Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 589 Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie inspanningen door het UWV
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 11 november 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
–
Algemeen
1
1.
Inleiding en doel
2
2.
Knelpunten voor werkgevers bij loondoorbetaling bij ziekte
4
3.
Inhoud van het wetsvoorstel
7
4.
(Financiële) effecten
10
5.
Ontvangen commentaren en adviezen
12
–
Artikelsgewijs
13
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd voorstel van wijziging van
wet. Zij zien dit voorstel als een waardevol onderdeel van het totaalpakket aan maatregelen
om tegemoet te komen aan de door werkgevers ervaren knelpunten op het gebied van de
loondoorbetaling bij ziekte. Dit pakket beoogt de verantwoordelijkheid makkelijker,
duidelijker en goedkoper te maken. Deze knelpunten zijn immers aanleiding voor terughoudendheid
van werkgevers in het bieden van onder andere arbeidscontracten voor onbepaalde tijd.
Daarnaast is het huidige proces ook voor zieke werknemers niet altijd inzichtelijk
en begrijpelijk. Genoemde leden hebben enkele vragen over het voorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van een bedrijfsarts over de belastbaarheid
van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie inspanningen door
het UWV. Het is goed dat er maatregelen worden getroffen om tegemoet te komen aan
de door met name kleine werkgevers ervaren knelpunten op het gebied van loondoorbetaling
bij ziekte. Genoemde leden maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij constateren dat de adviezen
uit de consultatie verschillende conclusies bevatten. Genoemde leden verzoeken de
regering, via een aantal specifieke vragen, om hierop te reflecteren.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zijn niet overtuigd van de noodzaak
van dit wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet
werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van een bedrijfsarts
over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie
inspanningen door het UWV en hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met grote verbazing kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet
werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet teneinde het advies van een bedrijfsarts
over de belastbaarheid van de werknemer leidend te maken bij de toets op de re-integratie
inspanningen door het UWV. Deze leden vragen zich ernstig af wat nut en noodzaak van
dit wetsvoorstel is.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderkennen de problematische situatie
die voor werkgevers kan ontstaan als gevolg van de re-integratieverplichtingen, ten
gevolge van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Ziektewet. Zij hebben
daarover wel enkele vragen aan de regering.
1. Inleiding en doel
De leden van de VVD-fractie bevestigen de constatering dat het voor werkgevers complex, onduidelijk en duur is
als het gaat om langdurig zieke werknemers waarvoor loondoorbetalings- en re-integratieverplichtingen
gelden. Zij herkennen uit de praktijk van alledag dat veel werkgevers daardoor terughoudend
zijn in het aanbieden van arbeidscontracten voor onbepaalde tijd. Dit geldt voor alle
werkgevers, maar vooral voor de overgrote meerderheid kleine werkgevers zonder separate
HR- of juridische afdeling. Het pakket aan maatregelen waar deze wetswijziging deel
van uitmaakt sluit aan «bij de behoeften van kleine werkgevers», zo is te lezen in
de memorie van toelichting. Wat is in deze context de definitie van kleine werkgevers?
In hoeverre zijn hun behoeften op dit terrein vergelijkbaar met die van (middel)grote
werkgevers, waarnaar ook wordt verwezen?
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de doelstelling van het wetsvoorstel. Het terugdringen van de lasten
die gepaard gaan met de loondoorbetalingsplicht bij ziekte voor met name kleine ondernemers,
door werkgevers de zekerheid te geven dat zij op het oordeel van de bedrijfsarts over
de belastbaarheid van de zieke werknemer mogen vertrouwen. Daarbij hechten deze leden
eraan dat de re-integratie van zieke werknemers gewaarborgd blijft.
Bij de RIV-toets wordt getoetst of partijen in de 104 weken arbeidsongeschiktheid
de juiste stappen in het kader van de Wet verbetering Poortwachter hebben doorlopen.
Hebben de leden van de CDA-fractie het juist begrepen dat de toets op de re-integratie
inspanningen van de werkgever en de werknemer door de arbeidsdeskundige van het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) wel blijft bestaan en dat er derhalve een onderscheid
wordt aangebracht tussen dat wat niet beïnvloedbaar is door de werkgever, namelijk
de medische belastbaarheid als vastgesteld door de bedrijfsarts, en dat wat wel beïnvloed
kan worden door werkgever en werknemer, namelijk de re-integratie-inspanningen? Wordt
de werkgever daarmee geacht passende werkzaamheden te blijven aanbieden om de re-integratie
van zieke werknemers te bevorderen? Klopt het dat het totaalpakket aan maatregelen
rondom loondoorbetaling bij ziekte als afgesproken in december 2018 naar verwachting
zorgt voor een lagere instroom in de WIA ten opzichte van de regeerakkoordmaatregelen?
Momenteel heeft de verzekeringsarts zowel een rol in de claimbeoordeling bij de Wet
werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) als bij het beoordelen van het re-integratieverslag
over de eerste 104 weken ziekte. Kan gesteld worden dat met invoering van het wetsvoorstel
een duidelijkere scheiding wordt aangebracht tussen begeleiding van de zieke werknemer
(door de bedrijfsarts) en beoordeling van de mate van diens arbeidsongeschiktheid
(door de verzekeringsarts)?
