Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Ondernemen en Bedrijfsfinanciering (Kamerstuk 32367-381)
2020D39645 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de reactie
op de gewijzigde motie Stoffer en Wörsdörfer over ambulante handel (Kamerstuk 32 637, nr. 381), de handreiking Dienstenrichtlijn en ruimtelijke ordening (Kamerstuk 31 579, nr. 27), de reactie op het verzoek van de commissie over een reactie op de brief INretail
van 11 november 2019 «Help de veenbrand bestrijden!», de reactie op de motie van de
leden Amhaouch en Wörsdörfer over afschermen woonadres en adviezen Autoriteit Persoonsgegevens
ten aanzien van het Handelsregister (Kamerstuk 32 761, nr. 158), de stand van zaken met betrekking tot de MKB-deals (Kamerstuk 32 637, nr. 397), het toetsingskader risicoregelingen: Garantie EZK Stichting Risk Exchange NSDF
(Kamerstuk 32 637, nr. 399), het toetsingskader verruiming BMKB voor door PFAS en/of stikstof getroffen (deel)sectoren
(Kamerstuk 35 334, nr. 38), het onderzoek naar haalbaarheid en marktappreciatie van het Dutch Venture Initiative
(Kamerstuk 32 637, nr. 400), de voorwaarden van de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) en mogelijkheden die de
BMKB biedt voor niet-bancaire financiers (Kamerstuk 32 637, nr. 403), de financieringsmonitor 2019 en de speciale uitgave over vrouwelijk ondernemerschap
(Kamerstuk 32 637, nr. 411), de reactie op de motie van het lid Aartsen over aanpassing van de BMKB-regeling
en de gewijzigde motie van de leden Aartsen en Amhaouch over deelverpanding mogelijk
maken (Kamerstuk 32 637, nr. 414), het jaarbericht 2019 Staat van het mkb en brief over familiebedrijven en voortgang
acties MKB-actieplan (Kamerstuk 32 637, nr. 419), de antwoorden op vragen commissie over reactie op de gewijzigde motie Stoffer en
Wörsdörfer over ambulante handel (Kamerstuk 32 637, nr. 418), de evaluatie van de wet op het tegengaan van onredelijk lange betaaltermijnen (Kamerstuk
32 637, nr. 421), het tussenbericht Staat van het mkb 2020 (Kamerstuk 32 637, nr. 428), het onderzoeksrapport «Oprichten zonder omwegen» (Kamerstuk 32 637, nr. 429), de hoofdpunten van een voorgenomen wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008
e.a., de kabinetsinzet Sociaal Ondernemen (Kamerstuk 32 637, nr. 426), de monitor Betaaltermijnen overheid 2019 (Kamerstuk 31 490, nr. 283), de verdere ontwikkeling van de Kamer van Koophandel (KVK) als organisatie na de
evaluatie van de Wet op de Kamer van Koophandel 2014 (Kamerstuk 32 637, nr. 427) en het rapport «Investeren in herstel en groei van het mkb» (Kamerstuk 32 637, nr. 430).
De vragen en opmerkingen zijn op 9 oktober 2020 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van ...... zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
11
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie merken op dat de coronacrisis grote gevolgen heeft voor
ondernemers. Veel ondernemers hebben hun zaak moeten sluiten of kunnen hun deuren
minder vaak en minder lang openen. Daarnaast weten ondernemers niet hoe lang zij deze
crisis financieel kunnen dragen en wanneer hun bedrijf weer open kan. Door het steunpakket
zijn veel ondernemers tijdelijk geholpen. Deze leden zijn daar blij mee. Desondanks
zijn er vanuit de geagendeerde stukken nog een aan maatregelen mogelijk waarmee de
Staatssecretaris ondernemers kan helpen. Deze steun verdienen de ondernemers.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de regering van 8 juni 2020 aangaande
de evaluatie van de Wet betaaltermijnen grote bedrijven dat de Staatssecretaris schrijft
dat zij het wetsvoorstel voor het herfstreces ter internetconsultatie wil aanbieden.
Deze leden zijn blij dat dit op 1 oktober 2020 is gebeurd. Daarnaast schrijft de Staatssecretaris
dat de Kamer separaat geïnformeerd wordt over de mogelijke rol die de Autoriteit Consument
en Markt (ACM) gaat nemen omtrent het registreren van klachten en meldingen over het
niet naleven van de regels ten aanzien van de betaaltermijnen. Wat is de huidige stand
van zaken op dit punt en wanneer deze informatie verwacht kan worden?
De leden van de VVD-fractie hebben in het verleden aangegeven dat het verplicht opnemen
in het jaarverslag of een bedrijf voldoet aan de wettelijke betaaltermijnen kan bijdragen
aan beter betaalgedrag van grote bedrijven aan het midden- en kleinbedrijf (mkb).
