Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 296 Voorstel van wet van de leden Koerhuis en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het wijzigen van de rechterlijke procedure voor de beoordeling van de rechtmatige binnentreding van een woning of lokaal met als doel het verwijderen van personen alsmede voorwerpen die daar worden aangetroffen (Wet handhaving kraakverbod)
Nr. 9 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 2 november 2020
Inhoudsopgave
I.
Algemeen
1.
Inleiding en aanleiding
2.
Voorgeschiedenis
2.1
Wet kraken en leegstand
2.2
Evaluatie Wet kraken en leegstand
2.3
Voortzetting van de parlementaire discussie na de evaluatie
3.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
3.2
Rechterlijke toets door de rechter-commissaris
3.3
Spoedontruiming
4.
Verhouding tot de Grondwet en het EVRM
4.1
Grondwet
4.2
EVRM
5.
Overwogen alternatieven
5.1
Verhoging strafmaat (afschrikking)
5.2
Differentiëren tussen enkelvoudige- en veelplegers
5.3
Verruimen bestuursrechtelijke bevoegdheden burgemeester
II.
Artikelsgewijs
Artikel I
Artikel II
Artikel III
Artikel IV
VVD
1. Inleiding en aanleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van wet van de leden Koerhuis en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van
Strafvordering in verband met het wijzigen van de rechterlijke procedure voor de beoordeling
van de rechtmatige binnentreding van een woning of lokaal met als doel het verwijderen
van personen alsmede voorwerpen die daar worden aangetroffen (Wet handhaving kraakverbod)
(hierna: het Wetsvoorstel). Kraken is sinds 2010 terecht een misdrijf. Hoe sneller
hiertegen wordt opgetreden, hoe beter. Zij steunen het sneller handhaven van het kraakverbod.
Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers benoemen dat het huidige
beleid rondom het kraakverbod structureel door krakers wordt ondermijnd. Kunnen de
initiatiefnemers een inschatting geven van het aantal personen dat het kraakverbod
de afgelopen vijf jaar heeft overtreden? En kunnen zij nader toelichten hoe georganiseerde
groepen structureel en doelbewust misbruik maken van het huidige beleid? Daarnaast
trekken veel krakers hun ingestelde kort geding vlak voor de zitting in. Kunnen de
initiatiefnemers inzicht geven in hoe vaak rechters hierdoor onnodig hun tijd besteden
aan zaken die nergens toe leiden?
Uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat tussen 2014 en 2019 in totaal 287
keer een kort geding is aangekondigd. Gemiddeld wordt dus bijna iedere week een kort
geding tegen krakers aangekondigd. De groepsgrootte varieert hierbij. Daarbij wijzen
de initiatiefnemers erop dat deze cijfers een onderschatting zijn van het aantal malen
dat een pand wordt gekraakt, omdat niet in alle gevallen een kort geding wordt aangekondigd.
Het aantal malen dat een pand wordt gekraakt is in de ogen van de initiatiefnemers
veel te hoog. Verder zien de initiatiefnemers dat groepen pand na pand kraken. Er
is sprake van een vast patroon waarbij zij een kort geding aanspannen, wachten tot
kort voor de zittingsdatum en even voor de zittingsdatum het kort geding intrekken.
Hiermee gebruiken zij de tijd die het duurt tot een zitting wordt gepland als periode
om gratis en illegaal ergens te wonen. Alle schades en kosten die hierbij ontstaan,
zijn voor rekening van de eigenaar van het pand. Uitgaande van het aantal intrekkingen,
gaat het om 73% van de zaken waar enerzijds onnodig tijd aan wordt besteed, maar anderzijds
ook niet wordt opgetreden tegen de krakers. De krakers kunnen redelijk ongestoord
hun gang gaan door weer naar een nieuw pand te gaan. Bovendien geldt dat krakers in
de overige 27% van de zaken waarin zij wel op de zitting komen, vrijwel nooit in het
gelijk gesteld worden.
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de nieuwe procedure, waarbij
de rechter-commissaris binnen 72 uur een beslissing neemt met betrekking tot de machtiging
voor ontruiming aan de officier van justitie. In gevallen waarbij uitzonderlijke omstandigheden
spelen kan deze termijn worden overschreden en dient de rechter-commissaris zo snel
mogelijk na afloop van deze termijn een beslissing te nemen. Kunnen de initiatiefnemers
toelichten wat «zo snel mogelijk» betekent? Is hier een grens aan verbonden? Wanneer
heeft de rechter-commissaris niet binnen een redelijke termijn een beslissing genomen?
De initiatiefnemers zijn van mening dat dit slechts bij uitzonderlijke en zeer complexe
zaken nodig zal zijn. Het is voorstelbaar dat de rechter-commissaris in zo een geval
één of enkele dagen extra nodig heeft en tot zo een verlenging beslist. Hierbij geldt
wel dat het uitgangspunt van deze wet een beslissing binnen 72 uur is en dat de redelijke
termijn een zo kort mogelijk uitstel inhoudt.
3.1 Verschil oude en nieuwe procedure
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de rechterlijke procedures.
De initiatiefnemers leggen de beslissing tot ontruiming nu bij de rechter-commissaris
en niet meer bij de voorzieningenrechter. Klopt het dat hierdoor minder zaken bij
de voorzieningenrechter komen en de rechter-commissarissen door dit wetsvoorstel meer
taken en bevoegdheden krijgen? Kunnen de initiatiefnemers een inschatting geven van
de verschuiving in werklast die hierdoor ontstaat?
Het klopt dat op de korte termijn door dit wetsvoorstel minder zaken bij de voorzieningenrechter
komen en de rechter-commissaris meer taken en bevoegdheden krijgt. Het precieze aantal
zaken per jaar zal wisselen. Bovendien beoogt deze wet kraken om als illegaal woonmodel
te ontmoedigen, waardoor het aantal pand wordt gekraakt met als doel het tijdelijk
illegaal te bewonen, naar verwachting daalt. Met die slag om de arm, zou op basis
van de cijfers over 2019 het volgende beeld ontstaan. In dat jaar deed de voorzieningenrechter
17 keer een uitspraak. Daarnaast werden 22 zaken ingetrokken. Was hetzelfde aantal
zaken voor de rechter-commissaris gekomen, dan zouden er dus 17 zittingen minder bij
de voorzieningen rechter zijn en in totaal 39 zittingen (+22) bij de rechter-commissaris.
Hier staat tegenover dat veel sneller recht wordt gedaan aan de positie van het slachtoffer,
namelijk de eigenaar van het gekraakte pand. Ook staat hier tegenover dat het niet
langer mogelijk is om acht weken illegaal in iemand anders pand te wonen, waardoor
kraken als illegaal woonmodel wordt ontmoedigd.
3.2 Rechterlijke toets door de rechter-commissaris
De leden van de VVD-fractie lezen dat in uitzonderlijke situaties het huisrecht van
de krakers kan prevaleren boven het kraakverbod waardoor ontruiming niet mogelijk
is. Zij zijn hierbij van mening dat dit tot het absolute minimum beperkt zou moeten
blijven, aangezien kraken een misdrijf is. Kunnen de initiatiefnemers een situatie
schetsen waarbij het huisrecht prevaleert boven het kraakverbod?
De initiatiefnemers delen de analyse dat kaken een misdrijf is en zijn principieel
van mening dat het huisrecht van krakers nooit zou moeten prevaleren boven het kraakverbod.
Daarbij merken zij wel op dat de rechter(-commissaris) individuele gevallen dient
te beoordelen. Het is voorstelbaar dat in situaties van een huurgeschil, of een conflict
tussen twee partners die in een scheiding verwikkeld zijn, een situatie zou ontstaan
waarbij een beroep wordt gedaan op het kraakverbod, maar waarbij de rechter afweegt
dat de strikte handhaving van het strafrechtelijk kraakverbod in casu niet proportioneel
is. Het simpele feit dat iemand zich toegang verschaft tot het pand van een ander,
omdat hij of zij meent daar te willen wonen, zou nooit een reden moeten zijn om het
huisrecht boven het kraakverbod te laten prevaleren. De initiatiefnemers beogen dat
het kraakverbod dan gewoon wordt gehandhaafd.
5.3 Verruimen bestuursrechtelijke bevoegdheden burgemeester
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen bij de afweging om niet te kiezen
voor het verruimen van de bestuursrechtelijke bevoegdheden van burgemeesters. De initiatiefnemers
stellen dat een bestuursrechtelijke aanpak leidt tot een slechtere rechtsbescherming
voor de verdachte. Zouden zij dit nader kunnen toelichten? Daarnaast zou de bestuursrechtelijke
weg de strafrechtelijke vervolging voor het plegen van een misdrijf door het Openbaar
Ministerie in de weg kunnen zitten. Zouden de initiatiefnemers dit tevens nader kunnen
toelichten?
De initiatiefnemers hebben hier getracht zo volledig mogelijk hun afwegingen en de
relevante consequenties van alternatieven weer te geven. Hoewel dit niet doorslaggevend
was voor de initiatiefnemers, zou een bestuursrechtelijke handhaving leiden tot een
slechtere rechtsbescherming omdat de handhavingsbeslissing door de bestuursrechter
slechts marginaal wordt getoetst. Daar komt bij dat het Openbaar Ministerie in sommige
zaken verdere vervolging kan inzetten. Wanneer er in het voortraject bestuursrechtelijk
wordt gehandhaafd, zou dit elkaar doorkruisen.
6. Bestuurlijke en financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de bestuurlijke gevolgen. De
initiatiefnemers schrijven dat dit wetsvoorstel op korte termijn waarschijnlijk tot
meer handhaving zal leiden. Kunnen de initiatiefnemers nader ingaan op de zorgen die
de VNG heeft aankaart over dit wetsvoorstel?