Hoe denkt de regering over het laten vervallen van de toets door de verzekeringsarts
van het werk van de bedrijfsarts, zodat de bedrijfsarts zijn werk kan doen als onafhankelijk
adviseur van de werknemer en werkgever? Zouden daarmee de eventuele drempels voor
werknemers om te komen voor preventief advies weer verder verlaagd kunnen worden?
Kan de regering aansluitend hierop reflecteren op de opvatting dat omdat de inspanningen
van de werknemer en werkgever wel getoetst blijven worden, er voor de werkgever hiermee
de druk blijft bestaan om passende werkzaamheden aan te bieden zodat de werknemer
geen kansen in zijn re-integratie mist?
Bedoeling was om maatregelen die wetswijziging behoefden uit het totale alternatieve
pakket samen in één wetsvoorstel te vatten. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer
de wetswijziging inzake de financiële tegemoetkoming voor loondoorbetalingskosten
aan de Kamer wordt toegezonden.
Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat voorliggende wetsvoorstel totaal disproportioneel is en derhalve zo snel mogelijk
moet worden ingetrokken. Zo nee, waarom niet?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de loondoorbetalingsverplichting van twee jaar voor werkgevers bij
ziekte van werknemers ongewijzigd blijft. Zij zijn van mening dat deze verplichting
buitensporig lang is en vragen de regering in te gaan op de vraag of het niet verstandig
is deze verplichte loondoorbetaling te verkorten, aangezien dit ook een knelpunt is
voor veel werkgevers.
De leden van de SGP-fractie verzoeken de regering in te gaan op de vraag in hoeveel
gevallen sprake is van een afwijkend oordeel van de verzekeringsarts ten opzichte
van het advies van de bedrijfsarts ten aanzien van belastbaarheid van de werknemers.
Daaraan verbonden vragen zij in te gaan op het nut, de noodzaak en de proportionaliteit
van dit voorstel, mede gelet op het relatief beperkte aantal casussen waarbij sprake
is van een afwijkend oordeel van de verzekeringsarts ten aanzien van het advies van
de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de huidige situatie.
In welke mate draagt de loonsanctie op dit moment effectief bij tot re-integratie
van ziekte bij werknemers? Hoeveel zieke werknemers re-integreren daadwerkelijk in
de loonsanctieperiode en in welke mate? En wat is het te verwachten effect van wetswijziging
op de daadwerkelijke re-integratie in de twee jaar voorafgaand aan de RIV-toetsing
(toetsing van het re-integratieverslag)?
2. Knelpunten voor werkgevers bij loondoorbetaling bij ziekte
De leden van de VVD-fractie herkennen de onzekerheid van werkgevers en de behoefte om te kunnen vertrouwen op
de adviezen van bedrijfsarts. Dit is zeker het geval als er verschil van inzicht blijkt
te zijn tussen de bedrijfsarts en de verzekeringsarts over de mate van re-integratie-inspanningen.
De dan opgelegde loonsanctie en ontslagbescherming heeft grote impact op de werkgever.
Genoemde leden vragen wat er bekend is over de vermelde 12% verschillen van inzicht
tussen beide artsen. Is bekend of er verschil is tussen sectoren of grootte van werkgevers?
Of zijn er juist verschillen als het gaat om het type ziekte van de betrokken werknemer
(fysiek of mentaal bijvoorbeeld)?
De leden van de VVD-fractie zien in dit wetsvoorstel nadrukkelijk een onderdeel van
het totaalpakket. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de andere vermelde
zes onderdelen?
Genoemde leden vinden nadrukkelijk dat re-integratie bij ziekte een gedeelde verantwoordelijkheid
is van werkgever en werknemer. Zij vragen in hoeverre deze gedeelde verantwoordelijkheid
een rol speelt bij de voortgang van het totaalpakket en hoe geëvalueerd wordt of het
totaalpakket voldoende inspeelt op de gedeelde gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Zij vragen de regering daarnaast wanneer de ministeriële regeling rondom de rol van
de werknemer zelf wordt uitgewerkt en of de Kamer daarbij ook wordt betrokken.
De leden van de CDA-fractie lezen dat een aantal andere maatregelen het pakket completeren, waaronder «versteviging
van de rol van de zieke werknemer tijdens de loondoorbetalingsperiode, doordat deze
in het plan van aanpak en bij de eerste-jaarsevaluatie zijn visie op het re-integratietraject
moet geven». Deze maatregel zal in een ministeriële regeling nader worden uitgewerkt.
Kan de regering aangeven wat deze versteviging inhoudt? Heeft dit nader effect op
de beoordeling door de bedrijfsarts van de RIV-toets en/of een eventuele vervolg WIA-toets
door het UWV?
De leden van de D66-fractie lezen dat een van de knelpunten, die aanleiding geeft tot deze wetswijziging, is
dat kleine werkgevers de re-integratieverplichtingen als disproportioneel ervaren.
Ook geven met name kleine werkgevers aan dat zij onvoldoende inzicht hebben in de
verzekeringsmarkt. De leden van de D66-fractie kunnen zich voorstellen dat het voor
kleine werkgevers ingewikkeld is om inzicht te hebben in wat er van hen verwacht wordt
en wanneer zij aan de eisen voldoen. Kan de regering aangeven hoe dit voorstel deze
knelpunten adresseert?
