Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 19 en 20 oktober 2020 (Kamerstuk 21501-32-1254)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1257 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 3 november 2020
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
                  en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
                  over de brief van 7 oktober 2020 over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad
                  van 19 en 20 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1254).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 12 oktober 2020 aan de Minister van Landbouw, Natuur
                  en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 2 november 2020 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
                         
                         
                         
II
Antwoord/Reactie van de Minister
15
                         
                         
                         
III
Volledige agenda
27
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda, het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 21 september 2020 en de brief
                  over de Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) en hebben hierover
                  nog enkele vragen en opmerkingen.
               
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de ontwikkelingen rond het Gemeenschappelijk
                  Landbouwbeleid (GLB). De afgelopen maanden is, mede door de coronacrisis, weinig voortgang
                  geboekt en het nadere financiële kader heeft lang op zich laten wachten. Deze leden
                  hechten aan een technische briefing over de voortgang en weten dat het aanbod vanuit
                  het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) voor het geven van een
                  Technische Briefing reeds is gedaan. Zij vragen of de Minister de voorgestelde route
                  van het Duitse Voorzitterschap om bij de Landbouw- en Visserijraad van 19 en 20 oktober
                  al tot een algemene oriëntatie van het GLB te komen en een gezamenlijke Raadspositie
                  vast te stellen realistisch vindt. Zo nee, waarom niet en zo ja, waarom wel?
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een terugkoppeling kan geven van
                  de discussie die op 7 oktober 2020 plaats heeft gevonden rond de horizontale verordening.
                  Welke onderwerpen stonden op de agenda en wat is de positie van Nederland in deze
                  discussie? Hoe heeft de discussie rond uitzonderingen van de controles op de conditionaliteit
                  voor kleine boeren zich ontwikkeld, welke uiteenlopende posities zijn er en wanneer
                  wordt erop teruggekomen?
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een uitgebreide toelichting kan
                  geven op de voorgestelde wijzigingen rond de Raadswerkgroep Landbouwproducten.
               
De leden van de VVD-fractie vragen naar de uitwerking van de raadsconclusies over
                  de Van-boer-tot-bord-strategie. Hecht de Minister, net als het Duits Voorzitterschap
                  ook aan een af te spreken raadsconclusie? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
                  Kan de Minister toelichten wat een raadsconclusie voor betekenis heeft, aangezien
                  het geen rechtsgevolgen heeft? Wat zegt een gezamenlijke, unanieme verklaring over
                  de weg die de EU-landbouwministers in willen slaan wat betreft de Van-boer-tot-bordstrategie?
                  Wordt met een gezamenlijke, unanieme verklaring niet vooruitgelopen op de discussie
                  die binnen elke lidstaat hierover gevoerd moet gaan worden?
               
De leden van de VVD-fractie vragen tevens naar de stand van zaken met betrekking tot
                  het Nederlandse standpunt in relatie tot de andere lidstaten. Op welke onderwerpen
                  heeft Nederland welke lidstaten aan zijn zijde, op welke onderwerpen wordt de steun
                  van andere lidstaten gemist en welke lidstaten zijn dat? Deze leden ontvangen hier
                  graag een uitgebreide toelichting op. Daarnaast missen deze leden op dit punt de aandacht
                  voor een gelijk speelveld in Europees verband. Kan de Minister een toelichting geven
                  op het belang van het gelijke speelveld in relatie tot de beoogde verklaring rond
                  Van-boer-tot-bordstrategie?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat, als onderdeel van de inzet met betrekking tot
                  de Van-boer-tot-bordstrategie, ingezet wordt op ambitieuze en afdwingbare handelsafspraken
                  met derde landen. Deze leden vinden het ook noodzakelijk om goede handelsverdragen
                  te sluiten met derde landen om zo de exportmogelijkheden van Nederlandse agrarische
                  ondernemers te verbeteren. Het voornemen om «afdwingbare» afspraken te maken roept
                  bij hen echter vragen op. Kan de Minister toelichten hoe zij deze afdwingbaarheid
                  voor zich ziet? Op welke element van een handelsverdrag dient deze afdwingbaarheid
                  wat haar betreft toe te zien? Door middel van welk mechanisme dienen handelsafspraken
                  volgens haar afdwingbaar te zijn?
               
Deelt de Minister de opvatting dat de recente uitreiking van de Nobelprijs voor de
                  Scheikunde aan microbioloog Emmanuelle Charpentier en biochemicus Jennifer Doudna
                  voor de ontwikkeling van CRISPR-Cas andermaal onderstreept dat de internationale opvattingen
                  over het nut en de noodzaak van deze technologie opgeschoven zijn, terwijl het Europese
                  beleid ten aanzien hiervan hopeloos achter is gebleven? Zo ja, is zij bereid om ook
                  dit punt te agenderen in het kader van haar inzet bij de Van-boer-tot-bordstrategiestrategie
                  en in bredere zin ten aanzien van de noodzaak voor meer ruimte voor innovatieve biotechnologietechnieken?
               
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister kan toelichten hoe haar
                  inzet op het gebied van alternatieve eiwitten concreter en ambitieuzer kan zijn. Voor
                  welke «alternatieven» voor eiwit dient Europa wat haar betreft meer ambitie te tonen
                  en is er in het kader van deze ambitieuzere inzet ook aandacht voor innovaties zoals
                  voor bijvoorbeeld kweekvlees? Zo ja, is de Minister bereid om het belang van het stimuleren
                  van het onderzoek naar deze innovatie in Nederland te onderstrepen bij haar inzet
                  bij de Van-boer-tot-bordstrategie?
               
Met betrekking tot de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor het jaar 2021 vragen
                  de leden van de VVD-fractie of het bereiken van een voorlopig akkoord over het saneren
                  van de Oostzeevloot impact heeft op de economische positie van Nederlandse vissers.
               
De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn duidelijk is wanneer een voorstel
                  gedaan zal worden met betrekking tot de Totaal toegestane vangsten (Total Allowable
                  Catch (TAC)) voor met het Verenigd Koninkrijk gedeelde bestanden. Daarnaast spreken
                  deze leden hun steun uit voor de inzet van de Minister met betrekking tot het maken
                  van goede afspraken over de relatie op het gebied van visserij. Dit is voor de Nederlandse
                  vissers van het allergrootste belang. Onder goede afspraken verstaan zij onder andere
                  het tot een redelijke hoogte beperken van de Britse vangst in eigen wateren, het waarborgen
                  van de parallelliteit in de onderhandelingen en het voor de langere termijn vastleggen
                  van afspraken over quotumverdeling en toegang tot visgebieden. Zij vragen de Minister
                  of zij deze inzet deelt.
               
Verslag Landbouw & Visserijraad 21 september
Zoals eerder benoemd hebben de leden van de VVD-fractie zorgen bij de voortgang rond
                  het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze leden lezen dat de Commissie zorgen
                  heeft over de Raadspositie, terwijl het voorzitterschap op redelijk korte termijn
                  een Raadspositie in wil nemen. Kan de Minister dit verschil in inzicht verklaren en
                  tevens ingaan op de door de Commissie genoemde zorgen? Zij vragen welke open einden
                  er nog voor Nederland op tafel liggen.
               
De leden van de VVD-fractie delen de oproep tot behoud van de concurrentiekracht van
                  de Europese boer met betrekking tot de handel in landbouwproducten. Landen buiten
                  de EU moeten voldoen aan dezelfde hoge standaarden als de landen binnen de EU. Deze
                  leden willen benadrukken dat ook binnen de EU nog niet in alle landen dezelfde productiestandaarden
                  gelden en dat het voor de concurrentiekracht van onze eigen Nederlandse boeren ook
                  goed is als deze standaarden gelijk getrokken worden. Deelt de Minister dit standpunt
                  en welke stappen zet zij om dit te bewerkstelligen? Welke inbreng heeft Nederland
                  geleverd bij de discussie over de handel in landbouwproducten, naast de onderhandelingen
                  met Nieuw-Zeeland? Zij doelen hierbij specifiek op het Mercosur-akkoord en de Brexit-onderhandelingen.
               
De leden van de VVD-fractie vragen welke belanghebbende partijen om aanvullende verdiepingen
                  rond de SWOT-deelanalyses hebben gevraagd. Zijn er ook belanghebbende partijen die
                  om een verdieping hebben gevraagd die niet zijn meegenomen in een aanvullende analyse?
                  Zo ja, welke en waarom is dit verzoek niet meegenomen? Deze leden wachten de definitieve
                  SWOT-versie die voor het begin van 2021 voorzien is af.
               
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor een actuele stand van zaken over
                  de besluitvorming over het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Deze leden lezen
                  al een verschil in inzicht tussen de regeringsleiders en de Europese Commissie welke
                  in het triloog besproken zal worden. Kan de Minister het traject schetsen vanaf het
                  punt dat beide wetgevers een standpunt hebben ingenomen tot het moment dat ook de
                  lidstaten akkoord zijn met het voorliggende GLB-voorstel? Op welke termijn zal dit
                  naar verwachting zijn en waarom? Zij doen het verzoek om in voorbereiding op komende
                  Landbouw &Visserijraden een uitgebreidere toelichting te geven op het GLB-budget dan
                  voorheen nu de overleggen met betrekking tot het innemen van een standpunt, volgens
                  het Duits Voorzitterschap, vergevorderd zijn.
               
De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting op de GLB-gelden in de wetenschap
                     dat er naar verwachting pas in het voorjaar van 2021 een Triloog-akkoord ligt en er
                     een transitieperiode wordt verwacht van twee jaar. Hoe worden de voor 2021 beschikbare
                     gelden ingezet (eerste pijler 717,4 miljoen euro en tweede pijler 89,5 miljoen euro)?
                  
Deze leden vragen wanneer definitief duidelijkheid wordt verwacht over de transitieperiode
                     van 1 of 2 jaar. Waarom wacht de Commissie zo lang met een formeel besluit?
                  
De leden van de VVD-fractie zijn blij met de prominente plek van innovatie in het
                  nieuwe GLB. Op welke manier wil Nederland dit binnen het eigen Nationaal Strategisch
                  Plan (NSP) vormgeven? Deze leden vragen tevens naar welke extra stappen de Minister
                  voornemens is te zetten om innovatie aan te jagen en meer nadrukkelijk onderdeel te
                  laten zijn van de voorbereidende stappen bij de ontwikkeling van beleid.
               
De leden van de VVD-fractie hechten veel waarde aan het gelijke speelveld, zowel tussen
                  boeren in de verschillende lidstaten als tot boeren in landen buiten de EU. Deze leden
                  willen hierbij expliciet het voorbeeld van de suikerbietenteelt aanhalen. Een voorbeeld
                  waaruit blijkt dat het Europese gelijke speelveld ver te zoeken is, gezien de elf
                  landen die inmiddels wel derogatie hebben verleend (Kamerstuk 2020D38819). Zij vragen de Minister uiteen te zetten hoe zij het gevraagde gelijke speelveld
                  in zijn algemeenheid en in de suikerbietenteelt in het bijzonder gaat borgen.
               
