Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op KNAW briefadvies 'Nederlands verdient meer' en rapport ‘Talen Centraal’ van het Nationaal Platform voor de Talen (Kamerstuk 31288-871)
2020D38281 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 juli 2020 inzake de reactie op KNAW1 briefadvies «Nederlands verdient meer» en rapport «Talen Centraal» van het Nationaal
Platform voor de Talen (Kamerstuk 31 288, nr. 871).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
6
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
7
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
7
•
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
8
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
9
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister kiest voor een gespreid netwerk
van universitaire opleidingen Nederlands, omdat studenten in de talenstudies vaak
regionaal georiënteerd zijn als het gaat om hun studiekeuze. Is dat bij talenstudies
vaker het geval dan bij andere studierichtingen? Zo ja, waarom is dat, zo vragen de
leden. Daarnaast ondersteunen de leden de inspanningen van het kabinet om het onderwijsaanbod
in de Friese taal op pijl te houden.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief verschillende inspanningen om meer studenten
te enthousiasmeren voor het kiezen van een studie Nederlands. Uit rapporten blijkt
echter dat er vanuit het voorgezet onderwijs ook een wereld is te winnen om meer studenten
te enthousiasmeren. Onlangs heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media al aangekondigd om binnen het curriculumherzieningstrajecten meer aandacht
te besteden aan de vernieuwing van het vak Nederlands. In hoeverre speelt ook het
enthousiasmeren van leerlingen voor een studie Nederlands daarin een rol? Ziet de
Minister bijvoorbeeld dat er binnen die herziening meer aandacht moet komen voor bepaalde
onderdelen binnen het vak Nederlands, die voorbereiden op een wetenschappelijke studie
Nederlands? Indien dat niet het geval is, is de Minister bereid om samen met haar
collega te bekijken in hoeverre die aansluiting, via de curriculumherziening, te vernieuwen
is? Daarnaast lezen de leden dat ook binnen de studie Nederlands vernieuwingen nodig
zijn. De Minister somt al een aantal van deze aanbevelingen op in haar brief, maar
wanneer worden deze vakvernieuwingen ook daadwerkelijk uitgevoerd, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister de betrokken faculteiten oproept
om voorbereidingen te treffen voor een sectorplan talen. Hoe verhoudt zich dit met
haar eerdere stelling in de brief dat er momenteel geen middelen beschikbaar zijn
voor een sectorplan talen, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister geen noodzaak ziet voor aanvullend
financieren van vaksteunpunten voor de talen. Waarom niet, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de KNAW concrete aanbevelingen doet om de instroom
in lerarenopleiding in het wetenschappelijk onderwijs te vergroten. Kan de Minister
een overzicht geven van deze instroom van de afgelopen jaren, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie hebben grote interesse in de pilot voor een Schrijfakademie,
omdat leerlingen hierbij de mogelijkheid krijgen om veel te schrijven en veel te lezen.
Ziet de Minister mogelijkheden om deze pilot te evalueren en de best practices hieruit over te brengen bij de expertgroepen binnen de curriculumherziening? Zo ja,
wanneer zou een eventuele evaluatie beschikbaar zijn, zo vragen de leden.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van de Minister dat zij ook ingaat op
de rol van het vak Nederlands in het voortgezet onderwijs. Ze stelt dat de curriculumherziening
in het voortgezet onderwijs grote kansen biedt om de overgang naar het hoger onderwijs
te verbeteren. Het nieuwe curriculum zorgt voor een actuelere en aantrekkelijkere
inhoud van het vak Nederlands op zowel vmbo2, havo als vwo. Het televisieprogramma «Zondag met Lubach» is specifiek ingegaan op
de afnemende leesvaardigheid van jongeren en de rol die het vak Nederlands daarbij
speelt. Hoe beoordeelt de Minister de kritiek die het televisieprogramma geeft op
het huidige vak Nederlands? Is de Minister het eens dat momenteel er teveel nadruk
ligt op «begrijpend lezen» en dat dit ten koste gaat van de leesvaardigheid en leesplezier
van Nederlandse jongeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke concrete stappen is de
Minister bereid om te zetten om dit op korte termijn te verbeteren? De leden zijn
op de hoogte van de versnelling die de Minister onlangs heeft toegezegd rondom de
curriculumherziening, die ook voor het vak Nederlands geldt. Is de Minister bereid
om ook actief te kijken naar de rol van begrijpend lezen binnen het vak Nederlands,
zodat we op korte termijn stappen kunnen zetten om de leesvaardigheid van onze jongeren
te vergroten en tegelijkertijd het leesplezier, zo vragen de leden.
Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister vertrouwen heeft dat de
diverse activiteiten hun vruchten zullen afwerpen. Daar zijn de leden blij mee, maar
zij vragen tegelijkertijd op welke momenten de Kamer hierover de resultaten kan verwachten.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 juli 2020 inzake de reactie op het KNAW briefadvies
«Nederlands verdient meer» en rapport «Talen Centraal» van het Nationaal Platform
voor de Talen. Deze leden maken zich, net zoals de Minister, zorgen over de grote
terugval in studenteninstroom en al helemaal bij de opleidingen Nederlands. Zij zijn
teleurgesteld in de reactie van de Minister op het briefadvies en rapport en hadden
gehoopt dat de Minister een meer voortvarende aanpak had gekozen om deze tendens te
doorbreken. Tevens hebben zij nog enkele vragen.
Behoud vijf volwaardige vestigingen Nederlands
De leden van de CDA-fractie merken op dat het ondenkbaar is dat een land dat niet
in staat is op academisch niveau vorm te geven aan haar taal. De leden willen graag
weten wat er concreet nodig is om de opleidingen Nederlands daadwerkelijk te behouden,
ook in een periode van lagere studenteninstroom. In hoeverre moet dit wettelijke verankerd
worden en acht de Minister dit wenselijk? Indien dit het geval is: waar zou dit geregeld
moeten worden? Kan de Minister bevestigen dat een opleiding Nederlands niet kan stoppen
zonder dat zij hiervoor toestemming van de Minister hebben ontvangen? Ook ontvangen
deze leden graag meer zicht op de financiële gevolgen van de waarborg om de vijf opleidingen
Nederlands in stand te houden indien de studenteninstroom nog verder af zou nemen.
De leden van de CDA-fractie ontvangen tevens graag een reactie van de Minister op
de zorgen van de Raad van de Neerlandistiek dat het «inmiddels niet meer denkbeeldig
is dat er op sommige universiteiten in de nabije toekomst geen hoogleraar Moderne
Nederlandse Letterkunde of Nederlandse Taalkunde zal zijn». Wat betekent dit volgens
de Minister voor het behoud van vijf volwaardige vestigingen? Wat is de inzet van
de Minister om dit scenario te keren, zo vragen zij.
Sectorplan talen
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan uitleggen wat het verschil is
tussen het sectorplan geesteswetenschappen en het beoogde sectorplan talen. Kan zij
uiteenzetten hoeveel geld er gemoeid is met het sectorplan geesteswetenschappen en
tot wanneer dit doorloopt, zo vragen zij.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie is geweest van het Platform Talen
op de oproep van de Minister om alvast de voorbereidingen te treffen voor een sectorplan
talen, en daarbij op de korte termijn in te zetten op het verder vergroten van de
aantrekkelijkheid van het onderwijs bij de universitaire talenopleidingen.
De leden van de CDA-fractie willen tevens graag weten wat de uitvoering van het sectorplan
talen in potentie zou kosten. Zou de Minister, in lijn met het advies van de KNAW,
open staan voor een sectorplan Nederlands om nu alvast op een deelterrein daadwerkelijk
aan de slag te gaan, zo vragen de genoemde leden.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke manier de Minister ervoor kan zorgen dat
de Raad van de Neerlandistiek een stevige positie heeft bij het opstellen van het
sectorplan talen. Welke rol ziet de Minister weggelegd voor de TaalUnie, zo vragen
zij.
Schoolvak vo en aansluiting voorgezet en hoger onderwijs
De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe het hoger onderwijs, en ook specifiek
de opleidingen Nederlands, wordt betrokken bij de totstandkoming van curriculum.nu.
Tevens vernemen zij graag hoe de beide ministers tegenover het idee staan van talent-
en plusprogramma’s voor het vak Nederlands in het voortgezet onderwijs. Ook horen
ze graag wat de Minister van het idee van de KNAW vindt om een «Kamer Neerlandistiek»
in te richten bij het Platform Talen waarin neerlandici uit wo3, hbo4 en vwo en vertegenwoordigers van de Stichting Leerplan Ontwikkeling en de vakvereniging
van docenten Nederlands samenwerken. Wat is er nodig om dit op te richten? Hoe kan
de Minister dit stimuleren, zo vragen deze leden.
