Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
               24 077
                Drugbeleid
         
               31 532
                Voedingsbeleid
         
Nr. 503
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 3 november 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
                  en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
                  Sport en de Minister voor Medische Zorg over leefstijlpreventie waarbij de volgende
                  brieven aan de orde waren:
               
• de brief van 22 juni 2020 inzake Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord (Kamerstuk
                        32 793, nr. 484);
                     
• de brief van 11 mei 2020 inzake Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie
                        en gezonde leefstijl (Kamerstuk 32 793, nr. 479);
                     
• de brief van 17 maart 2020 inzake Antwoorden op vragen commissie over de integrale
                        aanpak van lachgas (Kamerstuk 24 077, nr. 460);
                     
• de brief van 28 januari 2020 inzake Reactie op verzoek commissie om een reactie op
                        de petitie van het Diabetes Fonds over «Schrap kortingen op suikerbommen» (Kamerstuk
                        32 793, nr. 472);
                     
• de brief van 18 december 2019 inzake Evaluatie en vervolg van Actieplan Etikettering
                        van Levensmiddelen (Kamerstuk 31 532, nr. 236).
                     
De vragen en opmerkingen zijn op 11 september 2020 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
                  Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg voorgelegd. Bij brief van 30 oktober
                  2020 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Clemens
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Staatssecretaris van VWS
32
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Voortgangsbrief
                  Nationaal Preventieakkoord, de Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie
                  en gezonde leefstijl, het Verslag van het schriftelijk overleg over de integrale aanpak
                  van lachgas, de Reactie op het verzoek van de commissie om een reactie op de petitie
                  van het Diabetes Fonds over «Schrap kortingen op suikerbommen» en de Evaluatie en
                  het vervolg van het Actieplan Etikettering van Levensmiddelen en zij hebben hierover
                  nog een aantal vragen.
               
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
                  dat de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 effect hebben op de ontwikkeling van
                  de lokale en regionale preventieakkoorden. Kan de Staatssecretaris aan genoemde leden
                  aangeven in hoeveel gemeenten en regio’s nog geen lokaal respectievelijk regionaal
                  preventieakkoord is gesloten (eventueel in een andere vorm, maar wel conform afspraken
                  uit het landelijke preventieakkoord)? Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven wat
                  de opkomst is van de online-bijeenkomsten die hij heeft georganiseerd om gemeenten
                  kennis en ervaringen te laten uitwisselen rondom het sluiten en uitvoeren van lokale
                  preventieakkoorden? Wat zijn de ervaringen van gemeenten met deze bijeenkomsten en
                  in hoeverre worden de resultaten hiervan gevolgd door de Staatssecretaris?
               
De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord
                  dat 8% van de acties rondom roken en 10% van de acties rondom problematisch alcoholgebruik
                  in 2019 nog niet zijn gestart. Kan de Staatssecretaris aangeven welke acties het betreft?
                  Genoemde leden vragen ook hoe het kan dat voor sommige acties de status onbekend is.
               
De leden van de fractie van de VVD zijn benieuwd naar de uitkomsten van het aangekondigde
                  gesprek dat de Staatssecretaris in de zomer heeft gehad met sporters en artsen die
                  betrokken waren bij de oproep voor een gezonde leefstijl. Wat waren de resultaten
                  van dit gesprek? In hoeverre heeft dit geleid tot vervolgacties? Wat kunnen genoemde
                  leden daarvan verwachten?
               
Per 1 januari 2020 is stoppen-met-rokenzorg vrijgesteld van het eigen risico. Is bij
                  de Staatssecretaris bekend hoeveel verzekerden gebruikmaken van eerstelijns stoppen-met-rokenzorg?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er aanwijzingen zijn dat de e-sigaret een opstapproduct
                  is naar tabak. Deze leden vragen in welke mate deze stelling met bewijzen kan worden
                  onderbouwd. Over de zin «Trimbos concludeert dat de Nederlandse volksgezondheid het
                  meest gebaat is bij ontmoediging van het gebruik van e-sigaretten en het beperken
                  van het gebruik hiervan tot de groep rokers die het echt niet lukt om te stoppen met
                  bewezen effectieve hulpmiddelen» hebben genoemde leden de vraag op welke wijze de
                  Staatssecretaris denkt onderscheid te kunnen maken tussen beginnende rokers, voor
                  wie e-sigaretten een verlaagde drempel kunnen vormen om te gaan roken, en de rokers
                  die het «echt niet lukt om te stoppen met bewezen effectieve hulpmiddelen».
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een experiment wordt gestart met klinische
                  behandeling van stoppen met roken. De resultaten van dit experiment zullen worden
                  gebruikt om te beoordelen of en zo ja hoe deze gespecialiseerde zorg vanuit de basisverzekering
                  moet worden vergoed. Deze leden vragen of en zo ja hoe het Zorginstituut betrokken
                  is bij dit proces.
               
Een van de maatregelen tegen overgewicht is de gecombineerde leefstijlinterventie
                  (GLI). Uit de monitor van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
                  blijkt dat het aantal mensen dat gebruikmaakt van de GLI is gestegen van 1.400 in
                  het jaar 2019 naar 7.000 in het jaar 2020, maar daarmee nog steeds bijzonder laag
                  is. Heeft de Staatssecretaris hiervoor een verklaring?
               
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij erop inzet dat Nederlanders zoveel
                  mogelijk eten volgens de Schijf van Vijf. Toch past driekwart van de kinderproducten
                  in de Nederlandse supermarkten niet in deze Schijf van Vijf. De leden van de VVD-fractie
                  vragen de Staatssecretaris om een reactie hierop
               
Verslag van het schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas
Over de reactie van het kabinet dat lachgas voor de wet niet kan worden beschouwd
                  als geneesmiddel, omdat deze niet onder de reikwijdte hiervan valt (lachgas heeft
                  immers geen geneeskrachtige werking) is de vraag van de leden van de VVD-fractie breder,
                  namelijk of de verstrekking van lachgas aan consumenten wettelijk zou kunnen worden
                  behandeld analoog aan geneesmiddelen. Te denken valt aan voorschriften ten aanzien
                  van bijvoorbeeld toelating, voorlichting, bijsluiters, verkooppunten en toezicht hierop.
               
Ten aanzien van de strafbaarstelling van het gebruik van lachgas vragen de leden van
                  de VVD-fractie of een combinatie van wettelijke voorschriften en decentrale ruimte
                  is overwogen om recreatief gebruik van lachgas mogelijk te maken, maar tegelijk excessief
                  gebruik en/of gebruik dat inbreuk maakt op de openbare orde tegen te gaan. Te denken
                  valt bijvoorbeeld aan een wettelijk verbod op gebruik van of het voorhanden hebben
                  van lachgas in het verkeer, aangevuld met, waar lokaal gewenst geacht, verbod op gebruik
                  in de openbare ruimte door middel van lokale verordeningen.
               
Gemeenten kunnen momenteel al door middel van Algemene Plaatselijke Verordeningen
                  maatregelen nemen tegen het gebruik van lachgas. De leden van de VVD-fractie vragen
                  in hoeverre dat al gebeurt. Worden de effecten van dergelijke verordeningen gevolgd
                  door de Staatssecretaris? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten? Zijn er al gevallen
                  waarin gebruik van lachgas is vervolgd, omdat dit in strijd was met lokale verordeningen
                  en heeft dit geleid tot veroordeling dan wel tot vrijspraak.
               
Actieplan Etikettering van Levensmiddelen
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat ieder mens primair zelf verantwoordelijk
                  is voor zijn eigen gezondheid. Deze leden zouden zich zorgen maken als maatregelen
                  aan mensen de suggestie geven dat hun gezondheid een verantwoordelijkheid is die de
                  overheid van hen heeft overgenomen. Zij realiseren zich dat een gezonde levensstijl
                  altijd maatwerk is, waarbij iedereen zijn eigen plan trekt en mensen met name baat
                  hebben bij voorlichting en inzicht in de effecten van voedingsmiddelen op hun gezondheid.
                  Leefstijlpreventie is daarmee een combinatie van enerzijds de persoonlijke wil en
                  inspanning, en anderzijds inzicht in de effecten van voedingsmiddelen. Over de zin
                  «Het voedselkeuzelogo is een voedingsclaim op het etiket waarmee de consument met
                  één oogopslag de keuze voor een gezonder levensmiddel kan maken» vragen deze leden
                  of dit niet een te sterke versimpeling is van de te maken keuze. Elk voedingsmiddel
                  moet immers worden beoordeeld in samenhang met de individuele levensstijl, met de
                  gebruikte hoeveelheid, de voedingswaarde, de ingrediënten en de energetische waarde
                  (calorieën). Ook de reeds lang gehanteerde Schijf van Vijf van het Voedingscentrum
                  is hierop gebaseerd. Hoe is de Minister voornemens dergelijke afwegingen tot uitdrukking
                  te brengen in de etikettering?
               
De Staatssecretaris geeft aan dat de etikettering conform de Nutri-Score in overeenstemming
                  dient te worden gebracht met de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Nutri-Score
                  en Voedingscentrum informeren consumenten echter op een fundamenteel andere wijze.
                  Waar de Nutri-Score is gebaseerd op de kenmerken van het product zelf, richt het Voedingscentrum
                  zich op de plaats die het product heeft in het dieet van de consument. De leden van
                  de VVD-fractie vragen dan ook hoe de Staatssecretaris denkt beide met elkaar in overeenstemming
                  te brengen. Heeft de Staatssecretaris op dit punt reeds concrete acties genomen sinds
                  deze discrepantie in november 2019 ook door hemzelf werd geconstateerd?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister verwacht dat op Europees niveau
                  de discussie over een voedsel-keuzelogo op de voorkant van verpakkingen in de komende
                  jaren zal worden vervolgd. Deze leden vragen de Minister in hoeverre deze Europese
                  discussie nog gevolgen kan hebben voor het invoeren van Nutri-Score in Nederland.
                  Daarnaast verwacht de Minister in 2020 een rapportage van de Europese Commissie over
                  de mogelijkheid voor het vaststellen van voedingsprofielen. Wanneer kunnen de leden
                  van de VVD-fractie deze rapportage verwachten?
               
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven inzake leefstijlpreventie
                  en hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
               
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
De Staatssecretaris wil een gezonde leefstijl bevorderen. De leden van de PVV-fractie
                  zijn van mening dat de Staatssecretaris vrij is om mensen daarover voor te lichten,
                  de gevaren mag benoemen van hun keuze en de mensen die hulp willen, mag helpen. Deze
                  leden vinden echter de keuzevrijheid van mensen zeer belangrijk. Volwassen mensen
                  moeten vrij zijn om hun eigen keuze, ook als dat een ongezonde keuze is, te maken.
                  Genoemde leden willen de Staatssecretaris meegeven dat zijn preventieakkoord het beeld
                  van een maakbare gezondheid schetst. Mensen die een gezonde leefstijl hebben, worden
                  namelijk ook ziek. Mensen die geen overgewicht hebben, krijgen ook COVID-19. De leden
                  van de PVV-fractie zijn bang voor het eigen-schuld-dikke-bult-effect van zijn preventieakkoord.
               
De Staatssecretaris erkent dat er substantiële gezondheidswinst kan worden bereikt
                     als rokers volledig overstappen op de e-sigaret. Waarom zet hij hier dan niet meer
                     op in en welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten om ervoor te zorgen dat rokers
                     volledig overstappen?
                  
Het Trimbos-instituut concludeert in de Nationale Drugsmonitor dat weinig rokers (3%)
                     voordat ze gingen roken eerst een e-sigaret hadden gebruikt. Ook concludeert het Trimbos-instituut
                     in zijn factsheet (over e-sigaretten in 2020) dat er meer onderzoek nodig is om te
                     bepalen of de e-sigaret een opstap is naar roken. Op basis van welke onafhankelijke
                     Nederlandse data kan de Staatssecretaris toch concluderen dat de e-sigaret een opstap
                     is naar roken? De Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
                     (NVALT) riep vorig jaar op tot een verbod op de e-sigaret na incidenten in de VS.
                     Later werd bekend dat vrijwel alle Amerikaanse incidenten waren toe te schrijven aan
                     het toevoegen van illegale substanties zoals THC en vitamine E acetaat. Is de Staatssecretaris
                     bereid een onafhankelijke analyse te delen van het NVALT-onderzoek naar de aan e-sigaretten
                     toegeschreven gezondheidsincidenten? Zo nee, waarom niet? De gecombineerde maatregelen
                     waaronder het aangekondigde smaakjesverbod in e-sigaretten en de invoering van standaardverpakkingen
                     voor e-sigaretten, in combinatie met het uitstalverbod en het reclameverbod, hebben
                     impact op de e-sigarettensector, waaronder veel MKB-bedrijven.
                  
Is de Staatssecretaris voornemens om een uitgebreide MKB-toets uit te voeren alvorens
                     deze verstrekkende maatregel door te voeren? Heeft de Staatssecretaris alvorens het
                     verbod op smaakjes in e-sigaretten anders dan tabak en de invoering van standaardverpakkingen
                     voor e-sigaretten aan te kondigen, de e-sigarettensector (groothandels en winkeliers)
                     en e-sigarettengebruikersorganisatie geconsulteerd? Zo nee, waarom niet? Wettelijk
                     gezien mogen e-sigaretten niet worden verkocht aan mensen onder de 18 jaar. Is er
                     door het Ministerie van VWS onderzoek uitgevoerd in hoeverre minderjarigen toch toegang
                     krijgen tot het product? Deelt de Staatssecretaris de verwachting dat een verbod op
                     smaakjes en de invoering van gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten kan
                     leiden tot een toename in de grensoverschrijdende verkoop van e-sigaretten? Zo nee,
                     waarom niet? Zo ja, onderkent de Staatssecretaris dat een dergelijke ontwikkeling
                     contraproductief is?
                  
De Staatssecretaris stelt dat op grond van de nieuwste inzichten van het Trimbos-instituut
                     – over onder andere schadelijkheid, aantrekkelijkheid voor jongeren en het voorzorgsprincipe
                     ten aanzien van e-sigaretten – de aantrekkelijkheid voor jongeren verder dient te
                     worden beperkt. Om deze reden stelt de Staatssecretaris dat alle smaakjes van e-sigaretten
                     behalve tabakssmaken verboden moeten worden. Uit de meest recente (na publicatie van
                     de factsheet) Trimbos-cijfers blijkt dat het aantal jongeren dat vorig jaar heeft
                     geëxperimenteerd met een e-sigaret met maar liefst 9 procentpunten is teruggelopen
                     ten opzichte van 2015 (van 34% in 2015 naar 25% in 2019). Ook blijkt van regelmatig
                     gebruik onder jongeren geen sprake: slechts een op de tien jongeren die de e-sigaret
                     gebruikt doen dit «bijna elke week of vaker». Onderschrijft de Staatssecretaris de
                     conclusie dat het e-sigarettengebruik onder jongeren daalt? Zo ja, waarom neemt de
                     Staatssecretaris dan toch het besluit om smaakjes voor e-sigaretten te verbieden?
                     In recent onderzoek van het RIVM wordt benadrukt dat andere smaakjes dan tabak bijdragen
                     aan het volledig overstappen op e-sigaretten: «The availability of different flavors
                     was the most attractive characteristic of e-cigarettes. Dual users and exclusive vapers
                     had most often used tobacco and menthol/mint flavors when they first started vaping.
                     Compared to dual users, exclusive vapers currently used more fruit and sweet flavors
                     than dual users.» Deelt de Staatssecretaris de mening dat een verbod op smaakjes in
                     e-sigaretten (met uitzondering van tabakssmaak) ertoe kan leiden dat e-sigarettengebruikers
                     zullen terugvallen op de traditionele sigaret? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt de
                     Staatssecretaris dit een wenselijke ontwikkeling? In een recent gepubliceerde studie
                     van de Journal of the American Medical Association (JAMA) «Associations of Flavored
                     e-Cigarette Uptake With Subsequent Smoking Initiation and Cessation» wordt geconcludeerd
                     dat volwassenen die begonnen met het dampen van e-sigaretten zonder tabakssmaak, meer
                     geneigd waren te stoppen met roken dan degenen die e-sigaretten gebruikten met tabakssmaken.
                     Daarnaast werd geconcludeerd dat het dampen van e-sigaretten zonder tabakssmaak niet
                     geassocieerd werd met een toename van het aantal jeugdrokers, maar met een toename
                     van de kans op stoppen met roken door volwassenen. Is de Staatssecretaris bekend met
                     deze studie? Zo nee, is hij bereid om de resultaten uit bovengenoemde studie mee te
                     nemen in zijn overweging alvorens over te gaan tot een verbod op smaakjes (met uitzondering
                     van tabak) in e-sigaretten? Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris de resultaten
                     uit bovengenoemde studie niet meegenomen in zijn beleidsoverwegingen? Veel gezondheidsexperts,
                     waaronder dr. Gera Nagelhout van het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving
                     (IVO Instituut), benadrukken dat juist (nontabak) smaakjes het makkelijker maken voor
                     rokers die willen stoppen met roken om de smaak van tabak te «ontwennen» en dat een
                     verbod op andere smaakjes dan tabak dus een slecht idee is. Deelt de Staatssecretaris
                     de mening dat het negeren van deze breed gedragen conclusie ertoe kan leiden dat het
                     traditionele roken in stand wordt gehouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is
                     hier geen rekening mee gehouden in het besluit om een verbod op smaakjes (anders dan
                     tabak) aan te kondigen? Vreest de Staatssecretaris dat wanneer e-sigarettengebruikers
                     zelf e-sigarettenvloeistoffen gaan vermengen met illegale substanties eenzelfde situatie
                     kan ontstaan zoals in de VS, met alle gezondheidsrisico’s van dien? Zo ja, waarom
                     is de Staatssecretaris dan voornemens om een verbod op alle smaakjes in e-sigaretten
                     door te voeren? Zo nee, waarom niet? Hoe zal het wetgevingstraject omtrent het voorstel
                     tot invoering van een smaakjesverbod eruitzien? Wordt het voorstel gereguleerd via
                     een AMvB of als een ministeriële regeling?
                  
Wordt het voorstel aangemeld bij de EU op basis van de EU TRIS-procedure? Zo ja, wanneer?
                     Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij de besluitvorming?
                  
De Staatssecretaris geeft verder in zijn brief aan dat hij een Europees geharmoniseerde
                     aanpak prefereert. Hoe ziet hij dit aangezien andere Europese landen de e-sigaret
                     juist zien als een middel om te stoppen met roken?
                  
Het is goed dat het roken van kruidenrookproducten nu eindelijk toegevoegd wordt aan
                     de thematafel roken. Deze leden snappen werkelijk waar niet waarom dit niet eerder
                     is gebeurd. Zij willen weten waarom dit niet veel eerder gebeurd is.
                  
Het percentage volwassenen dat rookt is al jaren aan het dalen. Het is echter zo dat
                  er een leeftijdscategorie buiten deze trend valt. Het zijn vooral jongeren in de leeftijdscategorie
                  20–24 jaar waarbij er geen sprake is van een daling. Hoe kan het dat, ondanks alle
                  getroffen maatregelen vooral gericht op jongeren, deze groep rokers niet daalt?
               
Preventief gezondheidsbeleid
In het Nationaal Preventieakkoord staat dat de invoering van standaardverpakkingen
                     voor e-sigaretten per 2022 zou worden overwogen. Kan de Staatssecretaris aangeven
                     waarom hij nu reeds over wil gaan tot het formeel vastleggen van 1 januari 2022 als
                     inwerkingtredingsdatum voor gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten?
                  
Welke informatie en/of welke overwegingen hebben de Staatssecretaris doen besluiten
                     om standaardverpakkingen voor e-sigaretten daadwerkelijk in te voeren en niet langer
                     te overwegen? Uit welke studie blijkt dat dit bewezen effectief is? Waarom refereert
                     de Staatssecretaris enkel aan Israël waar het gaat om de invoering van gestandaardiseerde
                     verpakkingen voor e-sigaretten? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat in geen enkele
                     EU-lidstaat reeds standaardverpakkingen voor e-sigaretten van kracht zijn geworden?
                     Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris besloten voor de Europese troepen uit te lopen?
                  
Minimum Unit Pricing voor alcohol – Verkenning van effectiviteit, implementatieaspecten
                     en scenario’s voor prijsbeleid in Nederland
De leden van de PVV-fractie willen de verwachte effecten van Minimum Unit Pricing
                  (MUP) weten voor de gewone Nederlanders die in het weekend een drankje doen. Deze
                  leden vrezen namelijk dat zij de dupe zullen worden van de maatregel en (wederom)
                  in hun portemonnee zullen worden getroffen. Zorgt deze maatregel ervoor dat dit drankje
                  (een biertje, een wijntje) duurder wordt? En zo ja, hoeveel? De Staatssecretaris geeft
                  aan dat producten uit het goedkopere segment duurder worden; uit de bijlage blijkt
                  dat alle biersoorten, ook de merkbieren, al bij een MUP van 0,35 duurder worden. Is
                  een kratje bier met de invoering van MUP nog betaalbaar voor de gewone hardwerkende
                  Nederlander? Is een kratje bier met de invoering van zowel de MUP als de beperking
                  van de prijsactie nog wel betaalbaar voor de gewone hardwerkende Nederlander? Kan
                  er na invoering van MUP nog wel een aanbieding plaatsvinden op een kratje bier? Acht
                  de Staatssecretaris de invoering van MUP haalbaar in Nederland? Aan welke eenheidsprijs
                  denkt de Staatssecretaris? Kan de Staatssecretaris een overzichtelijke tabel maken
                  met de eenheidsprijs per land en in euro’s? Is de Staatssecretaris voornemens om de
                  MUP, naast de maatregel om prijsacties met meer dan 25% korting niet langer toe te
                  staan, in te voeren? Is de Staatssecretaris voornemens om een accijnsverhoging op
                  alcoholhoudende drank op te leggen?
               
Rookverbod. Inspectieresultaten 2019
De leden van de PVV-fractie constateren voor het zoveelste jaar op rij dat het rookverbod
                     wederom niet goed nageleefd wordt in de shishalounges. Wederom is het maatregelpercentage
                     (40%) het hoogst bij de shishalounges. Wordt de maatregel «three strikes out» nog
                     opgelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel shishalounges hebben reeds drie maatregelen
                     opgelegd gekregen?
                  
Hoelang gaat het nog duren voordat ook het roken van kruidenmengsels zonder tabak
                     onder het rookverbod gaat vallen? Maakt het nemen van monsters de inspecties niet
                     onnodig ingewikkeld? Wat zijn de kosten om vast te stellen welk type product in de
                     waterpijpen gerookt wordt?
                  
Sport en alcohol onlosmakelijk verbonden?
Is de Staatssecretaris van mening dat als de maatschappelijke trend is om te matigen
                     met het drinken van alcohol, dit niet vanzelf zal doorwerken in de sportkantine? Zo
                     nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris van mening dat interventies als sociale norm
                     van standaard 0%, emerging norm, rolmodellen, beleidsmaatregelen en het stellen van
                     disruptieve vragen nodig zijn?
                  
Is de Staatssecretaris voornemens dit op te nemen in zijn beleid? Waarom laat de Staatssecretaris
                     het niet over aan de inschatting van de medewerkers in de sportkantines om mensen
                     te laten matigen? Moet dit apart worden vastgelegd in normering/regels of kunnen de
                     algemene regels die gelden voor de horeca niet gewoon worden gevolgd?
                  
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de diverse stukken met betrekking
                  tot leefstijlpreventie. Deze leden hebben hier enkele vragen en opmerkingen bij.
               
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat een op de drie rokers overweegt
                  te stoppen door COVID-19. De Staatssecretaris geeft aan hierop in te zetten. De leden
                  van de CDA-fractie vragen hoe hij deze kans wil gaan verzilveren.
               
Het inperken van het aantal verkooppunten voor tabaksproducten is een effectieve maatregel.
                  De leden van de CDA-fractie hebben eerder al aangekaart dat zij in ieder geval in
                  steden een toename van supermarkten en avondwinkels zien en daarmee op dit gebied
                  een toename van deze categorie verkooppunten. In juni gaf de Staatssecretaris aan
                  in gesprek te zijn met supermarkten naar aanleiding van de motie van de leden Kuik
                  en Dik-Faber.1 Deze leden vragen wat daar uitgekomen is. Welke concrete stappen wil men zetten,
                  of is er geen wil wat te veranderen tenzij de politiek hen iets oplegt voor een gelijk
                  speelveld?
               
De leden van de CDA-fractie willen zo snel mogelijk stappen zetten om het aantal verkooppunten
                  van tabaksproducten te verminderen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat
                  hier in deze kabinetsperiode nog stappen worden gezet? Waarom stuurt de Staatssecretaris
                  het onderzoek over vermindering van het aantal tabaksverkooppunten pas na de zomer
                  naar de Kamer en niet voor de zomer, zoals eerder aangekondigd?
               
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij graag alle smaakjes voor de e-sigaret
                  wil verbieden, met uitzondering van de tabakssmaak. De leden van de CDA-fractie vragen
                  wanneer de Kamer dit voorstel kan verwachten, zodat de Staatssecretaris deze maatregel
                  nog binnen zijn termijn kan realiseren.
               
De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken van het rookvrij maken
                  van speeltuinen, kinderboerderijen en sportterreinen. Wordt de doelstelling uit het
                  Nationaal Preventieakkoord dat in 2020 alle kinderboerderijen en speeltuinen geheel
                  rookvrij zijn gehaald? Deze leden lezen immers dat eind 2019 nog slechts 41% van de
                  kinderboerderijen en 50% van de speeltuinen geheel rookvrij waren.
               
Uit onderzoek van Unicef is gebleken dat 70% van de kinderproducten in supermarkten
                  onverantwoord is.2 De meeste producten bevatten te veel suikers, energie of zout of te weinig vezels
                  en passen hierdoor niet binnen de Schijf van Vijf, aldus Unicef. De leden van de CDA-fractie
                  vragen wat de reactie van de Staatssecretaris is op dit onderzoek. Deze leden vragen
                  waarom producten gepresenteerd en genoemd mogen worden als kinderproduct terwijl uit
                  onderzoek blijkt dat het ongezond is. Aan welke voedingskundige criteria moeten producten
                  nu voldoen om zich te mogen presenteren als kinderproducten? Is dat de Schijf van
                  Vijf?
               
De leden van de CDA-fractie vragen wat de resultaten zijn van het gesprek dat de Staatssecretaris
                  zou hebben met de Reclamecodecommissie over reclame die gericht is op kinderen. Hoe
                  staat het met de gesprekken over kindermarketing op sociale media?
               
In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg en Von Martels
                  over berichten dat mensen met overgewicht meer risico lopen bij het coronavirus geeft
                  de Staatssecretaris aan dat de maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk worden genomen
                  geagendeerd zullen worden voor de volgende bespreking met partners van de tafel Overgewicht.3 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze bespreking plaats zal vinden en wanneer
                  de Kamer hierover geïnformeerd zal worden. Daarnaast meldt de Staatssecretaris dat
                  de supermarktbranche aangeeft te streven naar een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf
                  van Vijf producten, en dat zij maatregelen zoals in het Verenigd Koninkrijk voorgesteld
                  hierbij kan inzetten om dit doel te bereiken. Genoemde leden vragen hoe de (tussen)doelen
                  van de supermarkten worden gemonitord. Wordt er daadwerkelijk een jaarlijkse consumptiegroei
                  van Schijf van Vijf producten waargenomen? Zijn er gesprekken gevoerd met de supermarktbranche
                  om de maatregelen uit het Verenigd Koninkrijk over te nemen?
               
In dezelfde antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg
                  en Von Martels geeft de Staatssecretaris aan dat hij in gesprek is geweest met een
                  aantal wetenschappers over de relatie tussen leefstijlthema’s (waaronder voeding en
                  beweging) en COVID-19. De Staatssecretaris heeft hen de oproep gedaan mee te denken
                  over korte en lange termijn acties die zorgen voor het verbeteren van leefstijl in
                  het algemeen. De leden van de CDA-fractie vragen welke bevindingen en mogelijkheden
                  hieruit gevolgd zijn.
               
De Staatssecretaris schrijft dat de campagne over stoppen met roken door COVID-19
                  is uitgesteld. In zijn Kamerbrief van 13 juni 2019 (over voortgang uitvoering Nationaal
                  Preventieakkoord) schrijft de Staatssecretaris dat in deze campagne ook rookvrij opgroeien
                  wordt meegenomen.4 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze campagne alsnog gaat lopen. Wordt
                  hierin nog steeds het tegengaan van roken in auto’s meegenomen, zoals beloofd door
                  de Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over het preventieakkoord?
               
GGD GHOR verwijst naar het signalement van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG)
                  waaruit blijkt dat apps en wearables belangrijk zijn bij een modern preventiebeleid,
                  maar dat zonder goede inbedding deze de gezondheidsverschillen kunnen vergroten.5 GGD GHOR pleit er daarom voor dat er meer geïnvesteerd moet worden in veilige en
                  effectieve innovatie, en dat dit goed in het publieke stelsel belegd moet worden.
                  De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie van de Staatssecretaris hierop is
                  en of hij deze suggesties mee kan nemen voor het (toekomstige) preventiebeleid.
               
Alzheimer Nederland pleitte vorig jaar voor een brede Nationale Strategie Dementie,
                  waarin onder andere een preventieprogramma opgenomen moet worden om de leefstijl van
                  mensen te verbeteren, met als doel: uitstel of risicoreductie van dementie.6 Zij constateren nu dat de bestaande mogelijkheden om de hersengezondheid te verbeteren
                  nog onvoldoende worden benut. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris
                  bereid is om een landelijk preventieprogramma op te zetten gericht op verbetering
                  van de hersengezondheid. Ziet de Staatssecretaris daarnaast mogelijkheden om via landelijke
                  en regionale campagnes bevordering van de hersengezondheid door middel van leefstijlpreventie
                  onder de aandacht te brengen? Op welke manieren stimuleert de Staatssecretaris het
                  gebruik van online tools voor zelfmanagement op het gebied van leefstijlverbetering
                  door risicogroepen voor dementie?
               
Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl
Afgelopen zomer heeft de Staatssecretaris het rapport volgend uit een onderzoek naar
                  de invloed van de sportomgeving op normalisering van alcoholgebruik met de sportsector
                  besproken. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven
                  welk vervolg hieraan wordt gegeven.
               
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of bij voorlichtingscampagnes
                  over alcohol gericht wordt op ouders, aangezien dat mogelijk een groter effect heeft
                  dan alleen te richten op de jongere zelf.
               
Verslag van een schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas
De Staatssecretaris geeft aan dat veel campagnes zijn uitgesteld. Is de Staatssecretaris
                  het met de leden van de CDA-fractie eens dat de schade rondom lachgasgebruik verder
                  doorgaat en een campagne richting jongeren juist nu nodig is? Welke goede redenen
                  ziet de Staatssecretaris om een campagne over de schadelijke effecten nu wel in te
                  zetten?
               
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer het voorstel om lachgas op de opiumlijst
                  te zetten naar de Kamer gestuurd zal worden.
               
Reactie op verzoek commissie om een reactie op de petitie van het Diabetes Fonds over
                     «Schrap kortingen op suikerbommen»
Uit het literatuuronderzoek van het RIVM naar de effectiviteit van een verbod op prijsaanbiedingen
                  op suikerhoudende dranken blijkt dat er indirecte aanwijzingen zijn dat deze maatregelen
                  kunnen bijdragen aan het verlagen van de aankoop van suikerhoudende dranken. De Staatssecretaris
                  geeft aan de uitkomsten van dit rapport binnenkort met het Diabetes Fonds en met de
                  levensmiddelensector te gaan bespreken. De leden van de CDA-fractie vragen of dit
                  gesprek al heeft plaatsgevonden en zo ja wat uit dit gesprek is gekomen.
               
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief van 3 september 2020 dat levensmiddelenproducenten
                     zelf het aanbod hebben gedaan om de via frisdranken geconsumeerde suikers terug te
                     dringen.7 Op basis van hun eigen cijfers liggen ze daarbij voor op schema, zo schrijft de Staatssecretaris.
                     De leden van de CDA-fractie vragen wat de exacte doelstellingen voor 2019 en 2020
                     waren. Worden deze doelstellingen ook door een onafhankelijke partij gecontroleerd?
                  
Klopt het dat dit niet door een onafhankelijk onderzoeksinstituut zoals het RIVM kan
                     worden nagegaan, omdat zij van de frisdrankproducenten geen inzicht krijgen in de
                     verkoopcijfers van calorierijke en -arme frisdranken?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om naast het verdere
                  onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook concrete stappen
                  te zetten om deze maatregel in te voeren.
               
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of de Staatssecretaris bereid is om gecombineerde
                  leefstijlinterventies voor een bredere groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk
                  te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes. Klopt
                  het dat het aantal patiënten dat de GLI via de huisarts ontvangt slechts is toegenomen
                  van circa 1.400 in 2019 naar 7.000 in 2020? Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen voor
                  een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning?
                  Hoe bevordert de Staatssecretaris dat zorgverzekeraars en huisartsen actief meer patiënten
                  leefstijlondersteuning gaan bieden? Is de Staatssecretaris bereid om te verkennen
                  welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn om de inzet van leefstijlpreventie
                  te bevorderen?
               
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van onder andere de
                  voortgangsbrief van het Nationaal Preventieakkoord. Hoewel deze leden de opvattingen
                  van de Staatssecretaris over de uitvoering van de afspraken zoals vastgelegd in het
                  Nationaal Preventieakkoord begrijpen, hebben zij nog enkele vragen. Vooropgesteld
                  zijn genoemde leden van mening dat meer inzet op preventie noodzakelijk is wil men
                  in Nederland iedereen de kans geven op een goede gezondheid en wil men de zorgkostenstijging
                  remmen.
               
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Preventie en corona
De leden van de D66-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat de noodzaak
                  tot inzet op preventie, leefstijl en gezondheidsbevordering urgenter is dan ooit.
                  Het coronavirus heeft laten zien dat mensen met leefstijlgerelateerde aandoeningen
                  aanzienlijk meer kans hebben op een ernstig beloop van COVID-19. Deze leden vinden
                  het begrijpelijk dat de maatregelen ter bestrijding van het virus de uitvoering van
                  het Nationaal Preventieakkoord belemmeren, maar toch zien zij dat er tijdens deze
                  pandemie ook kansen liggen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt
                  dat het noodzaak is om juist nu vaart te maken met de uitvoering van het Nationaal
                  Preventieakkoord. Zo ja, hoe gebruikt de Staatssecretaris deze pandemie om versneld
                  de doelen te bereiken die in het Nationaal Preventieakkoord staan? Welke extra stappen
                  worden er vanuit de rijksoverheid ondernomen? Welke elementen van het Britse voorbeeld
                  in de strijd tegen obesitas neemt de Staatssecretaris over?8
De leden van de D66-fractie constateren dat de maatregelen ter bestrijding van het
                  coronavirus, zoals thuiswerken en verminderd gebruik van de horeca, effect hebben
                  op onze leefstijl. Welke onderzoeken worden er nu gedaan naar de effecten van deze
                  maatregelen op bijvoorbeeld voedingspatroon, roken of alcoholconsumptie? Welke kansen
                  of juist uitdagingen liggen hier de komende periode en welk effect hebben de maatregelen
                  op de doelen in het Nationaal Preventieakkoord? Hoe anticipeert de Staatssecretaris
                  hierop?
               
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de infrastructuur en de positie van
                  de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en) een niet te missen rol spelen in preventie
                  en de gezondheidsbevordering van Nederlanders. Deze leden bemerken dat de GGD’en niet
                  genoemd worden in de voortgangsbrief van de Staatssecretaris. De GGD’en zijn tijdens
                  deze pandemie veel tijd kwijt met het opschalen van de testcapaciteit en het bron-
                  en contactonderzoek. Is dit van invloed op de capaciteit die er is bij de GGD’en voor
                  gezondheidsbevordering? Zo ja, in welke mate? Is de Staatssecretaris het met deze
                  leden eens dat de infrastructuur van de GGD’en gebruikt kan worden om gezondheidsbevordering
                  verder te stimuleren, zeker als preventie een grotere rol krijgt in ons zorgstelsel?
                  Zo ja, hebben de GGD’en ook daadwerkelijk een grotere rol gekregen na het starten
                  van het preventieakkoord en is dit gepaard gegaan met extra financiële middelen voor
                  de GGD’en?
               
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris samen
                  met de Minister voor Medische Zorg gesprekken voert met onder andere (ex-)sporters
                  over het pamflet: «Bewegen is het nieuwe normaal». Is de Staatssecretaris bereid een
                  aparte voortgangsbrief te sturen naar de Kamer over het verloop van deze gesprekken
                  en de acties die hieruit voortkomen?
               
De leden van de D66-fractie willen daarnaast nog aandacht schenken aan preventie ten
                  behoeve van de mentale gezondheid, zeker ten tijde van de coronacrisis. Tijdens het
                  algemeen overleg van 8 juni meldde de Staatssecretaris dat hij in zijn visiestuk over
                  de geestelijke gezondheidszorg in het najaar terugkomt op het onderwerp «preventie
                  in de ggz».9 Neemt de Staatssecretaris in zijn visiestuk de recente signalen mee dat jongeren
                  tijdens deze coronacrisis steeds somberder worden en dat juist daarom het mentaal
                  weerbaar maken van Nederlanders van belang is?
               
Deelakkoord roken
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met het enthousiasme waarmee trajecten binnen
                  het Nationaal Preventieakkoord gestart zijn. Deze leden constateren wel dat er binnen
                  de deelakkoorden nog veel stappen nodig zijn, te starten met het deelakkoord roken.
                  Kan de Staatssecretaris toelichten wat de belangrijkste redenen zijn voor ziekenhuizen
                  om niet sneller rookvrij te worden dan de ambitie van 2025?
               
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van de doelen ter realisatie
                  van een rookvrije generatie in 2040. De Staatssecretaris gaf in zijn brief aan dat
                  er gesprekken zijn gevoerd met supermarkten en tankstations over de mogelijkheden
                  ter reductie van het aantal verkooppunten. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
                  de voortgang van deze gesprekken – samen met het onderzoek naar de vermindering van
                  verkooppunten – met de Kamer wil delen. Klopt het dat bij het verbod op de verkoop
                  op mentholsigaretten er een mogelijkheid is dit te omzeilen door menthol-cigarillo’s
                  te verkopen? Vindt de Staatssecretaris het wenselijk om deze producten ook te verbieden
                  omdat deze vergelijkbaar zijn met de mentholsigaretten? En zo ja, op welke termijn?
               
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er in televisieseries van Netflix
                  nog wel sprake is van product placement van tabaksmerken ondanks dat er volgens de
                  (Europese) wet een reclameverbod geldt voor tabaksproducten. Zo is in de Deense televisieserie
                  «Rita» geregeld het sigarettenmerk Marlboro zichtbaar. Hoe is het mogelijk dat zulke
                  reclame-uitingen nog wel worden gedaan? Houdt het Commissariaat voor de Media toezicht
                  bij streamingsdiensten zoals Netflix? Zo ja, wordt er dan ook toezicht gehouden op
                  het duidelijk vermelden van productplaatsing bij aanvang van een programma? Welke
                  additionele maatregelen kan de Staatssecretaris nemen om deze reclame-uitingen aan
                  te pakken?
               
Deelakkoord overgewicht
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een gezonde kantine op school, op
                  het werk en bij de sportvereniging aanzienlijk kan bijdragen omdat mensen een aanzienlijk
                  deel van hun tijd hier doorbrengen. Deze leden merken op dat de transformatie naar
                  gezonde kantines achterloopt op de gestelde ambities. Wat is de voornaamste reden
                  voor cateraars om minder snel op te schalen naar een gezond aanbod in de kantine?
                  Wat doet de Staatssecretaris om deze cateraars te wijzen op het feit dat een gezond
                  aanbod financieel net zoveel opbrengt als een ongezond aanbod?10 Is inmiddels bekend hoeveel ziekenhuizen in 2018 en 2019 een gezond voedingsaanbod
                  hadden?
               
De leden van de D66-fractie lezen in de evaluatie van het Schoolfruit- en groenteprogramma
                  2019–2020 dat 99% van de scholen deelname als positief ervaart.11 Deze leden lezen dat deelname ervoor kan zorgen dat het programma gezond eten stimuleert.
                  Genoemde leden constateren wel dat afgelopen jaar ongeveer 180 scholen zijn uitgeloot
                  voor deelname. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de scholen die uitloten
                  voor het schooljaar 2020–2021 tegemoet te komen? Kinderen van ouders met een lage
                  sociaaleconomische status eten over het algemeen minder groente en fruit. In hoeverre
                  slaagt het programma erin om juist die kinderen te benaderen?
               
De leden van de D66-fractie zijn verheugd in de voortgangsbrief te lezen dat het Raamplan
                  artsenopleiding 2020 meer aandacht schenkt aan de rol van leefstijl en preventie op
                  gezondheid, kwaliteit van leven en het voorkomen van onnodige zorg. Kan de Staatssecretaris
                  daarnaast in een overzicht weergeven of leefstijl – inclusief voeding – onderdeel
                  is van de competenties die nodig zijn om af te studeren in de opleidingen fysiotherapie,
                  hbo-verpleegkunde, mbo-verpleegkunde, mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde? De Staatssecretaris
                  geeft – in zijn brief over preventie in het zorgstelsel12 – aan kansen te zien in de aanstelling van praktijkondersteuners huisarts (POH’ers)
                  in de opleiding tot lifestylecoach. POH’ers hebben een breed netwerk en kunnen als
                  gecombineerde leefstijlinterventie-aanbieders zeer effectief zijn. Wat zijn de mogelijkheden
                  voor studenten aan de opleidingen mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde om af te
                  studeren als leefstijlcoach? Deze leden constateren namelijk dat het potentieel van
                  de GLI – met 3,5 miljoen Nederlanders – nog altijd het huidige aanbod – van 7.000
                  trajecten – overstijgt.
               
De leden van de D66-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat kinderen in
                  bepaalde mate nog steeds in aanraking komen met reclame van, volgens de Schijf van
                  Vijf, ongezonde voedingsmiddelen. Sociale media spelen hier een aanzienlijke rol in
                  omdat de reclamecode door sociale media kan worden omzeild. Wanneer is het aangekondigde
                  verdiepend onderzoek hierover klaar? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover
                  in gesprek en wanneer verwacht de Staatssecretaris met concrete maatregelen te komen?
               
De leden van de D66-fractie zien dat er belangrijke stappen worden gezet in productinformatie,
                  zoals de Nutri-Score, en productverbetering. Deze leden vragen de Staatssecretaris
                  wanneer hij een eerste conclusie kan geven van de internetconsultatie betreffende
                  productverbetering naar aanleiding van de motie van de leden Dik-Faber en Diertens.13 Deze leden merken wel op dat aanbiedingen en de verleiding in de supermarkten nog
                  een groot punt van aandacht zijn. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het
                  onderzoek van Unicef «De verleiding naar (on)gezond» waarin onder andere wordt gesteld
                  dat bij een kwart van de producten in de supermarkten kindermarketing wordt gebruikt?14 Is dit rapport aanleiding voor de Staatssecretaris om de doelen in het preventieakkoord
                  bij te stellen of gerichtere maatregelen te nemen? Heeft de Staatssecretaris dit rapport
                  besproken met de supermarkten en wordt daarbij ook gekeken naar de rol van volwassenen
                  omdat nog altijd 80% van de aanbiedingen in supermarkten gericht zijn op ongezonde
                  voeding?
               
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de stelling van de Staatssecretaris
                  – in zijn brief van 3 september 202015 – dat een verhoging van de verbruiksbelasting op frisdrank onderdeel kan zijn van
                  een integrale aanpak om het aantal gevallen van overgewicht te verminderen, dat er
                  in het Verenigd Koninkrijk een mogelijk substitutie-effect naar gezondere alternatieven
                  zichtbaar is en dat in datzelfde land duidelijk sprake is van suikerreductie ten gevolge
                  van de belastingmaatregel. Kan de Staatssecretaris nader uitleggen waarom hij de afspraken
                  in het Nationaal Preventieakkoord wil laten prevaleren boven het invoeren van de belastingmaatregel
                  zoals die van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk? Het rapport van het RIVM stelt
                  dat in de aanloopfase naar de invoering van de suikertaks, die twee jaar duurde, fabrikanten
                  het totaal aantal toegevoegde suikers in de suikerhoudende dranken hebben verminderd
                  met gemiddeld 28,2%-34%.16 Verwacht de Staatssecretaris dat de afspraken die zijn gemaakt met de frisdrankindustrie
                  (FWS) – 30% reductie in 2025 – sneller of minder snel zullen leiden tot een suikerreductie
                  in frisdranken dan het invoeren van een belastingmaatregel? Waar is deze verwachting
                  op gebaseerd? Kan de Staatssecretaris reflecteren op het artikel van Follow the Money
                  waarin wordt gesteld dat de lobby van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL)
                  de reden was in 2018 om een verhoogde verbruiksbelasting op frisdrank niet in het
                  Nationaal Preventieakkoord op te nemen?17
Evaluatie en vervolg van Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2016
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat sjoemelbrood en lokingrediënten misleidend
                  zijn voor de consument en hebben hier de afgelopen jaren meermaals aandacht voor gevraagd.
                  Het is immers belangrijk dat een consument kan zien wat een gezonde keuze is, zonder
                  dat deze wordt misleid door een verpakking. Deze leden veronderstellen dat het tijd
                  is dat met wetgeving duidelijkheid gegeven wordt aan consumenten, zodat heldere en
                  eerlijke etikettering de norm wordt. Genoemde leden hebben nogmaals met interesse
                  kennisgenomen van de brief van 18 december 2019. In deze brief lezen de leden van
                  de D66-fractie dat in de afgelopen jaren de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
                  (NVWA) binnen enkele projecten misleidende etikettering heeft aangepakt. Kunnen de
                  Minister en de Staatssecretaris bevestigen dat het tegengaan van misleiding op etiketten
                  voldoende aandacht krijgt, om op structurele en korte termijn verbeteringen voor consumenten
                  te realiseren? Deze leden lezen bovendien dat wordt onderzocht hoe het gebruik van
                  zogenoemde «lok-ingrediënten» kan worden tegengegaan. Kan de Minister aangeven wat
                  de status is van dit onderzoek en eventuele daaruit volgende acties? Hoe staat het
                  met het onderzoek naar misleidende termen en afbeeldingen op de voorkant van verpakkingen?
                  Wat is de status van de gerichte projecten met betrekking tot (misleidende) etikettering
                  en voedings- en gezondheidsclaims?
               
Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de preventie van gehoorschade.
                  Op dit moment vinden er nagenoeg geen grote evenementen plaats en zijn discotheken
                  gesloten. Hiermee lijkt het thema van preventie van gehoorschade wellicht minder actueel,
                  maar toch een enkele vraag. Het is spijtig dat de rapportage van VeiligheidNL meldt
                  dat het niet mogelijk was om de voortgang in 2019 op het gebied van overschrijding
                  van maximumgeluidsnormen te beoordelen. Toch vragen deze leden of de Staatssecretaris
                  reeds resultaten heeft van het onderzoek dat zich richt op de vraag hoe wetgeving
                  op het gebied van maximumgeluidsnormen er in Nederland uit zou kunnen zien. Zo ja,
                  kan de Staatssecretaris de resultaten de Kamer doen toekomen? Zo nee, wanneer exact
                  verwacht de Staatssecretaris deze resultaten?
               
Stand van zaken Preventie in het zorgstelsel en de gecombineerde leefstijl interventie
                     bij overgewicht
De leden van de D66-fractie vinden het positief dat de Staatssecretaris in zijn brief
                  van 7 juli 2020 stelt dat het aantal GLI-deelnemers – ondanks het coronavirus – sterk
                  gestegen is.18 Tijdens het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 hebben
                  deze leden aandacht gevraagd voor de capaciteit van en doorverwijzingen naar de GLI.19 Het coronavirus heeft echter een grote impact op de leefstijl van mensen. Wat zijn
                  de verwachtingen van de Staatssecretaris ten aanzien van het aantal GLI-deelnemers
                  na corona, en kunnen aanbieders voldoen aan deze mogelijke toename in vraag? Wat gaat
                  de Staatssecretaris additioneel doen om wachttijden tegen te gaan?
               
