Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de recente ontwikkelingen bij Sanquin Plasma Products BV (SPP) (Kamerstuk 29447-60)
2020D44772 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele
fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
voor Medische Zorg inzake de recente ontwikkelingen bij Sanquin Plasma Products BV
(SPP) (Kamerstuk 29 447, nr. 60).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
10
II
Antwoord/ Reactie van de Minister
11
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de recente ontwikkelingen bij
Sanquin Plasma Products BV (SPP). Zij hebben hierbij nog enkele vragen. Genoemde leden
lezen dat de stichting Sanquin een verzoek bij de Minister zal indienen om het Nederlandse
plasma te laten verwerken door de nieuwe eigenaren van SPP. De Minister zal zich de
komende tijd op dit verzoek beraden, maar staat daar met een positieve grondhouding
in. Kan de Minister toelichten welke overwegingen zij bij dit besluit betrekt?
Voorts lezen deze leden dat de stichting onlangs een onderhandelingsakkoord heeft
bereikt met een internationaal consortium van vijf partijen. Kan de Minister aangeven
waaruit het meerjarig commitment van deze partijen bestaat en welke garanties er op
de continuïteit van de bloedvoorziening voor Nederland zijn afgegeven? Kan de Minister
toelichten of overwogen is om het Nederlandse plasma te laten verwerken door een Europees
bedrijf? De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat hierbij ook prijsafspraken
kunnen worden gemaakt, waarbij de opdracht bijvoorbeeld vierjaarlijks wordt toegekend
aan een bedrijf. Kan de Minister voorts aangeven welke garanties er zijn afgegeven
in de overeenkomst die de beschikbaarheid en productie van plasmageneesmiddelen in
Nederland zeker stellen in de toekomst? Voor hoeveel jaar zijn deze garanties afgegeven?
Welke criteria worden gehanteerd om te bepalen of de SPP na de overname voldoet aan
de eis om plasmageneesmiddelen die zijn bereid uit Nederlands plasma, in eerste instantie
op de Nederlandse markt aan te bieden? Wat is de procedure indien daar niet aan wordt
voldaan?
Voorts vragen deze leden of SPP doorverkocht mag worden door de nieuwe eigenaar. Zo
ja, worden er voorwaarden gesteld aan de mogelijke kopers? Kan een mogelijke koper
een buitenlandse overheid zijn zoals China, of een Chinees bedrijf? Indien het SPP
doorverkocht mag worden, mag Nederlands plasma dan aan andere bedrijven aangeboden
worden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de stichting Sanquin een minderheidsaandeel
in SPP (en Plasma Industries Belgium (PIBe)) behoudt, een zetel heeft in het bestuur
en een prioriteitsaandeel bezit wanneer het gaat om de uitvoering van de werkzaamheden
in het kader van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen. Hoe waarborgt de stichting
Sanquin de scheiding tussen de commerciële activiteiten van SPP en de niet-commerciële
activiteiten van de bloedbank, nu dat de stichting Sanquin nog wel een prioriteitsaandeel
houdt in besluitvorming over de commerciële activiteiten?
In de brief lezen genoemde leden dat met het behoud van de productiefaciliteit in
Nederland, Nederland voor haar voorziening van plasmageneesmiddelen minder afhankelijk
zal zijn van andere aanbieders in het buitenland. Welke plasmageneesmiddelen moeten
(minimaal) worden vervaardigd uit Nederlands plasma en aan de Nederlandse markt worden
aangeboden? Tevens vragen zij of de mogelijkheid bestaat dat ook de wetgeving aangepast
wordt, zodat de private sector in Nederland ook plasma kan gaan inzamelen. Enerzijds
voor het aanpakken van de schaarste, anderzijds om concurrentievervalsing tegen te
gaan nu SPP gaat behoren aan een buitenlandse investeringsgroep.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of er overwogen is om SPP door Nederland
zelf te kopen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is deze stap niet gezet? Wat zouden
de financiële consequenties zijn geweest van het kopen van SPP door Nederland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de recente ontwikkelingen bij SPP. Zij hebben hier enkele vragen bij. De Minister
heeft eerder gezegd dat Nederland en Europa minder afhankelijk zou moeten worden van
productie buiten Europa. Is de Minister nog steeds die mening aangedaan?
