Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Terrorisme
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 587 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 januari 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 18 februari
2020 over Toezeggingen, gedaan tijdens het Algemeen Overleg Terrorisme van 29 januari
2020, over o.a. het aantal minderjarigen met ernstige gezondheidsproblemen in de detentiekampen
in Noordoost-Syrië (Kamerstuk 29 754, nr. 539), over de brief van 11 maart 2020 over reactie op verzoek commissie over het bericht
dat Syriërs feestvieren omdat Aleppo volledig Jihadist vrij en veilig is verklaard
en de Syriërs in Nederland terug kunnen (Kamerstuk 19 637, nr. 2591), over de brief van 6 april 2020 over aantallen uitreizigers en terugkeerders in
Europa (Kamerstuk 29 754, nr. 542), over de brief van 8 april 2020 over de beleidsreactie WODC-rapport Tijdelijke wet
bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Kamerstuk 29 754, nr. 544), over de brief van 7 mei 2020 over Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 52 (Kamerstuk
29 754, nr. 545), over de brief van 20 mei 2020 over Herziene versie Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland
(DTN) 52 (kamerstuk 29 754, nr. 546), over de brief van 5 juni 2020 over mogelijkheden en reikwijdte van de Wet Langdurig
Toezicht ten aanzien van (veroordeelde) terroristen (Kamerstuk 29 754, nr. 547) en over de brief van 25 juni 2020 over de kabinetsreactie ten aanzien van onderzoek
naar intrekking Nederlanderschap conform RWN 14 lid 2 (Kamerstuk 29 754, nr. 554).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 oktober 2020 aan de Minister van Justitie en Veiligheid
voorgelegd. Bij brief van 2 november 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Schoor
Vragen en antwoorden vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inleiding
Hierbij bied ik uw Kamer de antwoorden aan op de vragen gesteld naar aanleiding van
het algemeen overleg terrorisme dat zou plaatsvinden op 1 oktober jl. Gezien het feit
dat dit overleg is omgezet naar een schriftelijk overleg heeft u uw vragen schriftelijk
ingediend welke ik hieronder zal beantwoorden.
De antwoorden zijn op thema gesorteerd en dienen te worden gelezen tegen de achtergrond
van de integrale aanpak terrorisme1, die de beleidsmatige basis biedt. De inzet blijft om tijdig dreiging te onderkennen,
nieuwe aanwas te voorkomen en adequate maatregelen te nemen. Hierbij blijft het versterken
van de informatie-uitwisseling en het investeren in samenwerking met lokale, nationale
en internationale partners de hoogste prioriteit.
Op 15 oktober heeft de NCTV het dreigingsbeeld terrorisme Nederland (DTN) nummer 53
gepubliceerd, zoals ik ook aan uw Kamer heb bericht.2 Waar dit van toepassing is, is in de beantwoording van de vragen dan ook uitgegaan
van dit actuele dreigingsbeeld.
Invloed van COVID-19
Maatschappelijk ongenoegen
De SP-fractie maakt zich zorgen over de toenemende onrust in de samenleving. Deze
onrust wordt verder verdiept door de coronacrisis, waarbij de onzekerheid, de aanpassingen
in de samenleving en het gebrek aan menselijk contact sommige mensen vatbaarder maakt
voor extremistisch gedachtegoed. Deelt u deze zorgen? De leden vragen of u deze ontwikkelingen
voldoende in het vizier heeft en of de diensten voldoende toegerust zijn om hiermee
om te gaan? De leden van de SP-fractie verwijzen hierbij naar het meest recente DTN.
Dat rapport wijst op de gevaren van de toenemende polarisering op verschillende politieke
terreinen, zoals klimaat en landbouw, maar ook op de toenemende onrust over bijvoorbeeld
5G en de brandstichting van telecommasten. Hoe wordt in dat licht de coronacrisis
beschouwd, nu we zien dat ook een deel van de tegenstanders van de coronamaatregelen
tot geweld lijkt over te gaan? (SP)
Een direct verband tussen sociaaleconomische problemen en radicalisering is niet aangetoond,
maar gevoelens van eenzaamheid, frustratie en vervreemding kunnen, samen met de nieuwe
dynamiek tijdens de huidige COVID-19-crisis, bijdragen aan een voedingsbodem voor
online radicalisering en -extremisme. Zelfisolatie en een toenemende online aanwezigheid
op sociale media en game platforms zorgen voor een grotere kans op (langdurige) blootstelling
aan extremistische content. Gekende jihadistische en extremistische personen en groepen
lijken zich in Nederland online weinig anders te gedragen dan voorheen.
Zoals vermeld staat in het DTN 53 heeft maatschappelijk ongenoegen zich sinds de uitbraak
van COVID-19 zowel online als offline verder gemanifesteerd. Vanuit verschillende
thema’s vinden individuen en groepjes elkaar in gevoelens van onrechtvaardigheid,
groot onbehagen of een andere werkelijkheidsbeleving. Dit kan gepaard gaan met wantrouwen
jegens de overheid, wetenschap en traditionele media – waarbij sociale media werkt
als blaagbalg die het wantrouwen kan aanwakkeren. Er bestaat een grote discrepantie
tussen digitale uitingen van ongenoegen en de omvang van protesten in de fysieke ruimte.
Offline komen verschillende groepen samen in anti-lockdown-protesten, die soms leiden
tot (gewelddadige) verstoringen van de openbare orde. Behalve de relatief brede, gemêleerde
activistische bovenlaag bestaat er een kleine radicale onderstroom met extremistische
gedragingen, zoals het belagen van politici en journalisten, het intimideren van politiemensen,
de online publicatie van doxing-lijsten met daarop persoonsgegevens van politie en
politici of brandstichtingen bij telecommasten.3 Binnen het veiligheidsdomein zijn verschillende partijen dagelijks bezig met het
maken van dreigingsanalyses op verschillende onderwerpen, waarbij nieuwe onderwerpen
worden meegenomen.
Ontwikkelingen in Syrië en Irak
Kunt u aangeven welke ontwikkelingen er momenteel zichtbaar zijn in Syrië en de rest
van de regio als het gaat om jihadisme in coronatijd? Op welke wijze maken jihadisten
misbruik van de pandemie? Welke hergroeperingen van ISIS en andere jihadistische bewegingen
ziet men in de regio en hoe anticipeert Nederland als land (en in EU-verband) op deze
ontwikkelingen? (VVD)
De Verenigde Naties (VN) waarschuwde onlangs dat de coronacrisis ook impact heeft
op terroristische organisaties als IS en al-Qa’ida, en dat deze organisaties vanwege
de instabiele situaties in de landen waar zij actief zijn weer aan terrein kunnen
winnen. Hoe beoordeelt u dit gevaar en hebben de diensten voldoende mensen en middelen
om ook deze ontwikkelingen te volgen?(SP)
Vergeleken met 2019 vertoonde ISIS in het voorjaar van 2020 een verhoogde activiteit
in Syrië en Irak. De organisatie heeft echter niet de kracht van de hoogtijdagen van
haar «kalifaat». Bij deze opleving richt ISIS zich vooral op de machtspositie in Syrië
en Irak. De opleving kwam voor weinigen als een verrassing. Enerzijds zijn de onderliggende
factoren van haar eerdere succes niet weggenomen, zoals endemische corruptie, stelselmatige
politieke uitsluiting van soennieten in de landen, wetteloosheid, structureel (overheids-)geweld
en sociaaleconomische uitzichtloosheid. Dat biedt ISIS een ideale voedingsbodem om
nieuwe rekruten te blijven werven. Maatregelen die zijn genomen tegen COVID-19 bemoeilijken
het Iraakse leger om grootschalige militaire offensieven te ondernemen; in een poging
om besmettingen tegen te gaan is het Iraakse leger opgesplitst in kleinere eenheden.
ISIS lijkt tot nu toe minder last te hebben van COVID-19: hun strijders leven al jaren
veelal geïsoleerd en opereren in kleine eenheden.
Terecht waarschuwt de VN voor de impact die de coronacrisis heeft op terroristische
organisaties als ISIS en al Qa’ida in de landen waar deze organisaties actief zijn.
Zo versterkt de coronacrisis bijvoorbeeld de effecten van sociaaleconomische uitzichtloosheid
en onveiligheid die de stabiliteit van deze landen verder kunnen ondermijnen en de
aantrekkingskracht van terroristische organisaties als ISIS en al Qa’ida vergroten.
Internationaal is vanuit verschillende hoeken opgeroepen de crisis te gebruiken voor
terroristische doeleinden. Zo heeft onder meer ISIS haar sympathisanten meermalen
opgeroepen om aanslagen te plegen omdat veiligheidsdiensten verzwakt zouden zijn en
een aanslag juist nu extra hard kan aankomen.
Ondanks de mondiale uitbraak van COVID-19, blijft onze integrale aanpak onverminderd
van kracht. Op van basis van het DTN, waarin onder meer internationale en Europese
ontwikkelingen worden opgenomen, houden we onze integrale aanpak op orde en actualiseren
we deze waar nodig. Nederland maakt zich Europees sterk voor de verdere verbetering
van informatie-uitwisseling tussen EU-lidstaten om terroristen en terroristische reisbewegingen
in een vroeg stadium te detecteren, te signaleren en te stoppen. Daarnaast is de inzet
in EU-verband onder andere gericht op gemeenschappelijke maatregelen om radicalisering
te voorkomen. Nederland is als lid van de Anti ISIS Coalitie en het Global Counter
Terrorism Forum actief betrokken bij de discussies om het gevaar dat nog steeds uitgaat
van ISIS in te dammen. Via het netwerk van Buitenlandse Zaken van de zogenoemde regionale
veiligheidscoördinatoren in (Noord-)Afrika, het Midden-Oosten en Azië investeert Nederland
voorts in projecten die zich richten op het tegengaan van radicalisering en het voorkomen
van gewelddadig extremisme.
In algemene zin kan worden gesteld dat de diensten alert zijn op ontwikkelingen die
(potentiele) dreiging vormen voor onze nationale veiligheid. Over de vorm en inhoud
van de operationele inzet van de diensten kan ik de openbaarheid uiteraard geen mededelingen
doen.
Uitreizigers
Aantallen
Uit de brief van 6 april jl. (Kamerstuk 29 754, nr. 542) begrijpen de leden van de CDA-fractie dat er nog 140 personen uitgereisd zijn en
nog steeds in voormalig strijdgebieden verblijven. In dezelfde brief worden ook cijfers
gegeven afkomstig van het International Centre for the study of Radicalisation (ICSR).