De leden van de VVD-fractie doen met klem een beroep op de Minister om duidelijkheid
                  te krijgen van de Commissie over het beoordelings- en goedkeuringsproces van het NSP.
                  Deze leden delen de mening dat een objectief en transparant proces noodzakelijk is,
                  maar hoe gaat de Minister zich inzetten om dit te bereiken? Daarnaast doen zij ook
                  een klemmend beroep op de Minister om rekening te houden met de reeds bereikte opgaven,
                  ook gezien het gewenste gelijke speelveld. De ene lidstaat heeft de afgelopen jaren
                  al veel grotere stappen gezet dan de andere lidstaat op specifieke onderwerpen. Zij
                  vragen om een toelichting op de genoemde extra dimensie van de Van-boer-tot-bordstrategiestrategie
                  en de Europese biodiversiteitsstrategie. Wat hebben beide strategieën gedaan met de
                  Nederlandse inzet op transparantie en welke gevolgen heeft dit gehad bij de steun
                  die Nederland kreeg en krijgt bij de oproep tot transparantie rond de voorwaarden
                  van het NSP?
               
Brief SCoPAFF
De leden van de VVD-fractie vragen naar de gevolgen van het niet hernieuwen van de
                  goedkeuring van de werkzame stof Thiofanaat-methyl. Wat zijn de gevolgen voor de boer
                  en teler? Welke alternatieve vergelijkbare werkzame stoffen hebben zij nog tot hun
                  beschikking?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en het
                  verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020 en betreuren het instemmen
                  van het kabinet met verdere externe convergentie. Door de externe convergentie financiert
                  Nederland de Europese concurrenten van de Nederlandse boeren. Daarnaast zijn over
                  het algemeen de kosten voor de Nederlandse boeren veel hoger dan voor boeren in de
                  rest van Europa.
               
Kan de Minister reageren op een artikel waarin staat dat de Amerikaanse landbouwminister
                  van mening is dat Eurocommissaris Timmermans de Europese boeren een doodsteek geeft?1
In het artikel staat dat de door Timmermans bepleite forse daling van de landbouwoppervlakte
                  en van de landbouwexport in Europa alleen maar onheil gaat brengen in de vorm van
                  torenhoge kosten, een aanzienlijke daling van de landbouwproductie en een vernietiging
                  van het concurrentievermogen van de boeren in Europa. Hierdoor zullen de boeren gedwongen
                  zijn om aan te dringen op protectionistische maatregelen, die zoals bekend de handelsrelaties
                  verstoren. Ze kunnen zo immers niet concurreren op de wereldmarkt.
               
Kan de Minister ingaan op de Europese productiestandaarden die volgens de in het artikel
                  genoemde Amerikaanse Minister subjectief zijn en niet om gezondheids- of veiligheidsstandaarden
                  gaan, die een wetenschappelijke onderbouwing hebben?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
                  de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 19 en 20 oktober 2020 en willen de
                  Minister nog enkele vragen voorleggen.
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat een van de voorstellen die in de compromistekst
                  voor de verordening strategische GLB-plannen wordt gedaan is dat lidstaten ervoor
                  kunnen kiezen om betalingen aan kleine boeren toe te kennen in de vorm van een forfaitair
                  bedrag of een bedrag per hectare tot een door de lidstaat vast te stellen limiet aan
                  hectaren. Deze leden vragen hoe de Minister dit concreet voor zich ziet. Stimuleert
                  dat kleine boeren niet juist om uit te breiden tot ze het limiet aan hectaren hebben
                  bereikt?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat een van de conclusies van de raadsconclusies
                  ten aanzien van de Van-boer-tot-bordstrategie is dat er meer aandacht moet komen voor
                  het belang van dierenwelzijn voor een duurzame voedselproductie. Kan de Minister toelichten
                  op basis waarvan deze conclusie getrokken is en wat deze conclusie voor betekenis
                  voor Nederland heeft?
               
De leden van de CDA-fractie lezen in de concept-raadsconclusies dat de lidstaten de
                  doelstelling steunen om minimaal 30% landoppervlakte van de EU en 30% van het zeegebied
                  te beschermen waarvan een derde strikt beschermd. Is het duidelijk hoeveel per lidstaat
                  wordt bijgedragen? Wat heeft deze doelstelling voor invloed voor Nederland?
               
De leden van de CDA-fractie vragen wat precies wordt gedaan met de conclusies uit
                  het VN-rapport «Global Biodiversity Outlook». Worden deze conclusies meegenomen in
                  de voorbereidingen voor de inzet van de EU tijdens de conventie van partijen bij het
                  Verdrag inzake Biologische Diversiteit (CBD)? Zijn de strategische doelstellingen
                  uit het rapport ook uitgesplitst naar land, zodat we kunnen zien welke landen het
                  wel of niet goed gedaan hebben?
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Europese Commissie ambitieuze plannen
                  voor het nieuwe GLB heeft en dat in de plannen meer gevraagd wordt van de boeren,
                  terwijl er structureel minder geld tegenover staat. Deelt de Minister de mening dat
                  het niet zo kan zijn dat een situatie ontstaat waarin voor lagere bedragen aan landbouwsubsidies
                  toch meer (maatschappelijke) diensten worden verwacht van onze boeren?
               
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen om de blijvende graslandbescherming
                  in Natura 2000-gebieden, aangezien in het verleden alle blijvende graslanden in Natura
                  2000-gebieden aangewezen zijn als «gevoelig», wat voor boeren voor problemen heeft
                  gezorgd. Hoe zet Minister zich in om niet weer alle blijvende graslanden als gevoelig
                  aan te wijzen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde agenda Landbouw-
                  en Visserijraad op 19 en 20 oktober 2020, het Verslag van de Landbouw- en Visserijraad
                  op 21 september 2020 en de brief over de Standing Commitee for Plants, Animals, Food
                  and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020 en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
               
Verslag Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020
De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad
                  op 21 september 2020 dat een aantal vragen op het gebied van de Europese 30%-doelstelling
                  in de Biodiversiteitsstrategie (EBS) niet beantwoord is. In de kabinetsappreciatie
                  van de EBS (Kamerstuk 22 112, nr. 2897) lazen deze leden dat het kabinet het niet noodzakelijk vindt dat de 30% automatisch
                  moet gelden voor iedere Europese lidstaat. Zij vragen de Minister nogmaals of zij
                  van mening is dat deze 30% dus niet voor Nederland als lidstaat dient te gelden. Welk
                  soort invulling zou de Minister graag zien van deze 30% in Europa en welke lidstaten
                  zouden dan het areaal moeten opvangen als Nederland deze doelstelling niet wil hanteren?
                  Hoe ziet zij de doorvertaling van de 30% naar het niveau van de lidstaten? Welke rol
                  en verantwoordelijkheid ziet de Minister weggelegd voor Nederland om deze doelstelling
                  te halen op Europees niveau? Deze leden willen nogmaals benadrukken dat zij van mening
                  zijn dat het belangrijk is om eendracht uit te stralen en dat iedere lidstaat moet
                  streven naar 30% natuur, waarbij natuurgebieden door heel Europa moeten aansluiten
                  op elkaar.
               
Toekomst GLB
De leden van de D66-fractie lezen dat veel lidstaten hun steun hebben uitgesproken
                  voor het Duitse voorstel om voor boeren met een bedrijf van kleiner dan vijf hectare
                  een vereenvoudigd controlesysteem toe te staan, maar dat de Minister hierover minder
                  enthousiast is vanwege het risico dat de doelstellingen niet gehaald worden. Deze
                  leden steunen de Minister in deze opvatting. Hoe kansrijk is dit voorstel volgens
                  de Minister? Ziet de Minister mogelijkheden om dit voorstel tegen te houden? Zo ja,
                  welke?
               
De leden van de D66-fractie lezen ook dat de Europese Commissie zich zorgen maakt
                  over het feit dat de Raad optionele plafonneringen van directe betalingen binnen het
                  GLB voorstaat omdat dit de optimale verdeling van GLB-middelen in gevaar zou brengen.
                  Hoe beoordeelt de Minister deze zorgen?
               
De leden van de D66-fractie hebben gesignaleerd dat Frankrijk, met brede steun van
                  een groot aantal lidstaten, heeft gepleit om de productie van eiwithoudende gewassen
                  binnen de EU te versterken en de afhankelijkheid van invoer te verminderen. Deze leden
                  zijn positief dat de Minister stelt dat zij de verklaring niet steunt, aangezien ook
                  wordt gepleit voor gekoppelde steun voor de versterking van productie. Hoeveel lidstaten
                  hebben zich tot nu toe achter het voorstel van Frankrijk geschaard? Ziet de Minister
                  nog mogelijkheden om dit voorstel tegen te houden? Is de Minister bereid dit voorstel
                  te steunen, mits de voorwaarde van gekoppelde steun wordt losgelaten?
               
De leden van de D66-fractie hebben gelezen dat «men» het erover eens is dat de Commissie
                  de invoer van eieren uit landen met een lager dierenwelzijnskarakter moet gaan verbieden.
                  Deze leden zijn tevreden met dit standpunt en onderschrijven deze visie. Hoe groot
                  acht de Minister de kans dat deze regelgeving er komt? Hoe wordt beoordeeld welk land
                  voldoet aan het dierenwelzijnskarakter? Welke eisen vindt de Minister dat hierbij
                  zouden moeten worden gesteld aan landen?
               
De leden van de D66-fractie zien dat de Minister stelt dat zij nog steeds voorstander
                  is van volledige afbouw van productie aan gekoppelde steun. In dit standpunt kunnen
                  deze leden zich volledig vinden. Echter meldt de Minister dat het krachtenveld niet
                  gunstig is en dat veel lidstaten voorstander zijn voor behoud of uitbreiding van gekoppelde
                  steun. De Minister zet zich daarom in dat maximale budgetten niet toenemen en dat
                  het niet mag leiden tot toename van productie. Is de Minister nog steeds voornemens
                  om ook in te zetten op volledige afbouw van gekoppelde steun? Welke aangrijpingspunten
                  ziet de Minister om op dit vlak nog voortgang te boeken?
               
De leden van de D66-fractie hebben via Politico2 vernomen dat Italië en Oostenrijk vraagtekens hebben gezet bij het integreren van
                  de Van-boer-tot-bordstrategie en het GLB op basis van het subsidiariteitsargument.
                  De lidstaten stellen dat het nieuwe GLB heel erg bottom-up opgezet is, terwijl de
                  strategie veel meer top-down is ingestoken. Daarom stellen deze lidstaten de vraag
                  hoe de bottom-up resultaatgerichte benadering van het GLB verzekerd blijft. Wat is
                  de visie van de Minister op dit argument? Wat is de inzet van de Minister in deze
                  discussie?
               
De leden van de D66-fractie hebben ook vernomen dat een aantal Centraal- en Oost-Europese
                  lidstaten gezamenlijk een amendement hebben ingediend op artikel 86 van de «Strategic
                  Plan Regulation» onder het GLB en een de gezamenlijke verklaring hebben getekend.3 Hierin roepen zij de Europese Commissie op om de doelstellingen van de Van-boer-tot-bordstrategie
                  vrijwillig te maken en aan te passen aan de specifieke omstandigheden van elk land.
                  Hoe beoordeelt de Minister dit amendement en deze gezamenlijke verklaring? Welke consequenties
                  verwacht de Minister voor het krachtenveld omtrent het nieuwe GLB en de Van-boer-tot-bordstrategie?
                  Wat is de huidige inschatting van de Minister van het krachtenveld rondom de strategie,
                  met name wat betreft het bindende dan wel vrijwillige karakter van de doelstellingen?
                  Wat is de inzet van de Minister op dit vlak?
               