De plasma-markt is, zo begrijpen de leden van de CDA-fractie, een booming market met hoge groeipercentages. Dan is het toch als Europa van belang om juist daarin
zelfvoorzienend te zijn? Kan de Minister aangeven welke acties zij heeft ingezet om
als Nederland/Europa zelfvoorzienend te worden? Waarom kan er niet samengewerkt worden
met andere Europese bedrijven? Welk bedrag zou de Nederlandse overheid op tafel moeten
leggen om dat te realiseren? Waarom overweegt de Minister niet om het Nederlandse
plasma te laten verwerken door een Europees bedrijf waarbij de Minister ook prijsafspraken
kan maken en bijvoorbeeld iedere drie jaar bepaalt aan welk bedrijf ze de opdracht
gunt?
De Minister geeft aan dat zij het belangrijk vindt een dergelijke productiefaciliteit
in Nederland te houden en daarmee ook de publieke belangen te dienen. De leden van
de CDA-fractie vragen of de Minister nader kan aangeven hoe de publieke belangen met
deze overeenkomst zouden zijn gediend. Het klopt toch dat de Minister het verwerken
van plasma aan ieder bedrijf zou kunnen aanbieden inclusief voorwaarden met betrekking
tot de verkooprijs? Het klopt toch dat de Minister geen enkele zeggenschap heeft over
de stichting Sanquin en dus ook niet over SPP? Klopt het daarnaast dat de stichting
Sanquin straks maar vijftien procent van de aandelen heeft van SPP? Klopt het dat
de Minister voor medio december moet besluiten dat SPP voor tien jaar het Nederlandse
plasma mag verwerken en dat de producten daarvan in eerste instantie in Nederland
worden aangeboden maar tegen een prijs die de nieuwe aandeelhouders bepalen? Waarom
spreekt de Minister in dit kader van leveringszekerheid? Is er niet juist sprake van
alleen aanbodzekerheid? Waarom maakt de Minister geen prijsafspraken? De Minister
geeft aan dat circa 25 procent van de capaciteit nu wordt benut door Nederlands plasma.
Waarvoor wordt de rest van de capaciteit gebruikt? SPP heeft nu ruim 50% van de ziekenhuismarkt
in Nederland. De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden aangegeven welke andere
plasma-leveranciers er in Nederland leveren. Kan daarbij de prijsontwikkeling per
leverancier worden gegeven over de afgelopen vijf jaar? De leden van de CDA-fractie
vragen of de Minister kan aangegeven welke andere plasma-producenten er nu in Europa
zijn, wie daarvan de aandeelhouders zijn, hoeveel liter plasma zij verwerken, waar
ze het plasma ophalen, of ze daarvoor betalen en of die bedrijven winstgevend zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen wat het consultatieproces met de Nederlandse en
de Belgische Ondernemingsraad tot op heden is geweest. Kan de Minister daarbij de
data van overleggen en bijbehorende documenten geven? Wat is het advies van de beide
ondernemingsraden? Genoemde leden vragen welk overleg er tot op heden is geweest met
de Nederlandse en Belgische vakbonden. Welke arbeidsvoorwaarden zijn nu van toepassing
op de werknemers en blijven die onveranderd? Het klopt toch dat in Nederland de Sociaal-Economische
Raad (SER)-fusiegedragsregels van toepassing zijn? Welke overleggen hebben er in dat
kader plaatsgevonden?
De stichting Sanquin is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken
die volgen uit de Wet inzake bloedvoorziening, zo schrijft de Minister. Echter, omdat
de stichtingsvorm is gekozen heeft de Minister nul procent invloed op de stichting
Sanquin. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister van de stichting Sanquin
een Zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) gaat maken aangezien bloed en plasma toch vitale
sectoren zijn en de Minister nu geen enkele zeggenschap heeft. In de brief schrijft
de Minister dat zij medio december moet besluiten of ze Nederlands plasma beschikbaar
wil stellen aan SPP en wel voor tien jaar. De leden van de CDA-fractie vragen welke
garantie met betrekking tot het aantal liters moet worden gegeven. Wat zijn de gevolgen
als de liters niet worden opgehaald/geleverd? De leden van de CDA-fractie vragen of
de Minister blijft vasthouden aan een dubbel systeem, met aan de ene kant onbetaalde
donaties omdat dat in de wet staat, maar aan de andere kant donaties voor uit bloedplasma
bereide medicijnen en daarmee een keuze voor marktwerking. Betekent dat niet dat er
een moeilijke concurrentiepositie voor SPP blijft tegenover een groot aantal multinationale
farmaceutische bedrijven? De leden van de CDA-fractie vragen of het bij wet verboden
blijft om tegen betaling plasma op te halen in Nederland zodat de nieuwe eigenaren
hierin geen concurrent worden van de overheid.
