Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 21-22 september 2020 (Kamerstuk 21501-32-1248)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1251
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 september 2020
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 10 september 2020 inzake de Landbouw- en Visserijraad op 21 en 22 september
2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1248).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 september 2020 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 16 september 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
13
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
16
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
22
II
Antwoord/ Reactie van de Minister
23
III
Volledige agenda
32
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de Landbouw-
en Visserijraad van 21 en 22 september. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
Geannoteerde agenda
De leden van de VVD-fractie willen wederom aangeven ervan te balen dat er geen definitieve
agenda beschikbaar is waarover de Kamer vragen kan stellen. Dit komt de controlefunctie
van de Kamer niet ten goede. Zeker nu er gewerkt gaat worden aan een verdere invulling
van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is het belangrijk dat de Kamer kan
beschikken over een agenda en achterliggende documenten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er de komende maanden stappen worden gezet met
betrekking tot de inhoudelijke invulling van het GLB. De komende overleggen zullen
zich logischerwijs richten op punten waarover binnen de Raad nog geen overeenstemming
is. Deze leden vragen een puntsgewijs overzicht waar we op dit moment staan en vervolgens
een toelichting op de punten waarover wel reeds overeenstemming is. De Minister noemt
een aantal onderwerpen waarover nog geen overeenstemming is bereikt. Kan de Minister
ook toelichten wat haar inzet zal zijn bij deze punten rond het GLB en wat het Duitse
voorzitterschap voorstelt? Op welke manier blijft de Minister zich inzetten voor een
gelijk speelveld in de EU en het behoud van de concurrentiepositie van Nederlandse
boeren?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de gevolgen van (een harde) brexit
voor de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij. Deze leden herkennen zich in de
inzet van de Minister, maar zijn bang dat de brexitafspraken grote barrières opwerpen
voor de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij. Het Verenigd Koninkrijk is een
grote afzetmarkt voor de Nederlandse boer en tuinder. Hoe zet de Minister zich in
voor het wegnemen en beperken van mogelijke handelsbarrières die een rem zetten op
de handel in agrarische producten tussen beide landen? Agrarische producten zijn kwetsbaar
vanwege onder andere de houdbaarheid van het product. Hoe voorkomt de Minister dat agrarische producten vanwege de
handelsafspraken in verband met de brexit lang bij de douane blijven staan? Op welke
manier zet de Minister zich in voor een gelijk speelveld tussen het Verenigd Koninkrijk,
Nederland en de andere EU-lidstaten, specifiek op het punt van de tarieven, controle
bij de douane en kwaliteitsstandaarden? Op welke manier probeert de Minister ook andere
EU-lidstaten mee te nemen hierin? Deze leden hopen dat er zo min mogelijk sprake is
van handelsbarrières. Zij verwachten wel dat de Nederlandse boer en tuinder financiële
schade ondervindt van de brexit. Zij wijzen op het meerjarenbudget van de EU, waarin
5 miljard euro is vrijgemaakt voor het opvangen van de schade als gevolg van de brexit.
Welke regels zijn er in Europees verband afgesproken over de uitkering van de schadegelden?
Zij vragen de Minister toe te lichten hoe zij zich in de EU inzet zodat ook de Nederlandse
boer en tuinder aanspraak kunnen maken op deze schadegelden.
De leden van de VVD-fractie hebben verschillende vragen over het coronaherstelfonds.
Deze leden hebben meerdere malen aandacht gevraagd voor specifieke sectoren die hard
zijn geraakt door de coronacrisis. Zij erkennen dat het lastig is om een specifiek
onderdeel binnen de Nederlandse agro- en foodsector hulp te bieden zonder anderen
daarbij te kort te willen doen. Zij vragen van de Minister meer aandacht voor de Nederlandse
kalver- en eendenhouderij. Beide sectoren hebben hun afzet zien verdampen als direct
gevolg van de coronacrisis. Is de Minister voornemens zich in Europees verband in
te zetten voor juist die agrarische sectoren in Nederland die zwaar onder de coronacrisis
lijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de Minister zich in de EU sterk maken
zodat ook Nederlandse boeren en tuinders aanspraak kunnen maken op het coronaherstelfonds?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Minister een transitieperiode van twee
jaar als onvermijdelijk ziet. Kan de Minister de verdeelsleutel toelichten op basis
waarvan Nederland waarschijnlijk recht heeft op 0,65% van het totale bedrag van 16,483
miljard euro van verhoging van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
(ELFPO)?
Verslag informele Landbouwraad van 1 september 2020
De leden van de VVD-fractie herkennen de rol van de boeren die het Duitse voorzitterschap
benoemt. Boeren hebben een cruciale rol gespeeld tijdens de (eerste periode van de)
coronacrisis. De flexibiliteit en de weerbaarheid van de boeren hebben er mede voor
gezorgd dat er in heel Europa voldoende voedsel beschikbaar was en is. Deze leden
benadrukken dat we als Nederland trotser mogen zijn op onze vooruitstrevende agro-foodsector:
een innovatieve en creatieve sector, die als voorbeeld kan fungeren voor de rest van
Europa en de wereld.
Het stemt de leden van de VVD-fractie tevreden dat de Minister in Europees verband
aandacht heeft gevraagd voor het verdienvermogen van de boer. Deze leden maken zich
hier al langer sterk voor. Zij constateren dat er de afgelopen jaren steeds meer maatschappelijke
opgaven gevraagd zijn terwijl de betaling voor deze diensten is achtergebleven. Op
welke manier ziet de Minister kansen om deze trend te keren?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de Minister bedoelt met een «duurzame voedselproductie
binnen de ecologische grenzen»? Deze leden vragen naar een verdere onderbouwing van
de vier elementen en van de manier waarop de Minister voornemens is het ondernemerschap
van de boer te versterken. Hoe is de Minister bijvoorbeeld voornemens meer aandacht
te vragen in Europees verband voor technologische innovatie en een betere samenwerking
in de keten? Punten waar de afgelopen jaren, zeker in EU-verband, weinig concrete
stappen zijn gezet. Hoe gaat de Minister er samen met haar Europese collega’s voor
zorgen dat er nu echt meer ruimte komt voor de boer om te experimenteren? Op welke
manier krijgt het in de brief met de contouren van het toekomstig mestbeleid aangekondigde
actieplan over kunstmestalternatieven hierin een rol?
De leden van de VVD-fractie delen het standpunt van de Minister omtrent het dierenwelzijnslabel
en het stapsgewijs opbouwen. De leden willen wel benadrukken dat, als er wordt overgegaan
op een dierenwelzijnslabel in EU-verband, deze labels niet op vrijwillige basis kunnen
worden ingevoerd. Nederland heeft een vooruitstrevende rol op het gebied van dierenwelzijn.
Deze leden vinden het belangrijk dat dit niveau van dierenwelzijn, met het oog op
een gelijk speelveld, ook in de rest van de Europa gaat gelden. Zij constateren dat
boeren op het punt van dierenwelzijn in een ongelijke positie verkeren ten opzichte
van collega’s in andere lidstaten, laat staan in vergelijking met landen buiten Europa.
Deelt de Minister de mening dat een dierenwelzijnslabel niet op vrijwillige basis
kan worden ingevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, dan ontvangen deze leden graag een
toelichting. Waarom verwacht de Minister dat een hogere prijs naar aanleiding van
een beter dierenwelzijnskader bij de boer terechtkomt? Hoe gaat de Minister waarborgen
dat dit inderdaad het geval is? En is de Minister bereid om een nulmeting uit te voeren
zodat dit ook daadwerkelijk het geval zal zijn? Welke wettelijke instrumenten heeft
de Minister tot haar beschikking om in te grijpen als dat nodig is?
De leden van de VVD-fractie hebben al eerder aangegeven voorstander te zijn van Europese
regelgeving op het gebied van diertransport, mits deze regelgeving werkbaar is en
voor alle lidstaten in gelijke mate zal gelden. De Minister schrijft dat de Europese
Commissie voornemens is de transportverordening te herzien. Deze leden vragen op welke
punten de Europese Commissie de transportverordening wil herzien en waarom specifiek
op deze punten. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de regels die al gelden voor
Nederlandse transporteurs in heel de EU gelden inclusief een internationale controle
op naleving?
