Brief regering : Definitief risicovereveningsmodel 2021
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1078
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 september 2020
Met deze brief informeer ik u over de definitieve vormgeving van de risicoverevening
2021 in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Tevens informeer ik u over het meerjarige onderzoekprogramma
dat ik komend jaar zal uitvoeren.
1. Inleiding
De uitbraak van COVID-19 heeft grote financiële consequenties voor de zorg en leidt
tot onzekerheden in de risicoverevening. Het belang van adequate risicoverevening
is groot, aangezien het een belangrijke pijler is onder ons zorgstelsel van gereguleerde
concurrentie en daarom neem ik de onzekerheden serieus. Het gaat dan zowel om ontwikkelingen
in de totale zorgkosten, door de extra COVID-19 zorg en het uitvallen van reguliere
zorg, als om de wijze waarop de gevolgen neerslaan bij verzekeraars en de manier waarop
de verevening daar rekening mee houdt. Hierover hebben constructieve gesprekken plaatsgevonden
met individuele verzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland en het Zorginstituut Nederland
om te kijken of het nodig was om de risico’s die zorgverzekeraars in 2021 lopen te
beperken (zie ook bijgevoegde brief van ZN)1. Deze gezamenlijke inspanningen hebben geleid tot de besluiten in deze brief.
Met de brief van 18 juni 2020 heb ik u geïnformeerd over de verbeteringen die ik van
plan ben per 2021 door te voeren in de risicoverevening (Kamerstuk 29 689, nr. 1067). De nieuwe risicovereveningsmodellen zijn afgelopen zomer doorgerekend. Op basis
hiervan heeft de definitieve besluitvorming plaatsgevonden.
Hoofdpunten van de brief
• De verbeteringen in de risicovereveningsmodellen die in de brief van 18 juni 2020
zijn aangekondigd, worden ongewijzigd doorgevoerd.
• Voor zorgkosten in verband met COVID-19 is de catastroferegeling in werking getreden.
Deze regeling zorgt ervoor dat verzekeraars deze zorgkosten boven een bepaalde drempel
vergoed krijgen uit het zorgverzekeringsfonds.
• De uitbraak van COVID-19 zorgt voor extra onzekerheden in de risicoverevening. Ik
wil deze onzekerheden niet eenzijdig bij de zorgverzekeraars neerleggen. Dit om te
voorkomen dat de premie sterker zal stijgen dan noodzakelijkerwijs het geval hoeft
te zijn. Daarom wil ik in 2021 de risicodragendheid van verzekeraars tijdelijk beperken.
Het gaat om de volgende maatregelen:
○ Om het risico op landelijke over- of onderschrijdingen voor zorgverzekeraars te beperken,
pas ik 85% macronacalculatie toe op de deelbedragen variabele zorgkosten, GGZ en eigen
risico.
○ Omdat er bij de GGZ sprake is van een eenmalige uitzonderlijk omvangrijke vermindering
van de schadelast in 2021 (als neveneffect van de invoering van de nieuwe ggz-bekostiging
per 2022) die op het niveau van individuele verzekeraars verschillend kan uitpakken,
beperk ik het risico op »uitschieters» bij verzekeraars door de eenmalige toepassing
van de bandbreedteregeling.
○ Het Zorginstituut Nederland zal daarnaast een technische correctie uitvoeren op de
verzekerdenaantallen, om onzekerheden vanwege vraaguitval door COVID-19 te mitigeren.
• Met de inzet van de catastrofe regeling en bovenstaande aanpassingen in de risicoverevening,
zorgt de overheid ervoor dat de effecten van de corona crisis op de premie beperkt
blijven. De overheid gaat er daarbij vanuit dat zorgverzekeraars vanuit hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid ook een gedeelte van de gevolgen van de COVID-19 uitbraak op
zich te nemen. In de VWS-premieraming zijn we ervan uitgegaan dat zorgverzekeraars
met inzet van hun reserves de premiestijging enigszins dempen.
• Komend jaar zullen weer onderzoeken worden uitgevoerd naar mogelijke verbeteringen
in het risicovereveningsmodel. Het onderzoeksprogramma dat is opgesteld in overleg
met zorgverzekeraars, onderzoeksbureaus en Zorginstituut Nederland treft u aan als
bijlage bij deze brief.