De Staatssecretaris gaf aan dat zij dit een goed idee vond. Wat is er tot nu toe gebeurd
met dit punt? Is dit besproken met de branchevereniging van de accountants en wat
is er uit die gesprekken gekomen? Zijn er gesprekken gevoerd met medeoverheden om
hun betaalgedrag te verbeteren?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van 10 juli 2020 over maatschappelijke
ondernemingen. Deze leden vragen wat de impact van de maatschappelijke besloten vennootschap
(BVm) is op het gelijke speelveld en of hier onderzoek naar wordt gedaan, zoals de
Staatssecretaris aangeeft in de brief. Welke juridische waarborgen komen er om te
voorkomen dat bijvoorbeeld bij een aanbesteding, een gemeente de voorkeur geeft aan
een BVm in plaats van een bv? Hoe gaat de Staatssecretaris garanderen dat de BVm juridisch
exact gelijk is aan een andere rechtsvorm?
De leden van de VVD-fractie lezen, in het verslag van het schriftelijk overleg over
de reactie op de gewijzigde motie Stoffer en Wörsdörfer over ambulante handel, dat
de Staatssecretaris in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
voornemens is om een geobjectiveerd en uniform beoordelingsinstrument te laten ontwikkelen.
Hoe staat het met de ontwikkeling van dit instrument? Wanneer wordt dit instrument
verwacht?
Deze leden vragen of de regering samen met de VNG nog specifieke afspraken heeft gemaakt
omtrent de looptijd van vergunningen. Zij zouden graag zien dat er een vaste periode
van tenminste vijf jaar met een optie tot verlenging van vijf jaar (zoals ook vaste
praktijk is bij contracten van onroerende goederen) komt voor vergunningen van ambulante
handel. Nu worden ondernemers overgelaten aan de grillen van een gemeente, waardoor
ze geen rendabele investeringen kunnen doen. Is de Staatssecretaris bereid om dit
voorstel over te nemen, uit te werken en om te zetten in praktijk? Zo nee, waarom
niet? De motie-Aartsen/Verhoeven, ingediend tijdens de begrotingsbehandeling van vorig
jaar, roept de regering op om een taskforce op te richten om problemen en oplossingen
in de retail te onderzoeken. De branche heeft veel behoefte aan een extra impuls en
zoekt zelf ook de verbinding met de horeca en cultuur. Een aparte taskforce die met
ideeën komt voor de retail kan hierbij helpen. Hoe staat het met de oprichting van
deze taskforce?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de
mkb-impacttoets op het Klimaatakkoord. Kan de reactie op korte termijn verwacht worden?
Zo niet, wanneer dan wel? Is er al overleg geweest met het mkb over de bekostiging
van de maatregelen? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen naar de stand van zaken
is rondom de kredietfaciliteit voor de reisbranche.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met kennisgenomen van de geagendeerde stukken.
Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie verwijzen naar een schriftelijk overleg over ambulante
handel dat heeft plaatsgevonden op 14 november 2019, waarbij ook deze leden inbreng
hebben geleverd. Het verslag van dit schriftelijk overleg, met antwoorden op de gestelde
vragen, hebben zij op 23 april 2020 ontvangen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat
de stand van zaken is met betrekking tot het opstellen van een landelijke leidraad
voor gemeenten voor het inrichten van een vergunningsstelsel en het bepalen van de
vergunningsduur. Wat is de stand van zake met betrekking tot e ontwikkeling van een
uniform beoordelingsinstrument waarmee het voor gemeenten eenvoudiger wordt een redelijke
vergunningstermijn vast te stellen voor te onderscheiden branches binnen de ambulante
handel?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de handreiking Dienstenrichtlijn
en ruimtelijke ordening, die inzicht biedt in de achtergrond en de doelstelling van
de Dienstenrichtlijn en het Nederlandse detailhandels-vestigingsbeleid. De handreiking
stelt gemeenten en provincies in staat hun ruimtelijke voorschriften te toetsen aan
de Dienstenrichtlijn, opnieuw te doordenken en zo nodig aan te passen. Is het de Staatssecretaris
bekend in welke mate decentrale overheden deze handreiking toepassen? In een brief
van 11 november 2019 «Help de veenbrand bestrijden!» stelt INretail de oprichting
van een interdepartementale taskforce voor om de problematiek van de retail kabinetsbreed
aan te pakken. Ook de Kamer heeft hier bij motie om verzocht, maar een taskforce is
er nog niet. Is de Staatssecretaris bereid deze taskforce alsnog in het leven te roepen,
juist nu als gevolg van de coronacrisis winkelgebieden met veel detailhandel hard
zijn geraakt en een gecoördineerde aanpak des te urgenter is? Hoe staat de Staatssecretaris
tegenover een «ambassadeur voor de retail», die het gezicht van deze aanpak wordt?
