Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 597 Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/789 van het Europees parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake de uitoefening van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen van omroeporganisaties en doorgifte van televisie- en radioprogramma’s en tot wijziging van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (Implementatiewet richtlijn online omroepdiensten)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 6 november 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
dat strekt tot wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband
met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/789 van het Europees Parlement en
de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake de uitoefening
van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen
van omroeporganisaties en doorgifte van televisie- en radioprogramma’s en tot wijziging
van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (Implementatiewet richtlijn online omroepdiensten)
(hierna: het wetsvoorstel). Deze leden delen de noodzaak voor een bredere verspreiding
van televisie- en radioprogramma’s uit andere lidstaten ten behoeve van burgers. Zij
beschouwen het wetsvoorstel als een goede bijdrage aan een betere werking van de Europese
interne markt. Voornoemde leden stellen graag nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel. Zij zien grote veranderingen op Europees niveau op het terrein van het
auteursrecht. Veranderingen die ook merkbaar zijn in de samenleving nu een digitale
eengemaakte markt steeds verder vorm begint te krijgen. Deze leden hebben enkele vragen
over onderhavig wetsvoorstel.
Voornoemde leden merken op dat de memorie van toelichting de implementatiewetgeving
toelicht op een hoog abstractieniveau zonder daarbij ook toe te lichten hoe (mogelijke)
praktijkgevolgen eruit zullen zien. Zij vragen de regering of de drie hoofdonderdelen
van de implementatiewet verder uiteengezet kunnen worden aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden.
Ook achten de aan het woord zijnde leden het nuttig als inzichtelijk gemaakt kan worden
hoe de voorgestelde wijzigingen verschillen van de huidige praktijk en welk probleem
wordt opgelost door middel van de voorgestelde wijzigingen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben naar aanleiding hiervan een vraag.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Met het voorliggende
wetsvoorstel wordt de Europese Richtlijn Online Omroepdiensten geïmplementeerd. Voornoemde
leden hebben hierover nog enkele vragen.
2. Inhoud van de richtlijn
De leden van de VVD-fractie vragen of er sprake is van lidstaatopties in het voorstel.
Zo ja, welke lidstaatopties zijn er? En welke lidstaatopties heeft Nederland wel of
niet gekozen? Deze leden vragen dit te onderbouwen. Daarnaast lezen zij dat de Europese
Commissie heeft vastgesteld dat het voor makers praktisch gezien lastig is om een
additionele vergoeding voor doorgifte te bedingen op grond van artikel 45d, eerste
lid, van de Auteurswet, omdat bij overdracht aan de producenten de rechten vaak via
een eenmalige lumpsum worden afgekocht. Daarom wordt de verandering gemaakt naar een
collectief beheerde vergoedingsaanpak jegens eindexploitanten. Hoe gaat zo’n collectief
beheerde vergoedingsaanpak er precies uitzien? Hoe wordt voorkomen dat er geld blijft
hangen aan de strijkstok van een dergelijk collectief beheerde vergoedingsaanpak?
De leden van de D66-fractie lezen dat bij het verplicht collectief beheer voor de
doorgifte van radio- en televisieprogramma’s, niet-hoofdmakers alleen een billijke
vergoeding van de producent ontvangen. Zij begrijpen dat een vergoeding voor makers
via een collectief eenvoudiger te bewerkstelligen is dan via contracten met de producent
zoals geregeld in de huidige praktijk. Deze leden lezen dat bij het vaststellen van
deze vergoeding rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
Kan de regering toelichten welke omstandigheden dit kunnen zijn? Daarnaast vragen
voornoemde leden of de makers ook als collectief onderhandelen over de vergoeding
met de producent en of de regering kan schetsen op welke wijze dit plaatsvindt. Welke
maatstaf wordt hierin gehanteerd? Is er een bepaalde ondergrens qua vergoeding waar
op teruggevallen wordt? De aan het woord zijnde leden lezen tot slot op dit punt dat
het aan de private partijen is om tot een vergelijk te komen. Wat zijn mogelijke vervolgstappen
als dit niet lukt?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de implementatie primair tot doel heeft
om te zorgen voor een bredere verspreiding van televisie- en radioprogramma’s uit
andere lidstaten ten behoeve van gebruikers in de Europese Unie door het verlenen
van licenties te vergemakkelijken, dan wel te verduidelijken. Dit zou moet bijdragen
aan een betere werking van de interne markt. Deze leden constateren dat dit buitenlandse
programma’s vergemakkelijkt om op te treden in Nederlandse radio en televisie. Voornoemde
leden constateren dat niet-commerciële zendtijd schaars is. Zij vragen de regering
of zij kan aangeven of dit invloed heeft op de zendtijd van belangrijke programma’s
zoals Opsporing Verzocht.
