Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 574 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 9 oktober 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
Inhoudsopgave
blz.
I.
ALGEMEEN
3
1.
Inleiding
4
2.
Verbetering van de uitvoerbaarheid toeslagen
6
2.1
Versterking van de menselijke maat en verbetering van de praktische rechtsbescherming
7
2.1.1.
Proportioneel vaststellen
8
2.1.2.
Matigen van een terugvordering en rente berekening bij terugvordering
11
2.1.3.
Introductie doelmatigheidsgrens
12
2.1.4.
Naar voren brengen van een zienswijze door belanghebbende
12
2.1.5.
Aanvullende waarborgen ter verbetering van de rechtspositie bij informatieverplichtingen
14
2.1.6.
Aanvullende waarborg bij verzuimboete wegens niet nakomen informatieverplichting
15
2.1.7.
Verplichting tot informatieverstrekking voor derden
16
2.1.8.
Een uitgebreidere motivering in een boeterapport en het geven van een zienswijze bij
oplegging vergrijpboete
18
2.1.9.
Kwijtschelding op termijn
19
2.2
Het voorkomen van schrijnende situaties door toeslagpartnerschap
20
2.2.1.
Schrijnende situaties door toeslagenpartnerschap
20
2.2.2.
Onverzekerdheid partner
21
3.
Uitvoerings- en handhavingsaspecten
21
4.
Gevolgen voor de regeldruk
22
5.
Budgettaire aspecten
23
6.
Gevolgen voor het Europese recht, staatssteun en grondrechten
23
7.
Doenvermogen
23
8.
Verwerking van persoonsgegevens
24
9.
Artikel 3.1 Comptabiliteitswet
24
10.
Advies en consultatie
24
11.
Evaluatieparagraaf
24
II.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
24
Artikel II
24
Artikel VI, onderdeel J
25
BIJLAGE Uitvoeringstoetsen
25
BIJLAGE Advies ATR
25
BIJLAGE Advies AP
26
BIJLAGE Advies RvS
26
OVERIG
26
NOTA VAN WIJZIGING
26
1.
Algemeen
26
1.1.
Uitzondering arbeidseis
26
1.2.
Kosten van invordering
28
1.3.
Herziening beschikking rente bij te late betaling
28
1.4.
Precedentwerking
28
Budgettaire gevolgen
28
Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven
28
Uitvoeringskosten Belastingdienst
28
II.
Onderdeelsgewijs
29
Onderdeel A
29
BIJLAGE Advies RvS
29
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. Zij benadrukken het belang van het verbeteren
en/of het hervormen van het toeslagenstelsel naar een menselijker systeem. Zij zien
in dit voorstel uitvoering gegeven aan de motie van het lid Lodders c.s. (Kamerstuk
31 066, nr. 582). De leden van de VVD-fractie willen benadrukken dat de in dit wetsvoorstel voorgestelde
vereenvoudigingen de eerste stappen zijn naar een grotere herziening van het toeslagenstelsel.
Met interesse heeft de PVV-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel, naar aanleiding
daarvan heeft de PVV-fractie nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wet verbetering uitvoerbaarheid
toeslagen en hebben vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van D66 hebben met veel interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. Zij vinden het goed dat er belangrijke
verbeteringen in het stelsel worden doorgevoerd, gericht op het verbeteren van de
dienstverlening, het versterken van de menselijke maat, het verbeteren van praktische
rechtsbescherming en het voorkomen van schrijnende situaties. Tegelijkertijd is het
belangrijk om aan een alternatief voor het toeslagenstelsel te werken, omdat de fundamentele
problemen van het toeslagenstelsel blijven bestaan.
De leden van de fractie van D66 vragen wanneer de routekaarten van de uitwerking van
alternatieven voor het toeslagen kunnen worden verwacht.
De leden van de fractie van D66 valt het op dat de teksten in de memorie van toelichting
best technisch zijn en veel juridische termen bevatten. Zij vragen op welke wijze
de regering de gevolgen van deze voorstellen bij mogelijke toeslagontvangers onder
de aandacht brengt.
De leden van de fractie van D66 vragen of er aanvullende verbeterpunten zijn overwogen
maar niet zijn opgenomen in dit wetsvoorstel en de nota van wijziging, bijvoorbeeld
omdat deze verbeterpunten pas op een later moment uitvoerbaar zijn. Zo ja, om wat
voor mogelijke verbeterpunten gaat het? En wat is de reden dat deze verbeterpunten
uiteindelijk niet zijn opgenomen?
De leden van de fractie van D66 vragen of bij het meer in rekenschap nemen van de
menselijke maat in het systeem van toeslagen ook is gekeken naar de inrichting en
de vormgeving van de uitvoerende organisatie. De leden van de fractie van D66 lezen
dat de maatregelen «doenlijk» moeten zijn en vragen hoe dit wordt getoetst. Bestaat
er een overheidsbreed kader voor de toetsing daarvan? Zo nee, zou het dan niet in
de rede liggen dit te ontwikkelen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het Wetsvoorstel verbetering
uitvoerbaarheid toeslagen. Zij onderschrijven dat er een urgentie ligt om op korte
termijn de menselijke maat in het toeslagensysteem terug te brengen. Tegelijkertijd
hebben zij een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben vragen
en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. De toeslagenaffaire heeft pijnlijk duidelijk
gemaakt dat het stelsel, in plaats van mensen te helpen, mensen juist in de problemen
brengt. De oorzaken hiervan zijn veelkoppig; niet alleen zijn de regels de rigide,
ook in de uitvoering is veel te hard opgetreden. Met wantrouwen richting mensen, in
plaats vanuit vertrouwen. De schade die mensen hebben geleden moet zo snel mogelijk
worden gecompenseerd, en het vertrouwen moet worden teruggewonnen. Dat vereist een
andere houding van de Belastingdienst, maar ook andere regels. Op termijn betekent
dit wat betreft de leden van de PvdA-fractie een stelselwijziging. Op korte termijn
kan dit wetsvoorstel een kleine stap in de goede richting zijn. De ervaringen in Groningen
leren echter dat het met goede bedoelingen en het aanpassen van regels alleen het
niet zal lukken de problemen op te lossen. Tot nu toe loopt het oplossen van bestaande
casus niet voorspoedig en zijn verreweg de meeste ouders nog niet in de buurt van
een oplossing. Hoe wordt met dit voorstel het oplossen van bestaande problematiek
bespoedigd? Worden de maatregelen uit dit voorstel reeds in de praktijk toegepast,
ook als dat momenteel strikt genomen nog tegen de regels is?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat het wetsvoorstel mogelijkheden biedt om
tot redelijker uitkomsten te komen, en om tot meer overlegmogelijkheden te komen.
Het betreft vooral maatregelen die de Belastingdienst meer mogelijkheden bieden. In
hoeverre wordt het voor belanghebbenden eenvoudiger en overzichtelijker met dit wetsvoorstel?
Het risico van meer opties, meer momenten van contact, en meer brieven kan ook ervoor
zorgen dat paradoxaal het gehele proces complexer wordt, waardoor ontmoediging kan
ontstaan. Hoe wordt dit voorkomen?
Naast bovenstaande hebben de leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en
opmerkingen, die hierna aan de orde komen.
De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben
vragen en opmerkingen.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie vragen van elke toeslag hoe vaak er nu teruggevorderd
wordt, en wat voor bedragen dit zijn. Kan een inschatting gemaakt worden met hoeveel
dit wetsvoorstel het aantal terugvorderingen of de omvang van de terugvorderingen
terugbrengt?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering aan te geven of de Belastingdienst/Toeslagen
over voldoende capaciteit, kennis en kunde beschikt om de voorgestelde maatregelen
in de praktijk zonder te grote risico’s en problemen uit te voeren, en zonder dat
andere taken zoals fraudebestrijding in het gedrang komen. Welke opties heeft de regering
onderzocht om de effectiviteit en de uitvoerbaarheid van de Belastingdienst/toeslagen
te verbeteren?
De leden van de CDA-fractie merken op het van het grootste belang te vinden dat er
maatregelen genomen worden om de handhaving van de toeslagen rechtvaardiger te maken.
Zij hebben nog wel twijfels of de door de regering gekozen maatregelen efficiënt en
verstandig zijn vormgegeven.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Raad van State benadrukt dat de verhouding
tussen de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen (Awir) door de voorgestelde wijzigingen complexer wordt. Verschillende
elementen van de in de Awir voorgestelde bepalingen vertonen overlap met de Awb. Heeft
de regering de mogelijkheden onderzocht om de onderhavige inhoudelijke wijzigingen
zodanig te structureren dat er een grotere juridische eenvoud bereikt werd? Wat zijn
hierbij de overwegingen geweest?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering specifieke strategische of
operationele maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de toename aan zorgvuldigheid
niet leidt tot een afname aan – minstens zo urgente – snelheid.
De leden van de SP-fractie merken op ambivalent te zijn over de voorgestelde maatregelen
in de wet. Enerzijds zijn de leden van de SP-fractie blij dat er meer ruimte komt
voor de menselijke maat, maar zij zijn wel benieuwd of het de Belastingdienst/Toeslagen
gaat lukken, gezien het recente verleden. Welke garanties kan de regering daarop geven?
Anderzijds zijn de leden van de SP-fractie teleurgesteld over het wetsvoorstel. Het
gaat door op de weg van exorbitante en disproportionele verplichte gegevensdeling
door kinderopvanginstellingen met de Belastingdienst/Toeslagen. De leden van de SP-fractie
wachten al bijna twee maanden op de antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp (vragen
van de leden Kwint en Leijten aan de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en van Financiën – Toeslagen en Douane, over de verplichte dataverstrekking van kinderopvangorganisaties
aan de Belastingdienst; ingezonden 13 augustus 2020; 2020Z14708).
Ook zijn de leden van de SP-fractie zeer teleurgesteld dat het recht op kinderopvangtoeslag
voor echtparen waarbij een partner ongeneeslijk, of zelfs al terminaal, ziek is of
waarbij een van de partners levenslang dagbesteding nodig heeft, niet geregeld wordt.
Op deze zaken komen zij verderop in dit verslag uitgebreid terug.
De leden van de fractie van 50PLUS delen de opmerking van de regering dat zij er «geen
misverstand over laat bestaan dat met het voorliggende wetsvoorstel de complexiteit
van het stelsel als zodanig niet volledig wordt weggenomen». De leden van de fractie
van 50PLUS zijn van mening dat het voorliggende wetsvoorstel de complexiteit van het
stelsel helemaal niet wegneemt en dat daartoe ook geen poging wordt ondernomen. In
de perceptie van de leden van de fractie van 50PLUS wordt misschien de «klantbeleving»
of de «dienstverlening» verbeterd en worden bepaalde complexiteiten aan het oog van
de burger onttrokken, maar aan de complexiteit als zodanig wordt feitelijk niets gedaan.
Zij vinden het onterecht dat de regering zichzelf in dit verband complimenteert met
echte complexiteitsreductie.
De leden van de fractie van 50PLUS lezen dat de Belastingdienst Toeslagen extra budgettaire
middelen heeft gekregen om de dienstverlening aan toeslaggerechtigden te verbeteren
en dat er tal van maatregelen uit de wet «hardheidsaanpassing Awir» in werking zijn
getreden. Zij merken daarbij op dat aanvullende budgetten en aanvullende bepalingen
volgens hen nooit leiden tot afname van complexiteit, maar juist tot het tegenovergestelde.
De leden van de fractie van 50PLUS merken op dat naar hun mening het volgende citaat
uit de memorie van toelichting bewijst dat de aangekondigde «complexiteitsreductie»
als gevolg van de voorliggende maatregelen, in de praktijk neerkomt op een nieuwe
laag van controles en werkzaamheden: «Door het opnemen van een aantal bepalingen in de Algemene wet inkomensafhakelijke
regelingen (Awir), die in deze memorie van toelichting nader worden toegelicht, wordt
expliciet gemaakt dat de Belastingdienst/Toeslagen meer zorgvuldig en proactief dient
te handelen overeenkomstig de normen die volgen uit de algemene beginselen van behoorlijk
bestuur indien de betreffende omstandigheden daartoe noodzaken. Onderdeel van de voorgestelde
wetswijzigingen betreft onder meer een aantal aanpassingen van de informatieverplichtingen.