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de Voortgangsrapportage
                  Nationaal Preventieakkoord 2019 en de begeleidende brief van de Staatssecretaris.
                  In de brief schrijft de Staatssecretaris dat, zelfs als de maatregelen in het Nationaal
                  Preventieakkoord allemaal uitgevoerd worden, de in het akkoord vastgestelde ambities
                  waarschijnlijk niet gehaald gaan worden. Het gegeven dat de Staatssecretaris dit concludeert,
                  slechts één jaar nadat het Nationaal Preventieakkoord is getekend en 20 jaar voor
                  de deadline van de beoogde ambities, maakt evident dat de in het akkoord overeengekomen
                  maatregelen tekortschieten.
               
Tekortkomingen in het Nationaal Preventieakkoord door lobby invloeden
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de tekortkomingen in het Nationaal
                  Preventieakkoord het resultaat zijn van de belangenbehartiging van onder andere de
                  levensmiddelenindustrie en vertegenwoordigers van het grote bedrijfsleven. Genoemde
                  leden wijzen op de journalistieke publicaties van Follow the Money waaruit blijkt
                  dat de wetenschappelijk bewezen effectieve maatregel van een suikertaks op frisdrank
                  uit het Nationaal Preventieakkoord is gehouden vanwege de lobby van het grote bedrijfsleven.20 Deze leden maken zich zorgen over de aanhoudende invloed van de (groot)industrie
                  op implementatie van het Nationaal Preventieakkoord en eventuele aanvullende maatregelen.
                  Hoe kijkt de Staatssecretaris zelf terug op de onderhandeling van het Nationaal Preventieakkoord
                  en de rol van de levensmiddelenindustrie, de tabakslobby, horeca, VNO-NCW, MKB-Nederland
                  en de supermarktbranche? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van de leden van de
                  GroenLinks-fractie dat het feit dat de ambities in het Nationaal Preventieakkoord
                  waarschijnlijk niet gehaald gaan worden in 2040 grotendeels veroorzaakt is door lobby
                  inspanningen van voornoemde industrieën en organisaties? In zijn brief geeft de Staatssecretaris
                  aan de komende maanden het RIVM en experts te laten onderzoeken welke nu onderbelichte
                  maatregelen genomen kunnen worden ter bijdrage aan de ambities van het Nationaal Preventieakkoord.
                  Genoemde leden delen de opvatting van de Staatssecretaris dat aanvullende maatregelen
                  hard nodig zijn voor het bereiken van de ambities. Zou de Staatssecretaris al een
                  toelichting kunnen geven of de maatregelen die overwogen zullen worden alleen maatregelen
                  zijn die binnen de kaders van het Nationaal Preventieakkoord passen, of dat dit ook
                  maatregelen zullen zijn die meer slagkracht hebben dan de maatregelen die reeds voorzien
                  zijn in het Nationaal Preventieakkoord? Verder vragen deze leden of de Staatssecretaris
                  meer kan toelichten over het soort maatregelen dat overwogen zal worden.
               
Invloed van COVID-19
De Staatssecretaris geeft te kennen dat door COVID-19 verschillende acties uit het
                  Nationaal Preventieakkoord en de ondertekening van sommige lokale en regionale preventieakkoorden
                  zijn uitgesteld. Daarbij erkent de Staatssecretaris het gevaar dat het Nationaal Preventieakkoord
                  naar de achtergrond verdwijnt. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in wanneer uitgestelde
                  acties gestart zullen worden?
               
Deelakkoord roken
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen vernomen dat de Staatssecretaris
                  maatregelen heeft genomen om het roken van tabak te ontmoedigen. Echter, recentelijk
                  heeft Follow the Money aangetoond dat hoewel de tabakslobby officieel was uitgesloten
                  van de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord, deze via VNO-NCW, MKB-Nederland,
                  het Centraal Bureau Levensmiddelen en de VVD wel degelijk invloed heeft uitgeoefend
                  en een aantal belangrijke maatregelen in dit deelakkoord heeft verzwakt of vertraagd.21 Erkent de Staatssecretaris dat de tabakslobby invloed heeft gehad op de onderhandelingen
                  van het Nationaal Preventieakkoord? Kan de Staatssecretaris toelichten wat deze invloed
                  is geweest? Genoemde leden willen ten sterkste benadrukken dat de verdere implementatie
                  van de maatregelen in dit deelakkoord, alsmede de opstelling van eventuele aanvullende
                  maatregelen, op elke manier gevrijwaard moeten zijn van de invloed van de tabakslobby.
                  Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij deze vrijwaring gaat bewerkstelligen? Verder
                  zetten genoemde leden vraagtekens bij het voornemen van de Staatssecretaris om het
                  verder verhogen van accijnzen op tabakssigaretten uit te stellen. Zo stelt de Staatssecretaris
                  te wachten met verdere ophoging van de accijnzen op tabakssigaretten tot de evaluatie
                  in maart 2021 opgeleverd is. Dit terwijl de Staatssecretaris ook stelt dat het verhogen
                  van tabaksaccijnzen effectief is in het tegengaan van tabaksverslaving. Waarom besluit
                  de Staatssecretaris de evaluatie af te wachten alvorens verdere tabaksaccijnzen door
                  te voeren? Ook stelt de Staatssecretaris het logisch te vinden verbruiksbelasting
                  te gaan heffen op vloeistoffen voor e-sigaretten, maar de beslissing over de daadwerkelijke
                  invoering hiervan wel over te laten aan het volgende kabinet. Als de Staatssecretaris
                  dit een logische stap vindt wat weerhoudt hem er dan van om deze verbruiksbelasting
                  tijdens zijn ambtsperiode in te voeren? Tot slot vragen deze leden in hoeverre gebruikers
                  van e-sigaretten deze gebruiken ter vervanging van de reguliere tabakssigaret.
               
Deelakkoord overgewicht
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bezorgdheid geconstateerd dat de maatregelen
                  in dit deelakkoord niet sterk genoeg zijn en dat te veel wordt overgelaten aan de
                  levensmiddelenindustrie en de supermarktbranche. Zo is de ambitie om voor 2025 het
                  aantal calorieën in frisdrank met 30% verminderd te hebben afhankelijk van de «goodwill»
                  van de frisdrankproducenten zelf, en wordt er zelfs voor de monitoring van deze maatregel
                  volledig vertrouwd op cijfers van de Nederlandse vereniging voor Frisdranken, Waters
                  en Sappen (FWS). Hoewel de FWS stelt het doel van de caloriereductie van 25% al in
                  2019 behaald te hebben, is onduidelijk hoe dit berekend is. Kan de Staatssecretaris
                  inzicht verschaffen hoe de claim van FWS dat de caloriereductie in frisdranken al
                  in 2019 met 25% gedaald was tot stand is gekomen? Acht de Staatssecretaris deze bewering
                  betrouwbaar? Heeft de Staatssecretaris vertrouwen in de inspanningen van de frisdrankindustrie
                  om zichzelf te reguleren en te monitoren, opdat er in 2025 een caloriereductie van
                  30% heeft plaatsgevonden? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat
                  het onwenselijk is dat een significant deel van de maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord
                  door de industrieën zelf gereguleerd en gemonitord wordt? Zo nee, waarom niet? Zo
                  ja, welke maatregelen is de Staatssecretaris van plan te nemen om ervoor te zorgen
                  dat alle maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord uitgevoerd en op een objectieve
                  manier, vrij van lobby-belangen, geëvalueerd zullen worden? Genoemde leden willen
                  verder het belang van de invoering van een suikertaks op frisdranken voor het tegengaan
                  van overgewicht benadrukken. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met ongenoegen
                  kennisgenomen van een recente publicatiereeks van Follow the Money, waarin wordt aangetoond
                  hoe de frisdrankindustrie en de voedingsmiddelenindustrie de suikertaks uit het Nationaal
                  Preventieakkoord gehouden hebben.22 Zo toont Follow the Money aan dat het Centraal Bureau Levensmiddelen de Staatssecretaris
                  het volgende heeft laten weten: «Belastingmaatregelen en andere wettelijke interventies
                  in het Akkoord of erna, kunnen een ontbindende werking hebben voor Akkoordpartijen».23 Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre dergelijke industriële belangen invloed
                  hebben gehad op de afwezigheid van de suikertaks in het Nationaal Preventieakkoord?
                  Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat de suikertaks significant
                  kan bijdragen aan het behalen van de ambities van het Deelakkoord overgewicht? Zo
                  ja, ziet de Staatssecretaris mogelijkheden de suikertaks alsnog in te voeren? Zo nee,
                  waarom deelt de Staatssecretaris deze opvatting niet? Naast het onderzoeken van de
                  suikertaks, schrijft de Staatssecretaris ook het idee te onderzoeken van een verbod
                  op aanbiedingen voor suikerhoudende producten en dit idee met de levensmiddelensector
                  te gaan bespreken. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten hoe de concrete uitvoering
                  van het verbod op suikerhoudende producten eruit kan gaan zien? Is de Staatssecretaris
                  bereid deze maatregel te implementeren? De Staatssecretaris geeft te kennen stappen
                  te verkennen om reclame gericht op kinderen over ongezonde producten te beperken.
                  Genoemde leden vinden dit een belangrijk onderwerp. Een recent Unicef-rapport onderzocht
                  800 kinderproducten in Nederlandse supermarkten, en concludeerde dat slechts 25% hiervan
                  voldoet aan de Schijf van Vijf.24 In de categorie kinderdranken voldoet slechts 7,5% aan de Schijf van Vijf. Zou de
                  Staatssecretaris kunnen toelichten welke extra stappen er verkend worden om reclame
                  gericht op kinderen over ongezonde producten te verminderen en reclame gericht op
                  gezonde producten te vergroten? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover
                  in gesprek? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de supermarktbranchelobby en
                  de levensmiddelenindustrie effectieve maatregelen op dit gebied niet zullen tegenhouden?
               
Deelakkoord problematisch alcoholgebruik
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen waargenomen dat er verschillende
                  acties zijn uitgevoerd om het bewustzijn omtrent alcoholgebruik te vergroten. Daarbij
                  willen deze leden benadrukken dat ook de inzet van meer jeugdartsen, bijvoorbeeld
                  op scholen, om jongeren bewust te maken van de gevaren van problematisch alcoholgebruik
                  uitkomst kunnen bieden. Is de Staatssecretaris bereid te onderzoeken hoe deze maatregel
                  geïmplementeerd zou kunnen worden?
               
Leefstijlinterventies ernstige ziekten
Leefstijlinterventies kunnen ernstige ziekten remmen of zelfs genezen. Zo is het bijvoorbeeld
                  bekend uit een studie van het Leids Universitair Medisch Centrum, TNO en VGZ dat regelmatig
                  bewegen en gezond eten mogelijk 1,1 miljoen mensen in Nederland kan genezen van diabetes
                  type 2.25 De leden van de GroenLinks-fractie vinden daarom dat dergelijke leefstijlinterventies
                  toegepast moeten worden. Staat de Staatssecretaris ervoor open dergelijke leefstijlinterventies
                  verder te verkennen en daar waar relevant te implementeren?
               
Verlaging leeftijd bevolkingsonderzoek darmkanker
Bevolkingsonderzoek naar ernstige ziekten vormt een belangrijk onderdeel van preventief
                  gezondheidsbeleid. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen
                  van de petitie van Actiegroep «Red 1.000 levens» met betrekking tot de verlaging van
                  de leeftijd van bevolkingsonderzoek naar darmkanker, welke op 8 september 2020 is
                  aangeboden aan de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.26 De petitie pleit ervoor om de leeftijd waarop bevolkingsonderzoek gedaan wordt naar
                  darmkanker te verlagen van 55 naar 50 jaar, waarmee meer gevallen van darmkanker tijdig
                  gediagnosticeerd kunnen worden en jaarlijks honderden levens gered kunnen worden.
                  Gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek stellen Europese richtlijnen dat het medisch
                  aan te raden is om vanaf 50 jaar de bevolking te testen op darmonderzoek.27 Deze leden vragen waarom Nederland hiervan afwijkt. In een antwoord op een Kamervraag
                  van het lid Hermans naar dit onderwerp heeft de Staatssecretaris aangegeven bij de
                  integrale evaluatie naar darmkankeronderzoek in 2021 te kijken naar het verlagen van
                  de leeftijdsgrens.28 De Staatssecretaris heeft daarbij aangegeven te willen kijken of de voordelen «van
                  geredde levens ook opwegen tegen de nadelen van overbodig vervolgonderzoek en behandeling».
                  Aangezien er al overtuigend wetenschappelijk onderzoek is dat 50 jaar een medisch
                  verstandige leeftijd is om te starten met testen op darmkanker, vragen deze leden
                  of de Staatssecretaris kan toelichten waarom er gewacht moet worden op de integrale
                  evaluatie naar darmkankeronderzoek voordat de leeftijdsverlaging ingevoerd kan worden.
                  Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden deze maatregel nog tijdens de huidige kabinetsperiode
                  te implementeren?
               
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verschillende
                  stukken behorende bij het schriftelijk overleg. Deze leden hebben naar aanleiding
                  hiervan de onderstaande opmerkingen en vragen.
               
Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2019
Het Nationaal Preventieakkoord is inmiddels twee jaar oud. Het is goed om te zien
                  dat op de drie thema’s (problematisch alcoholgebruik, roken en overgewicht) inmiddels
                  verschillende acties lopen, in voorbereiding zijn of zelfs al zijn afgerond. Aangegeven
                  wordt dat het niet voor alle doelstellingen en afspraken bekend is wanneer deze uitgevoerd
                  worden, door wie en wat de opbrengst moet zijn. De leden van de SP-fractie vinden
                  het belangrijk dat doelstellingen en afspraken zo SMART mogelijk geformuleerd worden.
                  Is het de bedoeling om dit alsnog op te pakken?
               
Verschillende activiteiten uit het Nationaal Preventieakkoord hebben door de coronacrisis
                  vertraging opgelopen. Graag krijgen de leden van de SP-fractie hier een overzicht
                  van. Daarnaast vragen genoemde leden of de coronacrisis nog tot nieuwe of bijgestuurde
                  activiteiten of doelen uit het Nationaal Preventieakkoord heeft geleid. Dit met name
                  aangezien onderliggende klachten, die mede samen kunnen hangen met de in het preventieakkoord
                  benoemde thema’s, mogelijk invloed hebben gehad op de (ernst van de) besmettingen.
               
Bepaalde acties binnen alle drie de thema’s van het Nationaal Preventieakkoord zijn/waren
                  specifiek gericht op mensen met een lagere sociaaleconomische status. Graag ontvangen
                  de leden van de SP-fractie een specifieke toelichting op de voortgang van realisatie
                  van de doelstellingen binnen deze specifieke doelgroep.
               
Als men iets van de coronacrisis heeft geleerd is het wel het belang van een goede
                  GGD. De jarenlange bezuinigingen op de GGD hebben duidelijk hun tol geëist. De leden
                  van de SP-fractie vragen om een nadere beschrijving van de plannen rondom de toekomst
                  van de GGD’en.
               
Roken
Nog altijd sterven in Nederland ieder jaar meer dan 20.000 mensen aan de gevolgen
                  van (mee)roken, waarvan het bij 10.000 mensen om longkanker gaat. Tegelijkertijd starten
                  er iedere dag 75 kinderen met roken. Als zij blijven roken, is de kans meer dan 50%
                  dat zij aan de gevolgen daarvan zullen komen te overlijden. Het Nationaal Preventieakkoord
                  heeft als ambitie een rookvrije generatie in 2040 te bereiken. De leden van de SP-fractie
                  steunen de doelstelling om te komen tot een rookvrije generatie dan ook volledig.
               
De leden van de SP-fractie lezen dat 21,7% van de volwassenen rookt, dat 8% van de
                  jongeren de afgelopen maand rookte en 7,4% van de zwangere vrouwen op enig moment
                  tijdens de zwangerschap rookte. Een daling voor alle drie de doelgroepen. Tegelijkertijd
                  lezen deze leden dat het aantal jongvolwassen rokers de afgelopen vijf jaar niet gedaald
                  is en dat 31 procent van de groep 20- tot 24-jarigen rookt. Dit terwijl het totaal
                  aantal volwassen rokers wel daalde van 26 naar 22 procent.29 Waarom blijft de groep rokers in deze leeftijdscategorie onverminderd groot, zo vragen
                  de leden van de SP-fractie. En hoe kan extra ingezet worden op het verlagen van dit
                  percentage bij deze doelgroep?
               
Met betrekking tot een aantal doelstellingen uit het Nationaal Preventieakkoord hebben
                  de leden van de SP-fractie nog wel hun twijfels of deze gerealiseerd worden als op
                  deze weg doorgegaan wordt. Zo is het aantal rookvrije terreinen van kinderboerderijen
                  in 2019 41% terwijl dit in 2020 100% moet zijn; is het aantal rookvrije speeltuinen
                  in 2019 50% terwijl dat in 2020 100% moet zijn, en is het aantal rookvrije kinderopvanglocaties
                  in 2019 75% terwijl dat in 2020 100% moet zijn. Genoemde leden begrijpen dat pas in
                  een volgende voortgangsrapportage geconcludeerd kan worden of de doelstellingen gerealiseerd
                  zijn. Wel vragen deze leden of er het voornemen is om wettelijke maatregelen te nemen
                  indien de doelstellingen niet volgens plan worden gerealiseerd. Wat is in dat kader
                  de reactie op het bericht dat een kwart van de gemeenten niets doet met een rookvrije
                  omgeving voor kinderen?30 Aangegeven wordt in het artikel dat slechts één op de vijf gemeenten structureel
                  uren en geld beschikbaar heeft voor de uitvoering van plannen om een rookvrije omgeving
                  te maken. Wordt dit aantal herkend? En zo ja, is er het voornemen om dit percentage
                  flink te verhogen? De leden van de SP-fractie vragen of er bereidheid bestaat om hiervoor
                  extra budget beschikbaar te stellen.
               
De leden van de SP-fractie vinden het zeer positief dat stoppen-met-rokenzorg sinds
                  begin 2020 onder de verzekerde zorg valt. Aangegeven wordt dat het nog niet duidelijk
                  is hoeveel mensen hier sinds begin 2020 daadwerkelijk gebruik van hebben gemaakt.
                  Wanneer zal dit wel bekend zijn? Daarnaast vragen genoemde leden naar het aanbod van
                  een dergelijke ondersteuning. Is er voldoende kwalitatief goede ondersteuning beschikbaar
                  om te voldoen aan de behoefte? De leden van de SP-fractie lezen dat ook niet in het
                  kwaliteitsregister geregistreerde behandelaars een vergoeding krijgen voor het voeren
                  van motiverende gesprekken, het geven van stopadvies of doorverwijzing. In hoeverre
                  wordt dit wenselijk geacht, zo vragen deze leden. Is er zicht op de kwaliteit van
                  de door hen geboden zorg en ondersteuning? Een daling van het aantal in het kwaliteitsregister
                  opgenomen zorgverleners klinkt voor de leden van de SP-fractie als een onwenselijke
                  ontwikkeling. Graag ontvangen zij dan ook een reactie op deze ontwikkeling.
               
Aangezien roken zeer schadelijk en zelfs dodelijk is, lijkt het de leden van de SP-fractie
                  niet meer dan logisch dat er vol ingezet wordt op een rookvrije zorg. Het verbaast
                  deze leden dan ook dat in de voortgangsrapportage aangegeven wordt dat vertegenwoordigers
                  van alle zorgaanbieders zich (op 31 mei 2019) niet volgens planning hebben uitgesproken
                  op dit thema. Kan aangegeven worden waarom dit niet is gebeurd en wat de ontwikkelingen
                  op dit thema sindsdien zijn? Sommige doelstellingen, zoals de rookvrije ggz-instellingen
                  of bedrijfsartsen die roken meenemen in hun contacten, behoeven nog een flinke inzet
                  de komende jaren. Bij welke ontwikkeling zal besloten worden dat extra inzet nodig
                  is?
               
Als het gaat om rookvrije bedrijven is het de doelstelling dat tenminste 10 van de
                  top 100 grootste bedrijven in Nederland in 2020 op weg is naar een rookvrije generatie.
                  Een streven dat in eerste instantie goed klinkt, maar aangezien al bij de start van
                  het akkoord dit aantal gehaald was kan men zich afvragen hoe positief dit is of dat
                  er wellicht sprake is van gebrek aan ambitie. Wat zijn de vervolgdoelen op dit onderwerp?
               
De leden van de SP-fractie vinden het een zeer positieve ontwikkeling dat inmiddels
                  16 van de 20 grootste institutionele beleggers in Nederland gestopt zijn met investeren
                  in de tabaksindustrie. Genoemde leden hopen dan ook van harte dat dit er op korte
                  termijn 20 van de 20 zijn. Per wanneer wordt dit gerealiseerd?
               
De leden van de SP-fractie vragen ook om een reactie op het artikel «VVD en tabakssector
                  remmen rookakkoord».31 Klopt het dat de tabakslobby invloed had op de inhoud van het rookakkoord? Klopt
                  het vervolgens dat door deze lobby de beoogde prijsverhoging van een pakje sigaretten
                  gestaakt werd en/of dat «gemakswinkels» hun sigaretten niet langer uit het zicht moeten
                  hebben? Indien dit correct is, wat zijn de gevolgen hiervan voor het (kunnen) behalen
                  van de geformuleerde doelstellingen in het Nationaal Preventieakkoord? Klopt het verder
                  dat de evaluatie van de tabaksaccijnsverhoging van april 2020 op het laatste moment
                  in het preventieakkoord is beland door toedoen van de tabakslobby? Is het niet zo
                  dat uit internationaal onderzoek echter al lang bekend is dat accijnsverhoging een
                  van de meest effectieve middelen is om roken te ontmoedigen? Wat is dan ook precies
                  de reden dat dit onderzoek in het preventieakkoord is opgenomen en de resultaten worden
                  afgewacht? Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? Daarnaast vragen deze leden
                  of het klopt dat brancheorganisaties als VNO-NCW, MKB-Nederland, en supermarktbelangenbehartiger
                  CBL herhaaldelijk aanklopten bij diverse ministeries en deze voorzagen van een zogenoemd
                  «brievenbombardement». Klopt het daarbij dat dit vaker gebeurde in reactie op vertrouwelijke
                  conceptversies van het akkoord, die zij officieel niet in handen hadden? Graag ontvangen
                  deze leden een uitgebreide reactie. Als er ook maar iets waar is van het bovenstaande,
                  hoe verhoudt dat zich dan met de internationale afspraken uit de Framework Convention
                  on Tobacco Control (FCTC), zo vragen de leden van de SP-fractie.Het lid Van Gerven
                  heeft in januari Kamervragen gesteld over menthol-inlegkaarten, waarmee het verbod
                  op menthol in sigaretten en shag kan worden omzeild.32 In de beantwoording van deze schriftelijke vragen werd aangegeven dat het voornemen
                  was een inventarisatie uit te laten voeren naar de aard en omvang van dergelijke accessoires
                  die de aantrekkelijkheid van roken kunnen vergroten. Wat is de stand van zaken op
                  dit moment met betrekking tot deze inventarisatie? Worden hierin naast accessoires
                  ook andere omzeilingstactieken van het mentholverbod meegenomen, zoals menthol-cigarillo’s?
               
Tevens heeft het lid Van Gerven schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het
                  bericht «Goedkope sigaretten nog volop verkrijgbaar».33 In de beantwoording wordt aangegeven dat de prijs van cigarillo’s relatief veel lager
                  ligt dan de prijs van sigaretten. Daarbij wordt aangegeven dat voor zowel sigaren
                  als cigarillo’s een ad-valorem-accijns geldt van slechts 8% van de kleinhandelsprijs.
                  Deze leden vragen of de mening wordt gedeeld dat dit tarief moet worden verhoogd om
                  te voorkomen dat cigarillo’s vanwege de lage prijs een aantrekkelijk alternatief zijn
                  voor sigaretten, onder andere voor jongeren.
               
Overgewicht
Voor het realiseren van de doelen op het thema overgewicht is de komende jaren nog
                  een flinke inzet nodig, zo menen de leden van de SP-fractie. Aangezien er geen doelstellingen
                  per thema zijn opgesteld en opgestelde doelen niet allemaal concreet en/of meetbaar
                  zijn, is het volgens deze leden ingewikkeld de voortgang op de verschillende ambities/doelstellingen
                  te kunnen meten. Genoemde leden vragen dan ook of een dergelijke concretisering nog
                  in de planning zit, en zo nee waarom niet.
               
Het mag duidelijk zijn dat de leden van de SP-fractie op basis van ontwikkelingen
                  in de afgelopen jaren weinig vertrouwen hebben in de afspraken die gemaakt zijn of
                  worden met de industrie en levensmiddelenbedrijven om de levensmiddelen gezonder te
                  maken. Genoemde leden zijn dan ook erg benieuwd naar de evaluatie van de doelstellingen
                  op dit terrein die voor de komende jaren zijn geformuleerd en naar de afspraken die
                  tot en met eind 2020 binnen het Akkoord Verbetering Productsamenstelling worden gemaakt.
                  Deze leden vragen waarom, op basis van de teleurstellende resultaten tot nu toe, er
                  wederom voor een dergelijk akkoord gekozen wordt. Waarom wordt er niet gekozen voor
                  een wettelijke of andere meer bindende aanpak? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er geen
                  sprake meer is van vrijblijvendheid? De leden van de SP-fractie vragen in dat kader
                  dan ook of er wettelijke maatregelen worden getroffen als blijkt dat doelstellingen
                  niet of nauwelijks worden gerealiseerd of de doelstellingen in het Akkoord Verbetering
                  Productsamenstelling niet ver genoeg gaan. Het gaat hier immers om de gezondheid van
                  vele Nederlanders. Wanneer gaan de afspraken in het akkoord ver genoeg, zo vragen
                  de leden van de SP-fractie. Kan tevens worden toegelicht wat de verwachte tijdslijn
                  is, wat de specifieke doelen zijn qua concrete gezondheidswinst en welke maatregelen
                  worden genomen als blijkt dat de levensmiddelenbedrijven de afspraken niet nakomen?
                  De leden van de SP-fractie vinden het een goede stap dat ten opzichte van het huidige
                  Akkoord Verbetering Productsamenstelling zowel de scope van de nieuwe aanpak is verbreed
                  naar meer voedingsmiddelengroepen en alle producten binnen een voedingsmiddelengroep,
                  als dat voor de voedingsmiddelengroepen die een relevante bijdrage leveren aan de
                  inname van bijvoorbeeld zout, verzadigd vet of suiker grenswaarden worden opgesteld,
                  en dat er grenswaarden worden opgesteld waarmee productverbetering over de hele linie
                  kan worden gestimuleerd, dus niet alleen maximumnormen zoals in het huidige akkoord.
                  De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar een verslag van de voortgang hierop.
                  Wel vragen genoemde leden waarom alternatieven, zoals het goedkoper maken van gezond
                  eten, enkel gezien worden als perspectiefvol instrument op termijn, terwijl de gezondheid
                  van Nederlanders op het spel staat. Wat zijn verder de plannen met betrekking tot
                  het verbod van kortingsacties in de supermarkt op ongezonde producten? Worden er ook
                  concrete stappen gezet om deze maatregel in te voeren?
               
De leden van de SP-fractie hebben al meerdere malen aandacht gevraagd voor het belang
                  van het verlagen van de btw op groente en fruit om zo gezond eten makkelijker en breder
                  toegankelijk te maken. Is het correct dat Duitsland recent de btw op deze producten
                  heeft verlaagd? Zo ja, wat is hier de reactie op? Deze leden vragen of hun mening
                  gedeeld wordt dat een dergelijke btw-verlaging van toegevoegde waarde kan zijn bij
                  het behalen van de in het Nationaal Preventieakkoord geformuleerde doelstellingen
                  in het kader van overgewicht. Zo ja, wordt deze btw-verlaging op korte termijn ingevoerd?
               
Als het gaat om de gecombineerde leefstijlinterventie kan geconcludeerd worden dat
                  hier nog maar weinig gebruik van wordt gemaakt. De leden van de SP-fractie vragen
                  op welke wijze het aantal deelnemers aan deze interventie substantieel vergroot zal
                  worden. Daarnaast vragen genoemde leden hoe bevorderd wordt dat de zorgverzekeraars
                  en huisartsen actief meer patiënten leefstijlondersteuning gaan bieden en of er de
                  bereidheid is om te verkennen welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn
                  om de inzet van leefstijlpreventie te bevorderen. Is er de bereidheid om gecombineerde
                  leefstijlinterventies voor een brede groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk
                  te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes?
               
Problematisch alcoholgebruik
De leden van de SP-fractie menen dat het een goede ontwikkeling is dat steeds meer
                  scholen gebruikmaken van het ondersteuningsaanbod Gezonde School. Ter precisering
                  vragen deze leden wat er precies bedoeld wordt met het feit dat respectievelijk 119
                  en 99 keer het aanbod is teruggetrokken (p. 40 van de voortgangsrapportage).
               
Als het gaat om de marketing van alcoholhoudende drank lezen de leden van de SP-fractie
                  dat vier grote social media platforms zich hebben gecommitteerd om alcoholreclame
                  via hun platforms niet terecht te laten komen bij 18-. Een belangrijke stap. Wel vragen
                  deze leden welke platforms dit betreft en of het plan bestaat bij andere platforms
                  om zich hierbij aan te sluiten. Als het specifiek gaat om alcoholreclame op televisie
                  en radio geldt dat deze niet is toegestaan van zes uur ’s morgens tot negen uur ‘s
                  avonds, verder is er sprake van zelfregulering. Zijn er plannen om dit beleid aan
                  te scherpen, zo vragen de leden van de SP-fractie.
               
Voor 2021 zullen verstrekkers van alcohol en de industrie komen met oplossingen om
                  het bereik en de beïnvloeding van jongeren op de top vijf locaties van blootstelling
                  naar redelijkheid te beperken. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar deze
                  afspraken maar vragen wel wat er precies wordt bedoeld met «naar redelijkheid».
               
Met betrekking tot de handhaving op de leeftijdsgrenzen bij het verkopen van alcohol
                  aan jongeren stellen de leden van de SP-fractie al jaren vragen bij de effectiviteit.
                  De beschreven percentages bij verschillende sectoren over 2018 stemmen in ieder geval
                  niet hoopvol. In 2020 en 2022 worden nieuwe onderzoeken uitgevoerd naar deze handhavingscijfers
                  en deze leden hopen dat de resultaten verbetering zullen laten zien. Wel vragen zij
                  welke specifieke acties er de komende tijd worden genomen om de nalevingspercentages
                  flink te laten stijgen.
               
Uit onderzoek van het CBS blijkt dat er in totaal 43.200 verkooppunten van alcohol
                  in Nederland zijn, waarvan 39.200 fysieke verkooppunten en 4.000 online verkooppunten.
                  De leden van de SP-fractie menen dat de beschikbaarheid van verkooppunten beperkt
                  moeten worden en zij hebben aangegeven het voorstel om blurring mogelijk te maken
                  dan ook niet te steunen. Genoemde leden krijgen graag bevestigd dat een dergelijk
                  voorstel om blurring mogelijk te maken niet past binnen de doelen zoals geformuleerd
                  binnen het Nationaal Preventieakkoord.
               
De evaluatie van preventie in het zorgstelsel
De leden van de SP-fractie vragen een nadere toelichting waarom er is gekozen voor
                  een variatie van verschillende regelingen terwijl het RIVM de versnippering van regelingen
                  en subsidies benoemt. Zou een heldere en eenduidige infrastructuur niet logischer
                  zijn? Wat zijn hierin de leerervaringen rondom de aanpak van corona?
               
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
                  van de Staatssecretaris inzake de voortgang van het Nationaal Preventieakkoord. De
                  coronacrisis laat opnieuw het belang zien van een gezonde levensstijl. Is de Staatssecretaris
                  het ermee eens dat dit in de context van de coronapandemie extra urgent is? Wat wordt
                  ondernomen om een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning
                  te bevorderen?
               
De leden van de PvdA-fractie willen hun teleurstelling uiten over het gebrek aan ambitie
                     als het gaat om de verlaging van het percentage mensen met overgewicht. Waarom wordt
                     slechts de ambitie uitgesproken om het overgewicht terug te brengen naar 38 procent?
                  
In de voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord is aangegeven dat de
                     doelen uit het akkoord niet gehaald gaan worden, zelfs al alle afspraken uitgevoerd
                     zullen worden. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom niet voldoende maatregelen
                     worden genomen om de doelen te halen? Vindt de Staatssecretaris ook dat er meer en
                     ambitieuzere maatregelen nodig zijn om overgewicht tegen te gaan?
                  
Genoemde leden vragen waarom de suikertaks niet wordt ingevoerd terwijl uit onderzoek
                     van het RIVM blijkt dat de invoering van een suikertaks op korte termijn leidt tot
                     een afname van de hoeveelheid suiker in frisdranken en een afname van de verkoop van
                     frisdranken, significante gezondheidswinst en kostenbesparingen in de zorg.
                  
In hoeverre is het niet invoeren van de suikertaks het gevolg van een lobby van de
                     voedingsindustrie? Kan worden toegelicht welke rol de voedsellobby heeft gespeeld
                     bij het uit het akkoord houden van de suikertaks? Welke afspraken met de voedingsindustrie
                     uit het preventieakkoord staan effectief bewezen maatregelen in de weg? Zijn er andere
                     effectief bewezen maatregelen niet opgenomen in het Nationaal Preventieakkoord als
                     gevolg van de lobby van de voedingsindustrie? Klopt het dat er door de industrie een
                     «uitruilvoorstel» is gedaan waarbij de industrie toezegde zelf calorieën uit de markt
                     te halen in ruil voor het niet invoeren van een verbruiksbelasting? Kan de Staatssecretaris
                     zijn antwoord toelichten?
                  
Welke aanvullende maatregelen ziet de Staatssecretaris om de verwachte stijging van
                     het aantal mensen met overgewicht om te zetten in een daling? Uit de brief van de
                     Staatssecretaris blijkt dat hij het RIVM opdracht heeft gegeven om in samenwerking
                     met experts uit het veld te onderzoeken welke effectieve maatregelen die nu nog niet
                     of onvoldoende in het Nationaal Preventieakkoord zijn opgenomen substantieel kunnen
                     bijdragen aan het bereiken van de doelen. Zal de suikertaks hierin worden meegenomen?
                     In hoeverre zullen effectief bewezen maatregelen ook daadwerkelijk worden ingevoerd?
                  
In de voortgangsbrief schrijft de Staatssecretaris dat volgens de eigen cijfers van
                     de levensmiddelenproducenten zij op schema liggen bij het terugdringen van het aantal
                     geconsumeerde suikers. Kan inzicht gegeven worden in deze cijfers? Hoe verhouden deze
                     cijfers zich tot de conclusie van het RIVM dat stelt dat slechts kleine stappen zijn
                     gezet om de inname van suiker te verlagen?
                  
De leden van de PvdA-fractie willen voorts hun zorgen uiten over het voedingspatroon
                     van kinderen. Uit recent onderzoek van Unicef blijkt dat slechts 10 procent van het
                     aanbod kinderproducten in de supermarkt past binnen de criteria van de Schijf van
                     Vijf. Genoemde leden achten dit onwenselijk en zien graag producten speciaal bedoeld
                     voor kinderen gezonder worden. Welke maatregelen worden genomen om dit te bewerkstelligen?
                  
Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om het voor ouders gemakkelijker
                     te maken om de juiste voedingskeuzes te maken voor hun kind? Hoe kunnen ouders beter
                     worden geïnformeerd over de voedingswaarde van kinderproducten? Zal bij de invoering
                     van de Nutri-Score in Nederland ook specifiek aandacht worden gegeven aan kinderproducten?
                  
Het onderzoek laat bovendien zien dat kinderen nog altijd worden blootgesteld aan
                     kindermarketing op verpakkingen. Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen
                     om kinderen beter te beschermen tegen kindermarketing?
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom onderzoek nodig
                     is naar effecten van prijsverhoging van sigaretten alvorens de prijs in 2023 zal worden
                     verhoogd naar 10 euro, terwijl uit onderzoek al is gebleken dat verhoging van de tabaksaccijns
                     een bewezen effectieve maatregel is bij het tegengaan van tabaksverslaving en daarmee
                     gepaard gaande ernstige gezondheidsschade. Wat is het doel van de evaluatie naar mogelijke
                     grenseffecten?
                  
Welke rol heeft de tabakslobby gespeeld bij het opnemen van deze passage in het Nationaal
                     Preventieakkoord?
                  
En welke extra maatregelen gaat de Staatssecretaris nog nemen om de eigen doelstelling
                     om te komen tot een rookvrije generatie te halen?
                  
Genoemde leden maken zich ook zorgen over de impact van e-sigaretten op de gezondheid,
                     en over de e-sigaret als een opstapproduct naar het roken van sigaretten. Kan worden
                     toegelicht waarom niet wordt gekozen voor een verbruiksbelasting op e-sigaretten om
                     consumptie te beperken?
                  
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de verschillende brieven
                  op het terrein van (leefstijl)preventie. Zij hebben hierbij een aantal opmerkingen
                  en vragen.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de stappen die gezet worden
                  bij de uitwerking van het Nationaal Preventieakkoord. Tegelijkertijd is er nog veel
                  nodig om de doelstellingen in 2040 te behalen. De COVID-19 uitbraak laat alleen nog
                  maar meer zien hoe belangrijk preventie en het vergroten van de veerkracht en weerbaarheid
                  van mensen zijn. Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat het daarom
                  juist goed is om nu stappen te zetten? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens
                  dat men moet kijken wat er ondanks de coronamaatregelen nog wel kan, simpelweg omdat
                  een gezonde levensstijl alleen maar belangrijker geworden is?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel procent van de gemeenten een lokale
                  aanpak op het gebied van preventie heeft. Is de Staatssecretaris tevreden met de inzet
                  van gemeenten om te komen tot een dergelijke lokale aanpak of is hier nog meer actie
                  nodig?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie juichen het toe dat er meer capaciteit vrij komt
                  bij de NVWA voor handhaving. Deze leden vragen de Staatssecretaris om aan te geven
                  wat de handhavingsregiesystematiek en het risicogericht toezicht precies inhouden
                  waar het gaat om de handhaving van de maatregelen die zijn genomen in het kader van
                  het Nationaal Preventieakkoord.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er zich veel wetsvoorstellen,
                  besluiten en regelingen op het gebied van preventie in verschillende stadia van ontwikkeling
                  bevinden. Kan de Staatssecretaris hiervan een actueel overzicht geven met daarbij
                  de stand van zaken?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de uitkomst van
                  zijn gesprek met artsen en sporters die betrokken waren bij de oproep voor een gezonde
                  leefstijl. Is de Staatssecretaris voornemens, ook in het licht van de COVID-19 uitbraak,
                  met aanvullende maatregelen te komen op het gebied van leefstijlpreventie? Is hij
                  daarbij ook bereid om, in navolging van het Verenigd Koninkrijk, te kijken naar maatregelen
                  om Nederlanders minder ongezond te laten eten?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om de
                  gecombineerde leefstijlinterventies (GLI’s) voor een veel bredere groep Nederlanders
                  beschikbaar en toegankelijk te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes
                  en diabetes. Wat is ervoor nodig om te zorgen dat meer mensen een beroep kunnen doen
                  op de GLI’s?
               
Roken
In het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat alle schoolterreinen per 1 augustus
                  rookvrij zouden zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze doelstelling is gehaald?
                  Zo nee, wat hebben scholen nodig om alsnog op korte termijn schoolpleinen rookvrij
                  te maken? En kan de Staatssecretaris ook aangeven hoe het staat met het rookvrij maken
                  van kinderdagverblijven, sportcomplexen en speeltuinen?
               
De Staatssecretaris heeft eerder beloofd voor de zomer het onderzoek over het beperken
                  van het aantal tabaksverkooppunten naar de Kamer te sturen. De Staatssecretaris geeft
                  nu aan dat het onderzoek na de zomer wordt verwacht. Kan de Staatssecretaris al meer
                  inzicht geven in de belangrijkste conclusies van het onderzoek en voorgenomen vervolgstappen?
                  En kan hij ook aangeven hoe zijn gesprekken met de supermarkten en tankstations over
                  het stoppen met de verkoop van tabak zijn verlopen?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris voorstelt
                  smaakjes van e-sigaretten behalve tabakssmaken te verbieden. Kan de Staatssecretaris
                  aangeven wanneer hij het hiervoor benodigde wetsvoorstel of concept-besluit aan de
                  Kamer wil voorleggen?
               
Overgewicht
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat ruim 140 gemeenten een JOGG-aanpak
                  (JOGG= Jongeren op Gezond Gewicht) hebben. Is de Staatssecretaris van plan om meer
                  gemeenten te stimuleren tot een JOGG-aanpak? Is de huidige JOGG-aanpak in de ogen
                  van de Staatssecretaris voldoende in staat om de problematiek van overgewicht – zeker
                  ook bij jonge kinderen – aan te pakken, of is er meer nodig? Kan de Staatssecretaris
                  zijn antwoord toelichten?
               
Uit onderzoek van Unicef blijkt dat nog geen 30% van de bijna 800 kinderproducten
                  die binnen de Schijf van Vijf zouden kunnen vallen, daadwerkelijk voldoet aan de criteria.
                  Bij bijvoorbeeld kindertoetjes voldoet geen enkel product, maar zelfs ook bij het
                  schap met baby-, dreumes- en peuterproducten met alleen maar producten voor hele jonge
                  kinderen, voldoet bijna 70% niet aan de criteria voor een gezond voedingspatroon voor
                  deze leeftijdscategorie. Wat vindt de Staatssecretaris van deze cijfers, zo vragen
                  de leden van de ChristenUnie-fractie. Is hij bereid om met de levensmiddelenproducenten
                  en supermarkten in gesprek te gaan om te zorgen dat meer baby- en kinderproducten
                  ín de baby- en kinderschappen in de Schijf van Vijf gaan vallen?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris nu geen aanvullende
                  maatregelen wil nemen om gezonde voeding goedkoper te maken, waaronder bijvoorbeeld
                  een trapsgewijze suikertaks. Kan de Staatssecretaris aangeven onder welke omstandigheden
                  deze maatregelen wel een optie zouden kunnen zijn?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat er een ambitieus nieuw
                  systeem voor productverbetering komt, waarin alle productcategorieën worden meegenomen.
                  In het voorstel voor een nieuw systeem voor productverbetering, zoals gedeeld bij
                  de internetconsultatie hierover, staat geen hoofddoelstelling op inname (consumptie)
                  per nutriënt. Gaat het nieuwe systeem voor productverbetering nog wel een hoofddoelstelling
                  op inname (consumptie) bevatten op zout, verzadigd vet en energiedichtheid (verzadigd
                  vet en suiker), zo vragen genoemde leden. Verder bevat het voorstel alleen een lange
                  termijn doelstelling van 10 jaar. Waarom bevat het voorstel geen jaarlijkse onafhankelijke
                  reductiedoelen voor zout, verzadigd vet en suiker in de belangrijkste productgroepen,
                  zodat de voortgang beter kan worden gemonitord?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken van de ontwikkeling
                  van een nieuw voedselkeuzelogo. In hoeverre gaat het lukken om het voedselkeuzelogo
                  in lijn met de Schijf van Vijf te krijgen, aangezien de ontwikkeling ervan internationale
                  afstemming vraagt, zo vragen deze leden. Is afstemming op de Schijf van Vijf een randvoorwaarde
                  voor de Staatssecretaris?
               
Problematisch alcoholgebruik
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris aangeeft
                  dat een minimumprijs voor één eenheid alcohol een effectieve maatregel is voor het
                  Nederlandse alcoholbeleid om kwetsbare groepen te beschermen tegen problematisch alcoholgebruik.
                  Zij vragen de Staatssecretaris wanneer hij een beleidsbeslissing over de invoering
                  van een minimumprijs in Nederland verwacht.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het zorgelijk dat 57% van de minderjarigen
                  toch alcohol drinkt en dat 97% van hen alcohol verkrijgt via sociale bronnen. De wijziging
                  van de Drank- en Horecawet komt weliswaar met een bepaling om wederverstrekking strafbaar
                  te stellen, maar ziet de Staatssecretaris ook mogelijkheden om vooruitlopend hierop
                  aanvullende maatregelen te nemen die het alcoholgebruik onder minderjarigen tegengaan?
               
Lachgas
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de stand van
                  zaken van de maatregelen om recreatief gebruik van lachgas tegen te gaan. Wanneer
                  kan de Kamer het wetsvoorstel lachgasverbod tegemoet zien? Kan de Staatssecretaris
                  toezeggen dat het nog steeds het streven is om het verbod op 1 januari 2021 in te
                  laten gaan?
               
Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie vinden de stappen die de Staatssecretaris zet om mensen
                  in Nederland gezond te houden of gezonder te maker veel te mager. Inzetten op het
                  verbeteren van de basisgezondheid moet de prioriteit van de Staatssecretaris zijn.
                  In plaats daarvan worden er wat pleisters geplakt, maar het probleem (een ongezonde
                  samenleving) wordt niet aangepakt. In deze bijdrage vraagt deze leden de Staatssecretaris
                  de stappen te zetten die nodig zijn.
               
Inleiding
De coronacrisis heeft blootgelegd wat de gevolgen zijn van jarenlang ontoereikend
                  preventiebeleid door de Nederlandse overheid. Artsen zagen dat bijna een op de drie
                  COVID-19-patiënten op de IC ernstig overgewicht had.34 Wie overgewicht heeft, loopt een groter risico op een ernstig ziekteverloop bij een
                  besmetting met COVID-19, omdat overgewicht het immuunsysteem verzwakt. Bovendien kunnen
                  mensen met overgewicht chronische ziekten ontwikkelen, zoals hart- en vaatziekten
                  of diabetes type 2, wat kan leiden tot een verdere verzwakking van het immuunsysteem
                  en een ontregelde stofwisseling. Voor nu en voor toekomstige virusuitbraken is inzetten
                  op een betere basisgezondheid van de samenleving dus letterlijk van levensbelang.
               
