Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Houtskoolschets acute zorg (Kamerstuk 29247-314)
2020D38144 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische
Zorg over de Houtskoolschets acute zorg (Kamerstuk 29 247, nr. 314).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
13
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
15
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
17
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
19
II
Antwoord/Reactie van de Minister
20
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Houtskoolschets acute zorg.
Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de nieuwe inrichting van de acute zorg met name
gericht zal zijn op zes pijlers. Waren deze zes pijlers vastgesteld voorafgaand aan
de gesprekken over de houtskoolschets en moeten deze nu verder ingevuld worden, of
zijn deze ontstaan naar aanleiding van deze gesprekken? Waren de personen en partijen
die hebben meegedacht over de houtskoolschets het unaniem eens dat de acute zorg rondom
die zes pijlers ingericht moet gaan worden? Zo nee, kan de Minister aangeven over
welke pijler(s) geen overeenstemming was? Kan de Minister aangeven hoe het verdere
proces er nu uit zal gaan zien en wanneer de definitieve, uitgewerkte versie gereed
zal zijn?
De vernieuwde inrichting en financiering van de acute zorg moeten nog verder uitgezocht
en onderbouwd worden. Welke partijen is de Minister van plan daarbij (structureel)
te betrekken, vragen de leden van de VVD-fractie, aangezien deze leden in de houtskoolschets
vele potentiële partijen zien die in de toekomst bij de financiering en inrichting
van de acute zorg betrokken zullen zijn.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat nagedacht is over de toegankelijkheid
van de acute zorg in relatie tot de krapte op de arbeidsmarkt. Deze leden lezen dat
ondanks de kostendekkende financiering van het Ministerie van VWS gezien wordt dat
ziekenhuizen de afgelopen jaren niet voldoende gespecialiseerde verpleegkundigen en
medisch ondersteunend personeel hebben opgeleid. Kan de Minister aangeven wat de oorzaak
hiervan is? Is de financiering wel steevast volledig ingezet, en waar is dit geld
terechtgekomen? Daarnaast vragen deze leden of er bij het uitwerken ook nieuwe plannen
worden gemaakt om de arbeidsmarktproblematiek in de acute zorg op te lossen. Of vertrouwt
de Minister op de resultaten van bestaande actieprogramma’s, zoals Werken in de Zorg?
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat het nu voor patiënten niet altijd duidelijk
is waar zij terecht kunnen met een acute zorgvraag die niet levensbedreigend is. Deze
leden zijn het eens met de stelling dat in stressvolle situaties verschillende «loketten»
verwarring op kunnen leveren. Zij hebben echter hun vraagtekens bij het instellen
van één nieuw landelijk nummer naast 112 voor patiënten met een niet-levensbedreigende acute zorgvraag. Hoe bepalen patiënten of overige betrokkenen of er sprake is
van een levensbedreigende of niet-levensbedreigende acute zorgvraag? Brengt het instellen
van een nieuw landelijk telefoonnummer niet juist meer verwarring voor de patiënt
met zich mee?
De leden van de VVD-fractie lezen dat per regio bepaald zal moeten worden hoeveel
spoedposten er komen, waar de spoedposten gaan komen, welke spoedposten er wel en
niet de hele nacht open zijn en welke zorgprofessionals er standaard aanwezig zijn
of op afstand mee kunnen kijken. Kan de Minister aangeven of al nagedacht is op basis
van welke gegevens bepaald wordt waar de spoedposten in de toekomst komen te staan?
Hoe wordt voorkomen dat er witte vlekken in Nederland ontstaan waardoor de tijdsafstand
tot spoedzorg langer wordt dan de 45-minutennorm?
De Minister stelt in de houtskoolschets dat het ministerie de regie neemt in de transformatie
naar een nieuw acuut zorglandschap. Elektronische gegevensuitwisseling wordt versneld
door het bij wet afdwingen van eenheid van taal en techniek, zodat iedereen meedoet
op dezelfde manier. Kan de Minister aangeven of hiermee alle knelpunten van gegevensuitwisseling
in de acute zorg worden opgelost? Zo nee, welke knelpunten blijven er nog bestaan?
Kan de Minister aangeven waar in het proces de wet nu staat? Wanneer kan de Kamer
de wet verwachten? De leden van de VVD-fractie lezen dat naast het beschikbaar hebben
van patiëntinformatie, er binnen het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) een
werkend systeem moet zijn dat 24/7 realtime inzicht biedt in de actueel beschikbare capaciteit aan acute zorg (inclusief intensive
care (IC)-bedden) in de regio, zodat de Regionale ambulancevoorziening weet waar op
een concreet moment naartoe moet worden gereden met een patiënt en ook de huisarts
weet waar hij de patiënt naartoe kan verwijzen. Is de Minister voornemens om eenzelfde
soort structuur op te zetten zoals het landelijk coördinatiecentrum patiëntenspreiding
dat tijdens de COVID-19-pandemie is opgezet? In hoeverre zijn de door de zorgverzekeraars
opgestelde regiobeelden ten behoeve van de nog te ontvangen contourennota betrokken
bij het opstellen van de houtskoolschets?
De leden van de VVD-fractie lezen over aardig wat actieprogramma’s en andere adviezen
die van invloed zullen zijn bij de uitwerking van het «nieuwe» acute zorglandschap.
Hoe houdt de Minister de samenhang van die adviezen, programma’s en de houtskoolschets
– en daarmee dus ook de voortgang van de uitwerking daarvan – in de gaten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de Houtskoolschets
acute zorg. De acute zorg staat onder druk, niet alleen door de huidige coronacrisis
maar zeker ook door het beleid over de afgelopen jaren van deze regering. Het is daarom
goed dat we met alle partijen bekijken hoe we de acute zorg opnieuw kunnen inrichten.
Deze leden zien in de voorliggende houtskoolschets echter geen verbetering van het
acute zorglandschap en hebben daarom de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie zien de lessen die we kunnen leren van de coronacrisis
niet terug in deze houtskoolschets. Komt er een hernieuwde versie? Want het opnieuw
inrichten van het acute zorglandschap zonder aandacht voor uitbreiding van IC-capaciteit,
uitbreiding van zorgpersoneel, uitbreiding van laboratoria en testmogelijkheden et
cetera heeft geen zin, aldus deze leden.
De leden van de PVV-fractie begrijpen niet waarom er in de houtskoolschets klakkeloos
van uit gegaan wordt dat het aantal spoedeisende hulp (SEH)-posten geconcentreerd
moet worden. Als dit de visie is die ten grondslag ligt aan deze houtskoolschets,
dan kan de schets gelijk de prullenbak in. Immers, door concentratie verdwijnen er
ziekenhuizen met een eigen SEH en IC-afdeling. In plaats van volwaardige SEH-posten
komen er nu regionale spoedhulpposten met minder diagnostische mogelijkheden. Volgens
deze leden komen patiënten met complexe klachten en meervoudige aandoeningen hierdoor
in de knel. Deze zullen op de regionale spoedhulpposten niet volledig behandeld kunnen
worden of moeten alsnog doorgestuurd worden naar een volwaardige SEH bij een ziekenhuis
dat vele kilometers verder ligt. Deze leden vinden dat een heel verkeerde ontwikkeling
en kunnen daar niet mee instemmen.
De leden van de PVV-fractie missen in de houtskoolschets nadrukkelijk aandacht voor
(oudere) patiënten met een of meerdere chronische aandoeningen. Een gebroken heup
kan immers naast een acuut trauma ook onderliggende oorzaken hebben, zoals kanker,
botontkalking, evenwichtsstoornissen et cetera. Deze leden vinden het daarom essentieel
dat de acute zorg zo wordt ingericht dat een trauma niet op zichzelf wordt behandeld,
maar dat er altijd rekening wordt gehouden met meervoudige onderliggende chronische
ziektes. Is de Minister het met deze leden eens?
De leden van de PVV-fractie vragen zich daarnaast af wat de rol van de huisartsenpost
wordt bij het invoeren van een regionale zorgmeldkamer bij niet acute zorg. Deze leden
hebben ook twijfels wat nu het voordeel is voor de patiënt om te bellen met een regionale
zorgmeldkamer boven de nu bestaande praktijk, namelijk bellen met de huisarts. De
inrichting van regionale zorgmeldkamers komt op deze leden nogal bureaucratisch over,
een papieren oplossing voor een niet-bestaand probleem. Welke onderzoeken zijn gebruikt
voor dit idee? Deze leden missen hier een gedegen analyse en onderbouwing, graag krijgen
zij deze alsnog.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de houtskoolschets acute zorg.