Door ook meer informatie van derden te ontvangen, kan de Belastingdienst/Toeslagen
voorkomen dat er bij de toekenning van voorschotten of tegemoetkomingen onbedoelde
fouten worden overgenomen en kan sneller aan de bel worden getrokken als eerder ontvangen
informatie niet blijkt te kloppen.»
De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat echte complexiteitsreductie, zowel voor
burgers en bedrijven als voor de uitvoeringsdiensten, optreedt wanneer er veel minder
bepalingen en veel minder regelingen als geheel onderdeel uitmaken van het fiscale
stelsel. Een dergelijke aanpak brengt ook besparingen met zich mee in plaats van een
noodzaak tot «extra budgettaire middelen».
Voor een interessante beleidsroute die leidt tot daadwerkelijke complexiteitsreductie
zonder grote maatschappelijke schokken en binnen aanvaardbare parameters wijzen de
leden van de fractie van 50PLUS naar het doorgerekende 50PLUS-plan voor een grote
individuele korting evenals naar het recent gepresenteerde plan van D66 voor een grote
huishoudkorting. In beide voorstellen wordt een groot aantal bestaande instrumenten
vervangen door een of enkele instrumenten.
2. Verbetering van de uitvoerbaarheid toeslagen
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ver het staat met de door de Minister van Financiën
aangekondigde reorganisatie van de Belastingdienst.
De leden van de fractie van D66 vragen hoe het staat met de voortgang van de praktische
rechtsbescherming. Tevens vragen zij wat het beoogde tijdpad is van de cultuurverandering
bij de Belastingdienst/Toeslagen. De leden van de fractie van D66 vragen of het aanstellen
van een persoonlijk behandelaar een concept is dat ook in de toekomstige reguliere
organisatie kan worden gebruikt of voor het nieuwe stelsel. Tevens vragen zij of het
een concept is dat kan worden gebruikt bij de Belastingdienst voor fiscale zaken.
De leden van de SP-fractie erkennen dat er een flinke noodzaak is om de uitvoerbaarheid
van toeslagen te verbeteren. Bij vaststellen van de problematiek omtrent toeslagen
is het helder dat de toeslagenaffaire een grote rol heeft gespeeld, maar dat neemt
niet weg dat al jaren bekend is dat toeslagen een grote bron van schulden zijn voor
mensen. Waarom heeft de regering niet eerder besloten tot verbetering? Kan zij hier
een bespiegeling op geven?
De leden van de SP-fractie vragen zich af bij het lezen van dit wetsvoorstel of het
nu precies gaat om verbetering van de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst/Toeslagen
of voor de mensen die toeslagen nodig hebben. Wat vindt de regering van de balans
van dit wetsvoorstel? Zijn de aanvragers van toeslagen echt geholpen bij de maatregelen,
of hebben we hier te maken met een voorstel dat vooral de uitvoering moet helpen aan
de kant van de Belastingdienst/Toeslagen?
Hoewel de regering betoogt dat het wetsvoorstel gaat om drie pijlers voor mensen die
toeslagen nodig hebben, merken de leden van de SP-fractie op dat een groot gedeelte
gaat over gegevensdeling, die in hun opvatting vooral ten goede moet komen aan de
uitvoerder: Belastingdienst/Toeslagen.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat zij op zichzelf de drie pijlers achter
dit wetsvoorstel snappen. Met betrekking tot de eerste pijler, het versterken van
de menselijke maat in het stelsel, achten zij persoonlijk contact tevens van groot
belang. Hoe wordt ervoor gezorgd dat mensen een fysiek loket in de buurt hebben waar
zij terecht kunnen bij onduidelijkheden of conflict? Is de Belastingtelefoon inmiddels
op orde en ook in staat te helpen? Kunnen ook gevallen die op dit moment nog niet
geïdentificeerd zijn, maar ongetwijfeld zullen komen, aanspraak maken op persoonlijke
begeleiding?
De leden van de fractie van 50PLUS erkennen dat de voorgestelde wet waarschijnlijk
per saldo zal leiden tot een verbetering van de «klantervaring» van burgers. Zij merken
op dat het noodzakelijk is, omdat de regering blijft kiezen voor het handhaven van
een discriminerend belasting- en toeslagenstelsel dat inmiddels van alle kanten wordt
bekritiseerd en waarvoor meerdere interessante alternatieven voorhanden zijn, om dan
tenminste iets te doen aan de klantervaring en de menselijke maat. Naar de mening
van de leden van de fractie van 50PLUS wordt dit minimale ook enigszins bereikt dankzij
de voorliggende maatregelen. Wanneer de uitvoeringspraktijk echter niet vanuit de
burger wordt beschouwd, maar vanuit de uitvoeringsdienst, dan is de fractie van 50PLUS
er allerminst van overtuigd dat er per saldo sprake zal zijn van een «verbetering
van de uitvoerbaarheid». Integendeel, zo merken zij op. Dat deel van het werk dat
«onder water» wordt gedaan, neemt immers toe, evenals de kosten. De leden van de fractie
van 50PLUS nodigen de regering van harte uit om te trachten dit standpunt te weerleggen.
De leden van de fractie van 50PLUS zijn van mening dat er in dit verband veel te grote
woorden worden gebruikt door de regering, maar zij zullen de verbeteringen voor de
burger en het versterken van de menselijke maat uiteraard wel steunen. Zij ervaren
het echter als buitengewoon teleurstellend dat het uitgeven van geld, het introduceren
van nieuwe bepalingen en het aannemen van méér ambtenaren wordt verkocht als «complexiteitsreductie»
en als «verbetering van uitvoerbaarheid». Het is symptoombestrijding en dat is op
lange termijn zo niet vol te houden.
2.1 Versterking van de menselijke maat en verbetering van de praktische rechtsbescherming
De leden van de PVV-fractie constateren dat het voorstel erop is gericht om bij de
uitvoering van de toeslagen de menselijke maat terug te brengen en te komen tot meer
maatwerk. Kan de regering aangeven in een hoeverre een (juridische afgedwongen) cultuuromslag
bij de Belastingdienst/Toeslagen op korte termijn haalbaar is? De leden van de PVV-fractie
merken op dat het verankeren van maatwerk in regelgeving meerdere procedurele stappen
vereist alvorens een besluit kan worden genomen. Kan de regering nader toelichten
in hoeverre dit gevolgen heeft op de effectiviteit en de snelheid van het nemen van
een besluit bij de Belastingdienst/Toeslagen?
De leden van de fractie van D66 lezen dat meer wordt gehandeld in overeenstemming
met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en vragen zich af of dit eerder
dan niet gebeurde. Tevens vragen zij of het beoogde maatwerk ertoe gaat leiden dat
mensen langer op hun betalingen moeten wachten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier de medewerkers van de Belastingdienst
zelf betrokken zijn in de accentverschuiving naar een meer menselijke maat, omdat
gebrek aan dergelijke betrokkenheid de operationele effectiviteit in de weg zou kunnen
staan. Daarnaast vragen zij naar de samenhang tussen een grotere discretionaire ruimte
voor de inspecteurs enerzijds en de ingezette cultuurverandering in de organisatie
anderzijds.
De leden van de SP-fractie waarderen de poging om de menselijke maat en de praktische
rechtsbescherming terug te brengen bij de uitvoering van Belastingdienst/Toeslagen.
Zij missen wel een analyse waar en waarom het niet goed zit met de menselijke maat.
Zij missen een analyse over de automatisering die heeft plaats gevonden en waarbij
de persoonlijke toets ontbreekt. Gaat de Belastingdienst/Toeslagen het automatisch
versturen van brieven stoppen of ernstig beperken?
De leden van de SP-fractie stellen vast dat er soms geautomatiseerd brieven worden
gestuurd, die mensen echt de stuipen op het lijf jaagt. Is er een analyse gemaakt
van automatische processen en het toezenden van brieven? Op welke wijze kan hier meer
menselijke maat worden toegepast?
De leden van de SP-fractie missen ook de analyse waar de praktische rechtsbescherming
niet of te beperkt aan mensen wordt geboden. Zij wijzen de regering erop dat, als
de Belastingdienst/Toeslagen stelt dat iemand iets fout heeft gedaan en dat er iets
terugbetaald moet worden, het voor mensen zeer ingewikkeld kan zijn om te bezien welk
recht op verweer zij hebben. Waarom is deze analyse niet gemaakt of, als die er wel
is, waarom is die niet meegestuurd met dit wetsvoorstel?
De leden van de SP-fractie merken op dat we in het verleden hebben gezien dat de Belastingdienst/Toeslagen
niet alleen veel te korte reactietermijnen hanteerde, maar ook dat er besloten werd
om mensen de kwalificatie opzet/grove schuld te geven omdat het opleggen van een verwijt
of verzuimboete te arbeidsintensief was. Hoe kan de regering de leden van de SP-fractie
ervan overtuigen dat dit soort overtreding van behoorlijk bestuur en het afnemen van
rechtsbescherming in de toekomst niet opnieuw ontstaat?
2.1.1 Proportioneel vaststellen
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat er nu een wettelijke basis komt die bepaalt
dat niet meer de gehele toeslag wordt teruggevorderd als niet de gehele eigen bijdrage
is betaald of als er een andere kleine onvolkomenheid is. Zij vragen de regering wat
de oorsprong is van het disproportioneel terugvorderen, nog voordat de Belastingdienst
is gaan procederen en de Raad van State de Belastingdienst voorafgaand aan de uitspraak
van 23 oktober 2019 gelijk gaf. De tekst van de wet noopt immers niet tot disproportioneel
terugvorderen, eerder het tegenovergestelde. Volgde de disproportionele terugvordering
uit de wetsgeschiedenis of was dit het gevolg van het handhavingsbeleid van de Belastingdienst?
De leden van de CDA begrijpen ook niet zo goed het taalkundige belang van de wetsaanpassing.
Nu staat er in de wet dat een ouder een aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag in
de door hem of zijn partner te betalen kosten. De leden van de CDA-fractie lezen daarin
dat ouders recht hebben op een vergoeding van een percentage van de kosten van de
kinderopvang. De dwingendheid van een alles-of-nietsbepaling komt in deze tekst eigenlijk
niet naar voren. De regering stelt voor om deze tekst te wijzigen zodat een ouder
een aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner betaalde
kosten. De leden van de CDA-fractie lezen in deze tekst juist een beperking, namelijk
dat een ouder geen recht heeft op kinderopvangtoeslag als de kosten niet betaald zijn.
Taalkundig lijkt dit juist veel meer op een alles-of-nietsbepaling dan de bestaande
tekst. De terminologie van betaalde kosten lijkt bovendien niet aan te sluiten bij
de toeslagen die als voorschot worden uitbetaald. Het voorschot kinderopvangtoeslag
wordt immers maandelijks uitbetaald, vaak nog voordat de ouder de rekening van de
kinderopvang betaalt. Maar op grond van de voorgestelde wetstekst is er dan nog geen
aanspraak op kinderopvangtoeslag. Hetzelfde geldt voor ouders die een betalingsregeling
hebben bij de kinderopvanginstelling. Die ouders hebben immers nog niet betaald, dus
lijkt de voorgestelde wetstekst te impliceren dat ze dan ook nog geen aanspraak op
kinderopvangtoeslag hebben.
Het komt de leden van de CDA-fractie dan ook voor dat de voorgestelde wetstekst juist
minder goed aansluit bij de bedoeling van de regering dan de huidige wetstekst. Graag
verzoeken zij de regering de noodzaak tot aanpassing van de wetstekst nader toe te
lichten.
De leden van de CDA-fractie zien twee mogelijkheden om proportioneel terug te vorderen.
De makkelijkste is om het deel van de eigen bijdrage dat niet betaald is, terug te
vorderen. Dus als een ouder in enig jaar 100 euro te weinig eigen bijdrage heeft betaald,
dan wordt 100 euro kinderopvangtoeslag teruggevorderd in plaats van de totaal ontvangen
kinderopvangtoeslag in dat jaar. Heeft een ouder in enig jaar 1.000 euro te weinig
eigen bijdrage betaald, dan wordt er 1.000 euro kinderopvangtoeslag teruggevorderd.
