Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over het afschrift Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken en Verzamelbesluit Toeslagen (Kamerstuk 31066-696)
2020D36236 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 18 september 2020 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voorgelegd over haar op
3 september 2020 toegezonden brief «Afschrift Besluit Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken en Verzamelbesluit Toeslagen» (Kamerstuk 31 066, nr. 696).
De ondervoorzitter van de commissie, Geurts
De griffier van de commissie, Weeber
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit Compensatieregeling
CAF 11 en vergelijkbare (CAF)-zaken. De leden hebben nog enkele vragen.
Het voorliggende besluit bevat beleidsregels voor de verstrekking van een compensatie
aan de ouders vanwege de institutionele vooringenomen handelwijze van Belastingdienst/Toeslagen.
De Kamer heeft al verschillende keren gesproken over de voorgestelde compensatie.
Een spoedige compensatie is nodig om een eerste stap te zetten in het herwinnen van
het vertrouwen van de ouders. Voor de leden van de VVD-fractie is het belangrijk dat
het voorliggende besluit en de eerder aangenomen wet leidt tot een spoedige compensatie
van de getroffen ouders. Kan de Staatssecretaris een actuele planning overleggen?
De leden constateren dat in het voorliggende besluit geen mogelijkheid is opgenomen
om over te gaan tot het uitkeren van een deel van de compensatie waar betreffende
ouder(s) recht op hebben. De leden van de VVD-fractie hebben hier eerder voor gepleit.
Met het toekennen van een deel van de compensatie en het daarbij behorende voorschot
kan ouders meer «lucht» geven in de penibele situatie waarin ouders kunnen verkeren,
ouders die bijvoorbeeld de rekeningen niet kunnen betalen. Kan de Staatssecretaris
toelichten of het toekennen en uitbetalen van een deel van de compensatie tot de mogelijkheden
behoort? Zo nee, waarom is dit in het voorliggende besluit niet geregeld? Welke stappen
moeten gezet worden om dit alsnog mogelijk te maken? Welk tijdsbestek is nodig om
dit te regelen?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Verzamelbesluit Toeslagen.
In eerder debatten is de wens tot het proportioneel vaststellen en het matigen van
terugvordering van toeslagen uitgebreid aan de orde gesteld. De leden steunen het
Verzamelbesluit waarin dit nu ook vastgelegd is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
Met interesse hebben de leden van de PVV-fractie kennisgenomen van de brief van de
Staatssecretaris van 3 september 2020 aangaande het Besluit Compensatieregeling CAF 11
en vergelijkbare (CAF-)zaken en het Verzamelbesluit Toeslagen. Naar aanleiding van
deze brief hebben de leden van de PVV-fractie enkele vragen.
Kan de Staatssecretaris de Kamer een geactualiseerd overzicht doen toekomen van (het
geschatte aantal) personen dat in aanmerking komt voor enige compensatie, personen
die inmiddels enige vorm van (aanvullende) compensatie, vergoeding of schadeloosstelling
hebben ontvangen alsmede de daarmee gemoeide kosten? Zou de Staatssecretaris hier
eveneens het aantal personen in willen opnemen dat evident niet voor (enige) compensatie
in aanmerking komt?
Zowel onder 2.2.1 Waarschijnlijk vergelijkbaar met CAF 11 als onder 2.2.2 Mogelijk vergelijkbaar met CAF 11 wordt gesteld dat voor enkele CAF-onderzoeken de problematiek breder is dan enkel
de kinderopvangtoeslag en tevens uitstrekt tot de huurtoeslag, zorgtoeslag en/of het
kindgebonden budget. Kan de Staatssecretaris de Kamer nader informeren omtrent de
stand van zaken aangaande het verrichte dan wel nog lopende onderzoek naar mogelijke
vergelijkbare problematiek bij de overige toeslagen en het kindgebonden budget? Kan
de Staatssecretaris hierbij tevens aangeven of er veel overlap zit tussen de gedupeerden
inzake de Kinderopvangtoeslag en gedupeerden bij de overige toeslagen en gedupeerden
bij het kindgebonden budget dan wel dat het over geheel separate groepen van gedupeerden
gaat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het vernieuwde besluit compensatieregeling
CAF-11 en vergelijkbare CAF-zaken en het aangepaste Verzamelbesluit Toeslagen.
