Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda videoconferentie Raad voor Concurrentievermogen 19 en 20 november 2020
2020D45708 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde
agenda van de Raad voor Concurrentievermogen over de geannoteerde agenda videoconferentie
Raad voor Concurrentievermogen 19 en 20 november 2020, het verslag informele videoconferentie
Raad voor Concurrentievermogen 18 september 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 504), de antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen
18 september 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 499), het verslag High Level videoconferentie over toerisme op 28 september 2020 (Kamerstuk
21 501-30, nr. 507), de antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda videoconferentie
Raad voor Toerisme van 28 september 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 503), de antwoorden op vragen commissie over de kabinetsappreciatie Witboek buitenlandse
subsidies op de interne markt (Kamerstuk 22 112, nr. 2941), de videoconferentie informele Raad voor Concurrentievermogen op 23 oktober 2020
(Kamerstuk 21 501-30, nr. 506), het fiche: Mededeling Kritieke Grondstoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 2936), de definitieve kabinetsappreciatie Witboek buitenlandse subsidies op de interne
markt (Kamerstuk 22 112, nr. 2917) en het verslag Raad voor Concurrentievermogen van 23 oktober 2020.
De voorzitter van de commissie, Renkema
Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
7
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda over de doelstelling van
de Europese Unie (EU) voor het bereiken van strategische autonomie. Hierbij wordt
het diversifiëren van productie- en toeleveringsketens genoemd, net als het stimuleren
van investeringen in de productie in Europa en het bevorderen van samenwerking tussen
lidstaten. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover deze doelstelling? Is deze doelstelling
realistisch? Welke stappen worden er nu al gezet om deze doelstelling te realiseren
en welke zitten er nog in de pijplijn? Wat is de Nederlandse inzet op deze doelstelling?
De leden van de VVD-fractie lezen over de «call-to-action», waarin een oproep wordt
gedaan voor het meer beschikbaar maken van financiering voor Europese innovatie groeibedrijven.
Deze leden vragen of er een overzicht is van EU-lidstaten en -instituties en hoe zij
(voornemens zijn om te) voldoen aan deze oproep. Kan de Staatssecretaris een gerangschikt
overzicht geven van welke lidstaten het meeste uitgeven aan innovatieve groeibedrijven?
Hoe doet Nederland het volgens de Staatssecretaris op dit gebied? Deze leden lezen
dat in lijn met deze oproep onlangs het Dutch Future Fund is opgericht. Hoeveel kapitaal
beschikt dit fonds? Hoeveel bedrijven gaan hier naar schatting gebruik van kunnen
maken? Hoe maken zij hier aanspraak op? Deze leden zijn blij om te lezen dat er ook
aandacht komt voor hulp aan start- en scale-ups met het Deeptech fonds.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een beleidsdebat zal plaatsvinden op het
gebied van ruimtevaart. Deze leden zijn blij om te lezen dat Europa een sterkere rol
wil aannemen in de mondiale ruimtevaarteconomie. Zij lezen dat de Staatssecretaris
aangeeft dat er binnen de EU concrete stappen kunnen worden gezet op het gebied van
technologieontwikkeling. Op welke stappen doelt de Staatssecretaris? Zal de Staatssecretaris
hiervoor tijdens dit beleidsdebat meer aandacht vragen? Wat vindt de Staatssecretaris
van de technologieontwikkeling in Nederland? Is de Staatssecretaris van mening dat
hier nog concrete stappen te zetten zijn? Zo ja, welke? Hoe zet de Staatssecretaris
zich in om deze stappen te realiseren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland ervoor zal pleiten dat Europa zoveel
mogelijk eensgezind optreedt in mondiale fora. Gebeurt dit nu nog niet? Deze leden
lezen dat er na de Raad voor Concurrentievermogen een European Space Agency (ESA)-EU
Ruimteraad zal plaatsvinden waarin zal worden gesproken over de raadsconclusies. Deze
conclusies gaan onder andere in op het herstel van de sector van de COVID-19 crisis.
Is er zicht op hoeveel deze sector heeft geleden van de crisis? Kan de Staatssecretaris
hierbij ook ingaan op de situatie van de sector in Nederland?
De leden van de VVD-fractie lezen in de beantwoording van de vragen in het verslag
van een schriftelijk overleg 28 september 2020 dat de Staatssecretaris aangeeft in
gesprek te zijn met de taskforce gastvrijheidssector. Wanneer kunnen deze leden de
uitkomst van dit overleg verwachten?