Vergeleken met de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw is het aanbod van sterk
                     bewerkte voedingsmiddelen flink gestegen, is de marketing voor ongezonde producten
                     toegenomen, zijn de porties steeds groter geworden en zijn de prijzen van ongezonde
                     producten gedaald.35 Inmiddels eet en drinkt een Nederlander gemiddeld 44 kilo suikers per jaar.36 Het aantal volwassenen met overgewicht is in de afgelopen decennia navenant gestegen,
                     van 35% in 1990 naar 50% in 018.37 Het percentage volwassen Nederlanders met obesitas (ernstig overgewicht) is sinds
                     1990 meer dan verdubbeld.38 Er zijn in Nederland ruim 1,2 miljoen mensen met diabetes type 2.39
In tegenstelling tot wat de term «leefstijlpreventie» suggereert, zijn overgewicht,
                     diabetes-2 en gerelateerde aandoeningen slechts gedeeltelijk te wijten aan individuele,
                     vrije keuzes voor een ongezonde leefstijl. Een veel grotere rol speelt de abnormale
                     voedselomgeving waarin wij leven, waarin bedrijven miljarden verdienen aan de verkoop
                     van ongezonde producten. Zo heeft McDonalds in Nederland bijna 250 vestigingen en
                     boekte in 2019 een omzet van bijna 900 miljoen euro.40 Supermarkten in Nederland stimuleren de verkoop van ongezonde producten met reclame
                     en aanbiedingen.41 En terwijl mensen met overgewicht en diabetes door het coronavirus op de IC lagen,
                     profiteerden de supermarkten het meest van de coronacrisis: het moederbedrijf van
                     Albert Heijn zag zijn winst in het tweede kwartaal van 2020 door de coronacrisis verdubbelen
                     (van 334 naar bijna 700 miljoen euro) en keerde zelfs 220 miljoen euro extra uit aan
                     de aandeelhouders. De werknemers werden afgescheept met een cadeaubon van 25 euro.42
Gedragswetenschappers waarschuwen dat een aanpak die voornamelijk gericht is op het
                  individu, door bijvoorbeeld voorlichting en dieetadvies, geen zoden aan de dijk zet
                  als we de samenleving gezonder willen maken. De alom aanwezige ongezonde voedselomgeving
                  waar mensen dagelijks mee geconfronteerd worden stimuleert namelijk het maken van
                  ongezonde keuzes. Maatregelen die gericht zijn op de hele bevolking en de voedselomgeving
                  leiden daarom tot de meeste gezondheidswinst.43 Zo heeft bijvoorbeeld de suikertaks zoals die is ingevoerd in het Verenigd Koninkrijk
                  geleid tot een duidelijke suikerreductie, zo concludeert het RIVM.44 Wetenschappers wijzen ook op de mogelijkheden tot het opheffen van btw op gezonde
                  voeding zoals groente en fruit, en het verminderen van reclame voor ongezonde producten.45
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Hoewel het de grondwettelijke taak is van de overheid om de volksgezondheid te beschermen,
                  doet het kabinet niets met de oproepen van wetenschappers om hard in te grijpen in
                  de abnormale voedselomgeving. In plaats daarvan legt het kabinet bedrijven die miljarden
                  verdienen aan ongezonde voeding geen strobreed in de weg en heeft het deze kabinetsperiode
                  zelfs de btw op groente en fruit verhoogd. Door deze coalitie en dan met name de VVD
                  worden structurele maatregelen om bedrijven te dwingen iets aan hun voedingsaanbod
                  te doen van de hand gewezen. Het bedrijfsleven wint, de samenleving betaalt de prijs.
                  De stijgende zorgkosten die gepaard gaan met «leefstijlgerelateerde» aandoeningen
                  lopen in de miljarden. De belastingbetaler ziet dat terug in de alsmaar stijgende
                  zorgpremie.
               
Daar bovenop blijkt dit kabinet keer op keer te zwichten voor de lobby van de voedingsindustrie.
                  De voedingsindustrie wil niet zwaarder belast worden noch hun marketingstrategieën
                  richten op gezonde voeding. Toch liet de Staatssecretaris toe dat zij mocht meepraten
                  over het toekomstige preventiebeleid. Alsof je een dief vraagt zijn mening te geven
                  over de hoogte van zijn straf. Erkent de Staatssecretaris dat het onverstandig is
                  deelbelangen die regelrecht ingaan tegen het algemene belang van een gezonde samenleving
                  letterlijk aan tafel te laten zitten en mee te laten beslissen over preventiebeleid?
               
Het resultaat – het preventieakkoord – wordt gekenmerkt door de totale afwezigheid
                  van afdwingbare maatregelen vanuit de overheid richting bedrijven om hun producten
                  en marketingstrategieën aan te passen. Effectieve wettelijke en fiscale maatregelen
                  zoals een verbod op reclame voor ongezonde voeding en een suikertaks zijn uitgebleven.
                  In plaats daarvan wordt ingezet op vrijwillig te behalen doelstellingen door de sector,
                  op basis van hun eigen cijfers, zonder sanctieregime. Erkent de Staatssecretaris dat
                  het proces gesaboteerd is door de voedingsindustrie, zoals blijkt uit de vrijgegeven
                  interne stukken naar aanleiding van een Wob-procedure door Follow the Money?46
De leden van de PvdD-fractie zijn dan ook teleurgesteld, maar niet verbaasd, dat de
                  Staatssecretaris in de voortgangsbrief schrijft dat «we de ambities met de afgesproken
                  maatregelen waarschijnlijk niet gaan halen». De Staatssecretaris schrijft dat hij
                  zich daarom blijft inzetten voor «aanvullende maatregelen». Genoemde leden constateren
                  dat zijn eigen preventieakkoord, ironisch genoeg, de Staatssecretaris daarbij nu in
                  de weg staat. Twee belangrijke partijen namens de voedingsindustrie, de Federatie
                  Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel
                  (CBL), hebben duidelijk gemaakt zich te zullen terugtrekken uit het akkoord indien
                  de Staatssecretaris toch met wettelijke of fiscale maatregelen komt. Deze leden vinden
                  de gang van zaken uiterst pijnlijk. Het toont aan hoe tandeloos een overheid is die
                  haar beleid laat kapen door polderakkoorden. Erkent de Staatssecretaris dat dit gedrag
                  van de industrie een vorm van chantage is? In dat licht, hoe schat de Staatssecretaris
                  de kans in dat aanvullende maatregelen die tot stand komen met medewerking van de
                  voedingsindustrie dit keer wel ambitieus en effectief zullen zijn? Kortom, kan de
                  Staatssecretaris uitleggen waarom hij kiest voor de slappe en niet verifieerbare maatregelen
                  van de voedingsindustrie terwijl er een internationaal bewezen effectieve maatregel
                  beschikbaar is, namelijk de suikertaks? Is de Staatssecretaris bereid om naast het
                  verdere onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook echt concrete
                  stappen te zetten om deze maatregel in te voeren? Kortom, is de Staatssecretaris bereid
                  om de voedsellobby haar plek aan tafel te ontzeggen en zelf met echt beleid te komen
                  om de volksgezondheid te beschermen?
               
De leden van de PvdD-fractie willen graag specifiek aandacht vragen voor overgewicht
                  en obesitas bij kinderen. Zij krijgen per jaar 51 kilo aan suiker binnen, dat is zeven
                  kilo meer dan een volwassene.47 Anno 2018 heeft 13% van de jeugd overgewicht.48 Driekwart van de producten voor kinderen in supermarkten is ongezond, zo blijkt uit
                  recent onderzoek van Unicef. Deze leden zijn met name geschrokken van het feit dat
                  70% van de producten in het babyschap ongezond is. Is de Staatssecretaris bereid om
                  bij supermarkten aan te geven dat dit onacceptabel is, en ervoor te zorgen dat in
                  het babyschap enkel gezonde producten liggen?
               
Bovendien blijken bedrijven en supermarkten niet terug te deinzen voor reclame voor
                  deze producten specifiek gericht op kinderen. Volgens Unicef wordt bij een kwart van
                  de producten kindermarketing gebruikt, bijvoorbeeld door een animatiefiguur of tekst
                  met woorden als «baby» of «kids» op de verpakking te zetten.49 De Staatssecretaris schrijft in de voortgangsbrief dat de afspraak in het preventieakkoord
                  is dat het gebruik van kinderidolen op verpakkingen van ongezonde producten onacceptabel
                  is. «Eind deze maand loopt de uitfaseringsperiode af en vanaf 1 juli staan er als
                  het goed is geen kinderidolen meer op verpakkingen van ongezonde producten. Dit laat
                  ik uiteraard monitoren» (p.10). Kan de Staatssecretaris aangeven of zijn monitoring
                  inderdaad laat zien dat er per 1 juli geen kinderidolen meer op verpakkingen staan?
                  Wat is de sanctie wanneer er toch een idool op een verpakking staat? Erkent de Staatssecretaris
                  dat om kinderen echt te beschermen geen enkele vorm van kindermarketing zou moeten
                  worden toegestaan op ongezonde producten? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat
                  bij 25% van de door Unicef onderzochte producten sprake is van kindermarketing?
               
Ook willen de leden van de PvdD-fractie aandacht vragen voor het schrijnende gebrek
                  aan aandacht voor de ongezonde leefomgeving in het preventiebeleid van deze Staatssecretaris.
                  Natuur is waardevol in zichzelf maar speelt ook een niet te onderschatten rol bij
                  de gezondheid van mensen. Het kabinet negeert die feiten; het werkt niet alleen aan
                  een desastreuze afbraak van natuurgebieden, maar ook het groen in en om de stad komt
                  door het kabinetsbeleid onder druk te staan. Die ontwikkeling is fnuikend voor de
                  volksgezondheid. Keer op keer wijst onderzoek uit dat een groene leefomgeving – zonder
                  ziekteverwekkende bioindustrie en gevaarlijk landbouwgif – cruciaal is en dat mensen
                  veel gezonder zijn als zij in het dagelijks leven in contact komen met (stads)natuur.
                  Vooral voor opgroeiende kinderen is dat van groot belang. Het is allang bekend dat
                  een groene leefomgeving zorgt voor 15 procent minder overgewicht50, en toch ontbreken concrete afspraken op dit gebied in het preventieakkoord. Erkent
                  de Staatssecretaris dat het gebrek aan concrete afspraken op het gebied van de (groene)
                  leefomgeving in het preventieakkoord een grote omissie is? Is de Staatssecretaris
                  bereid hier zo snel mogelijk wel concrete stappen op te zetten?
               
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
In maart 2020 heeft de Staatssecretaris de stuurgroep ondervoeding de opdracht gegeven
                  om de komende drie jaar samen met betrokken organisaties het gebruik van expertise
                  en bestaande instrumenten die ondervoeding tegengaan te bevorderen. Wat is de huidige
                  stand van zaken? Er zou gemonitord worden aan het begin van de periode. Is dat al
                  gebeurd?
               
De leden van de 50PLUS-fractie zijn erg geschrokken van de uitspraken in de media
                  van een lid van het Outbreak Management Team (OMT) dat er thuiswonende ouderen waren
                  tijdens de eerste coronagolf die zijn overleden aan ondervoeding. Krijgt de Staatssecretaris
                  deze signalen ook? Welke stappen gaat hij samen met de Minister van VWS nemen om dat
                  te voorkomen tijdens de eventuele tweede golf?
               
In het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 beloofde de Staatssecretaris
                  dat hij in gesprek ging met de Minister van VWS en met de zorgverzekeraars over hoe
                  de wijkverpleging meer ruimte kan krijgen voor preventie op bijvoorbeeld het vlak
                  van overgewicht en valpreventie.51 Kan de Staatssecretaris aangeven of deze gesprekken al hebben plaatsgevonden en wat
                  de resultaten zijn?
               
Naar aanleiding van het onderzoek van het RIVM naar een suikertaks concludeert de
                  Staatssecretaris dat het invoeren van een vorm van belasting op suikerhoudende dranken
                  als aanvullend effect op de huidige inzet van de Nederlandse frisdranksector zou kunnen
                  resulteren in verminderde suikerinname via frisdranken. Wat gaat de Staatssecretaris
                  met deze conclusie doen?
               
De leden van de 50PLUS-fractie zijn nog steeds van mening dat er nog te weinig aandacht
                  is voor bewegen, vooral voor ouderen. Initiatieven zijn te gefragmenteerd en het ligt
                  er maar net aan de gemeente of er voldoende aandacht wordt besteed aan bewegen. Ziet
                  de Staatssecretaris mogelijkheden om iets aan dit gefragmenteerde aanbod te doen?
               
Het is goed om te lezen dat de Staatssecretaris aan de slag gaat met de aangenomen
                  motie van het lid Sazias die vraagt om een klinische behandeling voor rokers te vergoeden
                  vanuit de zorgverzekering.52 Is het experiment, dat samen wordt gedaan met zorgverzekeraars en het Wilhelminaziekenhuis
                  in Assen, inmiddels al van start gegaan? Hoelang gaat het experiment duren? En hoe
                  gaat de behandeling er precies uitzien? Hoeveel mensen kunnen de komende tijd gebruik
                  gaan maken van deze behandeling?
               
In januari was in de media te lezen dat het Wilhelminaziekenhuis, toen nog op eigen
                  kosten, een kliniek ging openen om rokers met een zware verslaving klinisch te behandelen.
                  Wat zijn de ervaringen van dat ziekenhuis tot nu toe?
               
Tot slot. Tabaksfabrikanten stoppen allerlei giftige stoffen in sigaretten om deze
                  nog verslavender te maken. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom de toevoeging van
                  deze giftige stoffen niet verboden kan worden? Volgens berichten in de media vlak
                  voor de presentatie van het preventieakkoord komen er maatregelen ten aanzien van
                  het terugbrengen van het aantal rokers. Klopt dat?
               
II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VWS
               
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
                     dat de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 effect hebben op de ontwikkeling van
                     de lokale en regionale preventieakkoorden. Kan de Staatssecretaris aan genoemde leden
                     aangeven in hoeveel gemeenten en regio’s nog geen lokaal respectievelijk regionaal
                     preventieakkoord is gesloten (eventueel in een andere vorm, maar wel conform afspraken
                     uit het landelijke preventieakkoord)?
Vanwege de coronamaatregelen heeft de ontwikkeling van lokale en regionale preventieakkoorden
                     in een aantal gemeenten/regio’s een vertraging van enkele maanden opgelopen. Inmiddels
                     hebben de meeste gemeenten en regio’s de activiteiten weer herpakt. Tot op heden hebben
                     57 gemeenten een lokaal/regionaal preventieakkoord ondertekend. Dat betekent dat 298
                     van de 355 gemeenten nog geen lokaal of regionaal preventieakkoord hebben gesloten.
                     Van deze 298 gemeenten zien we echter dat een groot aantal gemeenten (186) tot op
                     heden op een andere manier dan met een preventieakkoord invulling geeft aan de preventieaanpak.
                     Ook hebben 87 gemeenten inmiddels een aanvraag voor ondersteuningsbudget ingediend
                     bij het ondersteuningsteam van de VNG om te komen tot een lokaal of regionaal preventieakkoord.
                     Nog eens 34 gemeenten zijn zich momenteel aan het oriënteren op een lokaal of regionaal
                     preventieakkoord. Het ondersteuningsteam van de VNG gaat met deze gemeenten actief
                     het gesprek aan. Het nieuws dat het Ministerie van VWS per 2021 extra middelen beschikbaar
                     stelt voor de uitvoering van de lokale/regionale preventieakkoorden is positief ontvangen
                     door de gemeenten. De verwachting is dat het uitvoeringsbudget als een vliegwiel zal
                     dienen en een grote groep gemeenten verder stimuleert om aan de slag te gaan met een
                     preventieakkoord. Op de website van de VNG53 is een kaart te vinden waarop de huidige situatie in Nederland wordt weergegeven
                     rondom de lokale en regionale preventieakkoorden.
                  
Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven wat de opkomst is van de online-bijeenkomsten
                        die hij heeft georganiseerd om gemeenten kennis en ervaringen te laten uitwisselen
                        rondom het sluiten en uitvoeren van lokale preventieakkoorden? Wat zijn de ervaringen
                        van gemeenten met deze bijeenkomsten en in hoeverre worden de resultaten hiervan gevolgd
                        door de Staatssecretaris?
Per bijeenkomst worden maximaal drie gemeenten/regio’s uitgenodigd om ervaringen,
                     best practices en lessons learned onderling en met het Ministerie van VWS, de VNG
                     en Alles is Gezondheid54 uit te wisselen. Als Staatssecretaris sluit ik met veel plezier bij deze bijeenkomsten
                     aan. Voor het zomerreces hebben de eerste drie online uitwisselingsbijeenkomsten plaatsgevonden.
                     De eerste bijeenkomst richtte zich op de gemeenten/regio’s die reeds een preventieakkoord
                     gesloten hebben of op de korte termijn gaan sluiten (gasten: gemeente Rotterdam, gemeente
                     Hillegom en de provincie Fryslân). Bij de tweede bijeenkomst lag de focus op de regio’s/steden
                     die zich actief inzetten op de thema’s uit het Nationaal Preventieakkoord, maar er
                     bewust voor kiezen om geen preventieakkoord te sluiten (gasten: gemeente Utrecht,
                     gemeente Leiden en de GGD Gooi- en Vechtstreek). In de derde bijeenkomst stonden gemeenten
                     en een regio centraal die de verbinding op lokaal/regionaal niveau duidelijk leggen
                     tussen het preventie- en het sportakkoord (gasten: gemeente Venray, gemeente Borger-Odoorn
                     en de Achterhoek). We ontvangen veel positieve reacties van de gemeenten op deze bijeenkomsten.
                     De gemeenten ervaren het als waardevol om de lokale/regionale ervaringen uit te wisselen.
                     Voorbeelden uit de praktijk, bijvoorbeeld over de inhoudelijke thema’s, de aanpak,
                     monitoring en de samenwerking met partners, leveren de gemeenten/regio’s veel nieuwe
                     inzichten op. Deze inzichten kunnen zij vervolgens weer vertalen naar de preventieaanpak
                     in hun regio of gemeente.
                  
Na iedere 3 à 4 bijeenkomsten blikken we terug en vatten we de belangrijkste conclusies
                     en lessons learned van de gemeenten samen. Deze bevindingen en de verslagen van de
                     bijeenkomsten worden gedeeld op de websites van de VNG en Alles is Gezondheid. Op
                     basis hiervan wordt ook de inhoud van de volgende bijeenkomsten bepaald. Waardevolle
                     gespreksonderwerpen die uit de eerste bijeenkomsten naar voren zijn gekomen, zijn
                     onder meer: de monitoring en kwantificering van de lokale doelstellingen, het creëren
                     en stimuleren van een gezonde voedselomgeving en het aanbrengen van focus in de lokale/regionale
                     preventieaanpak. De volgende online bijeenkomsten staan alweer gepland in november,
                     december en januari. Hierbij gaan we in op de inhoudelijke thema’s van het Nationaal
                     Preventieakkoord (verdiepingsslag op alcohol, roken en overgewicht met gemeenten die
                     zich vanuit het lokaal/regionaal preventieakkoord actief inzetten op één specifiek
                     thema) en op drie GIDS-gemeenten die vanuit het preventieakkoord de focus leggen op
                     de aanpak van achterliggende problematiek bij groepen met een gezondheidsachterstand.
                     Voor deze bijeenkomsten worden naast wethouders en gemeentelijk vertegenwoordigers
                     ook samenwerkingspartners uitgenodigd, met aandacht voor de lokale publiek private
                     samenwerking. Ook de doelgroep/gebruikersgroep zelf wordt voor deze bijeenkomsten
                     uitgenodigd (zoals plattelandsjongeren, de consumentenbond, ouderen, etc.).
                  
De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord
                     dat 8% van de acties rondom roken en 10% van de acties rondom problematisch alcoholgebruik
                     in 2019 nog niet zijn gestart. Kan de Staatssecretaris aangeven welke acties het betreft?
                     Genoemde leden vragen ook hoe het kan dat voor sommige acties de status onbekend is.
Informatie over welke acties nog niet zijn gestart zijn is te vinden in de bijlagen
                     van de voortgangsrapportage55. Om enkele voorbeelden binnen het thema problematisch alcoholgebruik te noemen: in
                     2019 zijn er nog geen acties ondernomen om de GGD-monitor Jeugd en het digitale dossier
                     Jeugdgezondheidszorg meer te benutten voor landelijke monitoring. Ook was eind 2019
                     het onderzoek naar wetgeving als middel om te voorkomen dat alcohol-marketing op social
                     media jongeren bereikt nog niet uitgevoerd. Dat van sommige acties de status «onbekend»
                     is heeft te maken met het volgende. Voor enkele afspraken was onduidelijk wanneer
                     de actie plaats zou vinden, door welke partij het uitgevoerd zou worden of wat de
                     concrete uitkomst was. Ik ben met de betreffende partijen en het RIVM, dat de monitoring
                     van de voortgang uitvoert, in gesprek om de afspraken concreter te formuleren, zodat
                     de acties beter gemonitord kunnen worden.
                  
De leden van de fractie van de VVD zijn benieuwd naar de uitkomsten van het aangekondigde
                        gesprek dat de Staatssecretaris in de zomer heeft gehad met sporters en artsen die
                        betrokken waren bij de oproep voor een gezonde leefstijl.
Wat waren de resultaten van dit gesprek? In hoeverre heeft dit geleid tot vervolgacties?
                     Wat kunnen genoemde leden daarvan verwachten?
Naar aanleiding van de oproep van o.a. wetenschappers en medici voor het belang van
                     een gezonde leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd over de relatie
                     tussen het coronavirus en leefstijlpreventie. De gesprekken hebben tot waardevolle
                     input geleid waar we graag met het veld verder op voortbouwen. Belangrijke bevindingen
                     en vervolgacties zijn onder meer:
                  
– Deze pandemie heeft het belang van preventie nogmaals aangekaart en acties op leefstijlpreventie
                           moeten daarom versneld worden. Deskundigen pleiten niet voor een aparte corona-leefstijl-aanpak,
                           maar voor het versterken van preventie in het algemeen. Ook na de uitbraak van COVID-19.
                        
– Er is meer aandacht gewenst voor gecombineerde leefstijlinterventies die ook geschikt
                           zijn voor mensen met een gezondheidsachterstand en de rol van de huisarts hierin.
                           Wil je daadwerkelijk een trendbreuk realiseren, dan is een combinatieaanpak van verschillende
                           interventies van belang.
                        
– Het vraagstuk rondom het stimuleren van meer bewegen moet integraal worden aangepakt.
                           Startpunt is het in kaart brengen van het bewegen in het dagelijks leven van verschillende
                           groepen. Vervolgens zijn initiatieven vanuit verschillende sectoren nodig om impact
                           te genereren. Kansrijke initiatieven/ideeën worden samengebracht in een routekaart
                           om bewegen het nieuwe normaal te laten worden.
                        
Per 1 januari 2020 is stoppen-met-rokenzorg vrijgesteld van het eigen risico. Is bij
                     de Staatssecretaris bekend hoeveel verzekerden gebruikmaken van eerstelijns stoppen-met-rokenzorg?
Uit onderzoek van Vektis aan de hand van het aantal stoppen met roken-declaraties
                  blijkt dat het aantal eerstelijnsgebruikers in de eerste vijf maanden van 2020 sterk
                  is toegenomen ten opzichte van het aantal gebruikers in 2019. In de eerste 5 maanden
                  van 2020 deden 2,5 keer zo veel mensen een poging om te stoppen met roken met hulp
                  van de huisarts, dan in de eerste 5 maanden van het jaar ervoor. In januari 2020 was
                  het aantal mensen dat met hulp van de huisarts wilde stoppen zelfs ruim 3 keer zo
                  hoog als in januari 2019. De voorlopige cijfers over de periode januari t/m mei 2020
                  geven aan dat het in totaal om bijna 20 duizend mensen gaat. Ter vergelijking: in
                  heel 2019 waren er iets meer dan 18 duizend mensen die hulp zochten bij het stoppen
                  met roken.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er aanwijzingen zijn dat de e-sigaret een opstapproduct
                     is naar tabak. Deze leden vragen in welke mate deze stelling met bewijzen kan worden
                     onderbouwd.
Het Trimbos-instituut heeft deze conclusie56 getrokken op basis van een analyse van het beschikbare wetenschappelijke onderzoek
                  op dit onderwerp.
               
Over de zin «Trimbos concludeert dat de Nederlandse volksgezondheid het meest gebaat
                     is bij ontmoediging van het gebruik van e-sigaretten en het beperken van het gebruik
                     hiervan tot de groep rokers die het echt niet lukt om te stoppen met bewezen effectieve
                     hulpmiddelen» hebben genoemde leden de vraag op welke wijze de Staatssecretaris denkt
                     onderscheid te kunnen maken tussen beginnende rokers, voor wie e-sigaretten een verlaagde
                     drempel kunnen vormen om te gaan roken, en de rokers die het «echt niet lukt om te
                     stoppen met bewezen effectieve hulpmiddelen».
Dit onderscheid wordt gemaakt doordat er verschillende maatregelen worden genomen
                  om het gebruik onder met name jongeren te ontmoedigen, zoals het invoeren van neutrale
                  verpakkingen en het verbod op zoete smaken. Ondanks deze maatregelen blijft het product
                  beschikbaar voor mensen die de e-sigaret als laatste redmiddel willen gebruiken om
                  te stoppen met roken. Daarnaast is er voor fabrikanten, indien zij van mening zijn
                  dat hun product een effectief middel is voor het stoppen met roken, de mogelijkheid
                  een aanvraag te doen het product te laten registreren als geneesmiddel als bedoeld
                  in de Geneesmiddelenwet, of als medisch hulpmiddel als bedoeld in de Wet op de medische
                  hulpmiddelen. Op e-sigaretten die een geneesmiddel of medisch hulpmiddel zijn is de
                  Tabaks- en rookwarenwet niet van toepassing.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een experiment wordt gestart met klinische
                     behandeling van stoppen met roken. De resultaten van dit experiment zullen worden
                     gebruikt om te beoordelen of en zo ja hoe deze gespecialiseerde zorg vanuit de basisverzekering
                     moet worden vergoed. Deze leden vragen of en zo ja hoe het Zorginstituut betrokken
                     is bij dit proces.
Het zorginstituut is actief betrokken bij de ontwikkelingen rond het thema stoppen
                  met roken zorg. Het Zorginstituut is onder andere bij dit dossier betrokken in verband
                  met het in december 2019 verschenen rapport «Zorgtraject van mensen met COPD». Dit
                  rapport is onderdeel van het Zinnige Zorg-traject voor ziekten van het ademhalingsstelsel.
                  Het rapport biedt een grondige analyse van hoe de zorg voor mensen met COPD beter
                  kan, en presenteert verschillende verbeteracties. De voorgestelde adviezen worden
                  in het experiment meegenomen om de kwaliteit van zorg bij COPD-patiënten te verbeteren.
                  Daarnaast geeft het instituut adviezen over de inrichting van de infrastructuur en
                  de bekostiging en financiering van de stoppen met roken-zorg. Op verzoek van het Ministerie
                  van VWS heeft het Zorginstituut informatie gedeeld over de precieze aard van de aanspraak
                  en financiering van de stoppen met roken-zorg: die staat open voor alle aanbieders
                  die in professionele zin gerechtigd zijn om stoppen met roken-zorg te geven. In de
                  praktijk wordt stoppen met roken-zorg hoofdzakelijk ingekocht in de eerste lijn. Hierdoor
                  is de misvatting ontstaan dat dit de enige zorg is die verzekerd kan worden via de
                  basisverzekering.
               
Een van de maatregelen tegen overgewicht is de gecombineerde leefstijlinterventie
                     (GLI). Uit de monitor van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
                     blijkt dat het aantal mensen dat gebruikmaakt van de GLI is gestegen van 1.400 in
                     het jaar 2019 naar 7.000 in het jaar 2020, maar daarmee nog steeds bijzonder laag
                     is. Heeft de Staatssecretaris hiervoor een verklaring?
Het klopt dat er op 30 april 2020 7072 deelnemers voor de GLI waren. Het RIVM monitort
                     het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover. De laatst gepubliceerde
                     factsheet hierover geeft de cijfers tot en met 30 april 2020 weer, en de aantallen
                     voor 2020 zullen dus nog stijgen. De aantallen laten ook zien dat we er nog lang niet
                     zijn. De GLI is een nieuwe vorm van zorg in de Zorgverzekeringswet, en heeft daardoor
                     een aanlooptijd. Maar samen met het veld doe ik er alles aan om van de GLI een succes
                     te maken. We werken hard om alle knelpunten, zoals problemen met contracteren, declareren,
                     accreditatie-eisen, de hoogte van het tarief, het beschikbare GLI-aanbod en onbekendheid
                     bij patiënten en huisartsen, op te lossen.
                  
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij erop inzet dat Nederlanders zoveel
                        mogelijk eten volgens de Schijf van Vijf. Toch past driekwart van de kinderproducten
                        in de Nederlandse supermarkten niet in deze Schijf van Vijf. De leden van de VVD-fractie
                        vragen de Staatssecretaris om een reactie hierop.
De aanbeveling voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder:
                     eet zoveel mogelijk gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen
                     worden door het Voedingscentrum en consultatiebureaus verspreid. De Schijf van Vijf
                     bevat voornamelijk onbewerkte producten, zoals groente, fruit, volkoren producten
                     etc. Dit zijn geen specifieke kinderproducten. Ik ga met de supermarkten bespreken
                     welke stappen zij nog gaan zetten om consumenten te verleiden meer producten te kopen
                     die in de Schijf van Vijf staan.
                  
Vanuit de wetgeving bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen
                     tot 3 jaar. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet
                     mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding
                     in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent
                     bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen
                     bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving
                     zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.
                  
Verslag van het schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas
Over de reactie van het kabinet dat lachgas voor de wet niet kan worden beschouwd
                     als geneesmiddel, omdat deze niet onder de reikwijdte hiervan valt (lachgas heeft
                     immers geen geneeskrachtige werking) is de vraag van de leden van de VVD-fractie breder,
                     namelijk of de verstrekking van lachgas aan consumenten wettelijk zou kunnen worden
                     behandeld analoog aan geneesmiddelen. Te denken valt aan voorschriften ten aanzien
                     van bijvoorbeeld toelating, voorlichting, bijsluiters, verkooppunten en toezicht hierop.
Het is niet zo dat lachgas geen geneeskundige werking heeft, dit heeft het in juridische
                  zin slechts wanneer het als geneesmiddel wordt gebruikt. Het gegeven dat lachgas een
                  psychoactieve werking heeft is op zichzelf onvoldoende om lachgas altijd in alle gevallen
                  als geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet te beschouwen en daarmee kan dus
                  een aanbod beperkende maatregel niet op grond van de Geneesmiddelenwet worden genomen.
               
Om verschillende redenen is het niet mogelijk dan wel onwenselijk om voorschriften
                  te verbinden aan de toelating, voorlichting, bijsluiters en verkooppunten van de verstrekking
                  van lachgas aan consumenten en toezicht hierop in te voeren. Het kabinet heeft de
                  gebruikelijke route gevolgd door het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe
                  drugs (CAM) om een risicobeoordeling te vragen wanneer een nieuwe drug op de markt
                  verschijnt. De Commissie Risicobeoordeling voert de risicobeoordeling uit en stelt
                  aanbevelingen op en kan beleidssuggesties doen. Zoals ik bij de aankondiging van de
                  voorgenomen maatregel heb toegelicht vormt het rapport van het CAM de grondslag om
                  lachgas op lijst II bij de Opiumwet te plaatsen.57
De Commissie Risicobeoordeling adviseert aanbod-beperkende maatregelen te nemen en
                  wijst niet op het bestendigen van lachgas als roesmiddel. Integendeel, de Commissie
                  Risicobeoordeling geeft aan dat «de verkoop aan particulieren en daarmee het gebruik
                  van cilinders voor recreatief lachgasgebruik in het geheel niet zou moeten worden
                  toegestaan.»58 Voorts blijkt ook uit het CAM rapport dat het niet eenvoudig is om een veilige bovengrens
                  van gebruik vast te stellen.59 Een aanpak waarbij voorschriften vergelijkbaar aan de Geneesmiddelenwet worden toegepast,
                  veronderstelt dat lachgas als roesmiddel veilig kan worden gebruikt. Zoals ik eerder
                  aan uw Kamer heb toegelicht, is het evident dat hoe meer en hoe vaker een gebruiker
                  lachgas als recreatieve drug gebruikt hoe groter de kans is dat serieuze risico’s
                  intreden.60 Tegelijkertijd blijkt nu dat ook beperkt gebruik al tot aanzienlijke schade kan leiden
                  en stelt de Commissie Risicobeoordeling dat een veilige grens niet eenvoudig aan te
                  geven is. Het is mijn verantwoordelijkheid om de gezondheid van mensen te beschermen.
                  Met het oog op alles wat ik nu van lachgas weet, sta ik niet in voor een veilige grens,
                  juist omdat deze ook volgens de Commissie Risicobeoordeling niet zomaar opgesteld
                  kan worden.61 Tot slot bieden de voorgestelde voorschriften ook geen redelijk alternatief voor
                  het consumentgebruik van lachgas als voedingsadditief. Het kabinet streeft een evenwichtige
                  en doeltreffende maatregel na waarbij eventuele lastenverzwaring voor de eigenlijke
                  en oorspronkelijke sectoren van lachgas zo veel mogelijk worden beperkt. Een regulerend
                  systeem van consumentgebruik van lachgas voor eigenlijke doeleinden zou volgens het
                  kabinet tot een onevenredige lastenverzwaring leiden.62
Ten aanzien van de strafbaarstelling van het gebruik van lachgas vragen de leden van
                     de VVD-fractie of een combinatie van wettelijke voorschriften en decentrale ruimte
                     is overwogen om recreatief gebruik van lachgas mogelijk te maken, maar tegelijk excessief
                     gebruik en/of gebruik dat inbreuk maakt op de openbare orde tegen te gaan. Te denken
                     valt bijvoorbeeld aan een wettelijk verbod op gebruik van of het voorhanden hebben
                     van lachgas in het verkeer, aangevuld met, waar lokaal gewenst geacht, verbod op gebruik
                     in de openbare ruimte door middel van lokale verordeningen.
Een aanpak op basis van strafbaarstelling van gebruik is niet overwogen. Het gebruik
                  van drugs op grond van de Opiumwet is niet strafbaar. Zoals eerder in de beantwoording
                  van Kamervragen aan uw Kamer toegelicht is de Opiumwet primair gericht op bescherming
                  van de volksgezondheid. Het gebruik van drugs is daarom bewust buiten de werkingssfeer
                  van de Opiumwet gelaten om te voorkomen dat door strafbaarstelling mensen geen hulp
                  zouden zoeken als zij als gevolg van hun drugsgebruik in de problemen komen. Dit uitgangspunt
                  geldt voor alle middelen die op één van de lijsten bij de Opiumwet staan, waaronder
                  in de toekomst ook lachgas, en is een uitgangspunt dat ik in alle gevallen wil handhaven.
                  Ook is een aanpak op basis van een onderscheid tussen toegestaan recreatief gebruik
                  en verboden excessief gebruik niet overwogen. Een dergelijk onderscheid is namelijk
                  niet zomaar vast te stellen. Uit het CAM rapport blijkt dat het niet eenvoudig is
                  een veilige bovengrens van gebruik vast te stellen en dat zelfs beperkt gebruik al
                  tot risico’s kan lijden.63 Los daarvan acht ik een dergelijk onderscheid ook niet handhaafbaar.
               
Gemeenten kunnen momenteel al door middel van Algemene Plaatselijke Verordeningen
                     maatregelen nemen tegen het gebruik van lachgas. De leden van de VVD-fractie vragen
                     in hoeverre dat al gebeurt. Worden de effecten van dergelijke verordeningen gevolgd
                     door de Staatssecretaris? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten? Zijn er al gevallen
                     waarin gebruik van lachgas is vervolgd, omdat dit in strijd was met lokale verordeningen
                     en heeft dit geleid tot veroordeling dan wel tot vrijspraak.
Er bestaan geen cijfers over het aantal gemeenten dat in de Algemene Plaatselijke
                  Verordening maatregelen treft tegen het gebruik van lachgas noch over gevallen waarin
                  gebruik van lachgas is vervolgd en of dit heeft geleid tot veroordeling dan wel vrijspraak.
                  Ik ben er van op de hoogte dat ten minste 20 unieke gemeenten de APV gebruiken om
                  lachgas problematiek tegen te gaan. Dit gebeurt op grond van verschillende bepalingen,
                  waaronder ook nieuwe bepalingen die specifiek op lachgas zien. Het is aannemelijk
                  dat dit aantal in werkelijkheid hoger ligt, omdat delen van de ervaren lachgasproblematiek
                  ook op basis van bestaande, generieke, APV-bepalingen kan worden aangepakt, zoals
                  bepalingen die overlast tegengaan. In 2019 werd bij ruim 19.000 incidenten lachgas
                  aangetroffen. Het betrof voornamelijk incidenten in het verkeer en meldingen van overlast.
               
De effecten van dergelijke verordeningen worden door de rijksoverheid niet structureel
                  gevolgd. Wel is er nauw contact met verschillende gemeenten en de Vereniging van Nederlandse
                  Gemeenten. Laatstgenoemde steunt de voorgestelde integrale aanpak zo blijkt uit een
                  recente ledenbrief over lachgas.64 Ook vragen sommige gemeenten met een lokale aanpak van lachgas op basis van de APV
                  om een landelijk verbod, omdat de APV geen sluitend kader biedt, zoals voor handhaving
                  in winkels of in het verkeer.
               
Actieplan Etikettering van Levensmiddelen
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat ieder mens primair zelf verantwoordelijk
                     is voor zijn eigen gezondheid. Deze leden zouden zich zorgen maken als maatregelen
                     aan mensen de suggestie geven dat hun gezondheid een verantwoordelijkheid is die de
                     overheid van hen heeft overgenomen. Zij realiseren zich dat een gezonde levensstijl
                     altijd maatwerk is, waarbij iedereen zijn eigen plan trekt en mensen met name baat
                     hebben bij voorlichting en inzicht in de effecten van voedingsmiddelen op hun gezondheid.
                     Leefstijlpreventie is daarmee een combinatie van enerzijds de persoonlijke wil en
                     inspanning, en anderzijds inzicht in de effecten van voedingsmiddelen. Over de zin
                     «Het voedselkeuzelogo is een voedingsclaim op het etiket waarmee de consument met
                     één oogopslag de keuze voor een gezonder levensmiddel kan maken» vragen deze leden
                     of dit niet een te sterke versimpeling is van de te maken keuze. Elk voedingsmiddel
                     moet immers worden beoordeeld in samenhang met de individuele levensstijl, met de
                     gebruikte hoeveelheid, de voedingswaarde, de ingrediënten en de energetische waarde
                     (calorieën). Ook de reeds lang gehanteerde Schijf van Vijf van het Voedingscentrum
                     is hierop gebaseerd. Hoe is de Minister voornemens dergelijke afwegingen tot uitdrukking
                     te brengen in de etikettering?
Op het etiket van een levensmiddel moeten de energetische waarde, voedingswaarde en
                  ingrediënten verplicht worden vermeld. Hiermee kan de consument in principe de exacte
                  samenstelling en voedingswaarde raadplegen en op basis hiervan haar eigen keuzes maken.
                  Het is voor veel consumenten echter lastig de informatie op het etiket goed te interpreteren
                  en hier hun keuze op te baseren. Met het in te voeren Nutri-Score willen we consumenten
                  helpen op een makkelijke manier, in één oogopslag, een gezondere keuze te maken. Nutri-Score
                  kan in principe op alle producten in het winkelschap staan, ook op producten die niet
                  in de Schijf van Vijf passen. Een voedselkeuzelogo is een van de hulpmiddelen om de
                  gezonde keuze makkelijker te maken op productniveau. De Schijf van Vijf informeert
                  consumenten over een gezonder en duurzamer voedingspatroon.
               
De Staatssecretaris geeft aan dat de etikettering conform de Nutri-Score in overeenstemming
                     dient te worden gebracht met de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Nutri-Score
                     en Voedingscentrum informeren consumenten echter op een fundamenteel andere wijze.
                     Waar de Nutri-Score is gebaseerd op de kenmerken van het product zelf, richt het Voedingscentrum
                     zich op de plaats die het product heeft in het dieet van de consument. De leden van
                     de VVD-fractie vragen dan ook hoe de Staatssecretaris denkt beide met elkaar in overeenstemming
                     te brengen. Heeft de Staatssecretaris op dit punt reeds concrete acties genomen sinds
                     deze discrepantie in november 2019 ook door hemzelf werd geconstateerd?
Informatie op het etiket via Nutri-Score en voorlichting aan consumenten over de Schijf
                     van Vijf zijn inderdaad verschillende instrumenten. Ze hebben echter hetzelfde doel,
                     namelijk consumenten helpen gezondere voedingskeuzes te maken. Nutri-Score biedt informatie
                     over betere keuzes op producten in het gehele winkelschap, terwijl de Schijf van Vijf
                     adviezen geeft over een gezond voedingspatroon (de combinatie van alles wat je eet
                     en drinkt).
                  
Het is van belang dat de consument niet in verwarring wordt gebracht over de Schijf
                     van Vijf door de informatie van Nutri-Score. Dit betekent dat zoveel mogelijk moet
                     worden voorkomen dat producten via Nutri-Score worden aangeprezen als een zeer goede
                     keuze (groen, A), terwijl dit product op grond van de Schijf van Vijf niet wordt aanbevolen.
                     Aan de andere kant moeten ook de producten uit de Schijf van Vijf binnen Nutri-Score
                     niet als een zeer slechte keuze (donkeroranje, E) worden aangeprezen. Ik heb met de
                     andere landen afgesproken dat de berekening die ten grondslag ligt aan Nutri-Score
                     geëvalueerd wordt. Met de deelnemende landen tref ik momenteel voorbereidingen voor
                     deze evaluatie door onafhankelijke wetenschappers uit de betreffende landen. Deze
                     wetenschappers krijgen de opdracht om te kijken naar de voedingsrichtlijnen van de
                     deelnemende landen en te streven naar synergie tussen deze voedingsrichtlijnen en
                     de criteria voor de berekening achter Nutri-Score. Op het moment dat Nutri-Score formeel
                     geïntroduceerd wordt in Nederland, zal ik ook aandacht besteden aan hoe Nutri-Score
                     zich verhoudt tot de Schijf van Vijf.
                  
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister verwacht dat op Europees niveau
                     de discussie over een voedsel-keuzelogo op de voorkant van verpakkingen in de komende
                     jaren zal worden vervolgd. Deze leden vragen de Minister in hoeverre deze Europese
                     discussie nog gevolgen kan hebben voor het invoeren van Nutri-Score in Nederland.
                     Daarnaast verwacht de Minister in 2020 een rapportage van de Europese Commissie over
                     de mogelijkheid voor het vaststellen van voedingsprofielen. Wanneer kunnen de leden
                     van de VVD-fractie deze rapportage verwachten?
Op 28 november 2019 heb ik gekozen voor Nutri-Score. Hierbij heb ik aangegeven dat
                     allereerst de achterliggende criteria moeten worden aangepast, zodat het logo beter
                     aansluit bij de voedingsrichtlijnen. In de Europese Farm to Fork strategie heeft de
                     Europese Commissie aangekondigd dat er uiterlijk eind 2022 een voorstel voor een verplicht
                     Europees geharmoniseerd voedselkeuzelogo komt. Deze discussie heeft op dit moment
                     geen gevolgen voor het invoeren van Nutri-Score in Nederland. In Nederland worden
                     de voorbereidingen getroffen om het voeren van Nutri-Score na de evaluatie van het
                     logo, vanaf medio 2021, mogelijk te kunnen maken.
                  
De Europese Commissie heeft op 20 mei 2020 een rapportage uitgebracht over voedingsprofielen.65 In de Farm to Fork strategie is door de Europese Commissie aangekondigd dat ze in
                     2022 voedingsprofielen wil vaststellen om het aanprijzen van producten met hoge zout,
                     suikers, en ongezonde vetten aan banden te leggen. De genoemde rapportage zal hiervoor
                     als input dienen.
                  
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
De Staatssecretaris erkent dat er substantiële gezondheidswinst kan worden bereikt
                     als rokers volledig overstappen op de e-sigaret. Waarom zet hij hier dan niet meer
                     op in en welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten om ervoor te zorgen dat rokers
                     volledig overstappen?
De grootste gezondheidswinst wordt behaald als rokers volledig stoppen met roken,
                  en in dat proces niet op een vervangend schadelijk product overstappen zoals de e-sigaret.
                  Daarom is het beleid van het kabinet gericht op het stimuleren van rokers om te stoppen
                  met roken. Dit sluit goed aan bij de wens van 80% van de rokers die zegt te willen
                  stoppen met roken. Met het Nationaal Preventieakkoord wordt ingezet op het vergroten
                  van het aantal effectieve stoppogingen. Voor het stoppen met roken zijn verschillende
                  bewezen effectieve en veilige methoden beschikbaar. Over e-sigaretten bestaat zorg,
                  onder andere over de gezondheidsschade op langere termijn, het risico op terugval
                  in tabaksgebruik, het ondermijnen van de stopwens, de aantrekkelijkheid voor consumenten
                  die geen tabaksproducten of aanverwante producten gebruiken en of deze producten werkelijk
                  kunnen bijdragen aan een netto-daling van het aantal rokers. Dit is de reden waarom
                  het gebruik van de e-sigaret wordt beperkt tot de groep rokers die het echt niet lukt
                  om te stoppen met de bewezen effectieve hulpmiddelen.
               
Het Trimbos-instituut concludeert in de Nationale Drugsmonitor dat weinig rokers (3%)
                     voordat ze gingen roken eerst een e-sigaret hadden gebruikt. Ook concludeert het Trimbos-instituut
                     in zijn factsheet (over e-sigaretten in 2020) dat er meer onderzoek nodig is om te
                     bepalen of de e-sigaret een opstap is naar roken. Op basis van welke onafhankelijke
                     Nederlandse data kan de Staatssecretaris toch concluderen dat de e-sigaret een opstap
                     is naar roken?
Het Trimbos-Instituut stelt in de factsheet elektronische sigaretten dat het aannemelijk
                  is dat het gebruik van e-sigaretten een opstap kan zijn voor jongeren om te gaan roken.
                  Op dit moment is er nog geen onderzoek onder Nederlandse jongeren uitgevoerd naar
                  dit onderwerp. Er is wel internationaal onderzoek waar het Trimbos-instituut deze
                  conclusie op baseert en er is geen reden om aan te nemen dat Nederlandse jongeren
                  anders zijn dan buitenlandse jongeren.
               
De Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) riep
                     vorig jaar op tot een verbod op de e-sigaret na incidenten in de VS. Later werd bekend
                     dat vrijwel alle Amerikaanse incidenten waren toe te schrijven aan het toevoegen van
                     illegale substanties zoals THC en vitamine E acetaat. Is de Staatssecretaris bereid
                     een onafhankelijke analyse te delen van het NVALT-onderzoek naar de aan e-sigaretten
                     toegeschreven gezondheidsincidenten? Zo nee, waarom niet?
De NVALT heeft vorig jaar een uitvraag gedaan onder longartsen of zij patiënten hebben
                     gezien met klachten na e-sigaretgebruik. In deze uitvraag zijn ernstige longklachten
                     gemeld na gebruik van e-sigaretten, zoals verergering van al bestaande longziekten,
                     maar geen klachten die te linken zijn aan de problematiek in de Verenigde Staten.
                     Ik zie geen noodzaak om een verdere analyse van de opbrengst van de uitvraag onder
                     de longartsen uit te laten voeren.
                  
De gecombineerde maatregelen waaronder het aangekondigde smaakjesverbod in e-sigaretten
                        en de invoering van standaardverpakkingen voor e-sigaretten, in combinatie met het
                        uitstalverbod en het reclameverbod, hebben impact op de e-sigarettensector, waaronder
                        veel MKB-bedrijven. Is de Staatssecretaris voornemens om een uitgebreide MKB-toets
                        uit te voeren alvorens deze verstrekkende maatregel door te voeren? Heeft de Staatssecretaris
                        alvorens het verbod op smaakjes in e-sigaretten anders dan tabak en de invoering van
                        standaardverpakkingen voor e-sigaretten aan te kondigen, de e-sigarettensector (groothandels
                        en winkeliers) en e-sigarettengebruikersorganisatie geconsulteerd? Zo nee, waarom
                        niet?
Wettelijke maatregelen die impact hebben op de e-sigarettensector, worden steeds in
                     samenspraak met het Ministerie van EZK ontworpen. Daarnaast worden de regeldrukgevolgen
                     voor alle partijen in de toelichting van alle regelgeving in kaart gebracht. Het adviescollege
                     toetsing Regeldruk toetst vervolgens de voorgenomen wet- en regelgeving op de regeldrukeffecten.
                     Wanneer de concept- wetgeving op internet wordt gepubliceerd is het voor iedereen,
                     dus ook voor deze MKB-ondernemers, mogelijk om te reageren op de nieuwe regels en
                     te bepalen of deze werkbaar zijn. In die fase kan de concept-regelgeving zonodig worden
                     aangepast.
                  
Wettelijk gezien mogen e-sigaretten niet worden verkocht aan mensen onder de 18 jaar.
                        Is er door het Ministerie van VWS onderzoek uitgevoerd in hoeverre minderjarigen toch
                        toegang krijgen tot het product?
Uit de Monitor Kopen tabak door jongeren- Metingen in 2016 en 2018, die ik eerder
                  aan uw Kamer heb gestuurd blijkt dat minderjarigen toegang hebben tot e-sigaretten.66 In de monitor kwam naar voren dat in 2018 2% van de 14/15-jarigen en de 16/17-jarigen
                  op dat moment een e-sigaret gebruikte. Van de ondervraagde jongeren gaf 1% aan in
                  het afgelopen jaar e-sigaretten te hebben gekocht of geprobeerd dat te doen. Zij kochten
                  deze producten met name bij speciaalzaken en via internet. Dit jaar wordt de monitor
                  opnieuw uitgevoerd. Ik verwacht deze in het voorjaar van 2021 aan uw Kamer te sturen.
               