De Minister schrijft dat SPP in korte tijd een grote klant verloor. Uit het veld begrijpen
de leden van de CDA-fractie dat er weer een nieuwe grote klant is. Zij vragen of dat
klopt. Het bericht gaat dat Fortissimo Capital (Israëlische investering maatschappij)
en OneBlood Foundation (bloedbanken in VS) (onder andere) nieuwe investeerders zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen of dat klopt. Waarom is Fortissimo Capital geïnteresseerd,
aangezien in hun portfolio1 medische bedrijven slechts beperkt aanwezig zijn en ze juist onlangs een bedrijf
verkocht hebben? Kan er informatie worden gegeven over de aandeelhouders van deze
bedrijven, een overzicht van welke andere bedrijven zij zelf aandeelhouder zijn en
hoe lang zij een bedrijf vasthouden voor het wordt doorverkocht?
In de brief schrijft de Minister dat vastgoed ook wordt mee verkocht aan het consortium.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de boekwaarde en de commerciële waarde is (datum
rapport s.v.p.) van de diverse gebouwen en wat de hoogte van de hypotheek is. Wat
zijn de huisvestingkosten? Kan de Minister dit per gebouw aangeven inclusief het vastgoed
in België? Is de nieuwe eigenaar bereid uit te sluiten dat hij een sale en lease back constructie toepast wanneer hij eigenaar wordt van het vastgoed? Wat betekent het
voor de productiefaciliteit en werkgelegenheid in België en in Nederland als de deal
niet doorgaat? De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het hier om een
share deal gaat en niet om een asset deal? Worden inderdaad alle schulden, werknemers etc. lock, stock and barrel overgenomen? Er moet flink geïnvesteerd en gereorganiseerd worden, met name in de
Nederlandse tak, zo begrijpen deze leden. Wat betekent dat voor de werkgelegenheid?
Welke reorganisatieplannen hebben de potentiële aandeelhouders? Kan er een overzicht
worden gegeven van de huidige werkgelegenheid? Genoemde leden vragen of kan worden
aangegeven hoeveel de nieuwe eigenaren per jaar willen investeren. Kan de Minister
dit splitsen tussen Eigen Vermogen en Vreemd Vermogen dat men wil ophalen? Welk eigen
vermogen wordt ingezet? De leden van de CDA-fractie vragen of de nieuwe eigenaar SPP
mag doorverkopen. Klopt het dat het bedrijf onmiddellijk doorverkocht kan worden en
dat er geen voorwaarden worden gesteld aan wie de koper zou kunnen zijn? Klopt het
dat de koper bijvoorbeeld een Chinees bedrijf of de Chinese overheid kan zijn? Is
de Minister bij doorverkoop weer vrij om het Nederlands plasma aan een ander bedrijf
aan te bieden? De Minister schrijft dat SPP bij de deal zal stoppen met gebruik van
staf- en concern-diensten van de stichting. De leden van de CDA-fractie vragen wat
dit betekent voor de werkgelegenheid en de financiële positie van de stichting Sanquin.
Uit de media concluderen de leden van de CDA-fractie dat Sanquin ruim 4.000 flesjes
van een veelbelovend coronamedicijn klaar heeft staan: ampullen bloedplasma met antistoffen
tegen het coronavirus welke beschikbaar zijn voor gebruik. Deze leden vragen of dit
product gepatenteerd is. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wie heeft het patent? Wat zijn
de (financiële) afspraken met betrekking tot de opbrengsten van deze nieuwe vinding?
De leden van de CDA-fractie vragen of nader kan worden toegelicht/gespecificeerd waardoor
er een waardedaling van maar liefst 180 miljoen euro zal zijn. Waarin wordt dit zichtbaar?
De Minister schrijft dat de productiefaciliteit met meer dan 150 miljoen euro in stand
kan worden gehouden. De leden van de CDA-fractie vragen of dit een eenmalig bedrag
is en of daarmee zelfstandig voldoende vreemd vermogen verworven zou kunnen worden
om tot modernisering te komen. Wat is de business case inclusief terugverdientijd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de recente ontwikkelingen bij Sanquin Plasma Products. Deze leden hechten grote waarde
aan de toegang tot plasmageneesmiddelen in Nederland, ook ten tijde van crises. Zij
hebben in dit verband nog verschillende vragen.