Fiche: Europese Biodiversiteitsstrategie
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de Nederlandse inzet bij de
gesprekken over de Europese biodiversiteitsstrategie. Allereerst vragen zij of de
Minister duidelijk kan maken wat de Nederlandse inzet is ten opzichte van de gehanteerde
definitie van «strikt beschermd» in de strategie. Kan de Minister toelichten hoe zij
«strikt beschermd» in de strategie terug wenst te zien? Kan zij uitleggen hoe deze
inzet zich verhoudt tot de bescherming van natuurgebieden zoals wij die op dit moment
al kennen? Kan de Minister toelichten op welke mogelijke «additionele maatregelen»
gedoeld wordt op het moment dat de Commissie eventueel zou beoordelen dat de gestelde
doelen niet gehaald zouden worden? Wordt vooraf over de invulling van deze maatregelen
gesproken? Zo ja, wat is de inzet van de Minister hierbij?
De leden van de VVD-fractie delen de opvatting dat het belangrijk is dat bij het vertalen
van Europese doelstellingen naar een nationale opgave rekening gehouden moet worden
met nationale omstandigheden, zoals de bevolkingsdichtheid. Kan de Minister toelichten
welke nationale omstandigheden naar haar mening nog meer betrokken zouden moeten worden
bij het vertalen van Europese biodiversiteitsdoelstellingen naar nationale, Nederlandse
doelstellingen? Kan zij toelichten op welk moment volgens haar beleidsmaatregelen
en wetgeving niet langer proportioneel en uitvoerbaar zijn? Deelt de Minister de mening
dat een algemene eis van 30% voor bescherming van areaal op land en zee voor iedere
lidstaat afzonderlijk niet proportioneel en niet uitvoerbaar is? Deelt zij de mening
dat het verder vergroten van beschermd areaal op land (in de vorm van Natura 2000-gebieden)
niet proportioneel en niet uitvoerbaar is? Kan zij toezeggen dat wanneer de uitwerking
van de biodiversiteitsstrategie zich vertaalt in dergelijke doelstellingen, geen sprake
kan zijn van Nederlandse en er dus geen nieuwe Natura 2000-gebieden zullen worden
aangewezen? Kan zij aangeven hoe andere lidstaten kijken naar deze 30%-eis en het
aanwijzen van nieuwe beschermde arealen op land?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de ambitie om bescherming van biodiversiteit
in regelgeving voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) op
te nemen, wordt gewaardeerd. Deelt de Minister de mening dat het in het kader van
de effectiviteit van dergelijke maatregelen zaak is dat Europese regelgeving op dit
punt wordt afgewacht in plaats van dat nationale regelgeving wordt geïntroduceerd?
In het kader van de bescherming van de biodiversiteit en de natuur op zee stellen
de leden van de VVD-fractie vast dat vanuit de EU in de afgelopen jaren zowel duurzame
vismethoden zoals pulsvisserij verboden zijn en niet-duurzame verplichtingen zoals
de aanlandplicht zijn opgelegd. Zo is van pulsvisserij bijvoorbeeld bekend dat het
leidt tot minder plastic in zee en dat vissen met pulskor op de meest relevante duurzaamheidsaspecten
beter scoort dan «traditionele» visserij. Is de Minister bereid om bij de besprekingen
over de wenselijkheid van het beschermen van biodiversiteit en natuurgebieden op zee
dit punt ook duidelijk naar voren te brengen en daarbij te benadrukken dat het herzien
van achterhaalde en niet-duurzame visserijregels zoals het pulsverbod en de aanlandplicht
de eerste stap zouden moeten zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september 2020
en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
Toekomst GLB
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat 400 organisaties,
waaronder een aantal Nederlandse organisatie, een brief aan de Duitse Landbouwminister
hebben gestuurd waarin zij oproepen dat het GLB op de schop moet en verenigbaar moet
zijn met de Green Deal en de doelen uit de Van boer tot bord-strategie en de biodiversiteitsstrategie.
Deze leden vragen de Minister om een reactie op deze oproep. In hoeverre zal het vernieuwde
GLB volgens de Minister verenigbaar zijn met de doelen uit de Van boer tot bord-strategie
en de biodiversiteitsstrategie? Op welke wijze zal de Minister deze oproep meenemen
in de gesprekken over de toekomst van de GLB? Deze leden vragen tevens hoe het traject
van de ontwikkeling van het GLB eruit ziet na oktober. Kan de Minister dit toelichten?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de Nederlandse boeren niet benadeeld
mogen worden ten opzichte van boeren in het buitenland. Kan de Minister in dat kader
reageren op de voorstellen van het Duitse EU-voorzitterschap voor wat betreft de ecoregelingen
en conditionaliteit? Wat zijn de consequenties van deze voorstellen voor de Nederlandse
boeren? Wat gaat de Minister eraan doen om te voorkomen dat de concurrentiepositie
van de Nederlandse boeren ten opzichte van boeren in andere landen verslechtert?
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de beantwoording van vragen uit het schriftelijk
overleg over de geannoteerde agenda voor de Informele Landbouwraad van 1 september
2020, op een specifieke vraag geen antwoord is gegeven. Daarom stellen deze leden
deze vraag nogmaals: deelt de Minister de mening dat het niet zo kan zijn dat er een
situatie ontstaat waarin voor lagere bedragen aan landbouwsubsidies toch meer maatschappelijke
diensten worden verwacht van onze boeren?
Onderhandelingen EU en Verenigd Koninkrijk
De leden van de CDA-fractie zijn bezorgd over het verloop van de brexit in relatie
tot de land- en tuinbouw. De Nederlandse agrarische sector hangt op dit moment een
verhoogde prijsdruk en daarmee inkomensverlies boven het hoofd. Voor Nederlandse boeren
is de Britse markt namelijk de op twee na grootste afzetmarkt. Deze leden zijn van
mening dat het daarom belangrijk is dat de Nederlandse boeren, tuinders en vissers
in aanmerking komen voor een vergoeding uit het meerjarenbudget van de Europese Unie
van 5 miljard euro. In hoeverre is de Minister bereid om ervoor te zorgen dat de Nederlandse
land- en tuinbouw en visserij in geval van inkomensverlies gebruik kunnen maken van
een vergoeding uit het meerjarenbudget? Is de Minister bereid om te pleiten voor een
handelsverdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU met gelijke standaarden en
zonder douanetarieven?
Biodiversiteitsstrategie
De leden van de CDA-fractie vragen of er inmiddels meer duidelijkheid is over de doorvertaling
van de EU-doelstellingen en de mate waarin rekening wordt gehouden met specifieke
nationale omstandigheden. Is inmiddels bekend wat voor gevolgen deze ambitieuze doelen
zullen hebben voor de Nederlandse boeren. Zo ja, kan de Minister deze toelichten?
Zo nee, wanneer verwacht de Minister deze gevolgen wel in beeld te hebben? In hoeverre
vindt de Minister dat deze duurzaamheidsdoelen gefinancierd moeten worden met nog
meer efficiëntie en het verlagen van de kostprijs? Is de Minister van mening dat boeren
dan op een andere manier gecompenseerd moeten worden indien de markt hier niet voor
betaalt?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor
de aanwijzing van de aanvullende beschermde en strikt beschermde gebieden en dat deze
aanwijzingen ofwel bij moeten dragen tot de voltooiing van het Natura 2000-netwerk,
ofwel onder de nationale beschermingsregelingen vallen. Deze leden vragen de Minister
toe te lichten wat er precies wordt bedoeld met deze nationale beschermingsregelingen.
Hoe verhouden bijvoorbeeld de restricties die gelden voor gebieden die vallen onder
nationale beschermingsregelingen zich tot de restricties die horen bij gebieden die
onderdeel vormen van het Natura 2000-netwerk? Wat zijn daarbij de meest wezenlijke
verschillen? Kan de Minister tevens toelichten om welke gebieden het in Nederland
gaat als er wordt gesproken over de aanwijzing van de aanvullende beschermde en strikt
beschermde gebieden en op welke wijze de Minister invulling zal geven aan deze aanwijzingen.
Zal zij daarbij kiezen voor aanwijzingen die bijdragen tot de voltooiing van het Natura
2000-netwerk of voor gebieden die zullen vallen onder de nationale beschermingsregelingen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het de ambitie is om 3 miljard bomen te
planten in de EU. Deze leden vragen zich af hoe dit zich verhoudt tot de Nederlandse
bossenstrategie.
Afrikaanse Varkenspest
De leden van de CDA-fractie hebben bezorgd vastgesteld dat er officieel een eerste
geval van Afrikaanse Varkenspest is vastgesteld in Duitsland. De leden roepen de Minister
op om samen te werken met jagers, boeren en boswachters om verspreiding van het virus
in te perken. Welke maatregelen gaat Nederland nu precies treffen? Komt er bijvoorbeeld een waarschuwing richting
het Nederlandse publiek om deelstaat Brandenburg te vermijden? Welke waarschuwingscampagne
richting arbeidsmigranten wordt er opgestart? Welke maatregelen worden samen met de
varkenshouderij getroffen?