Deelt de Staatssecretaris de verwachting dat een verbod op smaakjes en de invoering
                     van gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten kan leiden tot een toename in
                     de grensoverschrijdende verkoop van e-sigaretten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onderkent
                     de Staatssecretaris dat een dergelijke ontwikkeling contraproductief is?
Bij het invoeren van wettelijke maatregelen bestaat het risico dat de grensoverschrijdende
                  verkoop toeneemt. Dit is onder andere de reden waarom ik voorstander ben van een geharmoniseerde
                  Europese aanpak om het gebruik van de e-sigaret te ontmoedigen. Toch ben ik van mening
                  dat de impact van deze aangekondigde maatregelen nog steeds zeer groot zal zijn, omdat
                  al het aanbod in Nederlandse (web)winkels in de toekomst aan deze wetgeving zal moeten
                  voldoen.
               
De Staatssecretaris stelt dat op grond van de nieuwste inzichten van het Trimbos-instituut
                     – over onder andere schadelijkheid, aantrekkelijkheid voor jongeren en het voorzorgsprincipe
                     ten aanzien van e-sigaretten – de aantrekkelijkheid voor jongeren verder dient te
                     worden beperkt. Om deze reden stelt de Staatssecretaris dat alle smaakjes van e-sigaretten
                     behalve tabakssmaken verboden moeten worden. Uit de meest recente (na publicatie van
                     de factsheet) Trimbos-cijfers blijkt dat het aantal jongeren dat vorig jaar heeft
                     geëxperimenteerd met een e-sigaret met maar liefst 9 procentpunten is teruggelopen
                     ten opzichte van 2015 (van 34% in 2015 naar 25% in 2019). Ook blijkt van regelmatig
                     gebruik onder jongeren geen sprake: slechts een op de tien jongeren die de e-sigaret
                     gebruikt doen dit «bijna elke week of vaker». Onderschrijft de Staatssecretaris de
                     conclusie dat het e-sigarettengebruik onder jongeren daalt? Zo ja, waarom neemt de
                     Staatssecretaris dan toch het besluit om smaakjes voor e-sigaretten te verbieden?
Ik ben blij dat het gebruik van de e-sigaret onder jongeren is gedaald. Toch maak
                  ik mij grote zorgen om het grote aantal jongeren dat het schadelijke product gebruikt
                  en op deze manier mogelijk afhankelijk wordt van nicotine. In het streven naar een
                  rookvrije generatie is geen plek voor de e-sigaret en daarom vind ik het belangrijk
                  het gebruik van de e-sigaret verder te ontmoedigen.
               
In recent onderzoek van het RIVM wordt benadrukt dat andere smaakjes dan tabak bijdragen
                        aan het volledig overstappen op e-sigaretten: «The availability of different flavors
                        was the most attractive characteristic of e-cigarettes. Dual users and exclusive vapers
                        had most often used tobacco and menthol/mint flavors when they first started vaping.
                        Compared to dual users, exclusive vapers currently used more fruit and sweet flavors
                        than dual users.» Deelt de Staatssecretaris de mening dat een verbod op smaakjes in
                        e-sigaretten (met uitzondering van tabakssmaak) ertoe kan leiden dat e-sigarettengebruikers
                        zullen terugvallen op de traditionele sigaret? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt de
                        Staatssecretaris dit een wenselijke ontwikkeling?
In een recent gepubliceerde studie van de Journal of the American Medical Association
                        (JAMA) «Associations of Flavored e-Cigarette Uptake With Subsequent Smoking Initiation
                        and Cessation» wordt geconcludeerd dat volwassenen die begonnen met het dampen van
                        e-sigaretten zonder tabakssmaak, meer geneigd waren te stoppen met roken dan degenen
                        die e-sigaretten gebruikten met tabakssmaken. Daarnaast werd geconcludeerd dat het
                        dampen van e-sigaretten zonder tabakssmaak niet geassocieerd werd met een toename
                        van het aantal jeugdrokers, maar met een toename van de kans op stoppen met roken
                        door volwassenen. Is de Staatssecretaris bekend met deze studie? Zo nee, is hij bereid
                        om de resultaten uit bovengenoemde studie mee te nemen in zijn overweging alvorens
                        over te gaan tot een verbod op smaakjes (met uitzondering van tabak) in e-sigaretten?
                        Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris de resultaten uit bovengenoemde studie niet
                        meegenomen in zijn beleidsoverwegingen? Veel gezondheidsexperts, waaronder dr. Gera
                        Nagelhout van het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving (IVO Instituut),
                        benadrukken dat juist (nontabak) smaakjes het makkelijker maken voor rokers die willen
                        stoppen met roken om de smaak van tabak te «ontwennen» en dat een verbod op andere
                        smaakjes dan tabak dus een slecht idee is. Deelt de Staatssecretaris de mening dat
                        het negeren van deze breed gedragen conclusie ertoe kan leiden dat het traditionele
                        roken in stand wordt gehouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is hier geen rekening
                        mee gehouden in het besluit om een verbod op smaakjes (anders dan tabak) aan te kondigen?
Ik ben bekend met beide bovengenoemde studies. Het Trimbos-instituut concludeert in
                  de factsheet elektronische sigaretten die ik eerder aan uw Kamer heb gezonden dat
                  vooral voor jongeren smaakstoffen de aantrekkelijkheid van een e-sigaret vergroten.
                  Het Trimbos-instituut concludeert tevens op basis van het beschikbare wetenschappelijke
                  onderzoek dat een verbod op smaakjes mogelijk ook volwassenen die willen stoppen met
                  roken ervan kan weerhouden om de e-sigaret als hulpmiddel te gebruiken. In Nederland
                  was in 2019 van de regelmatige e-sigaret gebruikers ongeveer 62%67 een roker. Dit waren duale gebruikers die naast e-sigaretten ook tabakssigaretten
                  gebruikten. De afgelopen jaren heeft de beschikbaarheid van een breed assortiment
                  smaken dus niet in grote mate geleid tot een (volledige) overstap naar de e-sigaret.
                  Het kabinet is van mening dat het in het kader van het beschermen van de volksgezondheid,
                  en met name die van jongeren, noodzakelijk is om aanvullende maatregelen te nemen.
                  In navolging van het verbod op smaken in tabakssigaretten is gekozen de aantrekkelijke
                  smaken voor vloeistoffen voor de e-sigaret te verbieden. Het beschermen van jongeren
                  tegen de schadelijke effecten van de e-sigaret weegt in de ogen van het kabinet en
                  de andere ondertekenaars van het preventieakkoord zwaarder dan de aantrekkelijkheid
                  van het product als stoppen met roken middel.
               
Vreest de Staatssecretaris dat wanneer e-sigarettengebruikers zelf e-sigarettenvloeistoffen
                     gaan vermengen met illegale substanties eenzelfde situatie kan ontstaan zoals in de
                     VS, met alle gezondheidsrisico’s van dien? Zo ja, waarom is de Staatssecretaris dan
                     voornemens om een verbod op alle smaakjes in e-sigaretten door te voeren? Zo nee,
                     waarom niet?
Het zelfstandig mengen van illegale substanties is zeer onverstandig omdat het tot
                  schadelijkere damp kan leiden dan bij reguliere vloeistoffen. De gezondheidsproblematiek
                  in de Verenigde Staten sterkt mij in de visie dat verdere ontmoediging van de e-sigaret
                  nodig is.
               
Hoe zal het wetgevingstraject omtrent het voorstel tot invoering van een smaakjesverbod
                     eruitzien? Wordt het voorstel gereguleerd via een AMvB of als een ministeriële regeling?
                     Wordt het voorstel aangemeld bij de EU op basis van de EU TRIS-procedure? Zo ja, wanneer?
                     Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij de besluitvorming?
Het reguleren van smaken voor vloeistoffen voor de e-sigaret zal door middel van zowel
                     een AMvB als een ministeriële regeling vorm krijgen in de Tabaks-en rookwarenregelgeving.
                     Beide concepten zullen worden genotificeerd bij de Europese Commissie, gelijktijdig
                     aan of nadat de AMvB aan uw Kamer is gestuurd in het kader van de voorhangprocedure.
                  
De Staatssecretaris geeft verder in zijn brief aan dat hij een Europees geharmoniseerde
                        aanpak prefereert. Hoe ziet hij dit aangezien andere Europese landen de e-sigaret
                        juist zien als een middel om te stoppen met roken?
Er zijn meerdere landen binnen de Europese Unie die maatregelen hebben genomen om
                  het gebruik van de e-sigaret te ontmoedigen. Zo is de e-sigaret in verschillende landen
                  onder het rookverbod geplaatst en hebben bijvoorbeeld Finland en Hongarije al een
                  smaakjesverbod voor vloeistoffen ingevoerd. Alleen in het Verenigd Koninkrijk wordt
                  de e-sigaret door de nationale gezondheidsdienst actief gestimuleerd als stoppen met
                  roken middel. Met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zie
                  ik kansen voor een geharmoniseerde aanpak om de e-sigaret te ontmoedigen.
               
Het is goed dat het roken van kruidenrookproducten nu eindelijk toegevoegd wordt aan
                     de thematafel roken. Deze leden snappen werkelijk waar niet waarom dit niet eerder
                     is gebeurd. Zij willen weten waarom dit niet veel eerder gebeurd is.
Het roken van kruidenrookproducten is reeds eerder onderwerp van gesprek geweest bij
                  de thematafel roken. Dit heeft er echter niet geresulteerd in een maatregel in het
                  Nationaal Preventieakkoord in aanvulling op reeds genomen wettelijke maatregelen zoals
                  een leeftijdsgrens, reclameverbod en gezondheidswaarschuwingen. Aan de thematafel
                  roken werd en wordt vooral prioriteit gegeven aan het verminderen van het aantal tabaksverkooppunten,
                  structurele substantiële accijnsverhogingen, gelijktrekken van de regels voor e-sigaretten
                  met die voor traditionele sigaretten, ruimere inzet op campagnes en communicatie en
                  hulp bij stoppen met roken.
               
Het percentage volwassenen dat rookt is al jaren aan het dalen. Het is echter zo dat
                     er een leeftijdscategorie buiten deze trend valt. Het zijn vooral jongeren in de leeftijdscategorie
                     20–24 jaar waarbij er geen sprake is van een daling. Hoe kan het dat, ondanks alle
                     getroffen maatregelen vooral gericht op jongeren, deze groep rokers niet daalt?
Ik vind het zorgwekkend dat de hoogste prevalentie van rokers in de groep jongvolwassenen
                     zit. We hebben de afgelopen jaren niet specifiek op deze groep ingezet. Ik heb, in
                     het kader van het Nationaal Preventieakkoord, financiering toegekend aan de afdeling
                     Publieksinformatie van het Trimbos om een apart informatie aanbod voor jongeren te
                     gaan creëren. Zij hebben daarvoor afgelopen maanden onderzoek gedaan onder 1.000 jongeren
                     om te inventariseren wat zij belangrijk vinden bij het stoppen met roken. Uit de onderzoeksresultaten
                     komt naar voren dat jongvolwassenen andere wensen hebben dan de «oudere» volwassenen.
                     Het onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat jongvolwassenen niet op zoek zijn naar professionele
                     begeleiding van een coach of medicijnen, maar bij voorkeur een app gebruiken met functionaliteiten
                     en een look and feel die goed past bij hun behoeften, en voorziet in de mogelijkheid
                     van sociale steun bij het stoppen met roken, zonder de sociale druk van vrienden die
                     door blijven roken. Deze app wordt een aanpassing van de bestaande Nederlandse app
                     Stopstone. Ook zal ik een speciale ingang laten maken op de website ikstopnu.nl voor
                     jongvolwassenen, met op hen toegespitste informatie. Deze producten zullen uiterlijk
                     eind 2021 worden opgeleverd. Daarnaast verwacht ik dat de ontwikkelingen in de maatschappij,
                     zoals bijvoorbeeld rookvrije sport, er ook bij jongvolwassenen aan zullen bijdragen
                     dat roken steeds minder als normaal wordt gezien.
                  
Preventief gezondheidsbeleid
In het Nationaal Preventieakkoord staat dat de invoering van standaardverpakkingen
                     voor e-sigaretten per 2022 zou worden overwogen. Kan de Staatssecretaris aangeven
                     waarom hij nu reeds over wil gaan tot het formeel vastleggen van 1 januari 2022 als
                     inwerkingtredingsdatum voor gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten? Welke
                     informatie en/of welke overwegingen hebben de Staatssecretaris doen besluiten om standaardverpakkingen
                     voor e-sigaretten daadwerkelijk in te voeren en niet langer te overwegen? Uit welke
                     studie blijkt dat dit bewezen effectief is?
Om samenhang en consistentie van het tabaksontmoedigingsbeleid te bevorderen, is het
                     belangrijk dat standaardverpakkingen niet alleen voor sigaretten en shagtabak gaan
                     gelden.
                  
Zoals afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord, acht het kabinet het noodzakelijk
                     dat ook verpakkingen van sigaren en elektronische dampwaar fors minder aantrekkelijk
                     worden gemaakt. Verpakkingen van sigaren en elektronische dampwaar kunnen immers zeer
                     aantrekkelijk zijn of worden gemaakt, met name voor jongeren. Hierdoor blijft het
                     gebruik van deze producten door jongeren aantrekkelijk of kan het gebruik zelfs toenemen.
                     De effectiviteit van gestandaardiseerde verpakkingen voor sigaretten is de afgelopen
                     jaren regelmatig onderzocht en uit deze onderzoeken kan worden geconcludeerd dat standaardverpakkingen
                     het bewustzijn van de schadelijkheid van roken vergroten.68
Waarom refereert de Staatssecretaris enkel aan Israël waar het gaat om de invoering
                     van gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten? Kan de Staatssecretaris bevestigen
                     dat in geen enkele EU-lidstaat reeds standaardverpakkingen voor e-sigaretten van kracht
                     zijn geworden? Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris besloten voor de Europese troepen
                     uit te lopen?
Voor zover bekend is Israël op dit moment het enige land dat gestandaardiseerde verpakkingen
                  voor e-sigaretten heeft voorgeschreven. Er zijn geen andere EU-lidstaten die deze
                  maatregel al hebben ingevoerd. Voor de onderbouwing voor het invoeren van neutrale
                  verpakkingen verwijs ik u naar het antwoord op de voorgaande vraag.
               
Minimum Unit Pricing voor alcohol – Verkenning van effectiviteit, implementatieaspecten
                     en scenario’s voor prijsbeleid in Nederland
De leden van de PVV-fractie willen de verwachte effecten van Minimum Unit Pricing
                     (MUP) weten voor de gewone Nederlanders die in het weekend een drankje doen. Deze
                     leden vrezen namelijk dat zij de dupe zullen worden van de maatregel en (wederom)
                     in hun portemonnee zullen worden getroffen. Zorgt deze maatregel ervoor dat dit drankje
                     (een biertje, een wijntje) duurder wordt? En zo ja, hoeveel?
MUP zal ervoor zorgen dat de prijs van de goedkoopste alcoholhoudende dranken stijgt.
                     Deze goedkoopste alcoholhoudende drank is momenteel vaak goedkoper dan frisdrank en
                     water in fles.
                  
De groep consumenten die deze producten koopt zal hierdoor minder alcohol kunnen kopen
                     voor hetzelfde bedrag. Wat de precieze effecten zijn op de prijs van een alcoholisch
                     drankje hangt van de gehanteerde minimumprijs per eenheid alcohol af. Het RIVM maakt
                     momenteel bij de doorrekening van invoering van MUP in Nederland de effecten van verschillende
                     minimumprijzen inzichtelijk. Hiermee kan de keuze voor het al of niet invoeren van
                     MUP en de minimumprijs in Nederland worden onderbouwd.
                  
De Staatssecretaris geeft aan dat producten uit het goedkopere segment duurder worden;
                     uit de bijlage blijkt dat alle biersoorten, ook de merkbieren, al bij een MUP van
                     0,35 duurder worden. Is een kratje bier met de invoering van MUP nog betaalbaar voor
                     de gewone hardwerkende Nederlander? Is een kratje bier met de invoering van zowel
                     de MUP als de beperking van de prijsactie nog wel betaalbaar voor de gewone hardwerkende
                     Nederlander? Kan er na invoering van MUP nog wel een aanbieding plaatsvinden op een
                     kratje bier?
Zowel met de invoering van MUP als met de beperking van de prijsacties tot maximaal
                  25 procent blijft een kratje bier betaalbaar voor iedere hardwerkende Nederlander.
                  Wel is het zo dat de alcoholconsument, bij gelijkblijvende uitgaven aan alcohol, minder
                  kan kopen bij invoering van MUP. Een aanbieding op een kratje bier blijft mogelijk,
                  als daarmee de prijs van het kratje bier niet onder de minimumprijs per eenheid alcohol
                  komt en er niet meer dan 25 procent korting wordt gegeven op de reguliere prijs.
               
Acht de Staatssecretaris de invoering van MUP haalbaar in Nederland?
Het onderzoek van het RIVM laat zien dat het alcoholgebruik van overmatige, zware
                  en problematische drinkers door MUP afneemt. Ik vind deze eerste onderzoeksresultaten
                  veelbelovend. MUP is binnen het alcoholbeleid een effectieve maatregel om kwetsbare
                  groepen te beschermen tegen problematisch alcoholgebruik. Dit najaar wordt het rapport
                  van het RIVM aangevuld met een doorrekening van invoering van MUP in Nederland, een
                  stakeholdersanalyse en de meest recente empirische gegevens uit Schotland, waar MUP
                  is ingevoerd sinds 2018. Ondertussen maak ik een overzicht van de stappen die nodig
                  zijn om MUP in Nederland in te voeren. Hiermee beoog ik tot een goede basis te komen
                  voor een toekomstige beleidsbeslissing over de vraag of een invoering van MUP in Nederland
                  haalbaar is.
               
Aan welke eenheidsprijs denkt de Staatssecretaris? Kan de Staatssecretaris een overzichtelijke
                     tabel maken met de eenheidsprijs per land en in euro’s?
Het RIVM zal bij de doorrekening van invoering van MUP in Nederland ook de effecten
                  van verschillende minimumprijzen per eenheid inzichtelijk maken om zo de keuze voor
                  een eventuele minimumprijs in Nederland te onderbouwen. Het is daarmee nog te vroeg
                  om een bepaalde minimumprijs te noemen. Hieronder treft u een overzicht aan van de
                  momenteel gehanteerde minimumprijs per land en in euro’s.
               
Land
Type alcohol
MUP origineel
MUP 2019 euro
Eenheid1
                                 
Schotland
alle
0,50 pence
0,57
Standaardeenheid (= 8 gram pure alcohol)
Canada2
                                 
bier
0,69
Standaardeenheid (= 13,6 gram pure alcohol)
wijn
0,57
Standaardeenheid (= 13,6 gram pure alcohol)
gedestilleerd
0,89
Standaardeenheid (= 13,6 gram pure alcohol)
Wales
alle
0,50 pence
0,57
Standaardeenheid (= 8 gram pure alcohol)
Australië
alle
1,30 dollar
0,72
Standaardeenheid (= 10 gram pure alcohol)
Kirgizië
wodka
90 som
1,47
0,5 liter
Oezbekistan
wijn
9600 sum
0,91
liter
wodka3
23200 sum
2,2
liter
cognac
34600 sum
3,28
liter
Rusland
wodka
205 roebel
2,99
0,5 liter
Wit-Rusland
gedestilleerd
4,4 roebel
2,2
0,5 liter
X Noot
                     
1
Waar standaardeenheid staat, wordt MUP gehanteerd. In de andere gevallen wordt uitgegaan
                        van een minimale prijs per hoeveelheid van een bepaalde drank.
                     
X Noot
                     
2
Canada hanteert geen nationaal beleid wat betreft MUP. Elke provincie heeft hiervoor
                        zijn eigen beleid. De weergegeven minimumprijzen worden gehanteerd in meerdere Canadese
                        provincies.
                     
X Noot
                     
3
Wodka en andere sterke alcoholhoudende dranken.
Is de Staatssecretaris voornemens om de MUP, naast de maatregel om prijsacties met
                     meer dan 25% korting niet langer toe te staan, in te voeren?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op de eerder door u
                  gestelde vraag over de haalbaarheid van MUP in Nederland.
               
Is de Staatssecretaris voornemens om een accijnsverhoging op alcoholhoudende drank
                     op te leggen?
Het RIVM rekent momenteel de meest realistische scenario’s voor aanscherping van het
                  alcoholprijsbeleid in de Nederlandse situatie door: een MUP voor alle alcoholhoudende
                  drank, een accijnsverhoging op alcohol en een combinatie van zowel MUP als een accijnsverhoging.
                  Daarbij worden de kosten en baten van deze drie scenario’s tegen elkaar afgezet. Ik
                  verwacht de resultaten dit najaar. Ik wacht eerst deze resultaten af, alvorens ik
                  een standpunt inneem over mogelijke toekomstige maatregelen, (zoals de vraag of een
                  accijnsverhoging op alcohol wenselijk is).
               
Rookverbod. Inspectieresultaten 2019
De leden van de PVV-fractie constateren voor het zoveelste jaar op rij dat het rookverbod
                     wederom niet goed nageleefd wordt in de shishalounges. Wederom is het maatregelpercentage
                     (40%) het hoogst bij de shishalounges. Wordt de maatregel «three strikes out» nog
                     opgelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel shishalounges hebben reeds drie maatregelen
                     opgelegd gekregen?
De «three strikes out maatregel» kan op dit moment alleen worden ingezet bij een overtreding
                  van de naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop van tabak. Indien bij een ondernemer
                  drie maal in twaalf maanden een overtreding wordt geconstateerd, kan de verkoop van
                  tabak worden stilgelegd. Voor de sanctionering bij overtreding van het rookverbod
                  is de maatregel niet geschikt omdat er in de regelgeving geen onderscheid gemaakt
                  kan worden naar de locatie. Het rookverbod geldt niet alleen voor horeca, maar onder
                  andere ook voor openbare gebouwen en ziekenhuizen. De sluiting van deze organisaties
                  in verband met een overtreding van het rookverbod is disproportioneel en onwenselijk.
               
Hoelang gaat het nog duren voordat ook het roken van kruidenmengsels zonder tabak
                     onder het rookverbod gaat vallen?
Voor kruiden-rookproducten zijn reeds meerdere wettelijke maatregelen genomen zoals
                  een leeftijdsgrens van 18 jaar, een reclameverbod en gezondheidswaarschuwingen op
                  verpakkingen. Ik blijf het gebruik van kruidenrookproducten volgen. Aanvullende maatregelen,
                  zoals de uitbreiding van het rookverbod, kunnen overwogen worden als er signalen zijn
                  uit de praktijk of de handhaving of wanneer de populariteit en gebruiksfrequentie
                  onder met name jongeren blijkt toe te nemen.
               
Maakt het nemen van monsters de inspecties niet onnodig ingewikkeld? Wat zijn de kosten
                     om vast te stellen welk type product in de waterpijpen gerookt wordt?
Het nemen van monsters van het gerookte product in waterpijpen maakt de inspectie
                  complexer en dit kost meer tijd. Om vast te stellen of het rookverbod wordt overtreden,
                  moet worden aangetoond dat het gerookte product tabak bevat en niet enkel bestaat
                  uit kruidenrookproducten of andere producten zonder tabak. Dit gebeurt via laboratoriumonderzoek.
                  Naast dat de inspectie meer tijd kost, zijn er aan het monsteronderzoek laboratoriumkosten
                  verbonden. Deze laboratoriumkosten zijn ca. 100 euro per onderzocht monster.
               
Sport en alcohol onlosmakelijk verbonden?
Is de Staatssecretaris van mening dat als de maatschappelijke trend is om te matigen
                     met het drinken van alcohol, dit niet vanzelf zal doorwerken in de sportkantine? Zo
                     nee, waarom niet?
De maatschappelijke trend is mede het gevolg van de aandacht en initiatieven van vele
                     maatschappelijke organisaties over de risico’s van alcoholgebruik en de concrete mogelijkheden
                     om problematisch gebruik terug te dringen.
                  
Daarom heb ik in het Nationaal Preventieakkoord afspraken gemaakt met de sportsector
                     over de aanpak van problematisch alcoholgebruik. De sportsector is begonnen aan de
                     uitvoering met inzet van verschillende interventies. Die sluiten goed aan op de aanbevelingen
                     van het onderzoek.
                  
Is de Staatssecretaris van mening dat interventies als sociale norm van standaard
                        0%, emerging norm, rolmodellen, beleidsmaatregelen en het stellen van disruptieve
                        vragen nodig zijn?
Is de Staatssecretaris voornemens dit op te nemen in zijn beleid?
Uit het rapport van Tabula Rasa blijkt dat alcoholgebruik in de sportkantine voor
                  een groot deel gewoontegedrag is. De voorgestelde interventierichtingen ondersteunen
                  het tot stand komen van een andere sociale norm. Dit rapport is onderdeel van het
                  Nationaal Preventieakkoord, waarin ik samen met de sportsector doelstellingen heb
                  geformuleerd en acties heb opgenomen die inmiddels zijn opgepakt.
               
Waarom laat de Staatssecretaris het niet over aan de inschatting van de medewerkers
                     in de sportkantines om mensen te laten matigen? Moet dit apart worden vastgelegd in
                     normering/regels of kunnen de algemene regels die gelden voor de horeca niet gewoon
                     worden gevolgd?
De Drank- en Horecawet geldt ook in de sportkantine. Daarnaast zet ik in het kader
                  van het Nationaal Preventieakkoord samen met de sportsector in op het tegengaan van
                  problematisch alcoholgebruik. We gaan voor een gezonde sportomgeving waar meedrinken
                  niet de norm is. De richtlijnen «Verantwoord alcoholbeleid in de sport» die NOC*NSF
                  met vele partners heeft opgesteld, geven richting aan het beleid dat de sportsector
                  hierin voorstaat.
               
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat een op de drie rokers overweegt
                     te stoppen door COVID-19. De Staatssecretaris geeft aan hierop in te zetten. De leden
                     van de CDA-fractie vragen hoe hij deze kans wil gaan verzilveren.
Ik zie COVID-19 als een belangrijke wake-up call voor rokers, omdat er voldoende aanwijzingen
                     zijn dat roken een risicofactor is voor een ernstiger beloop en overlijden aan deze
                     ziekte, en rokers waarschijnlijk ook meer risico lopen om besmet te raken. Tegelijkertijd
                     moeten we niet onderschatten dat voor veel mensen deze situatie veel stress oplevert,
                     bijvoorbeeld omdat zij bang zijn voor besmetting of de economische gevolgen aan den
                     lijve ondervinden. En zoals bekend: door stress kunnen rokers juist meer gaan roken,
                     en vallen gestopte rokers sneller weer terug. Daarom is het belangrijk om de urgentie
                     van stoppen met roken te benadrukken, zonder dat rokers daardoor nog meer stress krijgen.
                     Voor het algemeen publiek is daarvoor toegankelijke informatie beschikbaar via de
                     link: https://www.ikstopnu.nl/roken-en-corona/. Uit onderzoek van het Trimbos blijkt verder dat rokers dit jaar extra gemotiveerd
                     zijn om mee te doen aan Stoptober, vanwege COVID-19. Aansluitend aan Stoptober zal
                     de overheidscampagne PUUR van start gaan, die zowel bedoeld is om het bewustzijn over
                     de schadelijkheid van roken en meeroken te vergroten, als om rokers aan te zetten
                     om te stoppen met roken. Vanuit het Nationaal Preventieakkoord zijn ook vele initiatieven
                     ingezet die de stoppen-met-rokenzorg toegankelijker gaan maken. Daaronder vallen verbeteringen
                     aan de website ikstopnu.nl, het rookvrij maken van de zorg, verbetering van het Kwaliteitsregister
                     waarin gekwalificeerde rookstopcoaches zijn opgenomen, scholing voor zorgverleners
                     hoe het gesprek over roken te starten en het ontwikkelen van lokale zorgpaden in een
                     aantal proefregio’s waarin heldere afspraken worden vastgelegd over de rol en taken
                     van betrokken zorgprofessionals. Al deze initiatieven dragen juist nu bij aan het
                     beschikbaar maken van goede rookstophulp voor rokers die willen stoppen vanwege COVID-19.
                  
Het inperken van het aantal verkooppunten voor tabaksproducten is een effectieve maatregel.
                        De leden van de CDA-fractie hebben eerder al aangekaart dat zij in ieder geval in
                        steden een toename van supermarkten en avondwinkels zien en daarmee op dit gebied
                        een toename van deze categorie verkooppunten. In juni gaf de Staatssecretaris aan
                        in gesprek te zijn met supermarkten naar aanleiding van de motie van de leden Kuik
                        en Dik-Faber.69 Deze leden vragen wat daar uitgekomen is. Welke concrete stappen wil men zetten,
                        of is er geen wil wat te veranderen tenzij de politiek hen iets oplegt voor een gelijk
                        speelveld?
Inmiddels is het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak
                  afgerond en heb ik meerdere gesprekken gevoerd met supermarkten. Dit najaar bied ik
                  uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan, waarin ik u ook informeer over mijn
                  gesprekken met de supermarkten.
               
De leden van de CDA-fractie willen zo snel mogelijk stappen zetten om het aantal verkooppunten
                     van tabaksproducten te verminderen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat
                     hier in deze kabinetsperiode nog stappen worden gezet? Waarom stuurt de Staatssecretaris
                     het onderzoek over vermindering van het aantal tabaksverkooppunten pas na de zomer
                     naar de Kamer en niet voor de zomer, zoals eerder aangekondigd?
Het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak heeft enige
                  vertraging ondervonden. De buitenlandse (gezondheids)experts die voor het onderzoek geïnterviewd zouden worden moesten prioriteit
                  geven aan bestrijding van het COVID-19 virus in hun land, waardoor oplevering van
                  het rapport voor de zomer niet meer mogelijk bleek. Inmiddels is dit onderzoek afgerond.
                  Dit najaar bied ik uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan.
               
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij graag alle smaakjes voor de e-sigaret
                     wil verbieden, met uitzondering van de tabakssmaak. De leden van de CDA-fractie vragen
                     wanneer de Kamer dit voorstel kan verwachten, zodat de Staatssecretaris deze maatregel
                     nog binnen zijn termijn kan realiseren.
Op dit moment wordt de concept-amvb opgesteld. Gestreefd wordt het voorstel in januari
                     aanstaande naar uw Kamer te sturen in het kader van de voorhangprocedure.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken van het rookvrij maken
                        van speeltuinen, kinderboerderijen en sportterreinen. Wordt de doelstelling uit het
                        Nationaal Preventieakkoord dat in 2020 alle kinderboerderijen en speeltuinen geheel
                        rookvrij zijn gehaald? Deze leden lezen immers dat eind 2019 nog slechts 41% van de
                        kinderboerderijen en 50% van de speeltuinen geheel rookvrij waren.
Het aantal rookvrije kinderboerderijen op dit moment is 233. In totaal zijn er 400
                  kinderboerderijen in Nederland. De gevolgen van COVID-19 hebben impact gehad op de
                  ingezette koers om alle kinderboerderijen in 2020 rookvrij te maken. Voor de komende
                  maanden heeft KinderboerderijenActief, aanjager voor rookvrije kinderboerderijen en
                  ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, nog diverse acties gepland om de
                  kinderboerderijen te ondersteunen om rookvrij te worden. De verwachting is dat alle
                  kinderboerderijen in het eerste kwartaal van 2021 rookvrij zijn. COVID-19 heeft ook
                  voor de speeltuinen de nodige gevolgen gehad. Meer dan 50% van de speeltuinen is op
                  dit moment rookvrij. De NUSO, branchevereniging voor speeltuinen en ondertekenaar
                  van het Nationaal Preventieakkoord, zet zich in om de doelstelling dat 100% van de
                  speeltuinen rookvrij is, te behalen. De verwachting is dat alle speeltuinen in de
                  zomer van 2021 rookvrij zijn.
               
Uit onderzoek van Unicef is gebleken dat 70% van de kinderproducten in supermarkten
                        onverantwoord is.70 De meeste producten bevatten te veel suikers, energie of zout of te weinig vezels
                        en passen hierdoor niet binnen de Schijf van Vijf, aldus Unicef. De leden van de CDA-fractie
                        vragen wat de reactie van de Staatssecretaris is op dit onderzoek.
De aanbeveling voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder:
                     eet zoveel mogelijk gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen
                     worden door het Voedingscentrum en consultatiebureaus verspreid. De Schijf van Vijf
                     bevat voornamelijk onbewerkte producten, zoals groente, fruit, volkoren producten
                     etc. Dit zijn geen specifieke kinderproducten. Ik ga met de supermarkten bespreken
                     welke stappen zij nog gaan zetten om consumenten te
                  
verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf staan. Vanuit de wetgeving
                     bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen tot 3 jaar.
                     Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien.
                  
Deze leden vragen waarom producten gepresenteerd en genoemd mogen worden als kinderproduct
                        terwijl uit onderzoek blijkt dat het ongezond is. Aan welke voedingskundige criteria
                        moeten producten nu voldoen om zich te mogen presenteren als kinderproducten? Is dat
                        de Schijf van Vijf?
In de regelgeving wordt binnen de categorie «babyvoeding» onderscheid gemaakt tussen
                     enerzijds «bewerkte levensmiddelen op basis van granen» en anderzijds «babyvoeding».
                     Voor deze producten gelden gedetailleerde eisen wat betreft samenstelling, maximaal
                     toegelaten restanten van gewasbeschermingsmiddelen en etikettering. De samenstellingseisen
                     hebben betrekking op het graangehalte, eiwitten, koolhydraten, vetten, mineralen en
                     vitaminen. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet
                     mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding
                     in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent
                     bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen
                     bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving
                     zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.
                  
Er bestaat geen wettelijke categorie «kinderproducten», dus hier zijn geen voedingskundige
                     criteria aan gesteld. Aan de afspraken die de industrie gemaakt heeft over het beperken
                     van kindermarketing hebben zij wel voedingskundige criteria gesteld. Deze criteria
                     zijn op dit moment niet volledig in lijn met de Schijf van Vijf. Hierover blijf ik
                     in gesprek met betrokken partijen.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen wat de resultaten zijn van het gesprek dat de Staatssecretaris
                        zou hebben met de Reclamecodecommissie over reclame die gericht is op kinderen. Hoe
                        staat het met de gesprekken over kindermarketing op sociale media?
Over de regels rond kindermarketing en de aanscherping van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen
                  ben ik afzonderlijk in gesprek geweest met stichting Reclamecode, Federatie Nederlandse
                  Levensmiddelen industrie (FNLI), de supermarktenbranche (CBL) en de Alliantie Stop
                  Kindermarketing. Op dit moment is er sprake van zelfregulering en bepaalt FNLI, als
                  eigenaar van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen, welke regels opgenomen worden in
                  de reclamecode. Ik heb aangegeven dat ik de huidige reclamecode graag aangescherpt
                  zie zodat er alleen nog kindermarketing ingezet mag worden op Schijf van Vijf producten.
                  FNLI heeft aangegeven dat daar op dit moment geen draagvlak voor is, onder andere
                  door de internationale markt waarin de voedingsmiddelen van hun achterban verkocht
                  worden. -Ik houd de huidige reclamecode onder de loep en bekijk samen met bijvoorbeeld
                  de Alliantie Stop Kindermarketing aan welke knoppen we nog meer kunnen draaien om
                  kinderen beter te beschermen tegen kindermarketing voor ongezonde producten. Om het
                  zelfregulerende systeem goed te laten werken moet de industrie ook meebewegen, anders
                  moeten we kijken naar alternatieven zoals wetgeving. In de voortgangsbrief van juni
                  jl. over het Nationaal Preventieakkoord heb ik de Kamer geïnformeerd nader onderzoek
                  te laten uitvoeren naar het gebruik en het effect van kindermarketing op sociale media.
                  Dit onderzoek wordt het eerste kwartaal van 2021 verwacht.
               
In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg en Von Martels
                     over berichten dat mensen met overgewicht meer risico lopen bij het coronavirus geeft
                     de Staatssecretaris aan dat de maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk worden genomen
                     geagendeerd zullen worden voor de volgende bespreking met partners van de tafel Overgewicht.71 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze bespreking plaats zal vinden en wanneer
                     de Kamer hierover geïnformeerd zal worden. Daarnaast meldt de Staatssecretaris dat
                     de supermarktbranche aangeeft te streven naar een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf
                     van Vijf producten, en dat zij maatregelen zoals in het Verenigd Koninkrijk voorgesteld
                     hierbij kan inzetten om dit doel te bereiken. Genoemde leden vragen hoe de (tussen)doelen
                     van de supermarkten worden gemonitord. Wordt er daadwerkelijk een jaarlijkse consumptiegroei
                     van Schijf van Vijf producten waargenomen? Zijn er gesprekken gevoerd met de supermarktbranche
                     om de maatregelen uit het Verenigd Koninkrijk over te nemen?
De volgende overgewichttafel staat gepland voor medio november. Ik zal u voor het
                     AO preventie dat gepland staat op 3 december informeren over de uitkomsten.
                  
Voor alle afspraken in het Nationaal Preventieakkoord geldt dat over de voortgang
                     jaarlijks door de betrokken partijen gerapporteerd wordt aan het RIVM. Het RIVM maakt
                     op basis van deze informatie een voortgangsrapportage. Supermarkten rapporteren over
                     hun inzet en niet over de daadwerkelijke consumptiegroei. Of deze consumptiegroei
                     al plaatsvindt, blijkt dus niet uit deze gegevens. Zoals ik heb toegezegd in mijn
                     brief van 22 juni 202072, verken ik wat een goede manier kan zijn om een beter beeld te krijgen van de veranderingen
                     in het aanbod van Schijf van Vijf producten, zowel in supermarkten als in het brede
                     «out of home» segment.
                  
Ik heb de supermarktbranche nog niet specifiek over de maatregelen in het Verenigd
                     Koninkrijk (VK) gesproken. Ik verwacht dat ze medio november aan het gesprek aan de
                     overgewichttafel zullen deelnemen. Over het voedselkeuzelogo, wat in het VK ook een
                     van de maatregelen is, spreek ik hen overigens regelmatig.
                  
In dezelfde antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg
                        en Von Martels geeft de Staatssecretaris aan dat hij in gesprek is geweest met een
                        aantal wetenschappers over de relatie tussen leefstijlthema’s (waaronder voeding en
                        beweging) en COVID-19. De Staatssecretaris heeft hen de oproep gedaan mee te denken
                        over korte en lange termijn acties die zorgen voor het verbeteren van leefstijl in
                        het algemeen. De leden van de CDA-fractie vragen welke bevindingen en mogelijkheden
                        hieruit gevolgd zijn.
Naar aanleiding van de oproep van o.a. wetenschappers en medici voor het belang van
                     een gezonde leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd over de relatie
                     tussen het coronavirus en leefstijlpreventie. De gesprekken hebben tot waardevolle
                     input geleid waar we graag met het veld verder op voortbouwen. Belangrijke bevindingen
                     en vervolgacties zijn onder meer:
                  
– Deze pandemie heeft het belang van preventie nogmaals aangekaart en acties op leefstijlpreventie
                           moeten daarom versneld worden. Deskundigen pleiten niet voor een aparte corona-leefstijl-aanpak,
                           maar voor het versterken van preventie in het algemeen. Ook na de uitbraak van COVID-19.
                        
– Er is meer aandacht gewenst voor gecombineerde leefstijlinterventies die ook geschikt
                           zijn voor mensen met een gezondheidsachterstand en de rol van de huisarts hierin.
                           Wil je daadwerkelijk een trendbreuk realiseren, dan is een combinatieaanpak van verschillende
                           interventies van belang.
                        
– Het vraagstuk rondom het stimuleren van meer bewegen moet integraal worden aangepakt.
                           Hiervoor hebben we deze zomer een interdepartementale werkgroep opgericht waar SZW,
                           OCW, BZK en IenW naast VWS aan deelnemen. Daar is ook de sportsector en de wetenschap
                           in vertegenwoordigd. De werkgroep verkent welke huidige beleidsmaatregelen per levensfase
                           nu al inzetten op meer bewegen door de dag. Voorbeelden hiervan zijn landelijke programma’s
                           als Gezonde Kinderopvang, Gezonde School maar ook de buurtsportcoachregeling, Ruimte
                           voor Lopen vanuit BZK of Vitaal Werken vanuit SZW. Vandaaruit wil de werkgroep met
                           de sectoren, waaronder ook werkgevers, gemeenten en bijvoorbeeld de zorg, een routekaart
                           ontwikkelen om te kijken welke initiatieven er voor gaan zorgen dat de ambitie van
                           75% NL in 2040 aan de beweegrichtlijn uit het preventieakkoord ook daadwerkelijk gehaald
                           wordt en welke stappen of beleidsmaatregelen daar nog meer voor nodig zijn.
                        
De Staatssecretaris schrijft dat de campagne over stoppen met roken door COVID-19
                     is uitgesteld. In zijn Kamerbrief van 13 juni 2019 (over voortgang uitvoering Nationaal
                     Preventieakkoord) schrijft de Staatssecretaris dat in deze campagne ook rookvrij opgroeien
                     wordt meegenomen.73 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze campagne alsnog gaat lopen. Wordt
                     hierin nog steeds het tegengaan van roken in auto’s meegenomen, zoals beloofd door
                     de Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over het preventieakkoord?
Op 29 oktober startte de stoppen met roken campagne. Deze campagne richt zich in eerste
                  instantie op de groep rokers die gemotiveerd is om (ooit) te stoppen met roken. Tijdens
                  het plenaire debat over het preventieakkoord op 3 september 2019 heb ik toegezegd
                  het tegengaan van roken in de auto te overwegen als onderwerp voor deze landelijke
                  campagne en het aan uw Kamer te melden als daarvan wordt afgeweken. Omdat het gaat
                  om een nieuwe campagne is het belangrijk om eerst het nieuwe concept breed neer te
                  zetten. Het doel is om de campagne daarna verder door te ontwikkelen en met deelcampagnes
                  specifieke doelgroepen te bereiken. Een van de doelgroepen die we hierbij omschreven
                  hebben is: (jonge) ouders. In de uitwerking van deze deelcampagne is er mogelijk ook
                  aandacht voor het onderwerp roken in de auto.
               
GGD GHOR verwijst naar het signalement van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG)
                     waaruit blijkt dat apps en wearables belangrijk zijn bij een modern preventiebeleid,
                     maar dat zonder goede inbedding deze de gezondheidsverschillen kunnen vergroten.74 GGD GHOR pleit er daarom voor dat er meer geïnvesteerd moet worden in veilige en
                     effectieve innovatie, en dat dit goed in het publieke stelsel belegd moet worden.
                     De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie van de Staatssecretaris hierop is
                     en of hij deze suggesties mee kan nemen voor het (toekomstige) preventiebeleid.
Ik ondersteun de inhoud van het signalement van het CEG. Apps en wearables zijn zeker
                  in deze tijden van toegevoegde waarde in het kader van gezondheidsbevordering en het
                  stimuleren van en werken aan een gezonde leefstijl. We vinden het belangrijk dat de
                  inzet van deze digitale middelen bijdraagt aan het verminderen van de gezondheidsachterstanden.
                  We zijn ons daarbij bewust van de uitdagingen en valkuilen, zoals ook beschreven in
                  het signalement. Net als het CEG vind ik het belangrijk dat de inzet van eHealth zorgvuldig
                  en effectief gebeurt. En dat betekent vaak maatwerk, omdat de behoefte van persoon
                  tot persoon kan verschillen, en ook nog door de tijd heen kan veranderen. De inzet
                  is daarom bij uitstek gericht op het betrekken van de burger zelf. Alleen dan kan
                  de implementatie van potentievolle eHealth (waaronder apps en wearables) een succes
                  worden.
               
Alzheimer Nederland pleitte vorig jaar voor een brede Nationale Strategie Dementie,
                     waarin onder andere een preventieprogramma opgenomen moet worden om de leefstijl van
                     mensen te verbeteren, met als doel: uitstel of risicoreductie van dementie.75 Zij constateren nu dat de bestaande mogelijkheden om de hersengezondheid te verbeteren
                     nog onvoldoende worden benut. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris
                     bereid is om een landelijk preventieprogramma op te zetten gericht op verbetering
                     van de hersengezondheid. Ziet de Staatssecretaris daarnaast mogelijkheden om via landelijke
                     en regionale campagnes bevordering van de hersengezondheid door middel van leefstijlpreventie
                     onder de aandacht te brengen?
Op maandag 21 september jl. is de Nationale Dementiestrategie aan uw Kamer gestuurd.
                     Onderdeel van deze strategie is risicoreductie van dementie. Dat doen we door in een
                     nieuw onderzoeksprogramma onder meer in te zetten op risicoreductie door meer kennis
                     van de invloed van leefstijlfactoren. Ook wordt onderzoek gedaan naar mogelijkheden
                     om op andere manieren dementie te voorkomen of in een vroeg stadium, voordat er klinische
                     symptomen zijn, te behandelen. Verder zal met gerichte activiteiten de kennis over
                     de mogelijkheden om het risico op dementie te verminderen en waarover een brede wetenschappelijke
                     consensus is, worden verspreid onder het algemeen publiek. Er wordt begonnen bij risicogroepen,
                     zoals mensen met diabetes, overgewicht en hart- en vaatziekten. Hierbij werken we
                     samen met onder meer gezondheidsfondsen, zorgprofessionals, zorgverzekeraars en gemeenten
                     en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij brede leefstijlcampagnes.
                  
Op welke manieren stimuleert de Staatssecretaris het gebruik van online tools voor
                        zelfmanagement op het gebied van leefstijlverbetering door risicogroepen voor dementie?
We stimuleren het gebruik van online tools door bekendheid te geven aan toepassingen
                     via Zorgvannu. In de Nationale Dementiestrategie die uw Kamer onlangs heeft ontvangen76 is aangekondigd dat de kennis over de mogelijkheden om het risico op dementie te
                     verminderen, waarover een brede wetenschappelijke consensus is, wordt verspreid onder
                     het algemeen publiek. Hiermee wordt begonnen bij risicogroepen, zoals mensen met diabetes,
                     overgewicht en hart- en vaatziekten en zal worden samengewerkt met onder meer gezondheidsfondsen,
                     zorgprofessionals, zorgverzekeraars en gemeenten. Het stimuleren van al bestaande
                     online tools voor zelfmanagement op het gebied van leefstijlverbetering kan hier onderdeel
                     van zijn.
                  
Ook wordt in samenwerking met diverse partijen, waaronder het Nationaal eHealth Living
                     Lab (NeLL), GGZ Nederland, MIND, GGD GHOR Nederland en de Patiëntenfederatie Nederland,
                     toegewerkt naar een Nederlands toetsingskader voor gezondheidsapps. Via een landelijke
                     bibliotheek kunnen de positief beoordeelde apps beschikbaar gesteld worden. Ook betrouwbare
                     platforms zoals het RIVM, thuisarts.nl, de GGZ appwegwijzer en de GGD appstore kunnen
                     hier gebruik van maken en de apps op hun website plaatsen. Hiermee vergroten we de
                     vindbaarheid van positief beoordeelde gezondheidsapps.
                  
Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl
Afgelopen zomer heeft de Staatssecretaris het rapport volgend uit een onderzoek naar
                     de invloed van de sportomgeving op normalisering van alcoholgebruik met de sportsector
                     besproken. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven
                     welk vervolg hieraan wordt gegeven.
Het rapport van Tabula Rasa is onderdeel van het Nationaal Preventieakkoord, waarin
                  ik samen met de sportsector doelstellingen heb geformuleerd en acties heb opgenomen
                  die inmiddels zijn opgepakt. De interventierichtingen die in het rapport worden voorgesteld,
                  ondersteunen het werken aan een gezonde sportomgeving. Uit mijn gesprekken met de
                  sportsector weet ik dat het rapport goed is ontvangen. De resultaten van het onderzoek
                  bevestigen het nut en de inhoud van de Richtlijnen Alcohol en Sport. De sportsector
                  heeft de aanbevelingen uit het rapport gecommuniceerd en deze worden waar mogelijk
                  toegepast bij de interventies die de sportsector heeft ingezet. Zo is het onderzoek
                  bijvoorbeeld voorgelegd aan de docenten die de inspiratiesessies geven en aan de clubcoaches
                  van Team:Fit van JOGG die clubs persoonlijk begeleiden. Zij halen tips uit het rapport
                  voor de begeleiding. In het rapport wordt ook gesproken over het doorbreken van de
                  sociale norm. Dat wordt getest in de negen modelkantines, waar standaard 0.0% bier
                  geschonken gaat worden en bier met alcohol op verzoek.
               
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of bij voorlichtingscampagnes
                     over alcohol gericht wordt op ouders, aangezien dat mogelijk een groter effect heeft
                     dan alleen te richten op de jongere zelf.
Ik deel dit inzicht van de CDA-fractie. De meerjarige NIX18 normcampagne richt zich
                  daarom ook primair op ouders. Eind 2020 gaat de brede campagne van het Ministerie
                  van VWS van start. De focus van deze campagne ligt op het beïnvloeden van de algemeen
                  geldende sociale norm omtrent alcoholgebruik, gericht op het brede publiek en daarmee
                  zowel op ouders als op jongeren.
               
Verslag van een schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas
De Staatssecretaris geeft aan dat veel campagnes zijn uitgesteld. Is de Staatssecretaris
                     het met de leden van de CDA-fractie eens dat de schade rondom lachgasgebruik verder
                     doorgaat en een campagne richting jongeren juist nu nodig is? Welke goede redenen
                     ziet de Staatssecretaris om een campagne over de schadelijke effecten nu wel in te
                     zetten?
Ik ben het absoluut met de CDA-fractie eens dat de schade rondom lachgasgebruik doorgaat
                  en dat goede voorlichting en preventie van wezenlijk belang is. Er is veel inzet om
                  het huidige preventie en voorlichtingsmateriaal te herzien om de risicoperceptie dat
                  lachgas een onschuldig middel is bij te stellen. Ook zet de Minister van Infrastructuur
                  en Waterstaat in op een campagne over lachgas en verkeersveiligheid en verwacht ik
                  dit najaar de resultaten van een onderzoek naar lachgasgebruik onder jongeren met
                  een niet-westerse migratieachtergrond. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van de
                  huidige inzet op dit belangrijke thema. Het is ongebruikelijk om voor drugs, en dus
                  ook voor lachgas, een brede voorlichtingscampagne in te zetten omdat hiermee mogelijk
                  risicovol en schadelijk gedrag rechtstreeks onder de aandacht van een te brede doelgroep
                  wordt gebracht en dit risicovol gedrag tot gevolg kan hebben. Van de 17 tot 18-jarige
                  jongeren heeft immers ongeveer 3 op de 4 nog nooit lachgas gebruikt.77 Met andere woorden, de kans bestaat dat een brede inzet gebruik in de hand werkt.
                  Hoewel ik het belang van voorlichting en preventie onderschrijf, kies ik hierdoor
                  voor gerichte communicatie inzet op specifieke groepen in plaats van een brede publiekscampagne.
                  Dit lijkt op dit moment de meest effectieve opzet van voorlichting en preventie met
                  betrekking tot lachgas. De campagne die op dit moment door Team Alert wordt uitgewerkt
                  past in deze benadering.
               
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer het voorstel om lachgas op de opiumlijst
                     te zetten naar de Kamer gestuurd zal worden.
Ik streef ernaar het ontwerpbesluit dit najaar bij uw Kamer in voorhang te brengen.
Reactie op verzoek commissie om een reactie op de petitie van het Diabetes Fonds over
                     «Schrap kortingen op suikerbommen»
Uit het literatuuronderzoek van het RIVM naar de effectiviteit van een verbod op prijsaanbiedingen
                     op suikerhoudende dranken blijkt dat er indirecte aanwijzingen zijn dat deze maatregelen
                     kunnen bijdragen aan het verlagen van de aankoop van suikerhoudende dranken. De Staatssecretaris
                     geeft aan de uitkomsten van dit rapport binnenkort met het Diabetes Fonds en met de
                     levensmiddelensector te gaan bespreken. De leden van de CDA-fractie vragen of dit
                     gesprek al heeft plaatsgevonden en zo ja wat uit dit gesprek is gekomen.
Het Diabetesfonds heeft aangegeven voorstander te zijn van een verbod op aanbiedingen
                  op suikerhoudende dranken en sluit zich aan bij de aanbevelingen voor vervolgonderzoek
                  die het RIVM doet in het rapport. Uit de gesprekken met CBL en FNLI concludeer ik
                  dat voor hen duidelijk is dat aanbiedingen effectief zijn en dat ze een verbod op
                  aanbiedingen beschouwen als verstoren van de markt. De hoeveelheid verleiding voor
                  ongezond eten en drinken is enorm. Deze hoeveelheid terugdringen zie ik, naast het
                  makkelijker maken van de gezonde keuze, als belangrijk onderdeel van de aanpak om
                  overgewicht terug te dringen. In dit licht ga ik de mogelijkheid van maatregelen op
                  het gebied van aanbiedingen en reclame op suikerhoudende dranken of andere ongezonde
                  producten verder verkennen. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar
                  (aanbiedingen, positionering in de winkel). Ik zal een bijeenkomst met experts organiseren.
                  Mijn doel hierbij is te verkennen wat voor maatregel of combinatie van maatregelen
                  het meest effectief lijkt.
               
De Staatssecretaris schrijft in zijn brief van 3 september 2020 dat levensmiddelenproducenten
                     zelf het aanbod hebben gedaan om de via frisdranken geconsumeerde suikers terug te
                     dringen.78 Op basis van hun eigen cijfers liggen ze daarbij voor op schema, zo schrijft de Staatssecretaris.
                     De leden van de CDA-fractie vragen wat de exacte doelstellingen voor 2019 en 2020
                     waren. Worden deze doelstellingen ook door een onafhankelijke partij gecontroleerd?
                     Klopt het dat dit niet door een onafhankelijk onderzoeksinstituut zoals het RIVM kan
                     worden nagegaan, omdat zij van de frisdrankproducenten geen inzicht krijgen in de
                     verkoopcijfers van calorierijke en -arme frisdranken?
Voor alle afspraken in het Nationaal Preventieakkoord geldt dat jaarlijks door de
                     betrokken partijen over de voortgang gerapporteerd wordt aan het RIVM. Het RIVM maakt
                     op basis van deze informatie een voortgangsrapportage.
                  
De levensmiddelenproducenten hebben als doel gesteld om de via frisdranken geconsumeerde
                     suikers terug te dringen met 25% in 2020 en met 30% in 2025 (ten opzichte van 2012).
                     Deze doelstellingen worden niet door een onafhankelijke partij gecontroleerd, ze staan
                     in het akkoord. De frisdrankbranche heeft met het RIVM de methode van monitoring besproken.
                     Zij delen hun verkoopcijfers inderdaad niet met het RIVM. Ik kan me voorstellen dat
                     het gevoelig ligt bij commerciële partijen om verkoopinformatie te delen. Het is niet
                     eenvoudig, zo niet onhaalbaar om exact dezelfde gegevens via aankoop van verkoopgegevens
                     van supermarkten en horeca te verkrijgen. Frisdrankbranche FWS, representant van de
                     zogenoemde A-merken, rapporteert over het totale op de Nederlandse markt verkochte
                     volume via alle verkoopkanalen. Hun cijfers omvatten alle locaties, naast supermarkt
                     ook horeca, scholen, sportkantines etcetera. Het totale beeld vergaren, toegespitst
                     op de A-merken, is voor een onafhankelijk onderzoeksinstituut niet haalbaar.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om naast het verdere
                     onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook concrete stappen
                     te zetten om deze maatregel in te voeren.
De hoeveelheid verleiding voor ongezond eten en drinken is enorm. Deze hoeveelheid
                     terugdringen zie ik, naast het makkelijker maken van de gezonde keuze, als belangrijk
                     onderdeel van de aanpak om overgewicht te verminderen. In dit licht ga ik de mogelijkheid
                     van maatregelen op het gebied van aanbiedingen en reclame op suikerhoudende dranken
                     of andere ongezonde producten verder verkennen. Maatregelen op dit terrein zijn in
                     allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering in de winkel). Ik zal een bijeenkomst
                     organiseren met experts. Mijn doel hierbij is te verkennen wat voor maatregel of combinatie
                     van maatregelen het meest effectief lijkt.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of de Staatssecretaris bereid is om gecombineerde
                        leefstijlinterventies voor een bredere groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk
                        te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes. Klopt
                        het dat het aantal patiënten dat de GLI via de huisarts ontvangt slechts is toegenomen
                        van circa 1.400 in 2019 naar 7.000 in 2020? Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen voor
                        een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning?
                        Hoe bevordert de Staatssecretaris dat zorgverzekeraars en huisartsen actief meer patiënten
                        leefstijlondersteuning gaan bieden? Is de Staatssecretaris bereid om te verkennen
                        welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn om de inzet van leefstijlpreventie
                        te bevorderen?
Het klopt dat er op 30 april 2020 7072 deelnemers aan de GLI waren, maar 2020 is nog
                     niet voorbij. Het RIVM monitort het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover.
                     De laatste gepubliceerde factsheet hierover geeft de cijfers tot en met 30 april 2020
                     weer, en de aantallen voor 2020 zullen dus zeker nog verder nog stijgen. Samen met
                     alle betrokken veldpartijen werk ik aan het oplossen van knelpunten in de verdere
                     implementatie van de GLI, om het aantal deelnemers verder te vergroten. Denk aan het
                     oplossen van problemen met contracteren, declareren, accreditatie-eisen, de hoogte
                     van het tarief, het beschikbare GLI-aanbod en onbekendheid bij patiënten en huisartsen.
                     Zo is het Ministerie van VWS een communicatietraject gestart om te achterhalen wat
                     er nodig is om patiënten en huisartsen effectiever over de GLI te informeren. Tevens
                     gaat het Ministerie van VWS samen met veldpartijen verkennen of het haalbaar is dat
                     POH’ers – met benodigde opleidingen tot leefstijlcoach – de GLI gaan aanbieden. Dit
                     zou het GLI-aanbod enorm kunnen vergroten. POH’ers zien bovendien veel mensen met
                     overgewicht, dus ik zie hier een enorme kans.
                  
Met het programma «Preventie in het zorgstelsel» blijf ik me inzetten voor een betere
                     verankering in het zorgstelsel van preventie voor risicogroepen, waarbij samenwerking
                     tussen het sociale en curatieve domein nodig is. De focus ligt hierbij op de interventiegerichte
                     aanpak (om in navolging van de GLI meer (leefstijl)interventies verder te brengen),
                     versnelling van de GLI implementatie, het verbeteren van de samenwerking tussen gemeenten
                     en verzekeraars en onderzoek naar leefstijlgeneeskunde.
                  
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Preventie en corona
De leden van de D66-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat de noodzaak
                     tot inzet op preventie, leefstijl en gezondheidsbevordering urgenter is dan ooit.
                     Het coronavirus heeft laten zien dat mensen met leefstijlgerelateerde aandoeningen
                     aanzienlijk meer kans hebben op een ernstig beloop van COVID-19. Deze leden vinden
                     het begrijpelijk dat de maatregelen ter bestrijding van het virus de uitvoering van
                     het Nationaal Preventieakkoord belemmeren, maar toch zien zij dat er tijdens deze
                     pandemie ook kansen liggen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt
                     dat het noodzaak is om juist nu vaart te maken met de uitvoering van het Nationaal
                     Preventieakkoord. Zo ja, hoe gebruikt de Staatssecretaris deze pandemie om versneld
                     de doelen te bereiken die in het Nationaal Preventieakkoord staan? Welke extra stappen
                     worden er vanuit de rijksoverheid ondernomen? Welke elementen van het Britse voorbeeld
                     in de strijd tegen obesitas neemt de Staatssecretaris over?79
Ik onderschrijf, met vele anderen, dat de coronacrisis de urgentie van leefstijlpreventie
                  heeft vergroot en het belang van het Nationaal Preventieakkoord nog maar eens heeft
                  onderstreept. Ik zet erop in dat we hard blijven inzetten op de acties en maatregelen
                  uit het Nationaal Preventieakkoord. Met de mogelijke vertraging als gevolg van de
                  coronamaatregelen is dat al een ambitieuze opgave voor alle partijen die aan het akkoord
                  verbonden zijn. Naar aanleiding van de oproep van o.a. wetenschappers en medici voor
                  het belang van een gezonde leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd
                  over de relatie tussen het coronavirus en leefstijlpreventie. De gesprekken hebben
                  tot waardevolle input geleid waar we graag met het veld verder op voortbouwen. Zoals
                  ik u in de brief bij de voortgangsrapportage heb gemeld, wil ik me extra inzetten
                  op het verbod op smaakjes voor e-sigaretten, kindermarketing op sociale media en krijgen
                  programma’s als JOGG en Gezonde School middelen om zich te blijven inzetten. Onder
                  de vlag van de publiekscampagne «Alleen samen» van de rijksoverheid, formuleren we
                  leefstijladviezen die via onze social media-kanalen en de partners van het Nationaal
                  Preventieakkoord worden verspreid.
               
De Britse aanpak in de strijd tegen obesitas volg ik met interesse. Het verminderen
                  van de hoeveelheid kortingsacties en reclame voor ongezond eten en drinken is daar
                  een onderdeel van. In dit licht ga ik de mogelijkheid van maatregelen op het gebied
                  van aanbiedingen en reclame op suikerhoudende dranken of andere ongezonde producten
                  verder verkennen. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen,
                  positionering in de winkel). Ik begin met het organiseren van een bijeenkomst met
                  experts. Mijn doel hierbij is te verkennen welke maatregel of combinatie van maatregelen
                  het meest effectief lijkt.
               
De leden van de D66-fractie constateren dat de maatregelen ter bestrijding van het
                     coronavirus, zoals thuiswerken en verminderd gebruik van de horeca, effect hebben
                     op onze leefstijl. Welke onderzoeken worden er nu gedaan naar de effecten van deze
                     maatregelen op bijvoorbeeld voedingspatroon, roken of alcoholconsumptie? Welke kansen
                     of juist uitdagingen liggen hier de komende periode en welk effect hebben de maatregelen
                     op de doelen in het Nationaal Preventieakkoord? Hoe anticipeert de Staatssecretaris
                     hierop?
Er wordt heel veel onderzoek gedaan naar de effecten van corona op leefstijl en mentaal
                     welbevinden. Het Trimbos-instituut brengt wekelijks een overzicht uit van de lopende
                     monitors. Ook zelf voert het Trimbos-instituut met regelmaat onderzoek uit om de ontwikkelingen
                     in middelengebruik te volgen, onder meer onder uitgaanders en studenten. Ook partijen
                     als JOGG hebben geïnventariseerd wat de mogelijke impact is van coronamaatregelen
                     op kinderen en jongeren.
                  
Het CBS voert in samenwerking met het RIVM de zogenaamde Leefstijlmonitor uit onder
                     personen van 18 jaar en ouder. Eind augustus zijn de resultaten gepubliceerd over
                     de eerste twee kwartalen van 2020. Het instituut constateert nog geen opvallende veranderingen
                     in leefstijl in het tweede kwartaal 2020. Het percentage overmatige drinkers lag in
                     het tweede kwartaal van 2020 lager dan een jaar eerder. Dat gold echter ook al voor
                     het cijfer over het eerste kwartaal van 2020. Het percentage dagelijks rokende volwassen
                     was in het tweede kwartaal van 2020 lager dan een jaar eerder. Voor overgewicht, dat
                     samenhangt met leefstijlfactoren als voeding en bewegen, is geen verandering te zien.
                     Dit neemt niet weg dat er op dit moment ook andere meer tegengestelde signalen zijn
                     die uit andere monitors komen. Eind dit jaar brengt het RIVM een corona-inclusieve
                     Volksgezondheid Toekomst Verkenning (c-VTV) uit. Hierin worden de toekomstige ontwikkelingen
                     van volksgezondheid en zorg verkent, waarbij de gevolgen van (het mogelijk verloop
                     van) de coronapandemie meegenomen worden. Hierin wordt ook ingegaan op de ontwikkelingen
                     op het terrein van roken en overgewicht.
                  
De coronamaatregelen hebben er wel toe geleid dat sommige acties en maatregelen uit
                     het Nationaal Preventieakkoord vertraging hebben opgelopen. Er is echter geen sprake
                     van dat acties en maatregelen niet uitgevoerd zullen worden. Ik heb daarbij juist
                     gemerkt dat de coronacrisis de partijen extra motiveert om te blijven werken aan een
                     gezonde leefstijl en de ambities van het Nationaal Preventieakkoord.
                  
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de infrastructuur en de positie van
                        de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en) een niet te missen rol spelen in preventie
                        en de gezondheidsbevordering van Nederlanders. Deze leden bemerken dat de GGD’en niet
                        genoemd worden in de voortgangsbrief van de Staatssecretaris. De GGD’en zijn tijdens
                        deze pandemie veel tijd kwijt met het opschalen van de testcapaciteit en het bron-
                        en contactonderzoek. Is dit van invloed op de capaciteit die er is bij de GGD’en voor
                        gezondheidsbevordering? Zo ja, in welke mate? Is de Staatssecretaris het met deze
                        leden eens dat de infrastructuur van de GGD’en gebruikt kan worden om gezondheidsbevordering
                        verder te stimuleren, zeker als preventie een grotere rol krijgt in ons zorgstelsel?
                        Zo ja, hebben de GGD’en ook daadwerkelijk een grotere rol gekregen na het starten
                        van het preventieakkoord en is dit gepaard gegaan met extra financiële middelen voor
                        de GGD’en?
In het afgelopen half jaar hebben de activiteiten die nodig waren in verband met de
                     coronacrisis noodgedwongen veel capaciteit gevraagd van de GGD’en. Mede op basis van
                     de opgedane ervaringen zal het kabinet in overleg gaan met gemeenten en GGD’en over
                     de toekomstige organisatie van de GGD. Wat betreft de rol van de GGD op preventie
                     en gezondheidsbevordering: het thema preventie en gezondheid is één van de aandachtsgebieden
                     in de nog te publiceren discussienota van het kabinet over de contouren voor de zorg
                     voor de toekomst. Het inzetten van de infrastructuur van de GGD-en om gezondheidsbevordering
                     verder te stimuleren, is een mogelijke optie om preventie een grotere rol te geven
                     in het gemeentelijk domein en het zorgstelsel. Bij de uitvoering van maatregelen uit
                     het Nationaal Preventieakkoord hebben de GGD’en al een grotere rol gekregen. Voor
                     het thema roken heeft de GGD GHOR financiële middelen gekregen om gemeenten te ondersteunen
                     bij het komen tot rookvrije omgevingen. GGD’en dienen hiervoor een aanvraag in bij
                     de GGD GHOR en bieden deze ondersteuning aan gemeenten uit de regio. Inmiddels hebben
                     22 van 25 GGD’en een aanvraag ingediend voor het ondersteuningstraject. Bij het thema
                     overgewicht zijn er extra middelen uitgekeerd ten behoeve van intensivering van het
                     programma Gezonde School. Via dit programma wordt er een bijdrage geleverd aan de
                     doelstelling van het Nationaal Preventieakkoord om gezondheidsbescherming en een gezonde
                     leefstijl van kinderen en jongeren op scholen in het PO, VO en MBO te bevorderen.
                  
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris samen
                        met de Minister voor Medische Zorg gesprekken voert met onder andere (ex-)sporters
                        over het pamflet: «Bewegen is het nieuwe normaal». Is de Staatssecretaris bereid een
                        aparte voortgangsbrief te sturen naar de Kamer over het verloop van deze gesprekken
                        en de acties die hieruit voortkomen?
Samen met Minister van Ark stuur ik uw Kamer binnenkort mede namens mijn collega’s
                  van SZW, BZK, IenW en OCW een brief over het pamflet Bewegen is het Nieuwe Normaal.
               
De leden van de D66-fractie willen daarnaast nog aandacht schenken aan preventie ten
                     behoeve van de mentale gezondheid, zeker ten tijde van de coronacrisis. Tijdens het
                     algemeen overleg van 8 juni meldde de Staatssecretaris dat hij in zijn visiestuk over
                     de geestelijke gezondheidszorg in het najaar terugkomt op het onderwerp «preventie
                     in de ggz».80 Neemt de Staatssecretaris in zijn visiestuk de recente signalen mee dat jongeren
                     tijdens deze coronacrisis steeds somberder worden en dat juist daarom het mentaal
                     weerbaar maken van Nederlanders van belang is?
Het mentaal fit blijven gedurende de coronacrisis is van cruciaal belang, dat geldt
                  voor de samenleving als geheel en voor de jongeren in het bijzonder. Ik zal uiteraard
                  uitgebreid aandacht besteden aan «preventie» in mijn visie op het zorglandschap in
                  de ggz. Vooruitlopend op deze visie en passend bij de coronamaatregelen van dat moment,
                  heb ik met het oog op het bewaken van de mentale fitheid en weerbaarheid van onze
                  samenleving een aantal maatregelen getroffen. Ik ben in reactie op de motie Segers
                  hierop uitgebreid ingegaan in de brief van 4 juni 202081.
               
Deelakkoord roken
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met het enthousiasme waarmee trajecten binnen
                     het Nationaal Preventieakkoord gestart zijn. Deze leden constateren wel dat er binnen
                     de deelakkoorden nog veel stappen nodig zijn, te starten met het deelakkoord roken.
                     Kan de Staatssecretaris toelichten wat de belangrijkste redenen zijn voor ziekenhuizen
                     om niet sneller rookvrij te worden dan de ambitie van 2025?
In het Preventieakkoord hebben partijen en zo dus ook ziekenhuizen aangegeven wat
                  zij zelf kunnen bijdragen aan het behalen van een rookvrije generatie. Ziekenhuizen
                  hebben hierbij hun eigen doelstelling bepaald. Een ziekenhuis rookvrij maken is meer
                  dan alleen bordje rookvrij plaatsen op de terreinen. Het gaat hierbij om het creëren
                  van een rookvrije werk- en behandelcultuur. Ik verwijs u naar de website www.rookvrijezorg.com om hierover meer te weten te komen.
               
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van de doelen ter realisatie
                     van een rookvrije generatie in 2040. De Staatssecretaris gaf in zijn brief aan dat
                     er gesprekken zijn gevoerd met supermarkten en tankstations over de mogelijkheden
                     ter reductie van het aantal verkooppunten. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
                     de voortgang van deze gesprekken – samen met het onderzoek naar de vermindering van
                     verkooppunten – met de Kamer wil delen.
Inmiddels zijn het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van
                  tabak en de gesprekken over de verkoop van tabak met supermarkten en tankstations
                  afgerond. Dit najaar bied ik Uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan, waarin
                  ik u ook informeer over mijn gesprekken met de supermarkten.
               
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er in televisieseries van Netflix
                     nog wel sprake is van product placement van tabaksmerken ondanks dat er volgens de
                     (Europese) wet een reclameverbod geldt voor tabaksproducten. Zo is in de Deense televisieserie
                     «Rita» geregeld het sigarettenmerk Marlboro zichtbaar. Hoe is het mogelijk dat zulke
                     reclame-uitingen nog wel worden gedaan? Houdt het Commissariaat voor de Media toezicht
                     bij streamingsdiensten zoals Netflix? Zo ja, wordt er dan ook toezicht gehouden op
                     het duidelijk vermelden van productplaatsing bij aanvang van een programma? Welke
                     additionele maatregelen kan de Staatssecretaris nemen om deze reclame-uitingen aan
                     te pakken?
Voor tabaksproducten is iedere vorm van reclame of sponsoring verboden. Dit vloeit
                  voort uit artikel 5 van de Tabaks- en rookwarenwet. Onder de reikwijdte van dit verbod
                  valt ook productplaatsing van tabaksproducten (lid 2 van het zelfde artikel). Het
                  Commissariaat voor de media houdt hierop geen toezicht. De NVWA houdt toezicht, maar
                  kan alleen optreden als er duidelijk sprake is van reclame of sponsoring zoals gedefinieerd
                  in de Tabaks- en rookwaren wet en daarnaast alleen als de overtreding vanuit en/of
                  specifiek gericht is op Nederland. Het zichtbaar zijn van een pakje sigaretten op
                  televisie, is niet per se in strijd met het reclameverbod uit de Tabaks- en rookwarenwet.
                  De toezichthouder moet daarvoor bijvoorbeeld aantonen dat het afbeelden een handeling
                  in de economische sfeer was met als doel de verkoop van het tabaksproduct te bevorderen.
                  In gevallen waarbij de beoogde reclame niet in Nederland is geïnitieerd, zoals bij
                  deze Deense serie, kan de NVWA dit onderzoek niet eigenstandig uitvoeren maar is de
                  NVWA afhankelijk van de Deense autoriteit, omdat de serie daar is geproduceerd. Het
                  is niet mogelijk op voorhand dergelijke series te verbieden. Er zal altijd onderzoek
                  uitgevoerd moeten worden om een overtreding van het reclameverbod vast te stellen.
               
Deelakkoord overgewicht
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een gezonde kantine op school, op
                        het werk en bij de sportvereniging aanzienlijk kan bijdragen omdat mensen een aanzienlijk
                        deel van hun tijd hier doorbrengen. Deze leden merken op dat de transformatie naar
                        gezonde kantines achterloopt op de gestelde ambities. Wat is de voornaamste reden
                        voor cateraars om minder snel op te schalen naar een gezond aanbod in de kantine?
                        Wat doet de Staatssecretaris om deze cateraars te wijzen op het feit dat een gezond
                        aanbod financieel net zoveel opbrengt als een ongezond aanbod?82 Is inmiddels bekend hoeveel ziekenhuizen in 2018 en 2019 een gezond voedingsaanbod
                        hadden?
De voornaamste reden dat cateraars momenteel minder snel opschalen naar gezond aanbod
                     dan gepland is de COVID-19 pandemie. Veel cateraars verkeren in financieel zwaar weer
                     en functioneren op lage bezetting dit jaar. Dit is van invloed op de prioriteit tot
                     het halen van een zilveren of gouden kantineschaal. Het Voedingscentrum en JOGG stimuleren
                     kantines over te gaan op een gezonder aanbod en zij wijzen de cateraars altijd op
                     de (financiële) kansen die dit biedt.
                  
Betrouwbare cijfers rondom het totale voedingsaanbod – patiënt, medewerker en bezoeker-
                     voor het aantal ziekenhuizen dat in 2018 en 2019 een gezond voedingsaanbod hadden
                     ontbreken. Wel is bekend dat in de periode 2017–2019 in elk geval 15 ziekenhuizen
                     het voedingsconcept voor patiënten hebben vernieuwd. Steeds meer ziekenhuizen gaan
                     bovendien aan de slag gaan met het realiseren van een gezond voedingsaanbod voor patiënten,
                     medewerkers en bezoekers. Dit gebeurt vanuit het Nationaal Preventieakkoord door de
                     Alliantie Voeding in de Zorg door middel van visieontwikkeling, pilots, kennis delen
                     en ziekenhuis brede implementatie van nieuwe concepten. Het doel is gezond voedingsaanbod
                     duurzaam te verankeren in ziekenhuizen, dat vergt een lange adem.
                  
De leden van de D66-fractie lezen in de evaluatie van het Schoolfruit- en groenteprogramma
                        2019–2020 dat 99% van de scholen deelname als positief ervaart.83 Deze leden lezen dat deelname ervoor kan zorgen dat het programma gezond eten stimuleert.
                        Genoemde leden constateren wel dat afgelopen jaar ongeveer 180 scholen zijn uitgeloot
                        voor deelname. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de scholen die uitloten
                        voor het schooljaar 2020–2021 tegemoet te komen? Kinderen van ouders met een lage
                        sociaaleconomische status eten over het algemeen minder groente en fruit. In hoeverre
                        slaagt het programma erin om juist die kinderen te benaderen?
Voor het schooljaar 2020–2021 is er geen over-inschrijving van het mogelijke aantal
                     deelnemende scholen, dus doet deze situatie zich dit schooljaar niet voor. De financiering
                     van het Schoolfruit- en groenteprogramma komt overigens vanuit de EU en niet vanuit
                     het Ministerie van VWS. De scholen die zich inschrijven voor deelname aan het programma
                     bevinden zich ook in de gebieden waar ouders van kinderen wonen die te maken hebben
                     met een lage sociaaleconomische status. Het programma richt zich overigens op alle
                     kinderen van een deelnemende school.
                  
De leden van de D66-fractie zijn verheugd in de voortgangsbrief te lezen dat het Raamplan
                        artsenopleiding 2020 meer aandacht schenkt aan de rol van leefstijl en preventie op
                        gezondheid, kwaliteit van leven en het voorkomen van onnodige zorg. Kan de Staatssecretaris
                        daarnaast in een overzicht weergeven of leefstijl – inclusief voeding – onderdeel
                        is van de competenties die nodig zijn om af te studeren in de opleidingen fysiotherapie,
                        hbo-verpleegkunde, mbo-verpleegkunde, mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde? De Staatssecretaris
                        geeft – in zijn brief over preventie in het zorgstelsel84 – aan kansen te zien in de aanstelling van praktijkondersteuners huisarts (POH’ers)
                        in de opleiding tot lifestylecoach. POH’ers hebben een breed netwerk en kunnen als
                        gecombineerde leefstijlinterventie-aanbieders zeer effectief zijn. Wat zijn de mogelijkheden
                        voor studenten aan de opleidingen mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde om af te
                        studeren als leefstijlcoach? Deze leden constateren namelijk dat het potentieel van
                        de GLI – met 3,5 miljoen Nederlanders – nog altijd het huidige aanbod – van 7.000
                        trajecten – overstijgt.
Voor MBO opleidingen worden er landelijke kwalificatiedossiers vastgesteld door de
                  Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Voor HBO opleidingen worden
                  landelijke opleidingsprofielen opgesteld door de Vereniging Hogescholen. De kwalificatiedossiers
                  en opleidingsprofielen worden door beroepsgroepen zelf opgesteld (met betrokkenheid
                  van werkgevers en onderwijsinstellingen). In het profiel van HBO fysiotherapie staat
                  leefstijl genoemd en voor MBO en HBO verpleegkunde en MBO sport & bewegen staat leefstijl
                  – inclusief voeding- genoemd. Als leefstijl niet is opgenomen in het profiel/dossier,
                  wil dat nog niet zeggen dat het niet terug komt in de opleiding. Opleidingen hebben
                  ruimte om een eigen invulling te geven. Zo zijn er bijvoorbeeld opleidingen HBO sportkunde
                  die zich specifiek richten op leefstijl. Voor de MBO en HBO opleidingen verpleegkunde
                  (en de opleidingen geneeskunde) wordt er vanuit het preventieakkoord gewerkt aan een
                  impuls voor onderwijsontwikkeling op het gebied van gezonde leefstijl.
               
Leefstijlcoaches, diëtisten en fysio- en/of oefentherapeuten kunnen de gecombineerde
                  leefstijlinterventie geven. De aanbieder moet minimaal voldoen aan de competenties
                  van de hbo-leefstijlcoach. Als een zorgverlener de gecombineerde leefstijlinterventie
                  wil aanbieden, dan dient diegene in het register van de Beroepsvereniging Leefstijlcoaches
                  Nederland (BLCN) te staan of de aantekening leefstijlcoach halen via een paramedisch
                  register (NVD, KNGF of VvOCM). Op de website van de BLCN85 is een overzicht te vinden van welk opleidingen geaccrediteerd zijn, en hoe je er
                  voor kan zorgen dat je in hun register wordt opgenomen.
               
De leden van de D66-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat kinderen in
                     bepaalde mate nog steeds in aanraking komen met reclame van, volgens de Schijf van
                     Vijf, ongezonde voedingsmiddelen. Sociale media spelen hier een aanzienlijke rol in
                     omdat de reclamecode door sociale media kan worden omzeild. Wanneer is het aangekondigde
                     verdiepend onderzoek hierover klaar? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover
                     in gesprek en wanneer verwacht de Staatssecretaris met concrete maatregelen te komen?
Het onderzoek naar kindermarketing op sociale media wordt het eerste kwartaal van
                     2021 verwacht. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek wordt bepaald in hoeverre
                     er extra stappen genomen worden om kinderen online beter te kunnen beschermen.
                  
Over de regels rond kindermarketing en de aanscherping van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen
                     ben ik afzonderlijk in gesprek geweest met de Reclamecode commissie, Federatie Nederlandse
                     Levensmiddelen industrie (FNLI), de supermarktenbranche (CBL) en de Alliantie Stop
                     Kindermarketing. FNLI is eigenaar van de code en hen heb ik aangegeven de code graag
                     aangescherpt te zien zodat deze meer in lijn is met de Schijf van Vijf. Op dit moment
                     blijkt daarvoor onvoldoende draagvlak. Ik blijf met bovengenoemde partijen in gesprek.
                  
De leden van de D66-fractie zien dat er belangrijke stappen worden gezet in productinformatie,
                     zoals de Nutri-Score, en productverbetering. Deze leden vragen de Staatssecretaris
                     wanneer hij een eerste conclusie kan geven van de internetconsultatie betreffende
                     productverbetering naar aanleiding van de motie van de leden Dik-Faber en Diertens.86 Deze leden merken wel op dat aanbiedingen en de verleiding in de supermarkten nog
                     een groot punt van aandacht zijn. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het
                     onderzoek van Unicef «De verleiding naar (on)gezond» waarin onder andere wordt gesteld
                     dat bij een kwart van de producten in de supermarkten kindermarketing wordt gebruikt?87 Is dit rapport aanleiding voor de Staatssecretaris om de doelen in het preventieakkoord
                     bij te stellen of gerichtere maatregelen te nemen? Heeft de Staatssecretaris dit rapport
                     besproken met de supermarkten en wordt daarbij ook gekeken naar de rol van volwassenen
                     omdat nog altijd 80% van de aanbiedingen in supermarkten gericht zijn op ongezonde
                     voeding?
Ik stuur de Tweede Kamer in oktober het verslag van de internetconsulatie over de
                     nieuwe aanpak voor productverbetering. Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt
                     uit het Unicef onderzoek. Ik ga met de supermarkten bespreken welke stappen zij hier
                     nog in kunnen zetten.
                  
In het Nationaal Preventieakkoord heeft de supermarktbranche aangegeven te streven
                     naar een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf van Vijf producten. Supermarkten zullen
                     consumenten hiertoe verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf passen.
                     Meer aanbiedingen voor Schijf van Vijf producten (en minder voor ongezonde producten)
                     kan eraan bijdragen dit doel te bereiken. Ruim een jaar geleden was het percentage
                     ongezonde aanbiedingen 80%. Op 13 oktober 2020 is opnieuw een rapport uitgekomen waaruit
                     blijkt dat hierin nog geen verbetering is te zien88. Ik ga hierover in gesprek met de supermarkten.
                  
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de stelling van de Staatssecretaris
                        – in zijn brief van 3 september 202089 – dat een verhoging van de verbruiksbelasting op frisdrank onderdeel kan zijn van
                        een integrale aanpak om het aantal gevallen van overgewicht te verminderen, dat er
                        in het Verenigd Koninkrijk een mogelijk substitutie-effect naar gezondere alternatieven
                        zichtbaar is en dat in datzelfde land duidelijk sprake is van suikerreductie ten gevolge
                        van de belastingmaatregel. Kan de Staatssecretaris nader uitleggen waarom hij de afspraken
                        in het Nationaal Preventieakkoord wil laten prevaleren boven het invoeren van de belastingmaatregel
                        zoals die van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk?
Ik kies op dit moment niet voor een belastingmaatregel rond suikerhoudende dranken
                  omdat ik in het Nationaal Preventieakkoord andere afspraken heb gemaakt over suikerreductie,
                  zoals ik u in mijn brief van 3 september jongstleden90 heb aangegeven.
               
Het rapport van het RIVM stelt dat in de aanloopfase naar de invoering van de suikertaks,
                     die twee jaar duurde, fabrikanten het totaal aantal toegevoegde suikers in de suikerhoudende
                     dranken hebben verminderd met gemiddeld 28,2%-34%.91 Verwacht de Staatssecretaris dat de afspraken die zijn gemaakt met de frisdrankindustrie
                     (FWS) – 30% reductie in 2025 – sneller of minder snel zullen leiden tot een suikerreductie
                     in frisdranken dan het invoeren van een belastingmaatregel? Waar is deze verwachting
                     op gebaseerd? Kan de Staatssecretaris reflecteren op het artikel van Follow the Money
                     waarin wordt gesteld dat de lobby van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL)
                     de reden was in 2018 om een verhoogde verbruiksbelasting op frisdrank niet in het
                     Nationaal Preventieakkoord op te nemen?92
In de hierboven genoemde brief concludeer ik op basis van het RIVM-onderzoek en het
                     rapport Gezondheidsgerelateerde belastingen dat het invoeren van een vorm van belasting
                     op suikerhoudende dranken als aanvullend effect op de huidige inzet van de Nederlandse
                     frisdranksector zou kunnen resulteren in verminderde suikerinname via frisdranken
                     bij bepaalde groepen. Ook zou het invoeren van een belasting suikerreductie in frisdranken
                     en verschuiving in consumptie van meer naar minder suikerhoudende varianten kunnen
                     versnellen.
                  
Bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord heb ik met alle (potentiële)
                     ondertekenaars gesproken om samen tot een gedragen akkoord te komen. Alle partijen
                     konden maatregelen en acties voorstellen. Het akkoord is uiteindelijk gesloten over
                     een pakket aan maatregelen waar de gezamenlijke ondertekenaars achter stonden. Een
                     van de mogelijke maatregelen die op tafel lag was een aanpassing van de reeds bestaande
                     verbruiksbelasting op niet alcoholische dranken. De voedselindustrie heeft in het
                     proces van totstandkoming van het akkoord aangegeven geen voorstander te zijn van
                     de aanpassing van deze belasting. De frisdrankindustrie heeft voorgesteld de via frisdranken
                     geconsumeerde calorieën met 30% te reduceren in 2025 (ten opzichte van 2012). Daar
                     hebben alle ondertekenaars van het Nationaal Preventieakkoord mee ingestemd.
                  
Evaluatie en vervolg van Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2016
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat sjoemelbrood en lokingrediënten misleidend
                     zijn voor de consument en hebben hier de afgelopen jaren meermaals aandacht voor gevraagd.
                     Het is immers belangrijk dat een consument kan zien wat een gezonde keuze is, zonder
                     dat deze wordt misleid door een verpakking. Deze leden veronderstellen dat het tijd
                     is dat met wetgeving duidelijkheid gegeven wordt aan consumenten, zodat heldere en
                     eerlijke etikettering de norm wordt. Genoemde leden hebben nogmaals met interesse
                     kennisgenomen van de brief van 18 december 2019. In deze brief lezen de leden van
                     de D66-fractie dat in de afgelopen jaren de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
                     (NVWA) binnen enkele projecten misleidende etikettering heeft aangepakt. Kunnen de
                     Minister en de Staatssecretaris bevestigen dat het tegengaan van misleiding op etiketten
                     voldoende aandacht krijgt, om op structurele en korte termijn verbeteringen voor consumenten
                     te realiseren? Deze leden lezen bovendien dat wordt onderzocht hoe het gebruik van
                     zogenoemde «lok-ingrediënten» kan worden tegengegaan. Kan de Minister aangeven wat
                     de status is van dit onderzoek en eventuele daaruit volgende acties? Hoe staat het
                     met het onderzoek naar misleidende termen en afbeeldingen op de voorkant van verpakkingen?
                     Wat is de status van de gerichte projecten met betrekking tot (misleidende) etikettering
                     en voedings- en gezondheidsclaims?
In het Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2020 staan een aantal (nieuwe) acties
                     in vervolg op het Actieplan van 2016. In dit Actieplan 2020 is onder andere aandacht
                     voor het voorkomen van misleidende etikettering met inzet op aanvullende wetgeving,
                     voorlichting en handhaving. De verwachting is dat met deze acties op termijn een aantal
                     structurele verbeteringen worden gerealiseerd en de consument door de informatie op
                     het etiket niet op het verkeerde been wordt gezet.
                  
In het Actieplan 2020 staat ook onderzoek aangekondigd naar de vraag of aanvullende
                     regelgeving of beleidskaders kunnen helpen om nader te duiden wat als correcte, eerlijke
                     etikettering wordt gezien. Voor het nemen van de juiste maatregelen is een beter begrip
                     nodig van wat als zogenoemde «lokingrediënten» worden gezien en hoe bepaalde afbeeldingen
                     op de voorkant van het etiket en termen als ambachtelijk en natuurlijk op verpakkingen
                     van levensmiddelen worden ervaren. Daarom is afgelopen september een onderzoek gestart
                     met als doel helder te krijgen welke vormen van misleidende etikettering gesignaleerd
                     worden door deskundigen en door consumenten. De resultaten van dit onderzoek zullen
                     gebruikt worden om nadere regulering of beleidskaders op te stellen. Oplevering van
                     de resultaten verwacht ik najaar 2021. Een eerste nadere regulering is inmiddels tot
                     stand gekomen met de aanpassing van het Warenwetbesluit Meel en Brood dat per 1 juli
                     van dit jaar van kracht is (met een overgangstermijn van 2 jaar)93. Met dit besluit is nu exact geregeld wanneer een brood meergranen mag worden genoemd
                     en is vermelding van witbrood, bruinbrood en volkoren op betreffende broden verplicht.
                     Hiermee wordt het voor de consument duidelijk welk type brood hij koopt.
                  
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voert al enige jaren op projectmatige
                     basis onderzoek uit naar etikettering en het gebruik van voedings- en gezondheidsclaims.
                     De NVWA zet deze projectmatige aanpak voort. In 2020 wordt bijvoorbeeld onderzoek
                     uitgevoerd naar het gebruik van gezondheidsclaims over glucosamine in supplementen
                     en is onderzoek gedaan naar gebruik van gezondheidsclaims in relatie tot COVID-19.
                     Publicatie van deze onderzoeken staat gepland voor begin 2021.
                  
Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de preventie van gehoorschade.
                     Op dit moment vinden er nagenoeg geen grote evenementen plaats en zijn discotheken
                     gesloten. Hiermee lijkt het thema van preventie van gehoorschade wellicht minder actueel,
                     maar toch een enkele vraag. Het is spijtig dat de rapportage van VeiligheidNL meldt
                     dat het niet mogelijk was om de voortgang in 2019 op het gebied van overschrijding
                     van maximumgeluidsnormen te beoordelen. Toch vragen deze leden of de Staatssecretaris
                     reeds resultaten heeft van het onderzoek dat zich richt op de vraag hoe wetgeving
                     op het gebied van maximumgeluidsnormen er in Nederland uit zou kunnen zien. Zo ja,
                     kan de Staatssecretaris de resultaten de Kamer doen toekomen? Zo nee, wanneer exact
                     verwacht de Staatssecretaris deze resultaten?
Het onderzoek dat zich richt op de vraag hoe wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen
                  er in Nederland uit zou kunnen zien is in volle gang, maar nog niet afgerond. De resultaten
                  worden eind dit jaar met de Kamer gedeeld.
               
Stand van zaken Preventie in het zorgstelsel en de gecombineerde leefstijl interventie
                     bij overgewicht
De leden van de D66-fractie vinden het positief dat de Staatssecretaris in zijn brief
                     van 7 juli 2020 stelt dat het aantal GLI-deelnemers – ondanks het coronavirus – sterk
                     gestegen is.94 Tijdens het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 hebben
                     deze leden aandacht gevraagd voor de capaciteit van en doorverwijzingen naar de GLI.95 Het coronavirus heeft echter een grote impact op de leefstijl van mensen. Wat zijn
                     de verwachtingen van de Staatssecretaris ten aanzien van het aantal GLI-deelnemers
                     na corona, en kunnen aanbieders voldoen aan deze mogelijke toename in vraag? Wat gaat
                     de Staatssecretaris additioneel doen om wachttijden tegen te gaan?
Het aantal deelnemers zal naar verwachting blijven stijgen nu de implementatie van
                  de GLI steeds meer op gang komt, hoewel de stijging in verband met Covid-19 waarschijnlijk
                  minder snel zal gaan. Op dit moment zijn er nog geen signalen dat de vraag naar de
                  GLI het aanbod overstijgt en er zijn dus ook geen signalen over wachttijden. Desalniettemin
                  zetten we wel in op het vergroten van het aanbod. Dat doen we door knelpunten weg
                  te nemen, en te verkennen of ook andere beroepsgroepen (zoals bijvoorbeeld POH’ers)
                  de GLI zouden kunnen aanbieden. Daarnaast gaat de NZa met zorgverzekeraars in gesprek
                  over welke inspanning van hen wordt verwacht bij het creëren van extra zorgaanbod
                  om aan de gestelde norm van één GLI-aanbieder per gemeente te kunnen voldoen.
               
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
Tekortkomingen in het Nationaal Preventieakkoord door lobby invloeden
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de tekortkomingen in het Nationaal
                     Preventieakkoord het resultaat zijn van de belangenbehartiging van onder andere de
                     levensmiddelenindustrie en vertegenwoordigers van het grote bedrijfsleven. Genoemde
                     leden wijzen op de journalistieke publicaties van Follow the Money waaruit blijkt
                     dat de wetenschappelijk bewezen effectieve maatregel van een suikertaks op frisdrank
                     uit het Nationaal Preventieakkoord is gehouden vanwege de lobby van het grote bedrijfsleven.96 Deze leden maken zich zorgen over de aanhoudende invloed van de (groot)industrie
                     op implementatie van het Nationaal Preventieakkoord en eventuele aanvullende maatregelen.
                     Hoe kijkt de Staatssecretaris zelf terug op de onderhandeling van het Nationaal Preventieakkoord
                     en de rol van de levensmiddelenindustrie, de tabakslobby, horeca, VNO-NCW, MKB-Nederland
                     en de supermarktbranche? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van de leden van de
                     GroenLinks-fractie dat het feit dat de ambities in het Nationaal Preventieakkoord
                     waarschijnlijk niet gehaald gaan worden in 2040 grotendeels veroorzaakt is door lobby
                     inspanningen van voornoemde industrieën en organisaties?
Nee, die mening deel ik niet. De strijd tegen roken, overgewicht en problematisch
                     alcoholgebruik is heel complex en omvangrijk. We hebben dan ook vele maatregelen en
                     vele partijen nodig in deze strijd. Er is niet één maatregel die ons eenvoudig naar
                     de gestelde ambitie leidt. Om die inhoudelijke reden hecht ik er nog steeds aan om
                     – als het even kan – zoveel mogelijk samen als partners in het preventieakkoord op
                     te blijven trekken.
                  
Voor wat betreft roken ligt dat anders en zijn er bij de onderhandelingen van het
                     Nationaal Preventieakkoord helemaal geen partijen uitgenodigd die belangen van de
                     tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van artikel 5, derde lid,
                     van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit artikel bepaalt dat overheden
                     bij vaststelling en uitvoering van hun beleid zich niet laten beïnvloeden door de
                     commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie. Over de wijze waarop
                     de Nederlandse overheid uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen van dit verdragsartikel
                     heeft mijn voorganger Staatssecretaris Martin van Rijn een brief aan uw Kamer gestuurd.
                     Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat er geen contact met de tabaksindustrie
                     plaatsvindt. Onder de tabaksindustrie worden ook verstaan organisaties en personen
                     indien en voor zover zij de tabaksindustrie vertegenwoordigen of als lobbyist voor
                     de tabaksindustrie optreden. Partijen als VNO-NCW, MKB-Nederland, het Centraal Bureau
                     Levensmiddelen hebben niet aan de onderhandelingen deelgenomen en hebben het deelakkoord
                     roken ook niet ondertekend.
                  
