Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 513 Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 2 november 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken 1), belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Algemeen
1
1.
Inleiding
1
2.
Inhoud van het voorstel
4
3.
Overgangsrecht, inwerkingtreding en evaluatie
8
4.
Advies en consultatie
9
Artikelsgewijs
9
Algemeen
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
tot Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband
met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen.
Graag willen zij daarover diverse opmerkingen maken en de regering een aantal vragen
voorleggen. Deze leden zijn het eens met het doel van het wetsvoorstel, te weten het
verbeteren van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke rege-lingen. Democratische
legitimatie van samenwerkingsverbanden is immers belangrijk. Er wordt een aantal instrumenten
voorgesteld die de positie van gemeenteraden c.q. gemeenteraadsleden moet versterken.
De leden van de VVD-fractie vragen zich in het algemeen af of de gedane voorstellen
echt leiden tot het vergroten van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke
regelingen. Lost het wetsvoorstel de geconstateerde problemen daadwerkelijk op? Hoe
wordt met het wetsvoorstel de democratische legitimatie verbeterd? De leden van de
VVD-fractie vragen de regering daar nader op in te gaan. Het is deze leden overigens
opgevallen dat de regering in reactie op het advies van de Afdeling advisering van
de Raad van State stelt dat het voorstel de demo-cratische legitimatie van gemeenschappelijke
regelingen niet direct verbetert. Wat het voorstel doet is het verbeteren van de middelen
en de randvoor-waarden om tot betere legitimatie te komen.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie de regering nader in te gaan op het risico
van rolonduidelijkheid waar de Afdeling advisering van de Raad van State op wijst.
Hoe ziet de regering dat? Tot slot van deze paragraaf vragen deze leden of overwogen
is om de gehele Wet gemeenschappelijke regelingen nader te bezien in plaats van het
wijzigen van de wet op onderdelen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband
met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen.
Deze leden onderkennen dat de legitima-tie van gemeenschappelijke regelingen direct
gekoppeld is aan de mogelijk-heden die de raden hebben tot het uitoefenen van controle
en het stellen van kaders bij samenwerkingsverbanden waaraan de gemeente deelneemt.
Deze leden hechten er dan ook aan dat gemeenteraden voldoende mogelijkheden en informatie
hebben om deze rol goed in te kunnen vullen. Het voorliggende wetsvoorstel beschouwen
deze leden als een stap in de goede richting. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie ondersteunen de gedachte dat de democratische legitimatie
van, en politieke verantwoording over, gemeentelijke samenwerking verbeterd moet worden.
De afgelopen jaren zijn veel taken van het Rijk richting de gemeenten gedecentraliseerd.
Veel gemeenten moeten samenwerken om bepaalde taken te kunnen uitvoeren. Raadsleden
vervullen hun controlerende rol, na een recente wetswijziging, door hun collegeleden
die deelnemen in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling aan te sturen. Toch
ervaart men dat de volksvertegenwoordiging niet genoeg controle kan uitoefenen op
de gemeenschappelijke regelingen. Als antwoord hierop heeft de regering een aantal
aanvullende bevoegdheden opgenomen in het wetsvoorstel om de democratische legitimatie
van de gemeenschappelijke regelingen te vergroten. Waaronder een uitbreiding van de
zienswijzeprocedure, een gemeenschap-pelijke adviescommissie en een actieve informatieplicht
van gemeenschap-pelijke regelingen naar de gemeenteraden. Een veelgehoord probleem
is dat raadsleden overbelast zijn. Ook wordt weleens vernomen dat het gemeente-raden
ontbreekt aan expertise, ondersteuning, tijd en prioriteit om zich voldoende bezig
te houden met de gemeenschappelijke regelingen, zoals ook de Raad van State beschrijft
in haar advies bij het voorstel. Ook is de Raad voor openbaar bestuur (hierna: ROB)
bezig met een advies over de vraag welke ondersteuning heden ten dage vereist is voor
gemeenteraden. Kan de regering nader toelichting geven op welke manier dit wetsvoorstel
bijdraagt aan een oplossing voor de genoemde achterliggende problematiek bij gemeente-raden.