De initiatiefnemers zijn van mening dat er op korte termijn inderdaad mogelijk meer
handhaving nodig is. Dit vinden zij ook wenselijk omdat het gaat om een misdrijf en
deze wet beoogd om kraken als illegaal woonmodel te ontmoedigen. De snellere handhaving
zal ertoe leiden dat kraken niet meer loont voor krakers. Door het doorbreken van
dit patroon, verwachten zij dat er op de middellange termijn nauwelijks nog gekraakt
zal worden, wat uiteindelijk de werklast verlicht voor de handhaving.
In dat licht herkennen zij zich in het algemene standpunt van de VNG dat kraakpanden
snel en doelmatig ontruimd moeten worden. Zij maken echter een andere afweging dan
de VNG ten aanzien van dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel draagt in de ogen van de
initiatiefnemers juist bij aan het snel en doelmatig ontruimen van kraakpanden. Ook
wijzen zij erop dat het wetsvoorstel op diverse punten is verbeterd, naar aanleiding
van het advies van de Raad van State, waaronder op het punt van de spoedontruiming.
Tot slot merken zij op dat de VNG een erg positieve kijk uitdraagt over het lokale
maatwerk met betrekking tot de handhaving van het kraakverbod. Zij vinden dit opmerkelijk,
aangezien een aantal gemeenten moedwillig de handhaving van het kraakverbod bemoeilijkt
en in het verleden pandeigenaren heeft afgeraden om aangifte te doen.
7. (Internet)consultatie
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van de consultatie.
Hoe kijken de initiatiefnemers aan tegen de stelling dat de officier van justitie
in alle gevallen een dossier moeten samenstellen op grond waarvan de rechter kan toetsen
of de ontruiming terecht is? Hoe taxeren de initiatiefnemers het risico dat hierdoor
mogelijk een verhoging van de benodigde capaciteit zal ontstaan?
De initiatiefnemers onderschrijven dat deze wetswijziging tot extra handhaving kan
leiden. Afhankelijk van het moment waarop een kort geding werd ingetrokken in de oude
systematiek, zou hierbij in meer gevallen een dossier moeten worden opgemaakt. Tegelijkertijd
geldt dat het op basis van cijfers over 2019 om maximaal 22 extra zaken op jaarbasis
gaat, waarbij voor zaken die kort voor de zitting werden ingetrokken reeds (vergaande)
dossiervorming moet hebben plaatsgevonden. Hier staat tegenover dat als er sneller
wordt opgetreden tegen krakers er veel leed, zowel emotioneel als financieel, bij
de eigenaar van een woning, winkel-, kantoor- of bedrijfspand wordt voorkomen. Bovendien
schatten zij in dat als gevolg van deze snellere en doelmatigere aanpak op de middellange
termijn er nauwelijks nog zal worden, wat uiteindelijk de werklast zal verlichten
voor het Openbaar Ministerie.
CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het
initiatiefwetsvoorstel van de leden Koerhuis en Van Toorenburg om het kraakverbod
effectief te gaan handhaven. Het niet handhaven van het kraakverbod – en daarmee het
schenden van het eigendomsrecht – is deze leden al langer een doorn in het oog. Zij
onderschrijven daarom de doelstelling van dit wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele
vragen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat er inderdaad sprake is van een kraakcaroussel.
Deze leden vragen de initiatiefnemers te verduidelijken hoe dit wetsvoorstel eraan
gaat bijdragen dat er effectief kan worden opgetreden tegen groeperingen als de we-are-here
beweging, die van pand-naar-pand trekken en continue vertrekken voordat er maatregelen
genomen kunnen worden. Gaat het versnellen van de procedure – zo begrijpen deze leden
uit dit wetsvoorstel – er echt aan bijdragen dat aan de handelwijze van deze groepen
paal en perk gesteld wordt? Verwachten de initiatiefnemers dat het versnellen van
de procedure afdoende is om de kraakcaroussel te stoppen?
De initiatiefnemers zien dat groeperingen als «We are here» pand na pand kraken. Er
is hier sprake van een vast patroon waarbij zij een kort geding aanspannen, wachten
tot kort voor de zittingsdatum en even voor de zittingsdatum het kort geding intrekken.
Hiermee gebruiken zij de tijd die het duurt tot een zitting wordt gepland als periode
om gratis en illegaal ergens te wonen. Door de tijd tot de zitting tot verkorten tot
in beginsel 72 uur, loont het niet meer voor die groeperingen om te kraken. Daarom
verwachten de initiatiefnemers dat deze wet kraken als illegaal woonmodel ontmoedigt
en de kraakcaroussel zal stoppen. De initiatiefnemers merken in dit verband op dat
zij juist in dergelijke situaties hechten aan snel handelen. Het optreden van groeperingen
als «We are here» blijkt veel onrust in de samenleving teweeg te brengen nu het beeld
ontstaat dat de overheid tegen groeperingen als deze machteloos staat. Daar komt bij
dat er alle reden is om lokale bestuurders die in de voorbije jaren de handhaving
van het kraakverbod hebben belet, ervan te doordringen dat de wetgever kraken als
misdrijf heeft bestempeld. Op hen rust een belangrijke verantwoordelijkheid hun inwoners
en ondernemers zo goed mogelijk te beschermen tegen lieden die weigeren de wet te
respecteren en die het eigendom van hun medeburgers schenden. Dat is immers een fundamenteel
beginsel van onze rechtstaat.
De leden van de CDA-fractie constateren dat er gemeenten zijn die het niet zo op hebben
met het eigendomsrecht. De leden van de CDA-fractie refereren daarbij aan de brief
van de gemeente Amsterdam van 28 maart 2018 waarin pandeigenaren wordt verzocht hun
verzoek tot ontruiming van gekraakte panden voor bepaalde tijd op te schorten. De
leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers duidelijk te maken of dit wetsvoorstel
ook de beweegruimte van gemeenten beperkt om het strafrechtelijk kraakverbod te ondermijnen?
Dicht dit wetsvoorstel eveneens het democratisch tekort wat door sommige gemeenten
gecreëerd wordt door wetten in formele zin – het strafrechtelijke kraakverbod- te
ondermijnen?
Zowel in de nieuwe procedure als bij de oude procedure moet een eigenaar aangifte
doen. De initiatiefnemers zijn van mening dat eigenaren altijd aangifte zouden moeten
doen, maar de eigenaar mag dit vanzelfsprekend zelf beslissen. In Amsterdam is door
het college aan eigenaren verzocht om dit niet te doen. Er was en is geen juridische
grondslag voor die oproep. De initiatiefnemers menen dat Amsterdam een grote misstap
begaan heeft met deze oproep. De overheid, zowel lokaal als landelijk, moet zich inzetten
om naleving van de wet te handhaven en haar inwoners te beschermen tegen misdrijven.
De initiatiefnemers zijn van mening dat de wet geen ruimte voor lokale willekeur in
de handhaving van het kraakverbod biedt. De wet dient dan ook in het hele land te
worden gehandhaafd. Hier is immers via een formele wet democratisch toe besloten.
D66
1. Inleiding en aanleiding
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wet handhaving kraakverbod.
Deze leden willen de indieners hierover nog enkele vragen voorleggen.
2.1 Wet kraken en leegstand
De leden van de D66-fractie lezen dat de indieners leegstandsbeleid buiten beschouwing
laten in dit wetsvoorstel en dat door anderen nieuw beleid op het gebied van leegstand
wordt ontwikkeld. Wat rechtvaardigt deze omissie? Bieden de nieuwe ontwikkelingen
omtrent leegstandbeleid geen reden om de effectiviteit hiervan af te wachten voordat
wordt overgegaan op een wetswijziging. Minder leegstaande panden betekent immers ook
minder mogelijkheid tot kraken. Graag een reactie van de indieners.
De indieners van de Wet Kraken en Leegstand stelden op principiële gronden de norm
dat kraken verboden is. Deze indieners onderschrijven dat en hebben geconstateerd
het geldende kraakverbod niet goed wordt gehandhaafd. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor
dat die wet wel goed gehandhaafd kan gaan worden. De indieners vinden niet dat de
nieuwe ontwikkelingen omtrent leegstandbeleid reden zijn om de effectiviteit af te
wachten. Allereerst omdat zo’n verband in het evaluatierapport van de Wet kraken en
leegstand niet is aangetoond, zoals ook blijkt uit de volgende vragen van de D66-fractie.
Daarnaast is op dit moment sprake van een zeer lage leegstand van 1,2%, terwijl het
Planbureau voor de Leefomgeving een leegstand van 2% als gezond beschouwt1. Ondanks deze zeer lage leegstand wordt er nog steeds gekraakt. Bovendien voert de
regering al actief beleid op het transformeren van leegstaande panden naar nieuwe
woningen, via onder andere de transformatiefaciliteit. De indieners vinden het zeer
verstandig dat de regering bevordert dat leegstaande panden worden getransformeerd
naar woningen, maar zien hier geen reden in om de handhaving van het kraakverbod te
laten verslappen.
2.2 Evaluatie Wet kraken en leegstand
De leden van de D66-fractie merken op dat de indieners onjuiste conclusies trekken
uit de evaluatie van de Wet kraken en leegstand. De indieners stellen namelijk «Het
onderzoek kon geen causaal verband aantonen tussen kraken en leegstand of andersom».