Toezeggingen
Met deze brief geef ik invulling aan de volgende toezeggingen:
• In mijn eerdergenoemde brief van 18 juni 2020 heb ik toegezegd dat de definitieve
besluitvorming na de zomer zou plaatsvinden en dat ik u zoals gebruikelijk na het
zomerreces zou informeren over de uitkomsten.
• Ook heb ik in die brief toegezegd dat ik u in dezelfde brief zou informeren over het
onderzoeksprogramma voor de risicoverevening voor het komend jaar.
• De motie van de leden Van den Berg en Ellemeet verzoekt de regering om onderzoek te
doen naar grensoverschrijdende transacties en verbindingen van zorgverzekeraars (Kamerstuk
29 689, nr. 1039). Dit onderzoek stuur ik met deze brief aan u toe2.
2. Definitieve risicoverevening 2021
Vormgeving van het model
Deze zomer zijn de voorgenomen modellen voor de somatische zorg, de geestelijke gezondheidszorg
en het verplicht eigen risico integraal doorgerekend. De verevende werking laat bij
alle drie de modellen een stabiel beeld zien. De Werkgroep Ontwikkeling Risicoverevening
(WOR)3 adviseert de doorgerekende uitgangsmodellen toe te passen in 2021. De doorrekening
heeft dus geen aanleiding gegeven tot wijzigingen ten opzichte van de verbeteringen
die ik in mijn brief van 18 juni had aangekondigd.
Ex-post maatregelen
In mijn brief van 18 juni 2020 heb ik geschetst dat COVID-19 op verschillende manieren
invloed heeft op de risicoverevening. Dat is het geval voor het jaar 2020, maar voor
2021 wordt wellicht nog wel een grotere impact op de risicoverevening verwacht. Afhankelijk
van de duur van de crisis kunnen ook in 2021 de reguliere kosten (niet-coronakosten)
mogelijk afwijkend zijn. Inhaalzorg of juist uitstel van zorg kan een volume-effect
hebben (meer of minder zorggebruikers dan geraamd) en wellicht ook een samenstellingseffect
(als bijvoorbeeld de zorg voor de minder zware patiëntgroepen uitgesteld zal worden).
Voor de doorrekening van de risicoverevening 2021 deze zomer, is geprobeerd deze effecten
zo goed mogelijk mee te nemen. Maar met de kennis van nu kunnen we niet anders dan
concluderen dat de kans op afwijkingen tussen realisaties en ramingen groter is dan
gebruikelijk. De onzekerheid zit niet alleen bij ontwikkeling van de totale zorgkosten,
maar ook bij de wijze waarop de gevolgen van COVID-19 neer zullen slaan bij verzekeraars.
Dit kan leiden tot een risico-opslag op de premies van de verzekeraars, waardoor verzekerden
extra gaan betalen. Ook kan het speelveld tussen zorgverzekeraars verstoord raken
door de directe en indirecte kosten van de COVID-19 pandemie.
Kortom, de uitbraak van COVID-19 zorgt voor onzekerheden in de risicoverevening die
veel groter zijn dan normaal. Ik wil deze onzekerheden niet eenzijdig bij de zorgverzekeraars
neerleggen. Daarom ben ik – na overleg met zorgverzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland
en Zorginstituut Nederland – tot de conclusie gekomen dat eenmalig voor 2021 aanpassingen
nodig zijn. In overleg met de verschillende partijen heb ik gekozen voor een combinatie
van macronacalculatie, een bandbreedteregeling en een aantal technische correcties
om onzekerheden rondom de verzekerdenaantallen te corrigeren. Bij de keuze en invulling
van deze ex-post maatregelen heb ik een afweging gemaakt tussen het behoud van doelmatigheidsprikkels
enerzijds en het voorkomen van een verstoring van het speelveld tussen zorgverzekeraars
anderzijds. Ik benadruk dat deze ex-post maatregelen maar voor één jaar worden ingevoerd
om de uitzonderlijke onzekerheden voor 2021 op de resultaten van verzekeraars te verkleinen.