Dierenwelzijnslabel
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het initiatief voor een EU-breed
dierenwelzijnslabel. Zou de Minister kunnen aangeven wat de kansen en bedreigingen
hiervan zijn voor de Nederlandse veehouderij? Maakt de invoering van zo’n label het
mogelijk dat voedselproducten van buiten de EU aan dezelfde eisen moeten voldoen als
in de EU gelden?
Coronaherstelfonds
De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe de Minister van plan is de 8 miljard
euro uit het herstelfonds te besteden. Hoeveel hiervan streeft de Minister te kunnen
benutten voor de Nederlandse agrarische sector?
Wolf
De leden van de CDA-fractie zijn nog steeds bezorgd over de aanwezigheid van de wolf
in Nederland. In hoeverre heeft de Minister hierover contact met buitenlandse collega’s
en in hoeverre ziet zij mogelijkheden om hier afspraken over te maken?
Belastingvrijstelling voor importvis
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het bericht dat de verwerkende
industrie bij de EU pleit voor een uitzondering op importheffingen op de «Paficische
Schol». Dit zorgt er echter voor dat de Nederlandse vissers worden beconcurreerd en
dat de markt voor schol wordt bedreigd. Deze leden zijn hier geen voorstander van
en vragen wat de Minister hiervan vindt en of zij van plan is om met het voorstel
in te stemmen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad op 21 en 22 september 2020 en het BNC-fiche over de Europese
Biodiversiteitsstrategie en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
Toekomst van het GLB
Voorstellen Duits EU-voorzitterschap met betrekking tot het GLB
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het Duitse EU-voorzitterschap enkele
voorstellen heeft gedaan met betrekking tot het GLB. Zo stelt het Duitse EU-voorzitterschap
verplichte ecoregelingen voor en een minimumbudget voor de ecoregelingen. Eerder gaf
de Minister al aan dat zij voorstander is van het oormerken van budget voor ecoregelingen
en heeft zij gepleit voor het oormerken van 40% van het budget in de tweede pijler
van het GLB voor klimaat en leefomgeving. Hoe beoordeelt de Minister het huidige voorstel
van het Duits EU-voorzitterschap? Hoe kansrijk acht zij dit? Ten tweede stelt het Duitse EU-voorzitterschap conditionaliteit 9 voor: een EU-breed minimumpercentage van het landbouwareaal
voor niet-productieve (landschaps-)elementen. Hoe beoordeelt de Minister dit voorstel?
Coronaherstelfonds en het GLB
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat vanuit het herstelfonds extra middelen
beschikbaar komen die via het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
(pijler 2 van het GLB) kunnen worden ingezet. Dit zou gaan om 8 miljard euro voor
de gehele EU, die op korte termijn ingezet moet worden. Hoe wil de Minister deze extra
middelen gaan inzetten met inachtneming van de ambities op het gebied van kringlooplandbouw?
Fiche: Europese Biodiversiteitsstrategie
Kabinetspositie
De leden van de D66-fractie zijn blij te vernemen dat het kabinet de brede en ambitieuze
aanpak van de Green Deal steunt. Ook zijn deze leden verheugd te vernemen dat het
kabinet positief is over de aangekondigde bossenstrategie, de ecologische corridors,
de ambities op het herstel van zoetwaterecosystemen en het vergroenen van steden.
Doorvertaling doelstellingen en budgettaire consequenties
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld te lezen dat het kabinet neutraal tegenover
de biodiversiteitsstrategie staat. Deze leden lezen dat de Minister meer duidelijkheid
wil over de doorvertaling van de EU-doelstellingen, over hoe deze rekening houdt met
de specifieke nationale omstandigheden van een dichtbevolkt land en over de potentiële
budgettaire consequenties om eventueel tot een positief oordeel te komen. Is inmiddels
al meer duidelijkheid over hoe deze doorvertaling eruit zal zien? Zo ja, hoe staat
de Minister hiertegenover? Is naar aanleiding van het akkoord van regeringsleiders
over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) al meer duidelijkheid ontstaan over de budgettaire
consequenties voor de uitvoering van de biodiversiteitsstrategie? Zal de Minister
de Kamer tijdig informeren over de totstandkoming van de te hanteren criteria en richtsnoeren
voor aanvullende beschermde gebieden?
Streefdoelen in plaats van nieuwe afdwingbare doelen
De leden van de D66-fractie zijn ook teleurgesteld dat het kabinet inzet op streefdoelen
in plaats van nieuwe afdwingbare doelen op EU-niveau op biodiversiteit. In hun brief
over de inzet voor de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD) van 9 april 2020
(Kamerstuk 26 407, nr. 134) schrijven Ministers Kaag en Schouten: «Nederland treedt in de CBD in EU-verband
op. Het kabinet zal zich inzetten voor een ambitieus nieuw strategisch raamwerk voor
het Biodiversiteits-verdrag met bindende doelen.» Deze leden constateren dat de ambitie
van de Minister in CBD-context verschilt van die in EU-context. Hoe rijmt de Minister
de «inzet op streefdoelen» met de eerder genoemde ambitie van bindende doelen in CBD-context?
Waarom wordt gekozen om binnen de biodiversiteitsstrategie in te zetten op streefdoelen
terwijl het kabinet reeds kenbaar heeft gemaakt zich bij de CBD in te zetten voor
een Biodiversiteitsverdrag met bindende doelen? Zal de Minister zich bij de CBD nog
steeds inzetten voor een ambitieus nieuw strategisch raamwerk voor het Biodiversiteitsverdrag
met bindende doelen zoals de motie van de leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440) vraagt? Zo nee, legt de Minister deze motie dan naast zich neer?
30%-doelstelling
De leden van de D66-fractie lezen verder dat het kabinet het niet noodzakelijk vindt
dat de 30% automatisch moet gelden voor iedere Europese lidstaat. Is de Minister van
mening dat deze 30% dus niet voor Nederland als lidstaat dient te gelden? Wat voor
soort invulling zou de Minister graag zien van deze 30% in Europa en welke lidstaten
zouden dan het areaal moeten opvangen als Nederland deze doelstelling niet wil hanteren?
Welke rol en verantwoordelijkheid ziet de Minister weggelegd voor Nederland om deze
doelstelling te halen op Europees niveau? Deze leden zijn van mening dat het belangrijk
is om eendracht uit te stralen en dat iedere lidstaat moet streven naar 30% natuur,
waarbij natuurgebieden door heel Europa moeten aansluiten op elkaar. Ook lezen zij
dat het kabinet het verder vergroten van Natura 2000-areaal op land in Nederland niet
als de gewenste oplossing ziet. Met welke nieuwe natuur wilt het kabinet de slechte
staat van instandhouding van de Natura 2000-gebieden beschermen?
Reactie natuurorganisaties en groene bufferzones
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat natuurorganisaties de Minister een
gezamenlijke reactie hebben gestuurd op de biodiversiteitsstrategie middels een position
paper. Ten aanzien van de biodiversiteitsstrategie pleiten zij er niet alleen voor
om voor meer beschermd natuurgebied te zorgen, maar ook om omliggende gebieden in
te richten als groene bufferzones met extensieve natuurvriendelijke landbouw en recreatie
voor hydrologisch herstel van de zone. Deze leden onderschrijven deze doelstellingen.
Wat is de reactie van de Minister op deze position paper? Hoe staat de Minister tegenover
het voorstel gebieden rondom natuurgebieden in te richten als groene bufferzones?
Behoud van weidevogels, waaronder de grutto
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het behoud van weidevogels zeer belangrijk
is. Zo hebben deze leden hier meermaals aandacht voor gevraagd, onder andere door
te wijzen op het belang van het verhogen van het waterpeil in veenweidegebieden. Momenteel
gaat het slecht met de grutto in Nederland. Deze soort gaat al jarenlang achteruit
in aantal, maar heeft geen gebied aangewezen in de Vogel- en Habitatrichtlijn. Een
doelstelling van 40.000 broedparen in 2030 is noodzakelijk om onze nationale vogel
te behouden en aan onze internationale verplichtingen te voldoen. Is de Minister bereid
zich hiervoor in te zetten? Zo ja, welke stappen gaat zij zetten om de grutto te beschermen
en welke stappen neemt zij al? Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het
lid De Groot c.s. over het mestbeleid weidevogelbestendig maken (Kamerstuk 26 407, nr. 121)? Wanneer kan de Kamer de herbezinning van het mestbeleid verwachten?