Dit is een opmerkelijke conclusie, aangezien in de evaluatie niet wordt ingegaan op
een mogelijk causaal verband tussen kraken en leegstand. In de Kamerbrief over het
aangehaalde evaluatierapport schrijft toenmalig Minister van der Steur alleen «Het
onderzoek kon echter niet bevestigen dat het kraakverbod effect heeft gehad op de
leegstandsproblematiek of andersom het leegstandsbeleid in directe zin enig effect
heeft gehad op het kraakfenomeen». Deze uitspraak gaat dus in op het effect van beleid op kraken of leegstand,
maar niet over het oorzakelijke verband tussen beide fenomenen. Bovendien wordt het
ontbreken van conclusies over het effect van het beleid in de evaluatie verklaard
door het ontbreken van data over kraakincidenten en dat leegstand afhankelijk is van
(te) veel factoren. Het verband tussen kraken en leegstand wordt dus niet besproken
en het effect van het beleid kon niet worden gemeten vanwege methodologische tekortkomingen.
De leden van de D66-fractie vragen daarom de indieners hoe zij tot de conclusie zijn
gekomen dat de evaluatie van de Wet kraken en leegstand geen causaal verband kon aantonen
tussen kraken en leegstand of andersom? Zien de indieners in dat het causale verband
waar de zij over schrijven in belangrijke mate verschilt van het verband dat toenmalig
Minister van der Steur aankaartte?
De indieners zijn op zichzelf voorstander van leegstandbeleid, maar zijn van mening
dat dit losstaat van het vraagstuk om kraken tegen te gaan. De indieners hebben in
deze passage gerefereerd aan het feit dat de Wet kraken en leegstand een sterke samenhang
tussen kraken en leegstandsbeleid veronderstelde. Goed leegstandbeleid zou bijdragen
aan minder kraken. Dat oorzakelijk verband, oftewel deze causaliteit, kon echter niet
worden aangetoond. De indieners hopen hiermee de vragen van de D66-fractie te hebben
opgehelderd. Daarnaast wijzen zij erop dat cijfers van het Openbaar Ministerie laten
zien dat 79% van alle kraakzaken sinds 2014 plaatsvond in Amsterdam, Utrecht en Haarlem
en dit geenszins verklaarbaar is door de leegstand in deze drie gemeenten. Tot slot
verwijzen zij naar het voorgaande antwoord op vragen van de D66-fractie over de momenteel
zeer lage leegstand en het Rijksbeleid aangaande het omzetten van leegstaande panden
naar woningen. Tot slot roepen de initiatiefnemers de leden van de D66-fractie in
herinnering dat de politie in de hoorzitting die op de evaluatie volgde haar frustratie
heeft uitgesproken over de ontstane situatie, namelijk dat het kraakverbod door nadere
richtlijnen de facto is uitgehold.
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
3.1 Verschil oude en nieuwe procedure
De leden van de D66-fractie lezen dat de indieners door middel van dit wetsvoorstel
tijdwinst verwachten te bewerkstelligen tussen de aangifte van kraken en de ontruiming
van het pand in kwestie. Kunnen de indieners aangeven hoe groot deze tijdwinst naar
schatting zal zijn? Achten de indieners het realistisch dat een eventuele ontruiming
door de politie eerder wordt gepland dan nu het geval is? Het risico bestaat dat ontruimingen
minder vaak vrijwillig zich zullen voordoen, als ze significant eerder plaatsvinden.
De wachttijd voor de uitspraak in een kort geding aangaande een ontruiming geven de
verdachten van kraken de tijd om te verhuizen uit het pand. Deze wet verkort deze
tijd tot 72 uur en zal daarom de mogelijkheid voor de verdachten van kraken om het
pand op tijd te verlaten sterk verkleinen, waardoor vrijwillige ontruiming mogelijk
zal verminderen. Erkennen de indieners dit risico? Achten de indieners het wenselijk
dat kraakpanden vaker door de politie zullen moeten worden ontruimd? Welke gevolgen
zal de meer veelvuldige inzet van de politie bij de ontruiming hebben voor de veronderstelde
tijdswinst? Zoals de VNG waarschuwt, zal de officier van justitie voor elk ontruimingsverzoek
een volledig dossier moeten aanleveren bij de rechter-commissaris, indien deze wetswijziging
wordt doorgevoerd. Kunnen de indieners ook ingaan op de gevolgen die dit zal hebben
voor de veronderstelde tijdwinst?
De doorlooptijd van het kort geding is gemiddeld tussen de drie en bijna acht weken,
zoals toegelicht in de memorie van toelichting. Dit wordt door het wetsvoorstel teruggebracht
tot (in beginsel) 72 uur. De verwachte tijdswinst zal daarmee enkele weken zijn. De
indieners achten het daarbij realistisch dat een ontruiming eerder wordt gepland,
omdat deze doorgaans wordt gepland na de uitspraak van een rechter. De indieners erkennen
ook dat het aantal vrijwillige ontruimingen in het begin zal kunnen afnemen. Daarbij
geldt echter dat dit geen rol mag spelen in wetgeving en besluitvorming. Anders zou
agressief gedrag van mensen die een misdrijf plegen ons beleid dicteren. Zij zijn
van mening dat daar niet aan mag worden toegegeven. Het klopt dat de officier van
justitie een dossier bij de rechter-commissaris aan zal moeten leveren. Vanwege de
aard van het misdrijf, waarbij het duidelijk is dat er gekraakt wordt, kan dit relatief
snel en kort. De tijdswinst zal zoals eerder betoogd aanzienlijk zijn. Tot slot verwijzen
de indieners ook naar eerdere antwoorden op de vragen van de VVD-fractie en CDA-fractie
over de verwachtte gevolgen en de opmerkingen van de VNG.
3.2 Rechterlijke toets door de rechter-commissaris
De leden van de D66-fractie vragen de indieners om nader toe te lichten waarom precies
is gekozen is voor een beslissingstermijn van 72 uur voor een machtiging tot ontruiming?
De indieners schrijven, onder andere, dat hierdoor de beslissingstermijn aansluit
bij de maximale termijn voor inverzekeringstelling. Voor een verlenging van inverzekeringstelling
moet dus ook door de rechter-commissaris een oordeel binnen 72 uur worden gegeven.
Zien de indieners in dat deze situaties verschillen in het feit dat bij inverzekeringstelling
de verdachte altijd juist kan worden geïnformeerd over een verlengingsverzoek en vrijwel
altijd in staat is om hierover gehoord te worden, terwijl dit niet per se het geval
is bij ontruimingsverzoeken? Kunnen de indieners aangeven hoe ervoor kan worden gezorgd
dat personen die verdacht worden van kraken op tijd kennisnemen van de oproeping van
de rechter-commissaris? De indieners schrijven dat de rechter-commissaris een moment
vaststelt binnen 72 uur waarop de verdachten hun zienswijze kenbaar kunnen maken.
Is er nog sprake van effectief rechtsmiddel binnen het kader van artikel 13 Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), als een verdachte pas kennisneemt van
de oproeping na dit moment of vlak voor het einde van de termijn van 72 uur? Is het
hierbij niet van belang dat de rechter-commissaris zekerheid heeft over of de vordering
tot ontruiming de verdachte krakers bereikt heeft? Kunnen de indieners toelichten
hoe de verdachten, de eigenaar van het pand en hun eventuele raadsman of raadsvrouw
voldoende de mogelijkheid zullen worden gegarandeerd om voldoende kennis te nemen
van het dossier binnen 72 uur? In hoeverre is er nog sprake van een van een effectief
rechtsmiddel, wanneer de betrokken personen door de tijdsdruk niet in staat zijn om
zich te verdiepen in de grond van het ontruimingsverzoek?
De indieners zijn van mening dat er in de huidige praktijk te veel tijd verstrijkt
tussen het moment dat een pand wordt gekraakt en het moment dat het kraakverbod wordt
gehandhaafd. Zij beogen met dit wetsvoorstel deze tijd sterk te verkorten en hebben
hierbij aansluiting gezocht bij de termijn van 72 uur die wordt gehanteerd bij een
inverzekeringstelling. Het klopt dat er verschillen zijn tussen een verlenging van
inverzekeringstelling en de ontruiming van een kraakpand. Het is weliswaar gemakkelijker
de verdachte op de hoogte te stellen van een verlenging inverzekeringstelling, maar
tegelijkertijd is de inbreuk op grondrechten bij een inverzekeringstelling aanzienlijk
ingrijpender dan bij de ontruiming van een kraakpand. De oproeping van krakers kan
in principe op een vergelijkbare wijze plaatsvinden als in de huidige praktijk, bijvoorbeeld
door deze oproeping op het betreffende pand te plakken. De krakers zullen weliswaar
snel moeten handelen, maar gezien het feit dat zij gedurende deze periode inbreuk
maken op het eigendomsrecht van de eigenaar en het feit dat breed bekend is dat kraken
een misdrijf is, valt dit te rechtvaardigen. Doordat de van kraken verdachte personen
in de gelegenheid zijn aan de rechter-commissaris kenbaar te maken waarom hun aanwezigheid
in een pand niet in strijd zou zijn met het kraakverbod en er dus geen grond is voor
uitzetting, is er sprake van een effectief rechtsmiddel in de zin van artikel 13 EVRM.
Er blijft sprake van een proportionaliteitstoets door de rechter. De indieners zijn
niet van mening dat het opnemen van extra waarborgen wenselijk is, aangezien het wetsvoorstel
reeds voorziet in een procedure waarbij er sprake is van een effectief rechtsmiddel.
Extra waarborgen kunnen worden misbruikt om de procedure te frustreren. Zij wijzen
er hierbij op dat krakers in de huidige praktijk bijvoorbeeld gebruikt servies meenemen
om te betwisten dat er sprake is van een ontdekking op heterdaad, waarbij op basis
van jurisprudentie nog geen sprake is van bescherming onder het huisrecht.
7. (Internet)consultatie
De leden van de D66-fractie verzoeken de indieners om de adviezen van de Nederlandse
Orde van Advocaten, het Openbaar Ministerie, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
en de Raad voor de Rechtspraak aangaande deze wet openbaar te maken. Inzicht in deze
adviezen zal namelijk zowel de transparantie als de beoordeling van deze wet bevorderen.