Deze leden onderschrijven de doelstelling om de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid
van acute zorg in de toekomst te behouden. De houtskoolschets heeft in haar huidige
vorm echter veel elementen van een landelijke blauwdruk en centralisatie. De houtskoolschets
schetst een concentratie van SEH-locaties, met als gevolg een reductie van het aantal
ziekenhuizen met een eigen SEH en IC. Hiervoor in de plaats komen spoedhulpposten
in de regio die de toegang tot spoedzorg moeten waarborgen, maar die slechts beperkte
diagnostische mogelijkheden krijgen. Een patiënt komt echter niet binnen bij een SEH
met een diagnose, maar met een klacht. Voor het stellen van een goede diagnose is
een bepaalde expertise nodig. En als patiënten op basis van de diagnose hoogcomplexe
zorg nodig blijken te hebben, dan moet naar de mening van deze leden geborgd zijn
dat deze tijdig beschikbaar en bereikbaar is. Iedereen in Nederland verdient immers
goede zorg, het zou niet moeten uitmaken waar je woont. Deze leden hebben daarom de
volgende vragen over deze houtskoolschets.
De leden van de CDA-fractie vragen ten eerste welk probleem de Minister met de herinrichting
van de acute zorg wil oplossen. Is het niet beter om de problemen in de acute zorg
zoals beschreven in de schets (voorkomen van acute zorg, het is niet altijd duidelijk
waar je naartoe moet, de integrale samenwerking kan beter, personeelstekort) aan te
pakken in het huidige systeem in plaats van het systeem opnieuw in te richten? Is
het bijvoorbeeld mogelijk om aan de hand van regiobeelden de acute zorg door te ontwikkelen
om regionaal de acute zorg patiëntgericht en toekomstbestendig te organiseren, en
hierbij geen landelijke blauwdrukken, maar juist regionaal maatwerk in te bouwen en
afstemming die daadwerkelijk beantwoordt aan de behoefte van de patiënt in de regio?
Is het niet beter om hierbij rekening te houden met de regio-indelingen?
De Minister schrijft dat hij het versturen van deze houtskoolschets als een startpunt
ziet en dat hij het belangrijk vindt dat de uiteindelijke inrichting en bekostiging
van het acute zorglandschap kan rekenen op draagvlak bij de partijen die bij de acute
zorg betrokken zijn. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regionale partijen
en de burgers in het vervolg worden betrokken bij de uítdagingen die er zijn in het
toegankelijk houden van de spoedzorg en bevallingszorg in Nederland.
De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel informele bijeenkomsten er zijn geweest.
Klopt het dat er slechts een enkele grote bijeenkomst is geweest met veel organisaties
tegelijkertijd?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister de spoedzorg en bevallingszorg
toegankelijk denkt te houden voor burgers in de meer rurale gebieden van Nederland.
Hoe voorkomt de Minister dat er door de gesuggereerde verdere concentratie van spoedzorg
en vooral ook de verloskunde «witte vlekken» in Nederland ontstaan, waar de afstand
tot spoedzorg en bevallingszorg (die niet opgevangen kan worden in een spoedhulppost)
langer wordt dan de 45-minutennorm? Hoe wordt geborgd dat met concentratie van hoogcomplexe
acute zorg rijtijden niet te lang worden voor patiënten met acute hart- en vaataandoeningen?
In hoeverre zijn er risicoanalyses gemaakt voor behandelingen waarbij tijd een belangrijke
factor is, zoals voor een herseninfarct?
De leden van de CDA-fractie vragen welke SEH-posten straks nog voldoen aan de nieuwe
definitie. Wat betekent dit voor aanrijtijden en bereikbaarheid van zorg in de regio?
Dat er bijvoorbeeld in Rotterdam meerdere ziekenhuizen zijn die naar de buren kunnen
doorverwijzen, geldt immers niet voor Zuidwest-Nederland.
De leden van de CDA-fractie constateren al langer dat sommige spoedposten al overvol
zijn en meerdere keren per week stops moeten instellen. Deze leden vragen daarom opnieuw
om het aantal stops per ziekenhuis in kaart te brengen.
Als er veel minder locaties komen, moeten zorgmedewerkers steeds verder reizen naar
hun werk dan wel stroomt de regio leeg. De leden van de CDA-fractie vragen wat de
voorstellen betekenen voor leefbaarheid van regio’s en voor de arbeidsmarkt. Deze
leden vragen tevens hoe de Minister het verlies van werkgelegenheid en kwaliteít van
de leefomgeving compenseert, mochten er in de regio ziekenhuizen verdwijnen.
Op dit moment worden in heel Nederland via de ROAZ-structuur afspraken gemaakt om
de IC-capaciteit te vergroten. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan
uitleggen waarom er enerzijds in Nederland via de bestaande ROAZ-structuur wordt opgeschaald
en tegelijkertijd door de Minister wordt voorgesteld om in Nederland de spoedzorg
juist weer te concentreren. Neemt de Minister hiermee niet hele grote risico's?
De houtskoolschets gaat uit van het opzetten van spoedhulpposten en het reduceren
van het aantal ziekenhuizen met een SEH en IC. De leden van de CDA-fractie vragen
of voor een dergelijk scenario is nagedacht over de financiële consequenties voor
het vastgoed van de ziekenhuizen die moeten afschalen en de kosten die moeten worden
gemaakt om de spoedhulpposten in de regio op te zetten en bij andere ziekenhuizen
de IC-capaciteit uit te breiden. Deze leden vragen tevens op welke manier de houtskoolschets
het huidige mandaat en de huidige afspraken over de governance in de ziekenhuissector
bewaakt. Wordt er een scenario uitgewerkt waarbij de transformatie van de acute zorg
plaatsvindt vanuit een integrale benadering en regionale samenwerking?
In de integrale spoedhulpposten die in de houtskoolschets worden voorgesteld zouden
huisartsen en ziekenhuisspecialisten moeten gaan samenwerken. De leden van de CDA-fractie
stellen juist dat de duidelijke scheiding tussen die twee goed werkt. Een huisarts
handelt immers terughoudend totdat duidelijk is dat er echt iets met een patiënt aan
de hand is, een medisch specialist doet juist onderzoek totdat hij medische problemen
bij een patiënt kan uitsluiten. Deze leden vragen of de Minister met hen van mening
is dat hiermee mogelijk de ziekenhuiszorg de huisartsenzorg zal gaan verdringen en
dat dit zowel de kwaliteit als de betaalbaarheid niet ten goede zal komen.
Mensen kunnen wel omgaan met verandering als ze comfort krijgen dat het anders maar
nog steeds goed wordt georganiseerd. Een spoedpost betekent echter dat er minder expertise
aanwezig is. De leden van de CDA-fractie vragen hoe wordt geborgd dat mensen adequaat
worden opgevangen, gediagnosticeerd en gestabiliseerd.
De leden van de CDA-fractie constateren wel met tevredenheid dat de motie van het
lid Van den Berg over één nationaal spoednummer voor niet levensbedreigende acute
zorgvragen (Kamerstuk 35 300-XVI, nr. 46) in de houtskoolschets wordt overgenomen. Deze leden vragen echter wel welke maatregelen
worden genomen om te voorkomen dat er meer zelfverwijzers komen door invoering van
dit centrale nummer. Hoe wordt de triage hierbij vormgegeven? Wordt overigens ook
overwogen om de meldcentra hun triagedata te laten delen, zodat met behulp van ervaringen en kunstmatige intelligentie de triage in de toekomst nog veel scherper te
krijgen is?
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte welke aanpassingen er aan de houtskoolschets
zijn gemaakt naar aanleiding van alle ervaringen uit de coronacrisis.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Houtskoolschets
acute zorg, waar voormalig Minister voor Medische Zorg Bruins veelvuldig naar verwees.
Deze leden ontvangen graag op diverse punten nadere onderbouwing van denkrichtingen,
voorgenomen keuzes of punten waarop de houtskoolschets nu eigenlijk nog erg op de
vlakte blijft. Zij hebben in dit verband nog verschillende vragen. Hopelijk worden
met de beantwoording de precieze contouren en implicaties van de houtskoolschets helderder.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister een aantal vraagstukken ziet voor
het acute zorglandschap, bijvoorbeeld dat de acute zorg thuis niet groots wordt opgepakt.