Catastroferegeling
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft de COVID-19 uitbraak uitgeroepen tot een
pandemie. Daarmee is op grond van artikel 33 van de Zvw automatisch de zogenaamde
catastroferegeling in werking getreden. Een verzekeraar kan daardoor – na het bereiken
van een drempel van 4% – een extra bijdrage uit het zorgverzekeringsfonds ontvangen
voor de kosten in 2020 en 2021 als gevolg van de pandemie. Daarbij worden in ieder
geval de declaraties voor directe zorg aan COVID-19 patiënten betrokken en de meerkosten
die veroorzaakt worden door COVID-19. Momenteel wordt de ministeriële regeling uitgewerkt
waarin wordt gedefinieerd voor welke kosten het precies geldt. De kosten die onder
de catastroferegeling vallen lopen niet mee in de reguliere risicoverevening en worden
door zorgaanbieders en zorgverzekeraars apart geadministreerd. Alleen de reguliere
zorgkosten worden betaald uit de vereveningsbijdrage die verzekeraars ontvangen. De
bijdrage uit de catastroferegeling (door Zorginstituut Nederland vast te stellen)
komt bovenop de vereveningsbijdrage die zorgverzekeraars ontvangen voor de reguliere
zorgkosten.
85% macronacalculatie
In 2012 is de macronacalculatie afgeschaft. Sindsdien ligt het risico op macro-over-
of onderschrijdingen bij zorgverzekeraars. Het doel van de afschaffing van de macronacalculatie
was om de zorgverzekeraars te stimuleren meer te investeren in goede zorginkoop en
om zorgverzekeraars maximaal te prikkelen tot beheersing van de zorgkosten. Hoewel
ik dat doel nog steeds onderschrijf, ben ik van plan om in 2021 weer gedeeltelijk
macronacalculatie toe te passen, vanwege de onzekerheid over het niveau van de reguliere
zorg. Die onzekerheid zit in de omvang van de inhaalzorg, het wegvallen van de reguliere
zorg en de extra kosten voor covid zorg bijvoorbeeld bij het uitbreken van een tweede
golf. De som van al deze onzekerheden is op voorhand heel lastig in te schatten. Door
macronacalculatie wordt achteraf het in totaal uit te keren bedrag via de risicoverevening
aangepast aan de feitelijke gerealiseerde kosten van alle zorgverzekeraars gezamenlijk.
Omdat ik het belangrijk vind dat er een prikkel voor verzekeraars gezamenlijk blijft
bestaan om doelmatig in te kopen, heb ik gekozen voor een nacalculatiepercentage van
85% voor de deelbedragen variabele zorgkosten, GGZ en eigen risico. Dit geldt zowel
bij overschrijdingen als onderschrijdingen. Hierdoor wordt voor zorgverzekeraars het
risico voor een overschrijding op macroniveau voor de reguliere zorg voor een groot
deel weggenomen, waardoor een risico-opslag in de premie wordt voorkomen. Indien door
een eventuele nieuwe opleving van COVID-19 er in 2021 opnieuw sprake is van zorguitval
en dus juist lagere reguliere zorgkosten, moeten zorgverzekeraars 85% van het teveel
ontvangen bedrag terugbetalen. Daarmee wordt voorkomen dat zorgverzekeraars tezamen
veel profijt hebben van vraaguitval.
Bandbreedteregeling GGZ
Naast het verminderen van het risico op macro-over- of onderschrijdingen, neem ik
specifiek voor de GGZ een maatregel om te voorkomen dat het speelveld tussen zorgverzekeraars
in 2021 sterk wordt verstoord. Recent is besloten om de nieuwe bekostiging in de ggz
in te voeren per 2022. Dit gaat gepaard met het per 31/12/2021 afsluiten van lopende
diagnose-behandelcombinaties (dbc’s) en producten basis-ggz die anders nog zouden
blijven doorlopen in 2022. Dat leidt tot een grote eenmalige vermindering van de ggz-schadelast
in 2021, die op het niveau van individuele verzekeraars verschillend kan uitpakken.
Dit brengt extra onzekerheid met zich mee voor zorgverzekeraars. Om deze onzekerheid
in het overgangsjaar te verminderen en potentiele verschillen tussen verzekeraars
te beperken, heb ik besloten om een zogeheten bandbreedteregeling toe te passen voor
het ggz-model4. Ik wijs daarbij op het eenmalige karakter van het afsluiten van lopende dbc’s en
producten basis-ggz in het jaar voorafgaand aan de invoering van de nieuwe ggz-bekostiging,
en op de uitzonderlijk grote omvang van de bijbehorende vermindering van de schadelast
(geraamd op 1,25 miljard euro, meer dan 30% van de oorspronkelijk geraamde ggz-schadelast
voor 2021).