De indieners zijn hier graag toe bereid en zullen de Nederlandse Orde van Advocaten,
het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak vragen of zij
de adviezen openbaar mogen maken. Indien de betreffende instanties dit goed vinden,
zullen zij ervoor zorgen dat deze adviezen bij de Kamer terecht gekomen. Aan de Raad
voor de Rechtspraak is vooruitlopend op het formele advies, informeel advies gevraagd.
Inmiddels is een formele adviesaanvraag gedaan. De indieners verwachten dan ook dat
dit advies spoedig voorhanden zal zijn.
PvdA
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend
wetsvoorstel. Deze leden zijn op voorhand niet overtuigd of deze wet een reëel bestaand
probleem oplost en of de wijze waarop dat voorgesteld wordt wenselijk is. Deze leden
laten zich echter graag overtuigen van het tegendeel en hebben daarom enkele vragen.
De eerste vraag in dit verband is waarom het zo bezwaarlijk is dat krakers eerst de
uitkomst van een kort geding tegen hun uitzetting mogen afwachten alvorens zij uitgezet
mogen worden? De huidige praktijk dat zij uiterlijk acht weken op een uitspraak van
de voorzieningenrechter mogen wachten is gebaseerd op het huisrecht. Waarom zou voor
de beoordeling of dit huisrecht bescherming geniet de uitspraak van die voorzieningenrechter
niet afgewacht kunnen worden? Dit geldt naar de mening van de leden van de PvdA-fractie
te meer daar in spoedeisende gevallen nu al een pand ontruimd kan worden. Bijvoorbeeld
als er sprake is van huisvredebreuk waarbij het huisrecht van een ander wordt geschonden
of als er een gevaarlijke situatie of verstoring van de openbare orde dreigt. In die
gevallen is een termijn van acht weken alvorens te ontruimen inderdaad te lang. Maar
waarom ook in andere gevallen? Waaruit bestaat de noodzaak van versnelling van de
ontruiming als er verder geen spoedeisende redenen zijn bijvoorbeeld in het geval
het desbetreffende pand al lange tijd leeg staat? Over de vermeende tijdswinst hebben
de leden van de PvdA-fractie enkele vragen die zij verderop zullen stellen (paragraaf
3.2).
De initiatiefnemers hebben er geen bezwaar tegen dat krakers eerst de uitkomst van
de uitspraak af moeten wachten. Wel zijn zij van mening dat het te lang duurt tot
deze uitkomst er is. Daarom stellen zij met deze wet voor die periode te verkorten
zonder het beginsel van een rechterlijke toets te verlaten. De uitspraak van de voorzieningenrechter
laat gemiddeld tussen de drie en bijna acht weken op zich wachten. De krakers wachten
deze uitspraak vaak niet eens af, maar gebruiken deze periode om illegaal en gratis
in het pand te wonen. Dit gaat vaak gepaard met veel schades en hoge kosten voor de
eigenaar, die bovendien niet verzekerbaar zijn. Dit leidde er recent bijvoorbeeld
in de praktijk toe dat een ondernemer die met zijn zaak stopte wekenlang in zijn bedrijfspand
sliep, omdat er krakers dreigden zijn pand binnen te gaan. De wet voorziet op dit
moment onvoldoende in het aanpakken van deze misstanden. De initiatiefnemers zien
vaak zelfs dat krakers vervolgens door gaan naar een ander pand en er een herhaling
van dit proces optreedt. Deze wet verkort de tijd dat krakers illegaal in een pand
kunnen verblijven fors, om zo het woonmodel te doorbreken.
3.2. Rechterlijke toets door de rechter-commissaris
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de initiatiefnemers beogen om het uitzetten
van krakers sneller dan volgens de huidige procedure mogelijk te maken. Daartoe kan
onder andere een rechter-commissaris op vordering van het Openbaar Ministerie binnen
72 uur een machtiging tot ontruiming geven in plaats van binnen de acht weken die
een voorzieningenrechter nodig kan hebben. De aan het woord zijnde leden hebben ook
kennisgenomen van de bezwaren van de VNG tegen het voorliggend wetsvoorstel. Die luiden
onder andere dat er met dit wetsvoorstel geen substantiële winst zal worden «behaald
in de snelheid van de ontruiming ten opzichte van de huidige praktijk. Het initiatiefwetsvoorstel
leidt tot minder doelmatigheid. Het leidt tot meer werklast voor politie, OM en de
rechterlijke macht en leidt tot minder maatwerk bij de handhaving van het kraakverbod.
Om deze redenen is de VNG geen voorstander van dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel
leidt niet tot een verbetering van de handhaving van het kraakverbod en gaat ten koste
van de handhavingscapaciteit op andere thema’s». Ook de afdeling Advisering van de
Raad van State wijst op de mogelijkheid dat de door de initiatiefnemers beoogde procedure
via een rechter-commissaris langer kan gaan duren dan de huidige praktijk. De VNG
wijst er onder andere op dat de officier van justitie eerst een omvangrijk dossier
moet samenstellen alvorens hij de rechter-commissaris om een machtiging tot ontruiming
kan verzoeken. Hoe beoordelen de initiatiefnemers dit met het oog op de door hen beoogde
tijdswinst? Of menen de initiatiefnemers dat de rechter-commissaris een minder zorgvuldig
onderbouwd besluit zal nemen dan de voorzieningenrechter? Kan de rechter-commissaris
alvorens tot ontruiming te beslissen de krakers horen? Zal dit naar verwachting ook
gaan gebeuren? En hoe beoordelen de initiatiefnemers het feit dat -in tegenstelling
tot in het voorliggend voorstel- nu lang niet in alle gevallen het OM tijd en capaciteit
moet besteden aan dossieropbouw omdat het vaker voorkomt dat een kort geding wordt
ingetrokken, en dat de rechtbank er helemaal niet aan te pas komt?
De initiatiefnemers stellen allereerst vast dat het kritiekpunt van de Raad van State
waar de PvdA-fractie naar verwijst, slaat op de spoedontruiming. Zij hebben naar aanleiding
van de kritiek van de Raad van State een verbetering aangebracht in het onderhavige
wetsvoorstel en de memorie van toelichting op diverse punten verduidelijkt. De initiatiefnemers
menen dat de rechter-commissaris een onafhankelijk oordeel dient te vellen. Zij voorzien
met deze wet weliswaar in een korte procedure, maar menen dat deze voldoet aan de
eisen die bijvoorbeeld op basis van artikel 13 EVRM gelden. Voor de overige vragen
over snelheid en de gevolgen voor capaciteit, verwijzen zij naar de antwoorden op
de vragen van de VVD-fractie.
3.3. Spoedontruiming
De leden van de PvdA-fractie hebben gelezen dat de VNG erop wijst dat in de huidige
praktijk de driehoek afstemt wanneer een pand wordt ontruimd. «Het OM bepaalt of een
pand ontruimd kan worden en de burgemeester maakt de afweging m.b.t. de openbare orde.
Dat maatwerk is niet meer aan de orde in het initiatiefwetsvoorstel. Zo lijkt het
er ook op dat met het initiatiefwetsvoorstel een spoedontruiming niet of niet goed
meer mogelijk is. In de huidige situatie kan dit nog heel snel worden geregeld». Kunnen
de initiatiefnemers hierop ingaan?
De initiatiefnemers verwijzen hierbij mede naar de antwoorden op de vragen die de
VVD-fractie en de D66-fractie hierover gesteld hebben. De uitzondering op de hoorplicht
(spoedontruiming) vereist in de nieuwe systematiek toestemming van de rechter-commissaris.
De initiatiefnemers hebben voor deze route gekozen, omdat er in de nieuwe systematiek
geen kort geding meer plaatsvindt. In de huidige systematiek kan een spoedontruiming na afloop worden getoetst door de voorzieningenrechter. Aangezien de procedure
bij de voorzieningenrechter geheel verdwijnt, is gekozen voor een herziene spoedprocedure
via de rechter-commissaris. De initiatiefnemers verwachten dat de rechter-commissaris
relatief snel toestemming kan geven in deze situaties, aangezien het wetsvoorstel
ook duidelijk richting geeft wanneer dit van toepassing wordt geacht. Wanneer de rechter-commissaris
van oordeel is dat een spoedontruiming niet geoorloofd is, zal hij beslissen dat de
krakers in de gelegenheid gesteld worden om gehoord te worden binnen 72 uur.
SP
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers stellen dat in de afgelopen
jaren is gebleken dat georganiseerde groepen krakers misbruik maken van de schorsende
werking die het aanspannen van een kort geding heeft om op deze wijze structureel
en doelbewust de wet te overtreden. De leden van de SP-fractie vragen waaruit dit
blijkt. Hoe beoordelen de initiatiefnemers dat er sprake is van misbruik maken van
het aanspannen van een kort geding zo vragen de leden van de SP-fractie. Kan inzichtelijk
worden gemaakt in hoeveel gevallen dit vermeende misbruik heeft plaatsgevonden sinds
de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010 zo vragen de leden van de SP-fractie.
De initiatiefnemers zien in het feit dat circa 73% van de aangekondigde kort gedingen
voor de zitting wordt ingetrokken dat er structureel en doelbewust misbruik wordt
gemaakt van de schorsende werking. In deze gevallen is de zaak volledig kansloos,
maar kunnen de krakers lopende deze procedure langer illegaal in het gekraakte pand
wonen. Daarnaast staan in de memorie van toelichting diverse voorbeelden beschreven
van dit fenomeen.