Extra middelen
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat de 100.000 euro aan aanvullende
middelen voor landelijke coördinatie voor het sectorplan talen andere middelen zijn
dan de 100.000 euro die beschikbaar zijn gekomen met het amendement van het lid Van
der Molen over middelen voor Het Nationaal Platform voor de Talen5. Kan de Minister toelichten wat de stand van zaken is van de besteding van de 100.000
euro van genoemd amendement? Kan zij daarbij tevens bevestiging dat deze middelen
enkel gebruikt worden voor het enthousiast maken van de (leraren)opleiding Nederlands
en dus niet voor andere taalopleidingen, zo vragen zij.
Overig
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het momenteel mogelijk is om met een
brede bacheloropleiding, zoals taalwetenschap, door te stromen naar een specifiekere
masteropleiding zoals Nederlandse taalkunde.
Ten slotte
Ten slotte zouden de leden van de CDA-fractie het op prijs stellen als de Minister
voor de begrotingsbehandeling dit schriftelijk overleg wil beantwoorden. Dit aangezien
er momenteel geen vso6 plenair aangevraagd kan worden.
Tevens horen de leden van de CDA-fractie graag voor de OCW-begrotingsbehandeling hoe
de Minister de motie van de leden Van der Molen en Westerveld7, die de Minister verzoekt om de Kamer een plan aan te bieden waarin er samen met
de betrokken opleidingen stappen worden gezet om de instroom in de opleidingen Nederlands(e
taal en cultuur) te vergroten, uit gaat voeren.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie
van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op het briefadvies «Nederlands
verdient meer van de KNAW en het rapport «Talen Centraal» van het Nationaal Platform
voor de Talen (platform). Deze leden willen de Minister enkele vragen stellen.
De leden van de D66-fractie lezen dat het aantal studenten in de Neerlandistiek en
moderne vreemde talenstudies in het wetenschappelijk onderwijs in de afgelopen tien
jaar fors is teruggelopen. Deze leden brengen in herinnering dat eerdere kabinetten
vooral hebben ingezet op beleid dat getypeerd kan worden als «focus en massa». De
gedachten was dat het «tegengaan van versnippering» van taal- en cultuurstudies op
enkele universiteiten meer studenten zou aantrekken dan als bijvoorbeeld twee verschillende
universiteiten dezelfde taalopleiding zouden aanbieden. Deze leden vragen de Minister
te reflecteren op het «focus en massa»-beleid. Heeft er ooit een evaluatie plaatsgevonden?
In hoeverre heeft het «focus en massa»-beleid tot de veronderstelde doelen geleid,
zoals meer studenten, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie constateren dat er behoefte is aan een sectorplan talen.
Deze leden vragen de Minister toe te lichten wat de grootste knelpunten zijn die met
een sectorplan geadresseerd worden. Is de inzet om wederom het onderwijsaanbod te
versmallen of zou het aanbod ook vergroot en daarmee aantrekkelijker gemaakt kunnen
worden, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister aan te geven hoe groot het verschil
is tussen het aantal studenten dat afstudeert in de taalopleidingen die op middelbare
scholen worden verzorgd en de verwachte ontwikkeling van het lerarentekort bij die
vakken.
De leden van de D66-fractie lezen dat de daling van het studentenaantal in het talendomein
ook in andere Europese landen waarneembaar is. Deze leden vragen of de Minister de
aanpak van andere Europese landen inzichtelijk kan maken. Heeft de Minister ook overwogen
om Europees op te trekken, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie waarderen dat de Minister oog heeft voor kleine opleidingen
in het lopend kostenonderzoek. Deze leden vragen de Minister op welke termijn het
kostenonderzoek en de kabinetsreactie verwacht kunnen worden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze leden lezen dat de
Minister ook het maatschappelijk, economisch en wetenschappelijk belang inziet van
de expertise die taal- en cultuurexperts hebben. De voornoemde leden zijn daarom teleurgesteld
over het ontbreken van concrete maatregelen en financiële middelen om de daling in
studentenaantallen in het taal en cultuur domein te doorbreken. Derhalve stellen deze
leden enkele vragen hierover.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief van de Minister dat op dit moment
geen middelen beschikbaar zijn voor een sectorplan talen, dat voorgesteld wordt door
KNAW, het Nationaal Platform voor de Talen, DLG8 en het programmabureau9.