In het besluit over de compensatieregeling is opgenomen dat vergelijkbare CAF-zaken
beoordeeld worden op een institutioneel vooringenomen handelwijze aan de hand van
de vijf door de Adviescommissie beschreven criteria. Het besluit geeft aan dat beoordeeld
wordt of deze criteria «in samenhang voorkomen in een onderzoek». Omschreven wordt
dat het aantal criteria waaraan voldaan wordt niet doorslaggevend is. De leden van
de CDA-fractie merken op dat dit niet erg concreet is. Op welke wijze wordt getoetst
of de criteria «in samenhang» voorkomen? En hoe kan een ouder zich dan verweren tegen
het oordeel dat de criteria niet «in samenhang» voorkomen in het onderzoek? Als de
Belastingdienst/Toeslagen en de commissie van onafhankelijke deskundigen van oordeel
zijn dat er in het onderzoek niet institutioneel vooringenomen is gehandeld, krijgen
de ouders hiervan een mededeling? De leden van de CDA-fractie vragen welke informatie
er is opgenomen in die mededeling over de reden van afwijzing.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten op welke wijze ouders die in een CAF-zaak
zitten, inzage kunnen krijgen in het CAF-dossier dat aan de commissie van wijzen is
voorgelegd, conform de aangenomen van het lid Omtzigt over recht op een afschrift
van het dossier voor ouders in CAF-zaken1. Dit is natuurlijk van groot belang wanneer de vergelijkbaarheid is afgewezen. Is
het kabinet bereid om ouders in de CAF-zaken die niet als vergelijkbaar met CAF 11
gezien worden, die inzage op korte termijn te regelen en daarvoor dit besluit aan
te passen?
Bij de zaken die mogelijk vergelijkbaar zijn met CAF 11 wordt in het besluit vermeld
dat de ouders, wanneer de Belastingdienst/Toeslagen dan wel de commissie van onafhankelijke
deskundigen van oordeel is dat er in het onderzoek sprake is geweest van institutioneel
vooringenomen handelen, een brief krijgen dat zij mogelijk voor compensatie in aanmerking
komen. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris waarom zij «mogelijk»
in aanmerking komen. Waar hangt dit dan van af?
De leden van de CDA-fractie waarderen het dat het besluit ruimte laat voor andere
onderzoeken dan de onderzoeken die zijn aangemerkt als mogelijk of waarschijnlijk
vergelijkbaar met CAF 11. Er moeten dan signalen zijn dat er in deze onderzoeken institutioneel
vooringenomen is gehandeld. Zijn er tot op heden dergelijke signalen bij de Belastingdienst,
behalve bij de casus Baybegim, die ook al genoemd werd door de onderzoekscommissie?
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hoe een ouder of een groep ouders die
vinden dat hun zaak beoordeeld moet worden op institutionele vooringenomenheid, het
dossier van hun CAF-zaak daarop kan laten beoordelen.
In het algemeen overleg van 23 juni 2020 stelde de Staatssecretaris: «De eerste maatregel
is dat we de CAF-zaken die door de commissie van wijzen zijn beoordeeld, opnieuw door
haar laten beoordelen, maar dan natuurlijk op basis van de juiste informatie, en dat
we die informatie ook vooraf laten toetsen. Ik wil ook gezegd hebben dat de commissie
van wijzen in haar werkwijze geen fouten heeft gemaakt, maar dat het dus zuiver gaat
over de informatie die is gestuurd door de Toeslagenorganisatie. Ik wil ook kijken
of mogelijk ook andere CAF-dossiers opnieuw moeten worden beoordeeld.»
Voorts merkte zij op: «Op een van de punten die de heer Omtzigt nog meldde is mijn
reactie – dat heb ik ook in de brief aangegeven – dat ik natuurlijk ga kijken of dit
betekent dat niet alleen maar de dossiers door de commissie van wijzen opnieuw moeten
worden bekeken op basis van de informatie die nu boven water moet komen, maar dat
we ook breder naar de andere CAF-zaken willen kijken».