Waarschuwing aan Nederland op het gebied van pesticidegebruik
De leden van de D66-fractie hebben via Politico4 vernomen dat Eurocommissaris Kyriakides per brief lidstaten heeft gewaarschuwd over
                  de staat van dierenwelzijn en pesticidegebruik. Volgens het artikel heeft ook Nederland
                  waarschuwingen gekregen op het gebied van pesticidegebruik. Nederland zou slim gebruik
                  van pesticiden beter moeten verifiëren, verminderingen in gebruik van pesticiden meer
                  moeten aanmoedigen en een landelijk actieplan moeten updaten. Hoe beoordeelt de Minister
                  deze waarschuwingen? Welke acties onderneemt de Minister of gaat zij ondernemen om
                  gehoor te geven aan de waarschuwingen van Eurocommissaris Kyriakides?
               
SCoPAFF, Bijenrichtsnoer
De leden van de D66-fractie hebben samen met de leden van de Partij voor de Dieren,
                     de SP, GroenLinks, PvdA en PVV spoedvragen gesteld over de onderbouwing voor de Nederlandse
                     inzet voor de bescherming van honingbijen, hommels en wilde bijen in het bijenrichtsnoer
                     op 30 september 2020. Tot op heden hebben deze leden nog geen beantwoording mogen
                     ontvangen ondanks de vraag of deze vragen beantwoord konden worden op uiterlijk 2 oktober
                     2020 zodat eventuele vervolgvragen in dit schriftelijk overleg meegenomen konden worden.
                     Wat is de reden dat deze vragen nog niet zijn beantwoord? In het verslag van het schriftelijk
                     overleg over de geannoteerde agenda Informele Landbouwraad van 1 september 2020 wordt
                     gesteld dat de Nederlandse inzet omtrent het bijenrichtsnoer op het volgende feit
                     gebaseerd is: «Juist de gekozen werkwijze voor het vaststellen van het beschermdoel zorgt ervoor
                        dat de omvang van een bijenkolonie binnen de natuurlijke variabiliteit blijft, waardoor
                        verwacht kan worden dat de bestuivingsfunctie ook binnen de natuurlijke variabiliteit
                        blijft». Klopt dat? Kan hieruit geconcludeerd worden dat bijen en andere bestuivers met
                     dit rekenmodel (BEEHAVE) in de praktijk goed beschermd zijn tegen gewasbeschermingsmiddelen?
                     Welke onafhankelijke adviseurs zijn geraadpleegd over deze gekozen inzet?
                  
Klopt het dat begin oktober in een technisch overleg ter voorbereiding van een vergadering
                     van het SCoPAFF gesproken zal worden over een te kiezen «percentiel» in het BEEHAVE-model,
                     dat de facto het beschermingsniveau voor bijen zal bepalen? Wat is de Nederlandse
                     inzet in deze discussie? Welke wetenschappelijke stukken die ten grondslag liggen
                     aan deze inzet worden hierbij meegenomen en kunnen deze gedeeld worden met de Tweede
                     Kamer?
                  
De leden hebben vernomen dat er meerdere leden van het Europees parlement bezwaren
                     uiten omtrent het verlagen van de bescherming van bijen5. Wat is de appreciatie van de Minister omtrent deze bezwaren? Worden deze bezwaren
                     meegenomen in het tot stand komen van het Nederlandse standpunt omtrent het bijenrichtsnoer?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten
                  ter voorbereiding op van de informele Landbouw- en Visserijraad die op 19 en 20 oktober
                  2020 zal worden gehouden. Het bijenrichtsnoer staat deze keer niet op de agenda, maar
                  deze leden houden dit nauw in de gaten. Zij kijken uit naar de antwoorden op de schriftelijke
                  vragen die zij samen met enkele leden van andere fracties over dit onderwerp hebben
                  gesteld.
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen over de niet-bindende richtlijnen
                  voor de klimaatdoelstellingen in het toekomstige GLB. Met de Green Deal zijn allemaal
                  nieuwe doelstellingen die veel groener zijn dan voorheen. Zeker nu sinds afgelopen
                  week ook de klimaatambities van Europa veel ambitieuzer zijn geworden. De Europese
                  Commissie zegt dat lidstaten hun Nationaal Strategisch Plan zo ambitieus kunnen maken
                  als zij zelf willen. De richtlijnen zijn immers niet bindend. De Europese Commissie
                  beoordeelt de plannen van de lidstaten wel, maar mogen de lidstaten niet dwingen tot
                  scherpere plannen. Deze leden zijn hier bezorgd over. Zij denken dat de niet-bindende
                  richtlijnen ervoor zorgen dat er grote verschillen zullen ontstaan tussen de ambities
                  van de lidstaten. Deelt de Minister deze zorgen? Kan zij dit toelichten?
               
De leden van de GroenLinks-fractie lezen daarnaast dat het toekomstige GLB-lidstaten
                  zelf laat bepalen hoe hoog de maximum inkomenstoeslag per bedrijf wordt. Op dit moment
                  wordt de inkomenstoeslag bepaald aan de hand van het aantal hectare van een bedrijf.
                  Hierdoor krijgen de grootste bedrijven de grootste inkomenstoeslagen, terwijl zij
                  al het meeste verdienen. Deze leden zijn van mening dat het stellen van een maximum
                  aan de subsidietoeslag belangrijk is. Kleinere (familie)bedrijven hebben subsidies
                  immers harder nodig dan de grote bedrijven. Gaat Nederland een maximumsubsidie per
                  bedrijf invoeren in het NSP? Zo ja, hoe hoog zal deze worden? Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast nog vragen over klimaat- en biodiversiteitseisen
                  in het NSP. Is de Minister voornemens om extra eisen te stellen aan biodiversiteit
                  en klimaat voor grotere bedrijven die meer subsidie krijgen? In Nederland is al veel
                  discussie over de landbouw en bijbehorende klimaatdoelstellingen. Deze leden gaan
                  ervan uit dat Nederland ambitieuze plannen zal invoeren. Door de verschillende plannen
                  van lidstaten kan het zijn dat Nederlandse boeren veel meer moeten doen om subsidie
                  te krijgen dan boeren in andere lidstaten. Wat vindt de Minister hiervan? Hoe gaat
                  de Minister voorkomen dat de concurrentiepositie van Nederlandse boeren negatief beïnvloed
                  wordt?
               
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen
                  over de visserij in 2020 later en anders zullen plaatsvinden dan normaal. Doordat
                  er wegens Brexit ook onderhandeld moet worden met het Verenigd Koninkrijk, kan er
                  nog niet concreet gesproken worden over EU-Noorwegenonderhandelingen. De Minister
                  schrijft daarnaast dat Noorwegen zelf de visserijovereenkomst die is gesloten in 1980
                  ook wil herzien. Het akkoord is volgens Noorwegen toe aan modernisering en ook de
                  Brexit speelt hierbij een rol. Heeft de Minister een idee op welke manier de Brexit
                  invloed gaat hebben op de EU-Noorwegenonderhandelingen? Kan zij dit toelichten?
               
Daarnaast lezen deze leden dat het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen een bilaterale
                  visserijovereenkomst hebben getekend. Naar verwachting zullen er meerdere soortgelijke
                  bilaterale overeenkomsten met andere kuststaten door het Verenigd Koninkrijk worden
                  gesloten. In hoeverre moet in de EU-Noorwegenonderhandelingen naar deze vergelijkbare
                  overeenkomsten worden gekeken? Welke invloed hebben deze verschillende bilaterale
                  overeenkomsten op het Europese visserijbeleid? Zij houden de Brexit-onderhandelingen
                  met het Verenigd Koninkrijk nauw in de gaten en zijn benieuwd of de Minister een laatste
                  stand van zaken kan geven van de rol van de visserij in deze onderhandelingen. Kan
                  de Minister deze leden daar meer inzicht in geven?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien in het nieuwe GLB voornamelijk
                     de subsidiëring van klimaatverandering. Zolang subsidies gaan naar directe inkomenssteun
                     voor het fokken, gebruiken en doden van het enorme aantal dieren in Europa – en niet
                     naar het verantwoord verminderen van het aantal dieren – is er geen sprake van een
                     «duurzaam» of «groen» GLB. Gezien de tijdspanne van het nieuwe GLB (tot 2027) en de
                     urgentie van de klimaatcrisis is dit volgens deze leden onverantwoord: nu moet begonnen worden met het afbouwen van het aantal dieren, om in 2030 de klimaatdoelen
                     te halen.
                  
Deze leden hebben ook grote zorgen over de afbraak van de biodiversiteit die de industriële
                     Europese landbouw veroorzaakt. Meerdere analyses van het huidige GLB wijzen erop dat
                     de ecoschema’s en programma’s voor agrarisch natuurbeheer niets voor de natuur hebben
                     betekend en dat daarmee grote sommen geld zijn weggegooid. Kan de Minister aangeven
                     welke prestatie-indicatoren ter bevordering van de biodiversiteit zijn ontwikkeld
                     in het nieuwe GLB en op welke manier monitoring zal plaatsvinden? Kan de Minister
                     aangeven of met de huidige voorliggende plannen het budget dat geoormerkt is om de
                     biodiversiteit te bevorderen gegarandeerd het beoogde effect zal bereiken?
                  
Deze leden benadrukken dat de landbouw, zowel in Nederland als in Europa voor een
                     zeer grote uitdaging staat om over te stappen op duurzame, regionale en meer plantaardige
                     landbouw om binnen de milieugrenzen te blijven. Het komende GLB moet volledig aan
                     die omschakeling bijdragen: o.a. meer productie van plantaardige eiwitten (voor menselijke
                     consumptie), gemengde teelten, ruimere gewasrotatie en het drastisch afbouwen van
                     gifgebruik. Boeren die geen stappen zetten richting verduurzaming dienen niet langer
                     subsidie uit het GLB te ontvangen. Ook de Minister heeft een visie voor een transitie
                     in de landbouw: hoe denkt zij deze te bewerkstelligen als directe inkomenssteun het
                     huidige intensieve landbouwsysteem blijft subsidiëren? Graag een reactie van de Minister.
                  
Van-boer-tot-bordstrategie
De leden van de Partij voor de Dierenfractie moedigen de Minister aan om de Van-boer-tot-bordstrategie
                  aan te grijpen om daadwerkelijk handen en voeten te geven aan haar beleid voor de
                  transitie waar de landbouw voor staat. Deze leden roepen de Minister dan ook op om
                  binnen de Landbouw en Visserijraad te pleiten voor het vastleggen van bindende doelstellingen,
                  met een resultaatverplichting voor 2030. Beaamt de Minister dat er een significant
                  verschil zit tussen streefdoelen (een inspanningsverplichting) en een resultaatsverplichting?
                  Gaat de Minister zich inzetten voor een resultaatsverplichting van de kwantitatieve
                  doelstellingen? Zo nee, waarom niet?
               
Deze leden hebben vernomen dat de Minister in de Landbouw en Visserijraad pleit voor
                     EU-brede doelstellingen, die niet uniform in elk land moeten worden toegepast. Deze
                     leden vragen de Minister wat haar doel is met dit pleidooi. Verwacht de Minister dat
                     bepaalde doelstellingen minder ambitieus zullen uitpakken voor Nederland wanneer deze
                     EU-breed worden toegepast en zo ja, welke? Realiseert de Minister zich dat wanneer
                     gestuurd wordt op een Europees gemiddelde van de kwantitatieve doelstellingen, landen
                     alleen ondergemiddeld kunnen scoren als andere landen boven het gemiddelde zitten?
                     Op welke doelstellingen voorziet de Minister dat er landen zijn die bovengemiddeld
                     zullen scoren en welke landen zullen dit zijn? Voorziet de Minister dat Nederland
                     op bepaalde doelstellingen bovengemiddeld zal scoren en zo ja, op welke? Deelt de
                     Minister het inzicht dat de solidariteit en het rechtvaardigheidsgevoel van lidstaten
                     verhoogd wordt wanneer de doelstellingen voor alle landen (procentueel) gelijk worden
                     gesteld? Waarom pleit de Minister daar niet voor?
                  