In haar beantwoording van eerdere schriftelijke vragen hierover van de leden Westerveld
en Van der Molen geeft de Minister aan geen raming te kunnen geven van de verwachte
kosten van een sectorplan10. De voornoemde leden vragen of de Minister bereid is om de kosten voor een sectorplan
te onderzoeken. Zo nee, waarom niet, zo vragen zij.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Minister in haar antwoordbrief
op eerdere schriftelijke vragen van de leden Westerveld en Van der Molen aan geeft
dat het bedrag van 100.000 euro voor landelijke coördinatie is gebaseerd op de afweging
om middelen beschikbaar te stellen voor een volledige fte. De leden zijn verbaasd
over deze afweging. Kan de Minister uiteenzetten of zij een volledige fte voldoende
acht voor de landelijke coördinatie van een sectorplan, waar geen middelen voor beschikbaar
zijn gesteld, zo vragen de leden.
Voorts lezen de leden van de GroenLinks-fractie in de brief van de Minister dat instellingen
zelf verantwoordelijk zijn om te investeren in de aantrekkelijkheid van de talenstudies,
waar mogelijk vanuit herprioritering binnen de structurele lumpsummiddelen voor het
sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen11. De leden constateren dat de geesteswetenschappen met steeds minder middelen veel
kleine opleidingen in stand moeten houden. Lag deze redenering, waarbij geesteswetenschappen
faculteiten binnen beperkte financiële kaders moeten opereren, juist niet ten grondslag
aan de beslissing om te stoppen met het aanbieden van kleinere (minder rendabele)
studies, waaronder de bachelorstudie Nederlands? Derhalve vragen deze leden de Minister
of zij het verantwoord acht om de geesteswetenschap faculteiten weer te laten kiezen
binnen de middelen van het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het KNAW-briefadvies
«Nederlands verdient meer» en rapport «Talen Centraal» van het Nationaal Platform
voor de Talen. Zij hechten grote waarde aan kleine opleidingen en talenstudies in
het algemeen. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister geen structurele middelen inzet
om talenstudies te redden. Met het advies van de commissie-Van Rijn om middelen te
verschuiven naar bètastudies in het achterhoofd vrezen de leden of de inzet van de
Minister niet ernstig tekortschiet. De leden zijn benieuwd hoe de adviezen van de
commissie-Van Rijn in combinatie met te weinig middelen vanuit OCW, volgens de Minister,
gaan bijdragen aan meer studenten bij talenstudies
De leden van de SP-fractie merken op dat de groei van studentenaantallen in de talenopleidingen
hard nodig is, gezien het tekort van leraren in enkele talen in het voortgezet onderwijs.
De leden zijn benieuwd welke verklaring de Minister heeft voor de dalende studentenstroom
bij opleidingen Neerlandistiek en moderne vreemde talenstudies.
De leden van de SP-fractie merken op dat op dit moment er geen budget voor een sectorplan
talen is, aldus de Minister in haar brief. Ze roept de betrokken faculteiten wel op
voorbereidingen te treffen voor een sectorplan talen. Daarnaast stelt ze 100.000 euro
beschikbaar voor landelijke coördinatie om gezamenlijk activiteiten in gang te zetten
met focus op het onderwijs in talenopleidingen. De leden vragen in hoeverre instellingen
kunnen rekenen op toekomstig budget voor een sectorplan talen, ook met het oog op
de komende verkiezingen en mogelijke andere keuzes die een volgend kabinet gaat maken.
Daarnaast betwijfelen de leden of 100.000 euro voldoende is om talenopleidingen te
redden en vragen waar de hoogte van dit bedrag op is gebaseerd.