Als de niet betaalde eigen bijdrage hoger is dan de ontvangen kinderopvangtoeslag,
wordt dus alle ontvangen kinderopvangtoeslag teruggevorderd.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering middels de wetswijziging kiest
voor een terugvordering naar rato van de kosten die de ouder aan de kinderopvanginstelling
heeft betaald. Daarvoor wordt eerst gekeken naar het percentage aan kinderopvangtoeslag
waar de ouder recht op heeft. En vervolgens wordt dat percentage van het niet betaalde
bedrag aan eigen bijdrage teruggevorderd. In de memorie van toelichting geeft de regering
het voorbeeld van een rekening kinderopvang van 10.000 euro met een recht op 80% kinderopvangtoeslag
en 1.000 euro eigen bijdrage die niet betaald is. De terugvordering bedraagt dan 800 euro.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de voor- en de nadelen van beide
methoden zijn en waarom de regering voor de tweede methode gekozen heeft.
De leden van de CDA-fractie merken daarbij nog de volgende zaken op. Allereerst lijkt
het erop dat het disproportioneel terugvorderen ontstaan is vanuit de gedachte van
het wetgevende ministerie dat kinderopvang niet gratis mag zijn. Bij beide methoden
van proportioneel terugvorderen is dat echter ook niet het geval. De ouder betaalt
in de eerste methode evenveel eigen bijdrage alleen een deel daarvan wordt betaald
aan de Belastingdienst in plaats van aan de kinderopvanginstelling. In de door de
regering gekozen methode betaalt de ouder bijna het gehele bedrag van de bedoelde
eigen bijdrage.
Ten tweede is het voor het maatwerk van groot belang wat er gebeurt met het openstaande
bedrag van de rekening bij de kinderopvanginstelling. Als de ouder wel de gehele eigen
bijdrage betaald, maar 1.000 euro wordt in een later jaar betaald, dan heeft die ouder
per saldo een veel hogere eigen bijdrage betaald dan wanneer de ouder de rekening
op tijd had betaald. Dit lijkt de leden van de CDA-fractie niet de bedoeling. Een
ouder die betalingsproblemen heeft wordt dan zwaarder behandeld dan een ouder zonder
betalingsproblemen. Natuurlijk kan de Belastingdienst ook niet jaren gaan monitoren
of een rekening betaald wordt. Maar kan de regering aangeven wat een rechtvaardige
oplossing hiervoor zou kunnen zijn?
Ten derde merken de leden van de CDA-fractie bij het berekenen van de proportionele
terugvordering op dat er ook rekening mee gehouden moet worden dat het restant van
de rekening nooit wordt terugbetaald. Dat kan zijn uit coulance van de opvanginstelling,
maar ook vanwege fraude. De rapportage Onderzoek signalen kinderopvangtoeslag van
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat het beeld achter dat de kinderopvangmarkt
creatiever is dan wat beleid en uitvoering van tevoren konden bedenken. Waar een subsidie
te ontvangen is, ontstaan er contractvormen in een markt om zoveel mogelijk subsidie
binnen te halen. Het aanbieden van «gratis kinderopvang» door opvanginstellingen en
het omvormen van informele opvang naar opa en oma als officiële gastouder zijn daar
voorbeelden van. In dit kader vragen de leden van de CDA-fractie de regering ook kritisch
te kijken naar de methode van proportioneel terugvorderen. Bij de door deze leden
als eerste geschetste methode maakt het niet uit hoeveel de ouder betaalt: de eigen
bijdrage is gelijk, maar deze wordt of geheel aan de opvanginstelling betaald of deels
aan de Belastingdienst in de vorm van de terugvordering. In de door de regering gekozen
methode loont het om de rekening te hoog vast te stellen en vervolgens een gedeelte
kwijt te schelden. De ouder houdt dan het percentage van de eigen bijdrage over het
niet betaalde bedrag over. Bij ouders met een laag inkomen is dit effect beperkt,
maar bij ouders met een hoger inkomen gaat het al snel over duizenden euro’s. Aangezien
het verleden heeft uitgewezen dat de praktijk creatief is in het vinden van voordelige
contractvormen, zien de leden van de CDA-fractie dit als een serieus risico. Kan de
regering een reactie geven op deze drie overwegingen?
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het door de regering gegeven
voorbeeld ook nog wat het gevolg is als de ouder per ongeluk een te laag inkomen heeft
opgegeven en dus te hoge voorschotten heeft ontvangen. Stel dat de ouder uit het voorbeeld
80% aan voorschotten heeft ontvangen, weer 1.000 euro nog niet betaald heeft, maar
achteraf recht blijkt te hebben op 70% aan kinderopvangtoeslag: hoe pakt de terugvordering
in dat geval dan uit?
De leden van de fractie van D66 vragen de regering om te monitoren hoe vaak in de
praktijk gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om proportioneel vast te stellen
en de Kamer hier goed over te informeren. De leden van de fractie van D66 lezen dat
er verschillende gronden zijn op basis waarvan een nihilstelling kan worden afgegeven.
Zij vragen op basis van welke andere niet-voldane voorwaarden deze nihilstelling kan
worden afgegeven. Heeft de regering heeft overwogen ook deze voorwaarden aan te passen?
Zo ja, waarom; zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er naast een proportionele vaststelling
van de terugvorderingssom aanleiding is om bestaande betalingstermijnen ten aanzien
van terugvorderingen te herzien. In welke mate komen ouders naar verwachting binnen
het meer proportionele systeem alsnog in de problemen wegens te scherpe betalingstermijnen
en wat zijn de overwegingen van de regering om hier al dan niet ook een menselijkere
maat te hanteren?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of onderzocht is en of de regering ruimte
ziet om geen terugvordering van toeslagen te vragen op het moment dat mensen alsnog
in staat blijken om hun volledige bijdrage aan de kinderopvang te betalen. In het
genoemde voorbeeld op pagina’s vijf en zes van de memorie van toelichting zou dit
immers kunnen leiden tot een ex post restschuld van 1.000 euro in plaats van 1.800 euro,
waarbij de hoogte van de uiteindelijk toegekende toeslag blijvend correspondeert met
het uiteindelijk betaalde bedrag. Ziet de regering dit als een uitvoerbaar onderdeel
van een menselijker toeslagensysteem? Wat zijn hierbij haar overwegingen?
De leden van de SP-fractie vinden het jammer dat de regering stelt dat pas met de
uitspraken van de Raad van State van oktober 2019 de noodzaak is ontstaan tot het
proportioneel vaststellen van terugbetalingen of nihil-stellingen. Erkent de regering
dat er reeds veel eerder, bijvoorbeeld in 2017, uitspraken van de Raad van State zijn
gaan aansturen op het invullen van de menselijke maat en de proportionaliteit?
De leden van de SP-fractie zijn er blij mee dat het «alles of niets» karakter vervalt
met dit wetsvoorstel. Toch vragen zij de regering waar de wetgever destijds, bij het
vaststellen van de Wet Kinderopvang, voorzien en beargumenteerd heeft dat er een «alles
of niets» karakter in de wet zit. Is zij het met de leden van de SP-fractie eens dat
dit een juridische invulling van de wet is? Kan de regering hier een bespiegeling
op geven?
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom codificatie nodig is, en wat deze codificatie
voor verschil betekent ten opzichte van de huidige jurisprudentie. Voorts vragen zij
welke gevolgen dit heeft voor zaken die zijn ontstaan onder de oude regelgeving, en
of codificatie voor oudere zaken niet juist averechts werkt. Kan worden voorzien in
terugwerkende kracht, zodat er geen twijfel bestaat over proportioneel vaststellen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of het beginsel van proportioneel vaststellen
ook kan gelden voor de zorg- en huurtoeslag. Immers, ook bij deze toeslagen kunnen
zich gevallen voordoen waarbij grote bedragen als gevolg van een gebeurtenis in het
leven moeten worden terugbetaald.
2.1.2 Matigen van een terugvordering en rente berekening bij terugvordering
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering ten aanzien van de voorgestelde
discretionaire bevoegdheid aan de Belastingdienst/Toeslagen nader kan omschrijven
wat wordt verstaan onder «bijzondere omstandigheden in een specifieke situatie».
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of het klopt dat alleen op verzoek
van de belanghebbende de terugvordering proportioneel wordt vastgesteld in verband
met bijzondere omstandigheden? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de opmerking van de
RvS dat het hebben van deze bevoegdheid ook verplicht om altijd een proportionele
afweging te maken? Hoe worden belanghebbenden geïnformeerd over de mogelijkheid om
een proportionele vaststelling te verzoeken in geval van bijzondere omstandigheden?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering een nadere toelichting te geven
in hoeverre zij verwacht dat matiging van de terugvordering op initiatief vanuit de
zijde van de Belastingdienst/Toeslagen plaats vindt.
Kan de regering voorts aangeven welke waarborgen er zijn die voorkomen dat er willekeur
ontstaat bij matiging van de terugvordering?
De leden van de CDA-fractie vragen waar bij aansprakelijkheid van een derde aan gedacht
kan worden. Gaat het dan om het terugvorderen van kinderopvangtoeslag bij de kinderopvanginstelling?
De leden van de fractie van D66 lezen dat de matiging van een terugvordering er niet
toe mag leiden dat deze invloed heeft op een eventuele aansprakelijkheid van een derde.
Wat wordt bedoeld met aansprakelijkheid? Wordt wellicht aanspraak of vordering bedoeld?
De leden van de fractie van D66 vragen hoe dat precies wordt voorkomen. Zij constateren
namelijk dat de matiging er wel toe leidt dat er minder geld wordt ingevorderd, wat
beschikbaar wordt voor de aansprakelijkheid van een derde. Zij vragen tevens hoe een
derde wordt betrokken in frauduleuze praktijken inzake de matiging van een terugvordering.
Voorts vragen de leden van de fractie van D66 of door deze maatregel derden met een
aansprakelijkheid slechter af zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het belang van matiging van terugvordering
in bijzondere omstandigheden. Een lijst van omstandigheden zal naar aanleiding van
ervaring opgesteld worden, zo is eerder reeds gecodificeerd binnen het Verzamelbesluit
Toeslagen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de organisatorische wijze
waarop deze lijst aangevuld, geborgd en gedeeld wordt binnen de dienst. Op welke manier
wordt hier structuur aan gegeven?
2.1.3. Introductie doelmatigheidsgrens
De leden van de VVD-fractie steunen het introduceren van een doelmatigheidsgrens in
de toeslagen. Zij vragen waarop het bedrag van 47 euro gebaseerd is. Wat zijn de kosten
en de effecten (bijvoorbeeld in minder terugvorderingen) als deze doelmatigheidsgrens
10 of 50 euro hoger wordt vastgesteld?
De leden van de CDA-fractie vragen of er nu geen enkele doelmatigheidsgrens voor het
terugvorderen van toeslagen geldt. Worden toeslaggerechtigden op eenzelfde manier
geïnformeerd als belastingplichtigen in de inkomstenbelasting over een aanslag met
een terug te betalen bedrag onder de doelmatigheidsgrens?
De leden van de fractie van D66 vragen waarop de doelmatigheidsgrens in de inkomstenbelasting
is gebaseerd. Tevens vragen zij of het toepassen van de doelmatigheidsgrens ook leidt
tot een grotere besparing van uitvoeringslasten ten opzichte van de budgettaire derving.
2.1.4. Naar voren brengen van een zienswijze door belanghebbende
De leden van de VVD-fractie lezen dat dat alle kinderopvangorganisaties vanaf 1 januari
2021 verplicht zijn relevante gegevens te maandelijks te delen met de Belastingdienst/Toeslagen,
zodat indien nodig de Belastingdienst/Toeslagen contact kan opnemen met de betreffende
burgers om de zijn gegevens met betrekking tot de toeslag eventueel aan te passen
om zo hoge terugvorderingen te voorkomen. Is de regering bereidt deze werkwijze te
monitoren om te bezien of deze werkwijze doelmatig is en de Kamer hierover periodiek
te informeren?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering nader toe te lichten of het naar voren
brengen van de zienswijze door belanghebbende al dan niet reeds uit de Algemene wet
bestuursrecht dan wel de algemene beginselen van behoorlijk bestuur voortvloeit?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een belanghebbende
mag reageren op een vast te stellen beschikking. Betekent dit dat de belanghebbende
contact kan opnemen naar aanleiding van de definitieve vaststelling, waarna de Belastingdienst
mogelijk een gewijzigde beschikking stuurt? Is deze mogelijkheid bedoeld als informeel
alternatief voor het in bezwaar gaan tegen de beschikking? Wat betekent dit naar voren
brengen van de zienswijze voor de bezwaartermijn? Op welke wijze wordt de belanghebbende
gewezen op de mogelijkheid van het naar voren brengen van zijn zienswijze?