In zijn brief geeft de Staatssecretaris aan de komende maanden het RIVM en experts
                        te laten onderzoeken welke nu onderbelichte maatregelen genomen kunnen worden ter
                        bijdrage aan de ambities van het Nationaal Preventieakkoord. Genoemde leden delen
                        de opvatting van de Staatssecretaris dat aanvullende maatregelen hard nodig zijn voor
                        het bereiken van de ambities. Zou de Staatssecretaris al een toelichting kunnen geven
                        of de maatregelen die overwogen zullen worden alleen maatregelen zijn die binnen de
                        kaders van het Nationaal Preventieakkoord passen, of dat dit ook maatregelen zullen
                        zijn die meer slagkracht hebben dan de maatregelen die reeds voorzien zijn in het
                        Nationaal Preventieakkoord? Verder vragen deze leden of de Staatssecretaris meer kan
                        toelichten over het soort maatregelen dat overwogen zal worden.
Het RIVM is gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel
                  kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities in 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord.
                  Het kan daarbij gaan om een intensivering van maatregelen die nu al in het akkoord
                  zijn opgenomen, maar ook om nieuwe maatregelen. Het RIVM zal de komende maanden het
                  onderzoek uitvoeren op basis van literatuuronderzoek en overleg met diverse experts.
                  Het is nu nog te vroeg om toe te lichten over welke soort maatregelen het zal gaan.
                  Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021.
               
Invloed van COVID-19
De Staatssecretaris geeft te kennen dat door COVID-19 verschillende acties uit het
                     Nationaal Preventieakkoord en de ondertekening van sommige lokale en regionale preventieakkoorden
                     zijn uitgesteld. Daarbij erkent de Staatssecretaris het gevaar dat het Nationaal Preventieakkoord
                     naar de achtergrond verdwijnt. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in wanneer uitgestelde
                     acties gestart zullen worden?
Uit een inventarisatie onder de partijen van het Nationaal Preventieakkoord komt het
                     beeld naar voren dat veel acties die gepland stonden om afgerond te worden in de eerste
                     helft van dit jaar opschuiven naar het najaar. Enkele acties moeten echter langer
                     uitgesteld worden zoals de Studentenmonitor. Hiervan wordt de uitvoering verschoven
                     naar het najaar van 2021, in verband met conflicterende vergelijkbare activiteiten
                     in dit najaar. De insteek is dat opgelopen vertraging door de coronacrisis goed onderbouwd
                     dient te zijn. We zetten ons bovendien in om zo min mogelijk vertraging op te lopen.
                  
Wat betreft de ondertekening van de lokale en regionale preventieakkoorden: de meeste
                     gemeenten en regio’s hebben de activiteiten weer herpakt en zijn aan de slag met de
                     voorbereidingen op het ondertekenmoment van de preventieakkoorden, waaronder de provincie
                     Fryslân (ondertekening eind dit jaar). Ook zijn er inmiddels nieuwe preventieakkoorden
                     ondertekend, waaronder het leefstijlakkoord van de gemeente Hillegom. Op de website
                     www.vng.nl/lokalepreventieakkoorden is een kaart te vinden waarop de huidige situatie in Nederland wordt weergegeven
                     rondom de lokale en regionale preventieakkoorden.
                  
Deelakkoord roken
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen vernomen dat de Staatssecretaris
                     maatregelen heeft genomen om het roken van tabak te ontmoedigen. Echter, recentelijk
                     heeft Follow the Money aangetoond dat hoewel de tabakslobby officieel was uitgesloten
                     van de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord, deze via VNO-NCW, MKB-Nederland,
                     het Centraal Bureau Levensmiddelen en de VVD wel degelijk invloed heeft uitgeoefend
                     en een aantal belangrijke maatregelen in dit deelakkoord heeft verzwakt of vertraagd.97 Erkent de Staatssecretaris dat de tabakslobby invloed heeft gehad op de onderhandelingen
                     van het Nationaal Preventieakkoord? Kan de Staatssecretaris toelichten wat deze invloed
                     is geweest? Genoemde leden willen ten sterkste benadrukken dat de verdere implementatie
                     van de maatregelen in dit deelakkoord, alsmede de opstelling van eventuele aanvullende
                     maatregelen, op elke manier gevrijwaard moeten zijn van de invloed van de tabakslobby.
                     Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij deze vrijwaring gaat bewerkstelligen?
Om te voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksbeleid
                     zijn er bij de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord geen partijen uitgenodigd
                     die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van
                     artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit artikel
                     bepaalt dat overheden bij vaststelling en uitvoering van hun beleid zich niet laten
                     beïnvloeden door de commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie.
                     Over de wijze waarop de Nederlandse overheid uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen
                     van dit verdragsartikel heeft mijn voorganger Staatssecretaris Martin van Rijn een
                     brief aan uw Kamer gestuurd98. Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat er geen contact met de tabaksindustrie
                     plaatsvindt over het tabaksontmoedigingsbeleid. Onder de tabaksindustrie worden ook
                     verstaan organisaties en personen indien en voor zover zij de tabaksindustrie vertegenwoordigen
                     of als lobbyist voor de tabaksindustrie optreden. Partijen als VNO-NCW, MKB-Nederland,
                     het Centraal Bureau Levensmiddelen hebben niet aan de onderhandelingen deelgenomen
                     en hebben het deelakkoord roken ook niet ondertekend.
                  
Gedurende de onderhandelingen zijn de coalitiepartijen op de hoogte gehouden van de
                     voortgang en ik vind het belangrijk dat het Preventieakkoord de steun heeft van de
                     coalitie. Ik kan verder niet ingaan op de wijze waarop besluitvorming in uw Kamer
                     kan worden gevrijwaard van invloed van de tabaksindustrie en uitvoering wordt gegeven
                     aan artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging, omdat
                     dit aan uw Kamer is.
                  
Verder zetten genoemde leden vraagtekens bij het voornemen van de Staatssecretaris
                     om het verder verhogen van accijnzen op tabakssigaretten uit te stellen. Zo stelt
                     de Staatssecretaris te wachten met verdere ophoging van de accijnzen op tabakssigaretten
                     tot de evaluatie in maart 2021 opgeleverd is. Dit terwijl de Staatssecretaris ook
                     stelt dat het verhogen van tabaksaccijnzen effectief is in het tegengaan van tabaksverslaving.
                     Waarom besluit de Staatssecretaris de evaluatie af te wachten alvorens verdere tabaksaccijnzen
                     door te voeren?
In het Nationaal Preventieakkoord is opgenomen dat het kabinet een evaluatie zal uitvoeren
                     alvorens de prijs verder te verhogen tot 10 euro in 2023, omdat grenseffecten de effectiviteit
                     van en het draagvlak voor de maatregel kunnen ondermijnen. Er is inderdaad in internationaal
                     onderzoek vastgesteld dat een doorlopend stapsgewijze accijnsverhoging een bewezen
                     effectieve maatregel is. Gemiddeld genomen leidt 10% prijsverhoging in ontwikkelde
                     landen tot 4% minder consumptie. In Nederland zelf is dit onderzoek niet eerder gedaan.
                     Het doel van het onderzoek is te bezien welke gedragsveranderingen optreden als gevolg
                     van de accijnsverhoging van april 2020. Het gaat hierbij om zowel veranderingen in
                     het rookgedrag (stoppen, minderen of overstappen) als om mogelijk aankoop gedrag in
                     het buitenland (grenseffecten) in kaart te brengen. Ook zal het onderzoek meer inzicht
                     geven in de hoogte van de prijs welke nodig is voordat grote groepen Nederlandse rokers
                     uiteindelijk zullen stoppen. Dit is conform de afspraak uit het Nationaal Preventieakkoord.
                  
Ook stelt de Staatssecretaris het logisch te vinden verbruiksbelasting te gaan heffen
                        op vloeistoffen voor e-sigaretten, maar de beslissing over de daadwerkelijke invoering
                        hiervan wel over te laten aan het volgende kabinet. Als de Staatssecretaris dit een
                        logische stap vindt wat weerhoudt hem er dan van om deze verbruiksbelasting tijdens
                        zijn ambtsperiode in te voeren?
In februari van dit jaar heeft de Europese Commissie de evaluatie van de Richtlijn
                     2011/64/EU betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten
                     (richtlijn tabaksaccijns) naar buiten gebracht. Uit de evaluatie is onder meer naar
                     voren gekomen dat er onvoldoende rekening is gehouden met nieuwe producten en hoe
                     met deze producten fiscaal om te gaan. Naar aanleiding van de evaluatie heeft de Europese
                     Raad op 1 juni 2020 raadsconclusies aangenomen. Uit deze conclusies volgt dat bij
                     de aanstaande herziening van de richtlijn tabaksaccijns nieuwe producten als e-sigaretten
                     meegenomen moeten worden in het voorstel van de Europese Commissie. Dit voorstel wordt
                     verwacht in 2021. Een Europees geharmoniseerde aanpak draagt bij aan de ontmoediging
                     van dergelijke producten. De Nederlandse inzet bij het verdere herzieningstraject
                     zal dan ook gericht zijn op opname van de e-sigaretten onder de richtlijn tabaksaccijns
                     met als doel accijnsheffing op e-sigaretten.
                  
Aangezien e-sigaretten nu (nog) geen accijnsgoederen zijn, kunnen lidstaten ervoor
                     kiezen om deze producten te belasten met een eigen, nationale verbruiksbelasting.
                     Het inrichten van een systeem voor een nieuwe nationale verbruiksbelasting zal een
                     aantal jaar in beslag nemen. Zodra e-sigaretten wel als accijnsgoed gelden op basis
                     van de richtlijn tabaksaccijns, zou deze nieuwe nationale verbruiksbelasting weer
                     vervangen moeten worden door een accijns.
                  
Het heeft daarom de voorkeur van het kabinet om in te zetten op de aanpassing van
                     de Europese richtlijn tabaksaccijns, zodat een accijnsheffing op e-sigaretten in een
                     keer goed en volledig wordt ingevoerd, samen met de rest van de lidstaten.
                  
Tot slot vragen deze leden in hoeverre gebruikers van e-sigaretten deze gebruiken
                     ter vervanging van de reguliere tabakssigaret.
Het Trimbos-instituut stelt dat de gebruikers van een e-sigaret voornamelijk volwassenen
                  zijn die roken, gerookt hebben en/of willen stoppen en jongeren zijn. Als rokers van
                  tabakssigaretten volledig overstappen op het dampen van de e-sigaret levert dit hen
                  gezondheidswinst op. In Nederland was in 2018 echter 72% van de e-sigaret gebruikers
                  (nog) niet volledig overgestapt. Dit waren duale gebruikers die naast e-sigaretten
                  ook tabakssigaretten gebruikten.
               
Deelakkoord overgewicht
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bezorgdheid geconstateerd dat de maatregelen
                     in dit deelakkoord niet sterk genoeg zijn en dat te veel wordt overgelaten aan de
                     levensmiddelenindustrie en de supermarktbranche. Zo is de ambitie om voor 2025 het
                     aantal calorieën in frisdrank met 30% verminderd te hebben afhankelijk van de «goodwill»
                     van de frisdrankproducenten zelf, en wordt er zelfs voor de monitoring van deze maatregel
                     volledig vertrouwd op cijfers van de Nederlandse vereniging voor Frisdranken, Waters
                     en Sappen (FWS). Hoewel de FWS stelt het doel van de caloriereductie van 25% al in
                     2019 behaald te hebben, is onduidelijk hoe dit berekend is. Kan de Staatssecretaris
                     inzicht verschaffen hoe de claim van FWS dat de caloriereductie in frisdranken al
                     in 2019 met 25% gedaald was tot stand is gekomen? Acht de Staatssecretaris deze bewering
                     betrouwbaar? Heeft de Staatssecretaris vertrouwen in de inspanningen van de frisdrankindustrie
                     om zichzelf te reguleren en te monitoren, opdat er in 2025 een caloriereductie van
                     30% heeft plaatsgevonden?
FWS licht op haar website de cijfers van de caloriereductie in haar sector toe99. Ik heb geen reden aan de cijfers te twijfelen. De cijfers zijn in lijn met de trend
                  die blijkt uit andere berichten op basis van verkoopgegevens over verandering in suikerconsumptie
                  via frisdranken100. Voor alle afspraken in het Nationaal Preventieakkoord geldt dat jaarlijks door de
                  betrokken partijen over de voortgang gerapporteerd wordt aan het RIVM. Het RIVM maakt
                  op basis van deze informatie een voortgangsrapportage.
               
Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat het onwenselijk is dat een
                     significant deel van de maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord door de industrieën
                     zelf gereguleerd en gemonitord wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen
                     is de Staatssecretaris van plan te nemen om ervoor te zorgen dat alle maatregelen
                     in het Nationaal Preventieakkoord uitgevoerd en op een objectieve manier, vrij van
                     lobby-belangen, geëvalueerd zullen worden?
Deze opvatting deel ik niet. We sluiten een akkoord met 70 partijen met verschillende
                  belangen, ik heb geen aanleiding te denken dat partijen geen eerlijke inzage geven
                  in de voortgang van de afgesproken acties.
               
Genoemde leden willen verder het belang van de invoering van een suikertaks op frisdranken
                     voor het tegengaan van overgewicht benadrukken. De leden van de GroenLinks-fractie
                     hebben met ongenoegen kennisgenomen van een recente publicatiereeks van Follow the
                     Money, waarin wordt aangetoond hoe de frisdrankindustrie en de voedingsmiddelenindustrie
                     de suikertaks uit het Nationaal Preventieakkoord gehouden hebben.101 Zo toont Follow the Money aan dat het Centraal Bureau Levensmiddelen de Staatssecretaris
                     het volgende heeft laten weten: «Belastingmaatregelen en andere wettelijke interventies
                     in het Akkoord of erna, kunnen een ontbindende werking hebben voor Akkoordpartijen».102 Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre dergelijke industriële belangen invloed
                     hebben gehad op de afwezigheid van de suikertaks in het Nationaal Preventieakkoord?
                     Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat de suikertaks significant
                     kan bijdragen aan het behalen van de ambities van het Deelakkoord overgewicht? Zo
                     ja, ziet de Staatssecretaris mogelijkheden de suikertaks alsnog in te voeren? Zo nee,
                     waarom deelt de Staatssecretaris deze opvatting niet?
Bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord heb ik met alle (potentiële)
                     ondertekenaars gesproken om samen tot een gedragen akkoord te komen. Alle partijen
                     konden maatregelen en acties voorstellen. Het akkoord is uiteindelijk gesloten over
                     een pakket aan maatregelen waar de gezamenlijke ondertekenaars achter stonden. Een
                     van de mogelijke maatregelen die op tafel lag was een aanpassing van de reeds bestaande
                     verbruiksbelasting op niet alcoholische dranken. De voedselindustrie heeft in het
                     proces van totstandkoming van het akkoord aangegeven geen voorstander te zijn van
                     de aanpassing van deze belasting. De frisdrankindustrie heeft voorgesteld de via frisdranken
                     geconsumeerde calorieën met 30% te reduceren in 2025 (ten opzichte van 2012). Daar
                     hebben alle ondertekenaars van het preventieakkoord mee ingestemd.
                  
De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We hebben dan ook vele
                     maatregelen en vele partijen nodig in deze strijd. Er is niet een maatregel die ons
                     eenvoudig naar de gestelde ambitie leidt. Niettemin zie ik een suikertaks als perspectiefrijk
                     instrument zoals ik in mijn brief van 3 september103 heb geschreven. Indien besloten wordt een suikertaks in te voeren, dan zal de praktische
                     uitvoerbaarheid nader in kaart moeten worden gebracht.
                  
Naast het onderzoeken van de suikertaks, schrijft de Staatssecretaris ook het idee
                     te onderzoeken van een verbod op aanbiedingen voor suikerhoudende producten en dit
                     idee met de levensmiddelensector te gaan bespreken. Zou de Staatssecretaris kunnen
                     toelichten hoe de concrete uitvoering van het verbod op suikerhoudende producten eruit
                     kan gaan zien? Is de Staatssecretaris bereid deze maatregel te implementeren?
Een verbod op aanbiedingen voor suikerhoudende producten (of ongezonde producten in
                  bredere zin) is in allerlei vormen denkbaar. Voordat sprake kan zijn van implementatie
                  wil ik eerst meer informatie over welke vorm van zo’n verbod het meest effectief en
                  haalbaar zou zijn. Hiervoor ga ik een bijeenkomst met experts organiseren.
               
De Staatssecretaris geeft te kennen stappen te verkennen om reclame gericht op kinderen
                     over ongezonde producten te beperken. Genoemde leden vinden dit een belangrijk onderwerp.
                     Een recent Unicef-rapport onderzocht 800 kinderproducten in Nederlandse supermarkten,
                     en concludeerde dat slechts 25% hiervan voldoet aan de Schijf van Vijf.104 In de categorie kinderdranken voldoet slechts 7,5% aan de Schijf van Vijf. Zou de
                     Staatssecretaris kunnen toelichten welke extra stappen er verkend worden om reclame
                     gericht op kinderen over ongezonde producten te verminderen en reclame gericht op
                     gezonde producten te vergroten? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover
                     in gesprek? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de supermarktbranchelobby en
                     de levensmiddelenindustrie effectieve maatregelen op dit gebied niet zullen tegenhouden?
Ik ben afzonderlijk in gesprek geweest met de Reclamecode Commissie, Federatie Nederlandse
                  Levensmiddelen industrie (FNLI), de supermarktenbranche (CBL) en de Alliantie Stop
                  Kindermarketing over de mogelijkheden omtrent het aanscherpen van de regels rond kindermarketing.
                  Op dit moment is er sprake van zelfregulering en bepaalt FNLI als eigenaar van de
                  Reclamecode voor Voedingsmiddelen welke regels opgenomen worden in de reclamecode.
                  Ik heb aangegeven dat ik de huidige reclamecode graag aangescherpt zie, zodat er alleen
                  nog kindermarketing ingezet mag worden op Schijf van Vijf producten. FNLI heeft aangegeven
                  dat daar op dit moment geen draagvlak voor is, onder andere door de internationale
                  markt waarin de voedingsmiddelen van hun achterban verkocht worden. Ik houd de huidige
                  reclamecode onder de loep en bekijk samen met bijvoorbeeld Alliantie Stop Kindermarketing
                  aan welke knoppen we nog meer kunnen draaien om kinderen beter te beschermen tegen
                  kindermarketing voor ongezonde producten. Om het zelfregulerende systeem goed te laten
                  werken moet de industrie ook meebewegen, anders moeten we kijken naar alternatieven
                  zoals wetgeving. Voor het Nationaal Preventieakkoord zijn afspraken gemaakt aan tafels
                  waar ook de supermarkten- en levensmiddelenbranche zaten. Ook over eventuele aanvullende
                  maatregelen zal ik met deze partijen in gesprek gaan.
               
Deelakkoord problematisch alcoholgebruik
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen waargenomen dat er verschillende
                     acties zijn uitgevoerd om het bewustzijn omtrent alcoholgebruik te vergroten. Daarbij
                     willen deze leden benadrukken dat ook de inzet van meer jeugdartsen, bijvoorbeeld
                     op scholen, om jongeren bewust te maken van de gevaren van problematisch alcoholgebruik
                     uitkomst kunnen bieden. Is de Staatssecretaris bereid te onderzoeken hoe deze maatregel
                     geïmplementeerd zou kunnen worden?
De meerderheid van de scholen in het voortgezet onderwijs biedt al voorlichting aan
                  om het bewustzijn over alcohol te vergroten en alcoholgebruik tegen te gaan, doorgaans
                  als onderdeel van een bredere interventie gericht op een gezonde leefstijl. Het programma
                  Gezonde School is een goed voorbeeld, evenals interventies vanuit het programma Helder
                  op School (dat onderdeel uitmaakt van de Gezonde School), of zoals Frisse Start en
                  Take it Personal. Wat betreft de inzet van jeugdartsen: zij zien de individuele leerlingen
                  van klas 2 en 4 en schenken in dat contact eveneens aandacht aan gezonde leefstijl.
                  Dit tweede contactmoment, op 15/16 jarige leeftijd, is enkele jaren geleden binnen
                  de jeugdgezondheidszorg ingevoerd om meer aandacht te geven aan leefstijl, waaronder
                  alcoholgebruik. Daarnaast bieden de gezamenlijke GGD-en jongeren tussen de 13 en 23
                  jaar via de website https://www.jouwggd.nl/ informatie over allerlei gezondheids- en leefstijlthema’s inclusief alcoholgebruik.
                  Ik vind dat er al met al voldoende diverse instrumenten worden ingezet om jongeren
                  voor te lichten over de risico’s van alcoholgebruik en zie geen reden om een uitbreiding
                  van de inzet van jeugdartsen op dit punt te onderzoeken.
               
Leefstijlinterventies ernstige ziekten
Leefstijlinterventies kunnen ernstige ziekten remmen of zelfs genezen. Zo is het bijvoorbeeld
                     bekend uit een studie van het Leids Universitair Medisch Centrum, TNO en VGZ dat regelmatig
                     bewegen en gezond eten mogelijk 1,1 miljoen mensen in Nederland kan genezen van diabetes
                     type 2.105 De leden van de GroenLinks-fractie vinden daarom dat dergelijke leefstijlinterventies
                     toegepast moeten worden. Staat de Staatssecretaris ervoor open dergelijke leefstijlinterventies
                     verder te verkennen en daar waar relevant te implementeren?
Ik erken het belang van leefstijlinterventies. De gecombineerde leefstijlinterventie
                     (GLI) is daar een heel goed voorbeeld van. Als mensen door een gezondere leefstijl
                     niet ziek worden, beter met hun ziekte omgaan, of zelfs deels kunnen genezen, is dat
                     van grote meerwaarde voor hun kwaliteit van leven en participatie in de samenleving.
                     Als we naast de GLI de toepassing van leefstijlinterventies willen uitbreiden, dan
                     is er mijns inziens eerst meer onderzoek nodig naar de effectiviteit van leefstijladvies
                     en -interventies als onderdeel van de behandeling of na verwijzing vanuit het curatieve
                     domein. Hierover is voor de meeste (chronische) aandoeningen nog weinig bekend. Daarom
                     heb ik € 5 miljoen beschikbaar gesteld voor onderzoek op dit terrein, waarmee 9 consortia
                     in september zijn gestart met hun onderzoek. Het uit te voeren klinisch onderzoek
                     moet bijdragen aan beter inzicht in welke leefstijlinterventies kunnen worden ingezet
                     bij welke (chronische) ziekten en aandoeningen, en bij welke patiënten – en onder
                     welke voorwaarden – leefstijlgeneeskunde succesvol kan zijn. Voor het succes van de
                     subsidieoproep vind ik het belangrijk om de projecten aan elkaar te verbinden en te
                     zorgen dat kennis en resultaten tussen de projecten worden gedeeld. ZonMw heeft hierin
                     een centrale rol en stimuleert en faciliteert de projecten hierin, en acteert als
                     zodanig als een platform voor onderling leren tussen onderzoekers naar leefstijlgeneeskunde.
                  
Uiteraard sta ik, als de uitkomsten van de onderzoeken positief zijn, ervoor open
                     om deze interventies verder te verkennen en te implementeren.
                  
Verlaging leeftijd bevolkingsonderzoek darmkanker
Bevolkingsonderzoek naar ernstige ziekten vormt een belangrijk onderdeel van preventief
                     gezondheidsbeleid. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen
                     van de petitie van Actiegroep «Red 1.000 levens» met betrekking tot de verlaging van
                     de leeftijd van bevolkingsonderzoek naar darmkanker, welke op 8 september 2020 is
                     aangeboden aan de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.106 De petitie pleit ervoor om de leeftijd waarop bevolkingsonderzoek gedaan wordt naar
                     darmkanker te verlagen van 55 naar 50 jaar, waarmee meer gevallen van darmkanker tijdig
                     gediagnosticeerd kunnen worden en jaarlijks honderden levens gered kunnen worden.
                     Gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek stellen Europese richtlijnen dat het medisch
                     aan te raden is om vanaf 50 jaar de bevolking te testen op darmonderzoek.107 Deze leden vragen waarom Nederland hiervan afwijkt. In een antwoord op een Kamervraag
                     van het lid Hermans naar dit onderwerp heeft de Staatssecretaris aangegeven bij de
                     integrale evaluatie naar darmkankeronderzoek in 2021 te kijken naar het verlagen van
                     de leeftijdsgrens.108 De Staatssecretaris heeft daarbij aangegeven te willen kijken of de voordelen «van
                     geredde levens ook opwegen tegen de nadelen van overbodig vervolgonderzoek en behandeling».
                     Aangezien er al overtuigend wetenschappelijk onderzoek is dat 50 jaar een medisch
                     verstandige leeftijd is om te starten met testen op darmkanker, vragen deze leden
                     of de Staatssecretaris kan toelichten waarom er gewacht moet worden op de integrale
                     evaluatie naar darmkankeronderzoek voordat de leeftijdsverlaging ingevoerd kan worden.
                     Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden deze maatregel nog tijdens de huidige kabinetsperiode
                     te implementeren?
De leeftijdsgrenzen van 55–75 jaar voor deelname aan de screeningstest, zoals die
                     nu in het bevolkingsonderzoek darmkanker gehanteerd worden, zijn vastgesteld op basis
                     van het advies van de Gezondheidsraad uit 2009. Nederland loopt hiermee niet uit de
                     pas met de Europese richtlijnen uit 2010 (geüpdated in 2012), waar in de petitie naar
                     verwezen wordt. Deze richtlijnen geven voor de in Nederland gebruikte test aan, dat
                     de te screenen bevolkingsgroep in ieder geval personen tussen 60 en 64 jaar moet bevatten.
                     De richtlijn geeft aan dat van daaruit de leeftijdsbegrenzing naar onder of naar boven
                     kan worden uitgebreid, «rekening houdend met de balans tussen risico en nut en de
                     beschikbare middelen».
                  
Een verlaging naar 50 jaar betekent uitbreiding van het programma met een groep van
                     meer dan 1,2 miljoen personen. De benodigde organisatorische inspanningen zijn niet
                     binnen een korte termijn te realiseren. De huidige COVID problematiek is daarbij een
                     extra belemmerende factor. Daarbij wil ik een mogelijke keuze voor een dergelijke
                     majeure operatie kunnen nemen op basis van zorgvuldige afwegingen die het totaal van
                     effectiviteit en de doelmatigheid van het programma betreffen. In de voorgenomen evaluatie,
                     waarmee de Gezondheidsraad in 2021 aan de slag gaat, zullen daartoe ook andere relevante
                     aspecten worden betrokken – zoals de huidige test, de gehanteerde waarde vanaf wanneer
                     een uitslag afwijkend wordt genoemd en de mogelijkheden voor een indeling in meer
                     specifieke risicogroepen van de huidige totaalgroep – en in samenhang met elkaar worden
                     bekeken. De bevindingen kunnen worden gebaseerd op gegevens van vier rondes van deelname,
                     die in 2021 beschikbaar komen. De uitkomsten van de evaluatie en eventuele adviezen
                     over het aanpassen van het huidige uitnodigingsbeleid kunnen gelijktijdig worden bezien.
                  
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2019
Het Nationaal Preventieakkoord is inmiddels twee jaar oud. Het is goed om te zien
                     dat op de drie thema’s (problematisch alcoholgebruik, roken en overgewicht) inmiddels
                     verschillende acties lopen, in voorbereiding zijn of zelfs al zijn afgerond. Aangegeven
                     wordt dat het niet voor alle doelstellingen en afspraken bekend is wanneer deze uitgevoerd
                     worden, door wie en wat de opbrengst moet zijn. De leden van de SP-fractie vinden
                     het belangrijk dat doelstellingen en afspraken zo SMART mogelijk geformuleerd worden.
                     Is het de bedoeling om dit alsnog op te pakken?
In de voortgangsrapportage van het RIVM staat dat een gedeelte van de doelstellingen
                     en afspraken vrijblijvend is geformuleerd en dat de aangeleverde informatie over de
                     voortgang van de afspraken daarmee niet altijd kwantitatief of concreet is. Het Ministerie
                     van VWS bekijkt met het RIVM en de partijen welke afspraken meer SMART geformuleerd
                     kunnen worden. Veel partijen hebben sowieso aangegeven in 2020 een kwantitatieve uitvraag
                     naar informatie op te zetten. Daarmee is de verwachting dat de rapportage over 2020
                     meer kwantitatieve voortgangsinformatie bevat.
                  
Verschillende activiteiten uit het Nationaal Preventieakkoord hebben door de coronacrisis
                        vertraging opgelopen. Graag krijgen de leden van de SP-fractie hier een overzicht
                        van. Daarnaast vragen genoemde leden of de coronacrisis nog tot nieuwe of bijgestuurde
                        activiteiten of doelen uit het Nationaal Preventieakkoord heeft geleid. Dit met name
                        aangezien onderliggende klachten, die mede samen kunnen hangen met de in het preventieakkoord
                        benoemde thema’s, mogelijk invloed hebben gehad op de (ernst van de) besmettingen.
Op dit moment beschik ik niet over een volledig actueel beeld van de acties die vertraagd
                     zijn. De coronamaatregelen hebben ertoe geleid dat sommige acties en maatregelen uit
                     het Nationaal Preventieakkoord vertraging hebben opgelopen. Onderzoeken naar bijvoorbeeld
                     de naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop van alcohol en tabak zijn immers
                     beperkt uit te voeren als de horeca dicht is. Campagnes zijn uitgesteld. Er is echter
                     geen sprake van dat acties en maatregelen niet uitgevoerd zullen worden. Ik heb daarbij
                     gemerkt dat de coronacrisis de partijen juist extra motiveert om te werken aan een
                     gezonde leefstijl en de ambities van het Nationaal Preventieakkoord. Leefstijl kan
                     immers van invloed zijn op de ernst van de besmetting en op het herstel. De voortgangsrapportage
                     van het RIVM over 2020 zal inzichtelijk maken welke acties door corona zijn vertraagd.
                     De rapportage is voorzien voor juni 2021.
                  
Bepaalde acties binnen alle drie de thema’s van het Nationaal Preventieakkoord zijn/waren
                        specifiek gericht op mensen met een lagere sociaaleconomische status. Graag ontvangen
                        de leden van de SP-fractie een specifieke toelichting op de voortgang van realisatie
                        van de doelstellingen binnen deze specifieke doelgroep.
In de Voortgangsrapportage over 2019 staat dat de helft van de afspraken die gericht
                     zijn op roken en mensen met een lagere sociaaleconomische status, in uitvoering is.
                     Voor de acties op problematisch alcoholgebruik en overgewicht onder mensen met een
                     lagere sociaaleconomische status, geldt dat ze allemaal in uitvoering zijn.
                  
Als men iets van de coronacrisis heeft geleerd is het wel het belang van een goede
                        GGD. De jarenlange bezuinigingen op de GGD hebben duidelijk hun tol geëist. De leden
                        van de SP-fractie vragen om een nadere beschrijving van de plannen rondom de toekomst
                        van de GGD’en.
Over de reguliere financiering van GGD’en maken gemeenten goede afspraken met hun
                  GGD. Ten tijde van het Stimuleringsprogramma Betrouwbare Publieke Gezondheid is door
                  AEF onderzoek gedaan naar taken, mensen en middelen van de GGD’en met als titel «GGD’en
                  in beeld». Ik heb uw Kamer op 12 september 2017 dit onderzoek toegestuurd109. Uit dit onderzoek blijkt onder andere dat alle GGD’en de taken uit de Wet publieke
                  gezondheid (Wpg) goed kunnen uitvoeren. Ook blijkt uit dat onderzoek dat zij goed
                  ingericht zijn op veranderende omstandigheden en innovatie. Mede op basis van de ervaringen
                  met COVID-19 zal het kabinet in overleg gaan met gemeenten en GGD’en over de toekomstige
                  organisatie van de GGD. Op dit moment is dat nog niet opgenomen in plannen. Ik zal
                  uw Kamer hier tezijnertijd over informeren.
               
Roken
De leden van de SP-fractie lezen dat 21,7% van de volwassenen rookt, dat 8% van de
                     jongeren de afgelopen maand rookte en 7,4% van de zwangere vrouwen op enig moment
                     tijdens de zwangerschap rookte. Een daling voor alle drie de doelgroepen. Tegelijkertijd
                     lezen deze leden dat het aantal jongvolwassen rokers de afgelopen vijf jaar niet gedaald
                     is en dat 31 procent van de groep 20- tot 24-jarigen rookt. Dit terwijl het totaal
                     aantal volwassen rokers wel daalde van 26 naar 22 procent.110 Waarom blijft de groep rokers in deze leeftijdscategorie onverminderd groot, zo vragen
                     de leden van de SP-fractie. En hoe kan extra ingezet worden op het verlagen van dit
                     percentage bij deze doelgroep?
Ik vind het zorgwekkend dat de hoogste prevalentie van rokers zit in de groep jongvolwassenen.
                     We hebben de afgelopen jaren niet specifiek op deze groep ingezet. Ik heb, in het
                     kader van het Nationaal Preventieakkoord, financiering toegekend aan de afdeling Publieksinformatie
                     van het Trimbos om een apart informatieaanbod voor jongeren te gaan creëren. Zij hebben
                     daarvoor afgelopen maanden onderzoek gedaan onder 1.000 jongeren om te inventariseren
                     wat zij belangrijk vinden bij stoppen met roken. Uit de onderzoeksresultaten komt
                     naar voren dat jongvolwassenen andere wensen hebben dan de «oudere» volwassenen. Ook
                     laten de resultaten zien dat jongvolwassenen niet op zoek zijn naar professionele
                     begeleiding van een coach of medicijnen, maar bij voorkeur een app gebruiken met functionaliteiten
                     en een look and feel die goed past bij hun behoeften, en voorziet in de mogelijkheid
                     van sociale steun bij het stoppen met roken, zonder de sociale druk van vrienden die
                     door blijven roken. Deze app wordt een aanpassing van de bestaande Nederlandse app
                     Stopstone. Ook zal ik een speciale ingang laten maken op de website ikstopnu.nl voor
                     jongvolwassenen, met op hen toegespitste informatie. Deze producten zullen uiterlijk
                     eind 2021 worden opgeleverd. Daarnaast verwacht ik dat de ontwikkelingen in de maatschappij,
                     zoals rookvrije sport, ook bij jongvolwassenen er aan zullen bijdragen dat roken steeds
                     minder als normaal wordt gezien.
                  
Met betrekking tot een aantal doelstellingen uit het Nationaal Preventieakkoord hebben
                        de leden van de SP-fractie nog wel hun twijfels of deze gerealiseerd worden als op
                        deze weg doorgegaan wordt. Zo is het aantal rookvrije terreinen van kinderboerderijen
                        in 2019 41% terwijl dit in 2020 100% moet zijn; is het aantal rookvrije speeltuinen
                        in 2019 50% terwijl dat in 2020 100% moet zijn, en is het aantal rookvrije kinderopvanglocaties
                        in 2019 75% terwijl dat in 2020 100% moet zijn. Genoemde leden begrijpen dat pas in
                        een volgende voortgangsrapportage geconcludeerd kan worden of de doelstellingen gerealiseerd
                        zijn. Wel vragen deze leden of er het voornemen is om wettelijke maatregelen te nemen
                        indien de doelstellingen niet volgens plan worden gerealiseerd.
De kracht van de Rookvrije Generatie is de positieve insteek en het daarmee verbonden
                  brede maatschappelijke draagvlak. Ik zie dat maatschappelijke organisaties erin slagen
                  om samen met de steun van lokale vrijwilligers speel-, sport- en recreatieterreinen
                  rookvrij te maken. Dit jaar werd de hele samenleving geraakt door de gevolgen van
                  COVID-19. De maatregelen die zijn genomen om COVID-19 te bestrijden, hebben grote
                  impact gehad op heel veel partijen die betrokken zijn bij het Nationaal Preventieakkoord.
                  Ook op de voortgang van de doelstellingen met betrekking tot de rookvrije kindomgevingen.
                  Kinderboerderijen, speeltuinen en sportverenigingen sloten de deuren en werden gedwongen
                  na te denken over het herinrichten van de terreinen. Desondanks zijn de betrokken
                  veldpartijen volop gemotiveerd om alsnog de nodige stappen te zetten richting een
                  rookvrije omgeving voor kinderen. Ik wil deze partijen de ruimte geven om via deze
                  weg de doelstellingen te behalen. Ik heb er vertrouwen in dat dit, met enige vertraging,
                  zal lukken.
               
Wat is in dat kader de reactie op het bericht dat een kwart van de gemeenten niets
                     doet met een rookvrije omgeving voor kinderen?111 Aangegeven wordt in het artikel dat slechts één op de vijf gemeenten structureel
                     uren en geld beschikbaar heeft voor de uitvoering van plannen om een rookvrije omgeving
                     te maken. Wordt dit aantal herkend? En zo ja, is er het voornemen om dit percentage
                     flink te verhogen? De leden van de SP-fractie vragen of er bereidheid bestaat om hiervoor
                     extra budget beschikbaar te stellen.
Uit recent onderzoek in opdracht van de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij blijkt dat
                  inmiddels 200 gemeenten zich in zetten om te voorkomen dat kinderen beginnen met roken112. Dit aantal is in vergelijking met 2019 verdubbeld, toen waren namelijk maar 100
                  gemeenten actief op weg naar een rookvrije generatie. Momenteel bieden de VNG en GGD
                  GHOR ondersteuning aan gemeenten die hiermee aan de slag willen. Binnen dit ondersteuningstraject
                  ontvangen reeds 22 van 25 GGD’en budget om gemeenten uit hun regio te ondersteunen.
                  Tot en met eind 2021 lopen er subsidies om deze gemeenten te ondersteunen.
               
De leden van de SP-fractie vinden het zeer positief dat stoppen-met-rokenzorg sinds
                     begin 2020 onder de verzekerde zorg valt. Aangegeven wordt dat het nog niet duidelijk
                     is hoeveel mensen hier sinds begin 2020 daadwerkelijk gebruik van hebben gemaakt.
                     Wanneer zal dit wel bekend zijn? Daarnaast vragen genoemde leden naar het aanbod van
                     een dergelijke ondersteuning. Is er voldoende kwalitatief goede ondersteuning beschikbaar
                     om te voldoen aan de behoefte?
Voor 2020 geldt dat er nog geen declaraties zijn verwerkt voor patiënten in de ketenzorg.
                  Uit voorlopige cijfers van Vektis over de eerste helft van 2020 kan worden geconcludeerd
                  dat het aantal eerstelijnsgebruikers met 22% is gestegen ten opzichte van 2019. Als
                  deze trend zich doorzet, zal het aantal eerstelijns gebruikers tegen eind 2020 toenemen
                  tot 234.832. In 2019 bedroeg het totale aantal gebruikers 191.949.
               
Op de vraag of er voldoende kwalitatief goede ondersteuning beschikbaar is, is het
                  moeilijk om bij gebrek aan kwaliteitsindicatoren een objectief antwoord te geven.
                  Hiertoe werkt het Ministerie van VWS samen met het Nivel, Trimbos, Zorginstituut en
                  Zorgverzekeraars aan de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren om de kwaliteit van
                  zorg te kunnen bewaken, beheersen en verbeteren.
               
De leden van de SP-fractie lezen dat ook niet in het kwaliteitsregister geregistreerde
                     behandelaars een vergoeding krijgen voor het voeren van motiverende gesprekken, het
                     geven van stopadvies of doorverwijzing. In hoeverre wordt dit wenselijk geacht, zo
                     vragen deze leden. Is er zicht op de kwaliteit van de door hen geboden zorg en ondersteuning?
                     Een daling van het aantal in het kwaliteitsregister opgenomen zorgverleners klinkt
                     voor de leden van de SP-fractie als een onwenselijke ontwikkeling. Graag ontvangen
                     zij dan ook een reactie op deze ontwikkeling.
De zorgverzekeraars bepalen wie zij contracteren en welke zorg zij vergoeden. Zolang
                     de zorgverzekeraars ook aanbieders vergoeden die niet in het Kwaliteitsregister zijn
                     opgenomen, wordt het voor stoppen met roken coaches minder aantrekkelijk om zich te
                     laten registreren in dit register. Ik vind dit geen goede ontwikkeling. Daarom wordt
                     er vanuit mijn ministerie onderhandeld met de zorgverzekeraars over het vergoeden
                     van de stoppen-met-roken zorg. Bij deze onderhandelingen zitten ook de NZa, het Zorginstituut
                     Nederland, het Partnership Stoppen met Roken en het Trimbos-instituut aan tafel. Begin
                     2021 hoop ik u hierover te informeren.
                  
Aangezien roken zeer schadelijk en zelfs dodelijk is, lijkt het de leden van de SP-fractie
                        niet meer dan logisch dat er vol ingezet wordt op een rookvrije zorg. Het verbaast
                        deze leden dan ook dat in de voortgangsrapportage aangegeven wordt dat vertegenwoordigers
                        van alle zorgaanbieders zich (op 31 mei 2019) niet volgens planning hebben uitgesproken
                        op dit thema. Kan aangegeven worden waarom dit niet is gebeurd en wat de ontwikkelingen
                        op dit thema sindsdien zijn? Sommige doelstellingen, zoals de rookvrije ggz-instellingen
                        of bedrijfsartsen die roken meenemen in hun contacten, behoeven nog een flinke inzet
                        de komende jaren. Bij welke ontwikkeling zal besloten worden dat extra inzet nodig
                        is?
De doelstelling was dat vertegenwoordigers van alle zorgaanbieders op 31 mei 2019
                     (op Wereld Niet Roken Dag) de ambitie zouden uitspreken om in 2030 rookvrij te zijn.
                     Dit zou plaatsvinden tijdens het congres «Maak de zorg rookvrij» dat op Wereld Niet
                     Roken Dag 2019 zou worden georganiseerd. Het congres heeft niet plaatsgevonden, omdat
                     de betrokken partijen prioriteit hebben gelegd bij het rookvrij maken van de eigen
                     achterban en er geen andere partijen bereid waren een dergelijk congres te organiseren.
                     Inmiddels wordt gewerkt aan andere manieren om zorgkoepels en koepels van professionals
                     te betrekken bij het rookvrij maken van de zorg. In november van dit jaar zal een
                     digitale bijeenkomst plaatsvinden. In de ggz is inmiddels de 50ste instelling rookvrij en daarnaast zijn alle organisaties onder de Nederlandse ggz
                     (voorheen GGZ Nederland) actief op dit thema. De zorg rookvrij maken betekent echter
                     meer dan een bordje op het terrein en gaat over het realiseren van een rookvrije werk-
                     en behandelcultuur. Zoals in de voortgangsbrief beschreven zorgt COVID-19 ervoor dat
                     partijen in de zorg er acuut een belangrijke prioriteit bij hebben gekregen. Ondanks
                     dat het een moeilijke tijd is, werken betrokken partijen aan het halen van de ambities
                     uit het akkoord en heb ik geen signalen ontvangen van de tabakstafel dat er geen voortgang
                     zou zijn.
                  
De bedrijfsartsen werken op dit moment aan de ontwikkeling en het uitrollen van een
                     toolkit voor bedrijfsartsen met materiaal gericht op het vergroten van de duurzame
                     inzetbaarheid van werkenden door stoppen met roken. Aan dit project zal een extra
                     impuls gegeven worden door het uit te breiden met een extra project dat zich specifiek
                     richt op de dubbele belasting van de gezondheid bij mensen met een lage sociaal economische
                     positie door roken en werkomstandigheden. Het doel hiervan is om meer bewustzijn te
                     creëren bij (praktijkondersteuner) huisartsen en (praktijkondersteuner) bedrijfsartsen,
                     zodat het aantal rokers terug gedrongen kan worden.
                  
Als het gaat om rookvrije bedrijven is het de doelstelling dat tenminste 10 van de
                     top 100 grootste bedrijven in Nederland in 2020 op weg is naar een rookvrije generatie.
                     Een streven dat in eerste instantie goed klinkt, maar aangezien al bij de start van
                     het akkoord dit aantal gehaald was kan men zich afvragen hoe positief dit is of dat
                     er wellicht sprake is van gebrek aan ambitie. Wat zijn de vervolgdoelen op dit onderwerp?
Bij het formuleren van de doelstellingen voor het deelakkoord Roken op het gebied
                  van de rookvrije organisaties, was de Alliantie Nederland Rookvrij (nu de Gezondheidsfondsen
                  voor Rookvrij) op de hoogte van twee bedrijven die zich continu op meerdere fronten
                  inzetten voor de Rookvrije Generatie. De doelstelling om 10 bedrijven uit de top 100
                  hier ook voor te activeren klonk daarom zeer ambitieus. Al heel snel nadat de doelstelling
                  zo in het Nationaal Preventieakkoord was opgenomen, werd het doel van 10 actieve bedrijven
                  al behaald. Partijen gaan ook na het behalen van de doelstelling door met het activeren
                  van bedrijven om zich in te zetten voor een Rookvrije Generatie. Zo is de NS in 2020
                  gestopt met de verkoop van tabak en maakt ProRail alle perrons rookvrij.
               
De leden van de SP-fractie vinden het een zeer positieve ontwikkeling dat inmiddels
                     16 van de 20 grootste institutionele beleggers in Nederland gestopt zijn met investeren
                     in de tabaksindustrie. Genoemde leden hopen dan ook van harte dat dit er op korte
                     termijn 20 van de 20 zijn. Per wanneer wordt dit gerealiseerd?
Het stoppen met investeren in de tabaksindustrie is een onderwerp dat onverminderd
                     de aandacht heeft. Er lopen gesprekken met institutionele beleggers, maar omdat deze
                     processen tijd kosten is niet precies aan te geven op welke termijn een volgende belegger
                     zal aangeven te zijn gestopt met beleggen in de tabaksindustrie. De hoop is dat voor
                     eind volgend jaar één of twee beleggers uit de groep van de 20 grootste institutionele
                     beleggers in Nederland deze stap ook zullen zetten.
                  
De leden van de SP-fractie vragen ook om een reactie op het artikel «VVD en tabakssector
                        remmen rookakkoord».113 Klopt het dat de tabakslobby invloed had op de inhoud van het rookakkoord? Klopt
                        het vervolgens dat door deze lobby de beoogde prijsverhoging van een pakje sigaretten
                        gestaakt werd en/of dat «gemakswinkels» hun sigaretten niet langer uit het zicht moeten
                        hebben? Indien dit correct is, wat zijn de gevolgen hiervan voor het (kunnen) behalen
                        van de geformuleerde doelstellingen in het Nationaal Preventieakkoord? Klopt het verder
                        dat de evaluatie van de tabaksaccijnsverhoging van april 2020 op het laatste moment
                        in het preventieakkoord is beland door toedoen van de tabakslobby? Is het niet zo
                        dat uit internationaal onderzoek echter al lang bekend is dat accijnsverhoging een
                        van de meest effectieve middelen is om roken te ontmoedigen? Wat is dan ook precies
                        de reden dat dit onderzoek in het preventieakkoord is opgenomen en de resultaten worden
                        afgewacht? Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? Daarnaast vragen deze leden
                        of het klopt dat brancheorganisaties als VNO-NCW, MKB-Nederland, en supermarktbelangenbehartiger
                        CBL herhaaldelijk aanklopten bij diverse ministeries en deze voorzagen van een zogenoemd
                        «brievenbombardement». Klopt het daarbij dat dit vaker gebeurde in reactie op vertrouwelijke
                        conceptversies van het akkoord, die zij officieel niet in handen hadden? Graag ontvangen
                        deze leden een uitgebreide reactie. Als er ook maar iets waar is van het bovenstaande,
                        hoe verhoudt dat zich dan met de internationale afspraken uit de Framework Convention
                        on Tobacco Control (FCTC), zo vragen de leden van de SP-fractie.
Om te voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksontmoedigingsbeleid
                  zijn er bij de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord geen partijen uitgenodigd
                  die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van
                  artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit artikel
                  bepaalt dat overheden bij vaststelling en uitvoering van hun beleid zich niet laten
                  beïnvloeden door de commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie.
                  Over de wijze waarop de Nederlandse overheid uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen
                  van dit verdragsartikel heeft mijn voorganger Staatssecretaris Martin van Rijn een
                  brief aan uw Kamer gestuurd114. Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat er geen contact met de tabaksindustrie
                  plaatsvindt over het tabaksontmoedigingsbeleid. Onder de tabaksindustrie worden ook
                  verstaan organisaties en personen indien en voor zover zij de tabaksindustrie vertegenwoordigen
                  of als lobbyist voor de tabaksindustrie optreden. Partijen als VNO-NCW, MKB-Nederland,
                  het Centraal Bureau Levensmiddelen hebben niet aan de onderhandelingen deelgenomen
                  en hebben het deelakkoord roken ook niet ondertekend. Er zijn brieven verstuurd door
                  niet-deelnemende partijen over voorgenomen maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord
                  die onder artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging
                  vallen. Verzoeken om de voorgenomen maatregelen aan te passen heb ik niet in overweging
                  genomen en de brieven zijn gepubliceerd op de website van de rijksoverheid115. Gedurende de besprekingen over het Nationaal Preventieakkoord zijn er inderdaad
                  publicaties geweest over de inzet van partijen. Verschillende brieven refereren aan
                  deze publicaties.
               