3. Administratieve en financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het wetsvoorstel (enige) regeldrukeffecten
heeft voor het bedrijfsleven, omdat er inhoudelijke nalevingskosten zijn. De inhoudelijke
nalevingskosten bestaan uit kosten die het bedrijfsleven moet maken om aan de inhoudelijke
verplichtingen te voldoen die nieuwe wet- en regelgeving stelt. Desalniettemin heeft
het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) besloten geen formeel advies uit te brengen
en deelt zij de stelling van de regering dat er onder de streep waarschijnlijk eerder
(kleine) positieve gevolgen zijn ten aanzien van de regeldruk. Kan de regering toelichten
waar ATR deze stelling op baseert? Welke positieve gevolgen heeft het wetsvoorstel
ten aanzien van de regeldruk van bedrijven?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel regeldrukeffecten heeft
voor het bedrijfsleven omdat er inhoudelijke nalevingskosten zijn. Is bij de effectbeoordeling
van de richtlijn ook gekeken naar mogelijke opbrengst voor het bedrijfsleven? Ook
vragen deze leden of de regering scherp heeft of onderhavig wetsvoorstel financiële
gevolgen kan hebben voor de afnemers van de omroepdiensten (de kijkers) en zo ja,
of deze afnemers er mogelijk op vooruit of op achteruit gaan.
De leden van de SGP-fractie constateren dat met het wetsvoorstel ook niet-hoofdmakers
van filmwerken recht krijgen op een proportionele billijke vergoeding met betrekking
tot alle door de richtlijn bestreken doorgiftes en uitzending door middel van directe
injectie. De kosten die met de collectieve uitoefening daarvan zijn gemoeid, zijn
gering en kunnen daarenboven worden beheerst. Kan de regering aangeven wat zij verstaat
onder gering? Kan de regering aangeven wie deze kosten voornamelijk gaan dragen?
Voornoemde leden constateren dat op grond van artikel 45d, vijfde lid, van de Auteurswet
bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) nadere regels kunnen worden gegeven met
betrekking tot de uitoefening. Het is mogelijk voor te schrijven dat collectieve beheersorganisaties
samenwerken bij de uitoefening. Ook is het mogelijk de uitoefening aan een of meer
collectieve beheersorganisaties op te dragen. Kan de regering concreet aangeven in
welke gevallen zij gebruik wil maken van deze mogelijkheid om bij AMvB nadere regels
te geven?
4. Advies en consultatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat in reactie op geuite bezwaren in het voorliggende
wetsvoorstel nauwer is aangesloten bij de definitie van het begrip «directe injectie»
in de richtlijn. In hoeverre verschilt de definitie van dat begrip in het wetsvoorstel
met de richtlijn? Zijn er ook lidstaten die een andere definitie van een directe injectie
hanteren, en zo ja, welke?
Voornoemde leden lezen tot slot dat VNO-NCW en MKB-Nederland in de consultatiefase
van het wetsvoorstel de regering hebben opgeroepen te voorkomen dat (weer) nieuwe
aanspraken ontstaan richting ondernemers. Kan de regering bevestigen dat er als gevolg
van dit wetsvoorstel geen nieuwe aanspraken ontstaan jegens ondernemers?
De leden van de SGP-fractie constateren dat met de invoering van de «proportionele
billijke vergoeding» in 2015 onbedoelde neveneffecten zijn opgetreden. Deze wetwijziging
heeft er indirect voor gezorgd dat ook ziekenhuizen, hotels, bungalowparken, winkels,
fitnessbedrijven en andere ondernemers die binnen hun instellingen respectievelijk
ondernemingen de bedden, kamers en bungalows voorzien van een tv-signaal en tv, voor
auteursrechten ten behoeve van deze rechthebbenden werden aangeslagen. Kan de regering
aangeven of de voorliggende implementatiewet erin voorziet dat deze ondernemers niet
nogmaals indirect belast worden met deze kosten?
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I (Wijzigingen Auteurswet)
C
De leden van de CDA-fractie lezen dat aangenomen mag worden dat een aan een omroeporganisatie
verstrekte licentie niet volstaat. Zij achten het van belang dat de term «aannemelijk»
nader wordt verduidelijkt omdat het voor hen denkbaar is dat dat de uitleg hieromtrent
uiteindelijk aan het Hof van Justitie van de Europese Unie is voorbehouden. Deze leden
vragen de regering hierop te reflecteren en waar mogelijk meer duidelijkheid te verschaffen.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Burger
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.