In algemene zin zouden deze leden de regering ook willen uitnodigen tot een bredere
beschouwing op de vraag in welke mate de democratisering van gemeenschappelijke regelingen
symptoombestrijding is en in welke mate grotere gemeenten een oplossing voor de onderliggende
vraag zou kunnen zijn. Hierbij zou de regering ook kunnen betrekken welke meer fundamentele
aanpassingen zij ziet om dit probleem te adresseren. Niet voor niets heeft de regering
de ROB ook gevraagd om te adviseren over het fenomeen van de regionalisering van het
decentraal bestuur waarin, in de woorden van de ROB: «De kwestie is dat – in eerste
plaats – deze regio’s geen congruente indeling vertonen en daardoor als een lappendeken
een nieuwe, officieuze bestuurs-laag vormen tussen provincies en gemeenten en – in
de tweede plaats – geen formele vorm van democratie hebben die verantwoording en legitimiteit
organiseren.»
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel om de Wet gemeenschappelijke regelingen zodanig aan te passen dat de
democratische controle op de gemeenschappelijke regelingen wordt versterkt. Deze leden
zijn blij dat dit wetsvoorstel nu dan eindelijk naar de Kamer is gekomen. Over het
voorliggende wetsvoorstel hebben deze leden een aantal vragen en opmerkingen die zij
graag aan de regering willen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben zorgen over het gebrek aan tijd bij met
name raadsleden waardoor zij naast hun vele reguliere werkzaamheden als raadslid ook
nog controle moeten kunnen uitoefenen op de gemeenschap-pelijke regelingen waarin
hun gemeenten in participeren. Met dit wetsvoorstel wordt dat probleem niet echt effectief
aangepakt zo lijkt het. Kan de regering hier nog eens nader op ingaan en aangeven
hoe dit probleem wel zou kunnen worden opgelost?
De leden van de SP-fractie hebben het wetsvoorstel om gemeenschappelijke regelingen
democratischer te maken gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de SP zien een ernstige uitholling van de lokale en regionale
zeggenschap door de enorme hoeveelheid gemeenschappelijke regelingen en de slechte
democratische controle. De leden van de fractie van de SP zien dus de noodzaak voor
een versterking van de lokale democratie maar hebben grote twijfels bij of dit wetsvoorstel
die noodzakelijke verandering gaat brengen. De leden van de fractie van de SP vragen
of de regering in kan gaan op de noodzakelijkheid van een gemeen-schappelijke regeling?
Ziet de regering ook dat er zo een nieuwe bestuurslaag ontstaat, tussen gemeenten
en provincies, en zo ja, vinden zij dit wenselijk? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot
deze wet? Is het niet inherent aan een gemeenschappelijke regeling dat dit minder
democratisch is dan bijvoorbeeld de directere werking van een gemeenteraad?
De leden van de fractie van de SP vragen verder naar hoe de regering de rol van de
lokale volksvertegenwoordiger ziet in verhouding tot een gemeenschap-pelijke regeling.
Kan daarbij ingegaan worden op de tijdsbelasting maar ook op hoe een raadslid zijn
democratische functie kan vervullen op het moment dat er meerdere gemeenten betrokken
zijn bij de besluitvorming?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgeno-men van
het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere
wetten in verband met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke
regelingen. Genoemde leden herkennen de noodzaak om de lokale volksvertegenwoordiging
beter in positie te brengen waar het de gemeenschappelijke regelingen betreft. Tegelij-kertijd
ligt hier ook een meer fundamenteel vraagstuk voor, waar genoemde leden in hun inbreng
op ingaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie delen de opvatting van de Raad van State en de
regering dat het zaak is dat er een fundamentele discussie komt over de inrichting
van het openbaar bestuur en de vraag hoe we de democratische legitimatie van de steeds
omvangrijker wordende regionale samenwerking op de lange termijn kunnen borgen. Daarbij
hoort wat genoemde leden betreft ook een reflectie op de decentralisatie van overheidstaken.