Zoals afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord, is per 1 april 2020 een accijnsverhoging
                  doorgevoerd waardoor een pakje sigaretten een euro duurder is geworden. Het doel is
                  dat de prijs door accijnsverhogingen verder verhoogd wordt naar 10 euro in 2023. Tijdens
                  de laatste besprekingen van het concept van het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken
                  dat voordat de accijns verder wordt verhoogd er een evaluatie zal plaatsvinden. Doel
                  van deze evaluatie is het onderzoeken van mogelijke grenseffecten van de verhoging
                  per 1 april 2020. Aan deze besprekingen namen geen partijen deel die belangen van
                  de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Verhoging van tabaksaccijns is inderdaad een
                  bewezen effectieve maatregel bij het tegengaan van tabaksverslaving en de daarmee
                  gepaard gaande ernstige gezondheidsschade. Met betrekking tot besprekingen over het
                  uitstalverbod zijn uiteindelijk twee categorieën tabaksspeciaalzaken uitgezonderd,
                  namelijk speciaalzaken die alleen rookwaren, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen
                  en ook bestaande kleine zaken met meer dan 75% omzet uit tabaksproducten. Ook bij
                  deze besprekingen zijn geen partijen betrokken geweest die belangen van de tabaksindustrie
                  vertegenwoordigen. Het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging roept lidstaten
                  op om uiteenlopende tabaksontmoedigingsmaatregelen in te voeren zoals bijvoorbeeld
                  accijnsverhogingen, reclamebeperkende maatregelen en uitgebreide rookverboden. De
                  maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord betekenen een significante versterking
                  van het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid op deze punten. De totstandkoming van
                  het Nationaal Preventieakkoord is tevens in lijn met artikel 5, derde lid, van het
                  WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging aangezien de tabaksindustrie en partijen
                  die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen zijn uitgesloten van deelname.
               
Het lid Van Gerven heeft in januari Kamervragen gesteld over menthol-inlegkaarten,
                     waarmee het verbod op menthol in sigaretten en shag kan worden omzeild.116 In de beantwoording van deze schriftelijke vragen werd aangegeven dat het voornemen
                     was een inventarisatie uit te laten voeren naar de aard en omvang van dergelijke accessoires
                     die de aantrekkelijkheid van roken kunnen vergroten. Wat is de stand van zaken op
                     dit moment met betrekking tot deze inventarisatie? Worden hierin naast accessoires
                     ook andere omzeilingstactieken van het mentholverbod meegenomen, zoals menthol-cigarillo’s?
Deze inventarisatie is opgeleverd door het RIVM. U kunt binnenkort het rapport met
                  mijn reactie verwachten.
               
Tevens heeft het lid Van Gerven schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het
                     bericht «Goedkope sigaretten nog volop verkrijgbaar».117 In de beantwoording wordt aangegeven dat de prijs van cigarillo’s relatief veel lager
                     ligt dan de prijs van sigaretten. Daarbij wordt aangegeven dat voor zowel sigaren
                     als cigarillo’s een ad-valorem-accijns geldt van slechts 8% van de kleinhandelsprijs.
                     Deze leden vragen of de mening wordt gedeeld dat dit tarief moet worden verhoogd om
                     te voorkomen dat cigarillo’s vanwege de lage prijs een aantrekkelijk alternatief zijn
                     voor sigaretten, onder andere voor jongeren.
In de Nederlandse accijnswetgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen sigaretten,
                     sigaren en rooktabak. Dit onderscheid volgt uit de Europese richtlijn 2011/64/EU van
                     de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten
                     (richtlijn tabaksaccijns). Het zijn producten die zich door hun eigenschappen en hun
                     gebruiksdoeleinden onderscheiden van elkaar. Indien aan de vereisten is voldaan, kwalificeert
                     een cigarillo als een sigaar. Voor sigaren gelden bijvoorbeeld speciale eisen ten
                     aanzien van het dekblad. Het Nederlandse accijnstarief op sigaren is met ingang van
                     1 januari 2020 een ad-valorem-accijns van 8% van de kleinhandelsprijs. Hiermee voldoet
                     het tarief aan de minimumaccijns zoals voorgeschreven in de richtlijn tabaksaccijns:
                     ten minste 5% van de kleinhandelsprijs, inclusief alle belastingen, of 12 euro pr
                     1.000 stuks of per kilogram.
                  
In het regeerakkoord is bepaald dat de opbrengst van de tabaksaccijns in de jaren
                     2018 tot en met 2021 taakstellend wordt verhoogd. De accijns van sigaren bedroeg in
                     Nederland lange tijd 5% van de kleinhandelsprijs. De accijns van sigaren wordt als
                     gevolg van het regeerakkoord voor de jaren 2018 tot en met 2021 jaarlijks verhoogd
                     met 1%-punt. Per 1 januari 2021 zal het accijnstarief op sigaren daarmee stijgen naar
                     9% van de kleinhandelsprijs.
                  
Er is niet zoveel bekend over het gebruik van cigarillo’s in ons land en daarom heb
                  ik onderzoek laten uitzetten naar het gebruik van deze producten onder Nederlanders
                  vanaf 13 jaar. Begin volgend jaar zal het resultaat van dit onderzoek worden opgeleverd.
                  Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek kan bezien worden of aanvullende maatregelen
                  ten aanzien van cigarillo’s wenselijk zijn.
               
Overgewicht
Voor het realiseren van de doelen op het thema overgewicht is de komende jaren nog
                     een flinke inzet nodig, zo menen de leden van de SP-fractie. Aangezien er geen doelstellingen
                     per thema zijn opgesteld en opgestelde doelen niet allemaal concreet en/of meetbaar
                     zijn, is het volgens deze leden ingewikkeld de voortgang op de verschillende ambities/doelstellingen
                     te kunnen meten. Genoemde leden vragen dan ook of een dergelijke concretisering nog
                     in de planning zit, en zo nee waarom niet.
Het Ministerie van VWS bekijkt momenteel samen met het RIVM hoe de voortgang van de
                  afspraken uit het Nationaal Preventieakkoord beter kwantificeerbaar gemaakt kunnen
                  worden. Hiervoor wordt bekeken welke afspraken uit het akkoord concreter geformuleerd
                  kunnen worden. Een aantal ondertekenaars van het akkoord heeft al aangegeven in 2020
                  een kwantitatieve uitvraag naar informatie op te zetten. Daarmee is de verwachting
                  dat de volgende voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord meer kwantitatieve
                  informatie bevat.
               
Het mag duidelijk zijn dat de leden van de SP-fractie op basis van ontwikkelingen
                     in de afgelopen jaren weinig vertrouwen hebben in de afspraken die gemaakt zijn of
                     worden met de industrie en levensmiddelenbedrijven om de levensmiddelen gezonder te
                     maken. Genoemde leden zijn dan ook erg benieuwd naar de evaluatie van de doelstellingen
                     op dit terrein die voor de komende jaren zijn geformuleerd en naar de afspraken die
                     tot en met eind 2020 binnen het Akkoord Verbetering Productsamenstelling worden gemaakt.
                     Deze leden vragen waarom, op basis van de teleurstellende resultaten tot nu toe, er
                     wederom voor een dergelijk akkoord gekozen wordt. Waarom wordt er niet gekozen voor
                     een wettelijke of andere meer bindende aanpak? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er geen
                     sprake meer is van vrijblijvendheid?
Het RIVM voert een monitor uit waarin de tot en met 31 december 2020 bereikte productverbetering
                     wordt beoordeeld. Daarnaast wordt een impactanalyse uitgevoerd van alle gemaakte afspraken
                     uit de gehele looptijd van het Akkoord Verbetering Productsamenstelling (AVP, 2014–2020).
                     U wordt daarover in het voorjaar van 2021 geïnformeerd. Er worden in dit akkoord (AVP)
                     nog tot eind 2020 nieuwe afspraken gemaakt over verbetering van productgroepen. De
                     realisatiedatum (het moment waarop de producten van deelnemers daadwerkelijk aan het
                     afgesproken maximum gehalte moeten voldoen) van een tiental afspraken ligt na 2020
                     tot medio 2023. De voortgang van de aanvullende afspraken die in het Nationaal Preventieakkoord
                     zijn gemaakt om de suikerinname via frisdranken, zuivelproducten en koek, snoep, chocolade
                     en tussendoortjes terug te dringen, kunt u jaarlijks lezen in voortgangsrapportage
                     Nationaal Preventieakkoord van het RIVM.
                  
Bij de opzet van het nieuwe systeem voor productverbetering heb ik de regie genomen
                     voor het opstellen van een set criteria, het uitwerken van prikkels om bedrijven te
                     stimuleren productverbetering door te voeren, het stellen van realistische en ambitieuze
                     doelstellingen en de opzet van de monitoring hiervan. Ik informeer u binnenkort over
                     de uitkomsten van een internetconsultatie die ik hierover heb gehouden.
                  
Een wettelijke aanpak op nationaal niveau acht ik niet realistisch. De levensmiddelenmarkt
                     heeft een sterk internationaal karakter. Eventuele wettelijke normen voor producten
                     gelden niet voor producten die in andere Europese landen worden geproduceerd. Hierdoor
                     kunnen buitenlandse producten met mogelijk hogere gehalten aan zout, verzadigd vet
                     en suiker in het Nederlandse schap blijven staan. Dit biedt geen gelijk speelveld
                     voor het bedrijfsleven en kan bovendien de gezondheidsdoelstellingen van productverbetering
                     teniet doen. Eventuele wettelijke afspraken moeten wat mij betreft daarom op Europees
                     niveau worden gemaakt. In het kader van de Europese Farm-to-Fork strategie zal ook
                     gesproken over productverbetering en het vaststellen van maximum gehalten. Ik zal
                     mij inzetten voor een ambitieuze gezamenlijke aanpak in de EU.
                  
De leden van de SP-fractie vragen in dat kader dan ook of er wettelijke maatregelen
                     worden getroffen als blijkt dat doelstellingen niet of nauwelijks worden gerealiseerd
                     of de doelstellingen in het Akkoord Verbetering Productsamenstelling niet ver genoeg
                     gaan. Het gaat hier immers om de gezondheid van vele Nederlanders. Wanneer gaan de
                     afspraken in het akkoord ver genoeg, zo vragen de leden van de SP-fractie. Kan tevens
                     worden toegelicht wat de verwachte tijdslijn is, wat de specifieke doelen zijn qua
                     concrete gezondheidswinst en welke maatregelen worden genomen als blijkt dat de levensmiddelenbedrijven
                     de afspraken niet nakomen?
Zoals ik al aangaf moeten eventuele wettelijke afspraken wat mij betreft op Europees
                  niveau worden gemaakt. U refereert terecht aan het belang van de gezondheid van Nederlanders.
                  Hiervoor is het belangrijk dat Nederlanders gezonder gaan eten, zoveel mogelijk volgens
                  de Schijf van Vijf. Daar ligt de grootste gezondheidswinst. We moeten echter constateren
                  dat Nederlanders nog veel voedingsmiddelen eten die niet in de Schijf staan, met teveel
                  zout, suiker en/of verzadigd vet. Daarom zetten we ook in op productverbetering. Tot
                  op heden via het Akkoord Verbetering Productsamenstelling en straks via een nieuw
                  systeem om de samenstelling te verbeteren van bewerkte producten met toegevoegd zout,
                  toegevoegd suiker of verzadigd vet. U kunt op de website van het Akkoord118 lezen welke afspraken gemaakt zijn met welke tijdslijn. Aan afspraken rond productverbetering
                  kun je niet zomaar gezondheidswinst koppelen. Die hangt af van het gehele voedingspatroon
                  consumenten, niet van individuele producten.
               
De leden van de SP-fractie vinden het een goede stap dat ten opzichte van het huidige
                     Akkoord Verbetering Productsamenstelling zowel de scope van de nieuwe aanpak is verbreed
                     naar meer voedingsmiddelengroepen en alle producten binnen een voedingsmiddelengroep,
                     als dat voor de voedingsmiddelengroepen die een relevante bijdrage leveren aan de
                     inname van bijvoorbeeld zout, verzadigd vet of suiker grenswaarden worden opgesteld,
                     en dat er grenswaarden worden opgesteld waarmee productverbetering over de hele linie
                     kan worden gestimuleerd, dus niet alleen maximumnormen zoals in het huidige akkoord.
                     De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar een verslag van de voortgang hierop.
                     Wel vragen genoemde leden waarom alternatieven, zoals het goedkoper maken van gezond
                     eten, enkel gezien worden als perspectiefvol instrument op termijn, terwijl de gezondheid
                     van Nederlanders op het spel staat. Wat zijn verder de plannen met betrekking tot
                     het verbod van kortingsacties in de supermarkt op ongezonde producten? Worden er ook
                     concrete stappen gezet om deze maatregel in te voeren?
Ik informeer de Tweede Kamer dit najaar over de voortgang van de nieuwe aanpak voor
                     productverbetering. De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We
                     hebben vele maatregelen en vele partijen nodig. Er is niet een maatregel die eenvoudig
                     de gestelde ambitie realiseert. Daarom heb ik in het Nationaal Preventieakkoord een
                     omvangrijke set aan maatregelen en doelen afgesproken. Als het er naar uitziet dat
                     doelen niet zullen worden bereikt, dan komen andere maatregelen (zoals prijsmaatregelen)
                     nadrukkelijker in beeld. Om voorbereid te zijn op het eventueel nemen van aanvullende
                     maatregelen, heb ik het RIVM gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen
                     die substantieel zouden kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities voor 2040
                     uit het Nationaal Preventieakkoord. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van
                     2021.
                  
Daarnaast geef ik opvolging aan het RIVM rapport over het effect van een verbod op
                     aanbiedingen voor suikerhoudende dranken119. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering
                     in de winkel). Ik zal een bijeenkomst met experts organiseren om te verkennen wat
                     voor maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.
                  
De leden van de SP-fractie hebben al meerdere malen aandacht gevraagd voor het belang
                     van het verlagen van de btw op groente en fruit om zo gezond eten makkelijker en breder
                     toegankelijk te maken. Is het correct dat Duitsland recent de btw op deze producten
                     heeft verlaagd? Zo ja, wat is hier de reactie op? Deze leden vragen of hun mening
                     gedeeld wordt dat een dergelijke btw-verlaging van toegevoegde waarde kan zijn bij
                     het behalen van de in het Nationaal Preventieakkoord geformuleerde doelstellingen
                     in het kader van overgewicht. Zo ja, wordt deze btw-verlaging op korte termijn ingevoerd?
Duitsland heeft haar btw-tarieven inderdaad tijdelijk verlaagd, van 1 juli 2020 tot
                     31 december 2020. Voor mijn reactie hierop verwijs ik u naar de beantwoording van
                     vragen hierover die Staatssecretaris Vijlbrief mede namens mij aan de Kamer heeft
                     gestuurd120. In Duitsland zijn alle goederen en diensten belast tegen het verlaagde btw-tarief,
                     waaronder groente, fruit en andere voedingsmiddelen, nu belast tegen 5% (in plaats
                     van 7%). Van een dergelijke beperkte tariefverlaging zijn geen significante gedragseffecten
                     te verwachten en daarmee ook geen effecten op het behalen van de overgewichtdoelstellingen
                     van het Nationaal Preventieakkoord.
                  
Als het gaat om de gecombineerde leefstijlinterventie kan geconcludeerd worden dat
                        hier nog maar weinig gebruik van wordt gemaakt. De leden van de SP-fractie vragen
                        op welke wijze het aantal deelnemers aan deze interventie substantieel vergroot zal
                        worden. Daarnaast vragen genoemde leden hoe bevorderd wordt dat de zorgverzekeraars
                        en huisartsen actief meer patiënten leefstijlondersteuning gaan bieden en of er de
                        bereidheid is om te verkennen welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn
                        om de inzet van leefstijlpreventie te bevorderen. Is er de bereidheid om gecombineerde
                        leefstijlinterventies voor een brede groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk
                        te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes?
Samen met alle betrokken veldpartijen werk ik aan het oplossen van knelpunten bij
                  de implementatie van de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Denk aan problemen
                  met contracteren, declareren, accreditatie-eisen, de hoogte van het tarief, het beschikbare
                  GLI-aanbod en onbekendheid bij patiënten en huisartsen. Zo is het Ministerie van VWS
                  een communicatietraject gestart om te achterhalen wat er nodig is qua communicatie
                  om patiënten en huisartsen effectiever over de GLI te informeren. Tevens gaat het
                  Ministerie van VWS samen met veldpartijen verkennen of het haalbaar is dat praktijkondersteuners
                  huisartsen (POH’ers)- met benodigde opleidingen tot leefstijlcoach – de GLI gaan aanbieden.
                  Dit zou het GLI-aanbod enorm kunnen vergroten. POH’ers zien bovendien veel mensen
                  met overgewicht, dus ik zie hier een enorme kans. Tot slot organiseert het Ministerie
                  van VWS in het najaar opnieuw een GLI-symposium waar goede voorbeelden kunnen worden
                  uitgewisseld. De GLI voor mensen met overgewicht kan ook worden ingezet voor mensen
                  die naast overgewicht diabetes type 2 hebben of een verhoogd risico hierop. Sterker
                  nog, de GLI is op dit moment de enige bewezen (kosten)effectieve leefstijlinterventie
                  voor mensen met diabetes. Zorgverzekeraars vergoeden deze interventie vanuit de Zorgverzekeringswet.
                  Het RIVM monitort het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover. Op 30 april
                  2020 waren er 7072 deelnemers aan de GLI. De aantallen voor 2020 zullen dus zeker
                  nog verder nog stijgen.
               
Problematisch alcoholgebruik
De leden van de SP-fractie menen dat het een goede ontwikkeling is dat steeds meer
                     scholen gebruikmaken van het ondersteuningsaanbod Gezonde School. Ter precisering
                     vragen deze leden wat er precies bedoeld wordt met het feit dat respectievelijk 119
                     en 99 keer het aanbod is teruggetrokken (p. 40 van de voortgangsrapportage).
Een terugtrekking is altijd een actie van de school zelf. Scholen kunnen zich in maart
                     inschrijven voor het ondersteuningsaanbod van de Gezonde School. De toekenning volgt
                     binnen een maand. Voor de start van het volgend schooljaar is dan tijd voor het inplannen
                     van taakuren van de Gezonde School-coördinator en de planning van lessen. Soms komt
                     daar iets tussen, lukt het niet om de planning rond te krijgen, verschuift de prioriteit
                     van de school in het schooljaar of zijn er andere factoren waardoor een school besluit
                     om zich terug te trekken van het ondersteuningsaanbod.
                  
Als het gaat om de marketing van alcoholhoudende drank lezen de leden van de SP-fractie
                        dat vier grote social media platforms zich hebben gecommitteerd om alcoholreclame
                        via hun platforms niet terecht te laten komen bij 18-. Een belangrijke stap. Wel vragen
                        deze leden welke platforms dit betreft en of het plan bestaat bij andere platforms
                        om zich hierbij aan te sluiten. Als het specifiek gaat om alcoholreclame op televisie
                        en radio geldt dat deze niet is toegestaan van zes uur ’s morgens tot negen uur ‘s
                        avonds, verder is er sprake van zelfregulering. Zijn er plannen om dit beleid aan
                        te scherpen, zo vragen de leden van de SP-fractie.
De vier social media platforms die zich hebben gecommitteerd om alcoholreclame niet
                     bij 18- te laten terecht komen, zijn: Google (YouTube), Snapchat, Facebook (Facebook
                     en Instagram) en Twitter. Mij zijn geen initiatieven van andere platforms bekend om
                     zich hierbij aan te sluiten.
                  
Er zijn op dit moment geen plannen om de huidige regels over alcoholreclame op radio
                     en televisie en de huidige zelfregulering aan te scherpen. Wel loopt nu een evaluatieonderzoek
                     naar de Reclamecode Alcoholhoudende dranken, uitgevoerd op verzoek van het Ministerie
                     van VWS en Stiva (Stichting Verantwoord Alcoholgebruik). De resultaten daarvan verwacht
                     ik aan het einde van het jaar. Tot slot bereid ik een onderzoek voor om na te gaan
                     in hoeverre wetgeving een effectief instrument is om te voorkomen dat alcoholmarketing
                     op social media jongeren bereikt. Daarbij wordt meegenomen in hoeverre wetgeving op
                     dit terrein handhaafbaar is.
                  
Voor 2021 zullen verstrekkers van alcohol en de industrie komen met oplossingen om
                     het bereik en de beïnvloeding van jongeren op de top vijf locaties van blootstelling
                     naar redelijkheid te beperken. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar deze
                     afspraken maar vragen wel wat er precies wordt bedoeld met «naar redelijkheid».
Eind oktober verwacht ik het eindrapport van het onderzoek naar het bereik en beïnvloeding
                  van jongeren op de top vijf locaties. In het preventieakkoord is afgesproken dat verstrekkers
                  vervolgens maatregelen treffen om jongeren te beschermen. Met «naar redelijkheid»
                  bedoelen partijen dat zij streven naar een evenwichtige balans tussen de resultaten
                  van het onderzoek en de acties die partijen zullen initiëren. Ik heb er het vertrouwen
                  in dat verstrekkers hun verantwoordelijkheid hierin nemen en ga met relevante partijen
                  in gesprek over de uitkomsten.
               
Met betrekking tot de handhaving op de leeftijdsgrenzen bij het verkopen van alcohol
                     aan jongeren stellen de leden van de SP-fractie al jaren vragen bij de effectiviteit.
                     De beschreven percentages bij verschillende sectoren over 2018 stemmen in ieder geval
                     niet hoopvol. In 2020 en 2022 worden nieuwe onderzoeken uitgevoerd naar deze handhavingscijfers
                     en deze leden hopen dat de resultaten verbetering zullen laten zien. Wel vragen zij
                     welke specifieke acties er de komende tijd worden genomen om de nalevingspercentages
                     flink te laten stijgen.
Om de handhaving en naleving van de leeftijdsgrens te verhogen schaak ik op verschillende
                     borden. Op het gebied van wetgeving treedt in 2021 naar verwachting de nieuwe Alcoholwet
                     in werking die het doorgeven van alcoholhoudende drank door volwassenen aan minderjarigen
                     in de openbare ruimte strafbaar stelt. Op het gebied van naleving worden regels gesteld
                     aan de online verkoop van alcohol (verkoop op afstand) en wordt het in het kader van
                     toezicht mogelijk om 16- en 17-jarige testkopers in te zetten. Ik ga deze maatregelen
                     met gerichte communicatiemiddelen vervolgens bekendmaken, ook onder jongeren.
                  
Ook vanuit het Nationaal Preventieakkoord wordt hieraan gewerkt. Begin dit jaar zijn
                     de e-learnings voor de verschillende branches (horeca, slijters, sportverenigingen
                     en studentenverengingen) ter verbetering van de naleving gelanceerd. Eind september
                     dit jaar hadden al meer dan 17.000 barmedewerkers van alle branches de e-learning
                     met positief resultaat afgerond, waarvan meer dan 10.000 in de sportsector en meer
                     dan 5.000 vanuit studentenverenigingen. Daarnaast is in januari ook de Handreiking
                     DHW gelanceerd. De handreiking is opgesteld in opdracht van het Ministerie van VWS
                     en de VNG en via de website121 gratis en laagdrempelig toegankelijk. Tussen eind januari 2020 en eind september
                     2020 hebben meer dan 2700 unieke bezoekers de website bekeken. Dit najaar wordt een
                     start gemaakt met de pilots waarin een tiental gemeenten met de Handreiking gaan werken.
                     Tot slot blijf ik met NIX18 inzetten op NIXzonderID om verstrekkers te ondersteunen
                     bij de naleving van de leeftijdsgrens van 18 jaar.
                  
Uit onderzoek van het CBS blijkt dat er in totaal 43.200 verkooppunten van alcohol
                     in Nederland zijn, waarvan 39.200 fysieke verkooppunten en 4.000 online verkooppunten.
                     De leden van de SP-fractie menen dat de beschikbaarheid van verkooppunten beperkt
                     moeten worden en zij hebben aangegeven het voorstel om blurring mogelijk te maken
                     dan ook niet te steunen. Genoemde leden krijgen graag bevestigd dat een dergelijk
                     voorstel om blurring mogelijk te maken niet past binnen de doelen zoals geformuleerd
                     binnen het Nationaal Preventieakkoord.
Blurring is volgens de Drank- en Horecawet verboden. Daarom is hierover niets afgesproken
                  in het Nationaal Preventieakkoord. Het mogelijk maken van blurring draagt bij aan
                  uitbreiding van het aantal verkooppunten en de normalisering van alcoholgebruik in
                  onze samenleving en past daarmee niet binnen de doelen van het Nationaal Preventieakkoord.
               
De evaluatie van preventie in het zorgstelsel
De leden van de SP-fractie vragen een nadere toelichting waarom er is gekozen voor
                     een variatie van verschillende regelingen terwijl het RIVM de versnippering van regelingen
                     en subsidies benoemt. Zou een heldere en eenduidige infrastructuur niet logischer
                     zijn? Wat zijn hierin de leerervaringen rondom de aanpak van corona?
De variatie van regelingen is ontstaan omdat op verschillende momenten vanuit een
                  verschillende beleidscontext regelingen en subsidies zijn opgezet. In de praktijk
                  zien we dat de doelstellingen van de regelingen veelal in elkaars verlengde liggen
                  en elkaar goed aanvullen. De lokale en regionale initiatieven weten dit vaak goed
                  met elkaar te verbinden waardoor sterke samenwerkingsverbanden tot stand komen die
                  zich op een creatieve manier op preventie richten. Daarbij geldt dat elke regeling
                  een specifiek doel of functie heeft en dat het dan ook goed kan zijn om ruimte te
                  hebben voor focus op een bepaald thema of bepaalde aanpak.
               
Voor wat betreft de leerervaringen rondom de aanpak van COVID-19 wil ik u laten weten
                  dat het kabinet daar nog geen conclusies over getrokken heeft. In verschillende brieven
                  (onder andere van 7 mei, 15 juni en 1 september 2020) heb ik u geïnformeerd dat de
                  Onderzoeksraad voor Veiligheid is verzocht een evaluatie uit te voeren. Als er in
                  deze evaluatie conclusies worden getrokken die we kunnen betrekken op de regelingen
                  en subsidies op het gebied van preventie, dan gebruiken we die daarvoor uiteraard.
                  In mijn brief van 15 juni 2020 heb ik aangegeven dat het kabinet nu nog geen conclusies
                  wil trekken op het gebied van het algemeen functioneren van het zorgstelsel122.
               
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
                        van de Staatssecretaris inzake de voortgang van het Nationaal Preventieakkoord.
De coronacrisis laat opnieuw het belang zien van een gezonde levensstijl. Is de Staatssecretaris
                        het ermee eens dat dit in de context van de coronapandemie extra urgent is? Wat wordt
                        ondernomen om een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning
                        te bevorderen?
Ik onderschrijf, met vele anderen, de gedachte dat de coronacrisis de urgentie van
                     leefstijlpreventie heeft vergroot en ik streef dan ook na dat we ondanks de maatregelen
                     om het coronavirus te bestrijden, hard blijven inzetten op de acties en maatregelen
                     uit het Nationaal Preventieakkoord.
                  
De leden van de PvdA-fractie willen hun teleurstelling uiten over het gebrek aan ambitie
                        als het gaat om de verlaging van het percentage mensen met overgewicht. Waarom wordt
                        slechts de ambitie uitgesproken om het overgewicht terug te brengen naar 38 procent?
Het percentage volwassenen met overgewicht stijgt ieder jaar (in 2019 50%) en de voorspelling
                  is dat we in 2040 een percentage van 62% bereiken. We roeien dus tegen de stroom in.
                  In 2040 terugbrengen naar 38% is in mijn ogen enorm ambitieus.
               
In de voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord is aangegeven dat de
                     doelen uit het akkoord niet gehaald gaan worden, zelfs al alle afspraken uitgevoerd
                     zullen worden. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom niet voldoende maatregelen
                     worden genomen om de doelen te halen? Vindt de Staatssecretaris ook dat er meer en
                     ambitieuzere maatregelen nodig zijn om overgewicht tegen te gaan?
Bij de lancering van dit akkoord liet de quickscan van het RIVM al zien dat we de
                     gestelde ambities voor 2040 met deze afspraken vermoedelijk nog niet gaan halen, maar
                     dat dit akkoord wel zorgt dat er winst wordt geboekt en een belangrijke stap wordt
                     gezet op weg naar het gewenste doel. Om de ambities op overgewicht in 2040 te halen
                     is inderdaad meer nodig. Daarbij is het continu zoeken naar effectieve maatregelen
                     waar ook draagvlak voor is in de samenleving. Om voorbereid te zijn op het eventueel
                     nemen van aanvullende maatregelen, heb ik het RIVM gevraagd een overzicht op te stellen
                     van effectieve maatregelen die substantieel zouden kunnen bijdragen aan het behalen
                     van de ambities voor 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord. Ik verwacht de uitkomsten
                     in het voorjaar van 2021.
                  
Genoemde leden vragen waarom de suikertaks niet wordt ingevoerd terwijl uit onderzoek
                        van het RIVM blijkt dat de invoering van een suikertaks op korte termijn leidt tot
                        een afname van de hoeveelheid suiker in frisdranken en een afname van de verkoop van
                        frisdranken, significante gezondheidswinst en kostenbesparingen in de zorg.
Dat invoering van een suikertaks op korte termijn leidt tot significante gezondheidswinst
                  en kostenbesparing in de zorg, is niet genoemd in het RIVM rapport dat u aanhaalt.
                  Afhankelijk van de gekozen vorm van een suikertaks (verschillende tarieven voor verschillende
                  treden van suikergehalten, hoogte van de belasting etc.), kan deze wel effect hebben
                  op de hoeveelheid suiker in frisdranken en de verkoop van suikerhoudende frisdranken.
                  Dit kan reden zijn om een suikertaks in Nederland in te voeren. Ik noem dit ook niet
                  voor niets een perspectiefrijk instrument. Ik kies op dit moment niet voor deze maatregel
                  omdat ik in het Nationaal Preventieakkoord andere afspraken heb gemaakt over suikerreductie,
                  zoals ik u in mijn brief van 3 september jongstleden123 heb aangegeven.
               
In hoeverre is het niet invoeren van de suikertaks het gevolg van een lobby van de
                     voedingsindustrie? Kan worden toegelicht welke rol de voedsellobby heeft gespeeld
                     bij het uit het akkoord houden van de suikertaks? Welke afspraken met de voedingsindustrie
                     uit het preventieakkoord staan effectief bewezen maatregelen in de weg? Zijn er andere
                     effectief bewezen maatregelen niet opgenomen in het Nationaal Preventieakkoord als
                     gevolg van de lobby van de voedingsindustrie? Klopt het dat er door de industrie een
                     «uitruilvoorstel» is gedaan waarbij de industrie toezegde zelf calorieën uit de markt
                     te halen in ruil voor het niet invoeren van een verbruiksbelasting? Kan de Staatssecretaris
                     zijn antwoord toelichten?
Bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord heb ik met alle (potentiële)
                     ondertekenaars gesproken om samen tot een gedragen akkoord te komen. Alle partijen
                     konden maatregelen en acties voorstellen. Het akkoord is uiteindelijk gesloten over
                     een pakket aan maatregelen waar de gezamenlijke ondertekenaars achter stonden. Een
                     van de mogelijke maatregelen die op tafel lag was een aanpassing van de reeds bestaande
                     verbruiksbelasting op niet alcoholische dranken. De voedselindustrie heeft in het
                     proces van totstandkoming van het akkoord aangegeven geen voorstander te zijn van
                     de aanpassing van deze belasting. De frisdrankindustrie heeft voorgesteld de via frisdranken
                     geconsumeerde calorieën met 30% te reduceren in 2025 (ten opzichte van 2012). Daar
                     hebben alle ondertekenaars van het preventieakkoord mee ingestemd.
                  
In het akkoord hebben we afspraken gemaakt over wat we wel doen, niet over wat we
                     niet doen. Welke maatregelen tot herbezinning op deelname zullen leiden bij de huidige
                     akkoordpartners kan ik niet volledig overzien. We weten met zijn allen dat er nog
                     meer dan het huidige pakket nodig is om de ambities voor 2040 te halen. Ik kijk graag
                     wat we met de akkoordpartijen kunnen bereiken. Mocht dat niet genoeg blijken, dan
                     moeten we extra stappen zetten.
                  
Welke aanvullende maatregelen ziet de Staatssecretaris om de verwachte stijging van
                        het aantal mensen met overgewicht om te zetten in een daling? Uit de brief van de
                        Staatssecretaris blijkt dat hij het RIVM opdracht heeft gegeven om in samenwerking
                        met experts uit het veld te onderzoeken welke effectieve maatregelen die nu nog niet
                        of onvoldoende in het Nationaal Preventieakkoord zijn opgenomen substantieel kunnen
                        bijdragen aan het bereiken van de doelen. Zal de suikertaks hierin worden meegenomen?
                        In hoeverre zullen effectief bewezen maatregelen ook daadwerkelijk worden ingevoerd?
Het RIVM is gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel
                  kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities in 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord.
                  Het kan daarbij gaan om een intensivering van maatregelen die nu al in het akkoord
                  zijn opgenomen, maar ook om nieuwe maatregelen. Het RIVM zal de komende maanden het
                  onderzoek uitvoeren op basis van literatuuronderzoek en overleg met diverse experts.
                  Ik laat het aan de onderzoekers en experts om alle relevante maatregelen hierin mee
                  te nemen. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021. Of maatregelen daadwerkelijk
                  worden ingevoerd zal naast de effectiviteit, uiteraard ook afhangen van het draagvlak.
                  Het RIVM heeft overigens recent een onderzoek naar een suikertaks gepubliceerd, zie
                  mijn brief hierover van 3 september jl.124.
               
In de voortgangsbrief schrijft de Staatssecretaris dat volgens de eigen cijfers van
                     de levensmiddelenproducenten zij op schema liggen bij het terugdringen van het aantal
                     geconsumeerde suikers. Kan inzicht gegeven worden in deze cijfers? Hoe verhouden deze
                     cijfers zich tot de conclusie van het RIVM dat stelt dat slechts kleine stappen zijn
                     gezet om de inname van suiker te verlagen?
In de voortgangsbrief over het Nationaal Preventieakkoord haal ik de cijfers aan van
                     de frisdrankindustrie (FWS). De 25% caloriereductie in frisdranken die zij voor 2020
                     toegezegd hadden, rapporteren ze al in 2019 te hebben behaald (per volume, ten opzichte
                     van 2012)125. Voor (uiterlijk) 2025 is 30% reductie afgesproken. Dit betreft een van de in het
                     preventieakkoord opgenomen aanvullende afspraken van de industrie om suikerinname
                     via frisdranken, zuivelproducten en koek, snoep, chocolade en tussendoortjes sterk
                     terug te dringen.
                  
Deze nieuwe afspraken zijn nog niet meegenomen in de impactanalyse in het kader van
                     het Akkoord Verbetering Productsamenstelling die het RIVM medio 2019 heeft uitgevoerd.
                     Op basis van deze analyse concludeert het RIVM inderdaad dat tot op dat moment kleine
                     stappen gezet zijn om de dagelijkse inname van suiker te verlagen. Naast bovengenoemde
                     aanvullende afspraken zijn in het Akkoord Verbetering Productsamenstelling in 2020
                     ook afspraken gemaakt over suikerreductie in fruitconserven (compote en appelmoes)
                     en ijs.
                  
De leden van de PvdA-fractie willen voorts hun zorgen uiten over het voedingspatroon
                        van kinderen. Uit recent onderzoek van Unicef blijkt dat slechts 10 procent van het
                        aanbod kinderproducten in de supermarkt past binnen de criteria van de Schijf van
                        Vijf. Genoemde leden achten dit onwenselijk en zien graag producten speciaal bedoeld
                        voor kinderen gezonder worden. Welke maatregelen worden genomen om dit te bewerkstelligen?
Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt uit het Unicef onderzoek. Ik ga met de
                     supermarkten bespreken welke stappen zij hier nog in kunnen zetten, ook met het oog
                     op het voorkomen van misleiding van de consument.
                  
Ik zet mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding
                     in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent
                     bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen
                     bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving
                     zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.
                  
Verbetering van de samenstelling van overige producten komt aan bod in het Akkoord
                     Verbetering Productsamenstelling, dat zal worden opgevolgd door een nieuw systeem
                     voor productverbetering. Kinderen consumeren 27% van hun dagelijkse energie via suikers
                     (van nature aanwezige en toegevoegde). Van de consumptie van toegevoegde suikers komt
                     bijna 70% uit de productgroepen frisdrank, zuivel en koek/gebak/snoep/chocola. Juist
                     voor deze productgroepen zijn met het preventieakkoord aanvullende afspraken gemaakt.
                  
Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om het voor ouders gemakkelijker
                     te maken om de juiste voedingskeuzes te maken voor hun kind? Hoe kunnen ouders beter
                     worden geïnformeerd over de voedingswaarde van kinderproducten? Zal bij de invoering
                     van de Nutri-Score in Nederland ook specifiek aandacht worden gegeven aan kinderproducten?
De aanbeveling voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder:
                  eet zoveel mogelijk gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen
                  worden door het Voedingscentrum en consultatiebureaus verspreid. Daarnaast staat op
                  het etiket van alle voedingsmiddelen de voedingswaarde vermeld. Hier kan je bijvoorbeeld
                  lezen hoeveel suikers of zout in het product zit. Nutri-Score helpt de consument om
                  de gezondere keuze in één oogopslag te herkennen. De Nutri-Score criteria zijn toe
                  te passen op alle productgroepen, dus ook op «babyvoeding» en producten die veel door
                  kinderen gegeten worden. Er bestaat geen wettelijke categorie «kinderproducten» zoals
                  deze in het onderzoek van Unicef zijn onderscheiden.
               
Het onderzoek laat bovendien zien dat kinderen nog altijd worden blootgesteld aan
                     kindermarketing op verpakkingen. Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen
                     om kinderen beter te beschermen tegen kindermarketing?
In het Nationaal Preventieakkoord heb ik samen met de Federatie Nederlandse Levensmiddelen
                     industrie (FNLI) en de supermarktenbranche (CBL) afspraken gemaakt over kindermarketing
                     op verpakkingen. Naast deze afspraken worden er op dit moment geen extra maatregelen
                     genomen tegen kindermarketing op verpakkingen. Leden van de FNLI hebben zich gecommitteerd
                     om na 1 juli geen kinderidolen meer te gebruiken op verpakkingen van voedingsmiddelen
                     en met CBL is de afspraak gemaakt om geen kinderfiguurtjes meer te gebruiken op verpakkingen
                     van hun huismerken. De naleving van deze afspraken laat ik monitoren.
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom onderzoek nodig
                        is naar effecten van prijsverhoging van sigaretten alvorens de prijs in 2023 zal worden
                        verhoogd naar 10 euro, terwijl uit onderzoek al is gebleken dat verhoging van de tabaksaccijns
                        een bewezen effectieve maatregel is bij het tegengaan van tabaksverslaving en daarmee
                        gepaard gaande ernstige gezondheidsschade. Wat is het doel van de evaluatie naar mogelijke
                        grenseffecten?
Welke rol heeft de tabakslobby gespeeld bij het opnemen van deze passage in het Nationaal
                        Preventieakkoord?
Inderdaad is in internationaal onderzoek vastgesteld dat een doorlopend stapsgewijze
                     accijnsverhoging een bewezen effectieve maatregel is. Gemiddeld genomen leidt 10%
                     prijsverhoging in ontwikkelde landen tot 4% minder consumptie. In Nederland zelf is
                     dit onderzoek niet eerder gedaan. Het doel van het onderzoek is te bezien welke gedragsverandering
                     optreden als gevolg van de accijnsverhoging. Hat gaat hierbij om zowel veranderingen
                     van het rookgedrag (stoppen of minderen, overstappen) als op aankoop gedrag in het
                     buitenland (grenseffecten) in kaart te brengen. Ook zal het onderzoek meer inzicht
                     geven welke prijsverhoging nodig is om te zorgen dat grote groepen Nederlandse rokers
                     uiteindelijk zullen stoppen.
                  
Om te voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksbeleid
                     zijn er bij de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord geen partijen uitgenodigd
                     die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van
                     artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Gedurende
                     de onderhandelingen zijn de coalitiepartijen op de hoogte gehouden van de voortgang
                     en ik vind het belangrijk dat het Preventieakkoord de steun heeft van de coalitie.
                     Ik kan verder niet ingaan op de wijze waarop besluitvorming in uw Kamer kan worden
                     gevrijwaard van invloed van de tabaksindustrie en uitvoering wordt gegeven aan artikel
                     5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging omdat dit aan uw Kamer is.
                  
En welke extra maatregelen gaat de Staatssecretaris nog nemen om de eigen doelstelling
                        om te komen tot een rookvrije generatie te halen?
Op dit moment ben ik in gesprek met de supermarkten en tankstations over het stoppen
                  met de verkoop van tabak, conform de moties van de leden Kuik (CDA) en Dik-Faber (CU
                  126
                  127en de motie van het lid Van Gerven (SP)128. Ik zal dit najaar de resultaten van mijn gesprekken en het onderzoek naar de mogelijkheden
                  voor het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak met u delen en daarbij
                  duidelijkheid geven over het proces en het moment waarop een verdere vermindering
                  van verkooppunten zal worden gerealiseerd. Verder ben ik van mening dat een rookvrije
                  generatie ook een e-sigaretvrije generatie moet zijn. Op grond van nieuw onderzoek
                  van Trimbos ben ik tot de conclusie gekomen dat de aantrekkelijkheid van de e-sigaret
                  voor jongeren verder dient te worden beperkt. Om deze reden worden alle smaakjes van
                  e-sigaretten behalve tabakssmaken verboden. Tabakssmaken worden uitgezonderd om rokers
                  die als uiterste stoppoging met behulp van e-sigaretten willen stoppen met roken niet
                  te ontmoedigen. Ook bereid ik tevens een wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet
                  voor waarmee regels worden gesteld aan verhittingsapparaten voor het verhitten van
                  tabak. De overheid zet in op een rook- en tabaksvrije omgeving om te voorkomen dat
                  jongeren beginnen met roken. Dit betekent ook dat kinderen niet in aanraking komen
                  met verhitte tabak.
               
Genoemde leden maken zich ook zorgen over de impact van e-sigaretten op de gezondheid,
                     en over de e-sigaret als een opstapproduct naar het roken van sigaretten. Kan worden
                     toegelicht waarom niet wordt gekozen voor een verbruiksbelasting op e-sigaretten om
                     consumptie te beperken?
In februari van dit jaar heeft de Europese Commissie de evaluatie van de Richtlijn
                     2011/64/EU betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten
                     (richtlijn tabaksaccijns) naar buiten gebracht. Uit de evaluatie is onder meer naar
                     voren gekomen dat er onvoldoende rekening is gehouden met nieuwe producten en hoe
                     met deze producten fiscaal om te gaan. Naar aanleiding van de evaluatie heeft de Europese
                     Raad raadsconclusies aangenomen. Uit deze conclusies volgt dat bij de aanstaande herziening
                     van de richtlijn tabaksaccijns nieuwe producten als e-sigaretten meegenomen moeten
                     worden in het voorstel van de Europese Commissie. Een Europees geharmoniseerde aanpak
                     draagt bij aan de ontmoediging van dergelijke producten. De Nederlandse inzet bij
                     het verdere herzieningstraject zal dan ook gericht zijn op opname van de e-sigaretten
                     onder de richtlijn tabaksaccijns met als doel accijnsheffing op e-sigaretten.
                  
Aangezien e-sigaretten nu (nog) geen accijnsgoederen zijn, kunnen lidstaten ervoor
                     kiezen om deze producten te belasten met een eigen, nationale verbruiksbelasting.
                     Het inrichten van een systeem voor een nieuwe nationale verbruiksbelasting zal een
                     aantal jaar in beslag nemen. Zodra e-sigaretten wel als accijnsgoed gelden op basis
                     van de richtlijn tabaksaccijns, zou deze nieuwe nationale verbruiksbelasting weer
                     vervangen moeten worden door een accijns.
                  
Het heeft daarom de voorkeur van het kabinet om in te zetten op de aanpassing van
                     de Europese richtlijn tabaksaccijns zodat een accijnsheffing op e-sigaretten in een
                     keer goed en volledig wordt ingevoerd, samen met de rest van de lidstaten. De Europese
                     route voorkomt ondermijning van een nationale verbruiksbelasting door bewust op zoek
                     te gaan naar mismatches met andere lidstaten. Ook voorkomt het dat de uitvoering,
                     burgers en bedrijfsleven in korte tijd met twee ingrijpende wijzigingen te maken krijgen,
                     te weten eerst de inrichting van een nationale verbruiksbelasting en daarna een accijns
                     op basis van de richtlijn tabaksaccijns.
                  