De leden van de SP-fractie constateren dat initiatiefnemers van mening zijn dat kraken
een structureel karakter heeft en dat er volgens een voormalige politiechef sprake
is van een kraakcarrousel. Hebben de leden van de SP-fractie dit juist geconstateerd
zo vragen zij. Voorts vragen de leden van de SP-fractie of deze «kraakcarrousel» niet
in een stroomversnelling terecht zal komen als er meer en sneller ontruimd gaat worden
en derhalve een tegenovergesteld effect zal worden bereikt van wat de initiatiefnemers
voor ogen hebben.
De initiatiefnemers onderschrijven dat kraken een structureel karakter heeft en dat
er sprake is van een kraakcarrousel. Zij denken juist dat dit doorbroken zal worden,
vanwege de verkorte periode dat krakers illegaal en (voor hen) gratis in een pand
kunnen wonen. Zij verwijzen ook naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie
en de CDA-fractie over de verwachtingen op de handhaving.
2. Voorgeschiedenis
2.1 Wet kraken en leegstand
De leden van de SP-fractie vragen of er een zichtbare toename of afname van het aantal
kraakactiviteiten is waargenomen sinds de invoering van de Wet kraken en leegstand
in 2010. Kan duidelijk worden gemaakt wat de omvang van het veronderstelde probleem
is zo vragen de leden van de SP-fractie. Ter verduidelijking vragen de leden van de
SP-fractie hoeveel eigendommen zijn er gekraakt sinds de invoering van de Wet kraken
en leegstand in 2010 waar ook daadwerkelijk aangifte voor is gedaan. Daarnaast vragen
deze leden hoe de initiatiefnemers deze toename of afname van het aantal kraakactiviteiten
verklaren. Hoe komen initiatiefnemers tot de conclusie dat krakers de procedurele
bescherming in de huidige opzet doelbewust misbruiken om kraakactiviteiten voor te
zetten zo vragen de leden van de SP-fractie. Hoe vaak heeft dit doelbewuste misbruik
volgens initiatiefnemers plaatsgevonden.
Uit de evaluatie van de Wet kraken en leegstand blijkt dat er tot 2010 nauwelijks
werd gehandhaafd op kraken. Zo waren er in 2010 slechts 9 dagvaardingen en was dit
in 2014 opgelopen tot 181. In de afgelopen jaren is het beeld redelijk stabiel. De
initiatiefnemers verwijzen hierbij ook naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie,
waarin is aangegeven dat uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat tussen
2014 en 2019 in totaal 287 keer een kort geding is aangekondigd. Gemiddeld wordt dus
bijna iedere week een kort geding tegen krakers aangekondigd. Daarbij wijzen de initiatiefnemers
erop dat deze cijfers een onderschatting zijn van het aantal malen dat een pand wordt
gekraakt, omdat niet in alle gevallen een kort geding wordt aangekondigd. Voor de
vragen over het structurele en doelbewuste misbruik verwijzen zij naar het eerdere
antwoord dat circa 73% van de aangekondigde kort gedingen voor de zitting wordt ingetrokken.
De leden van de SP-fractie vragen of kan worden geduid of er sprake is van een verband
tussen de verdubbeling van het aantal daklozen tot bijna 40.000 in de periode 2009–2018
en de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010.
De initiatiefnemers zien geen aanleiding een verband te veronderstellen tussen de
verdubbeling van het aantal daklozen en de invoering van de Wet Kraken en Leegstand.
Hen is geen onderzoek bekend dat dit verband aantoont.
2.2 Evaluatie Wet kraken en leegstand
De leden van de SP-fractie vragen welke effecten de invoering van de Wet kraken en
leegstand uit 2010 heeft gehad op het terugdringen van de leegstand. Heeft de wet
zijn beoogde doel in dit opzicht bereikt of zijn de resultaten naar verwachting zo
vragen de leden van de SP-fractie. De leden van de SP-fractie vragen waarom het wetsvoorstel
het leegstandsbeleid volledig buiten beschouwing heeft gelaten terwijl de Wet kraken
en leegstand juist als doel had om zowel kraken als leegstand tegen te gaan. De leden
van de SP-fractie vragen of de initiatiefnemers leegstand als groot maatschappelijk
probleem beschouwen. Wat is op dit moment de totale leegstand in Nederland in totale
wooneenheden zo vragen de leden van de SP-fractie. Daarnaast vragen deze leden of
dezelfde initiatiefnemers kraken zien als een van de middelen om deze leegstand aan
te kaarten en eventueel zelfs te bestrijden.
De initiatiefnemers wijzen erop dat de leegstand met 1,2% zeer laag is, zoals eerder
aangegeven in antwoord op de D66-fractie. Zij zijn ook voorstander van leegstandbeleid.
Zoals in de memorie van toelichting is omschreven wordt hier ook nieuw beleid op ontwikkeld
en maken ook gemeenten hier actief werk van. Daarnaast is er Rijksbeleid om leegstaande
panden te transformeren naar woningen. In kraken, een misdrijf, zien zij geen oplossing
om leegstand tegen te gaan.
De leden van de SP-fractie lezen dat uit het evaluatierapport van de Wet kraken en
leegstand, welke is aangeboden aan de Kamer op 1 februari 2016, blijkt dat krakers
na 2010 meer panden hebben bezet die korter dan één jaar leeg staan. De leden van
de SP-fractie vragen dan ook of de initiatiefnemers van mening zijn dat de Wet kraken
en leegstand in dit opzicht een negatief effect heeft gecreëerd en in feite een achteruitgang
heeft bewerkstelligd op het gebied van het eigendomsrecht.
De initiatiefnemers wijzen er daarbij op dat er tot 2010 niet werd gehandhaafd bij
panden die langer dan een jaar leeg stonden. Hoe dit precies leidt tot een achteruitgang
van het eigendomsrecht, blijkt niet uit de argumentatie van de SP-fractie. De initiatiefnemers
zijn voorts van mening dat het eigendomsrecht veel beter beschermd dient te worden
en hebben om die reden ook deze wet ingediend.
2.3 Voortzetting van de parlementaire discussie na de evaluatie
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers geen reden hebben om aan
te nemen dat krakers die het pand vrijwillig verlaten zich vervolgens aan de wet houden.
De leden van de SP-fractie vragen welke aanleiding de initiatiefnemers zien dat krakers
zich na ontruiming niet aan de wet houden. Op welke schaal vindt dit volgens hen plaats
zo vragen de leden van de SP-fractie. Hoeveel aangiften van een kraak zijn er op jaarbasis
zo vragen de leden van de SP-fractie. De leden van de SP-fractie zouden graag aantallen
willen zien vanaf de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010.
Dit baseren de initiatiefnemers op het feit dat groepen krakers na ontruiming vaak
nieuwe panden kraken. Een bekend voorbeeld hiervan, dat diverse malen de landelijke
media gehaald heeft, is de groep «We are here-krakers». Na de ontruiming van het ADM-terrein
in Amsterdam, was eveneens te zien dat de groep krakers op zoek ging naar nieuwe panden
om te kraken. In de memorie van toelichting zijn nog enkele voorbeelden van zulke
groepen geschetst. De berichtgeving door de jaren heen in diverse media, laat zien
dat groepen krakers georganiseerd te werk gaan en na een ontruiming vaak op zoek gaan
naar nieuwe panden om te kraken. De initiatiefnemers zijn van mening dat dit moet
stoppen.
De initiatiefnemers beschikken niet over cijfers van het aantal aangiften per jaar.
In antwoord op voorgaande vragen van de SP-fractie zijn cijfers over het aantal dagvaardingen
en kort gedingen weergegeven. Uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat tussen
2014 en 2019 in totaal 287 keer een kort geding is aangekondigd. Gemiddeld wordt dus
bijna iedere week een kort geding tegen krakers aangekondigd. Het aantal malen dat
een pand wordt gekraakt is in de ogen van de initiatiefnemers veel te hoog. Kraken
is een misdrijf, dus elke kraak is er één te veel.
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
3.1. Verschil oude en nieuwe procedure
In de voorgenomen nieuwe situatie hoeven pandeigenaren niet meer aan te tonen dat
het pand gebruikt wordt of op korte termijn in gebruikt komt zo lezen de leden van
de SP-fractie. De leden van de SP-fractie vragen of in de ogen van de initiatiefnemers
leegstand een recht is van pandeigenaren. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie
het hoe de initiatiefnemers het recht op voldoende woongelegenheid zien in relatie
tot dit initiatief. Conflicteert dit zo vragen de leden van de SP-fractie.
De initiatiefnemers merken allereerst op dat het kraken van een ongebruikt pand een
misdrijf betreft als bedoeld in artikel 138a Sr. Daarnaast willen de initiatiefnemers
opmerken dat deze wet niet bepaalt dat kraken strafbaar wordt, dat is namelijk al
bij de bestaande wet geregeld. Dit wetsvoorstel gaat over het beter handhaven van
de bestaande wet zonder het beginsel van een rechtelijke toets te verlaten. Ook is
het door de SP-fractie benoemd «recht op voldoende woongelegenheden» een feitelijk
onjuiste uitleg van artikel 22, tweede lid, Grondwet. De regering voert samen met
de decentrale overheden beleid dat gericht is op de vergroting van de beschikbaarheid
van woongelegenheden en het terugdringen van leegstand. Voor specifieke vragen over
dit onderwerp, verwijzen de initiatiefnemers de leden van de SP-fractie naar de regelmatig
plaatsvindende debatten met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
over die onderwerp. In het kader van leegstandsbeleid, verwijzen de initiatiefnemers
naar de beantwoording van de vragen die de D66-fractie hierover heeft gesteld.
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van procedures die te maken hebben met kraken vragen
de leden van de SP-fractie. Kan dit worden uitgesplitst in jaren vanaf de invoering
van de Wet kraken en leegstand in 2010 zo vragen deze leden. Welke concrete tijdswinst
zou met dit voorstel worden gewonnen zo vragen de leden van de SP-fractie. Voorts
willen de leden graag weten wat de gemiddelde duur van de leegstand was voorafgaand
aan het kraken van een wooneenheid.