De bandbreedteregeling grijpt in op de spreiding van het vereveningsresultaat tussen
verzekeraars. Boven een zekere drempel wordt een deel van het resultaat afgeroomd,
terwijl beneden een zekere drempel juist deels wordt gecompenseerd. Een eventueel
verschil wordt verrekend met het Zorgverzekeringsfonds. De bandbreedteregeling impliceert
een bepaalde mate van herverdeling, die de grootste verschillen tussen individuele
zorgverzekeraars wegneemt en daarmee onzekerheid reduceert. In het verleden is in
bijzondere gevallen vaker gebruik gemaakt van een bandbreedteregeling, onder andere
voor de wijkverpleging en GGZ, nadat deze waren overgeheveld van de AWBZ naar de Zvw.
Technische correctie op verzekerdenaantallen en normbedragen
De definitieve vaststelling van de risicovereveningsbijdrage 2021 wordt onder andere
gebaseerd op declaratiedata uit 2020. Vanwege vraaguitval bij de reguliere zorg in
het voorjaar, zijn de declaratiedata voor 2020 echter afwijkend van andere jaren.
Zeker bij de ziekenhuiszorg is er sprake geweest van vraaguitval, die via het vereveningskenmerk
diagnosekostengroepen in het somatische model grote impact kan hebben op de bijdrage
die een verzekeraar ontvangt. Om dit te voorkomen zal het Zorginstituut Nederland
bij de definitieve vaststelling van de vereveningsbijdrage per verzekeraar bij dat
kenmerk gebruik maken van gegevens uit 2019 in plaats van 2020. Daarnaast zal het
Zorginstituut Nederland bij enkele vereveningskenmerken een technische correctie doorvoeren
indien de werkelijke verzekerdenaantallen afwijken van de raming die het Zorginstituut
Nederland nu heeft gemaakt, zogeheten criteriumneutraliteit. Daarmee worden onzekerheden
in de verzekerdenraming (en in de bijbehorende gewichten) ondervangen.
Inzet reserves door zorgverzekeraars
Door het inzetten van ex-post maatregelen en de catastroferegeling worden een groot
deel van de financiële risico’s van de COVID-19 uitbraak voor zorgverzekeraars afgedekt.
Daarnaast staat tegenover mogelijk hogere kosten in 2020 vanwege COVID-19 ook zorguitval
op de reguliere zorg. Zorgverzekeraars hebben de maatschappelijke verantwoordelijkheid
om een gedeelte van de gevolgen van de COVID-19 uitbraak op zich te nemen. In de premieraming
voor 2021 gaat VWS ervan uit dat de inzet van de reserves in lijn is met voorgaande
jaren.
3. Meerjarig onderzoeksprogramma
In bijlage 2 treft u het onderzoeksprogramma voor de komende periode aan. Het onderzoeksprogramma
is opgedeeld in onderzoeken die komend jaar worden uitgevoerd, onderzoeken die in
2021–2022 worden uitgevoerd en onderzoeken die mogelijk op de langere termijn worden
uitgevoerd5. Het onderzoeksprogramma is opgesteld met input van zorgverzekeraars, onderzoeksbureaus
en Zorginstituut Nederland. In mijn brief in juni 2021 over de risicoverevening 2022
zal ik u informeren over de uitkomsten van de onderzoeken die komend onderzoeksjaar
tot afronding komen. Een belangrijk onderdeel van het onderzoeksprogramma zijn de
zogenoemde restrisico-onderzoeken. De komende periode starten vervolgonderzoeken naar
de onder- en overcompensatie van bepaalde groepen verzekerden. Deze onderzoeken en
de eventuele hieruit volgende vervolgonderzoeken moeten afgerond zijn voordat over
gegaan kan worden naar een onderhoudsmodel voor de risicoverevening.