Uit deze cijfers komt naar voren dat er nog 192 uitgereisde personen met Nederlandse
nationaliteit verblijven in de voormalig strijdgebieden. De leden van de CDA-fractie
vragen waar dat verschil van 52 personen vandaan komt. Betekent dat dat er 52 personen
zijn waar de AIVD geen zich op heeft? (CDA)
Bij nadere bestudering van het rapport lijkt het erop dat het ICSR bij het verwerken
van de Nederlandse cijfers een bewerkingsfout heeft gemaakt, waarbij de cijfers van
het getal «85» zijn omgedraaid. Op het totaal aantal van ca 315 uitreizigers (dit
aantal is door de AIVD sindsdien bijgesteld naar ca 305) is gerekend met 58 in plaats
van 85 gesneuvelde personen. In die periode was voorts sprake van 55 terugkeerders
zodat het ICSR in het rapport een aantal van 175 nog in het strijdgebied verblijvende
personen had moeten vermelden. Hiermee, alsmede met de actualisering van de cijfers
sindsdien, kunnen de door de leden van de CDA-fractie geconstateerde verschillen worden
verklaard. Ik hecht eraan op te merken dat het ICSR geen gebruik heeft gemaakt van
eigen data maar zich heeft gebaseerd op Nederlandse (overheids-)informatie van begin
2019. De Nederlandse cijfers met betrekking tot uitreizigers en terugkeerders worden
door de AIVD maandelijks geactualiseerd en gepubliceerd op de website van de AIVD.
Op dit moment (stand van zaken 1 oktober 2020) is sprake van ca 305 Nederlandse onderkende
uitreizigers, ca 60 terugkeerders en ca 100 personen die zijn gesneuveld bij de strijd.
Ca 140 personen zijn op dit moment nog uitgereisd.
Minderjarigen
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel Nederlandse kinderen momenteel in de Syrische
kampen zitten. Hoeveel van deze kinderen zijn jonger dan vier jaar? Kunt u aangeven
wat de staat van de gezondheid van deze kinderen is? (D66)
Op basis van openbare cijfers van de AIVD (stand van zaken 1 oktober 2020) kan ik
mededelen dat er ongeveer 75 kinderen in Syrische kampen verblijven. Waarschijnlijk
is meer dan de helft hiervan jonger dan 4 jaar. Nederland is niet diplomatiek vertegenwoordigd
in Syrië. Hierdoor is er beperkt tot geen zicht op kinderen met een Nederlandse link
die in de kampen verblijven. Het is daarom niet mogelijk precieze informatie te geven
over de lichamelijke of geestelijke gezondheid van deze kinderen.
De leden van de D66-fractie menen dat vanaf ongeveer negen jaar kinderen vatbaar worden
voor radicalisering. Hoeveel Nederlandse kinderen in Syrische kampen hebben inmiddels
deze leeftijd bereikt? Hoe groot is de kans dat deze Nederlandse kinderen in Syrische
kampen inderdaad radicaliseren en voorts worden gerekruteerd door IS? (D66)
Op basis van openbare informatie van de AIVD kan ik mededelen dat iets meer dan 10%
van de 210 minderjarigen die verblijven in Syrië of Turkije 9 jaar of ouder is.4 Ca. 75 minderjarigen bevinden zich in Syrisch-Koerdische opvangkampen.5 In ieder geval een deel van de vrouwen in de kampen heeft geen afstand gedaan van
het jihadistische gedachtegoed. Zij dragen dit nog steeds actief uit en proberen de
leefregels die zij op grond van hun gedachtegoed juist achten op te leggen aan andere
bewoners van het kamp. Voor de kinderen neemt als gevolg van het lange verblijf aldaar
de kans op een positief toekomstperspectief steeds verder af. Voortdurend verblijf
zal zeer waarschijnlijk ook toenemende risico’s op blootstelling aan trauma’s en indoctrinatie
opleveren en daarmee een toename van de kans op psychische en gedragsproblemen op
latere leeftijd betekenen. Deze indoctrinatie gecombineerd met trauma’s en gering
toekomstperspectief vergroot de kans dat zij op termijn radicaliseren en vatbaar zijn
voor rekrutering door ISIS. Hoe groot die kans zal zijn valt moeilijk in te schatten.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam 16 juni 2020
Welke aanvullende acties heeft u ondernomen om aan de eis van de rechtbank te voldoen?
Hoe groot is de kans dat de verdachte van vervolging wordt ontslagen omdat de Nederlandse
regering zich onvoldoende heeft ingezet om te realiseren dat de verdachte de eigen
rechtszaak kan bijwonen? Klopt het dat daarmee een vermoedelijke terrorist onvervolgbaar
wordt? Wat is bij deze uitkomst het gevolg voor andere zaken die tegen in Syrië verblijvende
IS-strijders lopen? Op hoeveel zaken van Nederlanders in Syrië zou dit mogelijk van
toepassing zijn? (D66)
In mijn brief van 18 juni 20206 is uw Kamer geïnformeerd over de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 juni
2020. In deze brief is aangegeven dat Nederland, tijdens overleg met andere Schengenlanden
en het VK dat plaatsvond op 3 juni 2020, heeft opgebracht wat de mogelijkheden en
consequenties zijn om in individuele gevallen in gezamenlijkheid tot repatriëring
te komen. In vervolg hierop is en wordt met diverse partnerlanden verder gesproken.
Er is sprake van een voortdurende inspanning. Als deze inspanning tot concrete resultaten
leidt zal ik uw Kamer hierover informeren.
De rechter zal uiteindelijk op basis van alle relevante feiten en omstandigheden oordelen
of het verzoek tot beëindiging strafzaak af- of toegewezen dient te worden. De inspanning
van het kabinet is erop gericht de berechting in Nederland mogelijk te maken. In het
geval de rechtbank de strafzaak geëindigd verklaart, stopt de strafrechtelijke vervolging
voor de in deze strafzaak tenlastegelegde feiten. De verdachte kan dan voor die feiten
niet meer strafrechtelijk worden vervolgd. In andere lopende strafzaken tegen uitreizigers
zal de rechtbank, mocht in die zaken ook een verzoek tot beëindiging van de strafzaak
spelen, opnieuw alle relevante en omstandigheden van het individuele geval betrekken
bij de beoordeling van dat verzoek.
Op dit moment bevinden ca 25 (vrouwelijke) uitreizigers zich in kampen in Noordoost-Syrië
in een vergelijkbare positie als de uitreiziger waarop het verzoek tot beëindiging
van de strafzaak betrekking heeft.
Berichtgeving over ontsnappingen uit Syrische kampen
De leden van de D66-fractie vragen of er nog recente adviezen, memo’s, briefwisselingen
zijn geweest met NCTV, anderen diensten en het Openbaar Ministerie (OM) over wat nu
met deze vastzittende jihadi’s, toenemende radicalisering en toenemende ontsnappingen
moet gebeuren. Wat is het meest recente advies van deze diensten hoe om te gaan met
deze risico’s? Volgt u dat advies op? Met berichten van ontsnappingen uit de Syrische
kampen bekruipt deze leden het gevoel dat de Nederlandse overheid het zicht op deze
mensen helemaal verliest. Graag ontvangen zij een reactie. (D66)
Het OM heeft in verschillende strafzaken gevraagd om al het mogelijke te doen om de
verdachte ter berechting naar Nederland te brengen. Het kabinet onderzoekt wat de
mogelijkheden zijn om aan dit verzoek tegemoet te komen. In een aantal van die zaken
is door de verdediging bij de rechtbank een verzoek tot beëindiging strafzaak ingediend.
In deze zaken wordt het OM door mij, als de omstandigheden daar aanleiding toe geven,
over de voortgang van het onderzoek geïnformeerd. Voor het laatst is dat gebeurd op
19 mei en op 30 mei 2020. Over de essentie van de inhoud van deze brieven heb ik uw
Kamer reeds geïnformeerd in mijn brief van 18 juni 2020.
Als onderdeel van de binnen het departement gebruikelijke ambtelijke advisering informeert
en adviseert de NCTV mij doorlopend over de situatie van Nederlandse uitreizigers
in Syrië. Dat zijn bijvoorbeeld adviezen in het kader van lopende civiele zaken of
hiervoor genoemde strafrechtelijke procedures, waarover ik uw Kamer slechts terughoudend
kan informeren. Deels betreft dit adviezen over bredere ontwikkelingen zoals de veiligheidssituatie
in de regio en internationale ontwikkelingen alsook mogelijke implicaties voor de
nationale veiligheid. Zoals mag worden verwacht weeg ik de adviezen zorgvuldig en
betrek ik deze bij de beslissingen die ik neem. Over de beleidskeuzes die hierop worden
gebaseerd leg ik met regelmaat verantwoording af in uw Kamer. In de reactie op de
hiernavolgende vraag ga ik in op de ontsnappingen uit de kampen in Noordoost-Syrië.
De leden van de D66-fractie herinneren zich dat in oktober 2019 twee Nederlandse vrouwen
uit Syrische kampen zijn ontsnapt. Waar bevinden deze vrouwen zich momenteel? In juni
2020 bleken opnieuw vijftien Nederlandse IS-strijders uit de Syrische kampen te zijn
ontsnapt. Waar bevinden deze strijders zich momenteel? Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders
in Syrië uit de kampen zijn ontsnapt en inmiddels niet meer in beeld zijn? Welke stappen
zijn sinds oktober 2019 en juni 2020 genomen om de uit Syrische kampen ontsnapte Nederlanders
op te sporen? Zijn er sinds juni 2020 nog meer meldingen geweest van ontsnapte Nederlanders
uit Syrische kampen? Welke stappen zijn er gezet om dergelijke ontsnappingen tegen
te gaan? (D66)
Ik kan niet ingaan op individuele casuïstiek. Over ontsnappingen uit de opvangkampen
in Syrië heb ik ook eerder aangegeven dat dit een realistisch scenario is. Een deel
van deze vrouwen bevindt zich nu in Noordwest-Syrië. Deze verschuiving ziet u terug
in de openbare cijfers van de AIVD, waaruit blijkt dat het aantal Nederlandse vrouwen
in de kampen is afgenomen en het aantal Nederlandse vrouwen in Noordwest-Syrië is
toegenomen. Om mogelijke terugkeerders zo vroeg mogelijk te onderkennen staan alle
uitreizigers internationaal gesignaleerd (en evt. daarmee opgenomen in het Schengen
Informatiesysteem).