De leden van de VVD- fractie lezen in het verslag van de High Level videoconferentie
over toerisme op 28 september 2020 dat commissaris Breton vier aspecten benadrukte
die voor hem belangrijk zijn, namelijk tijdelijke financiële noodplannen zowel op
EU als nationaal niveau, staatssteun, betere coördinatie, bijvoorbeeld door actuele
reisinformatie op de Reopen-EU website en de inzet van het Recovery and Resilience
Fund (RRF) en Meerjarig Financieel Kader (MFK) om de toerismesector weerbaar, duurzaam
en digitaal te maken. Deze leden vragen zich af hoe de Staatssecretaris denkt over
deze vier aspecten. Zou zij deze beantwoording per aspect kunnen doen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geagendeerde
stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Europese staatssteunkaders
moeten worden herzien om de implementatie van nieuwe technologische ontwikkelingen,
zoals waterstof en Carbon Capture and Storage, te versnellen. Kan de Staatssecretaris
aangeven op welke punten de staatssteunkaders zouden moeten worden aangepast?
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen over het Recovery en Resilience
Facility (RRF) als financiële ondersteuning om groen herstel te bevorderen. Om aanspraak
te kunnen maken op middelen uit de RRF dienen lidstaten een nationaal herstel- en
veerkrachtplan op te stellen dat aansluit bij de landenspecifieke aanbevelingen uit
het Europees semester. Kan de Staatssecretaris aangeven wat dit voor Nederland betekent?
Wat voor investeringen, in welke sectoren, aansluiten op de landenspecifieke aanbevelingen
2020–2021 voor Nederland? Kan de Kamer te zijner tijd, mede in het licht van de aangehouden
motie-Bruins/Amhaouch over participeren in eerste aanvraagronde van de Recovery and
Resilience Facility (Kamerstuk 35 570-XIII, nr. 48), inzage krijgen in de Nederlandse RRF-indiening die uiterlijk op 30 april 2021 moet
worden ingediend? Kan daarbij ook inzage worden gegeven in de indieningen van andere
EU-lidstaten? Welke partijen zijn of worden betrokken bij de Nederlandse RRF-indiening(en)?
Wordt deze indiening eerst nog voorgelegd aan de Kamer alvorens deze wordt ingediend
in Brussel? Hoe wordt geborgd dat indieningen van andere lidstaten, ondanks de verplichting
om RRF-projecten Europees aan te besteden, niet leiden tot een ongelijk speelveld
binnen de EU? Hoe wordt voorkomen dat investeringen in en door andere lidstaten Nederlandse
industrieën en sectoren op achterstand zetten? Wie houdt daar toezicht op? In hoeverre
bestaat er een risico dat wanneer Nederland in april 2021 als enige lidstaat geen
RRF-indiening doet, terwijl andere lidstaten dit wel doen, Nederland dreigt te gaan
achterlopen en dat dit grote gevolgen heeft voor de concurrentiepositie van het Nederlandse
bedrijfsleven?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de staatsecretaris in de brief Visie op de toekomst
van de industrie in Nederland schrijft dat Nederland leidend is in clusters als agrofood,
de maritieme sector en de machinebouw en dat die brief vooral is gericht op het lang
termijnperspectief voor de brede Nederlandse maakindustrie, van voedingsmiddelen,
de hightechindustrie, tot aan de maritieme sector en de defensie-industrie. Ook lezen
deze leden het volgende: «Nederland is in verschillende internationale markten nadrukkelijk
aanwezig. Van oudsher kent Nederland een sterke voedingsmiddelenindustrie en na de
Tweede Wereldoorlog heeft zich een petrochemisch complex van wereldklasse ontwikkeld.
Rondom Eindhoven is er een sterk cluster op het gebied van machinebouw en halfgeleiders
ontstaan, met wereldspelers als Philips, ASML, VDL, Vanderlande en NXP. Deze drie
sectoren zijn in Nederland de grootste deelsectoren binnen de industrie, en Nederland
is ten opzichte OESO sterk gespecialiseerd in deze sectoren. Op het snijvlak van de
industrie en de agrarische sector zijn marktleiders als Lely en Moba actief. En het
verleden als zeevarende natie vertaalt zich nog altijd in een vooraanstaande positie
in de maritieme sector.» Deelt de Staatssecretaris de mening dat als Nederland koploper,
leidend en vooraanstaand wil blijven in de in de brief beschreven sectoren het van
belang is dat Nederland bij de vergroeningsopgave maximaal gebruik maakt van de kansen
die de RRF biedt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie het consumentenpakket
kort zal toelichten. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij tegenover de verschillende
onderdelen van dit pakket staat en of deze overeenkomen met haar eigen consumentenagenda?
Is bekend wat het werkprogramma voor de Raad voor Concurrentievermogen, onderdelen
interne markt en industrie, van inkomend voorzitter Portugal gaat inhouden?