World Wide Fund for Nature (WWF) Living Planet Report
Bent u het met de leden van D66-fractie eens dat het WWF Living Planet Report nogmaals
bevestigt dat bindende doelstellingen op EU- en wereldwijd niveau noodzakelijk zijn
om de achteruitgang van natuur en biodiversiteit te stoppen? Hoe beoordeelt u het
WWF Living Planet rapport? Welke acties gaat u ondernemen naar aanleiding van dit
rapport? In het rapport valt te lezen dat een belangrijke reden voor het verdwijnen
van bossen het verbouwen van soja is. In de contouren van de Nationale Eiwitstrategie
(Kamerstuk 31 532, nr. 253) valt te lezen dat de Minister zich wil «inzetten voor verduurzaming van de internationale
keten en via onze inzet op adequate EU-maatregelen ten aanzien van de duurzaamheid
van de import van agrogrondstoffen» Dit doel onderschrijven deze leden. Echter, de
Minister geeft ook aan dat Nederland afhankelijk zal blijven van de import van soja.
Hoe past deze mening bij de kringlooplandbouwvisie van de Minister? Op welke manier
wil de Minister de afhankelijkheid van soja afbouwen en welke maatregelen worden er
genomen? Daarnaast zijn deze leden van mening dat zo snel mogelijk stappen gezet moeten
worden voor het terugdringen van soja in veevoer. Hoe is de Minister van plan om het
gebruik van restromen in diervoer te bevorderen? Welke belemmeringen ziet zij hier
in Europese regelgeving?
Overig
Internationale context stoppersregeling nertsenhouderijen
De leden van de D66-fractie hebben via verschillende nieuwsberichten signalen vernomen
dat sommige Nederlandse nertsenhouders overwegen hun bedrijf in Denemarken of elders
voort te zetten. Denemarken is volgens onderzoek het grootste nertsenhoudende land
van Europa en tweede grootste nertsenhoudende land ter wereld. Bovendien is er in
tegenstelling tot veel andere Europese landen geen verbod ingesteld en zijn er ook
geen plannen voor een verbod. Kent de Minister deze signalen ook? Is de Minister het
met deze leden eens dat het onwenselijk zou zijn als nertsenhouders via de stoppersregeling
met belastinggeld geholpen zouden worden hun onderneming naar het buitenland te verplaatsen?
Hoe reëel acht de Minister de kans dat nertsenhouders die in Nederland hun onderneming
moeten stoppen hun bedrijf in Denemarken of elders zullen voortzetten? Is de Minister
bereid op de aanstaande Landbouw- en Visserijraad met Denemarken en andere EU-landen
in gesprek te gaan over mogelijke maatregelen om hervestiging van Nederlandse nertsenhouders
in andere EU-landen te voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten
ter voorbereiding op van de informele Landbouw- en Visserijraad die op 21 en 22 september
zal worden gehouden. Deze leden zijn erg blij dat de Minister in het verslag van de
vorige Landbouw- en Visserijraad toelicht dat zij voorstander is van de invoering
van EU-brede dierenwelzijnlabels. Verder hebben zij nog wel wat kritische vragen over
de documenten voor de Landbouw- en Visserijraad op 21 en 22 september.
Als eerst willen de leden van de GroenLinks-fractie wat zeggen over de ontwikkelingen
rondom de totstandkoming van het bijenrichtsnoer. Zij hebben in eerdere schriftelijke
overleggen en ook in schriftelijke vragen samen met andere fracties hun bezorgdheid
gedeeld over de gang van zaken in combinatie met de ernstige insectensterfte en biodiversiteitscrisis
die tegelijkertijd gaande is. Zoals aangegeven in het schriftelijke overleg Landbouw-
en Visserijraad van 14 juli 2020 zijn deze leden zeer bezorgd over de brief die binnen
is gekomen over de bijeenkomst van het Standing Committee on Plants, Animals, Food
and Feed (SCoPAFF) en wat daarin ten aanzien van het bijenrichtsnoer beschreven wordt.
Nederland lijkt hierbij te kiezen voor een afgezwakte versie van het bijenrichtsnoer
uit 2013, namelijk optie 2. Deze leden hebben hier vragen over gesteld, maar die zijn
volgens hen onvoldoende beantwoord. Kan de Minister ingaan op de overlap die bij optie
2 te zien is met het BEEHAVE-programma, dat gefinancierd is door onder andere Syngenta?
Op basis van het BEEHAVE-programma zou de acceptabele sterfte van een bijenkolonie
wel 20% of soms zelfs hoger kunnen zijn. Vindt de Minister dit een acceptabele mortaliteit?
Deze leden vinden het antwoord van de Minister hierop van groot belang, juist omdat
de andere lidstaten ook voor deze optie 2 lijken te kiezen. In haar antwoorden op
de vragen van deze leden gaf zij regelmatig aan dat optie 2 de meest wetenschappelijk
onderbouwde is van de vier opties. De Minister schrijft in haar antwoorden dat een
expert van Syngenta heeft meegeschreven aan optie 2. Kan zij uitgebreid onderbouwen
waarom de wetenschappelijke onderbouwing van de 7% veilige sterfte minder wetenschappelijk
is terwijl die in 2013 nog wel als wetenschappelijk gezien werd? Kan zij hierbij ook
ingaan op waarom het volgens haar wel heel normaal is dat er een expert van Syngenta
mee schrijft aan een programma waarin bijen beschermd moeten worden tegen producten
die ditzelfde bedrijf produceert? Hoe ziet de Minister dit voor zich? Begrijpt de
Minister dat deze leden moeite hebben met deze gang van zaken? Deelt zij de bezorgdheid
over de inmenging van de chemische industrie bij het beschermen van onze ernstig bedreigde
biodiversiteit, die ook afgelopen week weer bevestigd werd in het Living Planet Report?
Dan willen de leden van de GroenLinks-fractie aandacht vragen voor de overlap tussen
de Green Deal en het nieuwe GLB. In eerste instantie over de ecoregelingen. Het halen
van de ambities van de Green Deal is afhankelijk van wat de lidstaten doen en van
het verplichtende karakter van bijvoorbeeld deze ecoregelingen. Wat vindt de Minister
van het voorstel van het Duits EU-voorzitterschap om de eco-regelingen verplicht te
maken met een minimumbudget, maar wel met voldoende ruimte voor flexibiliteit? De
leden van de GroenLinks-fractie zijn enthousiast over de grote ambities van de Europese
Commissie op het gebied van het terugdringen van het gebruik van pesticiden en de
uitspoeling van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater met 30%. Onderschrijft
de Minister deze ambities? Zo ja, hoe denkt de Minister hier beleidsmatig invulling
aan te geven? Welke rol kan het GLB hierbij spelen? Ziet de Minister ook een verbinding
met de nieuwe stroomgebiedbeheerplannen die in het kader van de Kaderrichtlijn Water
(KRW) opgesteld worden, en ook met het zevende Actieprogramma Nitraat waar nu aan
gewerkt wordt? Kan de Minister beide toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast een open brief van 400 organisaties
aan de Duitse landbouwminister gelezen. In deze brief roepen zij op dat het GLB verenigbaar
moet zijn met de Green Deal en dus de doelen uit de Van boer tot bord-strategie en
de biodiversiteitsstrategie. Deelt de Minister met deze leden en deze organisaties
dat er meer focus zou moeten komen op zaken als dierenwelzijn, duurzaam watergebruik,
het klimaat en de robuustheid van boerenbedrijven binnen het GLB? Wat vindt de Minister
van het idee om hectarevergoedingen te vervangen door «public money for public services»?
Hoe ziet zij dit voor zich in de vormgeving van het Nationaal Strategisch Plan? In
het schriftelijk overleg van 8 juni 2020 gaf de Minister ook aan de GLB-doelen zoals
neergelegd in de Commissievoorstellen voor het toekomstig GLB aansluiten op de doelen
in de Van boer tot bord-strategie en de biodiversiteitsstrategie. Deze leden zijn
hier erg enthousiast over en houden daarom de onderhandelingen van het GLB nauwlettend
in de gaten. Kan de Minister toelichten hoe de doelstelling van de Van boer tot bord-strategie
om 25% biologische productie te behalen in het toekomstig GLB en het Nationaal Strategisch
Plan wordt gewaarborgd? Kan de Minister toelichten hoe de doelstelling van de biodiversiteitsstrategie
om het gebruik van chemische pesticiden en gevaarlijke bestrijdingsmiddelen beide
te verminderen met 50% in het toekomstig GLB en het Nationaal Strategisch Plan wordt
gewaarborgd? Verder gaf de Minister in het schriftelijk overleg op 8 juni aan dat
het GLB niet het enige instrument is om de doelen van deze strategieën te behalen.