De leden van de D66-fractie onderstrepen het belang om de productiefaciliteit van
SPP in Nederland te behouden en daarmee de publieke belangen te dienen. Tijdens de
coronacrisis bleek eens te meer hoe afhankelijk de EU geworden is van China en India
als het aankomt op geneesmiddelen en medische hulpmiddelen. Samen produceren zij zo’n
80% van de generieke geneesmiddelen. Wanneer er schaarste heerst en een medische wedloop
ontstaat, zit Europa daardoor al snel met een tekort. Dat is zorgelijk en kan grote
gevolgen hebben voor de volksgezondheid. Dit betekent niet dat Europa op alle fronten
zelfvoorzienend moet worden. Wel moeten we strategische keuzes maken om voor belangrijke
geneesmiddelen voldoende productie en/of voorraad te hebben. Deze leden vragen zich
derhalve af: welke andere aanbieders zijn er op dit vlak binnen de EU? Dreigde op
enig moment tijdens de coronacrisis of daarvoor een tekort aan plasmageneesmiddelen
in Nederland of de EU?
Het behoud van SPP in Nederland past goed in het kader van het voorgaande. In opdracht
van de stichting Sanquin voert SPP de werkzaamheden voor de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen
uit. Voor het belangrijkste plasmageneesmiddel, de immunoglobulinen, bedient SPP meer
dan de helft van de Nederlandse markt. Daar komt bij dat het behoud in economisch
en wetenschappelijk opzicht waardevol is. Genoemde leden begrijpen dat het behoud
van de productiefaciliteit van SPP in Nederland op twee manieren kan worden gerealiseerd:
door het vinden van een strategische partner c.q. partners of door de faciliteit met
overheidssteun in stand te houden. De Minister kiest niet voor deze laatste optie,
maar gaat akkoord dat een consortium het merendeel van de aandelen van SPP overneemt.
De leden van de D66-fractie ontvangen graag nadere onderbouwing van deze keuze en
verlangen meer toelichting over de garanties en randvoorwaarden waaronder dit zal
gebeuren.
De leden van de D66-fractie hebben allereerst vragen over de wettelijke taak en de
ontwikkelingen die aanleiding hebben gegeven tot deze (voorgenomen) stap. Zij lezen
dat de juridische scheiding van SPP van de stichting ertoe heeft geleid dat SPP, op
de uitvoering van werkzaamheden rond de wettelijke taak na, niet meer onder de ministeriële
verantwoordelijkheid valt. De Minister geeft aan daardoor geen zeggenschap te hebben
over het al dan niet in zee gaan met de strategische partner van SPP. Klopt het dat
de Minister dit voor de juridische scheiding wel had? Viel SPP destijds volledig onder
de ministeriële verantwoordelijkheid en zo ja, wat hield dit precies in? Genoemde
leden lezen dat de stichting Sanquin een verzoek bij de Minister zal indienen om het
Nederlandse plasma te laten verwerken door de nieuwe eigenaren van SPP, en dat de
Minister zich daarop zal beraden. Welke alternatieven heeft de Minister? Deze leden
lezen voorts dat de strategische partner, het consortium, de transactie zonder deze
instemming niet zal afronden. Erkent de Minister dat zij daarmee wellicht niet de
jure maar wel de facto de zeggenschap heeft over het al dan niet in zee gaan met de
strategische partner van SPP? Is een akkoord van de Minister op de verwerking van
Nederlands plasma door de nieuwe eigenaren van SPP de voorbije jaren in onderhandelingen
altijd rand-voorwaardelijk geweest voor een overeenkomst?
