitvoering van zijn taken;
f. de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere
opsporingsdiensten, ten behoeve van de opsporing of vervolging van strafbare feiten;
g. de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, ten behoeve van de uitvoering van zijn taken, bedoeld
in artikel 8, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
h. de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst van het Ministerie van Defensie, ten
behoeve van de uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
i. de Nederlandsche Bank N.V., ten behoeve van zijn taken bij de uitoefening van het
toezicht op financiële instellingen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a,
van de Bankwet 1998;
j. de Stichting Autoriteit Financiële Markten, ten behoeve van haar taak, bedoeld in
artikel 1:25 van de Wet op het financieel toezicht;
k. het Bureau Financieel Toezicht, ten behoeve van zijn taken bij de uitoefening van
het toezicht, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdeel c, van de Wet ter voorkoming
van witwassen en financiering van terrorisme;
l. de Financiële inlichtingen eenheid, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld
in artikel 13 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme;
m. de kansspelautoriteit, ten behoeve van haar taken bij de uitoefening van het verlenen
van en het houden van toezicht op vergunningen voor kansspelen en de handhaving daarvan,
bedoeld in artikel 33b van de Wet op de kansspelen.
2. Artikel 22 is van overeenkomstige toepassing op verstrekking van gegevens als bedoeld
in het eerste lid.
Artikel 9
De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 1, onder 4°, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
de Wet transparantie maatschappelijke organisaties, de artikelen 3, derde en zevende
lid, 4, tweede lid, voor zover dat verwijst naar artikel 3, derde lid, en 5;.
2. In artikel 1, onder 4°, wordt in de zinsnede met betrekking tot «het Burgerlijk Wetboek,
Boek 2 (Rechtspersonen),» na «264, derde lid,» ingevoegd «299b, eerste lid,».
Artikel 10
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 juni 2016 ingediende voorstel van wet tot
wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uniformering en de verduidelijking
van enkele bepalingen omtrent het bestuur en de raad van commissarissen (Wet bestuur
en toezicht rechtspersonen) (Kamerstukken 34 491) tot wet is of wordt verheven, wordt in artikel 5, artikel 299b lid 2 van Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek, de zinsnede «hen die deel uitmaken van het toezichthoudend
orgaan» telkens vervangen door: «de commissarissen».
Artikel 11
1. Deze wet is niet van toepassing op een maatschappelijke organisatie waarop de Wet
financiering politieke partijen van toepassing is.
2. De artikelen 2 tot en met 5 zijn van toepassing op donaties die zijn ontvangen op
of na de datum van inwerkingtreding van deze artikelen.
3. Artikel 7 is van toepassing op de balansen en de staten van baten en lasten die betrekking
hebben op boekjaren die zijn aangevangen op of na de datum van inwerkingtreding van
dat artikel.
Artikel 12
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 13
Deze wet wordt aangehaald als: Wet transparantie maatschappelijke organisaties.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Tegen |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Tegen |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.