Hoe en op welke termijn wordt invulling gegeven aan de recent aangenomen motie-Palland/Amhaouch
over leegstand van winkelgebieden in gemeenten tegengaan (Kamerstuk 35 420, nr. 131)?
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen naar aanleiding van de uitvoering
van de aangenomen motie-Amhaouch/Wörsdörfer over afschermen van het woonadres bij
ondernemers zonder rechtspersoonlijkheid (Kamerstuk 32 637, nr. 333). Wat is de stand van zaken met betrekking tot het ontwerpbesluit en het tijdspad
ten behoeve van de aanpassing van artikel 51 Handelsregisterbesluit 2008 om het afschermen
van alle natuurlijke personen die in het Handelsregister mogelijk te maken? Van hoeveel
natuurlijke personen zal het woonadres zichtbaar blijven in het Handelsregister, omdat
hun onderneming is gevestigd op het woonadres? Wat is de uitkomst van de verkenning
naar hoe de contractueel vastgelegde gebruiksbeperkingen die al zijn verbonden aan
(her)gebruik van handels-registerinformatie (zoals de Non Mailing Indicator van de
Kamer van Koophandel (KvK)) kunnen worden aangescherpt of aangevuld? In welke mate
is sinds het stoppen van de levering van het product «Adressenbestand Online» door
de KvK per 1 juli 2019 het aantal klachten over ongewenste direct marketing afgenomen
en/of bestaat er noodzaak voor aanvullende maatregelen? In welke mate is het aantal
klachten over agressieve verkopers van energiecontracten onder met name zelfstandigen
zonder personeel (zzp’ers) afgenomen?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd of de Staatssecretaris een korte stand van
zaken kan geven over de eerste en tweede ronde MKB-deals. Kan de Staatssecretaris
tevens informeren over de marktverkenning en een eventuele gehele of gedeeltelijke
verkoop van de DVI-I en/of DVI-II aandelen door Oost NL?
De leden van de CDA-fractie lezen dat op basis van de Financieringsmonitor 2019 geconcludeerd
kan worden dat de potentie van alternatieve financieringsvormen nog niet volledig
wordt benut. Door de coronacrisis is toegang tot financiering voor ondernemers essentieel
om hun bedrijf voort te zetten, daarom kijken deze leden uit naar de opvolging van
de acties uit de beleidsvisie mkb-financieringsmarkt van 5 november 2019. Acties zoals
het versterken van kennis en vaardigheden van ondernemers om een goede financieringsaanvraag
te kunnen doen. Wanneer ontvangt de Kamer bericht over de opvolging van de acties?
Deze leden merken op dat in de Financieringsmonitor 2019 van de ondernemers van wie
een financieringsaanvraag (deels) werd afgewezen, slechts 12% is doorverwezen naar
een andere financieringsvorm (tegen 17% in 2018). Hoe is in dit licht uitvoering gegeven
aan de motie-Amhaouch/Wörsdörfer over de afstemming tussen en de doorwijzing naar
de loketten (Kamerstuk 32 637, nr. 364)?
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris naar haar indruk van het Nederlandse
financieringsinstrumentarium voor kennis- en kapitaalintensieve start- en scale-ups
ondernemers met hoog risico. Hoezeer ziet zij «gaten» in het (corona-ondersteunings)aanbod?
Hoe zouden die kunnen worden gedicht? Welke rol kan de nationale scale-up faciliteit,
aangekondigd in de EZK-begroting 2021, hierbij spelen? Wat is de huidige status van
het verbetertraject rond het Innovatiekrediet? Kan de Staatssecretaris ingaan op de
verschillende onderdelen van dit traject? Verwacht zij dat ondernemers al vanaf 2021
de vruchten kunnen plukken van het verbeterd Innovatiekrediet?
De leden van de CDA-fractie hebben er begrip voor dat de Staatssecretaris in haar
brief van 24 april 2020 schrijft dat de Kamerbrief over familiebedrijven, de Voortgangsrapportage
MKB-actieplan en «een aantal onderwerpen op welk gebied resultaten vóór de zomer zijn
toegezegd» als gevolg van de coronacrisis later naar de Kamer verzonden worden. Kan
de Staatssecretaris inmiddels wel een stand van zaken kan geven omtrent de uitvoering
van de onderstaande moties?
o motie-Amhaouch over een evaluatie van de MKB-Werkplaatsen (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 44);
o motie-Amhaouch/Palland over een kwantitatief CBS-onderzoek naar familiebedrijven (Kamerstuk
35 300 XIII, nr. 41);
o motie-Amhaouch c.s. over een vervolg op de tanteagaathregeling onderzoeken (Kamerstuk
32 637, nr. 407);
o motie-Amhaouch/Van Eijs over een internationaal concurrerende regeling voor de versterking
van het groeivermogen van jonge bedrijven (Kamerstuk 33 009, nr. 86).