De doorlooptijd van het kort geding is gemiddeld tussen de drie weken en bijna acht
weken, zoals toegelicht in de memorie van toelichting. Dit wordt door het wetsvoorstel
teruggebracht tot (in beginsel) 72 uur. De verwachte tijdswinst zal daarmee enkele
weken zijn. De initiatiefnemers beschikken niet over uitgesplitste cijfers vanaf 2010.
Zij verwijzen verder naar de eerdere antwoorden op vragen van de D66-fractie over
de tijdswinst.
De initiatiefnemers beschikken niet over cijfers aangaande de gemiddelde duur van
de leegstand, anders dan wat bleek uit de evaluatie van de Wet kraken en leegstand
waar de SP-fractie zelf eerder al aan refereerde. Zij merken daarbij op dat het kraken
van een leegstaand pand een misdrijf is op grond van het strafrecht en de exacte duur
van de leegstand dus niet relevant is voor deze wet.
Hoe kijken de initiatiefnemers aan dat er gemeenten zijn in Nederland die stellen
dat ontruiming voor leegstand geen enkele meerwaarde heeft bij tegengaan van kraken
en bij het oplossen van leegstand zo vragen de leden van de SP-fractie. De leden van
de SP-fractie vragen of pandeigenaren volgens hen de keuze moeten hebben om geen aangifte
te doen tegen een kraak van een pand in hun eigendom. Daarnaast vragen de leden van
de SP-fractie aan de initiatiefnemers of het bestaan van lege wooneenheden volgens
hen aanzet tot kraken of dat het gebrek aan beschikbare woningen aanzet te kraken.
De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting van dit antwoord.
Voor de vragen aangaande de leegstand en de beschikbaarheid van woningen, verwijzen
de initiatiefnemers naar eerdere antwoorden op vragen hierover van de D66-fractie
en de SP-fractie. De initiatiefnemers wijzen erop dat kraken een misdrijf is en zijn
van mening dat eigenaren altijd aangifte moeten doen van dit misdrijf. Nederland is
een rechtstaat. Dat betekent dat de overheid binnen de grenzen van de wet leegstandsbeleid
voert en zo nodig de wet wijzigt wanneer dit leegstandsbeleid onvoldoende effectief
is. In onze Grondwet is verankerd hoe dit plaatsvindt. Een vorm van eigenrichting
zoals kraken, kan nooit een legitieme vorm van leegstandsbeleid zijn en dient dan
ook te worden bestreden met de wettelijke middelen die de staat ter beschikking staan.
3.2 Rechterlijke toets door de rechter-commissaris
De leden van de SP-fractie vragen hoe vaak een ontruiming plaatsvindt waarna het pand
direct weer leeg komt te staan en op termijn geen nieuwe functie krijgt. De leden
van de SP-fractie willen daarnaast graag weten hoe de initiatiefnemers komen tot de
termijn van 72 uur waarbinnen de procedure bij de rechter-commissaris geacht wordt te zijn afgerond. Wat
is nu de gemiddelde termijn waarnaar wordt overgaan tot ontruiming zo vragen de leden
van de SP-fractie. De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers ook situaties
denkbaar achten dat deze termijn van 72 uur zal worden overschreden. Welke mogelijke
scenario’s zouden een overschrijding van deze voorgenomen norm rechtvaardigen zo vragen
de leden van de SP-fractie.
In de huidige praktijk vindt de ontruiming pas plaats na het kort geding. Aangezien
het kort geding tussen de drie weken en bijna acht weken duurt, vindt na deze periode
de ontruiming plaats. Zoals aangegeven in antwoorden op de VVD-fractie, voorziet de
wet in de mogelijkheid dat de rechter-commissaris niet binnen 72 uur kan beslissen.
De initiatiefnemers zijn van mening dat dit slechts bij uitzonderlijke en zeer complexe
zaken nodig zal zijn. Het is voorstelbaar dat de rechter-commissaris in zo’n geval
één of enkele dagen extra nodig heeft en tot zo’n verlenging beslist. Hierbij geldt
wel dat het uitgangspunt van deze wet een beslissing binnen 72 uur is en dat de redelijke
termijn een zo kort mogelijk uitstel inhoudt. De initiatiefnemers is geen register
bekend waarmee een antwoord op de eerste vraag van de SP-fractie gegeven kan worden.
Tot slot merken zij op dat het tegengaan van leegstand, geen legitimatie is voor kraken.
Kraken is immers een misdrijf. De overheid voert actief beleid om leegstaande panden
te transformeren naar woningen, zoals opgemerkt in eerdere antwoorden.
De initiatiefnemers veronderstellen dat een kraker die in het gelijk wordt gesteld,
maar al te maken heeft gehad met een ontruiming, weer kan worden toegelaten tot het
gekraakte pand zo lezen de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen waarom niet
gewoon het hoger beroep tegen de uitspraak van rechter-commissaris kan worden afgewacht,
waarbij zorgvuldig gekeken kan worden of de kraker een verdedigbare klacht heeft.
De vraag van de SP-fractie gaat over het onderdeel uit het voorstel waarin staat dat
het instellen van een hoger beroep geen schorsende werking heeft. De initiatiefnemers
wijzen erop dat het instellen van een hoger beroep in de huidige praktijk ook geen
schorsende werking heeft. Alleen het instellen van een beroep in kort geding bij de
voorzieningenrechter heeft een schorsende werking. Dit wetsvoorstel beoogt de toets
door de voorzieningenrechter te vervangen door een toets van de rechter-commissaris.
Krakers kunnen beroep instellen tegen de beslissing van de rechter-commissaris. Het
is logisch dat dit beroep geen schorsende werking heeft, aangezien de krakers in het
pand van iemand anders verblijven.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de initiatiefnemers de toetsing van de bevoegdheid
tot ontruimen precies in het Wetboek van Strafvordering willen passen. Zijn de initiatiefnemers
het met deze leden eens dat het onderwerp dat ter toetsing aan de rechter-commissaris
wordt voorgelegd per definitie niet strafrechtelijk is (onrechtmatige bewoning is
immers het uitgangspunt), omdat het juist gaat om de vraag of het huisrecht van de
kraker zwaarder weegt dan het eigendomsdomsrecht van de eigenaar? Kunnen de initiatiefnemers
verduidelijken waarom zij denken dat de rechter-commissaris in strafzaken (en in hoger
beroep de strafkamer van de rechtbank) adequaat is toegerust op het afwegen van een
in de kern civielrechtelijk belangenconflict? Kunnen de initiatiefnemers ingaan op
elk van de zes punten die de Nederlandse Orde van Advocaten aan de orde stelt in haar
consultatiereactie op dit punt en schetsen hoe zij de procedure bij de rechter-commissaris
precies vorm willen geven?
De initiatiefnemers delen deze opvatting niet. In de huidige praktijk wordt juist
het handhavend optreden tegen een misdrijf op grond van het strafrecht getoetst door
de civiele rechter. De rechter-commissaris is bij uitstek geëquipeerd om af te wegen
of het optreden tegen een verdenking van een misdrijf (in casu: kraken) de inbreuk
op grondrechten rechtvaardigt (in casu: het huisrecht). In de memorie van toelichting
geven de initiatiefnemers bijvoorbeeld aan dat ook de beslissing om een inverzekeringstelling
te verlengen aan de rechter-commissaris wordt voorgelegd en de verdachte daarbij de
mogelijkheid heeft te worden gehoord.
De Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA) noemt een zestal punten. Daarvan zien de
punten één tot en met vier op de uitvoering van deze wet en niet zozeer op de wet
zelf. De initiatiefnemers zijn de NOVA erkentelijk voor haar bijdrage aan het denken
hierover. De NOVA noemt als vijfde punt dat de cassatiemogelijkheid voor de krakers
moet worden opgenomen in de wet zelf. De initiatiefnemers delen deze opvatting niet,
omdat artikel 427, eerste lid, al in deze cassatiemogelijkheid voorziet. Als zesde
punt noemt de NOVA dat de beroepstermijn zou moeten lopen vanaf de betekening (het
moment van kennisgave door de gerechtsdeurwaarder) in plaats van de dagtekening. De
initiatiefnemers zijn van oordeel dat krakers al de gelegenheid hebben om hoger beroep
in te stellen en delen deze analyse dus niet.
4. Verhouding tot de Grondwet en het EVRM
4.1 Grondwet
De leden van de SP-fractie vragen om verdere verduidelijking van mogelijke conflicterende
belangen die spelen tussen kraker(s) en eigenaar van het gekraakte gebouw. Wordt er
indien nodig gekozen voor een principiële leegstand om het eigendomsrecht te beschermen
ten opzichte van de bescherming van de woning zo vragen de leden van de SP-fractie.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of het onmogelijk maken van een kort geding
geen gevaar oplevert voor het waarborgen van het woonrecht, waarbij de rechter de
afweging kan maken tussen het huisrecht van de krakers en het eigendomsrecht van de
eigenaar.
De door de SP-fractie genoemde afweging wordt nog steeds gemaakt in de nieuwe procedure.
Echter, deze zal worden gemaakt door de rechter-commissaris. Hiermee voldoet het wetsvoorstel
aan de eisen uit artikel 13 EVRM. Daarbij houden de krakers ook nog steeds de mogelijkheid
om in hoger beroep te gaan. De initiatiefnemers stellen vast dat kraken een misdrijf
is en geen vorm van leegstandsbeleid. Tot slot verwijzen zij naar eerdere antwoorden
aan onder meer de D66-fractie en de SP-fractie dat er tegenwoordig een zeer lage leegstand
is en dat zowel de regering als gemeenten actief beleid voeren tegen leegstand, bijvoorbeeld
door te stimuleren dat leegstaande panden worden getransformeerd naar woningen.