4. Monitor risicoverevening 2015
Jaarlijks laat ik, zodra de realisatiecijfers over een vereveningsjaar definitief
zijn, door middel van een monitor de werking van de risicoverevening van dat betreffende
jaar evalueren. In het afgelopen onderzoeksjaar is de monitor van het vereveningsjaar
2015 uitgevoerd. De monitor laat op basis van de werkelijke kosten en aantallen verzekerden
zien dat de risicoverevening heeft bijgedragen aan een meer gelijke uitgangspositie
van de zorgverzekeraars. De monitor is als bijlage 3 aan deze brief toegevoegd6.
5. Onderzoek naar internationale verbindingen en grensoverschrijdende transacties
De motie van de leden Van den Berg en Ellemeet7 verzoekt de regering om – naast onderzoek op het terrein van de risicoverevening
– een onderzoek te doen om meer inzicht te verkrijgen in de grensoverschrijdende transacties
en verbindingen van zorgverzekeraars actief op de Nederlandse zorgverzekeringsmarkt.
Om invulling te geven aan de motie heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS) PricewaterhouseCoopers (PwC) gevraagd onderzoek te doen naar internationale
verbindingen en grensoverschrijdende transacties in de Nederlandse zorgverzekeringsmarkt.
Dit onderzoek is als bijlage 4 toegevoegd aan deze brief8.
Het onderzoek geeft inzicht in welk type internationale verbindingen en grensoverschrijdende
transacties kunnen voorkomen, en welke er op dit moment zijn op de Nederlandse zorgverzekeringsmarkt.
Daarbij geeft het onderzoek meer informatie over de voor- en nadelen die te behalen
zijn met dergelijke verbindingen en transacties. Het onderzoek gaat ook in op de ontwikkeling
van de afgelopen jaren en welke ontwikkelingen er in de nabije toekomst worden verwacht.
Er zijn op dit moment drie types internationale verbindingen en grensoverschrijdende
transacties op de Nederlandse zorgverzekeringsmarkt: internationale herverzekeraar
als risicodrager, risicodrager met vergunning in een EU-lidstaat (niet in Nederland)
en een internationale samenwerking voor gezondheidsprogramma’s. De eerste twee zijn
in het onderzoek bestempeld als verbindingen die zijn opgezet vanuit financiële beweegredenen,
de laatste als een verbinding is die opgezet vanuit operationele, strategische beweegredenen.
Een voordeel van internationale verbindingen en grensoverschrijdende transacties die
vanuit operationele, strategische beweegredenen zijn opgezet, is het delen van kennis
en expertise (bijvoorbeeld op het gebied van gezondheidsbevordering en preventie).
De potentie hiervan is groot als het gaat om makkelijk overdraagbare kennis en expertise
die in verschillende landen kan worden ingezet. Er zijn geen nadelen genoemd van internationale
verbindingen en grensoverschrijdende transacties met operationele, strategische beweegredenen.
Ten aanzien van internationale verbindingen en grensoverschrijdende transacties met
financiële redenen schetst het onderzoek een minder eenduidig beeld. Veelgenoemde
voordelen zijn: het vergroten van de toegang tot de kapitaalmarkt, bevorderen van
marktwerking en stimuleren van innovatie, en extra opties op het vlak van risicomanagement.
Veelgenoemde nadelen van dit type verbindingen zijn de mogelijkheid dat winst uitbetaald
wordt aan aandeelhouders in het buitenland waarbij de winst is verkregen doordat een
zorgverzekeraar zich richt op verzekerden die op grond van de werking van de risicoverevening
voorspelbaar winstgevend zijn, mogelijk minder lokale maatschappelijke betrokkenheid
en de mogelijkheid dat Nederlandse partijen anders beoordeeld worden dan buitenlandse
partijen door verschillende invulling en interpretatie van toezicht. Bij al deze door
geïnterviewden genoemde voor- en nadelen is het echter de vraag of ze echt worden
behaald in de praktijk. Het onderzoek bevat op deze punten ook weerleggingen. Zo zijn
er tot nu toe geen nieuwe toetreders die zich sterk onderscheiden van het bestaande
polisaanbod. Op het punt van het uitkeren van winst wordt weliswaar gevreesd dat buitenlandse
toetreders die geen winst uitkeren wel andere financiële constructies hebben die het
mogelijk maken om kapitaal uit het zorgbedrijf te onttrekken, maar hiertegen zijn
diverse checks-and-balances ingebouwd: accountants controleren de jaarrekeningen waarbij
het «Arm’s Length» beginsel van toepassing is en DNB richt zich in het toezicht op
het voorkomen van transacties die niet voldoen aan het criterium van «Arm’s Length».