De leden van de D66-fractie lezen dat de productiefaciliteit is verouderd. SPP zou
alleen kunnen voortbestaan als de fabriek gemoderniseerd wordt, er grote hoeveelheden
buitenlands plasma voor opdrachtgevers bewerkt kunnen worden en toegang gecreëerd
wordt tot nieuwe markten buiten Nederland. Nederland zou te klein zijn om louter voor
de eigen behoefte een efficiënte productiefaciliteit in stand te houden. Kan de Minister
toelichten hoe het komt dat de productiefaciliteit dusdanig verouderd is? Is deze
niet bijgehouden? Heeft men deze in feite te lang laten verouderen, waardoor er nu
een te grote publieke investering gevergd is? Deze leden lezen voorts over hoge noodzakelijke
saneringskosten. Kan de Minister een nadere uiteenzetting geven van wat precies verstaan
moet worden onder «saneringskosten»? Zijn deze allemaal het gevolg van het verlies
van één klant en indien dat het geval is, wat zeggen deze saneringskosten volgens
de Minister dan over de bedrijfsvoering van SPP over de afgelopen jaren? Genoemde
leden constateren dat schaalgrootte in deze markt van toenemend belang is. Hoe is
deze ontwikkeling in andere landen en bij andere spelers verlopen? Zijn deze ook allen
uitgebreid, overgenomen of gesloten? Is er steeds voor een private overname gekozen,
of hebben andere landen grote publieke investeringen gedaan voor behoud van een nationale
faciliteit? Is er, gelijk aan de Wet inzake bloedvoorziening, ook in andere (Europese)
landen spraken van een wettelijke taak? Zo ja, laten andere (Europese) landen hun
wettelijke taak omtrent plasmageneesmiddelen door een buitenlandse partij uitvoeren?
Zo ja, doen zij dit binnen of buiten de EU? Heeft dit in het verleden gevolgen gehad
voor de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen? Kan voorts worden toegelicht wat
de omvang van de totale markt is en wat het precieze aandeel van SPP hierin is? Welke
ontwikkeling heeft het aandeel van SPP hierin met de jaren doorgemaakt?
De leden van de D66-fractie hebben tevens vragen over de beoogd strategische partner,
een internationaal consortium van vijf partijen. Kan worden toegelicht waarom voor
een consortium is gekozen en niet voor een enkele strategische partner? Daarnaast
vragen zij hoe dit consortium tot stand is gekomen, hoe dit consortium precies gaat
opereren en wat de rolverdeling is. Hebben de verschillende partijen eerder als consortium
geopereerd en hoe worden de afspraken gemaakt met het consortium? Wat gebeurt er als
op enig moment een partij uit het consortium omvalt? Behoort dit consortium tot de
drie à vier grote spelers en de tien middelgrote tot kleine spelers op de internationale
markt van plasmageneesmiddelen? Welke spelers zijn dit? Waar komen ze vandaan? Zijn
ze in handen van andere nationale overheden of zijn het private partijen? Genoemde
leden zijn voorts benieuwd naar de alternatieve strategische partners. In 2019 hebben
diverse partijen laten blijken geïnteresseerd te zijn in deelname in SPP. Met wie
is er allemaal onderhandeld? Om hoeveel partijen gaat het precies, en hoe serieus
waren deze onderhandelingen? Was er het afgelopen jaar een concreet alternatief ten
opzichte van het nu beoogde consortium, of was dit eenvoudigweg de enige partij die
daadwerkelijk nog bereid was te investeren in SPP? Als dit laatste het geval was,
heeft dit gevolgen gehad voor de voorwaarden waaronder de beoogde deal tot stand is
gekomen? In welke mate is het ministerie betrokken geweest bij de onderhandelingen
over de garanties en voorwaarden?
De leden van de D66-fratie lezen dat de bedrijfsvoering van SPP en van de Belgische
dochteronderneming PIBe sneller dan voorzien te maken kreeg met operationele verliezen
en onzekerheid. Kan de Minister de structuur met deze dochteronderneming toelichten,
in termen van eigendom en geldstromen? Kan de Minister daarnaast een overzicht geven
van alle (operationele) winsten/verliezen en de balansen sinds de opsplitsing van
de stichting Sanquin en SPP in 2015?
Genoemde leden hebben verder vragen over de transactie met de beoogd strategische
partner. Zij lezen allereerst dat het consortium het merendeel van de aandelen van
SPP en de Belgische dochteronderneming PIBe in handen krijgt. Om welk merendeel gaat
het precies? Hoe groot is het minderheidsaandeel dat de stichting Sanquin behoudt
in SPP (en PIBe)? Als dit niet publiek kan worden gedeeld, is de Minister dan bereid
een besloten technische briefing te organiseren? Welke rechten en feitelijke zeggenschap
biedt dit minderheidsaandeel de stichting? Deze leden lezen dat de stichting een zetel
in het bestuur houdt. Voor hoe lang is deze gegarandeerd, en hoeveel leden zitten
in het totaal in het bestuur? Met welke meerderheid en onder welke voorwaarden kunnen
straks belangrijke strategische beslissingen worden genomen? Genoemde leden lezen
voorts dat de stichting een prioriteitsaandeel bezit wanneer het gaat om de uitvoering
van de werkzaamheden in het kader van de wettelijke taak rond plasmageneesmiddelen.