In een uitgelekte versie van de concept raadsconclusies over de Van-boer-tot-bordstrategie
                     hebben deze leden gelezen dat de Landbouw en Visserijraad wenst dat de Europese Commissie
                     impact assessments uitvoert alvorens met wetgeving te komen, waarbij rekening gehouden
                     moet worden met reeds behaalde successen, lopende Europese initiatieven en de aanvankelijke
                     niveaus van bedrijfsintensiteit van lidstaten. Is de Minister pleitbezorger van deze
                     wens? Zo ja, kan zij uitleggen wat zij bedoelt met «reeds behaalde successen» en op
                     welke manier deze al dan niet invloed zouden (moeten) hebben op de doelstellingen?
                     Naar welke lopende Europese initiatieven wordt hier verwezen en wat bedoelt de Minister
                     (indien dit haar inzet is) met het rekening houden met aanvankelijke niveaus van bedrijfsintensiteit
                     van lidstaten? Op welke manier zou dit van invloed (moeten) zijn op de doelstellingen?
                  
De leden van de Partij voor de Dierenfractie roepen de Minister op om te blijven pleiten
                     voor een moratorium op de vangst van de kortvinmakreelhaai. Wetenschappers stellen
                     dat de snelste haai ter wereld op uitsterven staat, onder andere doordat landen als
                     Italië, Spanje en Portugal gericht op deze haai vissen, maar ook doordat de haai bijvangst
                     is bij de tonijnvisserij. Omdat de haai maar eens in de drie jaar nageslacht krijgt
                     en de populatie hierdoor heel langzaam toeneemt, is de vangst van één haai volgens
                     deze leden er al één te veel.
                  
Binnenkort bepaalt Europa haar positie in voorbereiding op de bijeenkomst van de International
                     Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT). Alhoewel Europa’s positie
                     nu nog is dat mortaliteit van de makreelvis moet worden voorkomen door onder andere
                     een verbod op het vissen van de haai, zijn er landen als Spanje (maar ook Curaçao)
                     die zich hiertegen verzetten. Deze landen menen dat mortaliteit van de makreelhaai
                     niet kan worden uitgesloten, omdat deze ook dood kan gaan als bijvangst. Tijdens de
                     tonijnvangst echter wordt ook niet getracht om bijvangst van de makreelhaai te vermijden.
                     Zo wordt bijvoorbeeld niet ingezet op ander vistuig of voer.
                  
Klopt het dat Curaçao op tonijn vist en dat daarmee gesteld kan worden dat het Koninkrijk
                     der Nederlanden ook aan tonijnvisserij doet? Kan de Minister uitleggen waarom Curaçao
                     een andere opstelling heeft in het ICCAT dan Nederland en welke afspraken er tussen
                     Curaçao en Nederland bestaan over gezamenlijk visserij- en natuurbeheer? Kan de Minister
                     toezeggen dat ze in Europa ervoor blijft pleiten dat de visserij op de makreelhaai
                     stopt en dat er concrete acties worden ondernomen om de bijvangst van de makreelhaai
                     te reduceren door het stoppen van het vissen met schadelijke vistuigen?
                  
Walvissen en dolfijnen staan wereldwijd op uitsterven schreven meer dan 350 wetenschappers
                     uit 40 landen vorige week in een brandbrief.6 Voor meer dan de helft van negentig grote soorten walvissen, dolfijnen en bruinvissen
                     is er reden tot zorg. De oorzaken van de achteruitgang zijn het verstrikt raken in
                     vissersnetten, aanvaringen met boten, (plastic)vervuiling en klimaatverandering. De
                     wetenschappers roepen op tot actie. De leden van de Partij voor de Dierenfractie willen
                     weten of de Minister bekend is met de brandbrief.
                  
Erkent de Minister dat elk jaar duizenden dolfijnen dood op stranden aanspoelen als
                     gevolg van vissersnetten? Beaamt de Minister dat het verstrikt raken in vissersnetten
                     de grootste oorzaak van sterfte is onder walvissen en dolfijnen in Europa? Zo nee,
                     waarom niet? Zo ja, is de Minister het ermee eens dat concrete actie moet worden genomen
                     om sterfte van walvissen en dolfijnen door vissersnetten aan te pakken?
                  
Kan de Minister uitleggen waarom walvis- en dolfijnsterfte als gevolg van vissersnetten
                     nog veel voorkomt, aangezien Europese landen verplicht zijn om te zorgen voor strikte
                     bescherming van walvisachtigen en het minimaliseren van bijvangst volgens de EU Habitatrichtlijn?7 Kan de Minister uitleggen waarom een goede milieutoestand op zee, waaronder het voorkomen
                     van de achteruitgang van de biodiversiteit als gevolg van menselijke activiteiten,
                     nog niet bereikt is, ondanks de afspraak dat de goede milieutoestand op zee in 2020
                     bereikt zou zijn?8
Klopt het dat de monitoring van incidentele bijvangsten van zeezoogdieren nog onvoldoende
                     plaatsvindt? Kan de Minister uitleggen waarom monitoring nog onvoldoende plaatsvindt,
                     gezien de afspraak om in 2020 een goede milieutoestand op zee te bereiken en gezien
                     de verplichtingen volgens de EU- Habitatrichtlijn? Kan de Minister aangeven wat de
                     concrete acties met bijbehorende tijdlijn zijn van het voornemen van Nederland om
                     een internationaal project over monitoring en mitigatie van bijvangst, in samenwerking
                     met zoveel mogelijk buurlanden, te initiëren?9
Kent de Minister het reddingsplan »Blue Manifesto»10, dat opgesteld is door meer dan 100 milieuorganisaties, om het tij te keren op zee?
                     Is de Minister het eens met de concrete acties die worden genoemd in het reddingsplan,
                     zoals een snelle overgang naar visserijmethoden die leiden tot minder bijvangst? Is
                     de Minister het ermee eens dat de concrete acties uit het Blue Manifesto opgenomen
                     worden als onderdeel van de EU-Biodiversiteitsstrategie en mondiale biodiversiteitsverdrag,
                     die in 2021 worden vastgesteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de Minister ondernemen
                     om deze acties te promoten en te implementeren?
                  
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben nog enkele vragen over de aanlandplicht.
                     De aanlandplicht is bedoeld om verspilling tegen te gaan, door vissers diersoorten,
                     die als bijvangst gevangen worden, aan land te laten brengen. Zonder deze aanlandplicht
                     zouden de bijvangst-soorten over boord gegooid worden. De gedachte achter de aanlandplicht
                     is dat het vissers dwingt om selectiever te gaan vissen, door hun netten en visserij
                     zo aan te passen dat er minder ongewenste bijvangst is.
                  
Er zijn vissers die zeggen dat de aanlandplicht voor extra sterfte zorgt, omdat teruggegooide
                     vis een hogere overlevingskans heeft. Onderzoek toont aan dat de overlevingskans van
                     vis erg laag is en afhangt van allerlei niet te controleren variabelen, zoals seizoen,
                     weer en diepte van het vangstgebied. Het merendeel van de onderzochte soorten, te
                     weten tong, schol en schar, sterft.
                  
De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat er uitzonderingen gelden
                     op de aanlandplicht voor bijvoorbeeld ondermaatse schol (t/m 2023), tarbot (t/m 2022),
                     wijting (t/m 2021) en garnalen (t/m 2023). Deze leden merken op dat voor de vangst
                     van garnalen sleepnetten of boomkorren worden gebruikt, waarbij grote hoeveelheid
                     bijvangst aanwezig is, ook van soorten die bedreigd zijn. Zij zijn daarom verbaasd
                     dat de aanlandplicht niet geldt voor garnalen.
                  
Kan de Minister aangeven of er nog meer uitzonderingen zijn voor de Nederlandse visserij?
                     Zo ja, voor welke andere soorten geldt een ontheffing op de aanlandplicht? Kan de
                     Minister aangeven voor welke soorten, die worden gevangen als bijvangst, de aanlandplicht
                     niet geldt? Klopt het dat er geen aanlandplicht is voor bodemdieren, zeldzame soorten
                     en soorten die niet beheerd worden of bevist mogen worden, zoals haaien- en roggensoorten?
                     Wat zijn de overlevingskansen van bodemdieren en (zeldzame) soorten als ze overboord
                     worden gegooid? Kan de Minister aangeven hoeveel procent bijvangst een garnalenvisser
                     heeft en welke soorten worden gevangen? Hoeveel procent van de Nederlandse vissers
                     en welke vissers zijn specifieker gaan vissen als gevolg van de aanlandplicht?
                  
De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat een discussie over het
                  bijenrichtsnoer geagendeerd staat voor het SCoPAFF-overleg van 22 en 23 oktober 2020.
                  Kan de Minister aangeven of in dat overleg gesproken zal worden over het beschermingsdoel
                  voor (wilde) bijen en hommels in de herziening van het richtsnoer? Zal een technische
                  briefing voorafgaan aan deze SCoPAFF en zo ja, wanneer vindt deze plaats? Kan de Minister
                  deze leden verzekeren dat zij de spoedvragen over de wetenschappelijke onderbouwing
                  en de Nederlandse inzet11 ruim op tijd met de Kamer deelt, zodat zij hier een oordeel over kan vormen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Geannoteerde agenda
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de verzwaarde conditionaliteit in
                  relatie tot de eco-regelingen. Het Duitse voorzitterschap lijkt in te willen zetten
                  op verplichte beschikbaarstelling van eco-regelingen en vereenvoudigde conditionaliteit
                  voor kleine boeren. De Europese Commissie heeft gekozen voor verzwaarde conditionaliteit,
                  mede vanwege het optionele karakter van de eco-regelingen. Welke mogelijkheden ziet
                  de Minister nog om in te zetten op vereenvoudigde conditionaliteit voor alle boeren
                  in combinatie met verplichte beschikbaarstelling van eco-regelingen?
               
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de doelstellingen in de Europese
                  Van-boer-tot-bordstrategie in relatie tot de nationale strategische plannen in het
                  kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Enerzijds geeft de Europese Commissie
                  aan dat de doelstellingen geen wettelijke verplichtingen zijn, maar wel dat de het
                  de bedoeling is dat lidstaten in de nationale strategische plannen heel veel aandacht
                  aan deze doelstellingen besteden. Kan de Minister nader aangeven welke bevoegdheden
                  de Europese Commissie heeft of krijgt ten aanzien van de invulling van het NSP van
                  lidstaten? Kan de Minister erop aandringen dat in de raadsconclusies met betrekking
                  tot zowel het GLB als de Van-boer-tot-bordstrategie wordt aangegeven dat de bemoeienis
                  van de Europese Commissie met de invulling van de nationale strategische plannen teruggedrongen
                  wordt, zeker in het licht van de (niet formeel geaccordeerde) doelstellingen van de
                  Van-boer-tot-bordstrategie?
               
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de inzet in de Van-boer-tot-bordstrategie
                  op 20% vermindering van het gebruik van alle meststoffen, zowel dierlijke als kunstmest.
                  Het kan grote gevolgen hebben voor de gewasproductie omdat de gebruiksnormen al afgestemd
                  zijn op de gewasbehoefte en de bodemvruchtbaarheid. Wil de Minister zich ervoor inzetten
                  dat in de Raadconclusies wordt opgenomen dat het moet gaan om het beperken van nutriëntenverliezen
                  en niet om het verminderen van het gebruik van meststoffen?
               
Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van de Kamerbrief over
                  het SCoPAFF. Zij hebben begrepen dat in de akkerbouw grote zorgen zijn over het mogelijk
                  niet verlengen van de toelating van de actieve stof benfluralin. Dit is de werkzame
                  stof in het gewasbeschermingsmiddel Bonalan, een belangrijk middel voor de cichoreiteelt.
                  De akkerbouw vreest voor het verdwijnen van de cichoreiteelt uit Nederland, een producent
                  van belangrijke voedingsstoffen. Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is
                  met betrekking tot herregistratie van benfluralin, zo vragen deze leden. Is de Minister
                  bereid zo nodig in te zetten op verlenging van de toelating? Zij willen erop wijzen
                  dat de toelatingshouder heeft aangegeven dat met 90–95% driftreductie veilig gebruik
                  mogelijk is. Deze driftreductie moet door Nederlandse telers al geleverd worden.
               
II Antwoord/Reactie van de Minister
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn duidelijk is wanneer een voorstel
                  gedaan zal worden met betrekking tot de Totaal toegestane vangsten (Total Allowable
                  Catch (TAC)) voor met het Verenigd Koninkrijk gedeelde bestanden. Daarnaast spreken
                  deze leden hun steun uit voor de inzet van de Minister met betrekking tot het maken
                  van goede afspraken over de relatie op het gebied van visserij. Dit is voor de Nederlandse
                  vissers van het allergrootste belang. Onder goede afspraken verstaan zij onder andere
                  het tot een redelijke hoogte beperken van de Britse vangst in eigen wateren, het waarborgen
                  van de parallelliteit in de onderhandelingen en het voor de langere termijn vastleggen
                  van afspraken over quotumverdeling en toegang tot visgebieden. Zij vragen de Minister
                  of zij deze inzet deelt.
               
Antwoord
Er is helaas nog geen duidelijkheid over wanneer een voorstel gedaan zal worden m.b.t.
                     de TAC’s van de bestanden die de EU met het VK deelt. Dat is afhankelijk van het verloop
                     van de onderhandelingen met het VK. Op het moment dat er voorstellen bekend zijn,
                     wordt uw Kamer hier uiteraard over geïnformeerd.
                  
Mijn inzet is in lijn met het EU-mandaat (Kamerstuk 35 393, nr. 1). Dit betekent dat afspraken over onvoorwaardelijke toegang tot elkaars wateren en
                  quotaverdeling op basis van de vaste verdeelsleutel voor de lange termijn moeten worden
                  vastgelegd. Daarnaast is de koppeling tussen visserij-afspraken en de rest van het
                  akkoord over de toekomstige relatie zeer belangrijk. Mede daarom is de onderhandelingsstrategie
                  van de EU altijd geweest om parallel voortgang te boeken op de verschillende onderhandelingstafels.
               
Verslag Landbouw &Visserijraad 21 september
De leden van de VVD-fractie delen de oproep tot behoud van de concurrentiekracht van
                  de Europese boer met betrekking tot de handel in landbouwproducten. Landen buiten
                  de EU moeten voldoen aan dezelfde hoge standaarden als de landen binnen de EU. Deze
                  leden willen benadrukken dat ook binnen de EU nog niet in alle landen dezelfde productiestandaarden
                  gelden en dat het voor de concurrentiekracht van onze eigen Nederlandse boeren ook
                  goed is als deze standaarden gelijk getrokken worden. Deelt de Minister dit standpunt
                  en welke stappen zet zij om dit te bewerkstelligen? Welke inbreng heeft Nederland
                  geleverd bij de discussie over de handel in landbouwproducten, naast de onderhandelingen
                  met Nieuw-Zeeland? Zij doelen hierbij specifiek op het Mercosur-akkoord en de Brexit-onderhandelingen.
               
Antwoord
Tijdens de discussie over handel in landbouwproducten heeft Nederland aangegeven de
                     Europese Commissie te ondersteunen bij het onderhandelen over evenwichtige handelsovereenkomsten
                     die een gelijk speelveld bevorderen. Daarnaast is aangegeven dat alle naar de EU geëxporteerde
                     producten voor toelating op de Europese interne markt moeten voldoen aan alle Europese
                     standaarden op het gebied van plant- en diergezondheid, voedselveiligheid en etikettering.
                     Ook is aangegeven dat Nederland uitkijkt naar de update van de studie uit 2016 «Cumulatieve
                     economische impact van toekomstige handelsovereenkomsten op de landbouw in de EU».
                     Handelsbeleid kan bijdragen aan hogere duurzaamheidsnormen door te zorgen voor samenhang
                     tussen handelsvoorwaarden, de Farm-to-Forkstrategie en de Europese Biodiversiteitsstrategie.
                     De actualiteit van de EU Trade Policy Review benadrukt dit.
                  
Voor wat betreft Nieuw Zeeland heeft Nederland bezorgdheid geuit over de timing van
                     het tweede tariefaanbod aan Nieuw-Zeeland, en is aangegeven dat tariefliberalisering
                     voor eieren en eiproducten pas in werking zou mogen treden nadat het verbod op legbatterijen
                     in Nieuw Zeeland van kracht is geworden.
                  
Met betrekking tot Brexit is opgemerkt dat Nederland de onderhandelingen tussen de
                     EU en het VK met grote belangstelling volgt en zich grote zorgen maakt over de recente
                     ontwikkelingen in het VK met betrekking tot de Internal Market Bill. Nederland hoopt
                     op een evenwichtig toekomstig partnerschap aan het eind van het jaar. Nederland is
                     een van de landen die het zwaarst getroffen wordt door het vertrek van het VK uit
                     de EU en kijkt uit naar het voorstel van de Commissie voor het nieuwe EU-aanpassingsfonds voor de Brexit.
                  
Over Mercosur zijn geen opmerkingen gemaakt tijdens de Landbouw- en Visserijraad op
                     19 en 20 oktober. Hierbij geldt dat de Nederlandse regering haar standpunt zal bepalen
                     wanneer alle relevante documenten beschikbaar zijn.
                  
De leden van de VVD-fractie hechten veel waarde aan het gelijke speelveld, zowel tussen
                  boeren in de verschillende lidstaten als tot boeren in landen buiten de EU. Deze leden
                  willen hierbij expliciet het voorbeeld van de suikerbietenteelt aanhalen. Een voorbeeld
                  waaruit blijkt dat het Europese gelijke speelveld ver te zoeken is, gezien de elf
                  landen die inmiddels wel derogatie hebben verleend (Aanhangsel Handelingen II 2020/21,
                  nr. 314). Zij vragen de Minister uiteen te zetten hoe zij het gevraagde gelijke speelveld
                  in zijn algemeenheid en in de suikerbietenteelt in het bijzonder gaat borgen.
               
Antwoord
Het is goed dat de Europese Commissie inmiddels heeft aangekondigd strakker te zullen
                     toezien op het juist gebruik van het instrument van tijdelijke vrijstellingen en ook
                     specifiek op deze toepassingen in de suikerbietenteelt. Zoals ik in de agrarische
                     ondernemerschapsagenda (Kamerstuk 32 670, nr. 199) heb aangegeven, streef ik naar een gelijker speelveld. Gelijker speelveld betekent
                     echter niet altijd complete gelijkheid. Er kunnen altijd redenen zijn waarom lokaal
                     in een bepaald land van een specifieke regel moet kunnen worden afgeweken. In Nederland
                     hebben wij bijvoorbeeld een derogatie voor de Nitraatrichtlijn, dit vanwege specifieke
                     kenmerken van onze bodem.
                  
Brief SCoPAFF
De leden van de VVD-fractie vragen naar de gevolgen van het niet hernieuwen van de
                  goedkeuring van de werkzame stof Thiofanaat-methyl. Wat zijn de gevolgen voor de boer
                  en teler? Welke alternatieve vergelijkbare werkzame stoffen hebben zij nog tot hun
                  beschikking?
               
Antwoord
Een voorstel om de goedkeuring van de werkzame stof Thiofanaat-methyl niet te hernieuwen
                     is in september aangenomen door de lidstaten. Ik heb ingestemd met dit voorstel vanwege
                     de door EFSA en Ctgb geïdentificeerde mutagene, reprotoxische en hormoonverstorende
                     eigenschappen. Bij het bepalen van mijn standpunt over de goedkeuring van werkzame
                     stoffen kijk ik of een veilig gebruik voor mens, dier en milieu mogelijk is. De beschikbaarheid
                     van alternatieven speelt hierbij geen rol. In Nederland zijn middelen toegelaten in
                     diverse teelten, waaronder aardappelen, granen, bloembollen en bloemisterijgewassen.
                     Om een beeld te krijgen van de op korte termijn beschikbare alternatieven in iedere
                     teelt heb ik de NVWA gevraagd een nadere analyse uit te voeren en zal deze uw Kamer
                     toesturen wanneer deze gereed is. Voor de langere termijn is het van belang dat de
                     sector overgaat tot weerbare planten en teeltsystemen om de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen
                     te verminderen.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie lezen in de concept-raadsconclusies dat de lidstaten de
                  doelstelling steunen om minimaal 30% landoppervlakte van de EU en 30% van het zeegebied
                  te beschermen waarvan een derde strikt beschermd. Is het duidelijk hoeveel per lidstaat
                  wordt bijgedragen? Wat heeft deze doelstelling voor invloed voor Nederland?
               
Antwoord
De doelstelling voor 30% beschermd gebied waarvan 10% strikt beschermd is nadrukkelijk
                     geformuleerd op Europees niveau. Wel zal door de lidstaten en de Europese Commissie
                     samen besloten worden welke criteria en definities gehanteerd zullen worden. De lidstaten
                     zijn van mening dat het mogelijk moet zijn om minder zware beschermingsregimes dan
                     Natura 2000 mee te tellen, zoals in Nederland bijvoorbeeld het NNN, natuurgebieden
                     in nationale parken en gebieden die worden beheerd door agrarisch natuurbeheer.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen wat precies wordt gedaan met de conclusies uit
                  het VN-rapport «Global Biodiversity Outlook». Worden deze conclusies meegenomen in
                  de voorbereidingen voor de inzet van de EU tijdens de conventie van partijen bij het
                  Verdrag inzake Biologische Diversiteit (CBD)? Zijn de strategische doelstellingen
                  uit het rapport ook uitgesplitst naar land, zodat we kunnen zien welke landen het
                  wel of niet goed gedaan hebben?
               
Antwoord
De 5e Global Biodiversity Outlook (GBO) is opgesteld door het secretariaat van het
                     Biodiversiteitsverdrag. GBO dient als input voor de onderhandeling over een nieuw
                     Strategisch Raamwerk voor dit verdrag, dat zal worden afgesproken tijdens de Conferentie
                     van Partijen en ook voor het bepalen van het Europese onderhandelingsmandaat daaromtrent.
                     De rapportage over doelbereik in het rapport is niet uitgesplitst per land. Een uitsplitsing
                     per land is wel terug te vinden in de Nationale rapportages van de landen, die dan
                     ook als input voor de GBO hebben gediend. De Nederlandse nationale rapportage is naar
                     uw Kamer toegezonden op 26 juli 2019 (Kamerstuk 26 407, nr. 128).
                  