Wat bedoelt de Minister hiermee? Kan zij aangeven op welke onderdelen zij vindt dat
de acute zorg thuis niet groots wordt opgepakt? Wie is daar in haar optiek verantwoordelijk
voor?
De leden van de D66-fractie hebben voorts vragen over de opzet van de houtskoolschets.
Deze leden lezen dat ervoor is gekozen «eigenlijk andersom» te werken, waarbij met
de houtkoolschets eerst een toekomstbeeld wordt geschetst en vervolgens gaat worden
uitgewerkt hoe het ministerie daar, met betrokkenen, gaat komen. Deze leden lezen
tevens: «De vernieuwde inrichting en financiering van de acute zorg die we in dit
stuk beschrijven zullen we verder moeten uitzoeken en onderbouwen. Simpel gezegd:
we hebben meer feiten en cijfers nodig en meer inzicht in de daadwerkelijk effecten
in de praktijk». Vooropgesteld: deze leden onderschrijven dat het waardevol is dat
er een schets ligt voor de acute zorg, die als vertrekpunt kan dienen voor de discussie
over een toekomstbestendige acute zorg. Maar dit heeft wel lang geduurd. Bij het lezen
van deze aanpak vragen deze leden zich dan ook af: wat waren de nadelen geweest van
de gebruikelijke route, waarbij je eerst mede aan de hand van data de precieze problemen
analyseert om vervolgens tot een visie te komen? Was dit niet mogelijk in hetzelfde
tijdsbestek? In hoeverre is de voorgestelde inrichting van de acute zorg nu onderbouwd
aan de hand van data, zowel met betrekking tot de probleemschets als de oplossingsrichtingen?
In hoeverre is er rekening gehouden met de financiële en juridische implicaties van
voorstellen? Bestaat door de gekozen aanpak niet het risico dat straks bij de nadere
uitwerking zich onoverkomelijke knelpunten voordoen, die tot ingrijpende aanpassing
van de nu geschetste visie leiden? Hoe wordt de Kamer betrokken in het verdere proces
van visieontwikkeling op dit punt? Deze leden vragen dat mede omdat ingrijpende onderdelen
zoals de financiering en regie nu nog nagenoeg niet zijn uitgewerkt, zoals ook blijkt
uit de verhouding ten opzichte van de rest van de schets. Kan de Minister tevens toelichten
met welke externe partijen is gesproken voor het opstellen van de houtskoolschets?
De leden van de D66-fractie constateren dat de geestelijke gezondheidszorg (ggz) is
meegenomen in deze houtskoolschets. Kan de Minister schematisch weergeven hoe de bestaande
crisisstructuur en acute zorg van de ggz aansluiten op deze houtskoolschets? Zijn
er voornemens om naar aanleiding van deze houtskoolschets aanpassingen te doen in
de bestaande structuur van acute zorgverlening in de ggz? Zo ja, is dit wenselijk
en hoe zien deze aanpassingen er vervolgens uit? De Staatssecretaris voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport heeft tijdens een algemeen overleg van 8 juni jl.1 over de ggz gemeld dat hij bezig is met een visie op de ggz. Hoe verhoudt deze visie
zich tot de houtskoolschets acute zorg?
De leden van de D66-fractie lezen in paragraaf 2.2. dat het in de avond- en nachturen
op veel spoedeisende hulplocaties en huisartsenposten te stil is, waar het op andere
momenten erg druk is en ook steeds vaker «stops» nodig zijn. Door de krapte op de
arbeidsmarkt kunnen we dit ook niet zo blijven organiseren, lezen deze leden. Zij
zien zelf ook graag dat waar mogelijk beide voorkomen worden. Maar in hoeverre is
het mogelijk wat aan die stilte te doen, zo vragen zij. Is het niet zo dat het, ongeacht
de vormgeving, inherent is aan de acute zorg dat de toestroom van patiënten onregelmatig
is? En dat het in de avond rustig kan zijn, maar voor levensbedreigende gevallen toch
expertise in huis aanwezig moet zijn? Juist om deze reden wordt toch door de Minister
en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving nagedacht over een bekostiging op basis
van beschikbaarheid? In hoeverre kan de (op hoofdlijnen) voorgestelde inrichting van
het acute zorglandschap bijdragen aan het verkleinen van de verschillen in toestroom
van patiënten?
De leden van de D66-fractie zien voorts graag een reflectie op de beschreven krapte
op de arbeidsmarkt in de acute zorg. Deze leden constateren dat ondanks het advies
van het Capaciteitsorgaan om flink meer op te leiden en ondanks de kostendekkende
financiering vanuit het ministerie, ziekenhuizen de afgelopen jaren niet voldoende
gespecialiseerde verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel hebben opgeleid.
Kan de Minister nader ingaan op de oorzaken daarvan? Wat draagt deze schets bij aan
het verhelpen of verkleinen van het arbeidsmarktprobleem in de acute zorg? Wanneer
komt de Minister met concrete maatregelen, specifiek toegesneden op de acute zorg?
Kan de Minister een parallel trekken met het bestaande brede Actieprogramma Werken
in de Zorg? En kan de Minister ingaan op de onverminderd hoge uitstroom van medewerkers
ondanks dit programma? Vooralsnog lezen deze leden slecht een abstracte analyse over
mogelijke oplossingen zoals het «anders beleggen van de verantwoordelijkheden, het
inzetten op meer en anders opleiden». Graag ontvangen zij concretere actiepunten.
De leden van de D66-fractie kunnen zich goed vinden in het geschetste beeld in hoofdstuk
3 over het zo veel mogelijk voorkomen van acute zorg. Voorkomen is beter dan genezen.
Voor deze leden is dit een leidend uitgangspunt, ook in het zorg-hoofdstuk van hun
verkiezingsprogramma. Als we willen voorkomen dat mensen een beroep moeten doen op
de acute zorg, is het van groot belang dat wordt ingezet op zaken als valpreventie,
respijtzorg en een goede samenwerking tussen het sociale en medische domein. Wel vragen
deze leden zich na het lezen van dit hoofdstuk af: welke rol ziet de Minister daarbij
voor zichzelf weggelegd? Hoe wil de Minister de verschillende elementen die worden
genoemd in dit hoofdstuk concreet mogelijk maken, ondersteunen of aanjagen? Hoe staat
de Minister tegenover het idee om valpreventie landelijk op te schalen, ook naar plekken
waar dit nu nog niet wordt aangeboden?
De leden van de D66-fractie hebben bij het lezen van hoofdstuk 4 over de inrichting
van het nieuwe acute zorglandschap de nodige vragen, allereerst over meer acute zorg
thuis. Deze leden lezen onder meer: «Of denk aan ambulancepersoneel dat thuis langskomt,
de patiënt behandelt en weer terugrijdt naar de standplaats.» Is een dergelijke suggestie
reëel, gelet op de arbeidsmarktproblematiek en de aanrijtijden die nu in sommige regio’s
al behoorlijk onder druk staan? Hoe verhoudt het geschetste beeld over meer acute
zorg thuis zich in algemene zin tot de arbeidsmarktproblematiek in de acute zorg?
Voorts lezen deze leden dat het een nieuwe en gewenste ontwikkeling zou zijn dat er
naast acute intramurale crisisplekken ook acute crisisteams komen die hulp of zorg
bij ouderen thuis kunnen opschalen als de oudere niet zonder toezicht thuis kan blijven
wonen. Is dit een taakverzwaring, of vraagt dit om het aantrekken van nieuw personeel?
De leden van de D66-fractie hebben tevens vragen over de regionale zorgmeldkamers
voor niet levensbedreigende acute zorgvragen. Het geschetste beeld dat mensen nu vaak
niet weten waar ze heen moeten voor een (semi-)acute zorgvraag, wie dat bepaalt, hoe
het financieel geregeld is en welk nummer ze moeten bellen, is deze leden niet onbekend.