Wat houdt dit in? Graag ontvangen genoemde leden een uitgebreide toelichting over
dit «prioriteitsaandeel». Zij lezen dat het consortium bereid is om in SPP te investeren.
Om welk bedrag gaat dit en voor welke termijn? Welke harde garanties zijn over deze
investeringen afgesproken? Om welke looptijd gaat het? Zijn deze investeringen incidenteel?
Op welke wijze beoogt het consortium de nodige expertise van SPP te versterken op
de mondiale markt? Is deze expertise volgens de Minister van fundamenteel belang voor
het voortbestaan van SPP? De leden van de D66-fractie lezen dat het consortium met
haar ervaring en netwerk ook een noodzakelijke uitbreiding van de afzetmarkt van SPP
realiseert. Wat is de omvang van deze noodzakelijke uitbreiding en wat is daarbij
het tijdspad? Zou deze uitbreiding ook met overheidssteun kunnen worden gerealiseerd?
Kan de Minister verder toelichten wat wordt bedoeld met de volgende zin: «Het consortium
brengt op regelmatige basis plasma in zodat een deel van de verwerkingscapaciteit
van SPP hiervoor structureel kan worden ingezet»? De stichting Sanquin levert conform
de transactie de komende tien jaar Nederlands plasma aan SPP. Hoe is deze termijn
tot stand gekomen?
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de gevolgen van de transactie.
Zij lezen dat door deelname van het consortium de productiefaciliteit in Nederland
behouden blijft en daarmee de beschikbaarheid van plasmageneesmiddelen uit Nederlands
plasma op de Nederlandse markt voor tenminste tien jaar verzekerd is. Hoe is men tot
deze termijn van tien jaar gekomen? Bestaat daarna alsnog de mogelijkheid dat SPP
naar het buitenland vertrekt? Welke garanties, voorwaarden en zekerheden zijn er op
dit punt (voorlopig) precies overeengekomen? En welke mogelijkheden heeft de Minister,
gegeven de wettelijke taak van SPP, om een vertrek te voorkomen?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat met een garantie van maximaal zes miljoen euro
van het ministerie de beslissing tot afbouw van SPP werd uitgesteld tot 1 oktober
2020 en het ministerie nu voor de periode tot afronding van de transactie voornemens
is een lening van maximaal zes miljoen euro aan de dochteronderneming Sanquin Holding
BV te verstrekken. Waarom wordt er nu voor lening in plaats van een garantie gekozen?
Ontvangt het ministerie hier rente en premie op? Kan dit uiteen worden gezet?
De leden van de D66-fractie hebben met alle voorgaande vragen geprobeerd nadere onderbouwing
te verkrijgen voor de keuze voor het vinden van een strategische partner. Tot slot
willen zij graag nadere toelichting over het alternatief, de productiefaciliteit met
overheidssteun behouden, zodat zij deze keuze kunnen begrijpen. Kan de Minister allereerst
in algemene zin reflecteren op haar keuze niet voor overheidssteun te kiezen? Kan
nader worden onderbouwd wat in dat geval de precieze investering zou zijn? Deze leden
lezen meer dan 150 miljoen euro. Over hoeveel jaren zou deze investering uitgespreid
worden? Zou dit dan de volledige investering zijn, of zou er vervolgens in de toekomst
bijvoorbeeld nog jaarlijks een bepaald bedrag extra geïnvesteerd moeten worden? Acht
de Minister het reëel dat het met overheidssteun zou lukken de fabriek te moderniseren
en om nieuwe producten te ontwikkelen en een buitenlandse afzetmarkt te genereren?
Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting. Kan zij daarbij ingaan op de verschillen
tussen een strategisch partner uit de markt en het ministerie als publieke financier?
Zijn er uit het buitenland succesvolle en niet-succesvolle voorbeelden van een private
overname of publieke investering voor het behoud van een plasmageneesmiddelenproductiefaciliteit?