Het is goed dat de regering wil dat zo’n discussie tot stand komt, maar welke concrete
stappen gaat de regering hiertoe zetten? Wat kan de regering nu in gang zetten, zodat
in een volgende kabinetsperiode deze discussie verder gevoerd kan worden en ook tot
concrete vervolgstappen kan leiden?
Deze vragen raken wat de leden van de ChristenUnie-fractie betreft ook aan de positie
van lokale politieke partijen. De vragen die zij voorgeschoteld krijgen worden steeds
complexer en nemen toe – de VNG uit hier ook al zorgen over, en vraagt hardop wat
dit betekent voor de haalbaarheid van het wetsvoorstel. Heeft de regering actief bij
gemeenteraden getoetst wat de gevolgen van dit wetsvoorstel zullen zijn voor de belasting?
Zo nee, is de regering bereid dit alsnog te voldoen? Hoe kan ook de kennis en expertise
van lokale volksvertegenwoordigers worden vergroot, om beter controle uit te oefenen
op de gemeenschappelijke regelingen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden
steunen de wens om de democratische legitimiteit van gemeen-schappelijke regelingen
te versterken, maar zij vragen zich af of de voorstellen werkelijk soelaas gaan bieden
als de dieperliggende oorzaken niet worden aangepakt.
2. Inhoud van het voorstel
Kader wijziging Wgr
De leden van de CDA-fractie constateren dat in provincies soms gemeen-schappelijke
regelingen worden getroffen door alle gemeenten in de betref-fende provincie. Deze
leden de regering vragen of het in die gevallen naar haar mening niet beter zou zijn
om het onderwerp van de regeling te laten regelen en besturen door de provincie, zodat
in ieder geval de democratische controle beter geregeld is. Deze leden vragen de regering
welke wettelijke basis er nodig is om deze mogelijkheid voor differentiatie te scheppen.
Deze leden vragen de regering nader in te gaan op die gevallen, waarin bij een gemeentelijke
herindeling ook de provinciegrens wordt aangepast. Voor herin-delingsgemeenten heeft
wijziging van de provinciale indeling immers gevolgen voor deelname aan (wettelijk
verplichte) gemeenschappelijke regelingen.
De regering heeft tevens een verzoek uitstaan aan gemeenten om zich te melden voor
een experiment met een federatiegemeente. Het voordeel van deze vorm van gemeentelijke
samenwerking is dat voorzien kan worden in een direct gekozen bestuur en controle
op de samenwerking tussen gemeenten. Hiervoor is wel een wijziging van de Gemeentewet,
de Wet gemeenschap-pelijke regelingen of de invoering van een nieuwe (experimenten)wet
nodig. Wat is de reden dat de regering er niet voor gekozen heeft een experiment via
de Wet gemeenschappelijke regelingen mogelijk te maken? Wat is de stand van zaken
met betrekking tot de aanmeldingen voor een experiment met een federatiegemeente?
De leden van de CDA-fractie ontvangen graag de reactie van de regering op deze punten.
De regering zet in de inleiding uiteen welke samenwerkingsvormen er zijn. Graag ontvangen
de leden van de GroenLinks-fractie hiervan een nader beeld. Kan de regering per samenwerkingsvorm
aangeven hoeveel er zijn? En kan de regering (bij benadering) ook aangeven bij hoeveel
van deze samenwer-kingsverbanden het gaat om samenwerkingen waarin alleen collegeleden
participeren en in hoeveel gevallen ook raadsleden, Statenleden- en AB-leden uit waterschappen
zitting hebben in het bestuur van een dergelijke regeling?