De leden van de CDA-fractie onderschrijven van harte de oproep in de «call-to-action»
Enabling Innovative Growth Enterprises to Grow for the European Future voor het meer
beschikbaar maken van financiering voor Europese innovatieve groeibedrijven. Deze
leden kijken uit naar het Dutch Future Fund voor Nederlandse innovatieve groeibedrijven
en het Deeptech Fonds gericht op kennisintensieve start- en scale-ups. Wanneer moeten
deze fondsen startklaar zijn?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er een beleidsdebat zal plaatsvinden over de
raadsconclusies over ter versterking van de Europese ruimtevaartsector en concurrentiepositie
in het licht van onder andere de coronacrisis. Op 10 november 2020 heeft de Staatssecretaris
de brief Brede verkenning toegevoegde waarde van ruimtevaarttechnologie met de Kamer
gedeeld, ter uitvoering van de motie-Amhaouch c.s. over scenario's om de Nederlandse
ruimtevaartambities beter vorm te geven (Kamerstuk 24 446, nr. 67). Twee conclusies uit de brief zijn dat we nog maar aan het begin staan van het benutten
van de mogelijkheden die ruimtevaart voor overheden en bedrijven biedt en dat Nederland
volgens het Netherlands Space Office (NSO) te weinig investeert om de ambities van
het Nederlandse ruimtevaartbeleid helemaal te realiseren. Kan de Staatssecretaris
inzichtelijk maken wat de (economische) schade aan de Europese en Nederlandse ruimtevaartindustrie
als gevolg van COVID-19 is? Welke kansen zijn er voor de sector om zich uit de crisis
te innoveren en via welke wegen kan dit?
De leden van de CDA-fractie lezen in het verslag van de informele videoconferentie
Raad voor Concurrentievermogen dat de Europese Commissie door middel van een consultatie
in detail zal kijken naar de uitgaven in ieder lidstaat om vast te stellen of staatssteun
door lidstaten binnen de kaders van de interne markt heeft plaatsgevonden, en dat
eind 2020 af gewogen wordt of de tijdelijke kaderregeling voor staatsteun wel of niet
wordt verlengd. Deze leden begrijpen de tijdelijke verruiming van staatssteunregels
in het kader van baanbehoud in de coronacrisis, maar wijzen ook op het risico van
oneerlijke concurrentie en een ongelijk speelveld tussen lidstaten. Wat is het standpunt
van Nederland, wanneer verlenging voor langere termijn aan de orde komt en een meer
een permanent karakter krijgt? Gaat Nederland zich daartegen verzetten? Kan de Kamer
inzage krijgen in de consultatie van de uitgaven die lidstaten met staatssteun hebben
gedaan? Wat is de stand van zaken omtrent zowel het Europese als Nederlandse voorstel
voor een «level playing-field»-instrument om verstorend gedrag door staatsgesteunde
bedrijven uit derde landen op de interne markt te kunnen aanpakken?
De leden van de CDA-fractie waarderen de inzet van de Staatssecretaris ten aanzien
van de verwijdering uit appstores en richting platforms met een poortwachterspositie.
Deze leden zijn verheugd te in de antwoorden op vragen commissie over onder andere
de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 18 september 2020 lezen dat
dit op Europees niveau gaat worden geregeld en de Europese Commissie in het vierde
kwartaal van dit jaar met voorstellen komt. Is de Staatssecretaris op de hoogte van
wat deze voorstellen gaan inhouden?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris naar aanleiding van een
vraag over de uitvoering van de motie-Palland c.s. over erkenning dat intracommunautaire
maatregelen uit het EU-mededingings- en staatssteunkader niet of onvoldoende werken
voor de maritieme maakindustrie (Kamerstuk 21501–30, nr.475) schrijft dat het zij zich inzet voor een verbetering van de positie van de maritieme
maakindustrie en voor het beter kunnen ondervangen van de gevolgen van staatssteun
uit derde landen. Zo zal de uitwerking van het witboek inzake buitenlandse subsidies
mogelijk handvatten bieden om steun uit derde landen tegen te gaan. Deze leden vragen
hoe zij het woord «mogelijk» hier moeten interpreteren.
De leden van de CDA-fractie vragen wat het standpunt van Nederland is voor wat betreft
de punten 2 en 4 die eurocommissaris Breton heeft geformuleerd ten aanzien van de
toerismesector. Overweegt de Staatssecretaris een RRF-indiening ten aanzien van toerisme?
Deze leden steunen de Staatssecretaris in haar standpunt dat de European Agenda for
Tourism 2050 niet mag leiden tot extra maatregelen op Europees niveau, mede gelet
op het subsidiariteitsprincipe. Zij onderstrepen het belang van samenwerking met de
sector en regionale overheden in de Taskforce Gastvrijheidssector.