Hoe gaat het kabinet hier uitvoering aan geven? In het besluit ligt het initiatief
bij de Belastingdienst, maar aangezien die aantoonbaar onjuiste en onvolledige informatie
aanleverde aan de commissie van wijzen in de zaak-Anker, lijkt het toch gepast om
alle CAF-zaken aan de commissie van wijzen voor te leggen. Graag een uitgebreide reactie.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze een ouder «een aanvraag voor compensatie»
kan indienen. Klopt het dat hieraan ook voldaan is als de ouder naar het Serviceteam
Gedupeerden belt?
Als een ouder na verzoeken om informatie of het maken van een afspraak niets van zich
heeft laten horen, niet op ingeplande afspraken is verschenen en ook nooit bezwaar
gemaakt heeft tegen de betreffende beschikkingen van de Belastingdienst/Toeslagen
heeft de ouder op grond van artikel 2.4 van het besluit geen recht op compensatie.
De leden van de CDA-fractie vragen te bevestigen dat van deze situatie nooit sprake
kan zijn als de ouder wel stukken heeft aangeleverd (bij de balie of per post), maar
deze door de Belastingdienst zijn kwijtgeraakt. Zij vragen tevens te bevestigen dat
van deze situatie geen sprake kan zijn wanneer de ouder een bezwaarschrift ten onrechte
op aanraden van de Belastingdienst heeft ingetrokken of een vooroverleg op aanraden
van de Belastingdienst ten onrechte gestaakt heeft. Deze leden brengen daarbij in
herinnering dat het deze ouders niet bepaald makkelijk is gemaakt om in bezwaar te
komen tegen de beschikking en dat het vaak al heel lang duurde voordat na de stopzetting
de beschikking überhaupt werd verstuurd.
De leden van de CDA-fractie zouden graag het afwegingskader ontvangen van de commissie
van onafhankelijk deskundigen, waar individuele ouders naartoe kunnen stappen. Op
basis waarvan gaan zij beoordelen of een ouder vooringenomen behandeld is? Dit luistert
natuurlijk zeer nauw, daarom zien deze leden graag een uitgebreide handleiding daarvoor.
De leden van de CDA-fractie merken hierbij nog op dat er een groot verschil is tussen
ouders die nooit gereageerd hebben op verzoeken om stukken en ouders die nooit bezwaar
gemaakt hebben, met name omdat er een vrij lange periode kan zitten tussen de stopzetting
en de officiële beschikking daarvan. De laatste groep ouders kan een heel traject
met de Belastingdienst hebben doorgelopen en uit vertrouwen in de Belastingdienst
hebben afgezien van bezwaar. Dat neemt niet weg dat deze ouders wel recht hadden op
kinderopvangtoeslag en dat zij institutioneel vooringenomen zijn behandeld (want dat
is immers eerder in het proces al beoordeeld door de Belastingdienst/Toeslagen). Kan
de Staatssecretaris aangeven op welke wijze het criterium van de ernstige onregelmatigheden
in dit soort gevallen wordt beoordeeld? Welke informatie krijgt een ouder in de brief
met het oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen vaststelt dat de ouder geen recht
heeft op compensatie op grond van ernstige onregelmatigheden?
De leden van de CDA-fractie vinden het zeer fatsoenlijk dat aan het besluit is toegevoegd
dat de Belastingdienst/Toeslagen 4 procent rente vergoedt over de compensatie voor
de correctiebesluiten en de herziening of hardheidstegemoetkoming. De compensatie
maakt vanaf de vooraankondiging reeds deel uit van box 3. De leden van de CDA-fractie
vragen de Staatssecretaris hoeveel tijd er zit tussen de vooraankondiging en de uitbetaling.
Hoe worden ouders die aan het einde van het jaar gecompenseerd worden geïnformeerd
over de verplichting om de compensatie die zij nog niet op hun bankrekening hebben
al wel op te nemen in de belastingaangifte over dat jaar?
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van onderdeel 2.2 van het Verzamelbesluit
wat het verschil is tussen toekenningsbeschikkingen en terugvorderingsbeschikkingen.
Waarom zou artikel 21a Awir jo artikel 5a UR Awir niet zien op terugvorderingsbeschikkingen,
terwijl deze beide artikelen, die overigens geen keuze bevatten voor de Belastingdienst,
maar dwingend van aard zijn, spreken over een «herziene tegemoetkoming»?