De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de Belastingdienst vier keer per jaar
de inkomensgegevens gaat vergelijken met de door de burger opgegeven inkomensgegevens
en dat de burger, als daar aanleiding toe bestaat, op verschillen wordt geattendeerd.
Hoe vaak vergelijkt de Belastingdienst momenteel de inkomensgegevens? Op welk moment
attendeert de Belastingdienst niet alleen de burger, maar worden de inkomensgegevens
van de burger ook daadwerkelijk aangepast, zowel nu als na inwerkingtreding van onderhavig
wetsvoorstel? Worden burgers alleen geattendeerd bij aanzienlijke verschillen tussen
de bekende en ingevulde inkomensgegevens? Gaat de Belastingdienst alleen attenderen
bij een te laag opgegeven inkomen of ook bij een te hoog opgegeven inkomen? Want sommige
ouders vullen expres een iets hoger inkomen in om terugbetalingen te voorkomen. De
leden van de CDA-fractie merken hierbij ook op dat toeslaggerechtigden aan het eind
van het jaar bijvoorbeeld een mogelijke winstuitkering kunnen krijgen. Dan is het
wel zo praktisch om dat bij het schatten van het jaarinkomen al mee te nemen, maar
in de actuele inkomensgegevens is dat nog niet zichtbaar.
De leden van de fractie van D66 vragen wat de juridische status is van de zienswijze
van de ouder. Tevens vragen zij wat de plicht is van de Belastingdienst/Toeslagen
is inzake de zienswijze. Is dat gemotiveerd afwijken, in overweging nemen, en hoe
wordt dit dan overwogen? Wat is de status van de zienswijze wanneer de belastingplichtige
in beroep gaat, heeft het juridische waarde bij de rechter?
De leden van de fractie van D66 vragen hoe de mogelijkheid van het naar voren brengen
van een zienswijze door een belanghebbende er in de praktijk uit zien. Gaat het om
een afspraak bij de balie, een telefoongesprek, via de e-mail? Of zijn er meerdere
opties mogelijk?
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het belang en de urgentie van de-escalatie
door meer correspondentieruimte tussen de burger en de Belastingdienst voorafgaand
aan de definitieve schikking. Zij lezen dat de regering zich er bewust van is dat
dit enerzijds extra uitvoeringslasten en invorderingsrisico’s met zich meebrengt,
en anderzijds (doordat bezwaar en beroep voorkomen wordt) er een positief effect op
de capaciteit van de Belastingdienst is. Kan de regering een preciezer beeld schetsen
van de omvang van de verwachte risico’s en positieve effecten van deze de-escalatie
voor de Belastingdienst? Hebben voorgestelde wijzigingen naar verwachting een netto-positief
effect op de capaciteit van de Belastingdienst? Hoe beziet de regering in dat verband
de kritische kanttekening van de Raad van State op dit punt, die in het licht van
snelheid juist wijst op mogelijke capaciteitsrisico’s?
De leden van de SP-fractie vinden dit gedeelte in de memorie van toelichting te weinig
concreet. Wat bedoelt de regering met de zinsnede dat «de mogelijkheden om in gesprek
te gaan met de belanghebbende worden verruimd». Is kunnen reageren op een beschikking
voor een toekenning echt een verruiming in de ogen van de regering? Kan de regering
toelichten waarom dit nieuw is, waarom de huidige wet dit niet toelaat? De leden van
de SP-fractie stellen dat dit niet volgt uit de wet, maar vooral uit de gegroeide
praktijk van automatische beschikkingen en automatische toekenningen. In dit geautomatiseerde
proces – wat afhankelijk is van bij de Belastingdienst/Toeslagen beschikbare gegevens
– vervalt het kunnen inbrengen van belangrijke feiten en omstandigheden door de toeslagaanvrager.
De leden van de SP-fractie vinden het goed dat deze «verruiming» er komt, maar constateren
dat er bij de uitvoeringstoets wel is opgemerkt dat dit kwetsbaar is voor de uitvoering.
Kan de regering hier op ingaan?
De leden van de SP-fractie vragen wanneer er gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid
om voor de toekenning in gesprek te gaan. In welke situaties is dit gesprek voorzien?
In welke situaties niet?
De leden van de SP-fractie wijzen het opvragen van informatie bij derden en het vier
keer per jaar een automatische scan op basis van gegevens af, als dit leidt tot het
buitenspel zetten van degene die toeslag ontvangt. De leden van de SP-fractie vragen
zich af hoe proportioneel het is dat er ieder kwartaal een scan wordt gemaakt en er
maandelijks gegevens vereist worden van de kinderopvangorganisatie. Hoe voorkomt de
Belastingdienst/Toeslagen dat verschillende programma’s gegevens koppelen en interpreteren
die uiteindelijk geen relatie met elkaar hebben? Kan de regering aangeven met welke
technieken ieder kwartaal wordt gewerkt voor meer dan 600.000 gezinnen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of het contact opnemen met een belanghebbende
standaard wordt, of dat dit afhankelijk blijft van een goed oplettende of welwillende
behandelaar. Voorts vragen zij welke status eventueel overleg in deze fase heeft.
Worden bijvoorbeeld termijn opgeschoven, wordt overleg geadministreerd, en kan dit
leiden tot automatisch bezwaar? Via welke kanalen kan overleg plaatsvinden? Wanneer
wordt tot overleg overgegaan? Zijn toezeggingen van de behandelaar in deze fase bindend?
2.1.5. Aanvullende waarborgen ter verbetering van de rechtspositie bij informatieverplichtingen
De leden van de CDA-fractie missen een belangrijke maatregel in onderhavig wetsvoorstel,
namelijk dat toeslaggerechtigden vier weken krijgen om te voldoen aan een informatieverplichting
in plaats van twee weken, en zeker bij een al afgelopen toeslagjaar. Deze leden hebben
hier eerder reeds schriftelijk om gevraagd toen in de zomervakantie bleek dat de Belastingdienst
nog steeds van toeslaggerechtigden vroeg om strikt binnen twee weken bewijsstukken
aan te leveren. Dat is al een heel korte termijn, maar zeker in de vakantieperioden
wordt die termijn problematisch. De leden van de CDA-fractie zouden graag wettelijk
vastgelegd zien dat een burger altijd vier weken de tijd heeft voor het leveren van
informatie. Is de regering daartoe bereid?
Zij merken daarbij op dat het andersom immers ook vaak genoeg voorkomt dat toeslaggerechtigden
op de Belastingdienst moeten wachten, bij de afhandeling van het bezwaar soms zelfs
jaren. Kan de regering aangeven wat in een dergelijk geval van te lange bezwaarbehandeling
de rechten zijn van de toeslaggerechtigde?
Daarnaast merken de leden van de CDA-fractie op dat ook geldt dat de toeslaggerechtigde
soms ook zit te wachten op informatie van de Belastingdienst, bijvoorbeeld over wat
er allemaal in het dossier van de toeslaggerechtigde is opgenomen. Kan de regering
aangeven op welke wijze burgers nu hun dossier bij de Belastingdienst kunnen inzien?
De leden van de fractie van D66 vragen of de regering een inschatting kan geven in
hoeveel gevallen, of in welk aandeel van de gevallen, de Belastingdienst naar verwachting
zal kiezen voor een langere aanmaningstermijn. Zij vragen hoe ervoor wordt gezorgd
dat de communicatie, bijvoorbeeld in een brief met aanmaning, in begrijpelijk Nederlands
is opgeschreven? Betekent «een redelijkerwijs te vergen inspanning» en het «tijdig
en volledig informeren van de burger» ook dat de communicatie van de overheid goed
te begrijpen en leesbaar moet zijn? De leden van de fractie van D66 vragen of het
speciale schrijfteam, met onder andere adviseurs van Stichting Lezen en Schrijven,
dat nu wordt ingezet bij de hersteloperatie toeslagen ook van toegevoegde waarde is
voor de bredere communicatie van de Belastingdienst.
De leden van de fractie van D66 vragen wat nu concreet verandert door de aanvullende
waarborgen ter verbetering van de rechtspositie bij informatieverplichtingen. Zij
lezen dat een beschikking die wordt vastgesteld na het niet nakomen van informatieverplichtingen
bepaalde doelen kan dienen. Welke doelen zijn dit, naast het terugvorderen van toeslagen?
De leden van de fractie van D66 vragen wat een redelijkerwijs te vergen inspanning
omvat.
De leden van de SP-fractie vinden dat dit gedeelte van de memorie van toelichting
allesbehalve uitstraalt dat de werkwijze van de Belastingdienst/Toeslagen in de toekomst
een menselijke maat zal hanteren. Er wordt gesproken over de minimale aanmaningstermijn
bij het leveren van informatie van twee weken. Vindt de regering dat echt een reële
termijn? Is hier sprake van een menselijke maat? Heeft de regering enig idee hoeveel
stress een informatie-uitvraag op kan leveren en hoe mensen in de tijd praktisch in
de knoop kunnen komen met een termijn van twee weken? Is de regering bereid om te
allen tijde een termijn van minimaal zes weken te hanteren als het gaat om een verzoek
tot het verstrekken van informatie door een aanvrager van een toeslag? Erkent de regering
dat het vragen om «maatwerk» in de termijn altijd zal moeten komen van degene die
de aanmaning ontvangt?
De leden van de SP-fractie willen de regering erop wijzen dat de Belastingdienst/Toeslagen
in het verleden informatie heeft gevraagd aan mensen zonder aan te geven wat er nodig
was of miste. Erkent de regering dat dit beter moet en, zo ja, hoe gaat dit aangepast
worden? Want, het kúnnen aanleveren van de juiste gegevens is toch juist iets wat
vanuit behoorlijk bestuur mogelijk moet zijn? Voorts merken de leden van de SP-fractie
op dat veel informatie in het verleden verkeerd terecht kwam en geoordeeld werd dat
de betreffende persoon informatie «niet opgestuurd» zou hebben. Is al geregeld dat
dit in de toekomst niet meer kan voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat een veelvoorkomend probleem met de informatieverplichting
van belanghebbenden was dat er te hoge eisen werden gesteld aan bewijsvoering. Het
ontbreken van een handtekening, een dagtekening of het ontbreken van een formulier
in een reeks (bijvoorbeeld slechts elf maandelijkse facturen in plaats van twaalf)
was al voldoende om bewijs te weigeren. In hoeverre kan worden gezorgd dat bewijs
afdoende is als de juiste informatie redelijkerwijze naar boven is gekomen?
2.1.6. Aanvullende waarborg bij verzuimboete wegens niet nakomen informatieverplichting
De leden van de fractie van D66 vragen naar de budgettaire impact wanneer de eis om
een eigen bijdrage te betalen wordt afgeschaft. Is het afschaffen van deze eis overwogen
en wat waren de overwegingen waren dit niet te doen?
De leden van de SP-fractie merken op dat vele mensen in de toeslagenaffaire liever
een verzuimboete hadden gekregen voor het «niet aanleveren» van opgevraagde informatie,
dan de kwalificatie «opzet/grove schuld» (OGS). Het is een schandvlek voor de rechtsstaat
dat de Belastingdienst/Toeslagen mensen via deze kwalificatie tot fraudeur (en crimineel)
hebben gemaakt. Erkent de regering dit? Wat is de analyse hoe dit heeft kunnen gebeuren?
Waarom is hierover nog geen enkel excuus gemaakt? Waarom is meegegaan in de gedachte
van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen dat bij OGS de normale rechtsbescherming
zou zijn geboden aan mensen? De leden van de SP-fractie zijn nog altijd ontstemd dat
het opleggen van OGS in eerste aanleg van het maken van de «herstelregeling» totaal
gebagatelliseerd is en dat enkel het aandringen van de Kamer tot een mate van compensatie
heeft kunnen leiden. Erkent de regering dat het opleggen van OGS om te voorkomen dat
er gekozen moest worden voor het opleggen van een bewerkelijke verzuimboete een mate
van vooringenomenheid tot gevolg heeft gehad? Kan de regering haar antwoord toelichten?