Zo blijken vrouwen, met name van buiten Syrië en Irak, in een aparte gevangenis te
verblijven omdat van hen extra dreiging uitgaat. Kan de regering deze berichten bevestigen?
(D66)
Er is voor zover bekend binnen Al Hol geen aparte vrouwengevangenis voor buitenlandse
vrouwen. Er is wel een aparte sectie voor buitenlandse vrouwen in het kamp de zogenoemde
– Annex –.
Bovendien begrijpen de leden van de D66-fractie dat juist in deze aparte gevangenissen
radicalisering en rekrutering door IS plaatsvindt. Vrouwen verwerven inmiddels belangrijkere
functies binnen de organisatie van IS. Kunt u ook deze ontwikkelingen bevestigen en
duiden? (D66)
Al Hol is sinds de oprichting van het kamp bevolkt door personen met een diverse achtergrond.
Een deel van deze personen is teleurgesteld in ISIS en het jihadistisch gedachtengoed.
Een ander deel heeft nooit afscheid genomen van ISIS of haar jihadistische ideologie.
En weer anderen zijn wederom geradicaliseerd en dus mogelijk vatbaarder voor rekrutering
door ISIS. Deze situaties kunnen ook voor de Nederlandse vrouwen gelden. Op basis
van de bestaande inlichtingen is er geen aanleiding om te veronderstellen dat vrouwen
een steeds belangrijkere rol krijgen binnen de organisatie.
Klopt het dat in deze gevangenissen ook Nederlandse onderdanen gevangen zitten? Wat
is de kans dat ook zij – geradicaliseerd en gerekruteerd – ontsnappen en onder de
radar terugkeren naar Europa? (D66)
Er zitten ook Nederlandse onderdanen in detentie en in de vluchtelingenkampen in Noordoost
Syrië. Er zijn meerdere berichten geweest dat personen zijn ontsnapt uit de opvangkampen
in Noordoost Syrië. Vaak is het onduidelijk om welk aantal het gaat en bestaat er
evenmin zekerheid over hun nationaliteit en leeftijd. Ook is er vaak onduidelijkheid
wanneer de ontsnappingen plaatsvonden. Voor zover bekend zijn er geen Nederlandse
mannen ontsnapt uit detentie. Er zijn wel aanwijzingen dat sinds 30 juni nog een of
enkele Nederlandse vrouwen zijn ontsnapt uit de opvangkampen. Om mogelijke terugkeerders
zo vroeg mogelijk te onderkennen zijn alle uitreizigers opgenomen in het Schengen
Informatiesysteem (SIS) en is er een Europees Arrestatiebevel (EAB) tegen hen uitgevaardigd.
Mogelijke terugkeer van uitreizigers
Gaat u bij deze garanderen dat jihadisten (M/V) die zijn uitgereisd naar het IS-kalifaat,
alsmede hun kinderen, nooit en te nimmer meer naar Nederland zullen komen? Graag een
uitgebreid en helder antwoord. (PVV). De terrorist Samir Azzouz staat inmiddels weer
voor de rechter op verdenking van het overmaken van geld naar jihadistische vrouwen,
negen jaar cel en deradicaliseringspogingen ten spijt. Deelt u dan ook de mening dat
geen enkele mannelijke of vrouwelijke jihadist ooit mag terugkeren naar Nederland,
alleen al vanwege het gevaar van recidive? En deelt u de mening dat Nederland ook
hun kinderen moet weren, alleen al vanwege het feit dat dit de ouders een juridische
mogelijkheid zou kunnen geven zich toegang tot Nederland te verschaffen? Wat Samir
Azzouz betreft, deelt u de mening dat hij na veroordeling gewoon moet worden gedenaturaliseerd
en het land uitgezet? (PVV)
Uitreizigers van wie het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid Rijkswet
op het Nederlanderschap is ingetrokken zijn tevens ongewenst vreemdeling verklaard
en kunnen Nederland niet meer legaal inreizen. Voorwaarde voor de intrekking is dat
de persoon 16 jaar of ouder is, zich buiten Nederland bevindt, zich heeft aangesloten
bij een terroristische organisatie die is geplaatst op een lijst van organisaties
die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging
vormen voor de nationale veiligheid.
Zoals aangegeven in het antwoord op Kamervragen van D667 hebben ouders die niet (langer) de Nederlandse nationaliteit hebben, geen recht op
toegang tot Nederland, ook niet wanneer hun kinderen in Nederland wonen. Indien zij
of hun kinderen een beroep doen op het recht op gezinshereniging dient er op grond
van artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel
20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) een op iedere
afzonderlijke casus toegespitste belangenafweging plaats te vinden. De Staat kan daarbij
zwaar gewicht toekennen aan het belang van de nationale veiligheid. Dit belang moet
worden gewogen tegen de belangen van het kind bij het opgroeien met (of in de nabijheid
van) zijn ouders. Hoewel aan de nationale veiligheid vaak een doorslaggevend belang
kan worden toegekend en de Staat beoordelingsruimte heeft om deze belangenafweging
te maken kan niet uitgesloten worden dat de uitkomst in een individuele zaak anders
is.
Uitreizigers en kinderen van uitreizigers die wel beschikken over de Nederlandse nationaliteit
hebben als staatsburger het recht op toegang tot Nederland. Deze toegang kan hen niet
worden ontzegd. Als een Nederlandse uitreiziger zich meldt bij een Nederlandse diplomatieke
vertegenwoordiging in de regio, wordt (consulaire) bijstand verleend volgens de reguliere
kaders gericht op een gecontroleerde terugkeer naar Nederland met het oog op vervolging
en berechting. Dit recht op toegang verandert in praktische en juridische zin niet
door de aanwezigheid van een kind van deze ouder(s) in Nederland.
In algemene zin kan ik u zeggen dat het intrekken van het Nederlanderschap op basis
van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, RWN, kan plaatsvinden als een persoon
onherroepelijk is veroordeeld wegens een terroristisch misdrijf en deze intrekking
niet tot staatloosheid leidt. Alleen een misdrijf zoals bedoeld in de artikelen 83,
134a of 205 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht kan leiden tot intrekking van
het Nederlanderschap in de zin van art 14, tweede lid, onder b, RWN. Een veroordeling
voor terrorismefinanciering (artikel 421 Sr) valt hier niet onder en kan daarom geen
grond zijn voor de intrekking van het Nederlanderschap. Voor wat betreft de concrete
casus die u aanhaalt kan ik u zeggen dat ik niet in ga op individuele gevallen.
Vorig jaar hebben de leden van de PVV-fractie gevraagd om te bekijken of vergaande
maatregelen tegen uitreizigers naar terroristisch gebied, zoals denaturalisatie, ook
kunnen gelden als dat terroristisch gebied zich op Nederlands grondgebied bevindt.
De Minister achtte dat toen «een interessante gedachte». Heeft de Minister ondertussen
iets gedaan aan deze interessante gedachte en zo ja, hoe heeft die gedachte zich verder
ontwikkeld? (PVV) Bent u bereid om maatregelen te nemen om de (invloed van) de islam
in Nederland terug te dringen, zodat er nooit een gebied in Nederland als zodanig
hoeft te worden aangemerkt? Graag ook hier een onderbouwde reactie. (PVV)
Voor zover de PVV-fractie doelt op de voorgestelde strafbaarstelling van verblijf
in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied (Kamerstuk 35 125), die op dit moment bij de Eerste Kamer aanhangig is, geldt het volgende: allereerst
is het moeilijk denkbaar dat in Nederland de situatie ontstaat waarbij een gebied
«onder controle» van een terroristische organisatie komt te staan, in die zin dat
de Nederlandse Staat in een dergelijk gebied geen zeggenschap meer heeft. In de tweede
plaats geldt voor de voorgestelde gebiedsstrafbaarstelling dat die zich richt op gebieden
in het buitenland. Dit blijkt al uit formulering van het voorgestelde artikel 134b
Sr. Die bepaling richt zich immers niet tot eenieder, maar tot Nederlanders en Nederlands
ingezetenen. Het blijkt eveneens uit de in het wetsvoorstel opgenomen uitbreiding
van artikel 7 Sr, waarmee rechtsmacht wordt gevestigd wanneer Nederlanders en Nederlands
ingezetenen zich «buiten Nederland» schuldig maken aan verblijf in een aangewezen
gebied, en uit de wetsgeschiedenis. Zoals in de parlementaire stukken is beschreven,
vormt de achtergrond van de strafbaarstelling onder andere de verantwoordelijkheid
die Nederland heeft om te voorkomen dat Nederlandse onderdanen en ingezetenen in het
buitenland terroristische misdrijven plegen, alsmede de moeilijkheid om bewijs van
precieze gedragingen van Nederlandse onderdanen en ingezetenen in het buitenland te
verzamelen.
Zoals u bekend is, is het kabinet categorisch tegen maatregelen gericht op de islam.
Binnen de in Nederland geldende vrijheid van godsdienst hebben mensen het recht hun
geloof uit te oefenen. Dit is een belangrijk grondrecht in onze samenleving waar het
kabinet pal voor staat. Ik beoordeel de totaliteit van een godsdienst niet op basis
van de gedragingen en interpretaties van een kleine gewelddadige (jihadistische) minderheid
die zegt zich te beroepen op diezelfde godsdienst.
Lokale berechting en internationale bewijsvergadering
Wat is de stand van zaken betreffende de gesprekken over lokale berechting? Bent u
bereid de lokale rechtbanken te ondersteunen? Zo ja, op welke wijze? (VVD)
De Syrisch Koerdische autoriteiten kondigden begin dit jaar aan dat ze voornemens
zijn om FTFs in detentie in Noordoost-Syrië lokaal te berechten. De Extern Volkenrechtelijk
Adviseur (EVA) stelt in zijn advies8 dat het oprichten van een tribunaal in Noordoost-Syrië op gespannen voet staat met
het non-interventiebeginsel en de soevereiniteit van Syrië. Hoewel de kabinetsreactie9 hierop stelt dat nuancering van een dergelijke conclusie mogelijk is, stuiten samenwerking
met de SDF als niet-statelijke actor bij de inrichting van berechting ter plaatse
– al dan niet onder internationaal toezicht – en eventuele steun aan detentiefaciliteiten
op vergelijkbare bezwaren. De in de Kamerbrief van 16 december 201910 gemelde bezwaren ten aanzien van het niet voldoen aan mensenrechtenstandaarden en
onzekerheid over de duurzaamheid van het gezag van de SDF, blijven daarnaast ook gelden.