OVERIG
Kunnen de initiatiefnemers toelichten op welke wijze emotionele schade wordt geleden
door pandjeseigenaren waarvan hun bezit gekraakt wordt, zo vragen de leden van SP-fractie.
Daarnaast vragen deze leden hoe de initiatiefnemers aankijken tegen woningzoekenden
die geen woning kunnen bemachtigen via de reguliere paden. Hebben zij wellicht ook
te maken met emotionele schade vanwege de grootste schaarste op de woningmarkt zo
vragen de leden van de SP-fractie.
De initiatiefnemers willen graag opnieuw aangeven dat deze wet kraken niet strafbaar
maakt, dat is al het geval. Deze wet zorgt ervoor dat het bestaande verbod beter kan
worden gehandhaafd. Voor een voorbeeld van de emotionele schade die pandeigenaren
op kunnen lopen noemen zij graag een voorbeeld van een Amsterdamse ondernemer2. Deze ondernemer liet zijn pand opknappen om het te betrekken. Voor hij dit kon doen
werd het pand gekraakt. Zo zegt hij: «Ik ben een kleine ondernemer die gewoon zelf
gebruik maakt van zijn pand en door hen loop ik nu mijn zaken mis.» Ook zegt hij over
al het afval: «Dit is toch te gek voor woorden, hier komen alleen maar ratten en muizen
op af.» Om een impressie te krijgen van de gevolgen voor de eigenaar van zo’n pand,
verwijzen de initiatiefnemers verder naar de reportage die De Telegraaf deze zomer
maakte3. Er zijn veel vergelijkbare zaken waarbij kleine ondernemers ten einde raad in hun
eigen pand slapen, om maar te voorkomen dat een groep krakers het pand binnendringt
met alle gevolgen van dien. Dit zijn hardwerkende Nederlanders, die hun ziel en zaligheid
in hun bedrijf leggen en daar vaak ook al hun geld in hebben zitten. Deze burgers
worden ernstig gedupeerd door het kraken van hun pand. De initiatiefnemers delen dat
ook mensen die geen woning kunnen vinden, hier emotioneel onder kunnen lijden. Zij
delen niet de implicatie dat eigenrichting en het plegen van misdrijven daarom zouden
zijn toegestaan.
De leden van de SP-fractie vragen of alle adviezen, vanuit de advocatuur, OM en NVVR
aan de Kamer kan worden meegestuurd met de beantwoording van deze vragen.
De initiatiefnemers zijn daar van harte toe bereid en zullen de Nederlandse Orde van
Advocaten, het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak vragen
of zij de adviezen openbaar mogen maken. Indien zij dit goed vinden zullen zij ervoor
zorgen dat deze adviezen bij de Kamer terecht gekomen.
De leden van de SP-fractie vragen daarnaast of verkrotting van panden om mee te speculeren
een onwenselijk verschijnsel vormt volgens de initiatiefnemers. Hoe wordt hier tegenaan
gekeken vragen de aan het woord zijnde leden. Zijn er voorbeelden waaruit blijkt dat
het bewust laten leegstaan van panden een onwenselijk verschijnsel vormt en kunnen
hier voorbeelden van worden gegeven zo vragen de leden van de SP-fractie. Daarnaast
vragen de leden van de SP-fractie welke maatregelen hiertegen kunnen worden getroffen
naast het invoeren van een leegstandsregister.
De initiatiefnemers vinden verkrotting van panden een onwenselijk verschijnsel. Een
voorbeeld is het verdienmodel van Bever Holding4, waarover één van de initiatiefnemers eerder Kamervragen over heeft gesteld. Dit
wetsvoorstel gaat echter over het handhaven van het bestaande kraakverbod. Maatregelen
om verkrotting tegen te gaan vallen buiten de reikwijdte van dit wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het zeer kritische standpunt van
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ten aanzien van het voorliggende wetsvoorstel.
Zo schrijft VNG dat: er geen substantiële winst te behalen is in de snelheid van de
ontruiming ten opzichte van de huidige praktijk; het wetsvoorstel leidt tot minder
doelmatigheid; het wetsvoorstel leidt tot meer werklast voor politie (en dus minder
handhavingscapaciteit op andere thema’s), OM en de rechterlijke macht; én het voorstel
leidt tot minder maatwerk bij de handhaving van het kraakverbod. Kunnen de initiatiefnemers
op al deze kritische punten uitvoerig ingaan zo vragen de leden van de SP-fractie.
De initiatiefnemers zijn van mening dat er op korte termijn inderdaad meer handhaving
nodig is. Dit vinden zij ook wenselijk omdat het gaat om een misdrijf en deze wet
beoogd om kraken als illegaal woonmodel te ontmoedigen. De snellere en doelmatigere
handhaving zal er oe leiden dat kraken niet meer loont voor krakers. Door het doorbreken
van dit patroon, verwachten zij dat op de middellange termijn nauwelijks nog gekraakt
zal worden, wat uiteindelijk de werklast verlicht voor de handhaving.
In dat licht herkennen zij zich in het algemene standpunt van de VNG dat kraakpanden
snel en doelmatig ontruimd moeten worden. Zij maken echter een andere afweging dan
de VNG ten aanzien van dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel draagt in de ogen van de
initiatiefnemers juist bij aan het snel en doelmatig ontruimen van kraakpanden. Ook
wijzen zij erop dat het wetsvoorstel op diverse punten is verbeterd, naar aanleiding
van het advies van de Raad van State, waaronder op het punt van de spoedontruiming.
Tot slot merken zij op dat de VNG een erg positieve kijk uitdraagt over het lokale
maatwerk met betrekking tot de handhaving van het kraakverbod. Zij vinden dit opmerkelijk,
aangezien een aantal gemeenten moedwillig de handhaving van het kraakverbod bemoeilijkt
en in het verleden pandeigenaren heeft afgeraden om aangifte te doen.
Voorts vragen de aan het woord zijnde leden of het klopt dat, als het wetsvoorstel
wordt aangenomen, de officier van justitie eerst een omvangrijk dossier moet samenstellen
alvorens hij de rechter-commissaris om een machtiging tot ontruiming kan verzoeken,
terwijl in de huidige situatie het zo is dat het vaker voorkomt dat een kort geding
wordt ingetrokken, en dat de rechtbank er helemaal niet aan te pas komt? Kunnen de
initiatiefnemers verduidelijken waarom zij denken dat het wetsvoorstel dan tóch tot
een substantiële tijdwinst zal leiden. Kunnen zij tevens de zorg wegnemen dat dit
wetsvoorstel fors meer extra tijd en capaciteit zal kosten voor de betrokken instanties?
Zijn de initiatiefnemers bereid extra geld vrij te maken voor de betrokken instanties?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar moet dit geld precies gevonden worden? In de memorie
van toelichting lezen de leden van de SP-fractie dat de initiatiefnemers het hebben
over een «herprioritering binnen de bestaande begrotingen». Wat wordt hier nu concreet
mee bedoeld? Wat moet er volgens de initiatiefnemers dan precies minder prioriteit
krijgen om de handhaving van het kraakverbod meer prioriteit te geven zo vragen de
leden van de SP-fractie.
De initiatiefnemers onderschrijven dat de officier van justitie een dossier samen
moet stellen. Zij verwachten niet dat dit een omvangrijk dossier is, zoals uitgebreid
toegelicht in de memorie van toelichting. Tegelijkertijd geldt dat het op basis van
cijfers over 2019 om gemiddeld 22 extra zaken per jaar gaat. Tegenover deze extra
werklast staat dat er sneller en doelmatiger wordt opgetreden tegen krakers en veel
leed, zowel emotioneel als financieel, bij de eigenaar van een woning, winkel-, kantoor- of bedrijfspand
wordt voorkomen. Zij erkennen dat er op de korte termijn meer capaciteit gevraagd
zal worden van de instanties. Echter, zoals eerder aangegeven, schatten zij in dat
als gevolg van deze effectievere aanpak op de middellange termijn er nauwelijks nog
gekraakt zal worden, wat uiteindelijk de werklast verlicht voor de instanties. Zodra
de norm is hersteld, is kraken als illegaal woonmodel immers ten einde. De initiatiefnemers
begrijpen uit de vragen dat de SP-fractie graag extra middelen vrijmaakt voor de handhaving
van het kraakverbod en nemen graag de uitgestoken hand van de SP-fractie aan om te
zoeken hoe hier extra middelen voor kunnen worden vrijgemaakt.
SGP
1. Inleiding en aanleiding
Met belangstelling hebben de leden van de SGP-fractie kennisgenomen van het voorstel
om te komen tot een wijziging het Wetboek van Strafvordering in verband met het wijzigen
van de rechterlijke procedure om het kraakverbod te handhaven. Het is van groot belang
dat adequaat kan worden opgetreden tegen personen die eigendomsrechten van huiseigenaren
schenden. Het wijzigen van de rechterlijke procedure zorgt voor een effectief rechtsmiddel
om kraken tegen te gaan.
2.3 Voortzetting van de parlementaire discussie na de evaluatie
De leden van de SGP-fractie constateren dat de gemeente Amsterdam de handhaving van
de huidige wet actief belemmert, door eigenstandig de voorwaarde toe te voegen dat
er niet ontruimd wordt voor leegstand en pandeigenaren oproept geen aangifte te doen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat dit indruist tegen de democratische rechtsstaat
waarin de gemeente Amsterdam de nationale wetgeving dient te respecteren. Kan de regering
aangeven hoe zij de gemeente Amsterdam met dit wetsvoorstel wil sommeren de nationale
wetgeving in acht te nemen?