De regionale zorgmeldkamer voor niet levensbedreigende acute zorgvragen zou in dat
opzicht wellicht uitkomst kunnen bieden. Deze leden vragen zich alleen af hoe de Minister
er zorg voor zou willen dragen dat dit nummer goed landelijk bekend wordt. En vooral:
hoe wil de Minister zorgen dat mensen dit nummer daadwerkelijk gaan gebruiken? Bestaat
niet het risico dat mensen toch gewoon 112 bellen voor een ambulance als iemand bijvoorbeeld
zijn of haar been heeft gebroken? Denkt de Minister in dit kader aan een campagne?
Hoe denkt de Minister het gewenste gedragseffect te stimuleren om een dergelijke zorgmeldkamer
daadwerkelijk tot een succes te maken? Voorts zijn deze leden benieuwd hoe de zorgmeldkamers
praktisch te realiseren zijn. Aan hoeveel meldkamers denkt de Minister, is hier nieuw
personeel voor nodig en hoe wil de Minister dit bewerkstelligen, gelet op de arbeidsmarkttekorten?
Wil de Minister het aantal fte voor de 112-meldkamer afschalen? Verwacht de Minister
dat triagisten en ander personeel interesse hebben in deze meldkamers, ten opzichte
van hun huidige werk dat ziet op levensbedreigende acute zorgvragen? Deze leden steunen
het idee om bij de mogelijk op te richten regionale zorgmeldkamers ook ggz zorgprofessionals
te betrekken. Zij willen benadrukken dat het belangrijk is om integraal te kijken
naar de problemen die niet altijd duidelijk psychisch of somatisch van aard zijn.
Hoe verhouden de regionale zorgmeldkamers zich tot de meldkamers die aanwezig zijn
bij crisisdiensten? Zou triage voor ggz daadwerkelijk gaan plaatsvinden in de regionale
meldkamer of worden mensen direct doorverbonden met een lokale crisisdienst? Niet
alle spoedvragen vragen direct hulp van een crisisdienst, maar de reguliere ggz is
niet altijd tijdens de avond-, nacht- en weekenduren (ANW) beschikbaar. Toch stelt
de houtskoolschets dat de regionale meldkamer ggz-professionals ambulant kan inzetten.
Hoe zou ervoor worden gezorgd dat ambulante ggz-professionals kunnen worden ingezet
tijdens de ANW-uren en wat is daarbij de rol van de meldkamer?
De leden van de D66-fractie hebben voorts verschillende vragen over het voorstel voor
een goede spreiding van integrale spoedposten en de verhouding tot het onlangs verschenen
advies van de Gezondheidsraad over de 45-minutennorm in de spoedzorg. Deze leden begrijpen
dat er, zeker met de toenemende kwaliteitseisen, een transitie gaande is in het medisch
zorglandschap voor wat betreft spoedeisende hulpen en spoedposten. Zorgkwaliteit is
leidend. Het dichtstbijzijnde ziekenhuis biedt bij een levensbedreigende situatie
niet altijd de beste overlevingskansen en wordt daarom in de praktijk ook al geregeld
voorbij gereden, bijvoorbeeld omdat in een ander ziekenhuis specifieke expertise aanwezig
is. Het advies van de Gezondheidsraad over de 45-minutennorm onderstreept dit. Kan
de Minister reflecteren op het advies van de Gezondheidsraad en de implicaties die
dit heeft voor de nadere uitwerking van de Houtskoolschets? De Gezondheidsraad concludeert
dat er geen medisch-wetenschappelijke argumenten zijn voor het aanhouden van deze norm voor ziekenhuisspreiding
ten behoeve van acute zorg. Er is eerder sprake van kritieke tijdsintervallen dan
een eenduidige limiet. Bevestigt dit volgens de Minister dat niet ieder ziekenhuis
over een spoedeisende hulp zou hoeven te beschikken, maar dat een spoedpost soms ook
kan volstaan? Is de Minister voornemens de 45-minutennorm los te laten op basis van
dit advies? Komt hier een nieuwe norm of nieuwe normen voor in de plaats? Geven de
kritieke tijdsintervallen die de Gezondheidsraad benoemt anderzijds niet ook aan dat
afstand enige rol blijft spelen? Deelt de Minister in het licht van het advies van
de Gezondheidsraad de mening dat de aanrijtijd van ambulances en de zorg ter plekke
belangrijker is dan de precieze afstand en rijtijd tot aan het dichtstbijzijnde ziekenhuis?
Zo ja, hoe wil de Minister concreet inzetten op een verbetering van de aanrijtijden
van ambulances? Welke mogelijkheden ziet de Minister daarnaast om meer hoogwaardige
zorgverlening op locatie mogelijk te maken?
De leden van de D66-fractie ontvangen verder graag een nadere concretisering van het
idee voor een goede spreiding van integrale spoedposten. Hoeveel spoedposten heeft
de Minister ruwweg voor ogen? Op hoeveel plekken zou de Minister willen dat een spoedeisende
hulp op termijn een spoedpost wordt? En binnen welke termijn heeft zij de geschetste
transitie voor ogen? Deze leden begrijpen dat de spoedpost ergens tussen een huisartsenpost
en spoedeisende hulp zit qua faciliteiten. Wat betekent dit voor de bekostiging en
het benodigde personeel? Welke schotten zouden concreet moeten worden weggenomen?
Hoe denkt de Minister verder tot overeenstemming te kunnen komen met veldpartijen
over de vraag waar een spoedeisende hulp komt of mag blijven, en waar een spoedpost?
Deze leden lezen dat dit per regio zal moeten worden bepaald. Is de Minister voornemens
dit zelf te bepalen en af te dwingen of over te laten aan het veld? En wie dan binnen
het veld? Kortom, wie krijgt de regie voor nadere uitwerking van deze plannen? Kan
de Minister tevens ingaan op de financiële consequenties die een overstap van spoedeisende
hulp naar spoedpost teweegbrengt voor ziekenhuizen? Kan dit in sommige gevallen aanzienlijke
positieve of negatieve financiële gevolgen hebben?
De leden van de D66-fractie vinden het positief dat in de schets van de Minister ook
mensen met psychische klachten terecht kunnen bij integrale spoedposten. Deze leden
zien wel een risico voor deze patiënten als de spoedposten geïntegreerd zijn met ziekenhuizen.
Er bestaat dan immers een kans dat mensen met psychische klachten worden doorverwezen
naar een spoedeisende hulp in plaats van adequate zorg vanuit een crisisdienst. Soms
is deze doorverwijzing gelegitimeerd en deze leden zijn het eens met de Minister dat
de samenwerking kan zorgen voor minder stigmatisering en het verbeteren van samenwerking
tussen verschillende disciplines. Denkbaar is echter wel dat er situaties zijn waarin
patiënten met psychische klachten teveel prikkels ervaren op een spoedeisende hulp
en dat er belastende en overbodige somatische diagnostiek wordt verricht. Hoe wordt
voorkomen dat deze patiënten onterecht op een spoedeisende hulp van een ziekenhuis
komen? Wat zijn de verhoudingen tussen de crisisdienst en de spoedeisende hulp in
deze situatie?
De leden van de D66-fractie constateren dat hoofdstuk 5 over de randvoorwaarden van
de transformatie naar een nieuw acuut zorglandschap tamelijk abstract is. Op het punt
van gegevensuitwisseling lezen deze leden niets anders dan reeds is afgesproken door
de Kamer en Minister. Is zij nog van plan de bakens te verzetten op het punt van gegevensuitwisseling
in de acute zorg. Zo ja, hoe? Daarnaast delen deze leden het uitgangspunt dat er glasheldere
en handhaafbare normen moeten komen. Wat betekent dit in de praktijk? Komen er nieuwe
normen op het gebied van bereikbaarheid en beschikbaarheid? En hoe zit het met de
bestaande kwaliteitskaders in de acute zorg? Wil de Minister dat deze worden herzien?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister hint op een belangrijke rol
voor de grootste of grootste twee verzekeraars en het ROAZ. Welke rol ziet de Minister
voor zichzelf weggelegd? Wie zou volgens de Minister in de lead moeten zijn? Hoe voorkomen
we dat het bij een schets voor de acute zorg blijft en er de komende jaren uiteindelijk
te weinig werkelijke stappen naar een toekomstbestendige acute zorgketen worden gezet?