Kan de Minister de andere instrumenten voor het behalen van de doelen benoemen? En
is zij het met deze leden eens dat het GLB hier wel een heel grote rol in speelt?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de kabinetsreactie op de biodiversiteitsstrategie
gelezen maar hebben daar nog wel wat vragen over. Deze leden zijn blij dat het kabinet
de brede en ambitieuze aanpak van de Green Deal steunt, maar lezen nu dat zij zich
vooralsnog neutraal opstelt tegenover de biodiversiteitsstrategie. Kan de Minister
uitleggen waarom dat is? Is er inmiddels al meer duidelijkheid over de doorvertaling
van de EU-doelstellingen? Kunnen de leden uit de reactie van het kabinet opmaken dat
het wacht op meer informatie vanuit de Europese Commissie over de mate waarin rekening
wordt gehouden met specifieke nationale omstandigheden van dichtbevolkte landen? Het
kabinet geeft aan het belangrijk te vinden dat de doelstelling om minimaal 30% van
het landoppervlak van de EU en 30% van het zeegebied van de EU wettelijk te beschermen
niet automatisch voor elke lidstaat geldt. Hoeveel procent van het land- en wateroppervlak
denkt het kabinet in Nederland te kunnen beschermen? Waarom ziet het kabinet het vergroten
van het areaal Natura 2000-gebieden op land in Nederland niet als de gewenste oplossing
voor het herstel van de biodiversiteit? Welke alternatieve oplossingen zijn er om
de biodiversiteitsdoelstellingen te behalen? Wat vindt de Minister van het voorstel
van de Nederlandse organisaties om niet alleen voor beschermd natuurgebied te zorgen,
maar ook omliggende gebieden in te richten als groene bufferzones met extensieve natuurinclusieve
landbouw of recreatie voor het gebruik voor het gebruik van de zone voor hydrologisch
herstel?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen verder in de EU biodiversiteitsstrategie
dat er geen speciale envelop komt voor de financiering die nodig is voor het behalen
van de doelstellingen. De financiering komt onder andere voort uit het GLB en InvestEU.
Is er al meer inzicht in de verhouding tussen nationale en Europese publieke middelen
en private middelen? Deze leden zijn daarnaast ook benieuwd of er naar aanleiding
van het akkoord van regeringsleiders over het MFK meer duidelijkheid is ontstaan over
de budgettaire consequenties voor de uitvoering van de biodiversiteitsstrategie. Kan
de Minister hier uitgebreid op ingaan?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben afgelopen week met grote zorg het Living
Planet Report 2020 van het WWF gelezen. In het rapport staat dat de omvang van populaties
gewervelde dieren blijft dalen en dat we op dit moment maar liefst 156% gebruiken
van wat de aarde ons aan biocapaciteit kan geven. Dit laat zien dat de maatregelen
van de biodiversiteitsstrategie ontzettend urgent zijn. Deelt de Minister de mening
dat de maatregelen van de biodiversiteitsstrategie van groot belang zijn? Zo ja, wil
de Minister inzetten op afdwingbare doelen op biodiversiteit in plaats van streefdoelen?
In de inzet voor de internationale biodiversiteitstop, die volgend jaar in China gepland
staat, geeft het kabinet aan een ambitieus verdrag te willen met bindende doelen,
terwijl zij in de Europese biodiversiteitsstrategie aangeeft in te zetten op streefdoelen
in plaats van nieuwe afdwingbare doelen. Waarom wil de Minister op internationaal
niveau wel bindende doelen maar op Europees niveau niet? Kan de Minister hier uitgebreid
op in gaan?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden met de verplichting in de biodiversiteitsstrategie
dat er een vermindering is van 50% in het aantal soorten van de Rode lijst. Deze leden
vinden dat ontzettend belangrijk. Hoe denkt de Minister deze vermindering in Nederland
te bewerkstelligen? Deze leden zijn ook heel blij met de ambitieuze doelstelling inzake
de landbouw van de Europese Commissie. Onderschrijft de Minister deze ambitie? Hoe
denkt de Minister hier in Nederland invulling aan te geven? Hetzelfde geldt voor de
aankondiging van de 10% groen-blauwe dooradering die in de biodiversiteitsstrategie
wordt aangekondigd. Staat de Minister achter dit beleidsvoornemen en hoe denkt ze
hier in Nederland invulling aan te geven? Wat voor rol kunnen de landschapselementen
in ons land hierbij spelen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met veel belangstelling het nieuws gelezen
over brexit en de visserij. Wat is de huidige rol van de visserij in de onderhandelingen
tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU? Wat betekent dit voor de visserijsector in
Nederland? Deze leden vinden verduurzaming van de visserij heel belangrijk. Hoe wordt
verduurzaming meegenomen in de onderhandelingen tussen het Verenigd Koninkrijk en
de EU?
De leden van de GroenLinks-fractie willen het daarnaast hebben over het keurmerk voor
duurzaam gevangen vis van de Marine Stewardship Council (MSC). De leden van de Partij
voor de Dierenfractie hebben hier eerder ook al aandacht voor gevraagd, maar op hun
vragen nog geen antwoord gekregen. De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd
om het feit dat het MSC-keurmerk is toegekend aan een bedrijf dat op de Atlantische
blauwvintonijn vist. Door overbevissing stond de Atlantische blauwvintonijn lang op
het punt van uitsterven. Door strenge maatregelen en handhaving tegen illegale bevissing
neemt het aantal blauwvintonijn weer toe, maar de soort blijft kwetsbaar. Deelt de
Minister de zorgen van deze leden dat het toekennen van het MSC-keurmerk voor de blauwvintonijn
ervoor kan zorgen dat de soort weer achteruit gaat? Wat vindt de Minister ervan dat
er gevist mag worden op kwetsbare soorten?
Als laatste willen de leden van de GroenLinks-fractie aandacht vragen voor de keuze
van de Commissie om de inwerkingtreding van nieuwe biologische wetgeving met een jaar
te vertragen. De Commissie heeft besloten de inwerkingtreding uit te stellen tot 2022
en heeft tegelijkertijd een publieke consultatie op touw gezet. Wat vindt de Minister
van deze keuze? Deelt zij de bezorgdheid van de leden van de GroenLinks-fractie dat
het opzetten van een publieke consultatie zou kunnen leiden tot nog verdere vertraging?
Wat is het doel van de Commissie om de consultatie te heropenen? In hoeverre kunnen
de reacties op de consultatie de nieuwe biologische wetgeving tegenhouden of veranderen?
Wat gaat de Minister doen om het doel van 25% biologische landbouw in 2030 te behalen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda en
de onderliggen stukken voor de Landbouw- en Visserijraad op 21 en 22 september 2020.
Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen
Geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september 2020
De leden van de SP-fractie merken op dat er nog geen definitieve agenda beschikbaar
is voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september 2020. Deze leden vragen
zich af hoe dat komt en merken op dat het frequent voorkomt dat stukken voor Raden
van dit overlegorgaan zeer laat beschikbaar zijn. Zij vragen de Minister om hier in
Europees verband aandacht voor te vragen, zodat onze volksvertegenwoordigers in staat
kunnen worden gesteld om hun controlerende democratische taak fatsoenlijk uit te oefenen.
Verslag van de informele Landbouwraad van 1 september 2020
Dierenwelzijnslabel
De leden van de SP-fractie juichen de eventuele komst van een EU-breed dierenwelzijnslabel
toe en steunen de inzet van de Minister op dit vlak. Deze leden roepen de Minister
op om er voor te waken dat de komst van een internationaal geldend label leidt tot
verlaging van de dierenwelzijnseisen in de Nederlandse veehouderij, dit gezien de
lagere standaarden die in sommige andere lidstaten worden gehanteerd. Deze leden zijn
van mening dat de Nederlandse veehouderij in alle opzichten zou moeten streven naar
een internationale koploperspositie op het gebied van dierenwelzijn. De komst van
een label dient dit alleen maar te bevorderen en niet te belemmeren. Zij hopen op
inzet van de Minister op onder meer terreinen als verbetering van de handhaving en
het verder verbeteren van de transportcondities voor vee, zowel in lengte als temperatuur.
Een dier is meer dan een product en een concurrerende race naar de bodem wensen deze
leden per definitie om te zetten in een race naar de top ten bate van de dieren. Verbetering
van het dierenwelzijn in EU-brede zin is niet alleen goed voor de dieren, maar voorkomt
ook dat dierenhouders met de hoogste welzijnsstandaarden zich geconfronteerd zien
met oneerlijke concurrentie door veehouderijen elders.