De reacties van de Europese partners op dit verzoek zijn dan ook terughoudend.
Is er sprake van ook maar enige voortgang als het gaat om de berechting van deze misdadigers,
hetzij lokaal, hetzij internationaal? Zo nee, waarom niet? (D66)
Nederland pleit in internationaal verband voor de vervolging en berechting van ISIS-strijders.
Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden van nationale berechting, in Nederland, maar
ook in de regio. Zoals aan uw Kamer gemeld, kan de voorkeursoptie – berechting via
het Internationaal Strafhof of anders een speciaal hiervoor opgericht internationaal
tribunaal – niet op voldoende steun rekenen van de VN-Veiligheidsraad.
Samen met 6 Europese partners is Nederland daarom in dialoog met de Iraakse autoriteiten
over de mogelijkheden voor berechting van FTF’s die op dit moment in detentie zitten
in Noordoost-Syrië. De gebeurtenissen in Irak, waaronder het aftreden van de Iraakse
regering en de verspreiding van het coronavirus, hebben de gesprekken over dit berechtingsspoor
ernstig vertraagd. De nieuwe Iraakse Minister van Buitenlandse Zaken heeft toegezegd
de gesprekken met ons en onze Europese partners te hervatten zodra dat weer mogelijk
is.
De leden van de CDA-fractie vragen wat er nu concreet gedaan wordt om bewijs tegen
IS en haar strijders te verzamelen op plaatsen waar Yezidi’s zitten. (CDA)
Zoals ook aangegeven in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 28 september
jl., zet Nederland in op het actief benaderen van de Jezidi-gemeenschap voor het vergaren
van getuigenverklaringen die kunnen dienen als bewijslast in later te voeren procedures.
Hiervoor wordt samengewerkt met onder meer Yazda, UNITAD11 en het IIIM12. Zo wordt bewijs en informatie verzameld op een verantwoorde manier die voldoet aan
internationale standaarden. Daarnaast dienen de enorme hoeveelheden andere informatie
en bewijs te worden onderzocht en geanalyseerd. Dit proces kost tijd en mankracht
en moet nauwkeurig worden uitgevoerd om daadwerkelijk een bijdrage te kunnen leveren
aan de vervolging en berechting van ISIS-strijders.
Het kabinet hecht belang aan deze consciëntieuze bewijsvergaring. De organisaties
die het kabinet ondersteunt hebben hier ervaring mee en een groot deel van de Nederlandse
bijdrage aan deze organisaties richt zich specifiek op getuigenbescherming en slachtofferondersteuning.
Het kabinet pleit voor optimale samenwerking tussen alle betrokken partijen.
Intrekken Nederlanderschap
Het intrekken van het Nederlanderschap prevaleert, conform artikel 14, tweede lid,
RWN boven rechtelijke vervolging in Nederland van jihadisten. En toch zien we dat
in de praktijk vervolging in Nederland prevaleert, met alle veiligheidsrisico’s van
dien. De leden van de VVD-fractie hebben hier al meerdere malen aandacht voor gevraagd.
Welke mogelijkheden ziet u om dit te corrigeren? (VVD)
Uit de vraagstelling van de VVD-fractie leid ik af dat artikel 14, vierde lid, RWN wordt bedoeld (intrekking van het Nederlanderschap in het belang van de
nationale veiligheid); het in de vraag genoemde artikel 14, tweede lid, RWN ziet immers op intrekking van het Nederlanderschap na een onherroepelijke
veroordeling.
Zowel de veronderstelling dat het intrekken van het Nederlanderschap op grond van
artikel 14, vierde lid, RWN wettelijk gezien moet prevaleren boven strafrechtelijke
vervolging, als de veronderstelling dat in de praktijk strafrechtelijke vervolging
juist prevaleert boven intrekking van het Nederlanderschap, is onjuist. Ik verwijs
hiervoor naar de brief die ik op 26 augustus jl. aan uw Kamer heb gezonden.13 Bij elk besluit tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14,
vierde lid, RWN vindt een belangenafweging plaats. Ook het belang van opsporing, vervolging
en berechting en tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf wordt daarbij meegewogen.
Geen van de meegewogen belangen is op voorhand doorslaggevend. Tot op heden is het
strafrechtelijk belang nooit doorslaggevend geweest om af te zien van intrekking van
het Nederlanderschap. Ik zie dan ook geen reden om een correctie aan te brengen op
het huidige proces.
Rapport ABDTOPConsult
Een van de aanbevelingen van ABDTOPConsult was om de Minister van Justitie en Veiligheid,
in afstemming met het lokaal bestuur, verantwoordelijk te maken voor het veiligheidsrisico
van de personen met een vreemdelingenstatus als gevolg van de intrekking van het Nederlanderschap
en de vreemdelingrechtelijke maatregelen van vertrek en inreisverbod. Kunt u nader
toelichten hoe u deze aanbeveling duidt en wenst over te nemen? (VVD). Hoe bent u
van plan concrete maatregelen te treffen om verantwoordelijkheid te nemen voor het
veiligheidsrisico van deze mensen, zoals ABDTOPConsult heeft aanbevolen? Hoe wilt
u ervoor zorgen dat de Kamer dit kan controleren? (VVD)
Zoals in de Kabinetsreactie op het ABDTOPconsult-onderzoek is aangegeven, onderkent
het kabinet het probleem dat het zicht en handelingsperspectief op de betrokkene verminderen
wanneer het Nederlanderschap is ingetrokken, maar betrokkene nog niet uit Nederland
is vertrokken. Dit alles maakt deel uit van een breder vraagstuk van het inperken
van de dreiging van terrorismeveroordeelden na detentie. Er zijn al verschillende
wettelijke mogelijkheden om deze dreiging te beperken, zoals het opleggen van een
gebiedsgebod en een meldplicht in de zin van de Vreemdelingenwet. In sommige situaties
kunnen bestuurlijke maatregelen op grond van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen
terrorismebestrijding (Twbmt) worden opgelegd, omdat het noodzakelijk is om met het
oog op de nationale veiligheid een maatregel te treffen maar waarin ander handelingsperspectief
ontbreekt. Bovendien houdt de DT&V actief zicht op deze groep door middel van intensief
casemanagement door speciaal daarvoor opgeleide professionals. Zij voeren regelmatig
terugkeergesprekken met deze groep om het vertrek te realiseren. Samen met de relevante
ketenpartners zal komende tijd worden gekeken of de bestaande aanpak en samenwerkingsstructuren
voor het inperken van de eventuele dreiging van terrorismeveroordeelden na detentie
volstaan, of dat nieuwe maatregelen nodig zijn. Gezien de complexiteit van het vraagstuk
is een goede samenwerking met alle relevante ketenpartners van belang. Over de uitkomsten
van dit traject zal ik uw Kamer, zodra hier meer duidelijkheid over is, nader informeren.
Welke conclusies trekt u uit het rapport (ABDTOPconsult)? Hoe staat u tegenover de
suggestie om tot een voorwaardelijke intrekking te komen? (CDA)
In de beleidsreactie op het ABD-rapport dat ik aan uw Kamer heb gestuurd, ben ik ingegaan
op deze suggestie.14 Ik heb gesteld dat een intrekking van het Nederlanderschap op basis van artikel 14,
tweede lid, aanhef en onder b, RWN is gebaseerd op een onherroepelijke veroordeling
wegens een terroristisch misdrijf. Aan een veroordeling gaat een strafrechtelijke
procedure vooraf. Met een voorwaardelijk besluit tot intrekking van het Nederlanderschap
wordt voorbijgegaan aan de kern van het wetsartikel, namelijk dat betrokkene door
zijn gedrag de essentiële belangen van het Koninkrijk ernstig heeft geschaad. Daarom
vind ik het belangrijk om in voorkomende gevallen zo spoedig mogelijk uiting te geven
aan de intrekking van het Nederlanderschap.
Het valt de leden van de GroenLinks-fractie op dat het kabinet niet of onvoldoende
aanpakt waar lokale overheden in de praktijk tegenaan lopen. Bij de evaluatie van
de Twbmt vragen lokale overheden om ruimere mogelijkheden om zorg te verlenen en maatschappelijke
hulp te versterken. Lokale overheden beklagen zich erover dat succesvolle re-integratietrajecten
soms doorkruist worden door een intrekking van het Nederlanderschap, vaak in de wetenschap
dat uitzetting onmogelijk is. Kunt u aangeven hoe u deze wensen van gemeenten adresseert?
Daarbij gaat het om extra inspanningen van de zijde van het kabinet, aangezien de
al lopende trajecten blijkbaar onvoldoende ondersteunend zijn voor het werk van de
lokale overheden. (GroenLinks)
Als het Nederlanderschap na een onherroepelijk veroordeling op basis van artikel 14
lid 2 RWN, is ingetrokken bij een persoon en hij/zij ongewenst vreemdeling geworden
is, vervallen de rechten en plichten van de persoon hier te lande. Dat betekent dat
inderdaad ook het re-integratie-traject stopgezet wordt. De persoon moet Nederland
immers verlaten en zal niet meer terugkeren in de maatschappij. ABDTOPconsult heeft
een vijftal aanbevelingen gedaan om te zorgen dat de problemen die ervaren worden
door de gemeenten worden aangepakt. Ik heb naar aanleiding van het verschijnen van
het rapport overleg gehad met de G4 burgemeesters waarin wij gesproken hebben over
deze problematiek. Tijdens dit gesprek en in mijn beleidsreactie die ik aan uw kamer
heb gestuurd heb ik laten weten welke aanbevelingen wij over kunnen nemen en welke
niet. Ook hebben we met een situatie te maken dat zicht en handelingsperspectief op
de betrokkene verminderen wanneer het Nederlanderschap is ingetrokken, maar betrokkene
nog niet uit Nederland is vertrokken. Daarvoor verwijs ik u naar de beantwoording
van de vragen van de leden van de VVD-fractie ten aanzien van de concrete maatregelen
voor het veiligheidsrisico.