De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de goedkeuring met betrekking tot de
tijdige betaling aan de kinderopvang niet iets te beperkt is. Deze leden wijzen dan
op de bepaling dat financiële problemen van de ouder niet als bijzondere omstandigheden
kwalificeren. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of dit in sommige
gevallen maatwerk in de weg kan staan. Deze leden denken dan aan een situatie dat
een ouder wegens zeer ernstige financiële problemen, zoals een dreigende huisuitzetting,
de huur betaald heeft met een betaling van kinderopvangtoeslag. Een latere betaling
van de kinderopvang telt dan op grond van het besluit niet meer mee als tijdige betaling
voor het recht op kinderopvangtoeslag. Zij verzoeken de Staatssecretaris hierop te
reageren.
Bij de aanvullende compensatie voor de werkelijke schade willen de leden van de CDA-fractie
graag vernemen van de regering of rekening gehouden wordt met de volgende zaken:
• De enorme terugvorderingen hebben geleid tot betalingsproblemen bij de Belastingdienst
(blauw) die boetes en dwangbevelen heeft opgelegd. Worden die ook vergoed?
• De enorme terugvorderingen hebben geleid tot betalingsproblemen andere schuldeisers,
die incassokosten in rekening gebracht hebben.
• De stress heeft geleid tot ziekte en inkomensverlies.
• De kinderen hebben psychische schade opgelopen door stress en ruzie van ouders, die
wanhopig waren door geldproblemen.
• De ouders konden medische behandelingen niet ondergaan omdat zij het eigen risico
niet konden betalen en hebben daardoor permanente gezondheidsschade opgelopen.
• De ouders konden de zorgverzekering niet betalen en moesten de hogere bestuurlijke
premie jarenlang betalen.
• De ouders konden de huur niet betalen en zijn het huis uitgezet.
• De ouders konden gas of water niet betalen en dat is afgesloten.
Kan de Staatssecretaris een reactie per voorbeeld geven met een zeer uitgebreide uitleg
welke kosten betaald gaan worden?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie het kabinet op welke wijze ervoor zorggedragen
wordt dat ouders die door de Belastingdienst in de problemen gestort zijn, nu ook
echt uit de problemen komen. Ofwel, als ouders door de stapeling van problemen diep
in de problemen zitten, dat zij dan ook echt uit de problemen zijn. Hoe gaat het kabinet
daar zorg voor dragen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief bij
de beleidsbesluiten Toeslagen. Deze leden benadrukken het belang van stappen om met
maximaal tempo compensatie aan ouders te verstrekken, zoals de groep ouders die in
juli 2020 compensatie uitbetaald hebben gekregen. Deze leden benadrukken, naast het
belang van uitwerking van de compensatie in wet- en regelgeving, het belang van de
menselijke maat in de praktijk: juridische fijnslijperij, met het risico dat ouders
daarin verdwalen en daar de dupe van worden, zou voorkomen moeten worden.
De leden van de D66-fractie vragen hoe ouders worden meegenomen in de opbouw van de
compensatie, mede naar aanleiding van het feit dat de compensatie uit verschillende
onderdelen kan bestaan en ook nog verminderd kan worden. Welke rol spelen persoonlijke
zaakbehandelaars bij deze procedure en de communicatie over compensatie? Krijgen ouders
een mondelinge toelichting, voordat de termijn verstrijkt waarbinnen ouders hun zienswijze
kunnen geven op de vooraankondiging van compensatie?
De leden van de D66-fractie vragen welke handvatten of ondersteuning ouders ontvangen
als zij informatie willen verschaffen waaruit «met toepassing van het civielrechtelijke
schadevergoedingsrecht aannemelijk wordt dat en in welke mate daadwerkelijk sprake
is van aanvullende schade en dat die schade het gevolg is van een institutioneel vooringenomen
handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen». Deze leden benadrukken dat het belangrijk
is dat ouders in de praktijk voldoende worden ondersteund, zodat zij niet verdwalen
in juridische begrippen.
De leden van de D66-fractie vragen in welke mate neerwaartse en opwaartse correctiebeschikkingen
worden verwacht. Hoe kunnen neerwaartse correctiebeschikkingen zoveel mogelijk worden
voorkomen?