Dierenwelzijn tijdens transport
De leden van de SP-fractie zijn verheugd om te constateren dat er urgentie wordt gevoeld
bij het verbeteren van dierenwelzijn tijdens veetransport, zoals in de paragraaf over
het dierenwelzijnslabel reeds is opgemerkt. Een specifieke wens van deze leden vormt
het verder reduceren van de maximumtemperatuur waarbij veetransporten plaats mogen
vinden. Op dit gebied heeft deze Minister reeds eerste stappen gezet en zij complimenteren
de Minister voor haar inzet. Zij zouden op dit vlak echter nog verder willen gaan
door de maximale temperatuureis verder terug te schroeven. Hittestress treedt bij
dieren in de veehouderij reeds op bij buitentemperaturen vanaf 20 graden Celsius.
Dit kan in de ogen van deze leden worden tegengegaan door meer eisen te stellen op
het gebied van geklimatiseerde transportwagens, kortere transporttijden, lagere bezettingsnormen
bij hogere temperaturen, aanpassing van pauzetijden en schaduw en koelvoorzieningen
bij slachthuizen. Zeker met het oog op de steeds hetere en drogere zomers pleiten
deze leden voor een ambitieus programma, waarbij het in Nederland altijd mogelijk
dient te zijn om aanvullende welzijnseisen te formuleren. Tot slot merken zij op dat
de normen in de Europese transportverordening vatbaar zijn voor verschil in interpretatie.
Zij pleiten dan ook voor heldere en eenduidige criteria die leiden tot kwantificeerbare
en afrekenbare normen.
Fiche: Europese Biodiversiteitsstrategie
De leden van de SP-fractie ondersteunen de ambities van de Europese Commissie om te
investeren in ecologische corridors. Het belang van een goede staat van de natuur
in Nederland en Europa kan niet genoeg op waarde worden geschat voor het welzijn van
zowel mens als dier. Deze leden hebben helaas recent nog kunnen vernemen dat tussen
1970 en 2016 wereldwijd de populaties wilde dieren met 68% zijn gekrompen. De voornaamste
redenen die in het alarmerende Living Planet Report hiervoor werden aangevoerd zijn
landbouw, ontbossing, overexploitatie en illegale dierenhandel. Deze leden zijn van
mening dat er voor overheden een cruciale taak ligt om de nog aanwezige natuur en
dierenstand te beschermen en weer op te bouwen. Een EU-breed plan voor het herstel
van de natuur wordt door hen dan ook toegejuicht. Zij merken daarbij op dat ze weinig
vertrouwen hebben in het opstellen van richtlijnen en geven de voorkeur aan bindende
regelgeving die met aanvullende «nationale koppen» mogelijkheden biedt voor striktere
bescherming. De ambitie om drie miljard extra bomen te planten is hen dan ook uit
het hart gegrepen. Zij zijn zeer kritisch over het laten voortbestaan van energiewinning
met behulp van biomassa. Dit zou volgens hen nooit mogen leiden tot kap en transport
van bossen als doel op zich. Uit het eerder aangehaalde Living Planet Report blijkt
onder meer dat de populatie zoetwaterdieren met 84% afnam. Het streven om mariene
ecosystemen beter te beschermen is wat deze leden betreft dan ook een dure plicht,
die niet mag stranden bij alleen goede intenties.
Nederlandse positie ten aanzien van de mededeling/aanbeveling
De leden van de SP-fractie benadrukken dat zij steun uitspreken voor de doelstelling
om de ecologische voetafdruk minimaal te halveren. Het is daarbij volgens deze leden
onvermijdelijk om de dieraantallen in veedichte regio’s verder te reduceren dan nu
het geval is en bindende regelgeving is hiertoe noodzakelijk.
Een samenhangend netwerk van beschermde gebieden
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of zij nader kan toelichten waarom zij
van mening is dat het doel van de Commissie om 30% van het natuurareaal op land en
zee te beschermen niet haalbaar is voor Nederland. In de ogen van deze leden is een
dergelijke ambitie gebaat bij politieke moed en zij vinden het dan ook teleurstellend
dat al bij aanvang wordt gesteld dat de norm van 30% niet haalbaar is. Hetzelfde geldt
wat hen betreft voor de mededeling van de Minister dat het vergroten van het areaal
Natura 2000-gebieden niet de gewenste oplossing vormt voor het herstellen van de biodiversiteit.
Juist de Natura 2000-gebieden verkeren in slechte staat van instandhouding en dienen
groter en weerbaarder te worden gemaakt. Zij achten het dan ook tegenstrijdig dat
het kabinet tevens aangeeft positief te zijn over het opzetten van biologische corridors
en of er voor dit laatste al concrete plannen zijn. Zo ja, om welke gebieden gaat
dit? Tevens vragen deze leden of de Minister kan aangeven welk gedeelte van de binnenwateren
van de Natura 2000-gebieden wordt gekenmerkt als «op land»?
Voorts hebben de leden van de SP-fractie in een naar de media gelekt advies vernomen
dat adviesbureau Arcadis geen ruimte ziet om Natura 2000-gebieden in Nederland te
verkleinen of te herverdelen. Hiervoor zouden in Nederland geen natuurgebieden geschikt
zijn. Deze leden vragen de Minister of dit correct is en of zij bereid is om de volledige
conclusie van Arcadis met spoed naar de Kamer te sturen. Daarnaast vernemen zij graag
in hoeverre dit betekent dat de Minister en haar ambtscollega’s hun zoektocht gaan
staken?
Een EU-plan voor het herstel van de natuur
De leden van de SP-fractie zijn groot voorstander van het aanleggen van extra landschapselementen
en bufferstroken. De Nederlandse natuur is zeer gebaat bij robuuste verbindingszones.
Deze leden vragen of de Minister bereid is om snel te onderzoeken waar hiertoe ruimte
kan worden gevonden. Voorts merken zij op verheugd te zijn dat het EU-landbouwbudget
in de meerjarenbegroting is verlaagd. Tot slot benadrukken zij dat zij veel mooie
ambities zien voor verdere vergroening. Zij roepen de Minister en haar ambtscollega’s
op om hier snel mee aan de slag te gaan en de Kamer zo spoedig mogelijk concrete plannen
voor te leggen om deze waar te maken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Bijenrichtsnoer
Naar aanleiding van het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde
agenda voor de informele Landbouwraad van 1 september blijven de leden van de Partij
voor de Dieren-fractie zich ernstige zorgen maken over de geheime Brusselse SCoPAFF-overleggen.
Tijdens deze bijeenkomsten, waarvan wordt voorgehouden dat ze slechts van technische
aard zijn, wordt beslist over het lot van de insecten in Europa. Hoeveel bijen, hommels
en wilde bijen mogen er sterven door het gebruik van landbouwgif? Terwijl de burger
zo min mogelijk bij deze vraag betrokken wordt, lijkt de chemische industrie een grote
vinger in de pap te hebben.
De Minister verdedigt bij hoog en laag een computermodel, mede ontworpen door gifproducent
Syngenta, waarmee de acceptabele sterfte van een bijenkolonie door een pesticide bepaald
zou kunnen worden. Hoewel de Minister beweert dat dit model wetenschappelijk onderbouwd
zou zijn, hebben deze leden grote twijfels over de onderbouwing van het model BEEHAVE,
het concept «natuurlijke variabiliteit» en het nog te bepalen beschermingsniveau.
Het heeft er alle schijn van dat vooral de pesticidefabrikanten hier beschermd worden,
en niet de insecten.
Uit de beperkte informatie die de Minister de Kamer levert, kunnen de leden van de
Partij voor de Dieren-fractie opmaken dat het computermodel BEEHAVE de acceptabele
sterfte van een honingbijenkolonie berekent aan de hand van een vooraf vastgesteld
beschermingsniveau. Dit zou gebeuren met behulp van simulaties van de «natuurlijke
variabiliteit» van een bijenkolonie. Kan de Minister dit bevestigen? Ten eerste hebben
deze leden grote vraagtekens bij de «natuurlijkheid» van die variabiliteit, omdat
menselijke effecten hierin meegenomen worden.
Om een daadwerkelijk natuurlijke variabiliteit in de grootte van een bijenkolonie
vast te stellen, zouden metingen gedaan moeten worden in een zuiver natuurlijke en
stressvrije omgeving. Maar de Minister heeft aangegeven dat daarvan geen sprake is:
de simulaties zijn gebaseerd op de Europese praktijk, waar een deken van landbouwgif
over het land ligt en habitats op grote schaal vernietigd zijn. De Minister wijst
erop dat er ook positieve effecten van mensen op bijen zijn, en dat deze ook meegenomen
worden, maar studies laten ons keer op keer zien dat de insectenstand in Europa met
alarmerende snelheid achteruit gaat: positieve en negatieve effecten heffen elkaar
dus niet op. Deze leden vragen de Minister of zij de mening deelt dat de «natuurlijke
variabiliteit» in het BEEHAVE-model feitelijk een illusie is – en zeker niet «natuurlijk».