De leden van de D66-fractie lezen dat er gelijktijdig ook wordt gewerkt aan het programma
«Verbetering kwaliteit poortwachtersproces». Dit proces zou er ook aan moeten bijdragen
dat er in minder gevallen een verschil is tussen het oordeel van de bedrijfsarts en
de verzekeringsarts. Deze leden vragen of dit een eenvoudigere oplossing zou kunnen
zijn voor de ervaren knelpunten, waarbij het voordeel van een controle op het advies
van de bedrijfsarts blijft bestaan. Kan de regering hier op reflecteren?
Genoemde leden constateren dat een gezamenlijk toetsingskader voor bedrijfs- en verzekeringsartsen
van belang blijft, omdat verzekeringsartsen de WIA-keuring uitvoeren. Als deze oordelen
te veel van elkaar verschillen kan dat onzekerheid opleveren voor de werknemer en
de werkgever. Op welke wijze houdt dit wetsvoorstel daar rekening mee?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een van de knelpunten voor werkgevers is
dat zij onzekerheid ervaren en dat zij het moeilijk vinden om in te schatten of de
re-integratie goed opgepakt is. Zij willen daarbij het liefst kunnen vertrouwen op
het advies van deskundigen. Genoemde leden vragen of er ook is nagedacht over oplossingen
waardoor kleine werkgevers die inschatting beter kunnen maken. Bijvoorbeeld door eerdere
en/of betere samenwerking tussen de bedrijfsarts en de verzekeringsarts van het UWV?
Waarom is er niet voor gekozen de resultaten van het ZonMw-programma af te wachten?
Waarom is het gezamenlijke beoordelingskader dat nu wordt ontwikkeld niet voldoende?
Verschillende partijen vragen of dit wetsvoorstel proportioneel is, gezien de kleine
groep werkgevers waar dit effect op heeft, en de grote effecten die het op individuen
kan hebben. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om hierop te reflecteren.
Genoemde leden vragen de regering of zij daarnaast kan bevestigen dat de onzekerheid
voor werkgevers altijd zal blijven, omdat UWV altijd de inspanningen van de werkgever
zal blijven toetsen. Ziet de regering dit als een opstap om de toets nog verder af
te zwakken? Kan de regering in dat kader ook reageren op de stelling van de Nederlandse
Vereniging van Verzekeringsgeneeskunde (NVVG) dat dit «de bijl aan de wortel van de
tot nu toe in Nederland gewenst geachte scheiding tussen beoordelen en begeleiden/behandelen»
is?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering wat de functie is van de toets
van de verzekeringsarts, en wat de risico’s zijn als deze toets niet meer wordt uitgevoerd.
Verwacht de regering bijvoorbeeld een nadelige invloed op re-integratieresultaten,
omdat de bedrijfsarts minder geprikkeld wordt om zijn werk zo goed mogelijk te doen?
De leden van de SP-fractie vragen of de regering een mogelijk oplossingsrichting ziet voor de geschetste problematiek
in de uitbreiding of nadere invulling van de MKB-verzuim-ontzorgverzekering.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat in het wetsvoorstel wordt verwezen naar een onderzoek van het UWV
dat stelt dat bij 12% van de opgelegde loonsancties een verschil van inzicht tussen
bedrijfsarts en verzekeringsarts de hoofdoorzaak van de sanctie is. In hetzelfde onderzoek
staat dat bij de kleinste bedrijven 8% van de re-integratieverslagen en bij de grootste
bedrijven 12% niet akkoord is, terwijl de grootste bedrijven de meeste mogelijkheden
hebben om de re-integratie goed te begeleiden. Deelt de regering de mening dat deze
maatregel voornamelijk ten goede komt van grote werkgevers, die vaak hele afdelingen
hebben om werknemers te re-integreren? Klopt de stelling dan wel dat dit wetsvoorstel
vooral ten goede komt aan de kleine werkgevers?
Ook constateren deze leden dat het UWV in 2019 420 loonsancties aan werkgevers heeft
opgelegd die veroorzaakt zijn door een afwijkend medisch oordeel over de belastbaarheid
van de zieke werknemer door de verzekeringsarts. Genoemde leden willen van de regering
weten hoe vaak in deze 420 gevallen:
a. De (loon)kosten van de aan de werkgever opgelegde loonsanctie bij de arbodienst/bedrijfsarts
is terechtgekomen, omdat de werkgever in het contract met de arbodienst uitdrukkelijk
heeft bedongen dat gevolgen van foute of inadequate dienstverlening voor rekening
van de arbodienst komen?
b. De (loon)kosten van de aan de werkgever opgelegde loonsanctie door de werkgever is
«wegverzekerd» in een poortwachterproof-verzekering, al dan niet in de MKB-ontzorgverzekering,
waarbij de verzekeraar de loonsanctie aan de werkgever vergoed als de werkgever de
adviezen van de bedrijfsarts opvolgt?
c. In het geheel geen loonsanctie zou zijn opgelegd wanneer het gemeenschappelijke beoordelingskader
van professor Anema (BAR: Beschrijving arbeidsbelastbaarheid en Re-integratie) al
in 2019 zou hebben gegolden?