De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag een schematisch overzicht ontvangen
waarin de huidige bevoegdheden en de toekomstige bevoegdheden (als dit wetsvoorstel
zou worden aangenomen) van gemeenteraadsleden, Provinciale Statenleden en algemene
bestuursleden uit de waterschappen ten aanzien van het controleren van gemeenschappelijke
regelingen staan. Kan de regering dit in de beantwoording opnemen?
De leden van de GroenLinks-fractiezijn benieuwd of er ook wetswijzigingen overwogen
zijn die uiteindelijk niet in het voorstel zijn terecht gekomen? Zo ja, welke voorstellen
zijn dit?
In de memorie van toelichting wordt steeds gesproken over gemeenteraden en raadsleden.
Dat is voor de leesbaarheid begrijpelijk. Toch is het voor de helder-heid goed om
duidelijk te krijgen welke aanpassingen ook voor leden van provinciale staten en voor
leden van algemene besturen van waterschappen gelden. Kan dit, zo vragen de leden
van de fractie van GroenLinks, helder uiteen worden gezet?
De leden van de SGP-fractie hebben de indruk dat het beroep op het feit dat het wetsvoorstel
de formele bevoegdheidsverdeling binnen de Wgr niet wijzigt, niet afdoende is om de
kritiek van de Afdeling advisering van de Raad van State geheel te pareren. Naar de
inschatting van deze leden bestaat een onderscheid tussen enerzijds het versterken
van de informatiepositie en de onderzoeks-mogelijkheden van gemeenteraden en anderzijds
de uitbreiding van mogelijk-heden voor gemeenteraden om zich door zienswijzen actief
te mengen in het proces van besluitvorming. De eerste categorie kan zonder meer passen
bij het kader van het verlengd bestuur, aangezien deze voorstellen ertoe leiden dat
de gemeenteraden beter in staat gesteld worden hun colleges te toetsen en aan te spreken.
De tweede categorie daarentegen leidt er door het voorstel steeds meer en vaker toe
dat gemeenteraden naast de geëigende route via hun colleges zich rechtstreeks mengen
in de processen binnen de regeling. Deze leden menen dat hierdoor wel degelijk het
risico van rolverwarring kan ontstaan, die op gespannen voet staat met de uitgangspunten
van het verlengd bestuur. Zij vragen de regering hierop nader te reflecteren. In hoeverre
is het wenselijk dat door het voorstel mogelijk de positie van het college en de gemeenteraad
van een deelnemende gemeente binnen het forum van de regeling duidelijker uiteen gaan
lopen of zelfs tegenstrijdig zijn?
Uitkomsten onderzoeken Wgr
De leden van de SGP-fractie constateren dat onder meer uit de onderzoeken duidelijk
blijkt dat met name het gebruik van bestaande bevoegdheden problematisch blijkt door
een gebrek aan tijd, capaciteit en gebrek aan zicht op de juiste verhoudingen. Deze
leden menen dat de regering te makkelijk verwijst naar de algemene problematiek dat
bevoegdheden, bijvoorbeeld door raadsleden, te weinig gebruikt worden. Het is immers
gegeven met het karakter van een gemeenschappelijke regeling dat het nog veel meer
tijd, aandacht en (politiek) inzicht vraagt om de instrumenten en kaders te kennen
en te gebruiken. Deze leden vragen waarom de regering daarom ondanks dit gegeven toch
vrucht verwacht van de nieuwe instrumenten en waarom niet juist ten aanzien van de
gemeenschappelijke regelingen eerste veel intensiever ingezet wordt op extra ondersteuning,
bijvoorbeeld ook door raadsleden die hier hun tijd aan willen geven hogere financiële
vergoedingen te bieden en onafhankelijke bijstand te bieden. Bij deze leden bestaat
de indruk dat het succes opnieuw in structuur gezocht wordt, terwijl duidelijk is
dat een culturele verbeterslag op basis van de bestaande mogelijkheden al een heel
ander resultaat zou kunnen laten zien.