Is de Staatssecretaris bereid extra haast te maken met de uitvoering van motie motie-Amhaouch/Van
Eijs omwille van het belang om deze bedrijven door de coronacrisis te helpen? In schriftelijke
reactie op de aangenomen gewijzigde motie-Aartsen/Amhaouch over deelverpanding mogelijk
maken (Kamerstuk 32 637, nr. 408) geeft de Staatssecretaris aan deze nog niet te kunnen uitvoeren vanwege een lopend
onderzoek naar praktische knelpunten in de huidige situatie. Zijn de resultaten van
dit onderzoek inmiddels bekend en wanneer gaat de Staatssecretaris uitvoering geven
aan de motie?
De leden van de CDA-fractie steunen de Staatssecretaris in haar inzet om onredelijk
lange betaaltermijnen tegen te gaan en zien uit naar het wetsvoorstel dat de betaaltermijn
van grote bedrijven aan kleine bedrijven maximeert op 30 dagen. Ligt dit wetsvoorstel,
waarvan de consultatie voor het herfstreces 2020 was voorzien, op schema? Wat kan
de Staatssecretaris melden over de mogelijke rol die de ACM gaat nemen omtrent het
registreren van klachten en meldingen over het niet naleven van de regels ten aanzien
van de betaaltermijnen? Wat kan de Staatssecretaris melden over de verbetering van
de informatievoorziening over betaaltermijnen door de overheid middels de websites
van de rijksoverheid en het Ondernemersplein? Hoe weegt de Staatssecretaris het pleidooi
vanuit diverse Nederlandse detailhandelsbranches om voor de voorraadfinanciering van
handelsgoederen in de detailhandel een (met wederzijds goedvinden en onderbouwde)
betalingstermijn van 60 dagen aan te houden?
De leden van de CDA-fractie lezen dat een onderzoekrapport is uitgebracht over het
vereenvoudigen van de oprichting van een bv. Op basis hiervan heeft de Staatssecretaris
een online consultatie van beleidsopties onder belanghebbende aangekondigd. Wanneer
kan de Kamer een beleidsstandpunt verwachten? De Staatssecretaris werkt aan een wettelijke
regeling ten behoeve van een betere herkenbaarheid van maatschappelijke ondernemingen,
door ondernemers de mogelijkheid te bieden te kiezen voor een BVm.
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het pleidooi van Cedris voor een stevige ondergrens,
waarmee ondernemingen die in aanmerking komen voor de BVm-status zich op maatschappelijk
gebied duidelijk onderscheiden? Wat vindt zij van het afbakenen van sociaal ondernemerschap
tot ondernemingen die zich inzetten op het gebied van zowel «planet» als «people»,
zoals voorgesteld door Cedris, VNO-NCW en MKB-NL? Hoe kijkt zij aan tegen practice-based
in plaats van principle-based erkenning via een BVm-status, door alleen ondernemingen
die in de praktijk het verschil maken en concreet invulling geven aan inclusief werkgeverschap
in aanmerking te laten komen voor een aparte juridische status?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Monitor Betaaltermijnen overheid
2019 en de antwoorden op Kamervragen over de omgang van grote ondernemingen met het
Coronavirus. Hoofdconclusie is dat de overheid haar uiterste best doet om facturen
die aan alle vereisten voldoen zo snel mogelijk te betalen. De ervaring leert echter
dat voor overheden het uitvoeringsvraagstuk in de praktijk weerbarstig is. De Staatssecretaris
schrijft dat het overheden op dit moment niet allemaal lukt om binnen 30 dagen 90%
of 95% van de facturen betaald te hebben. Welke stappen zouden kunnen worden gezet
om dit te verbeteren, bijvoorbeeld door e-facturatie te bevorderen en leveranciers
van de overheid te helpen met het in één keer correct indienen van een e-factuur,
die binnen zeven dagen kan worden betaald?