Asielbeleid
Landgebonden asielbeleid
De leden van de PVV-fractie gaan ervan uit dat in ieder geval delen van Syrië als
veilig kunnen worden beschouwd. In 2019 keerden zo’n 100.000 vertrokken Syriërs vanuit
de regio naar hun land terug en Denemarken merkte onlangs Damascus aan tot veilig
gebied en bereidt de terugkeer van Syriërs voor. Deelt u de mening dat dit navolging
verdient in ons land en we op korte termijn kunnen beginnen met de terugkeer van alle
Syriërs naar Syrië? Wat de leden van de PVV-fractie betreft is Syrië weer voor de
Syriërs! Deelt u deze laatste mening? (PVV)
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer op 30 juni 2020 geïnformeerd
over het landgebonden asielbeleid aangaande Syrië (Kamerstuk 19 637, nr. 2638). Het meest recente algemeen ambtsbericht, verschenen op 15 mei jl., gaf geen aanleiding
om het huidige beschermingsbeleid voor asielzoekers uit Syrië aan te passen. Ook in
de gebieden waar de Syrische regering de controle heeft herkregen, is de veiligheidssituatie
zo zorgwekkend, dat een aanpassing van het beleid voor die regio’s niet aan de orde
was. Dit geldt ook voor de mensenrechtenschendingen gepleegd door het Syrische regime. De Staatssecretaris deelt dan ook niet de mening dat de situatie in Syrië of delen
van het land in het algemeen zodanig veilig is dat personen daarnaar teruggestuurd
kunnen worden. Het wordt van groot belang geacht om de ontwikkelingen in Syrië met
regelmaat te onderzoeken. Een nieuw algemeen ambtsbericht inzake Syrië wordt medio
2021 verwacht. Aan de hand daarvan zal worden beoordeeld of het asielbeleid moet worden
herijkt. Ook het beleid van de ons omringende landen wordt daarbij betrokken.
Terrorisme in de vreemdelingenketen
Deelt u ook de zorgen dat we in Nederland ook een risico lopen op nog meer terreurdaden
door asielzoekers? (n.a.v. artikel «Waar zijn al die terroristen?» Volkskrant, 29 augustus
2020). Vindt u dit ook op het randje van nepnieuws en deelt u de mening dat dit soort
veronderstellingen vreselijk naïef en gevaarlijk zijn? Onderkent u ook dat ISIS niet
alleen bestond uit geharde gewapende strijders, maar bijvoorbeeld ook uit soldaten
die zich bezighielden met bijvoorbeeld jihadpropaganda, financiering of logistiek
en dat die makkelijker onder de radar blijven? Deelt u de zorg dat deze opgedane vaardigheden
goed passen in propagandavervaardiging- en verspreiding en activiteiten als geldinzamelingen,
die in het DTN aangemerkt worden als een belangrijk deel van de jihadistische initiatieven
in Nederland? (PVV)
Alle betrokken organisaties zijn tijdens het asielproces alert op signalen die de
nationale veiligheid kunnen raken. Tijdens de identificatie en registratie zijn de
politie en de Marechaussee waakzaam op mogelijke signalen en geven zij deze zo nodig
door aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten of grijpen zelf in. Vervolgens doet
de IND een screening op basis van de informatie uit het identificatie en registratieproces,
het aanmeldformulier, het aanmeldgehoor en eventuele informatie van derden en informatie
die voort kan komen uit een naslag in sociale media. Signalen kunnen ook later in
het proces worden opgevangen en worden ook dan doorgegeven aan de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten. De medewerkers in de Vreemdelingenketen zijn hier steeds alert
op. Hiertoe is een meldstructuur in het leven geroepen. Indien de AIVD of MIVD een
ambtsbericht uitbrengt waarin geconcludeerd wordt dat deze persoon een gevaar vormt
voor de nationale veiligheid, kan de IND vreemdelingrechtelijke maatregelen nemen.
Hoewel de instanties in Nederland alert zijn op dit risico en asielzoekers en nareizende
gezinsleden door betrokken organisaties worden gescreend, kan niet worden uitgesloten
dat terroristen er in slagen de Nederlandse asielprocedure te misbruiken. Ook is het
mogelijk dat personen tijdens de asielprocedure of nadat hij/zij asiel heeft gekregen
radicaliseert. Alles wordt – onder meer via de lokale aanpak – in het werk gesteld
om radicalisering tijdig te onderkennen en tegen te gaan.
Jihadisten delen onderling kennis over diverse zaken, waaronder vervaardiging en verspreiding
van propaganda het inzamelen van geld. Om deze activiteiten tegen te gaan heeft de
Nederlandse overheid diverse maatregelen getroffen. Zo zijn in de afgelopen jaren
diverse vervaardigers en verspreiders van propaganda aangehouden en vervolgd. Dat
geldt ook voor personen die zich bezig houden met het inzamelen van geld voor jihadistische
doeleinden.
1F-zaken
De leden van de CDA-fractie signaleren dat, na aanvullend onderzoek, toch Syrische
1F’ers aanwezig zijn tussen mensen die asiel hebben aangevraagd. Wat gaat u doen om
ervoor te zorgen dat deze mensen niet ongezien door onze samenleving kunnen bewegen?
(CDA)
In het najaar van 2019 is de herbeoordeling op 1F signalen in 12.570 dossiers van
Syrische asielzoekers afgerond. Momenteel zijn er nog drie zaken die zich in de onderzoeksfase
bevinden. In één zaak heeft het onderzoek geleid tot een intrekking in verband met
1F. Bij intrekking van een verblijfsvergunning asiel komt de vreemdeling in de caseload
van DT&V terecht om te werken aan het vertrek uit Nederland, tenzij er een andere
grond is voor rechtmatig verblijf. Indien er sprake is van een 3 EVRM-beletsel wordt
de vreemdeling niet uitgezet naar het land van herkomst. Dit geldt momenteel bijvoorbeeld
voor Syrische vreemdelingen. De DT&V voert op regelmatige basis gesprekken met 1F-ers
die vanwege een artikel 3 EVRM-beletsel niet uitgezet kunnen worden naar hun land
van herkomst. Er wordt in die gesprekken onderzocht of zelfstandig vertrek naar een
derde land mogelijk is. Daarnaast wordt de situatie van een land nauwlettend in de
gaten gehouden en wordt er regelmatig beoordeeld of aanpassing van het beleid nodig
is. Indien een 3 EVRM-beletsel niet langer bestaat, dan wordt door DT&V ingezet op
vertrek naar het land van herkomst.
Aanpak dreiging extremisme en terrorisme
Dreiging extreemrechts
De leden van de D66-fractie lezen in het meest recente DTN dat nog altijd een dreiging
uitgaat van extreemrechts in Nederland. Niet alleen van organisaties die aan dit gedachtegoed
raken, maar tevens eenlingen die geïnspireerd raken en tot de meest vreselijke daden
in staat zijn. Deze leden vragen u concreet aan te geven op welke manier deze dreiging
wordt gemonitord. Welke dreiging gaat momenteel van deze beweging uit? Op welke wijze
vinden interventies plaats binnen deze categorie? Hoe vaak zijn het afgelopen jaar
hiertoe interventies gepleegd? (D66)
Een rechts-terroristische aanslag door een online geïnspireerde eenling in Nederland
blijft voorstelbaar. Gekende groepen hebben doorgaans geringe invloed, zijn verdeeld
en zoeken voornamelijk aansluiting bij actuele maatschappelijke thema’s. De kleine
rechts-extremistische groeperingen zijn vooral actief met intimiderende en radicale
acties waarmee ze voor onrust zorgen binnen moslimgemeenschappen. Online-ontwikkelingen
staan hier echter los van. Aldaar is er een geheel nieuwe generatie opgestaan, die
niet snel lid zal worden van een in hun ogen ouderwetse groep, maar komen op online-kanalen
in aanraking met rechts-extremistisch gedachtegoed. Dat kan bijdragen aan de genesis
van een sociaal ecosysteem, waar de drempel om gewelddadige acties te bespreken laag
is.
Het kabinet zet zich in om de rechts-extremistische dreiging tegen te gaan en te voorkomen
dat mensen radicaliseren. De lokale, persoonsgerichte aanpak wordt ingezet wanneer
er sprake is van radicalisering of rechts-extremistische uitingen door individuen,
met als doel de dreiging die van een persoon uitgaat te onderkennen en daarop te interveniëren.
Op landelijk niveau zet de overheid zich in om terroristische en extremistische uitingen,
zowel online als offline, geen vat te laten krijgen op de samenleving. Wanneer er
sprake is van extremistische gedragingen die een vermoeden van een strafbaar feit
opleveren, kan het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek instellen en
indien opportuun overgaan tot vervolging. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in het
opbouwen van kennis en kunde bij professionals landelijk en lokaal die met dit fenomeen
te maken krijgen.
Terroristenafdeling (TA)
De leden van de CDA-fractie lezen dat de NCTV waarschuwt voor aanslagen in detentiecentra
door terroristen, zoals al in andere landen is gebeurd. Wat betekent dit voor de plaatsen
waar in Nederland de terroristen gedetineerd worden? In hoeverre herkent u de analyse
van de NCTV dat de terroristendetentiecentra onder druk zijn komen te staan door de
hoge instroom van terroristen? (CDA)
Het DTN 52 schrijft dat in Nederland tot nu toe geen aanslagen door terroristische
gedetineerden zijn gepleegd op gevangenispersoneel.15 Het regime binnen de terroristenafdelingen wordt gekenmerkt door een sterke nadruk
op veiligheid en beheersbaarheid, zowel in de gebouwelijke veiligheid als in de specifieke
aandacht voor de relationele veiligheid.
Er zijn uitgebreide veiligheidsmaatregelen toegepast met als doel de veiligheid van
gedetineerden en personeel te waarborgen. Zo wordt gewerkt met risicoprofielen die
een handvat bieden voor de individuele benadering van gedetineerden. Begeleiding en
contact met de gedetineerden binnen de TA vindt plaats door ten minste twee begeleiders
en is individueel of in een kleine groep, afhankelijk van het risicoprofiel. Er wordt
toezicht gehouden op de contactmomenten van gedetineerden met als doel het bevorderen
van de interne en maatschappelijke veiligheid. Bezoek vindt individueel plaats, onder
toezicht. Bij directe contacten met de buitenwereld kunnen TA-gedetineerden worden
gevisiteerd. De directeur kan daarnaast afhankelijk van het risicoprofiel van de gedetineerde
extra veiligheidsmaatregelen opleggen.