De leden van de SP-fractie merken op dat de KNAW in haar rapport opmerkt dat onder
middelbare scholen het beeld bestaat dat je met een studie Neerlandistiek in de eerste
plaats leraar wordt en dat dit beroep een laag aanzien heeft vergeleken met andere
beroepen waar een hbo- of wo-opleiding voor nodig is en dat de beroepsgroep van leraren
als geheel de afgelopen decennia minder is gaan verdienen in verhouding tot andere
hoogopgeleiden. Hoe reflecteert de Minister hierop en wat gaat de Minister doen met
dit gegeven, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het briefadvies
Neerlandistiek van de KNAW en het rapport «Talen Centraal». Zij hechten eraan dat
er beleid komt om de (tot nu toe alsmaar dalende) studenteninstroom in de universitaire
talenstudies te vergroten. In het bijzonder werd hun belangstelling gewekt door de
aanbevelingen om de vijf bestaande opleidingen Neerlandistiek in ons land, in Amsterdam,
Utrecht, Groningen, Leiden en Nijmegen, in stand te houden en ze de komende tijd te
beschermen en het schoolvak Nederlands aantrekkelijker te maken en inhoudelijk interessanter
en op alle mogelijke manieren te stimuleren dat er meer academisch gevormde leraren
voor de klas komen. Wat gaat de Minister ondernemen, zowel beleidsmatig als financieel,
om onnodige en nieuwe herverdelingsproblematiek te voorkómen, in het licht van het
belang dat zij zegt te hechten aan dit vakgebied? Klopt het dat de extra middelen
die zij hiervoor uittrekt zich geheel beperken tot 100.000 euro die in 2020 en 2021
beschikbaar komt voor de studiekeuzecampagne voor de (leraren)opleiding Nederlands,
zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de rapporten en de beleidsreactie.
Zij pleiten voor meer waarborgen om de continuïteit van de opleidingen Nederlandse
taal te verzekeren.
Nederlands binnen de talen en geesteswetenschappen
De leden van de SGP-fractie constateren dat het Nederlands door de Minister overwegend
wordt meegenomen in het bredere pakket van de talen en ook als het gaat om financiering.
Deze leden merken op dat het Nederlands niet alleen een unieke status heeft, maar
dat de problematiek en urgentie voor de verschillende talen ook uiteenlopen. Kan de
Minister met de voorgestelde aanpak voldoende recht doen aan de specifieke positie
van het Nederlands, zo vragen zij. Zou voor de opleidingen Nederlandse taal niet een
wettelijke waarborgfunctie geregeld moeten zijn? Gelet op het nationale belang zou
dat volgens deze leden voor de hand liggen.
De leden van de SGP-fractie wijzen eveneens in dit verband op de constatering van
de KNAW dat zittende hoogleraren Nederlandse Taal- of Letterkunde soms niet vervangen
worden vanwege de gedachte dat de taal- en letterkunde in algemene zin al voldoende
aanwezig zou zijn. Hoe voorkomt de Minister dat hierdoor gaandeweg te weinig hoogleraren
Nederlands aanwezig zijn? Wil zij met faculteiten in overleg om te bezien of voor
dergelijke knelpunten structuurwijzigingen nodig zijn, zo vragen zij.
Curriculum
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de kritiek van de KNAW op de producten
van curriciulum.nu inzake Nederlands, namelijk de beperkte aanwezigheid van de vakinhoud.
Deze leden vragen in hoeverre deze kritiek al is meegenomen in het vervolg en op welke
wijze degenen die adviezen hebben geleverd, waaronder KNAW, betrokken worden bij de
uitwerking door SLO12.
Regionale spreiding
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regio nog steeds een belangrijke rol
speelt bij de studiekeuze van leerlingen. Bij het wegvallen van een studie blijken
leerlingen niet vanzelf naar een andere stad te gaan waar Neerlandistiek wordt aangeboden,
maar kiezen zij vaak voor een andere studie. Tegen deze achtergrond vragen de leden
wat de Minister vindt van het gegeven dat in Nederland momenteel onder de lijn Leiden-Utrecht-Nijmegen
geen volwaardige opleiding Neerlandistiek aanwezig is. Is dit deze verdeling voldoende
evenwichtig voor een opleiding van nationaal belang? Wil de Minister in overleg met
faculteiten ook bezien of de geografische spreiding geoptimaliseerd kan worden, al
dan niet door aan te sluiten bij bestaande faculteiten die reeds onderdelen Neerlandistiek
aanbieden, zo vragen zij.
Tweede studie
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister wil overwegen om specifiek voor
de studie Nederlandse taal te regelen dat een tweede studie altijd tegen wettelijk
collegegeld gevolgd kan worden. Rechtvaardigt de bijzondere positie van het Nederlands
als basis voor het al het andere onderwijs in Nederland niet een uitzondering op de
regel, zo vragen zij.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.