De leden van de CDA-fractie merken op dat het aantal KvK-kantoren in de regio sinds
2014 is teruggebracht van 55 naar 19 vestigingen en gaat in de komende jaren verder
terug naar zes, waarvan vijf als fysiek ondernemersplein in Amsterdam, Rotterdam,
Groningen, Eindhoven en Arnhem. Deze leden zien de toename van onlinedienstverlening,
maar vragen in hoeverre de teruggang in het aantal fysieke KvK-vestigingen raakt aan
andere wettelijke taken van de KvK, bijvoorbeeld regiostimulering. Deelt de Staatssecretaris
de mening dat economische ontwikkeling in de regio hoort plaats te vinden en een fysiek
aanwezige KvK daarin een functie heeft? Hoe denkt de Staatssecretaris dat de KvK voor
lokale ondernemers een rol van betekenis kan blijven spelen wanneer zij minder fysiek
in de regio aanwezig is en nog slechts op afstand? Bestaat het risico dat hierdoor
economische activiteiten zullen afnemen? Kan de Staatssecretaris garanderen dat de
oplossing voor de verwachte € 70–80 miljoen kostenverhoging/inkomstenderving voor
de KvK niet ten koste gaat van de dienstverlening aan ondernemers?
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport
Investeren in herstel en groei van het mkb en de aanbevelingen die het Nederlands
Comité voor Ondernemerschap doet voor een herstel- en groeiplan, met tien gerichte
maatregelen. Is de Staatssecretaris bereid per maatregel een appreciatie te geven
hoe zij hier tegenaan kijkt? Wat vindt zij van de programmatische aanpak die het Comité
voorstelt teneinde samen met uitvoeringsorganisaties, sociale partners en marktpartijen
met het maatregelenpakket aan de slag te gaan? Is zij bereid hiervoor een speciale
gezant aan te stellen met als eerste opdracht het vertalen van eerdergenoemde maatregelen
in een concreet actieplan en roadmap?
De leden van de CDA-fractie zouden naar aanleiding van de aangenomen motie-Heerma/Segers
(Kamerstuk 35 570, nr. 16) over het herstelplan regionale economie uitwerken in overleg met provincies en andere
stakeholders van de Staatssecretaris willen weten welke afspraken inmiddels met provincies
en andere partijen zijn gemaakt over de uitvoering van deze motie. Op welke wijze(n)
gaat de Staatssecretaris regio’s betrekken bij het herstel van de economie, in het
bijzonder als het gaat om het ondersteunen/versterken van het mkb (bij onder andere
digitalisering, vergroening en om- en bijscholing van vakkrachten) en het versterken
van de regionale samenwerking tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven (innovatieclusters
die bijdragen aan het missiegedreven innovatiebeleid)? Welke actuele informatie heeft
de Staatssecretaris over de gevolgen van de coronacrisis voor jonge, innovatie «niet-omzetbedrijven»
(zoals kennis- en kapitaalintensieve start- en scale-ups)? In welke mate hebben deze
ondernemingen aanspraak kunnen maken op de regelingen uit de diverse steunpakketten,
zoals de Corona-OverbruggingsLening (COL)? Hoe hoog is het aantal aanvragen, afwijzingen
en toekenningen geweest? Bieden de huidige regelingen in de ogen van de Staatssecretaris
deze bedrijven voldoende perspectief?
De leden van de CDA-fractie willen stilstaan bij de gevolgen van de op dit moment
geldende coronabeperkingen voor ondernemers, zoals het om 22.00 uur moeten sluiten
van horeca en het niet open mogen van sportkantines. Dit leidt tot onduidelijkheid
voor die sporten waar de sport wordt beoefend in een horecagelegenheid (bijvoorbeeld
bowlingbanen) of horeca met een diffuse functie (bijvoorbeeld deels onderdeel van
een manege, deels dorpscafé). Hoe wordt hier in de praktijk mee omgegaan? Is de Staatssecretaris
bereid voor bowlingbanen en andere sportaccommodaties mogelijk te maken dat zij worden
gezien als horeca en daaruit inkomsten kunnen hebben? Op dit moment telt het aantal
beschikbare vierkante meters en de mogelijkheid om gasten zittend te kunnen spreiden
niet mee in het coronabeleid richting sport en horeca. Is de Staatssecretaris bereid
hiernaar te kijken, zodat net als in grote winkelketens ook in sportaccommodaties
met voldoende (binnen)oppervlak op een veilige manier horeca-activiteiten kunnen worden
ontplooid? Kan de Staatssecretaris als laatste schetsen hoe het huidige beleid ter
ondersteuning van kermissen en evenementen er nu precies uitziet? In hoeverre gaan
seizoensbedrijven in deze branches in aanmerking komen voor aanvullende sectorale
steun? Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken.