Zoals vermeld staat in de tweede voortgangsbrief visie «Recht doen, kansen bieden»
van 29 juni 2020 jl.16, lag de bezetting binnen de terroristenafdelingen de afgelopen maanden rond de 40
(80% bezette plaatsen). Met het oog op het voorkomen dat het geldende differentiatiebeleid
onder druk komt te staan is de TA-capaciteit uitgebreid van 48 naar 70 plaatsen. PI
de Schie heeft inmiddels zeven extra plekken gerealiseerd, PI Vught vijf extra plekken
en PI Zwolle heeft sinds kort een terroristenafdeling gerealiseerd met 10 plekken
voor vrouwen.
Terrorismefinanciering
Weet u al meer van hawalabankieren en hoe zich dat in Nederland ontwikkelt? (PVV)
Recentelijk hebben de Minister van Financiën en ik de National Risk Assessment (NRA)
Terrorismefinanciering, uitgevoerd door het WODC, aan uw Kamer gestuurd. In de begeleidende
beleidsreactie zijn we ingegaan op vier risico’s met potentieel de grootste impact.17 Eén van deze risico’s betreft de verplaatsing van contant geld via ondergronds bankieren.
Hawalabankieren is een vorm van ondergronds bankieren. Hierbij is sprake van financiële
dienstverlening die buiten het formele financiële stelsel wordt aangeboden en waarbij
voornamelijk contant geld naar het buitenland wordt «overgemaakt». Er wordt daarbij
gebruik gemaakt van een systeem dat gebaseerd is op vertrouwen en verrekening. Binnen
dit systeem zorgt een netwerk van informele «bankiers» ervoor dat ingelegd geld aan
de ene kant van de wereld aan de andere kant van de wereld uitbetaald kan worden.
Het geld wordt onderling door deze bankiers verrekend, met als gevolg dat fysiek transport
met contant geld slechts in beperkte mate nodig is. In de NRA Terrorismefinanciering
wordt gesteld dat in Nederland ondergronds bankieren met name door migranten wordt
gebruikt.18 Soms zijn deze informele financiële kanalen de enige manier om geld over te maken
naar familieleden in het land van herkomst.
Traceerbaarheid van geldovermakingen is een belangrijk hulpmiddel in de strijd tegen
(witwassen en) terrorismefinanciering. Het systeem van hawalabankieren kan door het
gebrek aan deze traceerbaarheid worden gebruikt voor het financieren van terrorisme.
In de NRA Terrorismefinanciering concluderen de onderzoekers dat de (overige) ingeschatte
risico’s van terrorismefinanciering momenteel voor een significant gedeelte worden
ingeperkt door beschikbare preventieve en repressieve middelen en maatregelen. U bent
hierover geïnformeerd in de beleidsreactie op de NRA terrorismefinanciering.19
De afgelopen jaren en ook zeer recent nog zijn in Nederland diverse verdachten van
hawalabankieren en terrorismefinanciering door de FIOD aangehouden. Een aantal van
hen is inmiddels ook veroordeeld.
De reikwijdte van de definitie van terrorisme
De leden van de fractie van de GroenLinks-fractie vragen aandacht voor een belangrijke
hiaat in de analyse van terrorisme. (..) Nergens in het DTN wordt gerept over het
probleem van vrouwenhaat door de groepen die we als potentieel terroristisch beschouwen.
Wat is de reden voor deze omissie? Erkent u dat in sommige gevallen sprake is van
(al dan niet georganiseerde) campagnes tegen vrouwelijke journalistes, columnistes
en politici, en dan vooral gericht tegen vrouwen van kleur? Vooral in de online manosfeer
vormen vrouwenhaters een gevaarlijke groep. Welke gevolgen heeft dit voor de mogelijkheden
van de getroffen vrouwen om gelijkelijk een rol te spelen in de politiek en voor de
persvrijheid? Hoe verhoudt deze dreiging zich tot de definitie van de AIVD over terrorisme?
Om u te inspireren sturen voornoemde leden u het boek van Abram de Swaan toe. (GroenLinks)
Jihadisten streven naar een samenleving gebaseerd op hun fundamentalistische interpretatie
van de islamitische geloofsleer. Die botst wat vele aspecten betreft met de open westerse,
democratische samenleving, onder meer waar het de positie van de vrouw aangaat. Jihadisten
zetten zich af tegen de geëmancipeerde positie die vrouwen in het Westen veelal innemen.
De NCTV heeft in diverse publicaties aandacht besteed aan de visie van jihadisten
op de westerse cultuur en samenleving. Er zijn echter geen jihadistische aanslagen
of plots bekend die specifiek gericht zijn op geëmancipeerde vrouwen, evenmin oproepen
tot aanslagen op hen. Om die reden zijn vrouwen als specifieke categorie niet benoemd
in het DTN, dat immers steeds gericht is op de actuele dreiging.
Eenzelfde redenatie gaat op voor rechts-extremisten. Op internationale internetfora
circuleren discoursen waarbinnen geweld tegen de staat, joden, homoseksuelen en vrouwen
wordt aangemoedigd. In de afgelopen jaren is een toename te zien van personen die
online dreigen met geweld. Hoewel de ernst en vooral de waarschijnlijkheid van de
dreiging niet in alle gevallen heel groot lijkt, blijft dit een punt van aandacht.
Evenals bij jihadisme zijn er geen aanslagen of plots bekend uit extreemrechtse hoek
die specifiek gericht zijn op vrouwen. Wel zijn in de afgelopen jaren in andere landen,
zoals de Verenigde Staten en Canada, enkele aanslagen gepleegd door zogeheten «incells»,
uit frustraties over vrouwen. Deze «incells», een samenstelling van «involuntarily
celibates» (onvrijwillige celibatairen), vinden elkaar binnen het digitale domein.
In Nederland bestaat een zeer geringe presentie van dit fenomeen waardoor er geen
aanleiding is geweest om het in het DTN op te nemen.
De leden van de PVV-fractie lazen enkele weken geleden de waarschuwing van de Minister
van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Arabische Emiraten, dhr. Zayed, voor het gevaar
van de aanwezigheid van moslimterroristen. (...) De leden van de PVV-fractie geven
deze waarschuwing al jaren. Vindt u het niet ironisch dat deze waarschuwing juist
uit een islamitisch land moet komen? Wat gaat u doen met deze waarschuwing? Bent u
bereid om de in Nederland en in het Nederlandse kabinet geldende politieke correctheid
en onwetendheid overboord te gooien? (PVV)
Deelt u de conclusie dat islamitische terreur niet voorbehouden is aan een deel van
de islam maar een basis kan vinden in alle islamitische stromingen? Dus in de islam.
Nu dit overleg schriftelijk is, verwachten de leden van de PVV-fractie een uitgebreid
en met bronnen onderbouwd antwoord. (PVV)
Neen, ik deel de conclusie niet dat het islamistisch terrorisme een basis kan vinden
in alle islamitische stromingen. Terrorisme is niet direct gerelateerd of inherent
aan islam als geloof en godsdienst. En niet alle islamitische stromingen legitimeren
geweldsgebruik en terrorisme om hun doelen te bereiken.
Islam is een geloof dat gebaseerd is op een aantal theologische en dogmatische uitgangspunten
en de daarmee verbonden praktijken en gedragingen. Islam staat ook voor een geheel
aan normen en waarden dat grotendeels in de koran en de Traditie besloten ligt of
daaruit kan worden afgeleid.20 Islam kent een grote diversiteit aan geestelijke, filosofische, juridische en politieke
stromingen.21 De wijze waarop deze godsdienst wordt gepraktiseerd is verschillend in verschillende
landen en cultuurgebieden.22 In de wetenschappelijke bestudering van de islam wordt een onderscheid gemaakt tussen
islam en islamisme.23 Islamisme vormt een theocratische politiek project gericht op de oprichting van een
islamitische staat en de inrichting van een maatschappelijke orde waarin de regels
van de Sharia worden toegepast.24 Islamisten zien islam daarom niet als religie maar als een politieke ideologie die
betrekking heeft op alle aspecten van de samenleving.25
Het islamisme kent wederom een grote variatie aan stromingen die streven naar de verwezenlijking
van het genoemd theocratisch project met gewelddadige en niet-gewelddadige middelen.26 Zo streven Moslimbroeders en politiek-salafisten hun politieke idealen te bereiken
door middel van prediking (Dawa)27, sociaal-culturele activiteiten28 en participatie in politieke processen29 middels politieke partijen en politiek activisme.30 De niet-gewelddadige islamistische groepen zoals Moslimbroeders en politiek-salafisten
hebben zich tot nu toe niet gecommitteerd aan democratische waarden. Zij nemen deel
aan het democratisch proces niet om het verder te versterken maar eerder om het te
ondermijnen.31 Terwijl jihadisten gewelddadige middelen en terrorisme inzetten. In deze specifieke
context kan er gesproken worden van islamistisch terrorisme.
Waarom zit een terroristische organisatie als Kick Out Zwarte Piet (KOZP), die aanvallen
op hun obscure voorbereidingshandelingen verzint, bij de premier aan tafel om te overleggen?
(PVV)
Kick Out Zwarte Piet (KOZP) is geenszins een terroristische organisatie. In DTN 46
wordt KOZP genoemd als activistische organisatie. In de voor het DTN gehanteerde definities
gaat het bij activisme om pogingen van individuen of groepen om op buitenparlementaire
wijze, maar binnen de grenzen van de wet, politieke besluitvorming te beïnvloeden.
Bij extremisme gaat het om het fenomeen waarbij personen of groepen vanuit ideologisch
motief bereid zijn in ernstige mate de wet te overtreden of activiteiten te verrichten
die de democratische rechtsorde ondermijnen. Er is geen sprake van dat KOZP door de
NCTV als een extremistische, laat staan een terroristische organisatie is beschouwd.