Zijn er voorbeelden waar de faciliteit is afgebouwd door een gebrek aan beiden? Zo
ja, kan de Minister parallellen trekken met de huidige situatie met SPP?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de recente ontwikkelingen bij
SPP. Zij hebben naar aanleiding hiervan de onderstaande opmerkingen en vragen. Duidelijk
mag zijn dat deze leden van mening zijn dat SPP de zeggenschap moet houden over de
plasmaproducten en dat zij van mening zijn dat een dergelijke onmisbare voorziening
in publieke handen moet blijven.
Er is sprake van een juridische scheiding van de stichting Sanquin en SPP. Daardoor
valt SPP niet meer onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Desondanks lezen de
leden van de SP-fractie dat als de Minister niet instemt met het verzoek van de stichting
Sanquin om het Nederlandse plasma te laten verwerken door de nieuwe eigenaren van
SPP, de beoogde strategische partner de transactie niet zal afronden. Uiteindelijk
heeft de Minister, zo concluderen deze leden, ondanks dat er geen sprake is van ministeriële
verantwoordelijkheid, toch een doorslaggevende stem. Aangegeven wordt dat een besluit
vóór medio december 2020 genomen zal worden. Genoemde leden zijn erg benieuwd naar
dit besluit. Aangezien de afronding van het proces wordt vóór 31 december 2020 vragen
zij waarom dit besluit pas vóór medio december wordt genomen.
In de brief wordt aangegeven dat de stichting Sanquin de komende tien jaar Nederlands
plasma aan SPP levert en SPP eraan gehouden is de producten uit Nederlands plasma
in eerste instantie op de Nederlandse markt aan te bieden. De leden van de SP-fractie
vragen wat er precies na deze periode van tien jaar gebeurt. Kunnen de verschillende
opties geschetst worden? Ook staat in de brief dat «zonder hulp van buiten het bedrijf
niet langer kan voortbestaan en sluiting onvermijdelijk is». Waarom heeft de Minister
niet besloten deze «hulp van buiten» te bieden om dit aanbod en deze kennis te behouden?
Waarom wordt 150 miljoen euro in dezen als een te hoge investering gezien?
Het consortium waarmee Sanquin overeenstemming heeft bereikt, bestaat uit BioSolutions
LLC (plasmafarmaceut uit de VS), Epstein Capital (een investeringsfonds uit Israël)
en Fortissimo Capital (investeringsfonds uit Israël), OBF investments (investeringstak
van een van de grootste bloedbanken in de VS), en Mesola Inversiones S.L., een combinatie
van farmaceutische bedrijven uit Latijns-Amerika. Kan de Minister aangeven wat zij
vindt van deze combinatie van investeerders? Wat weet zij van de voorgeschiedenis
van deze investeerders? Hoe staan zij bekend? Wat is de exacte verdeling van de aandelen
of de bijdragen van de potentiële strategische partners? Willen de investeerders investeren
of is het hun bedoeling voet te krijgen op de Europese markt door zich eigenaar te
maken van de gebouwen van SPP? Graag ontvangen genoemde leden een toelichting hierop.
Het ministerie verleent een garantie van maximaal zes miljoen euro. Wat is de reden
voor het verlies bij de SPP waarvoor het ministerie een lening voorziet van zes miljoen
euro om de tussenliggende periode te overbruggen? Sanquin stelt dat «de investeerder
het bedrijf winstgevend wil maken; de winst gaat naar de organisatie, naar nieuw onderzoek
en ja, ook naar de investeerders zelf; zij zorgen voor een modernisering van de faciliteit,
verbeteren van geneesmiddelen en een noodzakelijke schaalgrootte, zij richten zich
op een lange termijn-groei om van SPP een internationale speler te maken op het gebied
van plasmageneesmiddelen». Is het niet verstandiger, zeker ook gezien de lessen die
we uit de coronacrisis kunnen trekken, dat Sanquin dit met steun van de overheid of
overheidsfondsen organiseert?
Wat moeten bloeddonoren wel niet denken als private op winst gerichte bedrijven winst
maken terwijl zij geheel belangeloos bloeddonor zijn? Wordt hierdoor niet onze hele
– niet op winst maar solidariteit – gerichte bloedvoorziening op het spel gezet?
In een enkele bijzin wordt gesproken over de Belgische dochteronderneming PIBe. Kan
nader worden ingegaan op wat de investeerders van plan zijn met de Belgische dochteronderneming?