De initiatiefnemers onderschrijven de opvatting van de SGP-fractie. Kraken is een
misdrijf en een ernstige inbreuk op het eigendomsrecht. De eigenaar van een woning
of pand wordt hierdoor gedupeerd. Het is onverantwoordelijk dat sommige gemeenten
de handhaving van het kraakverbod frustreren. Zij duperen hiermee hun inwoners die
slachtoffer worden van krakers en die in een rechtstaat mogen verwachten dat de overheid
optreedt tegen krakers die hun woning of pand binnendringen.
Zowel in de nieuwe als oude procedure moet een eigenaar aangifte doen. De initiatiefnemers
zijn van mening dat mensen altijd aangifte zouden moeten doen, maar de eigenaar mag
dit vanzelfsprekend zelf beslissen. In de gemeente Amsterdam is door het college aan
pandeigenaren verzocht om dit niet te doen. Er was en is geen juridische grondslag
voor die oproep. Zij menen dat de gemeente Amsterdam een grote misstap heeft begaan
met deze oproep. De overheid, zowel gemeentelijk als landelijk, moet zich inzetten
om naleving van de wet te handhaven en inwoners te beschermen tegen misdrijven. De
initiatiefnemers zijn van mening dat de wet geen ruimte biedt voor lokale willekeur
in de handhaving van het kraakverbod. De wet dient dan ook in het hele land te worden
gehandhaafd. De initiatiefnemers ondersteunen de opvatting van de SGP-fractie dat
gemeenten landelijke wetgeving in acht moeten nemen. Zij kunnen zich voorstellen dat
de Kamer dit tijdens de parlementaire behandeling van deze wet nogmaals bekrachtigd.
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de SGP-fractie constateren dat in bijzondere omstandigheden direct zal
worden ontruimd. Gedacht moet worden aan huisvredebreuk conform artikel 138 Wetboek
van Strafrecht. Kan de regering aangeven of het enkele feit dat krakers zich bevinden
in de woning of het pand wat een ander toebehoort al niet voldoende is om te kunnen
spreken van huisvredebreuk?
Helaas is dit niet het geval. Er is sprake van huisvredebreuk bij het kraken van een
bewoonde woning. Op dit moment kan bij huisvredebreuk direct worden ontruimd. De krakers
krijgen dan geen gelegenheid een kort geding in te stellen voorafgaand aan de ontruiming,
maar alleen achteraf. Omdat het kort geding bij de voorzieningenrechter door dit wetsvoorstel
helemaal verdwijnt, is in dit wetsvoorstel een nieuwe spoedprocedure opgenomen via
de rechter-commissaris. Bij huisvredebreuk geeft de rechter-commissaris (mondeling)
toestemming voor de spoedontruiming. Met die (mondelinge) toestemming, kan de Officier
van Justitie direct overgaan tot de ontruiming. De krakers hebben dan, net als nu,
geen gelegenheid om zich voorafgaand hieraan te laten horen. Zij kunnen wel achteraf
beroep instellen tegen de beslissing van de rechter-commissaris.
De leden van de SGP-fractie constateren dat indien de kraker verdacht wordt van andere
strafbare feiten waardoor de rechthebbende van het pand ernstig wordt getroffen, er
sprake is van een bijzondere omstandigheid waardoor direct zal worden overgegaan op
ontruiming. Kan de regering aangeven of het aanrichten van schade in de woning hieronder
gekwalificeerd wordt?
Hoewel de vraag strikt genomen tot de regering is gericht, merken initiatiefnemers
het volgende op. Het aanrichten van schade aan de woning kan zowel worden gekwalificeerd
als een onrechtmatige daad, als een strafbaar feit. Niet is gezegd dat hiertegen in
de praktijk altijd strafrechtelijk wordt opgetreden. Overigens merken de initiatiefnemers
hierbij op dat het aanrichten van schade aan een woning of pand een belangrijke reden
is om de kraak zo kort mogelijk te laten duren. Dit onderstreept de noodzaak van de
nieuwe, korte procedure bij de rechter-commissaris ten opzichte van de huidige, lange
procedure bij de voorzieningenrechter.
De leden van de SGP-fractie constateren dat op grond van artikel 139 Wetboek van Strafrecht
de persoon die is binnengedrongen zich op vordering van de rechthebbende aanstonds
dient te verwijderen. Kunnen de initiatiefnemers aangeven of aanstonds in overeenstemming
is met de drie maal 24 uur die hun wetsvoorstel beoogt of dat aanstonds daadwerkelijk
direct betekent?
De initiatiefnemers kunnen bevestigen dat hier «direct» wordt bedoeld. Helaas houden
krakers zich hier vaak niet aan, waardoor de eigenaar genoodzaakt is aangifte te doen
en er een procedure wordt gestart. Dit wetsvoorstel beoogt dat de rechter-commissaris
in die procedure binnen 72 uur een beslissing neemt om de woning of het pand te ontruimen.
3.3. Spoedontruiming
De leden van de SGP-fractie constateren dat indien de kraak binnen 24 uur wordt ontdekt,
de krakers zich niet kunnen beroepen op hun huisrecht en kunnen direct verwijderd
worden door een opsporingsambtenaar. Kan de regering aangeven hoe in de praktijk gecontroleerd
wordt dat daadwerkelijk sprake is van meer of minder dan 24 uur verblijf in de woning?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het burgerlijk recht bij onroerende
zaken sprake is van verjaring na een bezit van 10 jaar. Kan de regering aangeven waarom
slechts 24 uur nodig zijn om te kunnen spreken van het huisrecht van de kraker?
De initiatiefnemers zijn van mening dat de SGP-fractie hiermee een fundamentele en
interessante vraag aansnijdt. Het aantonen van de grens van 24 uur is ingewikkeld.
Wanneer er snel aangifte wordt gedaan en de eigenaar of een ander aantoonbaar binnen
de grens van 24 uur voorafgaand aan de constatering nog in het pand was, is dit goed
aan te tonen. Bij panden waar niet dagelijks iemand is, is dit problematischer. Het
komt bijvoorbeeld voor dat krakers gebruikt servies meenemen, als «bewijs» dat zij
langer dan 24 uur in het pand verblijven. De grens van 24 uur geldt op basis van de
huidige jurisprudentie. De initiatiefnemers zien op dit moment helaas geen praktische
mogelijkheden deze grens fors te verhogen, zoals de SGP-fractie suggereert, ondanks
dat zij positief tegenover deze gedachte staan. Met de leden van de SGP horen de initiatiefnemers
ook graag hoe de regering dit beoordeelt.
4.1 Grondwet
De leden van de SGP-fractie constateren dat artikel 12 Grondwet de burger beschermt
tegen het binnentreden van zijn woning door een overheidsfunctionaris. De leden van
de SGP-fractie constateren dat het ingeval van kraken gaat om het eigendom van de
rechthebbende. Kan de regering aangeven waarom van het huisrecht van de kraker wordt
uitgegaan ingeval van toepassing van artikel 12 Grondwet en niet van het eigendomsrecht
van de rechthebbende en er dus binnengetreden kan worden door een overheidsfunctionaris?
Wederom stelt de SGP-fractie hier een fundamentele en interessante vraag. In de memorie
van toelichting is op verschillende punten aangehaald dat er relevante jurisprudentie
is ontwikkeld door de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Hoewel
dit gezien het verbod op constitutionele toetsing niet direct op artikel 12 Grondwet
slaat, maar op artikel 8 EHRM, is het op grond van relevante jurisprudentie noodzakelijk
dat het voornemen tot een ontruiming wordt getoetst als inbreuk op het huisrecht van
de krakers. De initiatiefnemers menen in de vragen van de SGP-fractie te lezen dat
dit principieel vreemd is en delen dit principe. Zij zien op dit moment helaas geen
praktische mogelijkheden dit met deze wet recht te zetten, zoals de SGP-fractie suggereert,
ondanks dat zij positief tegenover deze gedachte staan. Met de leden van de SGP-fractie
horen de initiatiefnemers wederom ook graag hoe de regering dit beoordeelt.
4.2 EVRM
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de huidige praktijk sprake is van een
«kraakcaroussel». Dit gedrag van krakers is mogelijk omdat de wetgeving is ingericht
op incidentele, losstaande misdrijven, waar het kraken zelf in toenemende mate een
structureel karakter heeft. De leden van de SGP-fractie constateren dat het huisrecht
niet kan worden gebruikt om telkens voor enkele weken een nieuwe woning te kraken.
De leden van de SGP-fractie constateren dat dit wetsvoorstel ziet op het wijzigen
van de rechterlijke procedure omtrent het versneld ontruimen van een kraakpand. De
leden van de SGP-fractie constateren eveneens dat in dit wetsvoorstel niets is geregeld
om de «kraakcaroussel» tot een halt te roepen. Kunnen de initiatiefnemers aangeven
hoe zij met dit wetsvoorstel het recidiverisico te verminderen daar kraken een structureel
karakter heeft?
De initiatiefnemers zien dat groeperingen als «We are here» pand na pand kraken. Er
is hier sprake van een vast patroon waarbij zij een kort geding aanspannen, wachten
tot kort voor de zittingsdatum en even voor de zittingsdatum het kort geding intrekken.
Hiermee gebruiken zij de tijd die het duurt tot een zitting wordt gepland als periode
om gratis en illegaal ergens te wonen. Door de tijd tot de zitting tot verkorten tot
in beginsel 72 uur, loont het niet meer voor die groeperingen om te kraken. Daarom
verwachten de initiatiefnemers dat deze wet kraken als illegaal woonmodel ontmoedigt en de kraakcaroussel een halt zal toeroepen. Daarbij wordt tevens
het kraakverbod in ere hersteld.
Koerhuis Van Toorenburg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.A.N. Koerhuis, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Madeleine van Toorenburg, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Tegen |
GroenLinks | 14 | Tegen |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Tegen |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.