Naast de vraag wie de regie krijgt, is het deze leden ook nog niet duidelijk hoe de
financiering zou moeten worden vormgegeven en welke financiële impact de plannen (ruwweg)
hebben. Kan de Minister dit nader toelichten? Deze leden lezen dat uit een aantal
gesprekken met mensen uit de praktijk naar voren kwam dat betalen voor beschikbaarheid
en integrale financiering draagvlak heeft. Welke mensen zijn dit?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister voorts in te gaan op de relatie van
de houtskoolschets met het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving
(RVS) getiteld «Van deelbelangen naar gedeeld belang. Een handreiking voor regie op
toegankelijke acute zorg». Waar zitten de raakvlakken en op welk punt wijkt deze schets
juist af van het advies van de RVS? Kan de Minister tevens aangeven hoe zij tegenover
de uitwerking van een betaling op basis van beschikbaarheid in dit advies kijkt? Deze
leden lezen in de schets dat er oog moet blijven voor prikkels om de zorg doelmatig
te leveren. Hoe wil de Minister dit borgen? Deze leden zien als potentieel risico
van financiering op basis van beschikbaarheid dat het financieel lonend wordt om patiënten
sneller door te geleiden naar een afdeling in het ziekenhuis waar niet op basis van
beschikbaarheid maar op basis van behandeling wordt gefinancierd. Deelt de Minister
dit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de door
de Minister voor Medische Zorg gemaakte houtskoolschets over de toekomstige inrichting
en bekostiging van de acute zorg. Deze leden zijn verheugd nu voor het eerst van gedachten
te kunnen wisselen over het gepresenteerde discussiestuk.
De eerste analyse, ook wel de noodzaak voor de houtskoolschets, is volgens de leden
van de GroenLinks-fractie symptomatisch voor het doorgeslagen marktdenken in de zorg:
het is vaak te druk of te stil op de spoedeisende hulp. Het voordeel van marktwerking
zou toch moeten zijn dat vraag en aanbod zo efficiënt mogelijk verdeeld zouden worden,
als het ware gestuurd door een onzichtbare hand? Als het regelmatig te druk of juist
te stil is, dan kan wel geconcludeerd worden dat, ten minste voor de acute zorg, marktwerking
niet het beste sturingsprincipe is. Om wel goed te kunnen sturen, eenduidig te kunnen
financieren en samenwerking te stimuleren moeten er strakke afspraken worden gemaakt
in de regio tussen alle partijen en een of twee zorgverzekeraars. Klopt het dat daarmee
eigenlijk regionale acute zorgtafels worden gerealiseerd? Zou dat niet ook een goed
systeem zijn voor planbare zorg? Veel van de problemen binnen de acute zorgketen,
zoals een tekort aan werknemers, weinig slimme zorg thuis en samenwerking binnen de
keten, spelen toch ook binnen de rest van de zorg?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de houtskoolschets dat er een of twee
verzekeraars aan de regionale acute zorgtafels komen te zitten en dat er van de rest
van de verzekeraars congruent gedrag wordt verwacht. Op welke manieren kan dat congruent
gedrag worden afgedwongen? Ook vragen deze leden wat in de ogen van de Minister de
voor- en tegenargumenten zijn van een systeem met één verzekeraar en van een systeem
met twee verzekeraars. Tevens vragen zij hoe de Minister zich de contractering en
verdeling van de budgetten voor zich ziet. Worden de budgetten verdeeld aan dezelfde
tafel waar strakke afspraken worden gemaakt over de organisatie van de acute zorg
of moeten de verschillende aanbieders van acute zorg individueel afspraken maken met
de grootste verzekeraar (of grootste twee verzekeraars)?
Met betrekking tot de financiering op basis van beschikbaarheid hebben de leden van
de GroenLinks-fractie nog een enkele vraag. Op zich lijkt het logisch om de financiering
in de hele acute keten in bepaalde mate te harmoniseren, waarbij de acute zorg dus
net zoals de ambulancezorg op basis van beschikbaarheid wordt betaald. Deze leden
vragen zich wel af hoe de budgetten dan worden bepaald. Worden de tarieven dan door
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bepaald of moeten de zorgaanbieders en verzekeraars
daar onderling uit komen? Als de tarieven door de NZa worden bepaald, wat wordt dan
precies de rol van de verzekeraars? Of wordt het net zoals bij de ambulancevoorziening,
waar deels op basis van productie en deels op basis van beschikbaarheid wordt betaald?
De leden van de GroenLinks-fractie zouden ook graag zien dat de financiële schotten
binnen de zorg worden afgebroken en zien ook wel de potentie van strakke afspraken
binnen het ROAZ met een of twee verzekeraars. Toch maken deze leden zich zorgen over
een potentieel nieuw schot. Binnen de houtskoolschets lijken de acute zorg en de electieve
zorg nu gescheiden, waarbij de afspraken binnen de regio alleen worden gemaakt door
partners binnen het ROAZ. Toch zijn de meeste partijen in het ROAZ ook zorgaanbieders
die andere zorg verlenen. Is er met het huidige systeem dan niet de mogelijkheid dat
er een nieuw schot wordt gecreëerd tussen planbare en acute zorg? In hoeverre kan
dat volgens de Minister schadelijk zijn, aangezien de acute en planbare zorg toch
ook vaak in elkaars verlengde liggen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook nog een vraag over de verhouding tussen
ziekenhuizen en integrale spoedposten. Het zijn vaak mensen met chronische aandoeningen
die acuut zorg nodig hebben. Zolang spoedposten verbonden zijn aan ziekenhuizen, zijn
er ook specialisten in huis die specifieke expertise hebben en de acute zorgvraag
in het perspectief van het langere behandeltraject van de zorgvrager kunnen plaatsen.
Hoe blijven de integrale spoedposten verbonden met de ziekenhuizen? Of zijn deze in
principe altijd gevestigd in een ziekenhuis?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich ook af hoe de verdeling van integrale
spoedposten zich verhoudt tot het ziekenhuislandschap. Er zijn nu ruwweg twee manieren
om in een ziekenhuis opgenomen te worden. De eerste is via een verwijzing van de huisarts
voor niet-acute zorg en de tweede is via de spoedeisende hulp. Op het moment dat ziekenhuizen
hun spoedeisende hulp verliezen, kan dat grote gevolgen hebben voor de financiële
gezondheid van zo'n ziekenhuis. Hoe wordt de koppeling gemaakt binnen het systeem
in de houtskoolschets en het ziekenhuislandschap en blijven de ziekenhuizen in de
regio behouden? In de houtskoolschets wordt ook een concentratie van SEH-locaties
geschetst, met een reductie van het aantal ziekenhuizen met een SEH en een IC. Kunnen
al deze ziekenhuizen in de regio wel blijven bestaan als ze mogelijk hun SEH en IC
verliezen? Welke waarborgen kunnen hiervoor worden ingebouwd?
In de houtskoolschets acute zorg valt te lezen dat er ook meer acute zorg thuis verleend
moet worden. Hierbij moet worden gedacht aan een wijkverpleegkundige en een verloskundige
die bij de cliënt thuis komen. De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven dat
het fijn kan zijn voor de zorgvrager als de zorgverlener naar zijn of haar huis komt.
Toch vragen deze leden zich af in hoeverre dit haalbaar is. Zoals ook in de houtskoolschets
staat beschreven, is de arbeidsmarktproblematiek een van de knelpunten binnen de acute
zorg. Zijn er wel voldoende zorgverleners en hebben die wel voldoende tijd om bij
zorgvragers thuis langs te gaan? Wat is er extra nodig aan verloskundigen en wijkverpleegkundigen
om deze functie binnen het voorgespiegelde acute zorglandschap te kunnen vervullen?
Hoe verhoudt zich acute zorg thuis qua kosten tot acute zorg op een spoedpost? Op
een spoedpost zijn er natuurlijk extra materiële kosten, maar kan wel efficiënter
met personeel omgegaan worden.
Een belangrijk deel van de Houtskoolschets acute zorg gaat over het voorkomen van
acute zorg. De leden van de GroenLinks-fractie vinden het sowieso een goed idee om
in te zetten op het voorkomen van acute zorg. In de houtskoolschets staat dat de samenwerking
tussen het sociaal domein en het medische domein goed moet zijn om een deel van de
acute zorg te voorkomen. Nu valt alleen de planbare zorg vanuit het medische domein,
langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning niet onder de acute zorg. Op welke
wijze zullen deze aanbieders van zorg wel betrokken worden bij de overleggen van het
ROAZ en hoe wordt deze samenwerking gefinancierd? Of worden er bij het ROAZ ook afspraken
gemaakt om acute zorg te voorkomen met partijen die daar dan een rol in spelen?