Gaat de Minister in het SCoPAFF-overleg pleiten voor een andere aanpak, waarbij reeds
bestaande antropogene effecten niet weggemoffeld worden onder de term «natuurlijk»?
Zo nee, waarom niet?
De Minister stelt in het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde
agenda voor de informele Landbouwraad van 1 september: «Juist de gekozen werkwijze
voor het vaststellen van het beschermdoel zorgt ervoor dat de omvang van een bijenkolonie
binnen de natuurlijke variabiliteit blijft, waardoor verwacht kan worden dat de bestuivingsfunctie
ook binnen de natuurlijke variabiliteit blijft.» Kan de Minister de wetenschappelijke
onderbouwing met de Kamer delen dat de bestuivingsfunctie hiermee binnen de «natuurlijke»
variabiliteit blijft? En beweert de Minister dat bijen met deze rekenmethode in de
praktijk goed beschermd zijn? Waarmee onderbouwt de Minister deze overtuiging? Kan
zij die onderbouwing de Kamer doen toekomen?
Ten tweede maken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich zorgen over de
relatie tussen het beschermingsniveau, het percentiel en de acceptabele sterfte. Een
door de Minister gedeelde studie1, die aangehaald is door de Europese koepelorganisatie van pesticidefabrikanten (de
ECPA), laat zien wat dit onderscheid tussen een beschermingsdoel en de acceptabele
sterfte kan betekenen. Hoewel de Minister stelt dat deze studie geen verband houdt
met het werk dat de European Food Safety Authority (EFSA) nu doet, geeft het wel inzicht
in de reden waarom de pesticidefabrikanten zo enthousiast zijn over dit model. Wanneer
als beschermingsdoel wordt gesteld dat een bijenkolonie in de winter gedurende drie
opeenvolgende jaren niet meer dan 10% kleiner mag worden, werd met het BEEHAVE-model
gesteld dat dat nog steeds het geval kon zijn met een werksterssterfte van 20%. Deze
leden stellen dat dit laat zien dat een vooraf vastgesteld beschermingsdoel met het
BEEHAVE-model dus opgerekt kan worden met een factor twee, waarbij volledig wordt
geleund op de zogenaamde «natuurlijke» variabiliteit. Kan de Minister bevestigen dat
in simulaties van het BEEHAVE-model honingbijkolonies ook (eventueel na enkele jaren)
kunnen sterven, waarbij de «natuurlijke variabiliteit» dus feitelijk 100% is? Kan
de Minister bevestigen dat wanneer zulke simulaties meegenomen worden, de acceptabele
sterfte veel hoger zal worden, waardoor bijen helemaal niet meer beschermd worden
tegen een gif? Op welke manier voorziet de Minister dit te voorkomen?
Daarnaast stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Kamer nog geen
wetenschappelijke onderbouwing heeft gezien voor het vaststellen van het beschermingsdoel.
De Minister schrijft: «Ook ik pleit voor een vooraf vastgesteld beschermdoel op basis
van onafhankelijke wetenschappelijke inzichten.» Maar zijn er wel wetenschappelijke
inzichten voor de onderbouwing van het beschermingsdoel, niet zijnde de algoritmes
van het BEEHAVE-model? Kan de Minister deze naar de Kamer sturen? Deze leden vrezen
dat in het SCoPAFF-overleg niet gekozen zal worden voor een beschermingsniveau, maar
voor een percentiel van de «natuurlijke variabiliteit» in het BEEHAVE-model. Wanneer
het effect van een gif binnen dat percentiel blijft, zal dat als «acceptabele sterfte»
gelden, daarbuiten niet. Kan de Minister bevestigen dat met de keuze voor een percentiel
feitelijk het beschermingsniveau voor bijen wordt vastgelegd? Zo nee, hoe zit het
dan? Op basis van welke wetenschappelijke inzichten zal de Minister een percentiel
kiezen? Hoe verhoudt een gekozen percentiel zich met het niveau van bescherming voor
bijen in de praktijk? Kan de Minister deze inzichten en onderbouwingen met de Kamer
delen? Kan de Minister daarbij uitleggen in welke zin deze wetenschappelijke onderbouwing
afwijkt – en beter zou zijn dan – het vasthouden aan een vooraf bepaald beschermingsdoel
zoals dat in het originele bijenrichtsnoer uit 2013 was vastgesteld op een acceptabele
sterfte van 7%? Zou de Minister bovendien de wetenschappelijke artikelen de Kamer
doen toekomen, waaruit blijkt dat bijen in de praktijk goed beschermd zijn tegen pesticiden,
wanneer met het BEEHAVE-model de acceptabele sterfte wordt opgerekt? Uit welke praktijkstudies
blijkt dat?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister ook op welke manier
zij van plan is wilde, solitaire bijen en hommels te beschermen. De Minister zal ervan
op de hoogte zijn dat het BEEHAVE-model is ontwikkeld voor honingbijkolonies, en de
EFSA vermeldt dat dit niet toepasbaar is op wilde bijen en hommels. In de Kamerbrief
van 13 juli 2020 over het SCoPAFF-overleg van juli (Kamerstuk 27 858, nr. 513) stelt de Minister dat de «EFSA gebruik kan maken van de EFSA (2015) wetenschappelijke
opinie over de risicobeoordeling van niet-doelwit arthropoden waar wilde bijen gezien
hun biologie beter bij passen dan bij de sociale bijensoorten.» Kan de Minister bevestigen
dat dit de facto betekent dat wilde bijen niet beschermd zullen worden tegen landbouwgif? Kan de Minister bevestigen dat het richtsnoer voor niet-doelwit arthropoden namelijk
100% sterfte van de insecten toestaat? Waarom kiest de Minister hiervoor?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie herinneren de Minister eraan dat een
goede bescherming van wilde, solitaire bijen en hommels (tegen acute en chronische
toxiciteit) een wens is van de Kamer, gezien de nader gewijzigde motie van het lid
Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1175). In het originele bijenrichtsnoer uit 2013 was die goede bescherming geborgd: waarom
kiest de Minister er opnieuw voor om af te wijken van het originele bijenrichtsnoer
en de bescherming te versoepelen (of zelfs teniet te doen)? Waarom blijft de Minister
zich in allerlei bochten wringen om de motie van het lid Ouwehand niet uit te voeren?
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de Minister of het klopt
dat eind september opnieuw vergaderd wordt over het bijenrichtsnoer en of dan besloten
wordt over het vast te stellen percentiel (en daarmee zogenaamd over het beschermingsniveau).
Kan de Minister de Kamer vroegtijdig en volledig informeren over de Nederlandse inzet
en overwegingen bij het vaststellen van het beschermingsniveau? Wanneer de EFSA bijvoorbeeld
nieuwe simulaties draait van het BEEHAVE-model, op basis waarvan mogelijk het beschermingsdoel
gekozen wordt, kunnen deze ook met de Kamer gedeeld worden? Wordt er een impactassessment
gemaakt van het daadwerkelijke beschermingsniveau van honingbijen, wilde bijen en
hommels? Zo ja, kan de Minister deze met de Kamer delen? Zo nee, kan de Minister erop
aandringen dat dit gebeurt? Kan de Minister bovendien inzetten op uitstel van de besluitvorming,
zodat ecologen, onafhankelijke bijenexperts en bijvoorbeeld het Panel on Plant Protection
Products and Residues van de EFSA (het PPR-panel) hier een inbreng over kunnen leveren?
Deelt de Minister de mening dat een publieke discussie over dit onderwerp een positieve
bijdrage kan leveren aan de besluitvorming en bovendien het democratische gehalte
verhoogt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister verklaren waarom deze besluiten
dan in geheime overleggen buiten het oog en oor van het publiek worden genomen?