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen om de blijvende graslandbescherming
                  in Natura 2000-gebieden, aangezien in het verleden alle blijvende graslanden in Natura
                  2000-gebieden aangewezen zijn als «gevoelig», wat voor boeren voor problemen heeft
                  gezorgd. Hoe zet Minister zich in om niet weer alle blijvende graslanden als gevoelig
                  aan te wijzen?
               
Antwoord
De blijvende graslandbescherming in Natura 2000-gebieden en ook daarbuiten heeft en
                     verdient mijn aandacht. Ter uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Geurts
                     (Kamerstuk 26 407, nr. 111) heb ik een flexibilisering aangebracht in het huidige GLB.
                  
Op basis van een ecologische toets of een passende beoordeling waaruit blijkt dat
                     er geen negatieve effecten zijn voor de instandhoudingsdoelstellingen en uiterlijke
                     kenmerken van het betreffende gebied kan grasland onttrokken worden aan de aanwijzing
                     als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland. Voorwaarde is wel dat er buiten Natura
                     2000-gebieden evenveel blijvend grasland aangewezen wordt als ecologisch kwetsbaar
                     blijvend grasland.
                  
Bij de invulling van de voorwaarden van het nieuwe GLB kijk ik naar de doelstellingen
                  van het ploegverbod zoals o.a. die voor de koolstofvastlegging in de bodem. De ervaringen
                  uit de praktijk, die geleid hebben tot de flexibilisering in het huidig GLB, neem
                  ik mee naar de besluitvorming over de invulling van het NSP.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Verslag Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020
De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad
                  op 21 september 2020 dat een aantal vragen op het gebied van de Europese 30%-doelstelling
                  in de Biodiversiteitsstrategie (EBS) niet beantwoord is. In de kabinetsappreciatie
                  van de EBS (Kamerstuk 22 112, nr. 2897) lazen deze leden dat het kabinet het niet noodzakelijk vindt dat de 30% automatisch
                  moet gelden voor iedere Europese lidstaat. Zij vragen de Minister nogmaals of zij
                  van mening is dat deze 30% dus niet voor Nederland als lidstaat dient te gelden. Welk
                  soort invulling zou de Minister graag zien van deze 30% in Europa en welke lidstaten
                  zouden dan het areaal moeten opvangen als Nederland deze doelstelling niet wil hanteren?
                  Hoe ziet zij de doorvertaling van de 30% naar het niveau van de lidstaten? Welke rol
                  en verantwoordelijkheid ziet de Minister weggelegd voor Nederland om deze doelstelling
                  te halen op Europees niveau? Deze leden willen nogmaals benadrukken dat zij van mening
                  zijn dat het belangrijk is om eendracht uit te stralen en dat iedere lidstaat moet
                  streven naar 30% natuur, waarbij natuurgebieden door heel Europa moeten aansluiten
                  op elkaar.
               
Antwoord
De doelstelling voor 30% beschermd gebied waarvan 10% strikt beschermd is nadrukkelijk
                     geformuleerd op Europees niveau. Wel zal door de lidstaten en de Europese Commissie
                     samen besloten worden welke criteria en definities gehanteerd zullen worden. De lidstaten
                     zijn van mening dat het mogelijk moet zijn om minder zware beschermingsregimes dan
                     Natura 2000 mee te tellen, zoals in Nederland bijvoorbeeld het NNN, natuurgebieden
                     in nationale parken en gebieden die worden beheerd door agrarisch natuurbeheer.
                  
Toekomst GLB
De leden van de D66-fractie hebben gesignaleerd dat Frankrijk, met brede steun van
                  een groot aantal lidstaten, heeft gepleit om de productie van eiwithoudende gewassen
                  binnen de EU te versterken en de afhankelijkheid van invoer te verminderen. Deze leden
                  zijn positief dat de Minister stelt dat zij de verklaring niet steunt, aangezien ook
                  wordt gepleit voor gekoppelde steun voor de versterking van productie. Hoeveel lidstaten
                  hebben zich tot nu toe achter het voorstel van Frankrijk geschaard? Ziet de Minister
                  nog mogelijkheden om dit voorstel tegen te houden? Is de Minister bereid dit voorstel
                  te steunen, mits de voorwaarde van gekoppelde steun wordt losgelaten?
               
Antwoord
Tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 19 en 20 oktober is een statement aangenomen
                     waarin wordt gesteld dat gekoppelde steun een belangrijke stimulans kan zijn om het
                     concurrentievermogen, de duurzaamheid en de kwaliteit van de sector te verbeteren
                     en de productie van eiwithoudende gewassen en peulvruchten te verhogen. Dit statement
                     was onderdeel het GLB-pakket waarover als een geheel is gestemd. Met het oog op het
                     bereiken van een algemene oriëntatie op de drie GLB-verordeningen, heb ik ingestemd
                     met het aannemen van dit statement.
                  
Ik blijf echter van mening dat gekoppelde steun niet het juiste instrument is om de
                     EU minder afhankelijk te maken van de invoer van eiwithoudende gewassen In het nieuwe
                     GLB zijn andere instrumenten beschikbaar om de productie van eiwithoudende gewassen
                     te faciliteren, bijvoorbeeld via de eco-regelingen of 2e pijler projecten.
                  
De leden van de D66-fractie hebben gelezen dat «men» het erover eens is dat de Commissie
                  de invoer van eieren uit landen met een lager dierenwelzijnskarakter moet gaan verbieden.
                  Deze leden zijn tevreden met dit standpunt en onderschrijven deze visie. Hoe groot
                  acht de Minister de kans dat deze regelgeving er komt? Hoe wordt beoordeeld welk land
                  voldoet aan het dierenwelzijnskarakter? Welke eisen vindt de Minister dat hierbij
                  zouden moeten worden gesteld aan landen?
               
Antwoord
Bij betreffend discussie-onderdeel ging het om eieren die in derde landen in kooihuisvesting
                     zijn geproduceerd die niet voldoet aan de minimum-dierenwelzijnseisen die in de EU
                     gelden.
                  
Het gaat dus om de EU-minimumeisen aan kooihuisvesting van leghennen uit Richtlijn
                     1999/74/EG.
                  
Door de EU geïmporteerde producten hoeven in het algemeen niet te voldoen aan productie-eisen
                  van de EU als houderijsystemen en dierenwelzijnsstandaarden, tenzij er met derde landen
                  afspraken over zijn gemaakt. Hoe de Europese Commissie de kansen inschat om de minimum-dierenwelzijnseisen
                  die in de EU voor leghennen gelden ook in te voeren voor producten uit derde landen,
                  met inachtneming van het WTO kader, is nog niet bekend.
               
Waarschuwing aan Nederland op het gebied van pesticidegebruik
De leden van de D66-fractie hebben via Politico12 vernomen dat Eurocommissaris Kyriakides per brief lidstaten heeft gewaarschuwd over
                  de staat van dierenwelzijn en pesticidegebruik. Volgens het artikel heeft ook Nederland
                  waarschuwingen gekregen op het gebied van pesticidegebruik. Nederland zou slim gebruik
                  van pesticiden beter moeten verifiëren, verminderingen in gebruik van pesticiden meer
                  moeten aanmoedigen en een landelijk actieplan moeten updaten. Hoe beoordeelt de Minister
                  deze waarschuwingen? Welke acties onderneemt de Minister of gaat zij ondernemen om
                  gehoor te geven aan de waarschuwingen van Eurocommissaris Kyriakides?
               
Antwoord
De opmerkingen van Eurocommissaris Kyriakides hadden betrekking op het respecteren
                     van de perioden waarbinnen de bevoegde autoriteiten risicobeoordelingen van werkzame
                     stoffen dienen af te ronden, de actualisatie van het Nationaal Actieplan (NAP) en
                     het stimuleren van vormen van gewasbescherming waarbij minder gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn.
                  
Het tijdig kunnen afronden van risicobeoordelingen vind ik van groot belang, mede
                  om daarmee tijdelijke procedurele verlengingen van de EU-goedkeuring van een werkzame
                  stoffen zoveel mogelijk tegen te gaan. Ten aanzien van dit aspect punt roept de Commissaris
                  de lidstaten op om gebruik te maken van de mogelijkheid van de Gewasbeschermingsmiddelenverordening
                  ((EU) 1107/2009) om kostendekkende tarieven in rekening te brengen bij de aanvragers.
                  In Nederland is dit al geïmplementeerd in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
                  Het Ctgb werkt met kostendekkende tarieven.
               
Elke lidstaat dient ter uitvoering van de Richtlijn Duurzaam gebruik van pesticiden
                  ((EU) 2009/128) een Nationaal Actieplan (NAP) op te stellen en dit periodiek te actualiseren.
                  Ik heb de Eurocommissaris geantwoord dat Nederland in maart 2019 een actualisatie
                  van het bestaande NAP heeft toegestuurd, vooruitlopend op een nieuw Nationaal Actieplan
                  dat zal worden gebaseerd op de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 en het Uitvoeringsprogramma
                  ter realisatie van die visie. De kern van de Toekomstvisie en het Uitvoeringsprogramma
                  is een transitie naar weerbare planten en teeltsystemen waardoor de behoefte aan chemische
                  gewasbeschermingsmiddelen zal verminderen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen
                     over de visserij in 2020 later en anders zullen plaatsvinden dan normaal. Doordat
                     er wegens Brexit ook onderhandeld moet worden met het Verenigd Koninkrijk, kan er
                     nog niet concreet gesproken worden over EU-Noorwegenonderhandelingen. De Minister
                     schrijft daarnaast dat Noorwegen zelf de visserijovereenkomst die is gesloten in 1980
                     ook wil herzien. Het akkoord is volgens Noorwegen toe aan modernisering en ook de
                     Brexit speelt hierbij een rol. Heeft de Minister een idee op welke manier de Brexit
                     invloed gaat hebben op de EU-Noorwegenonderhandelingen? Kan zij dit toelichten?
                  
Daarnaast lezen deze leden dat het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen een bilaterale
                     visserijovereenkomst hebben getekend. Naar verwachting zullen er meerdere soortgelijke
                     bilaterale overeenkomsten met andere kuststaten door het Verenigd Koninkrijk worden
                     gesloten. In hoeverre moet in de EU-Noorwegenonderhandelingen naar deze vergelijkbare
                     overeenkomsten worden gekeken? Welke invloed hebben deze verschillende bilaterale
                     overeenkomsten op het Europese visserijbeleid? Zij houden de Brexit-onderhandelingen
                     met het Verenigd Koninkrijk nauw in de gaten en zijn benieuwd of de Minister een laatste
                     stand van zaken kan geven van de rol van de visserij in deze onderhandelingen. Kan
                     de Minister deze leden daar meer inzicht in geven?
                  
Antwoord
Ik verwacht dat het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU met name invloed
                     gaat hebben op de zogenoemde ruil tussen Noorwegen en de EU. Ieder jaar onderhandelen
                     de EU en Noorwegen over een uitruil van quota. Dit houdt onder andere in dat Noorwegen
                     Arctische kabeljauw aanbiedt – het is vastgelegd in het akkoord dat Noorwegen dit
                     moet doen – en dat daar met EU quota voor betaald moet worden. Dat gebeurt voor een
                     groot deel met blauwe wijting, maar er zijn ook andere bestanden die hiervoor worden
                     ingezet.
                  
Daarnaast wordt er ook toegang tot elkaars wateren gegeven om dergelijke bestanden
                     op te kunnen vissen.
                  
Met het vertrek van het VK uit de EU heeft de EU minder te bieden in deze ruil, zowel
                     qua quotum als toegang. Daarom verbaast het mij niet dat Noorwegen het akkoord wil
                     herzien. Overigens verwacht ik niet dat dit invloed zal hebben op het vaststellen
                     van de vangstmogelijkheden op basis van het wetenschappelijke advies en de doelstellingen
                     m.b.t de Maximum Sustainable Yield (MSY).
                  