Is bijvoorbeeld bekend welke prijs er is betaald voor de Belgische vestiging, of andere
opties zijn overwogen, of de werknemers uit de Belgische vestiging op dezelfde wijze
betrokken bij de onderhandelingen als hun collega’s uit de Centrale Ondernemingsraad
(COR) en of er ook geïnvesteerd wordt in PIBe? Maakte PIBe de laatste jaren winst?
Hoe hoog was deze winst? Wat zijn de investeringsplannen voor PIBe? Blijft PIBe een
belangrijke rol spelen bij Contract Development and Manufacturing Organization (CDMO)-activiteiten en de productie van halffabricaten? Wat is het afzonderlijke
businessplan voor SPP en PIBe? Kan SPP ook niet een belangrijke rol spelen in CDMO-activiteiten?
Hoeveel van de capaciteit van SPP wordt effectief gebruikt? Op welke wijze is thans
de plasmaproductie in en voor België geregeld? Zijn daarvoor afspraken gemaakt met
de Belgische overheid? Wat betekent dit voor de Belgische donoren? Wat gebeurt er
thans met het bloed dat zij geven en wat gebeurt er na de verkoop van PIBe? Wordt
er ook rekening gehouden met de lange termijneffecten voor België?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de
brief Recente ontwikkelingen bij SPP. Zij vragen de Minister of zij van mening is
dat de bloedplasmavoorziening als vitale infrastructuur kan worden betiteld. Zo ja,
welke gevolgen heeft dit? Zo nee, waarom niet? Hoe speelt hierin ook de rol die SPP
heeft bij de bestrijding van COVID-19 mee? Wordt bij de uitvoering van de motie Van
den Berg c.s.2 over bezien welke onderdelen van de gezondheidszorg risico’s lopen en als vitale
infrastructuur moeten worden aangemerkt, ook naar andere kwetsbaarheden dan enkel
digitale kwetsbaarheden gekeken? Welke uitgangspunten, die ten grondslag liggen aan
de Wet ongewenste zeggenschap Telecom, als het gaat om waakzaam zijn voor overname
door ondernemingen die nauw verwant zijn aan statelijke actoren, weegt de Minister
ook hierin mee – ook in het scenario van eventuele doorverkoop?
Genoemde leden vragen de Minister nader te onderbouwen welk publiek belang met het
voorstel wordt geborgd. Is dit enkel het fysiek aanwezig zijn van een productiefaciliteit
in Nederland? Welke andere belangen kunnen hard worden geborgd en voor welke termijn
worden deze geborgd? Kan de Minister nader ingaan wat mag worden verstaan onder leveringszekerheid?
Welke voorwaarden kan de Minister stellen om daadwerkelijke zekerheid van levering
te garanderen – n niet enkel zekerheid van aanbod?
De leden van de ChristenUnie-fractie delen het uitgangspunt dat het van belang is
dat de plasmavoorziening en de werkzaamheden van SPP in Nederland geborgd blijven.
Zij hebben echter sterke twijfels of overdracht aan een internationaal consortium
de beste vervolgstap is. Kan de Minister aangeven welke risico’s dit met zich meebrengt,
juist ook in geval van bestrijding van de huidige of een eventueel toekomstige pandemie?
Is zo’n dergelijke risicoanalyse uitgevoerd? Daarnaast vragen genoemde leden wat ook
op de lange termijn (ná de tien jaar) de gevolgen zullen zijn voor de bloedplasmavoorziening.
Zij vragen een nadere onderbouwing voor de keuze om niet over te gaan tot het in publieke
handen brengen van de productiefaciliteit. Is hier een serieuze haalbaarheidsstudie
naar gedaan? Zo nee, is de Minister hier alsnog toe bereid? Kan de Minister nader
onderbouwen waarom dit niet een effectieve investering zou zijn, juist ook omdat het
hier een belangrijke, zo niet vitale, infrastructuur betreft? De leden van de ChristenUnie-fractie
vragen wat de Minister voornemens is te doen indien het toch niet lukt om tot een
definitief akkoord te komen met het internationaal consortium.
Deze leden vragen wat de gevolgen zijn voor de medewerkers van SPP bij de door de
Minister voorgestelde richting. Hoe worden zij bij de besluitvorming betrokken? Kan
de Minister aangeven of en zo ja, hoeveel banen er mogelijk verdwijnen en of er een
sociaal plan komt?
II Antwoord/ Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.