Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 643 Herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Verzamelwet LNV 20..)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Aanleiding
Dit wetsvoorstel strekt tot aanpassing van diverse wetten op het terrein van het Ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het gaat daarbij om het herstel van onjuiste
verwijzingen en gebreken en om het intrekken van een uitgewerkte wet. Het betreft
de volgende wetten:
1. Algemene wet bestuursrecht
2. Omgevingswet
3. Plantgezondheidswet
4. Wet dieren
5. Wet milieubeheer
6. Wet natuurbescherming
7. Wet op de economische delicten
8. Wet rechtskracht Structuurschema groene ruimte
9. Wet wapens en munitie
Het onderhavige wetsvoorstel heeft het karakter van een verzamelwet. Alle artikelen
in het onderhavige wetsvoorstel repareren wetstechnische gebreken of brengen inhoudelijke
wijzigingen van ondergeschikte aard aan. De reden voor de voorgestelde wijziging is
in de meeste gevallen zo vanzelfsprekend dat met een summiere toelichting kan worden
volstaan.
2. Regeldruk
De wijzigingen die zijn opgenomen in dit wetsvoorstel hebben geen gevolgen voor de
regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft dan ook besloten om over dit
wetsvoorstel geen advies uit te brengen.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I (Algemene wet bestuursrecht)
In bijlage 2, hoofdstuk 2, artikel 4 van de Algemene wet bestuursrecht is geregeld
dat tegen besluiten op grond van de Plantenziektenwet beroep kan worden ingesteld
bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De Plantenziektenwet zal worden vervangen door de Plantgezondheidswet (Staatsblad 2020, 65). Artikel 36 van de Plantgezondheidswet wijzigt bijlage 2, hoofdstuk 2, artikel 4,
van de Algemene wet bestuursrecht aldus dat ook tegen besluiten op grond van de Plantgezondheidswet
beroep kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Artikel 36 maakt echter een uitzondering voor beroep tegen besluiten tot oplegging
van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 26 van de Plantgezondheidswet. Beroep
tegen die besluiten wordt niet ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven,
maar bij de rechtbank. Om het College van Beroep voor het bedrijfsleven vervolgens
in hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank inzake een bestuurlijke boete
op grond van de Plantgezondheidswet bevoegd te maken, wordt met het onderhavige wetsvoorstel
in bijlage 2, hoofdstuk 4, artikel 11 van de Algemene wet bestuursrecht »Plantgezondheidswet:
artikel 26» toegevoegd. Dit sluit aan bij de overige bevoegdheden van het College
van Beroep voor het bedrijfsleven met betrekking tot de Plantgezondheidswet. Zonder
deze toevoeging zou op grond van artikel 8:105, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd zijn.
Artikel II (Omgevingswet)
Deze wijziging herstelt drie onjuiste verwijzingen in de Omgevingswet zoals deze wet
komt te luiden na inwerkingtreding van de wijzigingen die zijn opgenomen in de Aanvullingswet
natuur Omgevingswet (Kamerstukken 34 985).
Artikel III (Plantgezondheidswet)
In artikel 21, eerste lid, van de Plantgezondheidswet is bepaald dat een professionele
marktdeelnemer een retributie verschuldigd is voor kosten als bedoeld in de artikelen
79 en 80 van verordening 2017/625. In artikel 21,
zesde lid, van de Plantgezondheidswet is bepaald dat de bevoegde autoriteit het tarief
van retributie met betrekking tot de officiële controles en andere officiële activiteiten
ten aanzien van de bij of krachtens artikel 37 van verordening 2016/2031 bedoelde
voorschriften vaststelt voor de werkzaamheden die de bevoegde autoriteit uitvoert.
Het vierde lid van artikel 21 bepaalt dat het tarief van de retributie bij ministeriële
regeling wordt vastgesteld. Aan het vierde lid wordt toegevoegd dat bij ministeriële
regeling tevens de betalingstermijnen worden vastgesteld, waarbinnen de betalingsplichtige
aan zijn betalingsverplichting moet voldoen.