Grenscontroles
We weten dat Nederland een enorme drugsindustrie kent, dat er banden zijn met jihadisten
en dat er regelmatig wapenopslagplaatsen worden aangetroffen. Ook is bekend dat de
afgelopen jaren daders van meerdere islamitische aanslagen elders, in Nederland hebben
verbleven. Gaat u eindelijk ingrijpen om de snackbar voor jihadisten en andere terroristen,
die Nederland is geworden mede dankzij de open grenzen, aan te pakken? Zo ja, wat
gaat u doen? (PVV)
Terrorisme is een internationaal fenomeen. Internationaal wordt ingezet op de verbetering
van informatie-uitwisseling, preventie van radicalisering, en grenscontroles. Vanzelfsprekend
werken de Nederlandse ministeries en inlichtingen- en veiligheidsdiensten nauw samen
met andere partnerlanden waar het gaat om terrorismebestrijding, in multilateraal
of bilateraal verband. Tenslotte wijs ik op het bekende kabinetsstandpunt dat het
sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke
oplossing is voor het complexe veiligheidsvraagstuk.
Internationale informatie-uitwisseling
Gilles de Kerchove, de EU-coördinator contraterrorisme, stelde onlangs dat traditionele
radicale en gevaarlijke groeperingen overgaan in nieuwe. Wat betekent dit voor onze
nationale aanpak van terrorisme en op welke wijze is contact over deze ontwikkelingen
met andere Europese landen? (VVD)
In het artikel waarnaar wordt verwezen spreekt Gilles de Kerchove onder andere over
een «potential future rise of new forms of terrorism» waarbij complottheorieën en
technofobie mogelijke aanjagers kunnen zijn. Daarbij stelt hij eveneens dat er vooralsnog
weinig indicatoren zijn voor deze dreiging. In Nederland is vooralsnog geen sprake
van een nieuwe vorm van terrorisme. Evenals bij extreemlinkse dan wel -rechtse individuen
en groeperingen in Nederland, manifesteren personen die elkaar vinden in een gedeeld
geloof in complottheorieën zich op voornamelijk activistische wijze. Ze vinden elkaar
bovendien niet zozeer in ideologische motieven, maar in gevoelens van onrechtvaardigheid,
groot onbehagen of een andere werkelijkheidsbeleving. Dit kan gepaard gaan met wantrouwen
jegens de overheid, wetenschap en traditionele media – waarbij sociale media werkt
als blaagbalg die het wantrouwen kan aanwakkeren. Binnen het veiligheidsdomein zijn
verschillende partijen dagelijks bezig met het maken van dreigingsanalyses op verschillende
onderwerpen. Indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zal in het DTN worden
in gegaan op mogelijk nieuwe vormen van terrorisme of andere (gewelds)dreigingen.
Zoals aangegeven is er op dit moment geen sprake van nieuwe vormen van terrorisme
in Nederland wat maakt dat we dit onderwerp tot op heden ook niet actief in EU-verband
hebben besproken.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat Europol veel informatie krijgt, ook over
grote dreigingen, maar dat momenteel zoveel informatie wordt verkregen dat tijdige
verwerking niet altijd lukt. Gevolg is dat de termijnen waar binnen de informatie
bewaard mag worden, verlopen. Zij vragen u of er in Europees verband gewerkt wordt
aan een oplossing? (CDA)
De hoeveelheid informatie die verwerkt moet worden bij opsporingsonderzoeken naar
georganiseerde criminaliteit en terrorisme neemt toe. Dit is een uitdaging voor zowel
nationale opsporingsdiensten als Europol. Om tegemoet te kunnen komen aan de toegenomen
vraag naar operationele en analytische ondersteuning, acht Europol het noodzakelijk
bij te blijven op het gebied van technologieën zoals kunstmatige intelligentie en
machine learning. Ondanks deze uitdagingen zegt Europol nog steeds in staat te zijn
om dreigingen te identificeren en tijdige steun te verlenen aan de lidstaten.
De Commissie beoogt eind 2020 een voorstel te doen voor een nieuwe Europolverordening.
Hierin wordt onder andere bezien hoe de vaardigheden van Europol, voor de ondersteuning
van het operationele werk van de rechtshandhavingsautoriteiten bij het bestrijden
van grensoverschrijdende criminaliteit en terroristische en extremistische dreiging,
dienen te worden versterkt. Ook informatieverwerking is hiervan een belangrijk onderdeel.
Nederland hecht veel waarde aan een zorgvuldig balans tussen veiligheid en gegevensbescherming
bij de verwerking van informatie over dreigingen en zet zich in om hiertoe een optimale
oplossing te vinden.
Wetgeving
Wet Langdurig Toezicht (WLT)
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat de Wet Langdurig Toezicht (WLT) wordt aangepast,
waarbij door middel van een wetswijziging terroristische misdrijven expliciet toegevoegd
worden aan de opsomming van misdrijven. Dit was een belangrijke wens van deze leden.
Zij vragen wanneer zij het wetsvoorstel over de WLT tegemoet kunnen zien. Kan hier
een tijdsindicatie worden gegeven, ervan uitgaande dat de inzet van de regering zo
spoedig mogelijk is? (VVD)
Zoals de Minister voor Rechtsbescherming en ik uw Kamer per brief32 hebben medegedeeld, zijn wij voornemens een wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen
waarmee terroristische misdrijven expliciet worden toegevoegd aan de opsomming van
misdrijven in artikel 38z, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafrecht. Hiermee
beogen wij onduidelijkheden met betrekking tot de toepasbaarheid van deze bepaling
bij een veroordeling wegens een terroristisch misdrijf (artikel 83 Sr) of een misdrijf
ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf (artikel 83b
Sr) te voorkomen. Deze voorgenomen wijziging van het Wetboek van Strafrecht zal worden
meegenomen in de Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2020, die zich thans in de voorbereidende
fase bevindt.
Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Twbmt)
Het WODC concludeert dat maatregelen in het kader van de Twbmt vooral ingezet worden
aan het einde van het strafrechtelijke traject, als mensen weer vrijkomen en er vanuit
het strafrecht geen toezicht meer is. Daarnaast concluderen de onderzoekers dat deze
situaties weliswaar niet door de wetgever waren uitgesloten, maar bij de wetsbehandeling
het vooral ging om gevallen waarbij het strafrecht nog niet kon worden toegepast,
bijvoorbeeld omdat er nog onvoldoende aanknopingspunten waren voor strafrechtelijke
vervolging. De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader te reflecteren op
deze conclusie. (VVD)
De bestuurlijke maatregelen in de Twbmt hebben allen gemeen dat zij ertoe bijdragen
om de dreiging die uitgaat van terrorisme te reduceren. De noodzaak van deze bestuurlijke
maatregelen is gelegen in de bescherming van de nationale veiligheid tegen gevaar
dat met andere maatregelen, zoals het strafrecht, (nog) niet kan worden weggenomen.
Er zijn verschillende situaties mogelijk waarin handelingsperspectief ontbreekt en
bestuurlijke maatregelen worden verlangd.
Waar strafrechtelijk optreden mogelijk is zal dit plaatsvinden. De bestuurlijke maatregelen
uit de Twbmt zijn bedoeld voor situaties waarin het noodzakelijk is om met het oog
op de nationale veiligheid een maatregel te treffen, maar waarin ander handelingsperspectief
ontbreekt. In de praktijk is de Twbmt enkele malen toegepast na afloop van een strafrechtelijk
traject. De leden van de VVD-fractie constateren terecht dat Twbmt zich er niet tegen
verzet dat in deze gevallen een bestuurlijke maatregel, zoals een meldplicht, wordt
opgelegd. Vanzelfsprekend geldt daarbij wel dat de maatregel noodzakelijk moet zijn
met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid, en moet de betrokken persoon
op grond van zijn gedragingen in verband kunnen worden gebracht met terroristische
activiteiten of de ondersteuning daarvan.
Het aanknopingspunt voor het opleggen van een bestuurlijke maatregel is dan ook niet
een verdenking of aanwijzing dat een terroristisch misdrijf wordt gepleegd of zal
worden gepleegd. Het opleggen van een bestuurlijke maatregel is in geen enkel geval
een automatisme: in elke individuele casus wordt aan de hand van de dreiging bekeken
welke interventiemethode dient te worden ingezet, en welk instrument passend, geboden
en opportuun is.
Bij de Twbmt valt het de leden van de GroenLinks-fractie op dat de wet niet voor de
gevallen wordt gebruikt waarvoor hij aanvankelijk nodig werd geacht, namelijk in het
geval het strafrecht nog niet kon worden toegepast. Het wordt op dit moment alleen
gebruikt als vangnet aan het eind van een strafvorderlijk traject. Daarvoor bestaat
toch ook de WLT? Op welke wijze werken deze wetten in elkaar door? (GroenLinks)
Met de WLT zijn twee mogelijkheden geïntroduceerd om langer toezicht te kunnen houden
op veroordeelden aan het einde van hun detentie. Het gaat om de mogelijkheid om de
proeftijd van de v.i. te verlengen (artikel 6:1:18 Sv) en de mogelijkheid om een zelfstandige
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen (artikel 38z Sr),
die na afloop van de detentie of tbs ten uitvoer kan worden gelegd en waaraan voorwaarden
kunnen worden verbonden. De door mij en de Minister voor Rechtsbescherming aangekondigde
wijziging van artikel 38z Sr verduidelijkt dat oplegging van de zelfstandige maatregel
en verlenging van v.i.-proeftijd – zonder dat daarbij een maximum geldt voor het aantal
keren dat de proeftijd verlengd wordt – ook mogelijk zijn bij een veroordeling wegens
een (misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een) terroristisch misdrijf.33
De bestuurlijke maatregelen uit de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding
(Twbmt) zijn bedoeld voor situaties waarin het noodzakelijk is om met het oog op de
nationale veiligheid een maatregel te treffen, maar waarin ander handelingsperspectief
ontbreekt. In de praktijk is de Twbmt enkele malen toegepast na afloop van een strafrechtelijk
traject. De Twbmt verzet zich er niet tegen dat in deze gevallen een bestuurlijke
maatregel wordt opgelegd. Vanzelfsprekend geldt daarbij wel dat de maatregel noodzakelijk
moet zijn met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid, en moet de betrokken
persoon op grond van zijn gedragingen in verband kunnen worden gebracht met terroristische
activiteiten of de ondersteuning daarvan. Het aanknopingspunt voor het opleggen van
een bestuurlijke maatregel is dan ook niet een verdenking of aanwijzing dat een terroristisch
misdrijf wordt gepleegd of zal worden gepleegd. Als er onvoldoende aanknopingspunten
zijn voor strafrechtelijke vervolging, wordt er binnen het zogenaamd «multidisciplinair
casusoverleg» een persoonsgerichte aanpak opgesteld. Het multidisciplinaire lokale
casusoverleg beziet bij de persoonsgerichte aanpak in elk afzonderlijk geval welke
(set van) maatregel(en) het meest effectief is in het reduceren van de dreiging die
uitgaat van het betreffende individu.
