Lijst van vragen : Lijst van vragen inzake uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 (Kamerstuk 27858-518)
2020D40214 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het Uitvoeringsprogramma
Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 (Kamerstuk 27 858, nr. 518).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Jansma
Nr.
Vraag
1
Welke indicatoren voor biodiversiteit worden ontwikkeld?
2
Hoe is het behalen van biodiversiteitseisen geborgd in het monitoringsprogramma?
3
Is er een resultaatverplichting voor het behalen van biodiversiteitseisen in het Uitvoeringsprogramma
voorzien? Zo ja, hoe ziet deze er uit? Zo nee, waarom is hier niet voor gekozen?
4
Wanneer kan een effectief monitoringprogramma over de voortgang en resultaten starten?
Hoe vaak wordt de voortgang gemeten en omvat die meting ook een knelpuntenanalyse?
5
Zal Wageningen University & Research (WUR) gevraagd worden om gedurende de uitvoering
op proces en voortgang te reflecteren en te adviseren over bijsturing?
6
Is het mogelijk om het middelengebruik per sector of gewas inzichtelijk en openbaar
te maken? Waarom wel of niet?
7
Op welke wijze wordt het traject rondom de spuitlicentie verbeterd?
8
Hoe kunnen boeren en tuinders gemakkelijker praktisch toepasbare informatie krijgen
over «small wins» in weerbare teeltsystemen?
9
Welk onderzoek zult u uitvoeren naar de trajecten in het buitenland om de prijsprikkel
te versterken? Komen er pilots of experimenten met prijsprikkels en op welke termijn
zal dit onderzoek uitgevoerd worden?
10
In hoeverre wordt rekening gehouden met gezondheidseffecten voor agrariërs en omwonenden?
11
Welke rol heeft de precisielandbouw in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming
2030 (hierna: het Uitvoeringsprogramma)? Waarom heeft u precisielandbouw geen grotere
rol gegeven in het behalen van de doelstellingen? Welke rol ziet u voor zichzelf om
op het punt van precisielandbouw in relatie tot het Uitvoeringsprogramma grotere stappen
te zetten?
12
Klopt het dat Nederland één van de rapporterende lidstaten is voor de herbeoordeling
van glyfosaat? Loopt deze herbeoordeling op schema?
13
Kunt u nader toelichten waar experimenteerruimte voor wordt geboden gelet op de Kamerbrief
over het Uitvoeringsprogramma (Kamerstuk 27 858, nr. 518) waarin u spreekt over experimenteerruimte op bedrijfsniveau?
14
Welke acties dragen bij aan het versnellen van de totstandkoming van weerbare rassen?
15
Kent u de situatie in de bietenteelt met betrekking tot neonicotinoïden? Welke rol ziet u voor uzelf vanuit het Uitvoeringsprogramma om bietentelers
tegemoet te komen in de schade die ontstaat door het vergelingsvirus en waar (na het
verbod op neonicotinoïden in 2018) nog geen resistente bietenrassen zijn ontwikkeld?
16
Hoe verhoudt het Uitvoeringsprogramma zich tot wat andere (EU-)landen doen? Op welke
manier geeft dit Nederlandse telers een concurrentievoordeel, dan wel -nadeel?
17
Op welke manier stimuleert u de ontwikkeling van mechanische onkruidbestrijding? Stelt
u hier subsidies voor ter beschikking?
18
Hoe zorgt u ervoor dat ook cruciale middelen voor Nederlandse teelten behouden worden
gezien het feit dat sommige teelten beperkt zijn tot een aantal EU-landen en besluiten
over toelating en verlenging van gewasbeschermingsmiddelen in EU-verband plaatsvindt?
Hoe maakt u zich hier in EU-verband hard voor?
19
Hoe wordt geborgd dat agrarische ondernemers voldoende gewasbeschermingsmiddelen behouden?
20
Kunt u weergeven hoe de emissie van gewasbeschermingsmiddelen zich de afgelopen 20
jaar heeft ontwikkeld?
21
Waarom wordt het Uitvoeringsprogramma gezien als een trendbreuk, gezien de grote stappen
in emissiereductie die de afgelopen jaren al zijn gezet?