Wanneer de betalingsplichtige binnen de gestelde betalingstermijn niet aan zijn betalingsverplichting
voldoet, kan de bevoegde autoriteit besluiten nieuwe handelingen of werkzaamheden
niet uit te voeren zolang niet aan de eerdere betalingsverplichting is voldaan. Dit
kan bijvoorbeeld betekenen dat de bevoegde autoriteit geen inspecties uitvoert of
geen vergunningen of certificaten verleent. Zodra een bedrijf aan zijn eerdere betalingsverplichting
heeft voldaan kan de bevoegde autoriteit nieuwe activiteiten voor dit bedrijf uitvoeren,
waarvoor een retributie geldt. Deze bepaling is opgenomen in het toegevoegde achtste
lid van artikel 21.
Beide toevoegingen zijn een continuering van de huidige bevoegdheden en werkwijze
onder de Plantenziektenwet en waren opgenomen in de Regeling tarieven Plantenziektenwet.
Abusievelijk waren deze delegatiegrondslag en bepaling niet opgenomen in artikel 21
van de Plantgezondheidswet.
Artikel IV (Wet dieren)
In de Wet dieren wordt gesproken over «bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen».
In de tekst van artikel 2.2, negende lid, van deze wet ontbreken de woorden «onderdelen
van». Dit wetsvoorstel herstelt dit.
Artikel V (Wet milieubeheer)
Deze wijziging herstelt een onjuiste verwijzing met betrekking tot de Omgevingswet.
Artikel VI (Wet natuurbescherming)
Met de inwerkingtreding op 1 januari 2020 van artikel I van de Spoedwet aanpak stikstof
is het negende lid van artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming geschrapt. Deze wijziging
van artikel 2.7 schrapt een verwijzing naar dat niet meer bestaande lid.
Artikel VII (Wet op de economische delicten)
Onderdeel A
In de Wet op de economische delicten is artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder q,
van de Wet dieren tweemaal strafbaar gesteld. Deze wijziging corrigeert dit.
Onderdeel B
Deze wijziging herstelt een onjuiste verwijzing met betrekking tot de Omgevingswet.
Artikel VIII (Wet rechtskracht Structuurschema groene ruimte)
Deze wet stelt artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening als delegatiegrondslag
van het Structuurschema groene ruimte vast (omhangbepaling) en verlengt de werking
tot 23 februari 2009. Deze datum is verstreken en de delegatiegrondslag is per 1 juli
2008 vervallen bij de intrekking van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het structuurschema
als zodanig heeft nog slechts werking door verwijzingen in de bijlage bij het Besluit
milieueffectrapportage. Dit besluit vervalt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Voor zover het structuurschema als beleidsregel nog werking heeft, wordt dit bepaald
in de Nationale omgevingsvisie en bijbehorende programma’s onder de Omgevingswet.
Het intrekken van de Wet rechtskracht Structuurschema groene ruimte heeft daarop geen
invloed. Bij dit wetsvoorstel wordt deze wet als overbodige regelgeving ingetrokken.
Artikel IX (Wet wapens en munitie)
Per abuis blijven enkele verwijzingen naar de Wet natuurbescherming en jachtaktes
op grond van die wet ongewijzigd in de Wet wapens en munitie, zoals deze komt te luiden
na inwerkingtreding van de wijzigingen die zijn opgenomen in de Aanvullingswet natuur
Omgevingswet. Met onderhavig wetsvoorstel worden de verwijzingen aangepast aan de
Omgevingswet.
Artikel X (Inwerkingtreding)
In deze wet is opgenomen dat deze wet op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
in werking treedt, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend
kan worden vastgesteld. Aangezien het hier om reparatiewetgeving gaat, kan gelet op
aanwijzing 4.17, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving,
worden afgeweken van de vaste verandermomenten.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.