Zienswijzeprocedure
Eén van de voorstellen die de leden van de VVD-fractie in het wetsvoorstel aantreffen,
is het verruimen van de zienswijzen. Dit heeft betrekking op zowel het treffen van
een regeling tussen colleges als op voorgenomen besluiten van een samenwerkingsverband.
Niet ondenkbeeldig is dat gemeenschappelijke regelingen uit een groot aantal gemeenten
bestaan. Dan kost de zienswijze-procedure veel tijd. Dit zou kunnen leiden tot vermindering
van de slagkracht, omdat er een lange tijd gemoeid kan zijn met het verkrijgen van
de zienswijzen van die gemeenten. Hoe ziet de regering dat? Wat als het gemeenteraden
niet lukt om tot een eensgezinde zienswijze te komen? Wat zijn daarvan de gevolgen
voor de besluitvorming? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van
de regering op deze vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de zienswijzeprocedure wordt uitgebreid. In
de gemeenschappelijke regeling kan de mogelijkheid worden opgenomen dat de gemeenteraden
een zienswijze kunnen inbrengen voor een bepaald besluit. Het dagelijks bestuur van
de gemeenschappelijke regeling moet vervol-gens schriftelijk en inhoudelijk reageren.
Deze leden kunnen zich zo voorstellen dat in grote gemeenschappelijke regelingen met
veel deelnemende gemeenten dit tot veel extra werk gaat leiden. Het kan namelijk zomaar
zijn dat alle deelnemende gemeenteraden een zienswijze indienen. Daarnaast zullen
zeer gefragmenteerde gemeenteraden heel wat werk moeten steken in het tot stand brengen
van een voldoende breed gedragen zienswijze. Bovendien hoeven de zienswijzen van de
deelnemende gemeenteraden niet dezelfde strekking te hebben en bestaat de kans dat
zelfs tegenovergestelde zienswijzen worden ingediend. Hoe gaat het bestuur van een
gemeenschappelijke regeling inzichtelijk maken op basis van welke zienswijzen het
besluit is gewijzigd of niet is genomen? Weegt de zienswijze van de ene gemeenteraad
zwaarder dan de andere? Dit soort vragen kunnen gaan spelen bij de uitgebreide zienswijze-procedure.
Graag een reactie van de regering.
De leden van de SGP-fractie vragen of in het kader van het versterken van de democratische
legitimiteit niet indringender de bevoegdheid van de gemeente-raad op de voorgrond
geplaatst moet worden bij het opstellen, wijzigen of beëindigen van een regeling in
plaats van het introduceren van nieuwe ziens-wijzen. In hoeverre kan het introduceren
van nieuwe zienswijzen ook afleiden van het besef dat de gemeenteraad als hoogste
democratisch orgaan, zo vragen zij.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de doelstelling van de regering ten aanzien
van de zienswijzen in belangrijke mate lijkt te worden ondergraven doordat de uitwerking
hiervan volledig aan deelnemers en raden gelaten wor-den. Door deze keuze kan ook
een groot verschil tussen regelingen ontstaan. Deze leden begrijpen de keuze van de
regering om geen opsomming te willen opnemen, maar zij vragen waarom niet ten minste
een richtinggevende maat-staf is geformuleerd. Het zou uit de wet bijvoorbeeld duidelijk
moeten zijn dat raden het recht hebben een zienswijze te leveren bij majeure besluiten
en be-leidswijzigingen, waarvan de operationalisering vervolgens aan betrokkenen gelaten
kan worden.
Gemeenschappelijke adviescommissie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de gemeenschap-pelijke adviescommissie.
Deze leden kunnen zich zo voorstellen dat deze commissie ook weer voor extra werk
zorgt bij de gemeenten en gemeente-raden. De vraag die rijst is of de gemeenten voldoende
capaciteit hebben om deze adviescommissies te ondersteunen. Graag een reactie van
de regering.