Mocht acute zorg niet voorkomen kunnen worden, dan is goede triage belangrijk, zo
valt te lezen in de houtskoolschets. Hierover hebben de leden van de GroenLinks-fractie
nog wel een aantal vragen. Hoewel één landelijk nummer een hoop onduidelijkheid kan
voorkomen, kan het ook in de weg staan voor ouderen die al weten welke zorgverlener
ze moeten hebben. Kunnen bijvoorbeeld ouderen in dat nieuwe systeem ook nog direct
contact opnemen met zorgverleners, of is het de bedoeling dat er altijd naar het ene
nummer wordt gebeld?
In de houtskoolschets staat dat de werkzaamheden van de zorgverleners kunnen veranderen
bij de voorgestelde wijzigingen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich daarom
af in hoeverre zorgverleners zelf zijn betrokken bij het maken van de houtskoolschets.
Specifiek: zijn vertegenwoordigers van huisartsen, verpleegkundigen, verpleegkundig
specialisten, spoedeisendehulpartsen, psychologen, specialisten ouderengeneeskunde
en geriaters geraadpleegd? Zo ja, hoe keken zij tegen de voorgestelde veranderingen
aan? In andere woorden, als acute zorg wordt georganiseerd zoals in het houtskoolschets
is voorgesteld, worden zorgverleners dan beter in staat gesteld om goede zorg te verlenen
of voorzien zorgverleners zelf nu al knelpunten en hoe wordt dan aan deze knelpunten
tegemoetgekomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Houtskoolschets
acute zorg. Deze leden hebben naar aanleiding van deze houtskoolschets alvast onderstaande
opmerkingen en vragen.
Samenvatting
De leden van de SP-fractie vinden het een goede stap dat er serieus nagedacht wordt
over de toekomst van de acute zorg qua inrichting en financiering. Wel vragen deze
leden wat er precies gedaan wordt met de ontvangen reacties in de consultaties. Hoe
worden deze reacties precies gewogen? Wie neemt de uiteindelijke beslissing? Is het
een vorm van «de meeste stemmen winnen»? Zijn bepaalde mogelijke veranderingen/suggesties
al bij voorbaat uitgesloten/geen optie?
Betalen voor beschikbaarheid in de regio
In de houtskoolschets wordt aangegeven: «We vinden dat acute zorg een cruciale voorziening
is en hechten veel waarde aan de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de acute
zorg, daarom kijken we of betalen voor beschikbaarheid van bepaalde acute zorgvoorzieningen
een logische route is». Wordt dit dan een onderwerp in de consultatie of wordt hierbij
een ander pad belopen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Welke partij wordt hier
precies bedoeld met «we»?
1.1 De houtskoolschets is een discussiestuk
Op een aantal plaatsen in de houtskoolschets wordt verwezen naar de geleerde lessen
van de coronacrisis. Welke COVID-19-lessen zijn of worden meegenomen in de uitwerking,
zo vragen de leden van de SP-fractie.
2.1 We kunnen niet niks doen
Er worden verschillende belangrijke randvoorwaarden benoemd. De zorg moet bijvoorbeeld
kwalitatief goed én betaalbaar zijn. De leden van de SP-fractie zijn in dit kader
benieuwd welke weging tussen deze twee randvoorwaarden gemaakt zal worden. Hoe krijgt
deze weging vorm?
3.2 Samenwerking tussen het sociaal en het medisch domein
In deze paragraaf wordt de «wijkkliniek» geopperd. Graag ontvangen de leden van de
SP-fractie een nadere toelichting op dit idee. Komt er dan in iedere wijk een dergelijke
wijkkliniek? Wie werken er in de wijkkliniek? Hoe wordt in dit kader gedacht over
het oprichten van Zorgbuurthuizen (zoals door de SP voorgesteld)? Wordt deze optie
expliciet meegenomen in de verdere uitwerkingen? Wat is op dit onderwerp trouwens
de voortgang? Zitten er als Zorgbuurthuizen in de pijpleiding? En hoe zit het bijvoorbeeld
met wetswijzigingen die nodig worden geacht?
4.3 Regionale zorgmeldkamers voor niet-levensbedreigende acute zorgvragen
Als één van de pijlers voor de inrichting van het acute zorglandschap wordt genoemd
de «regionale zorgmeldkamers voor niet levensbedreigende acute zorg». De leden van
de SP-fractie vragen zich af of dit een wenselijke ontwikkeling is wanneer er één
centraal nummer komt voor alle niet-levensbedreigende acute zorgvragen in plaats van
alle nu bestaande nummers. We hebben nu immers de huisarts en huisartsenposten om
de ernst te beoordelen als iets in eerste instantie minder spoedeisend is naast 112.
Gaat er geen nieuwe verwarring ontstaan voor gebruikers van respectievelijk dit nummer
en 112? Is het niet wenselijker meer te investeren in de bereikbaarheid van de huisartsen
en huisartsenposten dan weer iets nieuws te bedenken? Wat vinden de hulpverleners
die de zorg moeten leveren en de patiënten die de zorg moeten ontvangen nu van al
deze plannen?
4.4 Een goede spreiding van integrale spoedposten
In deze paragraaf wordt beschreven dat veel meer acute zorg voorkomen kan worden of
thuis kan plaatsvinden. Kan het verwachte «veel meer» nader gespecificeerd/gekwantificeerd
worden, zo vragen de leden van de SP-fractie. Welk deel van de acute zorg kan voorkomen
dan wel naar thuis verplaatst worden?
Er worden veel plannen beschreven rondom de spoedposten en de spoedeisende hulp. Aangegeven
wordt dat de huisartsenpost zoals die nu bestaat zal verdwijnen, maar dat de zorg
die daar geleverd niet zal verdwijnen. Waarom precies is het idee om de huisartsenposten
geheel te schrappen in plaats van een betere samenwerking? De leden van de SP-fractie
vragen wat de gevolgen hiervan zijn als het gaat om aantallen, beschikbaarheid en
bereikbaarheid van spoedeisende hulpposten.
Begrijpen de leden van de SP-fractie het goed dat tussen locaties/regio’s verschillende
afspraken kunnen gelden qua aantallen spoedeisende hulpposten, reisafstanden of reistijden?
Er zal toch wel een minimale landelijke eis gaan gelden? Kan in ieder geval gegarandeerd
worden dat er niet meer spoedeisende hulpposten gesloten worden?
4.10 De zorgprofessional in het acute zorglandschap
Alle wijzigingen zoals beschreven in de houtskoolschets zullen zonder twijfel leiden
tot een veranderende rol voor de zorgprofessionals, zo menen de leden van de SP-fractie.
Aangegeven wordt dat nog niet goed ingeschat kan worden wat de invloed is van de wijzigingen
op de vraag naar personeel. Kan er al wel iets gezegd worden over de verwachte veranderingen
met betrekking tot de druk op personeel (de werkdruk)?
5.2 Data moet stromen
Een punt dat de coronacrisis ons heeft geleerd is dat er weinig inzicht is in de (beschikbare)
capaciteit van verschillende ziekenhuizen. Voor de ideeën uit de houtskoolschets is
een goed inzicht hierin erg belangrijk. De leden van de SP-fractie vragen hoe dit
brede inzicht in beschikbare capaciteit vergroot wordt.
5.3 Glasheldere en handhaafbare normen
De leden van de SP-fractie zijn zeer benieuwd naar de uitkomsten van het onderzoek
van de Gezondheidsraad naar de vraag of er een relatie bestaat tussen gezondheidsuitkomsten
en de tijd die nodig is. De leden vragen om een uitgebreide aparte reflectie op dit
rapport, waarin ook de analyses van de SP op dit punt worden meegenomen2.
5.5 Strakke afspraken in de regio
De leden van de SP-fractie delen de opvatting dat de zorgvraag per regio kan verschillen
en het aanbod daarop aangepast moet worden. Wel vragen deze leden in hoeverre de zorg
tussen de verschillende regio’s kan en mag verschillen. Zijn hier reeds ideeën over?