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de stappen die gezet worden
                     bij de uitwerking van het Nationaal Preventieakkoord. Tegelijkertijd is er nog veel
                     nodig om de doelstellingen in 2040 te behalen. De COVID-19 uitbraak laat alleen nog
                     maar meer zien hoe belangrijk preventie en het vergroten van de veerkracht en weerbaarheid
                     van mensen zijn. Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat het daarom
                     juist goed is om nu stappen te zetten? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens
                     dat men moet kijken wat er ondanks de coronamaatregelen nog wel kan, simpelweg omdat
                     een gezonde levensstijl alleen maar belangrijker geworden is?
Ik onderschrijf, met vele anderen, de gedachte dat de coronacrisis de urgentie van
                  leefstijlpreventie heeft vergroot en ik zet erop in dat we ondanks de maatregelen
                  om corona te bestrijden, waar het kan, hard blijven inzetten op de acties uit het
                  Nationaal Preventieakkoord.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel procent van de gemeenten een lokale
                     aanpak op het gebied van preventie heeft. Is de Staatssecretaris tevreden met de inzet
                     van gemeenten om te komen tot een dergelijke lokale aanpak of is hier nog meer actie
                     nodig?
Op dit moment heeft 16% van de gemeenten een regionaal of lokaal preventieakkoord
                     gesloten. Daarbij zien we ook een groot aantal gemeenten (186) die op een andere manier
                     (dan met een preventieakkoord) invulling geven aan de preventieaanpak, conform de
                     afspraken uit het landelijke preventieakkoord. Ik ben erg blij te zien dat zoveel
                     gemeenten zich actief inzetten op preventie en de ambities uit het Nationaal Preventieakkoord.
                     De cijfers laten ook zien dat we er nog niet zijn. Niet voor niets stellen we per
                     2021 extra middelen voor de gemeenten beschikbaar. Dit uitvoeringsbudget dient tevens
                     als stimulans om gemeenten te bewegen om tot een lokaal of regionaal preventieakkoord
                     te komen. Nu vrijwel alle gemeenten een eigen sportakkoord hebben gesloten, ontstaat
                     er bij gemeenten meer ruimte om aandacht te besteden aan een bredere benadering gericht
                     op een gezondere leefstijl. Sommige gemeenten kiezen ervoor om hun sportakkoord uit
                     te bouwen tot een breed sport- en preventieakkoord. Anderen kiezen voor een apart
                     preventieakkoord en bouwen verder voort op het netwerk dat zij vanuit het sportakkoord
                     al opgebouwd hebben. Het ondersteuningsteam van de VNG stimuleert gemeenten actief
                     om aan de slag te gaan met een preventieakkoord. Hierbij worden de kennis en ervaring
                     van de VSG met betrekking tot de totstandkoming van de sportakkoorden benut.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie juichen het toe dat er meer capaciteit vrij komt
                        bij de NVWA voor handhaving. Deze leden vragen de Staatssecretaris om aan te geven
                        wat de handhavingsregiesystematiek en het risicogericht toezicht precies inhouden
                        waar het gaat om de handhaving van de maatregelen die zijn genomen in het kader van
                        het Nationaal Preventieakkoord.
De NVWA zal toezicht gaan houden op de nieuwe en aangepaste wetgeving voortvloeiend
                     uit het Preventieakkoord. De NVWA gaat het toezicht vormgeven met behulp van de handhavingsregiemethode.
                     Hierbij wordt nagegaan waar de risico’s (bijvoorbeeld de risico’s op niet naleven
                     van wet- en regelgeving) het grootst zijn en worden passende (toezicht- en handhavings)instrumenten
                     ontwikkeld en ingezet om de naleving te verhogen. Voorbeelden van in te zetten instrumenten
                     zijn controles, sancties, maar ook communicatie.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er zich veel wetsvoorstellen,
                        besluiten en regelingen op het gebied van preventie in verschillende stadia van ontwikkeling
                        bevinden. Kan de Staatssecretaris hiervan een actueel overzicht geven met daarbij
                        de stand van zaken?
Hieronder is een tabel opgenomen waarin een actueel overzicht wordt gegeven van alle
                  wettelijke maatregelen op het gebied van alcohol en tabak met daarbij in de laatste
                  kolom de stand van zaken.
               
Wettelijke maatregel
Wet, amvb of regeling
Stand van zaken
Alcohol
                         
                         
Wetsvoorstel wijziging van de Drank- en Horecawet met onder andere verbod prijsacties,
                              regels voor verkoop op afstand en verbod wederverstrekking (35 337)
                           
wet
Behandeling Tweede Kamer gepland in het wetgevingsoverleg op 16 november 2020.
Alcoholbesluit
amvb
Internetconsultatie afgerond
Alcoholregeling
regeling
Internetconsultatie afgerond
Tabak
Uitstalverbod
amvb en regeling
In werking per 1-7-2020 voor supermarkten en 1-1-2021 voor andere verkooppunten
Neutrale verpakkingen sigaret en shagtabak
amvb en regeling
In werking per 1-10-2020
Rookvrije schoolterreinen
amvb
In werking per 1-8-2020
Uitbreiding van het rookverbod met o.a. de e-sigaret
wet
In werking per 1-7-2020
Implementatie van Europese regels om illegale handel in tabaksproducten tegen te gaan
wet en regeling
In werking per 23-1-2020
Wet tot goedkeuring en uitvoering van het protocol tot uitbanning van illegale handel
                              in tabaksproducten
                           
wet en regeling
In werking per 1-10-2020 en 1-1-2021
Accijnsverhoging tabak; Belastingplan 2020
wet
Ingegaan per 1-4-2020
Aanscherping reclameverbod
wet en regeling
wet: Nader verslag Tweede Kamer vastgesteld
Regeling: Gereed voor internetconsultatie (stemming Tweede Kamer over wetsvoorstel
                              afwachten)
                           
Neutrale sigaret en elektronisch verhittingsapparaat:
wet, amvb en regeling
Wet: Advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State
amvb: internetconsultatie afgerond
Regeling: Aangeboden aan de NVWA voor de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets
Neutrale verpakking sigaar en e-sigaret:
amvb en regeling
amvb: Internetconsultatie afgerond
Regeling: In voorbereiding
Afschaffen rookruimtes
amvb
Voorhang Tweede en Eerste Kamer
Reguleren smaken e-sigaret:
amvb en regeling
amvb: Aangeboden aan de NVWA voor de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets
regeling: In voorbereiding
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de uitkomst van
                     zijn gesprek met artsen en sporters die betrokken waren bij de oproep voor een gezonde
                     leefstijl. Is de Staatssecretaris voornemens, ook in het licht van de COVID-19 uitbraak,
                     met aanvullende maatregelen te komen op het gebied van leefstijlpreventie? Is hij
                     daarbij ook bereid om, in navolging van het Verenigd Koninkrijk, te kijken naar maatregelen
                     om Nederlanders minder ongezond te laten eten?
Naar aanleiding van de oproep van onder andere wetenschappers en medici voor een gezonde
                     leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd over de relatie tussen het
                     coronavirus en leefstijl. De gesprekken hebben tot waardevolle input geleid waar we
                     graag met het veld verder op voortbouwen. Belangrijke bevindingen en vervolgacties
                     zijn onder meer dat deze pandemie het belang van preventie nogmaals heeft onderstreept
                     en dat dit vraagt om versnelling van acties ter bevordering van een gezonde leefstijl.
                     Deskundigen pleiten niet voor een aparte corona-leefstijl-aanpak, maar voor het versterken
                     van preventie in het algemeen. Ook na COVID-19. Ook is meer aandacht gewenst voor
                     gecombineerde leefstijlinterventies die ook geschikt zijn voor mensen met een gezondheidsachterstand
                     en de rol van de huisarts hierin. Willen we daadwerkelijk een trendbreuk realiseren,
                     dan is een combinatieaanpak van verschillende interventies van belang. Het vraagstuk
                     rondom het stimuleren van meer bewegen moet integraal worden aangepakt. Startpunt
                     is het in kaart brengen van het bewegen in het dagelijks leven door verschillende
                     groepen. Vervolgens zijn initiatieven vanuit verschillende sectoren nodig om impact
                     te genereren. Kansrijke initiatieven en ideeën worden samengebracht in een routekaart
                     om bewegen het nieuwe normaal te laten worden.
                  
De maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk zijn voorgesteld volg ik met grote interesse.
                     Ik verwacht binnenkort bijvoorbeeld de uitkomsten van hun publieke consultatie rond
                     aanbiedingen. De lijst met maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk zijn voorgesteld
                     wordt besproken bij de eerstvolgende Nationaal Preventieakkoord tafel overgewicht.
                     Over de uitkomsten hiervan zal ik u voor het AO preventie van 3 december informeren.
                     Een aantal van de maatregelen in het Verenigd Koninkrijk hebben betrekking op aanbiedingen.
                     Als opvolging van het onderzoek dat ik het RIVM eerder dit jaar heb laten uitvoeren129, ga ik mogelijke maatregelen op dit terrein verder verkennen. Maatregelen op dit
                     terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering in de winkel).
                     Ik begin met het organiseren van een bijeenkomst met experts om te verkennen wat voor
                     maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om de
                     gecombineerde leefstijlinterventies (GLI’s) voor een veel bredere groep Nederlanders
                     beschikbaar en toegankelijk te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes
                     en diabetes. Wat is ervoor nodig om te zorgen dat meer mensen een beroep kunnen doen
                     op de GLI’s?
De GLI voor mensen met overgewicht kan ook worden ingezet voor mensen die naast overgewicht
                  diabetes type 2 hebben of een verhoogd risico hierop. Sterker nog, de GLI is op dit
                  moment de enige bewezen (kosten)effectieve leefstijlinterventie voor mensen met diabetes.
                  Om er voor te zorgen dat meer mensen een beroep kunnen doen op de GLI, werk ik samen
                  met alle betrokken veldpartijen aan het oplossen van knelpunten bij de implementatie
                  van de GLI. Denk aan problemen met contracteren, declareren, accreditatie-eisen, de
                  hoogte van het tarief, het beschikbare GLI-aanbod en onbekendheid bij patiënten en
                  huisartsen. Het RIVM monitort het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover.
                  Op 30 april 2020 waren er 7072 deelnemers aan de GLI. De aantallen voor 2020 zullen
                  dus zeker nog verder nog stijgen.
               
Roken
In het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat alle schoolterreinen per 1 augustus
                     rookvrij zouden zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze doelstelling is gehaald?
                     Zo nee, wat hebben scholen nodig om alsnog op korte termijn schoolpleinen rookvrij
                     te maken? En kan de Staatssecretaris ook aangeven hoe het staat met het rookvrij maken
                     van kinderdagverblijven, sportcomplexen en speeltuinen?
Het Mulier instituut meet jaarlijks hoeveel schoolterreinen rookvrij zijn. In november
                     wordt een nieuwe meting uitgevoerd. De resultaten van deze meting worden in januari
                     2021 verwacht en zullen aantonen of de doelstelling is gehaald. We verwachten dat
                     de afgelopen maanden al vele onderwijsinstellingen de stap hebben gezet naar een rookvrij
                     terrein. Om ook de rest op weg te helpen naar een rookvrij onderwijsterrein, hebben
                     wij eind augustus de Edsons130 geïntroduceerd. De Edsons vormen een team dat onderwijsinstellingen ondersteunt met
                     behulp van een factsheet over hoe je rookvrij wordt, inspirerende voorbeelden van
                     andere onderwijsinstellingen, tips en een driedelige animatieserie. Diverse partijen
                     zijn volop bezig met het rookvrij maken van kindomgevingen. Dit jaar werd de hele
                     samenleving geraakt door de gevolgen van COVID-19. De maatregelen die zijn genomen
                     om COVID-19 te bestrijden, hebben grote impact gehad op heel veel partijen die betrokken
                     zijn bij het Nationaal Preventieakkoord. Ook op de voortgang van de doelstellingen
                     met betrekking tot de rookvrije kindomgevingen. Kinderboerderijen, speeltuinen en
                     sportverenigingen sloten de deuren en werden gedwongen na te denken over het herinrichten
                     van de terreinen. Desondanks zijn de betrokken veldpartijen volop gemotiveerd om alsnog
                     de nodige stappen te zetten richting een rookvrije omgeving voor kinderen. Eind 2019
                     bleek uit onderzoek van het Trimbos instituut dat veruit de meeste kinderdagverblijven,
                     86%, een geheel rookvrij buitenterrein hebben. Wat betreft de speeltuinen zijn momenteel
                     meer dan 50% speeltuinen rookvrij. De NUSO, branchevereniging voor speeltuinen en
                     ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, zet zich in om de doelstelling dat
                     100% van de speeltuinen te behalen. De verwachting is dat alle speeltuinen in 2021
                     rookvrij zijn. Tot slot blijkt uit onderzoek van het Mulier instituut blijkt dat 17%
                     van sportverenigingen met een eigen kantine rookvrij zijn. Dat zijn ongeveer 2300
                     sportverengingen131. De sportbonden zijn medeondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord en zetten
                     zich in om bovengenoemde doelstelling te behalen. Eind dit jaar zal er een enquête
                     worden uitgezet door de sportbonden bij de sportverenigingen inzake rookvrij beleid.
                     De resultaten van de enquête zullen meer inzicht bieden in de huidige stand van zaken
                     en eventuele knelpunten.
                  
De Staatssecretaris heeft eerder beloofd voor de zomer het onderzoek over het beperken
                        van het aantal tabaksverkooppunten naar de Kamer te sturen. De Staatssecretaris geeft
                        nu aan dat het onderzoek na de zomer wordt verwacht. Kan de Staatssecretaris al meer
                        inzicht geven in de belangrijkste conclusies van het onderzoek en voorgenomen vervolgstappen?
                        En kan hij ook aangeven hoe zijn gesprekken met de supermarkten en tankstations over
                        het stoppen met de verkoop van tabak zijn verlopen?
Het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak heeft enige
                  vertraging ondervonden. De buitenlandse (gezondheids)experts die voor het onderzoek
                  geïnterviewd zouden worden moesten prioriteit geven aan bestrijding van het COVID-19
                  virus in hun respectievelijke landen, waardoor oplevering van het rapport voor de
                  zomer niet meer mogelijk bleek. Inmiddels is dit onderzoek afgerond. Dit najaar bied
                  ik Uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan, waarin ik u ook informeer over
                  mijn gesprekken met de supermarkten en tankstations.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris voorstelt
                     smaakjes van e-sigaretten behalve tabakssmaken te verbieden. Kan de Staatssecretaris
                     aangeven wanneer hij het hiervoor benodigde wetsvoorstel of concept-besluit aan de
                     Kamer wil voorleggen?
Op dit moment wordt de concept-amvb opgesteld. Gestreefd wordt het voorstel binnen
                  een zo kort mogelijke termijn naar uw Kamer te sturen in het kader van de voorhangprocedure.
                  Ik verwacht dat dat in januari zal zijn.
               
Overgewicht
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat ruim 140 gemeenten een JOGG-aanpak
                     (JOGG= Jongeren op Gezond Gewicht) hebben. Is de Staatssecretaris van plan om meer
                     gemeenten te stimuleren tot een JOGG-aanpak? Is de huidige JOGG-aanpak in de ogen
                     van de Staatssecretaris voldoende in staat om de problematiek van overgewicht – zeker
                     ook bij jonge kinderen – aan te pakken, of is er meer nodig? Kan de Staatssecretaris
                     zijn antwoord toelichten?
Inmiddels zijn 147 gemeenten officieel JOGG-gemeenten en samen met JOGG streef ik
                  er naar meer gemeenten te simuleren met de JOGG-aanpak aan de slag te gaan. De JOGG-aanpak
                  is een belangrijk onderdeel van onze strategie om overgewicht bij kinderen en jongeren
                  tegen te gaan. Onderzoek van het RIVM naar de invloed van de JOGG-aanpak op overgewicht
                  bij kinderen laat zien dat er in 30 JOGG-gemeenten een daling te zien is van het BMI.
                  In buurten waar de JOGG-aanpak al vier jaar bestaat, ligt het gemeten percentage kinderen
                  en jongeren met overgewicht 9 procent lager dan in buurten zonder die aanpak. De problematiek
                  van overgewicht is enorm complex. Naast de JOGG-aanpak is er meer nodig om dit probleem
                  op te lossen. Daarom zetten we daarnaast ook in op o.a. beweegvriendelijkere (speel-)
                  omgevingen, het beperken van reclame gericht op kinderen en op programma’s zoals Gezonde
                  School.
               
Uit onderzoek van Unicef blijkt dat nog geen 30% van de bijna 800 kinderproducten
                     die binnen de Schijf van Vijf zouden kunnen vallen, daadwerkelijk voldoet aan de criteria.
                     Bij bijvoorbeeld kindertoetjes voldoet geen enkel product, maar zelfs ook bij het
                     schap met baby-, dreumes- en peuterproducten met alleen maar producten voor hele jonge
                     kinderen, voldoet bijna 70% niet aan de criteria voor een gezond voedingspatroon voor
                     deze leeftijdscategorie. Wat vindt de Staatssecretaris van deze cijfers, zo vragen
                     de leden van de ChristenUnie-fractie. Is hij bereid om met de levensmiddelenproducenten
                     en supermarkten in gesprek te gaan om te zorgen dat meer baby- en kinderproducten
                     ín de baby- en kinderschappen in de Schijf van Vijf gaan vallen?
Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt uit het Unicef onderzoek. De aanbeveling
                     voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder: eet zoveel mogelijk
                     gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen worden door het Voedingscentrum
                     en consultatiebureaus verspreid. De Schijf van Vijf bevat voornamelijk onbewerkte
                     producten, zoals groente, fruit, volkoren producten etc. Dit zijn geen specifieke
                     kinderproducten. Ik ga met de supermarkten bespreken welke stappen zij hier nog in
                     kunnen zetten om consumenten te verleiden meer producten te kopen die in de Schijf
                     van Vijf staan.
                  
Vanuit de wetgeving bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen
                     tot 3 jaar. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet
                     mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding
                     in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent
                     bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen
                     bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving
                     zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris nu geen aanvullende
                     maatregelen wil nemen om gezonde voeding goedkoper te maken, waaronder bijvoorbeeld
                     een trapsgewijze suikertaks. Kan de Staatssecretaris aangeven onder welke omstandigheden
                     deze maatregelen wel een optie zouden kunnen zijn?
Ik ben tevreden met de voortgang op de afspraken uit het Nationaal Preventieakkoord
                     en betrokkenheid van alle partijen. Tegelijk ben ik me ervan bewust dat we de ambities
                     met de afgesproken maatregelen waarschijnlijk niet halen, ook al voeren we alle afspraken
                     in het Nationaal Preventieakkoord uit. Het akkoord zorgt wel dat er winst wordt geboekt
                     en dat een belangrijke stap wordt gezet op weg naar het gewenste doel. Leefstijlverandering
                     vraagt een lange adem en blijvend commitment van alle betrokken partijen. Ik blijf
                     mij inzetten voor aanvullende maatregelen waar ook draagvlak voor is in de samenleving.
                     Om voorbereid te zijn op het eventueel nemen van aanvullende maatregelen, heb ik het
                     RIVM gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel
                     zouden kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities voor 2040 uit het Nationaal
                     Preventieakkoord. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat er een ambitieus nieuw
                        systeem voor productverbetering komt, waarin alle productcategorieën worden meegenomen.
                        In het voorstel voor een nieuw systeem voor productverbetering, zoals gedeeld bij
                        de internetconsultatie hierover, staat geen hoofddoelstelling op inname (consumptie)
                        per nutriënt. Gaat het nieuwe systeem voor productverbetering nog wel een hoofddoelstelling
                        op inname (consumptie) bevatten op zout, verzadigd vet en energiedichtheid (verzadigd
                        vet en suiker), zo vragen genoemde leden. Verder bevat het voorstel alleen een lange
                        termijn doelstelling van 10 jaar. Waarom bevat het voorstel geen jaarlijkse onafhankelijke
                        reductiedoelen voor zout, verzadigd vet en suiker in de belangrijkste productgroepen,
                        zodat de voortgang beter kan worden gemonitord?
Het nieuwe systeem voor productverbetering is bedoeld om de samenstelling van producten
                     stap voor stap te verbeteren. Het nieuwe systeem moet bedrijven stimuleren hierop
                     ambitieus te blijven inzetten. Bedrijven kunnen productverbetering niet sturen op
                     innamedoelen. Daarom worden (voorlopig) doelen opgesteld die gericht zijn op de samenstelling
                     van producten. Er zal, net als bij het huidige Akkoord Verbetering Productsamenstelling,
                     wel regelmatig een impactanalyse worden uitgevoerd om na te gaan welk effect de gerealiseerde
                     productverbetering heeft op de inname.
                  
Er worden doelen gesteld voor een termijn van 10 jaar, zodat bedrijven zelf of per
                     sector een tussentijdse planning met bijbehorende doelen kunnen maken. Het gaat in
                     de nieuwe aanpak om alle productcategorieën in de volle breedte, niet alleen om de
                     producten met hoge gehalten aan zout, suiker of verzadigd vet. Veel bedrijven hebben
                     een breed portfolio aan producten. Het is voor veel bedrijven daarom een forse inspanning
                     om productverbetering door te voeren, denk aan aanpassing van de receptuur, technologisch
                     onderzoek, smaaktesten, aanpassing etiketten, etc. Ik deel met u de behoefte om tussentijds
                     zicht te hebben op de voortgang. Ik zal daarom periodiek een monitor van de voortgang
                     uitvoeren en publiceren.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken van de ontwikkeling
                     van een nieuw voedselkeuzelogo. In hoeverre gaat het lukken om het voedselkeuzelogo
                     in lijn met de Schijf van Vijf te krijgen, aangezien de ontwikkeling ervan internationale
                     afstemming vraagt, zo vragen deze leden. Is afstemming op de Schijf van Vijf een randvoorwaarde
                     voor de Staatssecretaris?
Op 28 november 2019 heb ik u geïnformeerd over mijn keuze voor Nutri-Score, maar wel
                  met de kanttekening dat de achterliggende berekening van Nutri-Score zodanig wordt
                  aangepast dat door het logo bij de Nederlandse consumenten zo min mogelijk verwarring
                  kan ontstaan over wat de gezonde(re) keuze is. De berekening die achter het logo zit,
                  zal worden geëvalueerd met een internationaal comité van onafhankelijke wetenschappers
                  uit de deelnemende landen. In deze evaluatie wordt gekeken naar de voedingsrichtlijnen
                  van de deelnemende landen. Bij de evaluatie zal worden gestreefd naar synergie met
                  de voedingsrichtlijnen van alle deelnemende landen. De Schijf van Vijf is afgeleid
                  van de Nederlandse voedingsrichtlijnen en wordt dus betrokken in de evaluatie van
                  het logo. De evaluatie is op dit moment nog niet gestart, maar in overleg met de deelnemende
                  landen wordt dit nu voorbereid. Ik verwacht dat het wetenschappelijk comité voor het
                  einde van dit jaar kan starten met de evaluatie.
               
Problematisch alcoholgebruik
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris aangeeft
                     dat een minimumprijs voor één eenheid alcohol een effectieve maatregel is voor het
                     Nederlandse alcoholbeleid om kwetsbare groepen te beschermen tegen problematisch alcoholgebruik.
                     Zij vragen de Staatssecretaris wanneer hij een beleidsbeslissing over de invoering
                     van een minimumprijs in Nederland verwacht.
Dit najaar wordt het rapport van het RIVM aangevuld met een doorrekening van invoering
                  van MUP in Nederland, een stakeholdersanalyse en de meest recente empirische gegevens
                  uit Schotland, waar MUP is ingevoerd in 2018. Ondertussen maak ik een overzicht van
                  de stappen die nodig zijn om MUP in Nederland in te voeren. Hiermee beoog ik tot een
                  goede basis te komen voor een toekomstige beleidsbeslissing over invoering van MUP
                  in Nederland. Deze beleidsbeslissing verwacht ik niet meer tijdens deze kabinetsperiode
                  en laat ik over aan een volgend kabinet.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het zorgelijk dat 57% van de minderjarigen
                     toch alcohol drinkt en dat 97% van hen alcohol verkrijgt via sociale bronnen. De wijziging
                     van de Drank- en Horecawet komt weliswaar met een bepaling om wederverstrekking strafbaar
                     te stellen, maar ziet de Staatssecretaris ook mogelijkheden om vooruitlopend hierop
                     aanvullende maatregelen te nemen die het alcoholgebruik onder minderjarigen tegengaan?
Met het Nationaal Preventieakkoord heeft het Ministerie van VWS middelen geïnvesteerd
                  in de (door)ontwikkeling van interventies gericht op het thema alcohol die in de interventiedatabase
                  van Centrum Gezond Leven (CGL) staan beschreven. De nadruk ligt hierbij op selectieve
                  en geïndiceerde alcoholpreventie. Daarnaast subsidieert het Ministerie van VWS ook
                  het programma Helder op School van het Trimbos-instituut. Dit programma biedt interventies
                  aan op scholen met aandacht voor alcoholpreventie, zoals Frisse start, Samen Fris
                  en In Charge. Bijna 2.000 scholen registreerde zich in het schooljaar 2018–2019 voor
                  het programma Helder op School bij een regiocontactpersoon, maar in de praktijk worden
                  meer scholen bereikt. Tot slot blijf ik met NIX18 inzetten op NIXzonderID om verstrekkers
                  te ondersteunen bij de naleving van de leeftijdsgrens van 18 jaar.
               
Lachgas
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de stand van
                     zaken van de maatregelen om recreatief gebruik van lachgas tegen te gaan. Wanneer
                     kan de Kamer het wetsvoorstel lachgasverbod tegemoet zien? Kan de Staatssecretaris
                     toezeggen dat het nog steeds het streven is om het verbod op 1 januari 2021 in te
                     laten gaan?
Zoals ik in beantwoording van de mondelinge vraag van lid Kuik (CDA) tijdens het vragenuur
                  op 30 juni jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 89, item 4) heb toegelicht streef ik ernaar het ontwerpbesluit dit najaar bij uw Kamer in voorhang
                  te brengen en het verbod in de eerste helft van 2021 in werking te laten treden. Inwerkingtreding
                  op 1 januari 2021 is praktisch onuitvoerbaar gebleken.
               
Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie
Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord
Daar bovenop blijkt dit kabinet keer op keer te zwichten voor de lobby van de voedingsindustrie.
                     De voedingsindustrie wil niet zwaarder belast worden noch hun marketingstrategieën
                     richten op gezonde voeding. Toch liet de Staatssecretaris toe dat zij mocht meepraten
                     over het toekomstige preventiebeleid. Alsof je een dief vraagt zijn mening te geven
                     over de hoogte van zijn straf. Erkent de Staatssecretaris dat het onverstandig is
                     deelbelangen die regelrecht ingaan tegen het algemene belang van een gezonde samenleving
                     letterlijk aan tafel te laten zitten en mee te laten beslissen over preventiebeleid?
De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We hebben dan ook vele
                     maatregelen en vele partijen nodig in deze strijd. Er is niet een maatregel die eenvoudig
                     de gestelde ambitie realiseert. Om die inhoudelijke reden hecht ik er nog steeds aan
                     om zoveel mogelijk samen als partners van het Nationaal Preventieakkoord op te blijven
                     trekken. De voedingsindustrie levert zowel gezonde als ongezonde producten. Toename
                     van de afzet van gezonde producten is wel in lijn met het algemene belang.
                  
Het resultaat – het preventieakkoord – wordt gekenmerkt door de totale afwezigheid
                        van afdwingbare maatregelen vanuit de overheid richting bedrijven om hun producten
                        en marketingstrategieën aan te passen. Effectieve wettelijke en fiscale maatregelen
                        zoals een verbod op reclame voor ongezonde voeding en een suikertaks zijn uitgebleven.
                        In plaats daarvan wordt ingezet op vrijwillig te behalen doelstellingen door de sector,
                        op basis van hun eigen cijfers, zonder sanctieregime. Erkent de Staatssecretaris dat
                        het proces gesaboteerd is door de voedingsindustrie, zoals blijkt uit de vrijgegeven
                        interne stukken naar aanleiding van een Wob-procedure door Follow the Money?132
                        
Nee, ik erken niet dat het Nationaal Preventieakkoord proces is gesaboteerd door de
                  voedingsindustrie. De industrie heeft haar belangen behartigd en afspraken gemaakt
                  over onder meer reductie van suikerinname via frisdrank en medewerking aan de introductie
                  van een nieuw voedselkeuzelogo en systeem voor productverbetering.
               
De leden van de PvdD-fractie zijn dan ook teleurgesteld, maar niet verbaasd, dat de
                     Staatssecretaris in de voortgangsbrief schrijft dat «we de ambities met de afgesproken
                     maatregelen waarschijnlijk niet gaan halen». De Staatssecretaris schrijft dat hij
                     zich daarom blijft inzetten voor «aanvullende maatregelen». Genoemde leden constateren
                     dat zijn eigen preventieakkoord, ironisch genoeg, de Staatssecretaris daarbij nu in
                     de weg staat. Twee belangrijke partijen namens de voedingsindustrie, de Federatie
                     Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel
                     (CBL), hebben duidelijk gemaakt zich te zullen terugtrekken uit het akkoord indien
                     de Staatssecretaris toch met wettelijke of fiscale maatregelen komt. Deze leden vinden
                     de gang van zaken uiterst pijnlijk. Het toont aan hoe tandeloos een overheid is die
                     haar beleid laat kapen door polderakkoorden. Erkent de Staatssecretaris dat dit gedrag
                     van de industrie een vorm van chantage is? In dat licht, hoe schat de Staatssecretaris
                     de kans in dat aanvullende maatregelen die tot stand komen met medewerking van de
                     voedingsindustrie dit keer wel ambitieus en effectief zullen zijn? Kortom, kan de
                     Staatssecretaris uitleggen waarom hij kiest voor de slappe en niet verifieerbare maatregelen
                     van de voedingsindustrie terwijl er een internationaal bewezen effectieve maatregel
                     beschikbaar is, namelijk de suikertaks? Is de Staatssecretaris bereid om naast het
                     verdere onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook echt concrete
                     stappen te zetten om deze maatregel in te voeren? Kortom, is de Staatssecretaris bereid
                     om de voedsellobby haar plek aan tafel te ontzeggen en zelf met echt beleid te komen
                     om de volksgezondheid te beschermen?
Het Nationaal Preventieakkoord hebben we met 70 partijen gesloten. Elk van deze partijen
                     heeft haar redenen en randvoorwaarden voor deelname. Deze benoemen vind ik geen vorm
                     van chantage. De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We hebben
                     vele maatregelen en vele partijen nodig. Ik kijk graag wat we met de akkoordpartijen
                     kunnen bereiken. Mocht dat niet genoeg blijken, dan moeten we extra stappen zetten.
                     Fiscale maatregelen zijn wat mij betreft dan niet uitgesloten.
                  
U vraagt ook naar de opvolging van het RIVM rapport over het effect van een verbod
                     op aanbiedingen voor suikerhoudende dranken133. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering
                     in de winkel). Effecten van individuele maatregelen zijn nog weinig onderzocht. Ik
                     begin daarom met het organiseren van een bijeenkomst met experts om te verkennen wat
                     voor maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.
                  
De leden van de PvdD-fractie willen graag specifiek aandacht vragen voor overgewicht
                     en obesitas bij kinderen. Zij krijgen per jaar 51 kilo aan suiker binnen, dat is zeven
                     kilo meer dan een volwassene.134 Anno 2018 heeft 13% van de jeugd overgewicht.135 Driekwart van de producten voor kinderen in supermarkten is ongezond, zo blijkt uit
                     recent onderzoek van Unicef. Deze leden zijn met name geschrokken van het feit dat
                     70% van de producten in het babyschap ongezond is. Is de Staatssecretaris bereid om
                     bij supermarkten aan te geven dat dit onacceptabel is, en ervoor te zorgen dat in
                     het babyschap enkel gezonde producten liggen?
Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt uit het Unicef onderzoek. Ik ga met de
                     supermarkten bespreken welke stappen zij hier nog in kunnen zetten om consumenten
                     te verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf staan.
                  
Vanuit de wetgeving bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen
                     tot 3 jaar. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet
                     mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding
                     in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent
                     bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen
                     bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving
                     zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.
                  
Bovendien blijken bedrijven en supermarkten niet terug te deinzen voor reclame voor
                     deze producten specifiek gericht op kinderen. Volgens Unicef wordt bij een kwart van
                     de producten kindermarketing gebruikt, bijvoorbeeld door een animatiefiguur of tekst
                     met woorden als «baby» of «kids» op de verpakking te zetten.136 De Staatssecretaris schrijft in de voortgangsbrief dat de afspraak in het preventieakkoord
                     is dat het gebruik van kinderidolen op verpakkingen van ongezonde producten onacceptabel
                     is. «Eind deze maand loopt de uitfaseringsperiode af en vanaf 1 juli staan er als
                     het goed is geen kinderidolen meer op verpakkingen van ongezonde producten. Dit laat
                     ik uiteraard monitoren» (p.10). Kan de Staatssecretaris aangeven of zijn monitoring
                     inderdaad laat zien dat er per 1 juli geen kinderidolen meer op verpakkingen staan?
                     Wat is de sanctie wanneer er toch een idool op een verpakking staat? Erkent de Staatssecretaris
                     dat om kinderen echt te beschermen geen enkele vorm van kindermarketing zou moeten
                     worden toegestaan op ongezonde producten? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat
                     bij 25% van de door Unicef onderzochte producten sprake is van kindermarketing?
De monitor Kindermarketing 2020 loopt en de resultaten verwacht ik begin 2021. In
                     de monitor wordt expliciet gekeken naar de uitfaseringsfase van de kinderidolen. Er
                     wordt ingezoomd op de aanwezigheid van kinderidolen voor 1 juli en daarnaast, belangrijker
                     nog, wordt bekeken wat de situatie vanaf 1 juli is. Ik kan daar op dit moment nog
                     niks over zeggen.
                  
Wanneer er toch een kinderidool op een verpakking staat, kan hierover een klacht worden
                     ingediend bij de Stichting Reclamecode. Uitspraken over klachten worden openbaar gemaakt.
                     Wanneer een overtreder de reclame niet binnen de opgelegde tijd aanpast, wordt deze
                     op de openbare non-compliance-lijst gezet en in het ergste geval wordt de klacht afgehandeld door de ACM. Uiteraard
                     zie ik idealiter helemaal geen kinderreclame op ongezonde producten. Ik moedig supermarkten
                     en fabrikanten daarom aan alleen nog in te zetten op reclame van producten uit de
                     Schijf van Vijf. Ik betreur het dat er bij een aanzienlijk deel van de producten uit
                     de supermarkt nog steeds een vorm van kindermarketing te zien is.
                  
Ook willen de leden van de PvdD-fractie aandacht vragen voor het schrijnende gebrek
                     aan aandacht voor de ongezonde leefomgeving in het preventiebeleid van deze Staatssecretaris.
                     Natuur is waardevol in zichzelf maar speelt ook een niet te onderschatten rol bij
                     de gezondheid van mensen. Het kabinet negeert die feiten; het werkt niet alleen aan
                     een desastreuze afbraak van natuurgebieden, maar ook het groen in en om de stad komt
                     door het kabinetsbeleid onder druk te staan. Die ontwikkeling is fnuikend voor de
                     volksgezondheid. Keer op keer wijst onderzoek uit dat een groene leefomgeving – zonder
                     ziekteverwekkende bioindustrie en gevaarlijk landbouwgif – cruciaal is en dat mensen
                     veel gezonder zijn als zij in het dagelijks leven in contact komen met (stads)natuur.
                     Vooral voor opgroeiende kinderen is dat van groot belang. Het is allang bekend dat
                     een groene leefomgeving zorgt voor 15 procent minder overgewicht137, en toch ontbreken concrete afspraken op dit gebied in het preventieakkoord. Erkent
                     de Staatssecretaris dat het gebrek aan concrete afspraken op het gebied van de (groene)
                     leefomgeving in het preventieakkoord een grote omissie is? Is de Staatssecretaris
                     bereid hier zo snel mogelijk wel concrete stappen op te zetten?
Ik ben met het u eens dat groen belangrijk is voor gezondheid. Uit Europees onderzoek
                  blijkt dat wonen aan groen gerelateerd is aan bijvoorbeeld minder vroegtijdige sterfte,
                  minder hartvaatziekten, minder mentale gezondheidsproblemen, minder overgewicht en
                  een verbetering van cognitief functioneren bij kinderen. De bewijslast rond mentale
                  gezondheid en herstel van stress, concentratie en aandacht is het sterkst. Ook kan
                  groen fungeren als buffer tegen luchtverontreiniging, geluid en UV blootstelling.
                  Voor een goede gezondheid is het daarom van belang dat te blijven investeren in groen.
                  De Minister van LNV heeft op 5 september 2019 een brief gestuurd die ingaat op de
                  wijze waarop natuur meer aandacht kan krijgen in steden138. RIVM heeft de Groene Batenplanner ontwikkeld die de aarde van groen en blauw in
                  de stad in beeld brengt (inclusief gezondheid). Het Ministerie van VWS spant zich
                  via die weg in dat natuur en gezondheid wordt meegenomen in de stedelijke planning.
                  Ook in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) die 11 september 2020 aan uw Kamer is verzonden139 is het belang van groen benadrukt. Mede in het kader van het Programma Gezonde Leefomgeving
                  dat wordt vermeld in de uitvoeringsagenda van de NOVI en op dit moment vanuit het
                  Ministerie van VWS wordt ingevuld, zal ik bezien op welke onderdelen extra inzet nodig
                  is in het kader van een gezonde leefomgeving en hoe de samenwerking met de andere
                  departementen daarop wellicht meer verstevigd kan worden.
               
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
In maart 2020 heeft de Staatssecretaris de stuurgroep ondervoeding de opdracht gegeven
                     om de komende drie jaar samen met betrokken organisaties het gebruik van expertise
                     en bestaande instrumenten die ondervoeding tegengaan te bevorderen. Wat is de huidige
                     stand van zaken? Er zou gemonitord worden aan het begin van de periode. Is dat al
                     gebeurd?
Ik heb de Stuurgroep Ondervoeding op 1 augustus jl. de opdracht »borging aanpak ondervoeding»
                  gegeven. Aan het begin en het einde van deze driejarige opdracht wordt gemonitord
                  in welke mate gebruik wordt gemaakt van de bestaande instrumenten en expertise op
                  het gebied van ondervoeding door het zorgdomein, het sociale en publieke domein. De
                  Stuurgroep Ondervoeding werkt momenteel aan de nulmeting. De verwachting is dat de
                  verzameling van de informatie in december 2020 gereed is. Ik zal u over de uitkomst
                  van deze nulmeting informeren.
               
De leden van de 50PLUS-fractie zijn erg geschrokken van de uitspraken in de media
                     van een lid van het Outbreak Management Team (OMT) dat er thuiswonende ouderen waren
                     tijdens de eerste coronagolf die zijn overleden aan ondervoeding. Krijgt de Staatssecretaris
                     deze signalen ook? Welke stappen gaat hij samen met de Minister van VWS nemen om dat
                     te voorkomen tijdens de eventuele tweede golf?
Ja, ik ben bekend met deze signalen. De Stuurgroep Ondervoeding heeft met subsidie
                     van het Ministerie van VWS de website www.goedgevoedouderworden.nl ontwikkeld. Op deze website staat onder andere informatie over het belang van goed
                     eten in corona-tijd om ondervoeding te voorkomen. Deze website is de laatste maanden
                     meer bezocht. Met het oog op de tweede golf heeft de Minister van VWS een quarantainegids
                     ontwikkeld met afspraken met gemeenten en het Rode Kruis om hulp en ondersteuning
                     te bieden aan mensen die er zelf of met hun netwerk niet uitkomen op het moment dat
                     ze in quarantaine gaan. Deze hulp en ondersteuning is te vinden via de website van
                     de rijksoverheid140 te vinden. In de gids wordt ook aandacht besteed aan boodschappen en eten.
                  
In het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 beloofde de Staatssecretaris
                        dat hij in gesprek ging met de Minister van VWS en met de zorgverzekeraars over hoe
                        de wijkverpleging meer ruimte kan krijgen voor preventie op bijvoorbeeld het vlak
                        van overgewicht en valpreventie.141 Kan de Staatssecretaris aangeven of deze gesprekken al hebben plaatsgevonden en wat
                        de resultaten zijn?
In de brief van 14 mei 2019 (Kamerstukken 23 235 en 29 689, nr. 181) heeft de Minister van VWS zijn toekomstvisie voor de wijkverpleging gepresenteerd.
                     In deze visie wordt integrale zorg verleend door aanspreekbare en herkenbare teams
                     wijkverpleging. Zorgprofessionals (van één of meerdere zorgaanbieders) die wijkverpleging
                     en wijkzorg verlenen, werken samen als één team in de wijk. Deze werkwijze heeft tot
                     doel om de wijkverpleging lokaal meer te verankeren waardoor de wijkverpleging voor
                     zowel cliënten als andere (zorg)professionals (zoals huisartsen, transferverpleegkundigen
                     en het sociaal wijkteam) makkelijker vindbaar is.
                  
Met deze nieuwe werkwijze wordt tevens beoogd om meer ruimte te creëren voor de preventieve
                     taken van de wijkverpleegkundige zodat zij deze in goede samenspraak met de andere
                     professionals in de wijk kan vormgeven. Over dit onderwerp (en vele andere onderwerpen)
                     is en blijft het Ministerie van VWS in overleg met alle betrokken partijen. Belangrijk
                     aandachtspunt hierbij blijft wel dat er sprake is van arbeidsmarktproblemen en er
                     op veel plekken sprake is van schaarse capaciteit.
                  
Specifiek voor valpreventie bij ouderen is een analyse uitgevoerd naar knelpunten
                     die een brede implementatie in Nederland in de weg staan. In de analyse is ook met
                     bijna veertig stakeholders en/of professionals uit het relevante werkveld gesproken,
                     waaronder meerdere vertegenwoordigers van wijkverpleging als wijkverpleegkundigen
                     zelf. Samen met het werkveld is in een stakeholdersbijeenkomst (28 september 2020)
                     de opbrengst gedeeld en gezamenlijk gebrainstormd over mogelijke oplossingsrichtingen.
                     Op deelonderwerpen zal de komende maanden in kleine groepen verder gedacht en gewerkt
                     worden aan gesuggereerde oplossingsrichtingen. Hierbij is de wijkverpleging betrokken.
                  
Naar aanleiding van het onderzoek van het RIVM naar een suikertaks concludeert de
                        Staatssecretaris dat het invoeren van een vorm van belasting op suikerhoudende dranken
                        als aanvullend effect op de huidige inzet van de Nederlandse frisdranksector zou kunnen
                        resulteren in verminderde suikerinname via frisdranken. Wat gaat de Staatssecretaris
                        met deze conclusie doen?
Het RIVM geeft aan dat een suikertaks een van de mogelijke maatregelen is om overgewicht
                  tegen te gaan. Het goedkoper maken van het gezonde alternatief en duurder maken van
                  minder gezonde producten via een trapsgewijze suikertaks zie ik op termijn als een
                  perspectiefvol instrument om de consument te helpen kiezen voor gezondere alternatieven.
                  Het zou de inspanningen van de sector goed aan kunnen vullen. Ik kies op dit moment
                  niet voor deze maatregel omdat ik in het Nationaal Preventieakkoord andere afspraken
                  heb gemaakt over suikerreductie.
               
De leden van de 50PLUS-fractie zijn nog steeds van mening dat er nog te weinig aandacht
                     is voor bewegen, vooral voor ouderen. Initiatieven zijn te gefragmenteerd en het ligt
                     er maar net aan de gemeente of er voldoende aandacht wordt besteed aan bewegen. Ziet
                     de Staatssecretaris mogelijkheden om iets aan dit gefragmenteerde aanbod te doen?
De inrichting van het lokale sport- en beweegaanbod is een taak van gemeenten. Via
                  Kenniscentrum Sport worden lokale best practises gedeeld, zodat gemeenten van elkaar
                  kunnen leren. Met lokale Sport- en Preventieakkoorden wordt er binnen de gemeenten
                  samen met relevante partijen ingezet op meer sporten en bewegen. Hierbij is ook aandacht
                  voor kwetsbare doelgroepen, zoals ouderen.
               
Het is goed om te lezen dat de Staatssecretaris aan de slag gaat met de aangenomen
                     motie van het lid Sazias die vraagt om een klinische behandeling voor rokers te vergoeden
                     vanuit de zorgverzekering.142 Is het experiment, dat samen wordt gedaan met zorgverzekeraars en het Wilhelminaziekenhuis
                     in Assen, inmiddels al van start gegaan? Hoelang gaat het experiment duren? En hoe
                     gaat de behandeling er precies uitzien? Hoeveel mensen kunnen de komende tijd gebruik
                     gaan maken van deze behandeling?
Het experiment bevindt zich nog in de voorbereidingsfase. De daadwerkelijke start
                  zal waarschijnlijk in januari 2021 plaatsvinden. In dit vierjarige experiment, uitgevoerd
                  door Verslavingszorg Noord Nederland in samenwerking met het UMCG, RUG, zorgverzekeraar
                  Menzis en verschillende ziekenhuizen in Noord-Nederland, wordt gewerkt aan het opzetten
                  van een zorgmodel dat in het hele land kan worden overgenomen en geïmplementeerd bij
                  bestaande verslavingszorginstellingen.
               
Binnen dit experiment worden verschillende vormen van kennis opgedaan:
1. kennis over de vorm en manieren waarop de verwijzing naar de verslavingszorg kan worden
                           verbeterd;
                        
2. kennis over wat werkt en niet werkt bij het opzetten van verslavingszorg voor zwaar
                           verslaafde rokers;
                        
3. kennis over welke behandeling bij welk patiënt minder en meest effectief is.
De implementatie van verslavingszorg voor de zwaar verslaafde roker zal worden gemonitord
                     en geëvalueerd aan de hand van het RE-AIM-model143 (Reach, Effectiveness, Adoption, Implementation, Maintenance; Glasgow et al., 1999;
                     Glasgow et al., 2018). Het RE-AIM model is een model dat is ontwikkeld om publieke
                     gezondheidsinterventies te evalueren. Op basis van deze kennis wordt inzicht verkregen
                     of de behandeling wordt uitgevoerd zoals bedoeld, hoeveel tijd en welke kosten hiermee
                     gepaard gaan en wat de ervaringen van zowel zorgverleners als patiënten zijn.
                  
In januari was in de media te lezen dat het Wilhelminaziekenhuis, toen nog op eigen
                     kosten, een kliniek ging openen om rokers met een zware verslaving klinisch te behandelen.
                     Wat zijn de ervaringen van dat ziekenhuis tot nu toe?
In januari 2020 is Verslavingszorg Noord Nederland samen met het Wilhelmina Ziekenhuis
                     in Assen een Polikliniek Verslavingsgeneeskunde gestart voor de groep zwaar verslaafde
                     rokers, die met behulp van de reguliere stoppen-met-roken coaching niet in staat zijn
                     gebleken te stoppen met roken. Inmiddels zijn we driekwart jaar verder en hebben deze
                     organisaties veel ervaring opgedaan met het behandelen van deze groep rokers vanuit
                     het ziekenhuis. Ondanks dat de coronacrisis van grote invloed is geweest op deze pilot
                     kan voorzichtig geconcludeerd worden dat dit een zeer verslaafde, complexe en veelal
                     ernstig zieke patiëntencategorie is en dat het deze patiënten desondanks lukt om grip
                     te krijgen op hun verslaving om zo het gevaar ervan te verminderen en de kwaliteit
                     van leven te verbeteren. Alle patiënten worden ambulant behandeld. Enkele patiënten
                     lijken een indicatie te kunnen krijgen voor opname in een verslavingskliniek maar
                     vanwege allerlei redenen zijn er nog geen patiënten daadwerkelijk opgenomen. Op dit
                     moment worden de voorbereidingen getroffen voor een NZa innovatietraject, waarbij
                     gedurende drie tot vijf jaar deze zorg, inclusief klinische opname, zal worden uitgevoerd
                     en worden onderzocht. De (tussen) resultaten daarvan zullen breed worden gedeeld,
                     zodat zo snel mogelijk deze vorm van zorg in het gehele land kan worden uitgevoerd.
                  
Tot slot. Tabaksfabrikanten stoppen allerlei giftige stoffen in sigaretten om deze
                        nog verslavender te maken. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom de toevoeging van
                        deze giftige stoffen niet verboden kan worden? Volgens berichten in de media vlak
                        voor de presentatie van het preventieakkoord komen er maatregelen ten aanzien van
                        het terugbrengen van het aantal rokers. Klopt dat?
Tabaksrook bevat naast nicotine ruim 6.000 andere stoffen. Veel van deze stoffen zijn
                  schadelijk voor de gezondheid en kunnen leiden tot het ontstaan van chronische longaandoeningen
                  (zoals COPD), kanker en hart- en vaatziekten. Een niet-schadelijke sigaret bestaat
                  niet. De Europese wetgeving stelt regels aan ingrediënten en emissies van tabaksproducten.
                  Deze regels zijn overgenomen in onze nationale Tabaks- en rookwarenwet. Zo gelden
                  er maxima voor de emissies van de schadelijke stoffen nicotine, teer en koolmonoxide.
                  Ook zijn kenmerkende smaken verboden voor sigaretten en shag waardoor onder andere
                  geen mentholsigaretten meer verkocht mogen worden. Door dit soort aroma’s te verbieden
                  worden sigaretten en shag minder aantrekkelijk voor jongeren. Dit draagt bij aan het
                  bereiken van een rookvrije generatie, samen met de maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord
                  zoals een uitstalverbod, neutrale verpakkingen, rookvrije schoolterreinen en accijnsverhoging.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  
 ,
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier