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de rechtsbescherming bij het opleggen
van een verzuimboete geregeld is. Krijgt degene te weten waarom de verzuimboete is
opgelegd? Krijgt degene die een verzuimboete krijgt opgelegd te weten wát hij of zij
fout of niet heeft aangeleverd? Kan de regering er zorg voor dragen dat eenieder die
een verzuimboete krijgt, weet welke bezwaar- en beroepsmogelijkheden daartegen bestaan
en wanneer deze kunnen worden gebruikt? Krijgen mensen ook de mogelijkheid om de stukken
in te zien die als basis dienden om de verzuimboete op te leggen?
2.1.7. Verplichting tot informatieverstrekking voor derden
De leden van de VVD-fractie lezen dat, wat betreft de verplichting tot informatieverstrekking
voor derden, wordt voorgesteld om administratieplichtigen en verhuurders te verplichten
desgevraagd informatie aan de Belastingdienst/Toeslagen aan te leveren die van belang
is voor de uitvoering van toeslagen. Op welke manier wordt geborgd dat alleen die
informatie gevraagd wordt die nodig is bij het vaststellen van toeslagen? De Belastingdienst/Toeslagen
heeft de afgelopen periode te maken gehad met het bijhouden van informatie die niet
relevant was. Op welke manier wordt geborgd dat de uitvraag informatie past in de
privacywetgeving? En wat betekent deze uitvraag voor de administratieve lasten van
administratieplichtigen en verhuurders? In de memorie van toelichting lezen de leden
van de VVD-fractie dat het voor rekening van het bedrijfsleven komt. Wat doet deze
maatregel in de stapeling? Deelt de regering de opvatting dat een stapeling van kleine
bedragen uiteindelijk voor een ondernemer kan oplopen tot een fors bedrag?
De leden van de CDA-fractie zijn verbaasd over dit onderdeel van het wetsvoorstel.
Zij constateren dat de Belastingdienst nog niemand inzage heeft gegeven in de zwarte
lijsten, dat er nog veel openstaande Kamervragen over project 1043 met allerlei data
van personen zijn en dat de Belastingdienst ondertussen lagere regelgeving regelt
waarmee zij naar believen data kan opvragen.
De leden van de CDA-fractie zien hierin geen enkele afbakening en zijn dus niet van
nut en noodzaak van zo’n brede wetsbepaling overtuigd. Zij zouden zich kunnen voorstellen
dat zeer specifieke gegevens opgevraagd kunnen worden (zoals de urenstaten bij de
kinderopvang), maar dan moet ook voorzien worden in een wijze waarop ouders kunnen
controleren of de over hen aangeleverde data juist is. Zij verzoeken de regering dit
onderdeel van het wetsvoorstel te heroverwegen.
De leden van de fractie van D66 vragen hoe vaak de Belastingdienst naar verwachting
informatie zal opvragen bij administratieplichtigen, zoals kinderopvangcentra en gastouderbureaus,
en verhuurders.
De leden van de fractie van D66 vragen te bevestigen dat slechts enkel die informatie
door derden wordt opgevraagd en gedeeld, die nodig is voor het toezicht van de Belastingdienst/Toeslagen.
Zij vragen tevens hoe wordt voorkomen dat oneigenlijke informatie wordt opgevraagd
of gedeeld. Daarnaast vragen zij hoe wordt gecontroleerd dat deze informatie betrouwbaar
is. Tot slot vragen de leden van de fractie van D66 hoe vaak wordt verwacht dat informatie
spontaan door een derde wordt gedeeld met de Belastingdienst/Toeslagen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe geborgd gaat worden dat de uitgebreidere
grondslag voor informatieopvraging van de Belastingdienst enkel tot dienst heeft dat
de burger geholpen wordt doordat fouten in aanvragen van toeslagen voorkomen worden,
en niet leidt tot uitgebreidere bevoegdheden om de fraudecontrole op burgers enkel
uit te breiden en te intensiveren. Hoe gaat dit, met andere woorden, de lasten van
de burger verlichten en zonder dat dit het controleregime op haar handelen verzwaart?
De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de rechtvaardiging om derden te
verplichten tot het delen van gegevens van klanten van hen. Wanneer de rederering
is dat dit nodig is voor fraude-opsporing, dan vragen de leden van de SP-fractie in
hoeverre het proportioneel is om de gegevens van alle toeslaggerechtigden te laten
delen? Als het doel is om fouten in de aanvraag te voorkomen, dan vragen de leden
van de SP-fractie waarom dit de geëigende weg is. In eerdere Kamervragen van de leden
Kwint en Leijten (beiden SP) aan de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en van Financiën – Toeslagen en Douane, over de verplichte dataverstrekking van kinderopvangorganisaties
aan de Belastingdienst (ingezonden 13 augustus 2020; 2020Z14708) is gevraagd naar de proportionaliteit van het maandelijks delen van kinderopvanggegevens
met de Belastingdienst/Toeslagen. Waarom zijn die vragen na twee maanden nog niet
beantwoord (op 8 september 2020 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
een uitstelbericht gezonden)?
De leden van de SP-fractie constateren dat de verdragsrechtelijke vragen die zij stellen
over het verplicht delen kennelijk ingewikkeld zijn en nooit eerder betrokken zijn
bij de maatregel. Zij vinden met de kennis van nu – na de verkregen inzichten van
databeheer van Belastingdienst/Toeslagen, maar voornamelijk over het toepassen van
risicoselectie en risicomodellen door die dienst – dat het voorledig doorslaat om
omwille van «efficiëntie» dan wel «fraude-opsporing» een foute afslag te nemen. Er
wordt ongericht een enorme set aan data verzameld over kinderen en hun ouders en vervolgens
in modellen verwerkt waarvan vriend en vijand zeggen dat ze vooringenomen kunnen zijn.
Dit is niet subsidiair en daarom vinden de leden van de SP-fractie dat we deze ingeslagen
weg moeten verlaten.
De leden van de SP-fractie zien dat de Autoriteit Persoonsgegevens ook wijst op de
inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen, de Grondwet en diverse verdragen.
Zij vragen om de noodzaak beter toe te lichten en de leden van de SP-fractie zien
geen enkele poging daartoe in de memorie van toelichting. Er wordt verwezen naar de
pagina’s zes en elf, maar de leden van de SP-fractie kunnen het daar niet vinden.
De leden van de SP-fractie constateren dat de aanname bij het verder toepassen van
de voorgestelde werkwijze rond derden-verstrekking is dat de Belastingdienst op dat
punt nu adequaat functioneert. Die aanname is onrealistisch, zo merken de leden van
de SP-fractie op, nu hen uit het veld concrete signalen bereiken dat de Belastingdienst
bij derden-onderzoeken weigert haar verzoek passend te motiveren en vrij snel gaat
dreigen met strafrechtelijke maatregelen als er niet wordt meegewerkt. Is dit wat
bedoeld wordt met de frase: «Met dit voorstel kunnen daarnaast derden worden verplicht
spontaan informatie te leveren»?
Daarbij, zo merken de leden van de SP-fractie voorts op, wordt momenteel door middel
van een standaardfolder aan betrokken derden partijen een geheimhoudingsverplichting
voorgehouden, waaraan echter de juridische basis juridisch, aldus deskundigen1 ontbreekt. Kan de regering toelichten waarom geheimhouding nodig zou zijn als het
doel is om het de burger makkelijk te maken? Ligt dan niet veeleer voor de hand dat
een afschrift van de informatievoorziening ook aan de burger wordt gestuurd? Of is
de feitelijkheid dat niet zozeer gemak, maar fraudecontrole de hoofddoelstelling is.
Graag ontvangen de leden van de SP-fractie duidelijkheid over de afwegingen die hierbij
zijn gemaakt.
De leden van de SP-fractie vragen de regering inzicht te geven in het functioneren
van het proces rond informatieverstrekking rond derden en de derden-onderzoeken die
door de Belastingdienst worden uitgevoerd. Hoeveel onderzoeken betreft het op jaarbasis,
hoeveel klachten zijn er hierover bij de dienst, respectievelijk haar functionaris
voor de gegevensbescherming, ingediend en wat zijn de resultaten van reviews en formele
audits rond de administratieve organisatie en controle van dit proces. Is aannemelijk
dat het uitbouwen en benutten van die administratieve processen voor een veel breder
bereik aansluit op de capaciteiten van de dienst?
De leden van de SP-fractie wijzen er ten principale op dat door het gebruikmaken van
algemene maatregelen van bestuur een delegatiestructuur ontstaat die onbepaald is
en neerkomt op een blanco cheque voor de overheid. Die figuur maakt de reikwijdte
van de informatieverplichting onbeperkt en onbegrensd, hetgeen een inbreuk is op de
grondrechten van de burgers. Daarbij wordt heel specifiek ook gevraagd naar feitelijk
uitgevoerde financiële transacties als onderdeel van een grote controlesystematiek.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij het ermee eens is dat daarmee
sprake is surveillancemaatregelen die verregaand ingrijpen in de levenssfeer van de
burgers. Wetenschappelijk onderzoek en recente uitspraken van het Hof van Justitie
wijzen erop dat overwegingen van efficiëntie of optimalisering onvoldoende basis vormen
hiervoor.2 Wil de regering nader ingaan op de proportionaliteitsdiscussie en de grondrechten
die hier aan de orde zijn?
De leden van de SP-fractie vinden dit gedeelte van het wetsvoorstel om de eerder omschreven
argumenten disproportioneel en in strijd met Europese verdrag van de Rechten van de
Mens en vinden dat dit uit de wet moet worden gehaald. Het advies van de Autoriteit
Persoonsgegevens lijkt ook die richting uit te wijzen. Is de regering daartoe bereid?
Zo niet, dan zullen de leden van de SP-fractie daartoe een voorstel doen, zo merken
zij op.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat spontane informatieverstrekking door een derde
aan de Belastingdienst in de praktijk inhoudt. Kan dit gebeuren zonder medeweten van
de belanghebbende? Hoe versterkt dit de rechts- en bewijspositie van belanghebbenden?
Hoe wordt voorkomen dat belanghebbenden speelbal worden van iets waar zij geen invloed
op hebben?
2.1.8. Een uitgebreidere motivering in een boeterapport en het geven van een zienswijze
bij oplegging vergrijpboete
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat bedoeld wordt met een uitgebreidere
motivering. Wat voor motivering dient er te worden opgenomen bij boetes van een lager
bedrag dan de genoemde grens van 340 euro?
De leden van de fractie van D66 vragen om een voorbeeld van hoe een uitgebreidere
motivering in een dergelijk boeterapport eruit kan zien. De leden van de fractie van
D66 vagen of het boeterapport ook onderdeel wordt van de stukken die de rechter te
zien krijgt wanneer er sprake is van beroep.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om te bevestigen dat bij een
bericht over een mogelijke vergrijpboete de desbetreffende belanghebbende expliciet
en helder gewezen wordt op de verschillende mogelijkheden die er zijn tot het inwinnen
van rechtsbijstand. Hoe zal hier invulling aan gegeven worden?
De leden van de SP-fractie merken op dat zij over de korte toelichting ook kort zijn:
wat bedoelt de regering met «een redelijke termijn»? Hoe wordt gewaarborgd dat een
persoon die een vergrijpboete opgelegd krijgt, weet waarom? Krijgen mensen inzage
in de op de vergrijpboete betrekking hebbende stukken?
2.1.9. Kwijtschelding op termijn
De leden van de VVD-fractie vragen naar het te verwachten tijdpad rond het kwijtschelden
van schulden.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering aangeeft dat het inrichten
van een proces voor kwijtschelden momenteel te grote complexiteitsgevolgen en te grote
risico’s op procesverstoringen voor de uitvoering met zich brengt. Kan de regering
nader toelichten welke complexiteitsgevolgen en procesverstoringen een belemmering
vormen?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om aan te geven of zij heeft onderzocht
of de maatregel van matiging van schulden ingezet kan worden om in de praktijk feitelijk
de door de regering gewenste kwijtschelding te realiseren.
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat er een mogelijkheid gecreëerd
wordt om in de toekomst toeslagschulden kunnen worden kwijtgescholden. Zij begrijpen
echter niet zo goed waarom dit de komende jaren onuitvoerbaar is voor de Belastingdienst.
Momenteel gebeurt het toch ook al dat incidenteel toeslagschulden worden kwijtgescholden?