Wat de bilaterale overeenkomst tussen het VK en Noorwegen betreft zal het VK vanaf
                     januari zelf dergelijke overeenkomsten kunnen sluiten en het is op voorhand niet te
                     zeggen wat hierin precies geregeld is. Wel is het zo dat zowel Noorwegen als VK altijd
                     de principes van duurzame visserij hebben onderschreven en dat het dus in de verwachting
                     ligt dat zij dit blijven doen
                  
Als laatste wordt er gevraagd om de stand van zaken omtrent de onderhandelingen met
                  het VK. Zoals uw Kamer weet liggen de posities van de EU en het VK op een aantal belangrijke
                  onderwerpen ver uit elkaar, waaronder op visserij. Ik heb alle vertrouwen in dhr.
                  Barnier, die onderhandelt op basis van het mandaat, en zal uw Kamer informeren als
                  er meer bekend is over het verloop van de onderhandelingen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dierenfractie roepen de Minister op om te blijven pleiten
                     voor een moratorium op de vangst van de kortvinmakreelhaai. Wetenschappers stellen
                     dat de snelste haai ter wereld op uitsterven staat, onder andere doordat landen als
                     Italië, Spanje en Portugal gericht op deze haai vissen, maar ook doordat de haai bijvangst
                     is bij de tonijnvisserij. Omdat de haai maar eens in de drie jaar nageslacht krijgt
                     en de populatie hierdoor heel langzaam toeneemt, is de vangst van één haai volgens
                     deze leden er al één te veel.
                  
Binnenkort bepaalt Europa haar positie in voorbereiding op de bijeenkomst van de International
                     Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT). Alhoewel Europa’s positie
                     nu nog is dat mortaliteit van de makreelvis moet worden voorkomen door onder andere
                     een verbod op het vissen van de haai, zijn er landen als Spanje (maar ook Curaçao)
                     die zich hiertegen verzetten. Deze landen menen dat mortaliteit van de makreelhaai
                     niet kan worden uitgesloten, omdat deze ook dood kan gaan als bijvangst. Tijdens de
                     tonijnvangst echter wordt ook niet getracht om bijvangst van de makreelhaai te vermijden.
                     Zo wordt bijvoorbeeld niet ingezet op ander vistuig of voer.
                  
Klopt het dat Curaçao op tonijn vist en dat daarmee gesteld kan worden dat het Koninkrijk
                     der Nederlanden ook aan tonijnvisserij doet? Kan de Minister uitleggen waarom Curaçao
                     een andere opstelling heeft in het ICCAT dan Nederland en welke afspraken er tussen
                     Curaçao en Nederland bestaan over gezamenlijk visserij- en natuurbeheer? Kan de Minister
                     toezeggen dat ze in Europa ervoor blijft pleiten dat de visserij op de makreelhaai
                     stopt en dat er concrete acties worden ondernomen om de bijvangst van de makreelhaai
                     te reduceren door het stoppen van het vissen met schadelijke vistuigen?
                  
Antwoord
Ik deel uw zorgen over de ontwikkelingen in het mondiale beheer van tonijnvisserij.
                     Ik heb er ook dit jaar weer nadrukkelijk voor gepleit bij de EU om de bijvangst van
                     haaien in het algemeen – en de kortvin makreelhaai in het bijzonder – tot een absoluut
                     minimum te beperken. Tevens heb ik wederom krachtig gepleit voor een solide wetenschappelijke
                     onderbouwing van besluiten binnen het ICCAT-verdrag. Ik zal dit binnen de EU en het
                     ICCAT-verdrag blijven doen.
                  
Curaçao is een zelfstandig land binnen het Koninkrijk en heeft daarmee ook zelfstandige
                  bevoegdheden ten aanzien van bijvoorbeeld het visserijbeleid. Daarnaast heeft Curaçao
                  voor zover mij bekend geen gerichte industriële visserij op tonijn. Het is daarom
                  onjuist om te stellen dat het Koninkrijk der Nederlanden aan tonijnvisserij doet.
               
Curaçao is geen onderdeel van de Europese Unie en heeft binnen haar eigen zelfstandige
                  bevoegdheden op het terrein van visserij een afspraak tot samenwerking met ICCAT gemaakt.
                  Europees Nederland is geen lid van ICCAT; dit loopt via de Europese Unie. Daardoor
                  kan het voorkomen dat Curaçao een ander standpunt heeft binnen ICCAT, dan het gecoördineerde
                  standpunt van de EU waar Europees Nederland aan gehouden is.
               
Walvissen en dolfijnen staan wereldwijd op uitsterven schreven meer dan 350 wetenschappers
                     uit 40 landen vorige week in een brandbrief.13 Voor meer dan de helft van negentig grote soorten walvissen, dolfijnen en bruinvissen
                     is er reden tot zorg. De oorzaken van de achteruitgang zijn het verstrikt raken in
                     vissersnetten, aanvaringen met boten, (plastic)vervuiling en klimaatverandering. De
                     wetenschappers roepen op tot actie. De leden van de Partij voor de Dierenfractie willen
                     weten of de Minister bekend is met de brandbrief.
                  
Erkent de Minister dat elk jaar duizenden dolfijnen dood op stranden aanspoelen als
                     gevolg van vissersnetten? Beaamt de Minister dat het verstrikt raken in vissersnetten
                     de grootste oorzaak van sterfte is onder walvissen en dolfijnen in Europa? Zo nee,
                     waarom niet? Zo ja, is de Minister het ermee eens dat concrete actie moet worden genomen
                     om sterfte van walvissen en dolfijnen door vissersnetten aan te pakken?
                  
Kan de Minister uitleggen waarom walvis- en dolfijnsterfte als gevolg van vissersnetten
                     nog veel voorkomt, aangezien Europese landen verplicht zijn om te zorgen voor strikte
                     bescherming van walvisachtigen en het minimaliseren van bijvangst volgens de EU-Habitatrichtlijn?14 Kan de Minister uitleggen waarom een goede milieutoestand op zee, waaronder het voorkomen
                     van de achteruitgang van de biodiversiteit als gevolg van menselijke activiteiten,
                     nog niet bereikt is, ondanks de afspraak dat de goede milieutoestand op zee in 2020
                     bereikt zou zijn?15
Klopt het dat de monitoring van incidentele bijvangsten van zeezoogdieren nog onvoldoende
                  plaatsvindt? Kan de Minister uitleggen waarom monitoring nog onvoldoende plaatsvindt,
                  gezien de afspraak om in 2020 een goede milieutoestand op zee te bereiken en gezien
                  de verplichtingen volgens de EU-Habitatrichtlijn? Kan de Minister aangeven wat de
                  concrete acties met bijbehorende tijdlijn zijn van het voornemen van Nederland om
                  een internationaal project over monitoring en mitigatie van bijvangst, in samenwerking
                  met zoveel mogelijk buurlanden, te initiëren?16
Antwoord
Vanwege de grote hoeveelheid vragen in de bovenstaande vraag heb ik de vragen gesplitst
                     beantwoordt:
                  
1
De leden van de Partij voor de Dierenfractie willen weten of de Minister bekend is
                     met de brandbrief.
                  
Antwoord
Ja.
2
Erkent de Minister dat elk jaar duizenden dolfijnen dood op stranden aanspoelen als
                     gevolg van vissersnetten?
                  
Antwoord
Het is bekend dat bijvangst wereldwijd een groot probleem is. Het is ook bekend dat
                     de één op één relatie met gestrande dieren lastig aan te tonen is.
                  
3
Beaamt de Minister dat het verstrikt raken in vissersnetten de grootste oorzaak van
                     sterfte is onder walvissen en dolfijnen in Europa?
                  
Antwoord
Bijvangst is wereldwijd een groot probleem. Nederland is zeer actief in internationale
                     verdragen die zich met dit probleem bezighouden, zoals de IWC (International Whaling
                     Committee), ASCOBANS (Agreement on the Conservation of Small Cetaceans of the Baltic,
                     North East Atlantic, Irish and North Seas) en het OSPAR-verdrag. Internationaal wordt
                     bijvangst samen met onderwatergeluid, scheepsaanvaringen en contaminanten als één
                     van de grootste bedreigingen voor walvisachtigen aangemerkt. Een probleem is echter
                     ook dat er te weinig gemonitord wordt om de echte omvang van bijvangst te kunnen meten.
                  
4
Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister het ermee eens dat concrete actie moet
                     worden genomen om sterfte van walvissen en dolfijnen door vissersnetten aan te pakken?
                  
Antwoord
Ik ben van mening dat concrete actie nodig is. In Nederland is dit jaar gewerkt aan
                     een actualisatie van het Bruinvisbeschermingsplan uit 2011. Hierin wordt ook een ambitieus
                     internationaal project voorgesteld om bijvangst aan te pakken, zowel op het gebied
                     van verbeterde monitoring, als het nemen van geschikte mitigerende maatregelen.
                  
5
Kan de Minister uitleggen waarom walvis- en dolfijnsterfte als gevolg van vissersnetten
                     nog veel voorkomt, aangezien Europese landen verplicht zijn om te zorgen voor strikte
                     bescherming van walvisachtigen en het minimaliseren van bijvangst volgens de EU Habitatrichtlijn?
                  
Antwoord
Zoals ik in het antwoord op de vragen 2 en 3 al heb aangegeven is de monitoring op
                     dit moment niet voldoende om de ordegrootte van bijvangst vast te stellen. Zoals aangegeven
                     in het antwoord op de vragen 3 en 4 zet Nederland zich actief in om walvisachtigen
                     te beschermen en de bijvangst te minimaliseren.
                  
6
Kan de Minister uitleggen waarom een goede milieutoestand op zee, waaronder het voorkomen
                     van de achteruitgang van de biodiversiteit als gevolg van menselijke activiteiten,
                     nog niet bereikt is, ondanks de afspraak dat de goede milieutoestand op zee in 2020
                     bereikt zou zijn?
                  
Antwoord
De Kaderrichtlijn Mariene Strategie wordt samen door mijn collega’s van I&W. EZK,
                     Defensie en mijzelf uitgevoerd. Het bevat een groot aantal doelen, waarvan voor de
                     visserij en biodiversiteit. In de 2018 rapportage van de Goede Milieutoestand staat
                     dat het voor een aantal doelen wel vooruit gaat, maar dat er voor veel zaken nog onvoldoende
                     informatie is. We werken hard aan het vergaren van voldoende informatie om de juiste
                     maatregelen te kunnen nemen op de gebieden waarvan het doelbereik achterblijft.
                  
7
Klopt het dat de monitoring van incidentele bijvangsten van zeezoogdieren nog onvoldoende
                     plaatsvindt? Kan de Minister uitleggen waarom monitoring nog onvoldoende plaatsvindt,
                     gezien de afspraak om in 2020 een goede milieutoestand op zee te bereiken en gezien
                     de verplichtingen volgens de EU- Habitatrichtlijn? Kan de Minister aangeven wat de
                     concrete acties met bijbehorende tijdlijn zijn van het voornemen van Nederland om
                     een internationaal project over monitoring en mitigatie van bijvangst, in samenwerking
                     met zoveel mogelijk buurlanden, te initiëren?
                  
Antwoord
Zie vraag 4. Het internationale project zal halverwege volgend jaar worden ingediend
                     bij de Europese Commissie.
                  