Het is de leden van de CDA-fractie bekend dat het EU Directoraat-generaal Concurrentie
met een aantal sectoren sectorspecifieke follow up consultaties over het Witboek buitenlandse
subsidies op de interne markt wil houden. Is de Staatssecretaris bereid er in Brussel
voor te pleiten dat dergelijke sectorspecifieke follow-up consultaties worden gehouden
met de (Europese) maritieme maakindustrie en met andere sectoren die voor de Nederlandse
economie van groot belang zijn?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie op 6 oktober 2020 een
«inception impact assessment» heeft gepubliceerd en momenteel een impact assessment
uitvoert om de lastendruk waar mogelijk te kwantificeren. Wanneer is deze afgerond?
Voorts zijn deze leden positief om in het verslag de volgende punten terug te lezen:
• het Nederlandse standpunt voor wat betreft de ontwikkeling van Industrie-Allianties,
om ons concurrentievermogen in strategische ecosystemen en waardeketens te waarborgen.In
welke mate is de Nederlandse industrie hierbij aangehaakt?;
• het transparanter en toegankelijker maken van de totstandkoming van Important Projects
of Common European interest, met name voor kleine lidstaten en het mkb;
• het standpunt van Eurocommissaris Vestager dat qua publieke aanbestedingen eerlijke
concurrentie belangrijker is dan een zo laag mogelijke prijs;
• de oproep voor modernisering van de mededingingswetgeving om te voorkomen dat de EU
achter de feiten aanloopt en om een weerbare en toekomstbestendige Europese economie
te behouden en tegenwicht te kunnen bieden aan de VS en China.
Zij hopen dat de Staatssecretaris zich voor deze punten blijft inspannen.
De leden van de CDA-fractie zijn ten aanzien van de volgende twee punten uit het verslag
Raad voor Concurrentievermogen van 23 oktober 2020 benieuwd naar de Nederlandse positie:
• «Sommige lidstaten stelden een compensatie-instrument voor om eventuele schade, veroorzaakt
door het voorgestelde instrument, voor Europese bedrijven te vergoeden.»
• «Sommige lidstaten noemden expliciet de automobielsector als innovatieve sector die
nu steun nodig zou hebben. Deze lidstaten pleitten ook voor het inzetten op behoud
van verwerking van kritieke grondstoffen in de EU om eenzijdige afhankelijkheid van
derde landen te voorkomen.»
Kan de Staatssecretaris de positie ten aanzien van deze standpunten toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken behorende
bij het schriftelijk overleg Raad van Concurrentievermogen van 12 november 2020. Deze
leden willen de Staatssecretaris hier nog enkele vragen over stellen.
De leden van de D66-fractie ondersteunen de ambitie voor een groen herstel uit de
crisis. De Staatssecretaris noemt in haar brief diverse manieren waarop de industrie
hierin gestimuleerd wordt. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten welke
effecten zij verwacht van de genoemde beleidsopties en maatregelen. Welke effecten
zijn het meest veelbelovend voor de Nederlandse economie? Welke kansen pakt de Staatssecretaris
van de Europese fondsen om de Nederlandse industrie te vergroenen? Waar schiet het
huidige pakket te kort? Wat heeft de Nederlandse industrie nog meer nodig om groen
uit de crisis te komen? Werkt de Staatssecretaris naast de genoemde plannen nog aan
aanvullende plannen voor groen herstel?
De leden van de D66-fracite ondersteunen natuurlijk de «call-to-action» voor het beschikbaar
stellen van financiering voor Europese groeibedrijven. Deze leden vragen de Staatssecretaris
om toe te lichten waar deze «call-to-action» uit bestaat. Kan de Staatssecretaris
nader toelichten wat ze voor het Nederlands bedrijfsleven verwacht van deze «call-to-action»?
Worden er naast het Dutch Future Fund en Deeptech Fonds ook andere initiatieven in
Nederland verwacht naar aanleiding van deze «call-to-action»?
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang dat Europa zo veel mogelijk
eensgezinds optreedt in mondiale fora op het gebied van ruimtevaart. Kan de Staatssecretaris
meer inzicht geven in hoe de verschillende lidstaten kijken naar het genoemde Verenigde
Naties-comité voor het vreedzaam gebruik van de ruimte? Waar zitten de discussiepunten
en wat is het standpunt van Nederland in deze punten? Universiteit Leiden beschikt
over veel kennis over ruimtewetgeving. Welke rol kan Nederland spelen bij het opzetten
van wetgeving voor space control management?
De leden van de D66-fractie zien uit naar het verslag van de ESA-EU Ruimteraad over
de Europese visie op leidende principes in de ruimtevaarteconomie. Deze leden ontvangen
graag van de Staatssecretaris meer inzicht over wat deze visie betekent voor de Nederlandse
economie, waarbij zij de Staatssecretaris vragen specifiek in te gaan op sectorherstel
na COVID-19 en hoe de concurrentiepositie op ruimtevaart versterkt kan worden.
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.