Aangegeven wordt dat zorgverzekeraars via de contractering een stuwende rol kunnen
spelen. De leden van de SP-fractie vragen zich af of, nu de hele toekomst van de acute
zorg vormgegeven dient te worden en onderwerp is van discussie, ook de rol van de
zorgverzekeraars onderwerp van discussie is en of de zorgverzekeraar kan veranderen of zelfs verdwijnen.
Is in deze discussie ook de rol van de zorgverzekeraar onderwerp van gesprek of wordt
die als vast gegeven gezien?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Houtskoolschets acute zorg.
Deze leden onderschrijven het doel van de houtskoolschets, namelijk het toegankelijk
en betaalbaar houden van kwalitatief hoogwaardige acute zorg. Zij hebben een aantal
vragen die zij graag beantwoord zien.
De voorstellen in de houtskoolschets beogen problemen als onnodig gebruik van acute
zorg, onduidelijkheid over het juiste loket, personeelstekort en verbetering van samenwerking
op te lossen. Heeft herinrichting de voorkeur ten opzichte van het aanpakken van deze
problemen binnen het huidige systeem? Is onderzocht hoe het instellen van één landelijk
noodnummer in Nederland zal gaan werken? Is daarbij rekening gehouden met de ervaringen
in Denemarken, waarbij het instellen van een noodnummer leidde tot een toename van
SEH-bezoek, of in het Verenigd Koninkrijk, waar het aantal zelfverwijzers is gestegen?
Wat is de verwachting voor Nederland? In hoeverre draagt deze herinrichting van het
systeem van acute zorg bij aan het oplossen van personeelstekorten in de acute zorg?
Op welke wijze zullen de voorgestelde veranderingen hieraan bijdrage? Welke cijfers
liggen hieraan ten grondslag? Welke impact zullen de voorgestelde ontwikkelingen hebben
op het aantal benodigde gespecialiseerde verpleegkundigen, triagisten en huisartsen?
In hoeverre maken de voorgestelde ontwikkelingen het werken in de zorg aantrekkelijker?
In hoeverre hebben zorgmedewerkers input geleverd voor de voorliggende schets? In
hoeverre kunnen zorgmedewerkers meepraten over de verdere uitwerking van de houtskoolschets?
In de houtskoolschets wordt meerdere malen de belangrijke taak van triagisten benoemd.
Hoe zal de regionale zorgmeldkamer worden ingericht? Kan precies worden aangegeven
hoe de triagisten te werk gaan? Is het de bedoeling dat de Nederlandse Triage Standaard
(NTS) wordt gebruikt? Hoe wordt rekening gehouden met het feit dat de kwaliteit van
deze standaard niet altijd even goed is? Hoe zal worden voorkomen dat overtriage plaatsvindt,
met hogere patiëntaantallen en overbelasting van huisartsenposten, of dat bij oudere
patiënten die klachten vaak atypisch presenteren, juist ondertriage plaats vindt?
Zal nog worden onderzocht welke wijze van triage optimaal is en welke zorgprofessionals
het beste kunnen worden ingezet? Zo nee, waarom niet?
In hoeverre zijn de ervaringen van de corona-crisis meegenomen in de totstandkoming
van de houtskoolschets?
In de houtskoolschets wordt voorgesteld om acute zorg verder te concentreren in spoedposten
en SEH-posten. Acute zorg zal in minder ziekenhuizen plaats vinden. Wat zullen de
gevolgen zijn voor patiënten in rurale gebieden en krimpregio’s? In hoeverre wordt
hier prioriteit gegeven aan de doelmatigheid en efficiënte van de acute zorg in plaats
van aan de beschikbaarheid van acute zorg? Hoe zal worden voorkomen dat een toenemende
concentratie van spoedzorg leidt tot «witte vlekken» in Nederland, plekken waar de
afstand tot spoedzorg langer wordt dan de norm van 45 minuten? In de houtskoolschets
staat omschreven dat nog moet worden bepaald waar spoedposten komen, hoeveel per regio,
met welke openingstijden en hoe zij worden ingericht. Hoe zal dit worden bepaald?
Betekent verdere concentratie van spoedposten dat meer mensen een langere afstand
moeten afleggen naar de dichtstbijzijnde spoedpost? Hoe zal dit bijdragen aan de patiënttevredenheid?
Hebben patiënten kunnen bijdragen aan de houtskoolschets? Zo ja, op welke wijze?
In hoeverre zal een verdere concentratie van de bevallingszorg eraan bijdragen dat
er «witte vlekken» ontstaan met betrekking tot bevallingszorg? Hoe denkt de Minister
bevallingszorg toegankelijk te houden voor vrouwen in dunbevolkte regio’s? Zal een
verdere concentratie van bevallingszorg ertoe leiden dat de keuzevrijheid van vrouwen
om zelf te bepalen hoe en waar zij willen bevallen in het geding komt? In de schets
staat benoemd dat wanneer eigen bijdrage voor bevallen in het ziekenhuis of in een
geboortecentrum deze beweging in de weg staat, gekeken moet worden naar een oplossing.
Wat voor een oplossing wordt hier bedoeld?
Is bij de totstandkoming van de houtskoolschets voldoende rekening gehouden met het
feit dat acute zorg ook chronische zorg is die niet enkel via de SEH, huisartsenpraktijk
of spoedpost wordt behandeld? In hoeverre wordt rekening gehouden met het feit dat
het merendeel van de patiënten op de SEH een onderliggende chronische ziekte heeft
en dat de acute klachten gezien kunnen worden als een verslechtering van de chronische
ziekte? De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het voor een toekomstbestendige
zorgstelsel essentieel is dat dit zo wordt ingericht dat een acute zorgvraag niet
op zichzelf wordt behandeld, maar altijd wordt bezien binnen het behandeltraject van
een chronische patiënt. In hoeverre wordt hier rekening mee gehouden?
Hoe wordt de rol van regiebehandelaar gezien binnen deze houtkoolschets? Er kan een
toename verwacht worden van oudere patiënten met multimorbiditeit en polyfarmacie,
die soms ook met een combinatie van sociale factoren of psychische problemen te maken
hebben. Een regiebehandelaar zou voordelen kunnen hebben als aanspreekpunt. In hoeverre
zou deze regietaak ook bij medisch specialisten kunnen worden neergelegd? Hoe zal
worden gezorgd voor duidelijke regie en een duidelijk aanspreekpunt bij deze groep
patiënten?
Momenteel zijn er 83 SEH’s in Nederland. Welk deel hiervan dreigt te verdwijnen op
basis van de voorstellen gedaan in de houtskoolschets? Op basis van kwaliteitsoverwegingen
zal het aantal SEH-locaties worden bepaald, zo staat in de schets. Om welke overwegingen
gaat het? Hoeveel ziekenhuizen zullen mogelijk als gevolg van verdere concentratie
van SEH-voorzieningen hun SEH-afdeling kwijtraken? Welke impact heeft dat op deze
ziekenhuizen? Voorziet de Minister sluiting van regionale ziekenhuizen als gevolg
van een verdere concentratie van spoedzorg?
In hoeverre zal bij de doorontwikkeling van de houtskoolschets acute zorg rekening
gehouden worden met regiobeelden en de behoefte van de patiënt in de regio? Hoe zal
de input geleverd tijdens de consultatie worden meegewogen bij verdere uitwerking
van de houtskoolschets?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de Houtskoolschets acute
zorg en hebben hierbij een aantal opmerkingen en vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van groot belang dat er in heel Nederland
goede acute zorg beschikbaar is. De afgelopen jaren zijn er steeds meer spoedeisende
hulpposten gesloten, waardoor de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de acute zorg
in de regio onder druk staat. Bovendien kan het wegvallen van spoedeisende hulpposten
ertoe leiden dat ziekenhuizen niet meer zelfstandig kunnen voortbestaan. Het is daarom
belangrijk dat er wordt nagedacht over de organisatie van de acute zorg voor de toekomst,
ook met het oog op de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de medisch-specialistische
zorg in brede zin.