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting waarom een compensatiebedrag
al direct na de vooraankverondiging onderdeel uitmaakt van de bezittingen van een
ouder voor het bepalen van het inkomen uit sparen en beleggen. Deze leden begrijpen
dat een vooraankondiging betekent dat het geld niet direct, maar zo snel mogelijk,
op de rekening van ouders staat. Klopt dit?
De leden van de D66-fractie lezen in het Verzamelbesluit dat er geen sprake is van
een bijzondere omstandigheid als de belanghebbende na herhaalde verzoeken van de Belastingdienst/Toeslagen
de geringe formele tekortkoming niet heeft hersteld, terwijl hij of zij daartoe wel
in de gelegenheid was. Deze leden vragen of het kabinet deelt dat de Belastingdienst
door middel van zulke verzoeken ook voldoende duidelijk moet maken om welke eventuele
formele tekortkomingen het gaat. Deze leden vragen of het kabinet deelt dat het voor
de mate waarin ouders in gelegenheid zijn om aan zulke formaliteiten te voldoen uitmaakt
in hoeverre zij op de hoogte worden gebracht van welke specifieke informatie ontbreekt.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet om de Kamer snel en zorgvuldig te informeren
over de wijze waarop er in de praktijk met het proportioneel terugvorderen wordt omgegaan.
Deze leden vragen om de Kamer te informeren als de opsomming waarin wel/niet sprake
is van bijzondere omstandigheden wordt aangepast.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de besluiten en hebben hierbij
enkele vragen en opmerkingen.
Het Besluit Compensatieregeling heeft naar de mening van de leden van de SP-fractie
nog steeds, net als het advies van de Commissie-Donner, als uitgangspunt dat de Belastingdienst
voor de gedupeerde ouders bepaalt of zij benadeeld zijn, of zij institutioneel vooringenomen
behandeld zijn en of en voor welk bedrag zij gecompenseerd gaan worden. Deze leden
vragen waarom zij ervan uit moeten kunnen gaan dat de Belastingdienst in staat is
om deze compensatieregeling dusdanig uit te voeren dat alle ouders die benadeeld zijn
ook terecht gecompenseerd worden als deze mate van juridisering, met allerlei bijbehorende
adviesclubs, plaatsvindt. Zij brengen het kabinet in herinnering dat in de talrijke
debatten en in vele moties door de Kamer is gesteld hoe ouders moeten worden gecompenseerd:
ruimhartig en zonder langdurige juridische trajecten. Deze leden vragen het kabinet
daarom opnieuw hoe zij ervoor gaat zorgen dat zodra de eerste ouders na vele maanden
wachten echt behandeld gaan worden, de hersteloperatie daadwerkelijk gaat beginnen
en ouders niet opnieuw institutioneel vooringenomen of op anderszins onrechtmatige
wijze behandeld gaan worden.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet hoe de uitvoeringskosten van de compensatieregeling
zich tot op heden verhouden tot de te verwachten uit te keren bedragen aan compensatie
en welk deel van de uitvoeringslasten bestaat uit de duurbetaalde externe consultants
van onder andere Deloitte en de Boston Consultancy Group. Deze leden vragen het kabinet
hoeveel van deze duurbetaalde consultants grotere bedragen gaan ontvangen dan de gemiddelde
compensatie die gedupeerde ouders gaan krijgen en vragen haar waarom zorgvuldigheid
in dit geval zo ongelooflijk duur moet zijn. Zij vragen het kabinet waarom het toch
altijd weer mogelijk blijkt om beleid om burgers ernstig te benadelen, getuige de
CAF-zaken en andere onterechte fraudegevallen, er doorheen te jagen terwijl compensatie
voor ouders weer maanden, zo niet jaren op zich laat wachten. Zij vragen het kabinet
de al dan niet geanonimiseerde verslagen te ontvangen van de ambtelijke overleggen
die ten grondslag liggen aan deze besluiten, zoals ook ontvangen over de besluitvorming
door de ambtelijke top van de Belastingdienst en het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid waarin laatstgenoemde besloot dat volledige terugvordering van
alle toeslagen gerechtvaardigd was, ongeacht de enorme financiële gevolgen.
II Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.