De leden van de SP-fractie hebben vragen over de reactie van de Staatssecretaris op
de gewijzigde motie-Stoffer/Wörsdörfer over ambulante handel. Kan de Staatssecretaris
aangeven waarom bij het onderzoek van SEO Economisch Onderzoek naar de tijd die ondernemers
nodig hebben om hun investering terug te verdienen, enkel onderzoek gedaan wordt naar
de terugverdientijd van vaste activa, zoals de aanschafkosten van de verkoopwagen,
en niet naar andere investeringen die betrekking hebben op de bedrijfsvoering, zoals
bijvoorbeeld overname kosten? Deze leden vragen of het klopt dat er een verschil zit
tussen het bepalen de fiscale waarde van een bedrijf en de feitelijke waarde van de
activa van dat bedrijf en waarom bij de terugverdientijd daarmee geen rekening is
gehouden.
De leden van de SP-fractie vragen hoe vaak de Europese Commissie Nederland in de afgelopen
jaren heeft aangesproken op het overtreden van de Dienstenrichtlijn bij vergunningen
voor de ambulante handel. Heeft de Europese Commissie Nederland erop gewezen dat de
vergunningverlening aan de ambulante handel in strijd is met de Dienstenrichtlijn?
Kan de Staatssecretaris aangeven waarom het mogelijk is dat in België vergunningen
voor één jaar op grote schaal stilzwijgend verlengd worden en waarom de Europese Commissie
dit kennelijk niet in strijd vindt met de Dienstenrichtlijn? Deze leden vragen waarom
het in Nederland niet toegestaan zou moeten zijn om kortdurende marktvergunningen
te verstrekken die stilzwijgend verlengd worden. Kan de Staatssecretaris aangeven
waarom zowel op markten waar geen vergunningen beschikbaar zijn, als op markten waar
veel vergunningen beschikbaar zijn, bestaande marktvergunningen voor onbepaalde tijd
ingetrokken zouden moeten worden? Zij vragen op hoeveel markten geen plek is voor
nieuwe ondernemers en op hoeveel markten deze situatie permanent is.
De leden van de SP-fractie vragen hoe het kan dat in de Dienstenrichtlijn een vergunning
waarbij de looptijd afhankelijk is van bepaalde voorwaarden wordt gekwalificeerd als
een vergunning met een beperkte geldigheidsduur en dus geen vergunningen voor onbepaalde
tijd, terwijl deze vergunning volgens het Nederlandse recht wel een vergunning voor
onbepaalde tijd is. Kan de Staatssecretaris aangeven welke gevolgen het omzetten van
de vergunning naar een beperkte tijd heeft voor ondernemers in de ambulante handel
die een vergunning hebben tot wederopzegging? Kan de Staatssecretaris aangeven of
een vergunning die een voorschrift bevat dat de vergunning blijft gelden zolang er
plaatsen beschikbaar zijn op de markt, een vergunning is die volgens de Dienstenrichtlijn
voor onbepaalde tijd geldt en daarom niet toegestaan is? De leden zouden graag een
overzicht krijgen van het aantal gesprekken dat de Staatssecretaris in 2019 en 2020
met de Europese Commissie over de Dienstenrichtlijn heeft gevoerd en wat het standpunt
en het oordeel van de Europese Commissie is over de vergunningverlening aan de ambulante
handel in Nederland.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de uitkomsten van de gesprekken die
de Staatssecretaris met de Europese Commissie heeft gevoerd naar aanleiding van de
uitspraak-Appingedam/Visser. Deze leden zien hier op twee gebieden verontrustende
jurisprudentie ontstaan. In de eerste plaats het feit dat de Dienstenrichtlijn ook
van toepassing is op een zuiver interne situatie, wat verder gaat dan de doelstelling
van het mogelijk maken van grensoverschrijdend diensten kunnen verrichten of kunnen
vestigen. In de tweede plaats dat de detailhandel moet worden gerekend onder de diensten
die onder der Dienstenrichtlijn vallen, waarmee een deel van het Nederlands ruimtelijk
ordeningsbeleid onder druk staat zoals ook wordt beschreven in de handreiking.