Deze leden hebben hierbij specifieke zorgen over de toegankelijkheid en de bereikbaarheid
van de acute (geboorte)zorg voor burgers in rurale gebieden in de regio. Kan de Minister
schetsen hoe zij de acute zorg in de regio in de toekomst voor zich ziet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister naar de effecten die zij verwacht
van het anders organiseren van de acute zorg voor de regionale ziekenhuizen. Verwacht
zij dat ziekenhuizen zullen moeten sluiten als gevolg van een verdere concentratie
van de spoedeisende hulpposten? En kan de Minister aangeven waarmee zij rekening houdt
als het gaat om het vermindering van het aantal spoedeisende hulpposten in Nederland?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er momenteel in heel Nederland
via de ROAZ’en afspraken gemaakt worden om de lC-capaciteit te vergroten. Deze leden
vragen de Minister of deze opschaling via de bestaande ROAZ-structuur niet op gespannen
voet staat met het plan om de acute zorg in Nederland meer en meer te concentreren.
In hoeverre wordt de actuele corona-aanpak meegenomen bij de uitwerking van de houtskoolschets?
Genoemde leden zijn verheugd te horen dat er één landelijk telefoonnummer komt voor
niet-levensbedreigende acute zorg. Dit betekent echter dat zorgvuldige triage nóg
belangrijker wordt. Kan de Minister toelichten op welke wijze de triagist te werk
gaat, hoe de kwaliteit wordt geborgd en hoe wordt voorkomen dat er sprake is van overtriage,
die leidt tot hogere patiëntaantallen en overbelasting, of van ondertriage, bijvoorbeeld
doordat oudere patiënten hun klachten vaak op atypische wijze presenteren?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister hoe zij wil voorkomen dat
het landelijke telefoonnummer ertoe zal leiden dat de afstand tussen patiënt en de
eigen zorgverleners groter wordt, aangezien er een nieuwe tussenlaag wordt gecreëerd
waarbij de zorgverleners niet meer altijd rechtstreeks bereikbaar zijn.
Deze leden vragen hoe burgers worden geïnformeerd over het verschil tussen een spoedpost
en een spoedeisende hulppost en over wanneer ze welk telefoonnummer moeten bellen.
Komt er een voorlichtingscampagne?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister nader in te gaan op de locatie
van de spoedposten. Zal dit altijd in een ziekenhuis zijn of is het ook mogelijk om
spoedposten in te richten in gezondheidscentra? Zij vragen of er straks uniforme eisen
zullen komen waaraan elke spoedpost of een spoedeisende hulppost moet voldoen. Of
is hierin differentiatie mogelijk?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het feit
dat ook de acute zorg integraal wordt meegenomen in het acute zorglandschap. Deze
leden vragen of hierbij ook de link met de crisisdienst ggz wordt gelegd en of er
altijd zal worden geborgd dat er voldoende mogelijkheden zijn voor een crisisopname.
Deze leden vragen hoe de inzet van burgerhulpverleners en de beschikbaarheid van automatische
externe defibrillatoren (AED’s) worden meegenomen bij de uitwerking van de houtskoolschets.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister regionale partijen en
burgers wil betrekken bij het oplossen van de dilemma’s bij het toegankelijk houden
van de acute zorg in de regio.
Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de Minister om bij de uitwerking
in ieder geval ook oog te houden voor de waardering, betrokkenheid en zeggenschap
van zorgprofessionals, met name verpleegkundigen. Hoe worden zij concreet betrokken
bij de uitwerking en welke ruimte hebben zij daarbij om nog input te geven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
Voor ons ligt een houtskoolschets – en dat klopt, want het is hier en daar nog heel
vaag. Het is jammer dat de internetconsultatie nog niet is afgerond. De leden van
de 50PLUS-fractie zijn heel benieuwd hoe er in het veld over wordt gedacht.
De leden van de 50PLUS-fractie zijn te spreken over de gedachte van de integrale spoedposten
zodat niet-levensbedreigende acute zorg dichterbij komt. Dit kan alleen werken wanneer
er voldoende spreiding is zodat de spoedpost ook goed bereikbaar is, ook in landelijke
gebieden. De integrale spoedposten zijn ook overdag open. Hoe verhoudt zich dat tot
de huisartsenposten, die ook overdag bereikbaar zijn? Wat is de rol van de huisarts
en de huisartspraktijk in de acute zorg overdag? Hoe is het duidelijk voor de gebruiker
waar hij of zij naartoe moet met zijn of haar zorgvraag? Op basis van welke criteria
wordt bepaald waar een spoedpost komt te liggen en welke spoedposten in de nacht open
zijn? Kan de Minister daar al iets over zeggen? Er zullen volumenormen worden bepaald.
Is dat geen risico voor minder dichtbevolkte gebieden? Ook daar moet de acute zorg
goed bereikbaar zijn. Voor de huisarts betaal je geen eigen bijdrage, bij het ziekenhuis
wel. Hoe gaat dat straks bij de spoedposten? Moet daar wel of geen eigen bijdrage
worden betaald? In de schets staat dat de spoedposten ook zwangerschappen begeleiden.
Betekent dat ook dat je daar kunt bevallen?
De leden van de 50PLUS-fractie zien de voordelen van één landelijk nummer voor niet-acute
zorgvragen, maar hebben daarover nog een aantal vragen. In andere landen waar een
landelijk nummer werd opgericht, was een flinke toename te zien van het aantal SEH-bezoeken.
Ook is het de vraag of een landelijk nummer niet een extra laag creëert en zorgverleners
minder toegankelijk maakt. Gaat de Minister eerst onderzoeken of een landelijk nummer
daadwerkelijk bijdraagt aan een verbetering van de huidige situatie?
Om de keten vloeiend te laten verlopen is informatieoverdracht van essentieel belang.
Dat levert nog steeds problemen op, onder andere omdat ICT-systemen niet op elkaar
zijn afgestemd. ICT-bedrijven houden dat soms bewust tegen. Wanneer gaat de Minister
hier iets aan doen?
Een aangenomen motie van het lid Geleijnse (50PLUS) uit 2018 vroeg om ziekenhuizen
informatie over actuele beddencapaciteit met elkaar uit te laten wisselen (Kamerstuk
31 016, nr. 181). Tijdens de coronacrisis werd nog eens benadrukt hoe essentieel dat is en is een
systeem geïntroduceerd dat dat mogelijk maakte. Kan er voortgeborduurd worden op dat
systeem en kunnen andere betrokken partijen daarop aansluiten? Welke lessen zijn er
geleerd tijdens de coronacrisis die meegenomen kunnen worden in het verder ontwikkelen
van dat systeem?
In de houtskoolschets wordt een groot beroep gedaan op de gemeenten als het gaat om
het voorkomen van acute zorg en de zorg na een spoedopname. Er wordt steeds meer op
het bord van de gemeenten gelegd. Worden zij hiervoor gecompenseerd? De leden van
de 50PLUS-fractie zijn benieuwd naar de reactie van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG).
Toenmalig Minister voor Medische Zorg Bruins heeft in functie besloten de ambulancevoorziening
een niet-economische dienst van algemeen belang (NEDAB) te maken. In de Houtskoolschets
acute zorg zou daar nader op ingegaan worden en bekeken worden of de NEDAB-aanwijzing
voor meer onderdelen van de acute zorg zou kunnen gelden. Daar lezen de leden van
de 50PLUS-fractie niets over. Zou de huidige Minister voor Medische Zorg daar meer
duidelijkheid over kunnen geven?
Ambulances zullen uitgebreid moeten worden als er, zoals in de schets vermeld staat,
al meer onderzoek gaat plaatsvinden in de ambulance zelf. Daar zijn kosten aan verbonden
en van ambulancepersoneel wordt meer verwacht. Zijn zij daartoe opgeleid en wat vindt
het ambulancepersoneel zelf van deze richting?
De houtskoolschets vraagt om nauwe samenwerking over domeinen heen. In hoeverre zijn
de schotten tussen die verschillende domeinen een belemmering?
De leden van de 50PLUS-fractie juichen het concept van de wijkkliniek toe, maar vragen
zich af hoe dat in de praktijk wordt vormgegeven. Zijn voldoende huidige verpleeghuis-,
verzorgingshuis- en thuiszorginstellingen hiervoor geschikt? Wat zijn de voorwaarden
bij het bepalen van de spreiding van die wijkklinieken in de gemeenten?
Ten slotte vinden de leden van de 50PLUS-fractie het belangrijk dat iedereen in Nederland
toegang tot spoedzorg heeft binnen de 45-minutennorm. Wordt dat met deze houtskoolschets
voldoende gewaarborgd?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.