De leden van de fractie van D66 vragen om een nadere toelichting waarom het kwijtschelden
van schulden de komende jaren onuitvoerbaar is. Wat voor onderzoek is er gedaan? Is
er bijvoorbeeld een uitvoeringstoets uitgevoerd? Per wanneer zal de voorgestelde kwijtscheldingsmogelijkheid
wel in werking kunnen treden? Is dat naar verwachting binnen drie jaar, vijf jaar
of tien jaar? Brengt de mogelijkheid om schulden kwijt te schelden juist ook niet
voordelen voor de uitvoering en de handhaving met zich mee? Om hoeveel ouders gaat
het op wie het kwijtschelden betrekking heeft?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke stappen er de komende tijd gezet worden
om kwijtschelding op termijn mogelijk te maken en vragen. En zal de Kamer hierover
periodiek geïnformeerd worden?
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld dat kwijtschelding alleen op termijn
kan. Wat is de inhoudelijke reden dat het nu niet kan? De leden begrijpen uit de uitvoeringstoets
dat het voor 2023 niet kan, maar begrijpen niet waarom. Welke complexiteitsrisico’s
zijn er precies? Kan de regering dit duidelijker uiteenzetten? Welke processen lopen
in de soep als er kwijtschelding mogelijk wordt gemaakt?
De leden van de SP-fractie willen dit graag goed weten en begrijpen omdat zij in de
dagelijkse praktijk zien dat het feit dat de Belastingdienst/Toeslagen als schuldeiser
niet of nauwelijks meewerkt of mee wil werken aan het saneren van schulden als mensen
een schuldhulpverleningstraject (dan wel minnelijk, dan wel wettelijk) in gaan. Doordat
de Belastingdienst/Toeslagen hieraan niet wil meewerken, komen mensen ook niet van
andere schuldeisers af en kunnen zij niet werken aan een schuldenvrije toekomst. De
leden van de SP-fractie wijzen de regering erop dat de wethouder van Dordrecht zegt
dat «de Belastingdienst de sloopkogel van kwetsbaar Nederland is». Kan de regering
daarop reageren? Waarom stelt de Belastingdienst (en Belastingdienst/Toeslagen) zich
tot op heden zo hardvochtig op?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een uiterste inspanning te doen om
toch kwijtschelding mogelijk te maken. Wellicht kan het op een wijze van discretionaire
bevoegdheid? De leden vragen de regering hier uitgebreid op in te gaan.
2.2 Het voorkomen van schrijnende situaties door toeslagpartnerschap
De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven welke overwegingen
voor de regering van doorslaggevende betekenis zijn geweest om nogmaals een afwijkend
partnerbegrip te introduceren in de inkomensafhankelijke regelingen ten opzichte van
het partnerbegrip in de inkomstenbelasting. Heeft de regering in dit kader onderzocht
of een afwijkend partnerbegrip niet mogelijk ook schrijnende situaties kan opleveren?
De leden van de fractie van D66 vragen wanneer het onderzoek naar het partnerbegrip
in het fiscale domein, toeslagenstelsel en de sociale zekerheid zal worden gestart.
Wil de regering zich ervoor inspannen dit onderzoek af te ronden voor de kabinetsformatie,
zodat een nieuw kabinet hier rekening mee kan houden bij het vormen van nieuw beleid?
De leden van de fractie van D66 lezen dat onbekendheid van burgers met mogelijkheden
in bestaand beleid kunnen leiden tot (blijvende) schrijnende situaties. Deze leden
vragen daarom wat de regering wil doen om ervoor te zorgen dat burgers hier meer mee
bekend raken. Deze leden vragen of bij uitvoeringsorganisaties van de overheid, gezien
de toename in de complexiteit voor de burger door minder samenhang en minder transparantie
over de toepassing van het partnerbegrip in verschillende regelingen, ook meer begrip
ontstaat als mensen onbedoeld fouten maken ten aanzien van het partnerbegrip.
De leden van de fractie van D66 merken op dat de Raad van State heeft aangegeven dat
niets is geregeld voor situaties waarbij gedurende het jaar personen ophouden toeslagpartner
te zijn. Deze leden vragen daarom waarom niet ook niet deze mensen in aanmerking komen
slechts een deel van het jaar toeslagpartner te zijn.
2.2.1 Schrijnende situaties door toeslagenpartnerschap
De leden van de VVD-fractie delen de mening dat schrijnende situaties door toeslagpartnerschap
moeten worden voorkomen. Door omstandigheden als de geboorte van een kind of de opname
van een van beide in het verpleeghuis zullen naar verwachting niet langer leiden tot
zorgelijke en schrijnende situaties rond toeslagenpartnerschap. De leden van de VVD-fractie
willen benadrukken dat sommige andere levensgebeurtenissen ook gevolgen kunnen hebben
voor de toeslagen. Zij doelen op onder andere afgestudeerden die halverwege het jaar
een baan krijgen. Niet of te laat hun zorg-/huurtoeslag opzeggen en een jaar later
worden geconfronteerd met het moeten terugbetalen van (een deel van) de ontvangen
toeslagen. Herkent de regering voorgenoemde situatie? Erkent zij dat ook voor dit
soort situaties een oplossing moet komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de regering
bijvoorbeeld pas afgestudeerden een brief sturen met de gevolgen van een baan voor
eventuele toeslagen?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de voorgestelde wijzigingen in het
partnerbegrip overeenkomen met het gehanteerde partnerbegrip in het pensioenstelsel.
Komt dit overeen met elkaar? Zo ja, dan ontvangen de leden van de VVD-fractie graag
een toelichting. Zo nee, waarom niet? Wat zegt dit over de duidelijkheid en wat vraagt
een verschil in begrip van het doenvermogen van de Nederlander?
De leden van de CDA-fractie zijn zeer blij dat de regering eindelijk een oplossing
biedt voor gehuwde partners, waarvan er een wordt opgenomen in een verzorgings- of
verpleeghuis.
De leden van de CDA-fractie vragen welke situatie wordt opgelost met de bepaling dat
niet alleen een onderlinge zakelijke huurovereenkomst, maar ook een zakelijke huurovereenkomst
van twee personen met een derde, de mogelijkheid geeft tot een uitzondering van het
partnerbegrip. Is het bij de huurtoeslag niet nogal gebruikelijk dat twee personen
met een derde een zakelijke huurovereenkomst afsluiten? Dat is immers de gelegenheid
waarvoor de huurtoeslag wordt toegekend?
De leden van de CDA-fractie vinden het een grote verbetering dat het partnerschap
voor de toeslagen niet langer met terugwerkende kracht gaat ontstaan. Geldt dit voor
alle toeslagen?
De leden van de SP-fractie vinden dit hoofdstuk een flagrante schending van toezeggingen
aan de Kamer en vinden dat de regering dit moet rechtzetten. Zij zetten hieronder
uiteen waarom.
De leden van de SP-fractie zijn ontstemd over het feit dat dit gedeelte van de wet
pas per 2022 in kan gaan, zo blijkt uit de uitvoeringstoets, maar dat dit niet gemeld
wordt in de memorie van toelichting. Waarom is daarvoor gekozen? Is het mogelijk om
een uitzondering te maken voor het jaar 2021, omdat mensen echt wachten op het moment
dat ze wel recht op kinderopvangtoeslag krijgen. De leden van de SP-fractie willen
graag een overgangsregeling. Kan de regering daarop ingaan?
De leden van de SP-fractie missen in dit wetsartikel dat ook voor werkende mensen
met partner met een dwarslaesie, spierziekte en psychische aandoening ook recht op
kinderopvangtoeslag komt. En dat is in november 2019 wel toegezegd door de toenmalige
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid3. Hoe gaat de regering dit herstellen?
Voorts wijzen de leden van de SP-fractie erop dat in de situatie dat een partner ongeneeslijk
ziek is en niet meer werkt, ook het recht op kinderopvangtoeslag kan vervallen. De
toenmalige Staatssecretaris van SZW verwees deze mensen naar de gemeente voor een
sociaal medische indicatie (smi), maar daarvan is het niet zeker of die die ook verschaft.
Er zou onderzoek worden gedaan naar het toekennen van smi’s, is dat inmiddels gereed?
Er is gezegd «het kan niet de bedoeling zijn», wat is die uitspraak waard geweest?
De leden van de SP-fractie vinden het echt stuitend dat in de wet enkel opname in
het verpleeg- of verzorgingshuis is opgenomen. Er is toegezegd dat het zou gaan om
mensen met een indicatie voor de Wet langdurige zorg (Wlz). De leden wijzen erop dat
op 5 november 2019 tijdens het mondelinge vragenuur op deze wijze is geredeneerd.
Dit zou betekenen dat ook partners die thuis wonen met een indicatie voor dagbesteding
via de Wlz ook als «afwezig» zouden moeten worden bestempeld. Tot nu toe redeneert
de Belastingdienst/Toeslagen dat het hebben van dagbesteding geen werk is en daardoor
komt de partner van iemand met een Wlz indicatie dus thuis te zitten. De leden van
de SP-fractie vinden het onverklaarbaar dat als de Staatssecretaris van Sociale Zaken
iets toezegt dit dan niet in de wet terecht komt.
2.2.2 Onverzekerdheid partner
De leden van de fractie van D66 vragen wat de mogelijkheden zijn om de zorgtoeslag
direct uit te betalen aan de zorgverzekeraar in plaats van aan de zorgverzekerde.
3. Uitvoerings- en handhavingsaspecten
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Belastingdienst signaleert dat diverse
maatregelen zeer ingrijpend zijn en dat risico bestaat op procesverstoringen en incidenteel
de nodige inzet van extra fte’s vergt. Welke stappen kan de regering nemen om de door
de Belastingdienst gesignaleerde gevolgen van de maatregelen zo veel mogelijk te mitigeren?
De leden van de CDA-fractie vragen naar de reden van de structurele uitvoeringskosten
voor de maatregel om geen kleine terugvorderingen meer te innen.
In de uitvoeringstoets signaleert de Belastingdienst dat een partner na ontslag uit
een verpleeghuis niet altijd in staat is voor de kinderen te zorgen. De leden van
de CDA-fractie vragen of dit betekent dat de partner dan na ontslag alsnog de kinderopvangtoeslag
kwijtraakt of dat er maatwerk mogelijk is in dergelijke situaties.
De leden van de fractie van D66 vragen op welke wijze voordelen voor de uitvoering,
zoals de mogelijkheid dat bezwaar en beroep in een bepaalde mate wordt voorkomen door
eerder in dialoog te gaan met burgers, wordt meegenomen in het overzicht van uitvoeringskosten.
De leden van de fractie van D66 constateren dat deze voorgestelde aanpassingen veel
vragen van de Belastingdienst wat betreft uitvoerbaarheid. Wat is de verandercapaciteit
is van de Belastingdienst wanneer op termijn wordt overgegaan naar een nieuw stelsel?
In welke mate zullen beleidskeuzes worden beïnvloed door de uitvoeringsbeperkingen
bij de Belastingdienst en kan daar nu al meer inzicht in worden gegeven? Kan ook worden
ingegaan op de vraag hoe een nieuw stelsel juist kan bijdragen aan een betere uitvoerbaarheid?
De leden van de GroenLinks-fractie uiten hun zorgen over de kanttekeningen die de
Raad van State plaatst bij de intensiveringen die voor de Belastingdienst zelf begroot
zijn als gevolg van de inzet op een menselijke maat. Zij wijzen erop dat er niet enkel
sprake is van een afruil tussen meer risico’s enerzijds en de beoogde voordelen anderzijds,
maar dat het van groot belang is dat de regering zelf de juiste randvoorwaarden voor
de Belastingdienst schept om de onderhavige wijzigingen operationeel door te kunnen
voeren. Zij vragen de regering daarom te reflecteren op de kritische houding van de
Raad van State op dit punt en het begrootte bedrag aan intensiveringen voor de Belastingdienst
zelf explicieter te onderbouwen, gegeven die kritische houding.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering naar de mate waarin een mogelijke
toename van complexiteit van rechtszaken de capaciteitswinst die door de Belastingdienst
zelf behaald wordt door een afnemend aantal zaken tenietdoet.
De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op het feit dat de kosten van de
codificatie zo hoog zijn. Voorts vragen de leden een toelichting waarom de kosten
op de begroting van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) terecht komen?