8
Kent de Minister het reddingsplan »Blue Manifesto»17, dat opgesteld is door meer dan 100 milieuorganisaties, om het tij te keren op zee?
                     Is de Minister het eens met de concrete acties die worden genoemd in het reddingsplan,
                     zoals een snelle overgang naar visserijmethoden die leiden tot minder bijvangst? Is
                     de Minister het ermee eens dat de concrete acties uit het Blue Manifesto opgenomen
                     worden als onderdeel van de EU-Biodiversiteitsstrategie en mondiale biodiversiteitsverdrag,
                     die in 2021 worden vastgesteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de Minister ondernemen
                     om deze acties te promoten en te implementeren?
                  
Antwoord
Ik ben bekend met het «Blue Manifesto». De voorgestelde concrete acties uit het Blue
                     Manifesto kunnen een rol spelen bij de uitwerking van de EU biodiversiteitsstrategie.
                     Het Noordzeeakkoord is echter voor mij het richtinggevende kader voor de Nederlandse
                     interventie richting Brussel. Hierin staan onder andere afspraken over verduurzaming
                     van de visserij. Het in antwoord 4 genoemde bijvangst project ambieert ook onderzoek
                     naar mitigerende maatregelen, zoals alternatieve technieken. Hierbij wordt ook gekeken
                     naar socio-economische aspecten en duurzame manieren van financiering, zowel voor
                     monitoring als mitigatie.
                  
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben nog enkele vragen over de aanlandplicht.
                     De aanlandplicht is bedoeld om verspilling tegen te gaan, door vissers diersoorten,
                     die als bijvangst gevangen worden, aan land te laten brengen. Zonder deze aanlandplicht
                     zouden de bijvangst-soorten over boord gegooid worden. De gedachte achter de aanlandplicht
                     is dat het vissers dwingt om selectiever te gaan vissen, door hun netten en visserij
                     zo aan te passen dat er minder ongewenste bijvangst is.
                  
Er zijn vissers die zeggen dat de aanlandplicht voor extra sterfte zorgt, omdat teruggegooide
                     vis een hogere overlevingskans heeft. Onderzoek toont aan dat de overlevingskans van
                     vis erg laag is en afhangt van allerlei niet te controleren variabelen, zoals seizoen,
                     weer en diepte van het vangstgebied. Het merendeel van de onderzochte soorten, te
                     weten tong, schol en schar, sterft.
                  
De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat er uitzonderingen gelden
                     op de aanlandplicht voor bijvoorbeeld ondermaatse schol (t/m 2023), tarbot (t/m 2022),
                     wijting (t/m 2021) en garnalen (t/m 2023). Deze leden merken op dat voor de vangst
                     van garnalen sleepnetten of boomkorren worden gebruikt, waarbij grote hoeveelheid
                     bijvangst aanwezig is, ook van soorten die bedreigd zijn. Zij zijn daarom verbaasd
                     dat de aanlandplicht niet geldt voor garnalen.
                  
Kan de Minister aangeven of er nog meer uitzonderingen zijn voor de Nederlandse visserij?
                     Zo ja, voor welke andere soorten geldt een ontheffing op de aanlandplicht? Kan de
                     Minister aangeven voor welke soorten, die worden gevangen als bijvangst, de aanlandplicht
                     niet geldt? Klopt het dat er geen aanlandplicht is voor bodemdieren, zeldzame soorten
                     en soorten die niet beheerd worden of bevist mogen worden, zoals haaien- en roggensoorten?
                     Wat zijn de overlevingskansen van bodemdieren en (zeldzame) soorten als ze overboord
                     worden gegooid?
                  
9
Kan de Minister aangeven hoeveel procent bijvangst een garnalenvisser heeft en welke
                     soorten worden gevangen? Hoeveel procent van de Nederlandse vissers en welke vissers
                     zijn specifieker gaan vissen als gevolg van de aanlandplicht?
                  
Antwoord
De belangrijkste uitzonderingen op de aanlandplicht voor de Nederlandse visserij zijn
                     naast schol, tarbot, wijting en garnalen ook de uitzonderingen voor langoustine, tong
                     en roggen. Ook geldt een uitzondering op de aanlandplicht voor bepaalde roggen, gebaseerd
                     op hoge overleving op basis van meerdere wetenschappelijke onderzoeken.
                  
Het Noordzee discardplan voor 2021–2023 ligt op dit moment ter goedkeuring voor bij
                     het Europees parlement (EP) en is dus nog niet vastgesteld. De uitzonderingen in de
                     Noordzee voor 2021–2023 zijn grotendeels gelijk aan de uitzonderingen in het discardplan
                     2020–2021 (EU verordening 2019/2238). Voor de duidelijkheid: het gaat niet om uitzondering
                     specifiek voor de Nederlandse visserij, maar het betreft een Europese uitzondering
                     voor bepaalde vormen van visserij op bepaalde soorten.
                  
De aanlandplicht is van kracht voor soorten waarvoor vangstbeperkingen (Total Allowable
                     Catch, TACs) gelden. Dit betekent dat voor niet gequoteerde soorten géén aanlandplicht
                     geldt. Dit betreft veel vissoorten, zoals schar, tongschar, en rode poon, maar ook
                     benthos (bodemdieren). Er zijn voor deze soorten ook geen gegevens beschikbaar voor
                     wat betreft overleving indien zij worden bijgevangen en overboord worden gegooid.
                     Voor kwetsbare soorten waarvoor een vangstverbod geldt niet de aanlandplicht, maar
                     een verplichting tot terugzetten zoals bijvoorbeeld zeebaars. Ook voor enkele haaien-
                     en roggensoorten geldt deze verplichting tot terugzetten ondanks dat er geen vangstverbod
                     maar vangstbeperkingen zijn vastgesteld. De belangrijkste vangstbeperkingen, dan wel
                     vangstverboden zijn vastgelegd in de TAC en Quota Verordening (2020/123) en de Diepzee
                     Verordening (2018/2025).
                  
Wat betreft de garnalenvisserij, een studie van Wageningen Marine Research (WMR) «Vangstsamenstelling
                  per tuigcategorie: herziening contingentenstelsel visserij in Nederland in het kader
                  van de aanlandplicht» uit 201618 suggereert dat er in de garnalenvisserij met name wijting, schol en haring wordt
                  bijgevangen (samen ca. 9% van de vangst). Overigens ben ik, ten behoeve van uitzondering
                  van garnalen op de aanlandplicht, voornemens nader onderzoek naar vangstsamenstelling
                  in de garnalenvisserij te starten. Hierdoor krijgen we meer inzicht in de hoeveelheid
                  bijvangst in de garnalenvisserij. Dit onderzoek wordt naar verwachting gestart 2021
                  door Wageningen Marine Research (WMR).
               
De aanlandplicht is bedoeld om verspilling te voorkomen en vissers te stimuleren gerichter
                     te vissen. Het is voor een visser immers niet wenselijk ongewenste vangsten aan boord
                     te moeten houden en aan te landen. Dat kost tijd en ruimte en levert financieel weinig
                     op.
                  
Er zijn geen gegevens of en hoeveel de visserij gerichter is gaan vissen. Dit ook
                     omdat de effecten aanlandplicht en gedrag van visserij moeilijk met elkaar te correleren
                     zijn. Wel zet Nederland erop in om de uitzonderingen op de aanlandplicht zoveel mogelijk
                     te verbinden aan innovatie en onderzoek. Zo is de uitzondering voor de tongvisserij
                     expliciet verbonden aan een pilot project met camera’s aan boord.
                  
10
De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat een discussie over het
                     bijenrichtsnoer geagendeerd staat voor het SCoPAFF-overleg van 22 en 23 oktober 2020.
                     Kan de Minister aangeven of in dat overleg gesproken zal worden over het beschermingsdoel
                     voor (wilde) bijen en hommels in de herziening van het richtsnoer? Zal een technische
                     briefing voorafgaan aan deze SCoPAFF en zo ja, wanneer vindt deze plaats? Kan de Minister
                     deze leden verzekeren dat zij de spoedvragen over de wetenschappelijke onderbouwing
                     en de Nederlandse inzet19 ruim op tijd met de Kamer deelt, zodat zij hier een oordeel over kan vormen?
                  
Antwoord
Tijdens de SCoPAFF vergadering van 22 en 23 oktober is niet inhoudelijk gesproken
                     over het bijenrichtsnoer. Dit zal gebeuren tijdens een technische bijeenkomst met
                     de Europese Commissie, EFSA en de lidstaten. Tijdens dit overleg zullen de beschermdoelen
                     voor bijen nader worden besproken. De Europese Commissie stelt de stukken voor deze
                     vergaderingen doorgaans 2 weken van tevoren beschikbaar, waarna het Ctgb mij hierop
                     adviseert. Er is nog geen datum vastgesteld voor dit technische overleg en de stukken
                     heb ik dan ook nog niet in mijn bezit. Hierdoor kan ik uw Kamer pas kort van tevoren
                     infomeren over de agenda en mijn inzet. Ik tracht uw Kamer zo transparant en spoedig
                     mogelijk te informeren. Daarnaast heeft EFSA aangegeven de stukken voor de bijeenkomst
                     vooraf te publiceren op de website.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van de Kamerbrief over
                  het SCoPAFF. Zij hebben begrepen dat in de akkerbouw grote zorgen zijn over het mogelijk
                  niet verlengen van de toelating van de actieve stof benfluralin. Dit is de werkzame
                  stof in het gewasbeschermingsmiddel Bonalan, een belangrijk middel voor de cichoreiteelt.
                  De akkerbouw vreest voor het verdwijnen van de cichoreiteelt uit Nederland, een producent
                  van belangrijke voedingsstoffen. Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is
                  met betrekking tot herregistratie van benfluralin, zo vragen deze leden. Is de Minister
                  bereid zo nodig in te zetten op verlenging van de toelating? Zij willen erop wijzen
                  dat de toelatingshouder heeft aangegeven dat met 90–95% driftreductie veilig gebruik
                  mogelijk is. Deze driftreductie moet door Nederlandse telers al geleverd worden.
               
Antwoord
Binnen de EU wordt momenteel gediscussieerd een eventuele hernieuwde goedkeuring van
                     de werkzame stof benfluralin. Bij mijn afweging of ik in kan stemmen met een eventuele
                     hernieuwing van de goedkeuring is het bepalend of een veilig gebruik voor mens, dier
                     en milieu mogelijk is. In deze afweging wordt uitgegaan van een door de aanvrager
                     ingediende toepassing volgens goed landbouwkundig gebruik en beschikbare risico mitigerende
                     maatregelen die realistisch en haalbaar zijn in de gehele EU of minstens één van de
                     drie klimatologische zones van de EU. Als de werkzame stof op EU niveau kan worden
                     goedgekeurd zal het Ctgb voor toelatingen in Nederland ook de Nederlandse praktijk
                     van driftreductie in ogenschouw nemen. Zoals gebruikelijk zal ik uw Kamer informeren
                     wanneer de Europese Commissie hier een voorstel ter stemming over voorlegt aan de
                     lidstaten en ik mij hierop heb laten adviseren door het Ctgb.
                  
III Volledige agenda
               
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 19 en 20 oktober 2020. Brief regering d.d. 07-10-2020, (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1254)
Verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 21 september 2020. Brief regering d.d. 06-10-2020, (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1253)
Standing Commitee for Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 29 september 2020. Brief regering d.d. 23-09-2020, (Kamerstuk 27 858, nr. 517)
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - 
              
                  Mede ondertekenaar
M. Verhoev, adjunct-griffier