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast ook vragen bij de politieke status van
de gemeenschappelijke adviescommissie en de deelnemende leden. Ten eerste de vraag
of leden zich «kleurloos» dienen te gedragen. Raadsleden werken altijd vanuit een
politieke overtuiging, is het realistisch om te vragen dat zij in een adviescommissie
deze politieke overtuiging even naast zich neer moeten leggen. Verder rijst ook hier
de vraag wie van de gemeente-raad moet deelnemen als sprake is van een politiek gefragmenteerde
raad en namens wie diegene dan spreekt. Moet een gemeenschappelijke advies-commissie
een goede afspiegeling zijn van de politieke stromingen binnen de gemeenschappelijke
regeling? Graag een reactie van de regering.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie wat de bestuurlijke status is van de
gemeenschappelijke adviescommissie. Deze gemeenten hebben in de praktijk gehoord dat
wordt gevreesd voor een extra bestuurslaag die met dit voorstel wordt gecreëerd. Kan
de regering toelichten in hoeverre sprake is van een extra bestuurslaag bij de gemeenschappelijke
adviescommissie?
In de paragraaf over de adviescommissies lezen de leden van de GroenLinks-fractie
dat de leden van de commissies opereren «zonder last of ruggespraak». Kan toegelicht
worden waarom in dit kader expliciet «ruggespraak» is toege-voegd, terwijl op andere
plekken in de democratie alleen nog maar gesproken wordt over «zonder last»?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het wetsvoorstel onder meer bepaalt dat
het lidmaatschap van de adviescommissie van rechtswege vervalt indien betrokkene niet
langer raadslid is in een van de deelnemende gemeen-ten. Deze leden vragen waarom
geen bepalingen zijn opgenomen over de sta-tus van de commissie indien onvoldoende
of geen leden meer zitting hebben. Eveneens vragen zij in hoeverre bepalingen nodig
zijn die het aandeel van het aantal gemeenten in de adviescommissie regelt. Acht de
regering het wenselijk dat de situatie kan ontstaan dat een groot deel van de aangesloten
raden geen leden zou afvaardigen?
Actieve informatieplicht
Een belangrijk punt voor de leden van de GroenLinks-fractie is de vraag hoe decentrale
volksvertegenwoordigers goed zicht kunnen houden op hoe middelen, die van gemeenten,
provincies en waterschappen naar een gemeenschappelijke regeling gaan voor het uitvoeren
van taken, precies worden ingezet en of dit op een effectieve wijze gebeurt. Nu is
dat voor de meeste volksvertegenwoordigers nauwelijks na te gaan omdat het de precieze
inzet van middelen sowieso vaak al lastig te volgen is, laat staan wanneer de middelen
via gemeenschappelijke regelingen worden ingezet. Kan de regering daarom concreet
aangeven hoe dit proces met dit wetsvoorstel precies wordt verbeterd?
Een ander punt van zorg voor de leden van de GroenLinks-fractie is de demo-cratische
legitimatie van allerlei convenanten, akkoorden en deals. Deze wor-den veelal door
colleges afgesloten en als ze eenmaal zijn ondertekend is het vaak te laat voor volksvertegenwoordigers
om eventueel nog effectief te kunnen bijsturen. Kan de regering aangeven hoe zij hier
tegenaan kijkt en wat dit wetsvoorstel in dit soort situaties concreet kan betekenen?
Met deze wetswijziging wordt een actieve informatieplicht voor het bestuur van een
gemeenschappelijke regeling geïntroduceerd. De leden van de Groen-Links-fractie zijn
hier blij mee. Wel zouden zij graag een nadere duiding ont-vangen van de precieze
reikwijdte van deze actieve informatieplicht. Wat gaat er wel en wat gaat er niet
onder vallen? En hoe wordt omgegaan met conflicten over de vraag of de actieve informatieplicht
goed is ingevuld?