De leden van de SP-fractie wijzen de regering erop dat beloofd was dat deze organisatie
er zou zijn voor het compenseren en herstellen van gedupeerden in de toeslagenaffaire.
Waarom kiest de regering ervoor om deze toch al zwaar belaste uitvoeringsorganisatie
ook deze taak in de schoenen te schuiven? Kan de regering aangeven waarom UHT en niet
het onderdeel Toeslagen deze kosten voor rekening neemt?
4. Gevolgen voor de regeldruk
–
5. Budgettaire aspecten
De leden van de CDA-fractie vragen welk deel van de kosten voor de aanpassingen in
het partnerbegrip komt door het niet meer met terugwerkende kracht aanmerken van partners.
Kan de regering daarbij aangeven hoe groot de budgettaire effecten zijn voor de verschillende
toeslagen apart?
De leden van de fractie van 50PLUS vragen vanaf welk moment de door de regering in
memorie van toelichting genoemde «complexiteitsreductie» ook tot kostenbesparingen
voor de uitvoering leidt. Kan de burger rekenen op besparingen in de vorm van tijd
en inspanning en kan dit gekwantificeerd worden?
6. Gevolgen voor het Europese recht, staatssteun en grondrechten
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering van mening is dat er geen Europeesrechtelijke
aspecten zijn aan het verplicht delen van data met de Belastingdienst door derden?
Kan de regering hierop een toelichting geven?
De leden van de SP-fractie zijn hogelijk verbaasd dat er geen gevolgen zijn voor het
EU-recht aangaande het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, voornamelijk op
de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en privacy.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om het onderdeel van de wet dat ziet
op de verplichte gegevensdeling voor te leggen aan privacy-juristen, ook gezien het
harde oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens.
7. Doenvermogen
De leden van de fractie van D66 verwelkomen dat de regering in dit wetsvoorstel uitvoerig
ingaat op de gevolgen van deze maatregelen voor het doenvermogen en dat de oplossingsrichtingen
zijn voorgelegd aan sociaal-maatschappelijke organisaties die hier veel kennis over
hebben. Zij vragen of deze sociaal-maatschappelijke organisaties nog verbeterpunten
hebben aangedragen die niet zijn overgenomen. De leden van de fractie van D66 constateren
daarbij overigens wel dat er ter consultatie van de wetgeving niet direct met de burgers
gesproken. Waarom is niet ook met ouders en toeslaggerechtigden zelf in gesprek gegaan?
De leden van de fractie van D66 vinden het belangrijk dat het burgerperspectief in
ogenschouw wordt genomen en vragen of er niet plan van aanpak moet komen voor alle
uitvoeringsorganisaties van het Rijk
De leden van de SP-fractie hebben goede nota genomen van de opmerkingen van de Adviescollege
Toetsing Regeldruk dat er niet met de burgers is gesproken over dit wetsvoorstel.
Wat zijn de overwegingen geweest van de regering om dat bij dit voorstel niet te doen?
Wat wordt er nu precies verwacht van burgers en bedrijven bij dit wetsvoorstel?
Kan de regering uitleggen wat precies bedoeld wordt met de formulering: «Met dit wetsvoorstel
kunnen daarnaast derden worden verplicht om spontaan gegevens te leveren». Wordt gedoeld
op het naar eigen inzicht vrijwillig kunnen aanleveren van gegevens, als een soort
informatie of tiplijn? Of wordt bedoeld dat op regelmatige tijdstippen de volledige
betalingsgegevens van opvangverleners en betrokkenen in de kindertoeslagketen spontaan
– dus zonder voorafgaand daartoe strekkend specifiek informatieverzoek van de overheid
– worden aangeleverd?
De leden van de SP-fractie vragen wat de regering voorstelt dat een burger moet doen
als hij zijn kinderopvangorganisatie opdracht wil geven om, onder zijn Europese grondrechten,
geen ongeoorloofde derden-verstrekking te doen aan de belastingdienst. De nu bekende
signalen zijn dat de kinderopvangorganisaties onder verwijzing naar de lagere regelgeving
nul op het rekest geven. Waarom is niet voorzien in een opt-out voor burgers die hun grondrechten wensen te behouden? Hoe verwacht de regering praktisch
gezien dat kinderopvangorganisaties de burger informeren?
8. Verwerking van persoonsgegevens
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de gegevensbeschermingseffectbeoordeling
aan de Kamer kan doen toekomen die voor deze wet wordt uitgevoerd.
De leden van de SP-fractie merken op dat, doordat de regering de toelichting op de
noodzaak van het delen van persoonsgegevens op een grote schaal verwerkt in de artikelsgewijze
toelichting, het onbevredigend is. Voor het overige wordt verwezen naar de eerdere
vragen onder 2.1.7, 6. en 7.
9. Artikel 3.1 Comptabiliteitswet
–
10. Advies en consultatie
–
11. Evaluatieparagraaf
–
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel II
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in de toelichting aangeeft
dat verduidelijkt wordt dat de ouder de kosten voor kinderopvang daadwerkelijk betaald
moet hebben om aanspraak te kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Zij vragen de regering
waarom dat verduidelijkt moest worden. Er bestaat toch helemaal geen twijfel over
dat ouders die geen kosten gemaakt hebben voor kinderopvang geen recht hebben op kinderopvangtoeslag?
De leden van de CDA-fractie merken ook hier op dat de formulering van de regering
ook zo gelezen zou kunnen worden dat de alles-of-nietsbenadering juist wordt ingevoerd;
want het lijkt alsof er staat dat ouders eerst de gehele kosten van kinderopvang moeten
betalen en dat vervolgens een aanspraak op kinderopvangtoeslag ontstaat.
Verder geeft de regering aan dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag
kan vaststellen naar rato van de kosten die de ouder daadwerkelijk heeft betaald.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering vanwege de hier gebruikte formulering
of sprake is van een kan-bepaling. Is het aan de inspecteur om te bepalen of er naar
rato of geheel wordt teruggevorderd?
Artikel VI, onderdeel J
De leden van de SP-fractie vinden het opmerkelijk dat de regering de maatregel dat
administratieplichtigen gevraagd kunnen worden om informatie aan te leveren bij de
artikelsgewijze toelichting zo uitgebreid wordt toegelicht. De leden van de SP-fractie
hadden de toelichting in het algemene gedeelte van de memorie van toelichting meer
op zijn plaats gevonden. En wel om de reden dat uit de toelichting blijkt dat het
hier uitdrukkelijk gaat om een manier om fraude op te sporen. En de leden van de SP-fractie
vinden de uitvraag van informatie disproportioneel omdat er andere manieren zijn om
tot informatie over de opvanguren van kinderen te komen teneinde te onderzoeken of
de kinderopvangtoeslag rechtmatig verstrekt is.
De regering voert aan dat uit onderzoeken naar het «doenvermogen» van mensen is gebleken
dat de regeling ingewikkeld is. Dat erkennen de leden van de SP-fractie. De vraag
is of het daarom gerechtvaardigd is dat de Belastingdienst/Toeslagen op grote schaal
informatie kan opvragen van mensen die van kinderopvang gebruik maken. Het antwoord
luidt ontkennend. Gerichte uitvraag van informatie hoort bij twijfel bij de toeslaggerechtigde
te gebeuren. Dat dit in het verleden fout ging, lag vaak niet aan degene die informatie
aanleverde, maar juist aan de verwerking bij de Belastingdienst/Toeslagen. Erkent
de regering dit? Kan zij het antwoord toelichten?
De leden van de SP-fractie vragen zich af of de regering heeft afgewogen dat het verwerken
van gegevens in algoritmes risico’s meebrengt? Kan zij het antwoord toelichten?
De leden van de SP-fractie vragen hoe vaak er een verzoek om het (verplicht) leveren
van informatie door derden heeft geleid tot een succesvolle afronding van een fraudezaak.
Hoe wordt er omgesprongen met de Algemene verordening gegevensbescherming in zo een
gegevens uitvraag?
De leden van de SP-fractie vragen welke risico’s de regering ziet dat er op basis
van foutief aangeleverde informatie door derden besluiten worden genomen aangaande
het recht op kinderopvangtoeslag. Op welke wijze gaat de Belastingdienst/Toeslagen
in zo een situatie de rechtsbescherming van de toeslagaanvrager waarborgen? Zal zij
te allen tijde de geleverde informatie waarop zij haar bevindingen baseert zal openbaren
aan de toeslaggerechtigde? De leden van de SP-fractie horen graag een uitgebreide
toelichting op deze vragen.
Tot slot vinden de leden van de SP-fractie dat de regering drogredenen aanvoert voor
deze grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van mensen en het eerbiedigen van
hun privacy. De regering zegt dat, ómdat het doenvermogen laag is én omdat het de
menselijke maat zou dienen, voortaan derden gevraagd zal worden om gegevens. Wat als
iemand tegen de kinderopvangorganisatie zegt dat gegevens niet gedeeld mogen worden?
Wie heeft dan het recht op de persoonsgegevens?
BIJLAGE Uitvoeringstoetsen
–
BIJLAGE Advies ATR
–
BIJLAGE Advies AP
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij zowel de Autoriteit Persoonsgegevens
als de Kamer niet uitlegt waarom het noodzakelijk is de gegevensdeling te verplichten.
Waarom legt de regering naast zich neer dat dit een inbreuk is op de persoonlijke
levenssfeer, de Grondwet en verdragen?
BIJLAGE Advies RvS
–
OVERIG
De leden van de VVD-fractie menen dat, als we echt toe willen naar een menselijk systeem,
we dan voortdurend het toeslagenstelsel zullen moeten verbeteren. Zij vragen dus ook
welke verbeteringen buiten dit wetsvoorstel de regering voornemens is door te voeren.
Zij vragen ook op welke manier deze vereenvoudiging tegemoet komt aan de vraag van
het lid Lodders (VVD) om de rechten van de belastingbetalers te versterken (Aanhangsel
van de Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2682). Graag ontvangen zij van de regering een uitgebreide toelichting op dit punt.
De leden van de VVD-fractie zijn een voorstander van de voorgestelde vereenvoudiging.
De leden vragen tegelijkertijd of er voor uitvoeringsorganisaties voldoende mogelijkheden
overblijven om mensen die willens en wetens frauderen aan te pakken. Kan de regering
hier een toelichting op geven?
De leden van de VVD-fractie vragen in algemene zin op alle onderdelen van het Belastingplan
2021 afzonderlijk een overzicht van de gevolgen van het Belastingplan voor de verschillende
uitvoeringsorganisaties: welke taken krijgen deze organisaties erbij? Op basis van
welke beoordeling is duidelijk geworden dat dit zonder gevolgen een extra taak kan
zijn voor de betreffende uitvoeringsorganisatie? Hebben de uitvoeringsorganisaties
meegekeken naar het ontwerp en de specifieke uitvoering van de regeling? Zo ja, waar
blijkt dit uit? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan reageren op de vragen en de
opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB).
NOTA VAN WIJZIGING
1. Algemeen
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota van wijziging op onderhavig
wetsvoorstel. Deze leden achten het positief dat er een oplossing is gevonden voor
het probleem dat een van beide partners een vrijheidsbenemende straf uitzit. Het is
zeer onwenselijk dat een ouder met een partner die naar de gevangenis moet, stopt
met werken dan wel schulden opbouwt, omdat de ouder de gehele kosten van de kinderopvang
zelf moet dragen.
1.1 Uitzondering arbeidseis
De leden van de CDA-fractie begrijpen, gezien het doel van de versoepeling van de
arbeidseis, niet waarom gekozen is voor een termijn van een jaar. Dat betekent dat
een ouder met een partner die veroordeeld is tot een jaar gevangenisstraf gedurende
de periode van die straf alle kosten van de kinderopvang nog steeds zelf moet betalen.
De regering geeft aan dat omdat de partner die in detentie zit geen arbeid verricht,
hij of zij wettelijk verondersteld wordt voor het kind te kunnen zorgen, maar dat
een ouder die gedetineerd is daar niet toe in staat is.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom dit alleen het geval zou zijn
als de ouder of de partner veroordeeld is tot een straf van meer dan een jaar. Ook
de partner die veroordeeld is tot een gevangenisstraf van een jaar of korter kan nog
steeds niet vanuit de gevangenis de zorg voor de kinderen op zich nemen. Bij een zeer
korte gevangenisstraf kan de andere ouder nog verlofuren inzetten en is het effect
op het jaarlijkse recht op kinderopvangtoeslag mogelijk beperkt. Is de regering bereid
om de grens te verlagen tot langer dan een maand, of hooguit twee maanden? Heeft de
regering ook overwogen om een onderscheid te maken tussen detentie in een zeer open
instelling waar overdag nog gewerkt kan worden en de gewone detentie waarbij niet
gewerkt kan worden?