22
Wanneer verwacht u de genoemde inventarisatie naar initiatieven in andere EU-landen
om versneld en kosteneffectief biologische middelen te registeren en beschikbaar te
krijgen met de Kamer te kunnen delen?
23
Op welke manier is het Uitvoeringsprogramma in overeenstemming met Europese afspraken?
24
Hoe verhoudt het Uitvoeringsprogramma zich tot de Van-boer-tot-bordstrategie?
25
Op welke manier blijft u aandacht houden voor de concurrentiepositie van de Nederlandse
boer en tuinder en hoe waarborgt u dat het Uitvoeringsprogramma niet nadelig uitpakt
voor deze concurrentiepositie?
26
Hoe blijft u zich inzetten voor het verschuiven van het middelenpakket naar laag-risicomiddelen?
27
Acht u het vrijgemaakte budget voldoende voor de ambitieuze doelstellingen?
28
Acht de sector de gestelde doelen in 2030 haalbaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt
u dat toelichten?
29
Is het correct dat agrariërs naar aanleiding van Europese wet- en regelgeving verplicht
zijn om geïntegreerde gewasbescherming (Integrated Pest management (IPM)) toe te passen?
Waar is die verplichting opgenomen?
30
Worden telers (momenteel) gecontroleerd op het toepassen van IPM en zo ja, op welke
manier?
31
Waarom wordt een gezonde bodem niet meegenomen in de hoofdlijnen en de drie strategische
doelen?
32
Wat wordt verstaan onder zo «groen» mogelijk bijsturen? Klopt het dat gewasbeschermingsmiddelen
met een «groen» profiel juist een hogere dosering actieve stof kennen? Zo nee, graag
een toelichting. Zo ja, maakt dit de doelen op gebied van emissiereductie gewasbeschermingsmiddelen
tussen de Van-boer-tot-bordstrategie en het Uitvoeringsprogramma in overeenstemming
met elkaar?
33
Wat wordt nagestreefd omtrent minimale schade aan organismen in de bodem en omgeving
van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen? Welke harde eisen gaan hier gesteld
worden?
34
Welke rol kan CRISPR-Cas in het Uitvoeringsprogramma spelen? Op welke manier gaat
u zich inzetten in Europees verband om dit mogelijk te maken?
35
Kunt u ingaan op het behoud en continuering van de Nederlandse concurrentiepositie
in relatie tot de uitvoering van het Uitvoeringsprogramma?
36
Hoe ziet de systematiek van monitoring en evaluatie eruit? Op basis waarvan en met
welke middelen verwacht u te kunnen bijsturen? Hoe wordt geborgd dat, mochten zich
nieuwe ontwikkelingen voordoen, u de ruimte behoudt om hierop in te spelen en waar
nodig bij te sturen op basis van de gemaakte afspraken in het Uitvoeringsprogramma?
37
Aan welke concrete «small wins» wordt gedacht?
38
Op welke manier past de onafhankelijke adviseur in het plaatje van kennis- en informatieverspreiding?
39
Op welke manier wordt de ondernemer die «zijn nek uitsteekt» geholpen?
40
Welke wet- en regelgeving zijn onderhevig aan de doelstellingen die worden gepresenteerd
in deze visie?
41
Is de wet- en regelgeving die moet veranderen naar aanleiding van deze visie al geïdentificeerd?
Zo ja, welke betreft het?
42
Wat houdt het bedrijfseconomische motief in waardoor de agrarisch ondernemer gestimuleerd
wordt om zijn teeltsystemen te ontwikkelen met een zo laag mogelijke milieulast?
43
Wordt de mogelijkheid tot een heffing op gewasbeschermingsmiddelen meegenomen als
optie?
44
Wordt overige knellende wetgeving meegenomen die het gebruik van nieuwe technieken
en/of machines in de weg staan zoals de dronewetgeving?
45
Worden met «weerbare teeltsystemen» alternatieven op monoculturen bedoeld? Op welke
alternatieven wordt specifiek gericht?
46
Wat is het huidige aantal overschrijdingen van milieukwaliteitsnormen voor pesticiden
in oppervlaktewater en met welk percentage is dat afgenomen sinds 2013?
47
Wat is het huidige aantal overschrijdingen van de drinkwaternorm in oppervlaktewater
bestemd voor drinkwaterbereiding en met welk percentage is dat afgenomen sinds 2013?
48
Wat zijn de exacte doelen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor 2027 en wat zijn
de consequenties indien deze doelen niet gehaald worden?
49
Is het kwantificeerbaar hoeveel residuen er momenteel op land- en tuinbouwproducten
voor voedselconsumptie zitten? Hoeveel is dat?
50
Wanneer kan de Kamer de criteria waaraan weerbare rassen en gewassen moeten voldoen
ontvangen?
51
Welk budget is beschikbaar om precompetitief onderzoek te doen naar weerbare gewassen
en teelten?
52
Stelt het Uitvoeringsprogramma dat een soepelere regelgeving voor nieuwe gentechnieken
(zoals CRISPR-Cas) voorwaardelijk is voor een verminderd gebruik van pesticiden, of
worden nieuwe technieken gezien als een aanvulling op de maatregelen voor verminderd
gebruik (die ook zonder CRISPR-Cas plaats zullen vinden)?
53
Op welke manier worden eventuele (neven-)effecten meegenomen op de volksgezondheid?
54
Waarom wordt de ontwikkeling van laag-risicostoffen en -middelen niet verstevigd en
de inzet vergroot?
55
Wanneer is het overzicht van potentiële laag-risicostoffen en potentiële basisstoffen
beschikbaar?
56
Zijn er tot nu toe gevallen voorbijgekomen voor de systematiek van «early warning»?
Zo ja, welke? Zo nee, kunt u een beeld geven voor welke gevallen dit zou kunnen gelden?
57
Klopt het dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
(Ctgb) geen beoordelingscapaciteit meer heeft voor aanvragen voor nieuwe biociden
tot 2024? Zo ja, kunt u dat uitgebreid toelichten en daarbij ook ingaan op de beoordelingscapaciteit
voor nieuwe aanvragen voor gewasbeschermingsmiddelen en de gevolgen in dat verband?
58
Welke rol speelt de beoordelingscapaciteit van het Ctgb in de mate van effectiviteit
die het Uitvoeringsprogramma kan hebben?
59
Hoe wilt u zich in Europees verband inzetten om te komen tot een voldoende en noodzakelijke
beoordelingscapaciteit bij het Ctgb en andere beoordelende instanties op het gebied
van gewasbeschermingsmiddelen?
60
Hoe wordt geborgd dat de wetenschappelijke toelatingsbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen
te allen tijde als uitgangspunt wordt gehanteerd en dat een beoordeling nooit op basis
van emotie plaatsvindt? Kunt u toelichten hoe het gebruiksverbod van professionele
gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, dat is gebaseerd op «vermijdbaar gebruik»,
in dat verband kan worden gezien?
61
Worden acties voorzien om residuen op voedingsmiddelen die geïmporteerd worden uit
derde landen te beperken of te voorkomen? Zo ja, welke?
62
Hoe worden cumulatieve effecten van middelen op gezondheid nu berekend?
63
Welke actie wordt ondernomen zodra blijkt dat gezondheidskundige grenswaarden worden
overschreden? In hoeverre wordt hier al rekening mee gehouden?
64
Wat is de reden dat de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) zorgt voor de verbinding
tussen het Deltaplan Biodiversiteitsherstel en het UItvoeringsprogramma?
65
Op welke manier worden groene organisaties betrokken bij de governance?
66
Waarom worden groene organisaties niet betrokken bij de verbinding tussen het Deltaplan
Biodiversiteitsherstel en het Uitvoeringsprogramma?
67
Hoe brengt de oprichting van het transitieteam de ontbrekende scherpte in doelen en
subdoelen (volgens WEcR «Van kwetsbaar naar weerbaar») aan in de uitwerkingsopgave
van de toekomstvisie gewasbeschermingsmiddelen 2030?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.