De leden van de PvdA-fractie begrepen uit het door de Kamercommissie SZW georganiseerde
rondetafelgesprek op 9 november 2020 van het UWV dat de overheid percentueel de meeste
loonsancties (17%) krijgt. Genoemde leden zijn verbaasd over het feit dat de overheid
de meeste loonsancties krijgt. Zij vragen de regering wat de reden hiervoor is. Is
het beleid binnen de overheid met betrekking tot begeleiding en re-integratie van
zieke werknemers zo slecht? Welke maatregelen neemt de overheid om het aantal loonsancties
te verlagen? Is de regering bereid om toe te zeggen dat het aantal loonsancties binnen
een jaar onder de 5% moet komen te liggen? Heeft dit wetsvoorstel eigenlijk het doel
om ervoor te zorgen dat de overheid geen loonsancties meer opgelegd kan worden? En
ligt het niet veel meer in de rede om re-integratieprocessen bij de overheid te verbeteren?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er allerlei maatregelen zijn om het poortwachtersproces
te verbeteren, als onderdeel van het totaalpakket. Zij vragen de regering als deze
maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd of zogenaamde geschetste problemen met
de RIV-toets dan al grotendeels kunnen oplossen. Wat is de reden dat het wetsvoorstel
nu wordt ingevoerd en niet als de onderzoeken zijn afgerond? Wat zijn de consequenties
als er gewacht wordt op de uitslagen van deze onderzoeken?
Ten slotte kan de regering duiden voor welk probleem dit wetsontwerp eigenlijk een
oplossing is nu:
a. Werkgevers het (financiële) loonsanctierisico van contractueel bij arbodiensten/bedrijfsartsen
neerleggen?
b. Werkgevers het financiële loonsanctierisico contractueel via de polisvoorwaarden bij
verzekeraars neerleggen, al dan niet via die MKN-ontzorgverzekering?
c. Straks per 1 september volgend jaar het gemeenschappelijke beoordelingskader van professor
Anema onder de BAR in werking is getreden waardoor onvoorspelbare loonsancties door
afwijkende belastbaarheidsoordelen tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts grotendeels
tot het verleden zullen gaan behoren?
De leden van de SGP-fractie delen de constatering dat veel werkgevers onzekerheid ervaren, bijvoorbeeld over
de vraag of ze de re-integratie goed hebben opgepakt. Deze wetswijziging poogt een
oplossing te bieden voor ervaren knelpunten met betrekking tot de gevallen waarbij
het advies van de bedrijfsarts afwijkend is van het oordeel van de verzekeringsarts.
Dit is de hoofdreden voor 12% van de opgelegde loonsancties ten gevolge van tekortkomingen
in de re-integratie. Uit onderzoek van UWV1 blijkt dat daarnaast 85% van de tekortkomingen in de re-integratie betreft het niet,
te laat of verkeerd oppakken van de re-integratie door de werkgever. Het te laat of
foutief inzetten van re-integratie in het tweede spoor komt relatief vaak voor bij
kleine bedrijven; tekortkomingen in de re-integratie binnen het eigen bedrijf wordt
relatief vaak zichtbaar bij grote werkgevers. Genoemde leden vragen de regering welke
maatregelen worden genomen om ook deze knelpunten bij werkgevers te voorkomen.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de verbetering van de
transparantie rondom de wijze van RIV-toetsing en verbetering van de communicatie
over het thema loondoorbetaling en werkhervatting bij ziekte. Kan de regering ingaan
op de vraag hoe zij deze maatregelen concreet willen vormgeven.
De regering geeft aan dat er experimenten worden gestart met als doel inzichtelijk
te maken wat wel en niet werkt inzake de verplichting om werknemers te re-integreren
bij een andere werkgever. De leden van de SGP-fractie vragen de regering de Kamer
te informeren over het vervolg en de resultaten van deze experimenten. Werkgevers
ervaren ook op dit punt vaak veel spanning en onzekerheid, waarbij de uitkomsten van
dergelijk onderzoek helpend kunnen zijn.
3. Inhoud van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie zien dat het gemeenschappelijk beoordelingskader van de betrokken beroepsverenigingen
verwacht wordt in december 2020. En dat de daaruit voortvloeiende leidraad in mei
2021 wordt verwacht. Zij vragen of deze data nog accuraat zijn. Daarnaast zijn zij
benieuwd wie of wat verantwoordelijk is voor het afronden van het gemeenschappelijke
kader en de leidraad. Hoe wordt omgegaan met eventuele verschillen van inzicht tussen
bedrijfsartsen, verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en andere betrokken in dit
proces? In hoeverre zijn de betrokken beroepsverenigingen ook breder bezig met afstemming
van opleiding en kwalificatie van artsen en arbeidsdeskundigen?
Ook vragen genoemde leden wat de invloed is van de voorgestelde wetswijziging op de
capaciteitsbehoefte van de betrokken artsen en arbeidsdeskundigen en of is voorzien
in de te verwachten consequenties.
De leden van de VVD-fractie horen van zieke werknemers dat het huidige proces rondom
ziekte en re-integratie ook voor hen onduidelijkheden oplevert, met verschillende
artsen en inzichten van artsen etc. In hoeverre kan dit voorstel tot wijziging van
wet ook voor hen meer duidelijkheid opleveren, op welke manier is daarmee rekening
gehouden in het voorstel? Waar kunnen deze werknemers nu terecht als zij problemen
hebben met het proces en de uitkomsten daarvan? Waar kunnen zij terecht als het proces
is aangepast op basis van deze wetswijziging?
Het wetsvoorstel heeft tot gevolg dat werknemers in geval er verschil van inzicht
is tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts, die werknemers eerder bij de WIA-claimbeoordeling
komen dan in de huidige situatie. De werknemer kan hierin onzekerheid ervaren zo lezen
de leden van de CDA-fractie. De regering zet erop in dit te voorkomen door verdergaande samenwerking tussen beroepsgroepen
en monitoring. Kan de regering nogmaals toelichten hoe de situatie voor een werknemer
uitpakt in de praktijk bij verschil in RIV-toets beoordeling door bedrijfsarts en
WIA-claimbeoordeling door verzekeringsarts UWV? Welke gevolgen kan dit hebben voor
de werknemer en welke mogelijkheden heeft de werknemer hiertegen op te komen?
Spelen de instrumenten van een deskundigenoordeel en/of second opinion hierin een
rol voor de werknemer? Welke rol spelen dergelijke adviezen?
De regering geeft aan dat het nieuwe gemeenschappelijk beoordelingskader (het inzetbaarheidsprofiel)
van de bedrijfsartsen, een belangrijke randvoorwaarde voor goede invoering van onderhavig
wetsvoorstel, per december 2020 beschikbaar is. Wat is nu de stand van zaken? Wordt
december gehaald?
In de memorie van toelichting lezen de leden van de CDA-fractie dat de «beschikbare
inzetbaarheidsprofielen» verder wordt, geïmplementeerd, ontwikkeld en «zo mogelijk
wetenschappelijk gevalideerd». Waar is deze validatie van afhankelijk?
In mei 2021 zou de leidraad klaar moeten zijn inzake werk- en procesafspraken rondom
deze doorontwikkeling. Dan resteren nog 3 maanden voor invoering. Dit is haalbaar
volgens het UWV. Hoe verhoudt dit zich tot de opmerkingen over de uitvoering dat voor
de uitvoerbaarheid van de maatregel het gemeenschappelijk kader van bedrijfsartsen
een half jaar voor invoering van de maatregel beschikbaar dient te zijn? Volstaat
het als de leidraad later (dat wil zeggen 3 maanden voor invoering) beschikbaar komt?
Hoe verhoudt deze leidraad zich tot het nieuwe gemeenschappelijk beoordelingskader
welke al eerder, te weten per december beschikbaar is?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het moment van onzekerheid met dit wetsvoorstel verplaatst wordt naar het
moment van aanvraag van de WIA-uitkering. Daarmee wordt de onzekerheid ook verplaatst
van de werkgever naar de werknemer. Deze leden achten dit niet wenselijk, zeker gezien
het feit dat mensen die al twee jaar in de Ziektewet (ZW) zitten waarschijnlijk minder
goed in staat zijn om voor zichzelf op te komen dan een mondige werkgever. Genoemde
leden vragen hoe de regering dit ziet, ook in het kader van «weten is nog geen doen».
Wat is de verwachte, grotere instroom in de WIA als gevolg van dit wetsvoorstel, zo
vragen de leden van de SP-fractie.
Opmerkingen en vragen van de leden van de PvdA-fractie naar aanleiding van paragraaf 3.1 Algemeen. Genoemde leden hebben al vaker vraagtekens
gezet bij de onafhankelijkheid van bedrijfsartsen. Er zijn volgens deze leden te veel
signalen waarbij er aan de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts wordt getwijfeld.
Kan de regering ingaan op de enquête van Radar uit 2018 waarbij bijna 40 procent van
de werknemers die langer dan zes weken ziek is geweest, zich benadeeld voelt door
zijn of haar werkgever wegens ziekte? En kan de regering tevens ingaan op het verwijt
dat bedrijfsartsen zich vaak onder druk voelen gesteld door de werkgever, als opdrachtgever,
om beoordelingen van zieke werknemers aan te passen? Op welke wijze wil de regering
de onafhankelijkheid van bedrijfsartsen extra gaan borgen, bedrijfsartsen die veelal
ingehuurd of in dienst zijn van een werkgever, als de prikkel van een oordeel van
een verzekeringsarts wegvalt?
Genoemde leden begrijpen dat het UWV een gezamenlijk begrippenkader essentieel acht
voor de uitvoerbaarheid van de wet. Wat gaat de regering doen als het begrippenkader
niet op orde is, in de zin dat het gezamenlijke begrippenkader er is en arbeidsdeskundigen
en bedrijfsartsen daar voldoende in getraind zijn, bij de geplande invoering van de
wet op 1 september 2021? Is de regering bereid om, als er nog geen gezamenlijk begrippenkader
is, deze wet uit te stellen?
Verder vragen deze leden wat de consequenties voor invoering van dit wetsvoorstel
zijn als bedrijfsartsen onvoldoende met dit begrippenkader gaan werken, aangezien
het begrippenkader geen verplichtend karakter heeft en dus niet per definitie toegepast
hoeft te worden door bedrijfsartsen. Wat is de reden dat dit begrippenkader geen verplichtend
karakter heeft, is de regering bereid om dit verplichtend te maken voor bedrijfsartsen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de rechtspositie van de werknemer
kan duiden wanneer de bedrijfsarts in de loondoorbetalingsfase adviseerde tot geen
benutbare mogelijkheden voor re-integratie, terwijl de verzekeringsarts bij de WIA-claimbeoordeling
vaststelt dat die mogelijkheden er wel zijn geweest. Kan de regering daarbij een onderscheid
maken in rechtspositie van de werknemer die na de WIA-claimbeoordeling:
– Wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt omdat hij meer dan 35% arbeidsongeschikt
is.
– Geen arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgt omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt
is.
Daarbovenop maken deze leden zich zorgen dat door het wegvallen van de loonsanctie
werknemers eerder in de WIA belanden en daar ook lang in blijven zitten. Kijkend naar
de arbeidsparticipatie van de groep 35-minners en 35–80% arbeidsongeschikt zijn de
baankansen zeer laag. Deelt de regering deze zorgen? En hoe staat het met de acties
om 35-minners en de groep die 35–80% arbeidsongeschikt zijn aan het werk te helpen?
Is de regering bereid om, vanwege het afschaffen van de loonsanctie en dus de verwachte
toename van werknemers in de WIA, werkgevers een quotum op te leggen voor het aantal
mensen in de WIA in dienst te nemen?
De leden van de PvdA-fractie maken zich verder zorgen dat in de nieuwe situatie het
de werknemer is die de bedrijfsarts of de werkgever zal moeten aanspreken, via privaat-rechtelijke
weg, indien de werknemer volgens de bedrijfsarts bijvoorbeeld geen mogelijkheden heeft
en bij de WIA minder als 35% arbeidsongeschikt wordt of 35–80% arbeidsongeschikt.
Deelt de regering de mening dat hierdoor werknemers met een lager inkomen minder snel
bezwaar zullen aantekenen op de WIA-beslissing omdat zij geen geld hebben voor dure
rechtszaken?
Opmerkingen en vragen van de leden van de PvdA-fractie naar aanleiding van paragraaf
3.2 Verhouding tot het EVRM. Genoemde leden vragen de regering in te gaan op uitspraken
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) waarin wordt ingegaan op het
grondrechtelijk karakter van het recht op sociale zekerheid en op de daarmee samenhangende
noodzaak dat de beoordeling van een claim of aanspraak op sociale zekerheid plaatsvindt
op basis van een onafhankelijk en zorgvuldig deskundigenadvies. Kan de regering aangeven
in hoeverre er met dit wetsvoorstel nog sprake is van een onafhankelijk deskundigenadvies?
Deze leden vragen de regering in te gaan op het punt dat de beoordeling/beslissing
van een bedrijfsarts niet vatbaar is voor bezwaar en beroep.
Genoemde leden constateren dat nu de beroepsmogelijkheid bij de verzekeringsarts wegvalt,
is de gang naar de rechter de enige overgebleven weg. Deelt de regering de mening
dat een rechtszaak er niet voor zorgt dat re-integratie alsnog succesvol plaats kan
vinden bij de werkgever? En dat er dus enkel schadevergoedingen kunnen worden toegekend?
Klopt het dat indien een zieke werknemer het niet eens is met het resultaat van de
RIV-toets in zijn geheel, dat die zieke werknemer dan in bezwaar moet gaan tegen de
beslissing van het UWV, voor zover het de niet medische aspecten betreft, en daarnaast
een privaat rechterlijke procedure moet starten voor de medische aspecten? Voorziet
de regering hierdoor een toenemende juridisering van de re-integratie?
Verder vragen genoemde leden om in te gaan op het bezwaar van de heer Fluit hoe en
welke mogelijkheden een werknemer heeft om de schade die de werknemer lijdt te claimen
en hoe deze werknemer kan gaan procederen als hij meent dat re-integratie kansen zijn
gemist en de werknemer daardoor schade lijdt.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de mogelijkheid voor werkgevers en werknemers om een deskundigenoordeel
aan te vragen bij UWV blijft bestaan. In die nieuwe situatie zal de arbeidsdeskundige
opheldering moeten vragen bij de bedrijfsarts, in plaats van in contact te treden
met een verzekeringsarts. Terecht wordt gesteld dat dit arbeidsintensief kan worden.
Hoe beoordeelt de regering dit effect van deze wijziging, mede gelet op de uitvoerbaarheid?
Hoe wordt voorkomen dat dit kwaliteitsverlies of onduidelijkheid oplevert?
4. (Financiële) effecten
De leden van de VVD-fractie zijn ervan overtuigd dat de effecten van dit voorstel breder zijn als het gaat om
duidelijkheid, zekerheid en vertrouwen in de afspraken rondom loondoorbetaling bij
ziekte en re-integratie. Genoemde leden zouden graag zien dat dergelijke effecten
ook met cijfers onderbouwd worden, is dat mogelijk? Daarnaast vragen zij of het mogelijk
is om van een aantal «gemiddelde» voorbeeldcasussen de financiële effecten voor kleine
werkgevers en de betrokken zieke werknemers te tonen.
De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen naar aanleiding van paragraaf 4.2 Gevolgen
werknemer. Aangezien de verzekeringsarts van UWV de WIA-claimbeoordeling blijft uitvoeren,
kan de werknemer onzekerheid ervaren als dan blijkt dat het advies van de bedrijfsarts
en het oordeel van de verzekeringsarts van elkaar verschillen. Genoemde leden vragen
in hoeveel van de huidige gevallen de bedrijfsarts en verzekeringsarts van oordeel
verschillen. Wordt verwacht dat dit aantal gelijk blijft? Kan worden aangegeven hoe
lang werknemers in onzekerheid zitten over welk oordeel gegeven wordt? Wat zijn de
mogelijkheden voor werkgevers, bedrijfsartsen en verzekeringsartsen om de periode
van mogelijke onzekerheid bij werknemers zo kort mogelijk te houden?
De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen naar aanleiding
van paragraaf 4.5 Effecten uitvoeringskosten. Genoemde leden lezen dat uitgangspunt
is dat benodigde verzekeringscapaciteit ten behoeve van de RIV-toets vrijvalt en met
het vervallen van een deel van de loonsancties ook een aantal bijbehorende bezwaarzaken.
Klopt het dat dit niet gekwantificeerd is c.q. verwerkt is in het kostenoverzicht
UWV?
De leden van de D66-fractie constateren dat bij het hoofdstuk effecten geen aandacht is besteed aan de effecten
op re-integratie. Wat is het verwachtte effect op de re-integratie binnen de eerste
twee jaar van loondoorbetaling? Kan de regering hier nader op ingaan?
De leden van de SP-fractie vragen of de regering de gang naar de burgerlijke rechter een begaanbare weg acht
voor een werknemer die arbeidsongeschikt is en bezwaar wil maken tegen het oordeel
van de bedrijfsarts. Zo ja, waarop baseert zij dat?
De leden van de PvdA-fractie lezen in paragraaf 4.1 Gevolgen werkgever, dat de regering van mening is dat de huidige
poortwachtersproces met name voor kleine werkgevers zwaar is. Kan de regering dit
staven met cijfers? Bovendien vragen zij of een MKB-ontzorgverzekering deze problemen
niet ondervangt. Wat is de meerwaarde van de het aanpassen van de rol van de bedrijfsarts
bij de RIV-toets voor kleine werkgevers als een MKB-ontzorgverzekering de standaard
wordt?
De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen naar aanleiding
van paragraaf 4.2 Gevolgen werknemer. Genoemde leden vragen zich ernstig af waarom
de regering zich niet inzet om zieke werknemers te helpen te re-integreren en alleen
het vrijwel niet-bestaande probleem rondom de RIV-toets aanpakt.
Deze leden constateren dat met de wetswijziging het medisch oordeel van bedrijfsarts
nog belangrijker wordt. Dit oordeel wordt immers aan het einde van de rit niet meer
beoordeeld door de verzekeringsarts. Welke invloed gaat dit wetsvoorstel naar de mening
van de regering hebben op de toch al vaak kwetsbare vertrouwensrelatie tussen werknemer
en bedrijfsarts?
De leden van de PvdA-fractie begrijpen van het UWV, uit het rondetafelgesprek, dat
deze wetswijziging enkel impact heeft op 420 van de 3.500 loonsancties per jaar, maar
dat het vervallen van de schaduwwerking van de wet (prikkel aan werkgevers van de
loonsanctie) grote gevolgen gaat hebben op de instroom van de WIA. In de memorie van
toelichting wordt dat becijferd op een toename van de structurele WIA-uitkeringslasten
als gevolg van dit wetsvoorstel met € 60 miljoen en een toename van ongeveer 3.500
uitkeringsjaren in de Wet WIA. Waarom vindt de regering deze € 142.857 per vermeden
loonsanctie proportioneel? Is dat volgens de regering in verhouding tot de problematiek
die hiermee zou worden opgelost?
De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen naar aanleiding
van paragraaf 4.3 Financiële effecten voor de Rijksbegroting. Genoemde leden constateren
dat door deze wetswijziging de kosten voor de WIA met € 60 miljoen gaan stijgen. Er
gaan immers werknemers vroegtijdig instromen die, met een loonsanctie, anders nog
bij de werkgever waren gere-integreerd. Hoe verhoudt zich dit tot de eerder aangekondigde
(en uiteindelijk geschrapte) bezuinigingen op de WIA? Hoe wordt gegarandeerd dat deze
stijgende kosten zich uiteindelijk niet vertalen in bezuinigingen op de WIA, ten koste
van de uitkeringsgerechtigde? Voorts vragen deze leden de regering in te gaan op de
groep werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt worden verklaard. Hoe groot
is deze groep? En welke kosten brengt dit met zich mee, zoals bijvoorbeeld bijstand
via de gemeenten?
De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen naar aanleiding
van paragraaf 4.5 Effecten uitvoeringskosten. Genoemde leden constateren dat werknemers
tijdens hun lopende re-integratie een «deskundigenoordeel» kunnen aanvragen bij het
UWV, maar dat dit nu niet standaard wordt gedaan. Deze leden denken dat de kans groot
is dat werknemers hier, bij het ontbreken van een check in de eindbeoordeling, voor
gaan kiezen. Om die reden vragen zij de regering hoe groot de kans is dat werknemer
gaan kiezen voor een deskundigenoordeel. Is er bij het UWV voorzien in de daarvoor
benodigde artsencapaciteit en wat doet dit met de looptijd van deze aanvragen?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat door deze wetswijziging werknemers in
de WIA gaan instromen waarbij re-integratie kansen in de loondoorbetalingsperiode
zijn gemist (door een foutief oordeel van de bedrijfsarts). Krijgt het UWV voor deze
werknemers extra re-integratiebudget om deze re-integratiekansen alsnog te benutten?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering tevens in te gaan op de effecten voor de verschillende partijen,
denk aan werknemers en werkgevers. Wat betekent de voorgestelde wijziging voor de
rechtspositie van de werknemer? Denk aan de situatie dat de twee ziektejaren reeds
verstreken zijn en bij de WIA-beoordeling de bevindingen van UWV ten aanzien van zijn
belastbaarheid sterk afwijken ten opzichte van de bedrijfsarts. Welke mogelijkheden
heeft de werknemer dan nog?
Eén van de mogelijkheden die de werknemer heeft, is het laten uitvoeren van een second
opinion bij een andere bedrijfsarts. Tegelijkertijd blijkt volgens de leden van de
SGP-fractie in de praktijk dat bedrijfsartsen hieraan vaak nauwelijks medewerking
verlenen. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat werknemers wel daadwerkelijk de mogelijkheid
hebben een onafhankelijke second opinion te laten uitvoeren?
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre en op welke punten de regering verwacht
dat dit wetsvoorstel daadwerkelijk tot lastenverlichting bij met name het midden-
en kleinbedrijf (MKB) gaat leiden.
Ook voor de bedrijfsartsen heeft dit voorstel gevolgen. De leden van de SGP-fractie
vinden het van belang dat de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts blijft gewaarborgd,
zeker nu het advies van de bedrijfsarts leidend wordt bij de RIV-toets. De bedrijfsarts
is immers tegelijkertijd ook opdrachtnemer van de werkgever. Hoe wil de regering in
samenwerking met deze beroepsgroep de onafhankelijkheid waarborgen?
5. Ontvangen commentaren en adviezen
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat een belangrijke voorwaarde van zowel het UWV als de Raad van State is dat
er een gemeenschappelijk beoordelingskader voor bedrijfsartsen is. Wat is de laatste
stand van zaken ten aanzien van de beschikbaarheid van dit beoordelingskader? Is dit
in december 2020 gereed, zoals gepland? Bij wie ligt het finale oordeel dat het gemeenschappelijk
beoordelingskader afdoende geborgd is? Wordt er gemonitord op welke wijze bedrijfsartsen,
na genoten opleiding en training, het beoordelingskader in de praktijk (juist) toepassen?
Voorts vragen genoemde leden of de regering kan toelichten hoe de betreffende beroepsgroepen
(arbeidsdeskundigen, verzekeringsartsen en bedrijfsartsen) hebben gereageerd op dit
wetsvoorstel.
Is de regering bereid om eerst het werk van de commissie onder leiding van professor
Anema rond de leidraad BAR aftewachten, zo vragen de leden van de SP-factie. Zo ja, trekt de regering dan het voorliggend wetsvoorstel in? Zo nee, waarom niet?
Wat is de reactie op het betoog van de heer Fluit tijdens het gehouden rondetafelgesprek
op 7 november 2020 over het voorliggende wetsvoorstel en wat is de reactie van de
regering op zijn conclusie dat «nut en noodzaak voor invoering van deze maatregel
lijken te ontbreken. De arbeidsongeschikte werknemer wordt benadeeld door deze wetwijziging.
Voor de werknemer betekent deze wijziging dat de toegang tot zijn (re-integratie)
recht ingeperkt wordt»?
Hoe groot is daadwerkelijk het probleem aangezien UWV spreekt over het feit dat dit
gaat om 1,3 procent van het totaal aan beoordeelde re-integratie verslagen?
De leden van de PvdA-fractie zien dat vele organisaties, zoals de vakbonden, het UWV, de Raad van State, de Nederlandse
Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) en de Nederlandse Vereniging
voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG), zich tegen deze wet keren. Genoemde leden vragen
de regering of zij de zorgen van deze organisaties deelt en waarom geen gehoor wordt
gegeven aan de bezwaren van deze organisaties.
De leden van de SGP-fractie lezen dat er goede voorlichting gegeven zal worden over de mogelijkheden van het
aanvragen van een second opinion bij een andere bedrijfsarts en een deskundigenoordeel
bij UWV. Hoe gaat de regering dit doen?
Er wordt een beoordelingskader opgesteld, wat een belangrijke voorwaarde is voor de
uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. Hoe reageert de regering op de mening dat een
dergelijk breed gedragen gemeenschappelijk beoordelingskader deze wetswijziging overbodig
maakt? Wat is de stand van zaken van de totstandkoming van dit kader? Wie zijn hierbij
betrokken en wie heeft uiteindelijk het finale oordeel hierbij? En in het kader van
de uitvoering, hoe gaat de regering ervoor zorgen dat dit door zoveel mogelijk bedrijfsartsen
uniform toegepast wordt?
In de position paper van UWV2 lezen de leden van de SGP-fractie dat het beoordelingskader in mei 2020 wordt opgeleverd.
Met het oog op de uitvoerbaarheid vragen deze leden of er voldoende tijd is gereserveerd
om de arbeidsdeskundigen op te leiden tussen de oplevering van het beoordelingskader
en de bijbehorende leidraad en de inwerkingtreding van deze wetswijziging.
Artikelsgewijs
– Artikel II. Ziektewet
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat op grond van artikel 38, tweede lid, ZW de
werkgever op de laatste dag van de dienstbetrekking melding maakt aan UWV van de ongeschiktheid
tot werken. Tevens stelt de werkgever in overleg met de werknemer een re-integratie
verslag (RIV) op en verstrekt een afschrift daarvan aan de werknemer. Idealiter zijn
werkgever en werknemer het eens over het RIV, echter wanneer dit niet het geval is,
bestaat er dan een mogelijkheid voor de werknemer om dit gemotiveerd aan te geven?
Zo ja, waar kunnen zij dan terecht?
De voorzitter van de commissie, Rog
De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.