Extra vergoeding voor lidmaatschap nieuwe gemeenschappelijke commissies
De leden van de SP-fractie lezen dat leden van een gemeenschappelijke rege-ling een
vergoeding kunnen krijgen, bovenop hun raads- of statenvergoeding. Genoemde leden
vragen naar de reden hiervan. Kan er een indicatie worden gegeven hoe hoog deze vergoeding
dan mag zijn? Ziet de regering ook dat het lokale volksvertegenwoordigerschap steeds
meer een fulltime functie wordt? Vindt de regering dit wenselijk?
Lokale rekenkamers
De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat het wetsvoorstel de mogelijkheden
verduidelijkt van (gezamenlijke) rekenkamers om onderzoek te doen naar de bestuursvoering
in den brede bij gemeenschappelijke regelingen. Deze leden vragen hoe het voorliggende
wetsvoorstel zich verhoudt tot het eveneens bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel versterking
decentrale rekenkamers (TK 35298).
Aanpassen regels gevolgen uittreding
De leden van de CDA-fractie constateren met de regering, dat in de praktijk veel problemen
worden ervaren bij uittreding uit een gemeenschappelijke regeling, omdat vaak wordt
volstaan met de afspraak dat in geval van uittreding het (algemeen) bestuur de uittreedvoorwaarden
vaststelt. Deze leden vinden het dan ook van belang, dat de regels over de gevolgen
van uittreding worden aangescherpt.
3. Overgangsrecht, inwerkingtreding en evaluatie
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor de werkbelasting van gemeenteraadsleden.
Als alle voorgestelde instrumenten worden ingezet kan dit leiden tot een extra tijdsbeslag
voor raadsleden, ook al behoort een extra vergoeding tot de mogelijkheden bij het
instellen van regionale gemeen-schappelijke adviescommissies. De leden van de VVD-fractie
vragen of zal worden gemonitord of de wetswijziging leidt tot extra tijdsbeslag voor
gemeen-teraadsleden.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zich er van bewust dat de Veiligheids-regio’s,
als gemeenschappelijk regeling, op dit moment een bijzondere positie hebben. Daarom
is ook in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 voorgesteld de democratische legitimatie
van maatregelen die de Veiligheidsregio’s nemen te verbeteren. Wordt bij de evaluatie
van de Wet op de Veiligheidsregio’s ook bezien hoe dit een meer duurzame inbedding
kan krijgen in die wet?
4. Advies en consultatie
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het zorgelijk dat de Nederlandse Vereniging
voor Raadsleden stelt dat de wet eigenlijk niet de oplossing is voor het probleem
wat zij ervaren. Op welke manier zijn zij betrokken bij de totstandkoming van dit
wetsvoorstel? Wat is de reactie van de regering van hun oproep om vooral werk te maken
van een cultuurverandering en met voorstellen bestuurders en leiding van de regionale
samenwerkingsverbanden te doordringen van het belang van een adequate betrokkenheid
en verbinding van de gemeenteraden bij hun werkzaamheden? Ziet de regering ook een
rol weggelegd om een gesprek op gang te zetten tussen gemeenteraden enerzijds en bestuurders
van gemeenschappelijke regelingen anderzijds hoe de democratische besluitvorming verder
kan worden verbeterd?
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I, onderdeel C
De leden van de SGP-fractie merken op dat het voorgestelde zevende lid, mo-gelijk
door het ontbreken van leestekens, moeilijk leesbaar is: «...houdt bepa-lingen in
omtrent of en indien dit het geval is de wijze waarop».
De voorzitter van de commissie, Ziengs
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 17 | Voor | |
CDA | 15 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Tegen | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Tegen | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 3 | Voor | |
JA21 | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Volt | 3 | Voor | |
BBB | 1 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Tegen | |
Fractie Den Haan | 1 | Niet deelgenomen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.