De motivering dat de grens van een jaar aansluit bij de reeds bestaande uitzondering
voor de huurtoeslag achten de leden van de CDA-fractie niet overtuigend. De uitzondering
in de huurtoeslag is immers bepalend voor de hoogte van het inkomen, maar bij de kinderopvangtoeslag
gaat het niet om de hoogte van het inkomen, maar om de arbeidseis.
De leden van de fractie van D66 vragen waarom niet alle voorgestelde aanpassingen
van het rapport «toeslagpartners tegen wil en dank» (een alleenstaande ouder die (tijdelijk)
inwoont bij familie of vrienden, een van de partners die in een verpleeghuis of instelling
is opgenomen, een van de partners die in het buitenland woont) zijn opgenomen in dit
wetsvoorstel. De leden van de fractie van D66 vragen hoe de regelgeving uitwerkt wanneer
een van de toeslagpartners chronisch ziek is. Zij vragen waarom pas bij een jaar in
detentie de toeslagpartner buiten beschouwing wordt gelaten, terwijl deze wet juist
ook regelt dat partners als toeslagpartners worden aangemerkt voor een deel van het
jaar. Anders gezegd: waarom geldt de regelgeving niet voor partners waarvan een van
de partners voor elf maanden in detentie zit? Werkt dan ook niet de regelgeving hard
uit?
De leden van de fractie van D66 vragen wat de stand van zaken is van de Verzamelwet
kinderopvang.
De leden van de fractie van D66 vragen naar voorbeelden waarbij terugvordering onredelijk,
onbillijk of onevenredig wordt geacht.
De leden van de SP-fractie zien dat er een uitzondering op de arbeidseis wordt opgenomen
in de wet kinderopvang, artikel 1.6. Zij vragen zich af hoe dit zich verhoudt tot
het oorspronkelijke voorstel dat juist in de Awir wijzigt dat opname in een verpleeghuis
betekent dat iemand niet meer als partner wordt aangemerkt?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat er een «Verzamelwet Kinderopvang» zal worden
ingediend, waarbij zal worden ingegaan op de situatie van iemand met een partner die
een Wlz-indicatie voor 24-uurs zorg. De leden van de SP-fractie vragen de regering
om een heldere wet. Waar wordt wat nu precies gewijzigd om te regelen dat een «afwezige»
partner niet meetelt in de beoordeling om recht op kinderopvangtoeslag te krijgen?
Voorts hebben de leden van de SP-fractie bedenkingen bij de aanvulling om mensen met
een partner in de gevangenis toe te voegen op het punt van minimaal een jaar. Waarom
wordt daarvoor gekozen? De leden van de SP-fractie wijzen erop dat als iemand werk
verliest er nog drie maanden recht op kinderopvangtoeslag bestaat. Volgens de SP-leden
zou het logisch zijn als behoud van het recht op kinderopvangtoeslag geldt in situaties
dat de partner voor langer dan drie maanden in detentie zit.
De leden van de SP-fractie zien dat de regering redeneert dat de bedoeling van de
kinderopvangtoeslag is dat een ouder werk en de zorg voor kinderen kan combineren.
Zij vinden het daarom onverklaarbaar dat de regering toch niet kiest om dit te laten
gelden voor alle mensen met een partner die door omstandigheden niet kan werken. De
leden van de SP-fractie roepen de regering op tot het herstellen van de genoemde omissies.
1.2 Kosten van invordering
De leden van de SP-fractie steunen het voorstel dat ouders zowel de kosten van invordering
en de rente bij te late betaling (1.3) te repareren in dit wetsvoorstel. Toch willen
zij van de regering weten waarom niet eerder in beeld is gekomen dat ook deze zaken
geregeld dienden te worden in de wet. Kan de regering een reconstructie geven van
de opbouw van de UHT en het onderzoeken welke wijzigingen in de wet nodig waren? Hierbij
zien de leden van de SP-fractie graag het startpunt van voorbereiding binnen de Belastingdienst
en op het Ministerie van Financiën.
1.3 Herziening beschikking rente bij te late betaling
–
1.4 Precedentwerking
De leden van de SP-fractie wijzen de beperking die de regering rond de hersteloperatie
legt, op grond van uniek en uitzonderlijk, af. De leden hebben de indruk dat de «uitzonderlijke
omstandigheden» die zijn opgetreden in de toeslagenaffaire niet zo uitzonderlijk zijn.
Kan de regering aangeven of bij het bekend worden van soortgelijke vooringenomenheid
bij onderzoeken naar systeemfraude (al dan niet CAF), zowel binnen Toeslagen als daarbuiten,
opnieuw een herstelorganisatie moet worden opgebouwd, of dat de regering voorziet
dat dan teruggevallen wordt op de regeling die is getroffen voor de gedupeerden van
de kinderopvangtoeslag?
Budgettaire gevolgen
–
Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven
De leden van de SP-fractie verzoeken om in te gaan op de afwegingen rond mogelijke
schending van het EVRM en grondrechten van burgers die onder de voorgestelde wet ingericht
wordt, alsook op de vraag of het bedrijfsleven niet ook het recht zou moeten hebben
de medewerking aan de wet op dezelfde gronden te weigeren. Is denkbaar dat bij gebleken
onrechtmatige datalevering een bedrijf een boete krijgt onder de Algemene verordening
gegevensbescherming wegens ongeoorloofde dataverstrekking?
Uitvoeringskosten Belastingdienst
–
II. Onderdeelsgewijs
Onderdeel A
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in het tiende en elfde lid
een aparte aanspraak opneemt voor ouders van wie een van beide een vrijheidsbenemende
straf uitzit. Zij vragen de regering vanwege deze aparte aanspraak expliciet te bevestigen
dat er alleen recht op kinderopvangtoeslag bestaat wanneer de partner die geen vrijheidsbenemende
straf uitzit aan de arbeidseis voldoet.
Tevens vragen deze leden waarom de regering voor deze wettelijke vormgeving van de
uitzondering is gekozen. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een bepaling dat
een ouder dan wel de partner die is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of
maatregel gedurende de periode van die straf of maatregel niet hoeft de voldoen aan
de arbeidseis of bijvoorbeeld geacht wordt te hebben voldaan aan de arbeidseis?
BIJLAGE Advies RvS
–
OVERIGE
De leden van de CDA-fractie constateren dat met deze nota van wijziging voor een van
de schrijnende gevallen binnen de toeslagen die door de Belastingdienst geconstateerd
zijn, een oplossing is gezocht. Zij zijn de Staatssecretaris van Financiën erkentelijk
dat zij ook heeft gekeken naar de andere cases op de lijst van schrijnende gevallen
rondom toeslagen die door de Belastingdienst zijn bijgehouden (reactie op de motie
van de leden Omtzigt en Van Weyenberg over oplossingen voor de casussen in het werkdocument
van de Belastingdienst; brief van 5 oktober 2020; 2020Z17976). De leden van de CDA-fractie achten het van groot belang dat de uitwerking van wetgeving
in de praktijk wordt gemonitord en zij vragen de Staatssecretaris of de Belastingdienst
dat zou willen blijven doen, zodat ook bij nieuwe signalen over knelpunten naar een
oplossing kan worden gezocht.
De leden van de CDA-fractie leden hebben nog enkele vragen bij de geschetste oplossingen.
Het valt hen op dat voor een heel aantal knelpunten met de kennis van nu ook geen
wetswijziging nodig bleek te zijn, maar alleen een beleidswijziging waarin meer ruimte
is voor de menselijke maat. Kan de regering aangeven of de geschetste niet-wettelijke
oplossingen ook met terugwerkende kracht gelden voor de schrijnende gevallen?
Met betrekking tot casus nummer vier vragen de leden van de CDA-fractie naar de situatie
dat echtgenoten aantoonbaar niet samenwonen, omdat zij in een ander land wonen. Bijvoorbeeld
omdat de ene echtgenoot zou gaan immigreren, maar waarbij dat toch niet doorgaat.
Vaak leidt dit tot beëindiging van het huwelijk, maar daar kunnen jaren overheen gaan.
Bestaat er in dit geval recht op zorgtoeslag, huurtoeslag of kinderopvangtoeslag en
waar is dat van afhankelijk?
De leden van de CDA-fractie vragen met betrekking tot de update bij casus nummer acht
of er met de invoering van artikel 13b Awir iets veranderd is in het oplossen van
dit schrijnende geval. Of is artikel 13b Awir alleen de vertaling van artikel 3:4
Awb, zoals deze leden begrepen hadden uit de memorie van toelichting op de Wet hardheidsaanpassing
Awir?
Casus nummer twaalf gaat over beurspromovendi. De leden van de CDA-fractie zijn blij
dat de beurspromovendus van de Belastingdienst uitsluitsel kan krijgen, maar als uitsluitsel
betekent dat de beurspromovendus geen recht heeft op kinderopvangtoeslag is deze nog
steeds niet geholpen. Het ontgaat de leden van de CDA-fractie ook geheel wat de logica
is dat beurspromovendi geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, terwijl zowel studenten
als promovendi die in dienst zijn wel recht hebben op kinderopvangtoeslag. Als de
beurspromovendus naar het oordeel van de Belastingdienst geen dienstbetrekking heeft,
waar is dan wel sprake van? Een vrijwilligersvergoeding? Deelt de regering de mening
van de leden van de CDA-fractie dat een beurspromovendus met kinderen hierdoor belemmerd
wordt om te promoveren, omdat zonder kinderopvangtoeslag de kans groot is dat hij
of zij de werkzaamheden moet staken?
Met betrekking tot het antwoord op casus nummer 13 vragen de leden van de CDA-fractie
welke verlofuren er niet onder het arbeidscontract vallen en bij nummer 14 willen
deze leden graag weten in welke gevallen achteraf blijkt dat iemand niet aan de doelgroepenstatus
voldeed. Is dat bijvoorbeeld als iemand een inburgeringstraject volgt, maar de inburgeringstoets
niet haalt?
Voor de uitzonderingen in de huurtoeslag wordt de termijn verlengd waarin de toeslaggerechtigde
beroep kan doen op deze uitzonderingen. In casus nummer 15 wordt vermeld dat de Nationale
ombudsman geadviseerd heeft om belanghebbenden in de definitieve beschikking te wijzen
op deze uitzonderingen. Heeft de regering dit advies overgenomen?
Met betrekking tot de huurtoeslag bij recreatiewoningen, dit is casus nummer 17, vragen
de leden van de CDA-fractie welke lijn duidelijk is geworden uit de jurisprudentie
van de Raad van State en of dit gelijk is aan de hypotheekrenteaftrek.
Kan de regering voorts een nadere toelichting geven bij casus nummer 21? Waarom wordt
in geval van beëindiging medebewoning het inkomen van de vertrekkende bewoner bij
het inkomen van de zittende bewoner opgeteld?
De leden van de CDA-fractie merken tot slot op dat de leden de oplossing bij casus
25 niet voldoende lijkt. Want in hoeveel gevallen is er nu sprake van verschoonbaarheid?
Juridisch gezien is dat heel beperkt. De leden van de CDA-fractie wijzen daarbij op
de praktijk dat mensen te laat bezwaar maken, juist omdat ze contact hebben opgenomen
met de Belastingdienst. Mensen bellen eerst met de BelastingTelefoon, maar krijgen
lang niemand te pakken. Mogelijk krijgen ze te maken met onjuiste antwoorden of met
belafspraken die voor vertraging zorgen of niet nagekomen worden. Toeslaggerechtigden
zijn vaak niet op de hoogte dat je pro forma bezwaar kunt maken om de termijn van
zes weken zeker te stellen. Is er ruimte voor overschrijding van de termijn indien
mensen in gesprek zijn met de Belastingdienst of kan de Belastingdienst mensen in
deze situatie wijzen op het pro forma bezwaar? Kan de regering aangeven wat in de
casus bedoeld wordt met «vaktechnische escalatietermijnen gebruiken voor borging»?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.