Dit beginsel houdt in dat transacties tussen verbonden partijen moeten plaatsvinden
onder voorwaarden die niet-verbonden partijen ook overeengekomen zouden zijn (concreet
betekent dit bijvoorbeeld geen herverzekering tegen niet-marktconforme voorwaarden
en geen interne leningen tegen zeer hoge rentes).
Voor de toekomst wordt in dit onderzoek de verwachting geschetst dat internationale
verbindingen en grensoverschrijdende transacties met financiële beweegredenen gelijk
zullen blijven of zelfs zullen afnemen, en internationale verbindingen en grensoverschrijdende
transacties met operationele, strategische beweegredenen zullen toenemen. Specifiek
verwacht het merendeel van de zorgverzekeraars een toename van internationale samenwerkingen
omtrent het beheersen van zorgkosten (bijvoorbeeld door middel van preventie en gezondheidsbevordering),
en ziet dit als een goede ontwikkeling.
Het rapport geeft inzicht in de huidige internationale verbindingen en grensoverschrijdende
transacties en de mogelijke ontwikkelingen in de nabije toekomst. Ik zie op basis
van de conclusies van het rapport geen aanleiding om mijn beleid aan te passen. Daarbij
zie ik de aanbeveling om de risicoverevening te blijven actualiseren en verbeteren,
waardoor voorspelbare winsten en verliezen op specifieke verzekerdengroepen zoveel
mogelijk beperkt worden, als ondersteuning van mijn beleid. Zoals al eerder aangegeven
bevat het onderzoeksprogramma diverse vervolgonderzoeken naar de onder- en overcompensatie
van bepaalde groepen verzekerden, de zogenoemde restrisico-onderzoeken.
6. Tot slot
De risicoverevening 2021 wordt vastgelegd met een wijziging van het Besluit zorgverzekering
en in de Regeling risicoverevening 2021. De wijziging van het besluit zal op korte
termijn bij beide Kamers der Staten-Generaal worden voorgehangen. Vervolgens wordt
deze voor advies naar de Raad van State gestuurd. Omdat er dit jaar veel wijzigingen
plaatsvinden die pas begin september besloten zijn, komt de voorgeschreven termijn
voor de regeling risicoverevening – 1 oktober – dit jaar onder druk te staan. Desondanks
streef ik er naar op korte termijn al een concept van de Regeling risicoverevening
2021 te publiceren in de Staatscourant. Ook zal de Catastroferegeling op korte termijn
gepubliceerd worden.
Ik wil alle partijen – individuele zorgverzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland, Zorginstituut
Nederland en onderzoekers – complimenteren met hun inzet om juist in deze uitzonderlijke
tijd de samenwerking zo veel mogelijk op te zoeken, gezamenlijk de risico’s van de
COVID-19 uitbraak in kaart te brengen en te bespreken hoe we hier het beste mee kunnen
omgaan in de risicoverevening. De welwillendheid om hierbij samen op te trekken onderstreept
de kracht van het Nederlandse (risicoverevening)systeem. De impact van COVID-19 is heel groot, maar de financiële gevolgen in de zorgverzekering
lijken nu te overzien. Dit komt onder andere door het snelle en adequate handelen
van verzekeraars om continuïteit van zorgaanbieders te borgen.
Grote financiële risico’s vanwege directe (Zvw-)zorgkosten van COVID-19 patiënten
en de meerkosten veroorzaakt door COVID-19 worden afgevangen in de catastroferegeling.
De risico’s voor de reguliere zorgkosten worden beter beheersbaar door de maatregelen
die ik in deze brief heb aangekondigd. Daarnaast bekijken zorgverzekeraars onderling
of ze – binnen de grenzen van de mededinging – resterende risico’s die samenhangen
met de pandemie onderling kunnen poolen. Al deze maatregelen tezamen geven zorgverzekeraars
meer zekerheid. Dit voorkomt grote risico-opslagen op de premie en als we allemaal
een duit in het zakje doen, hoeft de premie voor 2021 niet meer dan normaal te stijgen.
Dat is goed nieuws in een crisisjaar als dit.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, minister voor Medische Zorg