De leden van de SP-fractie constateren dat deze punten afwijken van de Nederlandse
interpretatie tot dan toe. Deze leden vinden deze uitbreiding van de invloedssfeer
van de Dienstenrichtlijn onwenselijk en hoe wel het aan te moedigen is dat het kabinet
een handreiking biedt voor hoe hier mee om te gaan, horen zij ook graag welke stappen
het kabinet neemt om de Europese Commissie te overtuigen van de noodzaak van een aanpassing
van de Dienstenrichtlijn om deze effecten tegen te gaan. Zij worden graag op de hoogte
gehouden van de uitkomst van de gesprekken over de notificatieplicht.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoek naar de haalbaarheid
en de marktappreciatie van het Dutch Venture Initiative. Kan de Staatssecretaris aangeven
of zij de aanbevelingen en aanvullende criteria die uit het onderzoek naar voren komen
overneemt? Deze leden vragen wat de meerwaarde van het vermarkten van deze fondsen
is. Zij vragen wat de overhead kosten van deze fondsen op dit moment zijn en welke
deze zullen worden als besloten wordt tot het vermarkten van deze fondsen? Kan de
Staatssecretaris aangeven of zij, als op enig moment blijkt dat de voordelen niet
opwegen tegen de nadelen, in dat geval ook bereid is om af te zien van het vermarkten
van deze fondsen?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van het kabinet op sociaal
ondernemen en vragen op welke wijze de Staatssecretaris zelf maatschappelijke ondernemingen
gaat betrekken in het inkoop- en aanbestedingsbeleid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben de volgende
vragen en opmerkingen. De detailhandelsstructuur en voorzieningenstructuur in de steden
en centrumplaatsen die een bovenlokale verzorgingsfunctie hebben, stonden voor het
uitbreken van de coronapandemie al onder zware druk. Veranderingen in koopgedrag,
ontwikkeling en groei van het digitale verkoopkanaal en demografische ontwikkelingen,
in het bijzonder in de krimpgebieden, zijn daar een aantal oorzaken van. De detailhandel
is een belangrijke bron van werkgelegenheid en een belangrijke drager voor de leefbaarheid
en voorzieningenstructuur. Deze leden brengen graag in herinnering dat in de Kamer
meermaals is gepleit voor een aanpak van de structurele problemen en middels de motie-Aartsen/Verhoeven
is verzocht om hiertoe een taskforce in te stellen. Kan de Staatssecretaris aangeven
op welke wijze uitvoering is gegeven aan deze motie?
De leden van de PvdA-fractie vinden het van groot belang dat culturele en maatschappelijke
voorzieningen sterk ontwikkeld zijn, onder meer wegens de aantrekkingskracht daarvan
op bedrijven. Deelt de Staatssecretaris deze opvatting? Deelt de Staatssecretaris
tevens de opvatting dat een omvangrijk herstelplan nodig is om de detailhandels- en
voorzieningenstructuur op peil te brengen en te houden? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
op welke wijze is de Staatssecretaris bereid daar vorm aan te geven? Is er de bereidheid
om samen met de vertegenwoordigende organisaties van de detailhandel, horeca en culturele
voorzieningen een samenhangend en robuust herstelplan op te stellen? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, welke partijen worden daarbij betrokken?
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over sociale ondernemingen.
De brief wekt de indruk dat niet de daadwerkelijke maatschappelijke impact, maar de
intenties van een onderneming bepalen of de onderneming in aanmerking komt voor een
BVm. In dat geval is de erkenning uitsluitend «principle-based» en niet «practice-based».
Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat dit is niet wenselijk is? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, op welke wijze wordt geborgd dat het beginsel van «practice-based» zal
worden toegepast voor het kwalificeren als BVm?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Staatssecretaris de opvatting deelt dat
het stimuleren van sociale ondernemingen wenselijk is omdat deze ondernemingen in
hun doelstellingen en activiteiten bijdragen aan het publiek belang van bevorderen
van inclusiviteit en duurzaamheid. Deelt de Staatssecretaris ook de opvatting dat
via het inkoop- en aanbestedingsbeleid van overheden sterk kan worden bijgedragen
aan de ontwikkeling en groei van sociale ondernemingen? Is de Staatssecretaris bereid
om, bij voorkeur in samenwerking in samenwerking met koepelorganisaties van organisaties
die zich inzetten voor inclusiviteit en maatschappelijk verantwoord ondernemen, te
onderzoeken op welke wijze sociale ondernemingen een voorrangspositie kunnen krijgen
bij inkoop en aanbestedingen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het BMC-rapport dat bij de brief
van 10 juli 2020 over sociaal ondernemen is gevoegd, waarin langs drie sporen 18 maatregelen
worden aanbevolen. Kan de Staatssecretaris per maatregel aangeven of, en zo ja op
welke wijze, deze aanbevolen maatregelen worden overgenomen en uitgewerkt?
VNO-NCW, MKB-Nederland en Cedris hebben gepleit voor het afbakenen van sociaal ondernemerschap,
tot ondernemingen die zich inzetten op het gebied van «planet and people». Dit om
te voorkomen dat organisaties die alleen op het terrein van duurzaamheid voor de leefomgeving
activiteiten ontplooien, maar geen verantwoordelijkheid nemen in het inclusiever maken
van de arbeidsmarkt, toch een aparte juridische status kunnen krijgen. Deelt de Staatssecretaris
deze opvatting? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat dit in de afbakening
worden geborgd?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat veel bedrijven, in onder meer de «life
sciences- sector, een specifiek businessmodel kennen, waarbij de kosten in de regel
vele jaren voor de baten uitgaan en zij in de tussentijd niet of nauwelijks omzet
maken. Door het ontbreken van omzet komen deze bedrijven niet in aanmerking voor het
leeuwendeel van de noodmaatregelen vanuit de overheid. Tezelfdertijd wordt breed het
belang onderschreven dat we onze economie met investeringen en innovatie uit de crisis
moeten trekken. Op welke wijze is de Staatssecretaris voornemens om dit type bedrijven,
waaronder veel start- en scale-ups, te ondersteunen en beter toegang te bieden tot
de noodmaatregelen, in het bijzonder de COL? Is de Staatssecretaris bereid om in overleg
te treden met koepelorganisaties, waaronder Holland Bio, die knelpunten hebben geadresseerd?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wil de Staatssecretaris de Kamer informeren over de uitkomsten
van het overleg?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken.
Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris invulling gaat geven aan de toezegging die
is gedaan in de schriftelijke behandeling van de Wet Tijdelijke maatregelen covid-19
om duidelijk en toegankelijk te communiceren naar ondernemers over de ministeriële
regelingen die op hen betrekking hebben, en om zo generiek mogelijk uitzonderingsgronden
te hanteren voor de afstandsnorm wanneer gebruik kan worden gemaakt van bijvoorbeeld
spatschermen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of zij erop kunnen rekenen dat de Staatssecretaris
samen met ondernemers kijkt hoe regelgeving dienstbaar kan zijn aan bestrijding van
het virus én zo regelarm en adaptief als mogelijk kan worden vormgegeven om ondernemers
met innovatieve en veilige oplossingen daartoe de mogelijkheid te bieden. Deze leden
gaan in hun schriftelijke inbreng verder graag nader in op de brieven over sociaal
ondernemen en de ambulante handel. Zij zijn verheugd dat de Staatssecretaris het voorstel
tot uitwerking van een modaliteit op de bestaande rechtsvorm, de BVm, overneemt. Zij
lezen dat de Staatssecretaris voornemens is de Kamer voor het eind van dit jaar over
te voortgang te informeren. Kan hierin ook een specifiek tijdspad komen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van belang dat BVm een titel van betekenis
is. Hoe gaat de Staatssecretaris dit vormgeven? Hoe wordt ervoor gezorgd dat niet
alleen de intentie of de visie, maar ook het aantoonbaar en afrekenbaar handelen van
een onderneming voorwaardelijk wordt voor de modaliteit? Welke ondergrens is de Staatssecretaris
voornemens te hanteren en zijn er reeds aantoonbaar effectieve privaatrechtelijke
keurmerken waarbij kan worden aangesloten? Wordt hierin ook een brede benadering van
sociaal ondernemerschap voorgestaan, waarbij een onderneming zowel richting aarde
als mensen, maatschappelijke verantwoordelijkheid tentoonspreidt. Op welke wijze inventariseert
de Staatssecretaris de vragen die nog moeten worden beantwoord en de keuzes die daaruit
voortvloeien, om vervolgens te komen tot een nadere invulling van de BVm?
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen of de Staatssecretaris er niet
een te stringente lezing van de Dienstenrichtlijn op nahoudt. Klopt het dat in bijvoorbeeld
België in voorkomende gevallen automatische verlenging van vergunningen plaatsvindt,
maar de Staatssecretaris hier geen mogelijkheid toe ziet? Klopt het dat hier niet
op is ingegrepen vanuit de Europese Commissie? Vallen momenteel alle vergunningen
die volgens Nederlands recht onder onbepaalde tijd vallen, ook onder de dienstenrichtlijn
onder onbepaalde tijd. Zo nee, is hier niet meer maatwerk nodig?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de gang van zaken rond de standplaatsvergunningen
en hebben enkele vervolgvragen. Is de veronderstelling juist dat in Duitsland en België
in veel gevallen sprake is van stilzwijgende verlenging van standplaatsvergunningen?
De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken van het eerder toegezegde
overleg van de Staatssecretaris met de Europese Commissie over de problematiek van
de schaarse vergunningen is. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris omgaat met
terrasvergunningen voor de horeca die ook voor onbepaalde tijd afgegeven worden. Zij
hebben een vraag over de focus op de terugverdientijd en het onderzoek hiernaar. Wordt
daarbij ook gekeken naar het verkrijgen van een redelijk rendement en de opbouw van
een pensioenvoorziening?
De leden van de SGP-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is in beeld te brengen
in hoeverre bij gemeenten het aanbod van standplaatsen groter is dan de vraag. Als
in een bepaalde gemeente vanuit praktijk en onderzoek blijkt dat al lange tijd het
aanbod van standplaatsen groter is dan de vraag, is er dan geen legitieme basis om
te blijven kiezen voor standplaatsvergunningen voor onbepaalde tijd?
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.