Biedt de Twbmt inderdaad voldoende juridische mogelijkheden – in combinatie met de
verduidelijking van de WLT – om onze samenleving te beschermen en te voorkomen dat
veroordeelde terroristen die vrijkomen opnieuw strafbare feiten plegen? (VVD)
De Twbmt levert een belangrijke bijdrage aan de bescherming van de nationale veiligheid
door het mogelijk te maken om maatregelen te treffen in situaties waarin ander handelingsperspectief
ontbreekt. Het instrumentarium ter bestrijding van terrorisme is hiermee aangevuld
met maatregelen waarmee de dreiging van personen, die in verband kunnen worden gebracht
met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan, wordt gereduceerd. Met
de bestuurlijke maatregelen gaat het dus primair om de dreiging en het gevaar dat
met het strafrecht niet kan worden weggenomen. Daarbij wordt uitdrukkelijk onderkend
dat met het treffen van deze maatregelen geen garantie kan worden geboden dat er geen
aanslagen worden gepleegd. Beoogd wordt om zoveel mogelijk belemmeringen op te werpen
ter bestrijding van het terrorisme en daarmee een bijdrage te leveren aan de bescherming
van de nationale veiligheid.
Wanneer degenen die veroordeeld zijn voor terroristische misdrijven hun gevangenisstraf
hebben uitgezeten, heeft u voldoende instrumenten om toezicht te houden op deze mensen
en te voorkomen dat zij bijvoorbeeld een nieuwe poging zullen doen om zich aan te
sluiten bij IS of haat gaan prediken in kwetsbare wijken? (VVD)
Er zijn diverse mogelijkheden om zicht te houden op veroordeelde terroristen, zowel
binnen een strafrechtelijk kader als een bestuursrechtelijk kader. Afhankelijk van
de door de rechter opgelegde straf kan er na afloop van detentie sprake zijn van een
voorwaardelijk kader, om gedragsverandering te bevorderen en toezicht te kunnen houden
op veroordeelde terroristen. Voor een uitvoerige toelichting op dit voorwaardelijk
strafrechtelijk kader, te weten de (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf (artikel 14a
e.v. Sr), de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) (artikel 15 e.v. Sr) en de
met Wet Langdurig Toezicht (WLT) geïntroduceerde mogelijkheid om de v.i.-proeftijd
te verlengen, verwijs ik u naar de brief die de Minister voor Rechtsbescherming en
ik eerder aan uw Kamer hebben gestuurd.34 Binnen dit strafrechtelijk kader biedt, zoals daar uiteengezet, ook artikel 38z Sr
(de zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, geïntroduceerd
met de inwerkingtreding van de WLT) mogelijkheden om het toezicht voort te kunnen
zetten na het eindigen van de gevangenisstraf, de voorwaardelijke invrijheidstelling
of een tbs-maatregel.
Daarnaast biedt het bestuursrecht verschillende maatregelen. Deze bestuursrechtelijke
maatregelen zijn niet (primair) gericht op het voorkomen van recidive, maar op het
beschermen van de openbare orde en de nationale veiligheid. De Twbmt levert bijvoorbeeld
een belangrijke bijdrage aan de bescherming van de nationale veiligheid door het mogelijk
te maken om bestuurlijke maatregelen te treffen in situaties waarin ander handelingsperspectief
ontbreekt. De dreiging van personen, die in verband kunnen worden gebracht met terroristische
activiteiten of de ondersteuning daarvan, wordt door deze maatregelen uit vreemdelingenrecht
na ongewenstverklaring gereduceerd.
Tot slot geldt uiteraard dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten altijd alert
zijn en, indien hier aanleiding toe bestaat, personen nauwlettend in de gaten houden.
Bent u bereid om in goed overleg met de gemeentes te treden en de Kamer uiterlijk
in januari 2021 te laten weten wat gemeenten nodig hebben om radicalisering beter
tegen te gaan en voorstellen hierover te doen? (GroenLinks)
Er is structureel contact met gemeenten en andere partners in het lokale domein over
de brede aanpak van radicalisering en extremisme, mede in het kader van de Versterkingsgelden,
die tot doel hebben om gemeenten te ondersteunen bij hun inspanningen op dit terrein.
Wat betreft de Versterkingsgelden loopt er momenteel een traject in het kader van
de aanvragen van gemeenten voor financiële ondersteuning voor komend jaar. Op bestuurlijk
niveau vindt deze uitwisseling onder andere plaats in het Bestuurlijk Overleg met
de collega-ministers van SZW en BZK en de burgemeesters van de zogenaamde priogemeenten
over het thema radicalisering en jihadisme. In dit overleg worden relevante beleidsaangelegenheden
en actuele vraagstukken besproken.
Op grond van de verschillende gesprekken die de komende maanden met gemeenten worden
gevoerd over hun behoeften en mogelijke oplossingsrichtingen op het terrein van radicalisering
en extremisme, zal uw Kamer nader worden geïnformeerd.
Ook de politie loopt tegen problemen aan bij de uitvoering van opgelegde bestuurlijke
maatregelen, zo constateren de leden van de GroenLinks-fractie. Bij de meldplicht
lijkt onvoldoende tijd, ruimte en kennis voorhanden om betekenisvol op te treden:
contact maken, en inzicht krijgen of deze mensen écht een gevaar vormen. Veel gesprekken
gaan moeizaam, vluchtig en het is niet altijd mogelijk dat de contactpersoon van de
politie ook echt aanwezig is bij het gesprek. Hoe is dat mogelijk, wanneer het gaat
om die paar individuen waarover we ons echt zorgen maken?! Wat heeft de politie nodig
om deze taak wél te doen? En kan de politie, die nu wel erg veel op z’n bordje heeft
met maar een beperkte menskracht, dit naar verwachting in de komende jaren wél goed
invullen? Zo ja, waarop baseert de Minister deze verwachting? Zo nee, hoe kan we dan
zorgen dat het doel van de meldplicht behaald wordt? (GroenLinks)
De Twbmt levert een belangrijke bijdrage aan de bescherming van de nationale veiligheid.
Uit de evaluatie blijkt dat de meldplicht ertoe heeft geleid dat de betrokken personen
in het zicht van de overheid bleven. Daarmee is het primaire doel van deze maatregel
bereikt. Zoals ook is opgemerkt in de toelichting bij de Twbmt, is het echter ook
mogelijk dat de meldplicht kan bijdragen aan contact met een betrokkene en dat daaruit
voortvloeiende informatie kan worden betrokken bij de dreigingsinschatting van deze
persoon, zodat deradicalisering wordt bevorderd. Dit neemt niet weg dat er ten aanzien
van de toepassing en uitvoering van de meldplicht in de praktijk knelpunten zijn geconstateerd
die als verbeterpunten worden meegenomen. Samen met partners wordt bezien welke verbeteringen
te maken zijn als het gaat om toepassing en uitvoering van de Twbmt in de praktijk.
Een concreet voorbeeld daarvan is het maken van werkafspraken over de praktische inrichting
en uitvoering van de meldplicht.
Daartegenover zien zij, in lijn met de evaluatie, dat de Twbmt niet heeft bijgedragen
aan de-radicalisering en niet heeft bijgedragen aan meer kennis over beweegredenen
en gedragingen van personen. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister dat
ziet. Voornoemde leden vragen hoe u dat ziet. Acht u dat niet een gemiste kans? (CDA)
De bestuurlijke maatregelen hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de bescherming
van de nationale veiligheid. Daarmee is de doelstelling van de wet bereikt. Tijdens
de totstandkoming van de Twbmt zijn potentiële aanvullende effecten van de bestuurlijke
maatregelen benoemd. Deze neveneffecten, zoals het bijdragen aan de-radicalisering,
zijn uitdrukkelijk geen doel op zich geweest bij de totstandkoming van de Twbmt.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom er geen subsidies of vergunningen zijn ingetrokken
op basis van de Twbmt. Wat staat er in de weg de Twbmt te gebruiken om subsidies of
vergunningen in te trekken? (CDA)
Ten aanzien van voornoemde twee vragen van de leden van de CDA-fractie wordt opgemerkt
dat tot op heden inderdaad nog geen gebruik is gemaakt van de bevoegdheid om subsidies,
vergunningen, ontheffingen en erkenningen te weigeren of in te trekken. Dit laat de
noodzaak van deze bevoegdheid onverlet. In de toekomst kan deze situatie zich immers
wel voordoen. Wanneer die situatie zich voordoet is er een wettelijke grondslag nodig
om een aanvraag voor een besluit af te wijzen, of een genomen besluit in te trekken,
als het ernstige gevaar bestaat dat de activiteit waarop het besluit betrekking heeft
(mede) zou worden gebruikt ten behoeve van terroristische activiteiten of de ondersteuning
daarvan. Deze bevoegdheid biedt daartoe de mogelijkheid en maakt het mogelijk dat
de overheid kan ingrijpen als ongewild en indirect wordt bijgedragen, of dreigt te
worden bijgedragen, aan terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan.
Welke rol ziet u om ervoor te zorgen dat de Twbmt een beter imago krijgt en effectiever
ingezet zal worden. Deelt u de inzet om uiteindelijk tot een succesvolle evaluatie
van de Twbmt te komen aan het einde van de werkingsduur van de tijdelijke wet? Hoe
kan ervoor worden gezorgd dat de Twbmt vaker wordt ingezet? (CDA)
Het feit dat Twbmt slechts in een gering aantal gevallen is toegepast is geen reden
om de toegevoegde waarde van de Twbmt in twijfel te trekken. Dit is in lijn met de
doelstelling van de wet. Gelet op het ingrijpende karakter van de bestuurlijke maatregelen
is de Twbmt niet bedoeld als een wet die in een groot aantal gevallen zou worden ingezet.
De bestuurlijke maatregelen worden opgelegd in situaties waarin het noodzakelijk is
om met het oog op de nationale veiligheid een maatregel te treffen, maar waarin ander
handelingsperspectief ontbreekt. Uit het enkele feit dat de Twbmt het mogelijk maakte
om in dergelijke gevallen toch een maatregel te treffen, volgt zijn meerwaarde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
H. Schoor, adjunct-griffier