Biodiversiteitscrisis en ons voedselsysteem
Het gaat slecht met biodiversiteit in de wereld en in Nederland. In 2019 worden één
miljoen van de ruim acht miljoen soorten dieren en planten in hun voortbestaan bedreigd
en is driekwart van de natuurgebieden op land aangetast door mensen. Om biodiversiteit
te beschermen, moeten mensen bereid zijn tot fundamentele veranderingen in hun manier
van leven, aldus het rapport van IPBES (het wetenschappelijk biodiversiteitspanel
van de Verenigde Naties). Afgelopen week kwam een recente update van de staat van
biodiversiteit. Uit de vijfde editie van de Global Biodiversity Outlook blijkt dat
geen van de twintig biodiversiteitsdoelstellingen2 volledig zijn gehaald, ook niet door Nederland, die zich hieraan had gecommitteerd
in 2010. Ook het Wereld Natuur Fonds (WNF) vermeldde afgelopen week dat gemiddeld
twee derde van de populatieomvang van zoogdieren, vogels, amfibieën, insecten en vissen
in de afgelopen 50 jaar is verdwenen. Belangrijkste oorzaak van de neergang is het
verlies van leefgebieden, die worden ontbost en opgeofferd voor landbouwgrond. In
Nederland staat de natuur op land er slechter voor dan ooit, aldus het WNF. «Sinds
1990 zijn populaties wilde dieren in zowel open natuurgebieden zoals heide, als in
het agrarisch landschap, gemiddeld gehalveerd.»3 Bovendien namen dierpopulaties, die karakteristiek zijn voor het agrarisch gebied
en de heide met gemiddeld bijna 50% af. Van de boerenlandvogels behoren de veldleeuwerik,
patrijs en kemphaan tot de soorten die de sterkste daling laten zien. De oorzaken
van achteruitgang in agrarisch gebied zijn intensivering en schaalvergroting en in
open natuurgebieden zijn de oorzaken verdroging en, vooral, een overmaat aan stikstof.
Stikstof vermest en verzuurt de bodem; door verzuring raakt de bodem onomkeerbaar
uitgeput. In aansluiting hierop vermeldt het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL), «Balans van de leefomgeving», dat ongeveer 38% van de Nederlandse soorten zoogdieren,
broedvogels, reptielen, amfibieën, dagvlinders, libellen en hogere planten bedreigd
is in 2019 en dat bijna alle habitattypen een matig tot zeer ongunstige staat van
instandhouding hebben.4 Volgens het WNF kunnen we het tij alleen nog keren als we nu urgente en zeer ambitieuze
natuurbeschermingsmaatregelen nemen en komen tot een transformatie van ons wereldwijde
voedselsysteem. Volgens het PBL vormen klimaatverandering, het verlies van biodiversiteit
en landdegradatie een steeds grotere bedreiging voor ons welzijn. De tijd begint te
dringen om daar iets tegen te doen en «woorden in daden om te zetten», aldus het PBL.5
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister erkent dat we
ons midden in een biodiversiteitscrisis bevinden. Onderschrijft de Minister de noodzaak
van biodiversiteit voor ons voortbestaan, zoals het feit dat biodiversiteit nodig
is voor vruchtbare bodems en dus voor voedsel6 en het feit dat biodiversiteit de verspreiding van zoönosen, zoals het coronavirus,
tegengaat?7 Beaamt de Minister dat we geen tijd te verliezen hebben? Beaamt de Minister tevens
dat voor het behoud van biodiversiteit in zowel Nederland als de rest van de wereld
een transformatie van ons voedselsysteem noodzakelijk is? Zo nee, waarom niet? Is
de Minister bekend met het onlangs verschenen onderzoek in Nature waarin een consortium
van onder meer het International Institute for Applied Systems Analysis, het PBL en
Wageningen Economic Research concludeert dat 50% minder vlees eten én 50% minder voedsel
verspillen nodig is om biodiversiteitsverlies op land als gevolg van habitatverlies
aan de landbouw de komende 30 jaar tegen te gaan? Zo ja, onderschrijft de Minister
de conclusie van dit onderzoek? Beaamt de Minister dat, gezien het feit dat in het
rapport klimaatverandering, vervuiling van rivieren, meren en oceanen buiten beschouwing
zijn gelaten, het nog belangrijker is om biodiversiteitverlies tegen te gaan? Hoe
is de Minister voornemens om Nederlanders te stimuleren 50% minder vlees te eten?
Europese Biodiversiteitsstrategie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de reactie
van de Minister op de Europese Biodiversiteitsstrategie. Deze leden zijn teleurgesteld
in de lauwe reactie van de Minister, die zich «vooralsnog neutraal opstelt over de
Europese Biodiversiteitsstrategie». De Minister meldt dat ze zich niet inzet voor
meer natuur. Zo schrijft ze: «Het kabinet vindt het belangrijk dat de 30% niet automatisch
voor elke lidstaat geldt en is benieuwd naar de uitwerking op lidstaatniveau van deze
doelstelling. Het kabinet ziet het verder vergroten van het areaal Natura 2000-gebieden
op land in Nederland niet als de gewenste oplossing voor het herstel van de biodiversiteit.»
Bovendien zet Nederland «daarbij ook eerder in op streefdoelen dan op nieuwe afdwingbare
doelen op EU-niveau op biodiversiteit». Terwijl paradoxaal genoeg Nederland zich internationaal
inzet voor ambitieuze en bindende doelstellingen op het gebied van biodiversiteitsverlies
(naar aanleiding van de motie van de leden Jetten en De Groot, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440) zal Nederland op Europees niveau een tegenwerkende kracht zijn. Dit verbaast deze
leden in hoge mate. Zoals gesteld gaat het heel slecht met de biodiversiteit in zowel
Nederland als in de wereld. Deze leden willen daarom weten waarom de Minister geen
bindende doelstellingen wil voor biodiversiteit.
Daarbij komt dat de Minister verwacht dat met de te nemen maatregelen in het Programma
Natuur Nederland naar 70% doelrealisatie kan komen met specifiek aandacht voor stikstofgevoelige
natuur voor 2030. Dit betekent dat voor 70% van de beschermde habitats en soorten
de condities voor een gunstige staat van instandhouding geboden zijn. Voor de leden
van de Partij voor de Dieren-fractie zou het werkelijk streven moeten zijn om 100%
van de doelen te realiseren. Zij zien een doelrealisatie van 70% hooguit als een tussenstap
op weg naar de 100%. Welke moeilijkheden voorziet de Minister in het behalen van de
doelrealisatie van 70% en hoe is ze van plan deze te op te lossen? Deze leden roepen
de Minister bij deze op om bindende doelen te stellen.
De Minister schrijft: «Het kabinet steunt het opzetten van een raamwerk om implementatie
en monitoring te verbeteren, alsook een heroverweging hiervan in 2023 om te bezien
of bindende regelgeving nodig is.» Waarom steunt de Minister pas in 2023 een heroverweging
of bindende regelgeving nodig is gezien het feit dat noch Nederland, noch Europa haar
biodiversiteitsdoelen (Aichi-doelen) heeft gehaald in de afgelopen tien jaar? Waarom
overweegt ze wel bindende regelgeving in 2023, terwijl nu al duidelijk is dat de stand
van de natuur in Nederland slecht is? Kan de Minister tevens specificeren welke concrete
plannen per jaar en welke doelen en resultaten ze voor ogen heeft met de genoemde
maatregelen in de hoofdlijnen van het Programma Natuur, zoals het versnellen van natuurherstel
en verbeteren van de kwaliteit van bestaande natuurgebieden met soms de noodzaak van
tijdelijk intensief herstelbeheer? Hoeveel bomen zullen onder deze maatregelen gekapt
worden en hoe rijmen deze mogelijke maatregelen met de doelstelling om meer bomen
te planten, zoals genoemd in de bossenstrategie? Welke concrete plannen per jaar en
welke doelen en resultaten worden toegeschreven aan het onderdeel «verbeteren hydrologie»?
Welke maatregelen worden getroffen om het kunstmatig verlagen van het waterpeil en
het afwateren van water tegen te gaan, zowel rondom natte natuurgebieden als bij hoge
en lage zandgronden? Hoe gaat de Minister monitoren welke provincies en waterschappen
de doelen halen opdat 70% doelrealisatie gehaald kan worden, zoals opgetekend in het
Programma Natuur?
Subsidies vleespromotie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben tevens nog enkele vragen en opmerkingen
over de Europese subsidies voor de promotie van vleesconsumptie. Deze zomer werd met
subsidie van de Europese Commissie de campagne «Let’s talk about pork from Europe»
gelanceerd. Deze is gericht op het stimuleren van de consumptie van varkensvlees onder
(Zuid-Europese) jongeren. Jongeren die door berichten over de gevolgen voor het milieu,
dierenwelzijn, voedselveiligheid en gezondheid juist minder vlees waren gaan eten.
Hiervoor werd 7,5 miljoen euro uitgetrokken. Deze leden vragen de Minister of zij
begrijpt dat er in Nederland flinke ophef ontstond over deze campagne en dat mensen
zich afvragen waarom hier belastinggeld in wordt gestoken. En dit is niet de enige
promotiecampagne voor vlees. Ook de Nederlandse pluimveesector (met de Vereniging
van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie als vertegenwoordiger) neemt deel
aan een campagne voor de promotie van Europees pluimveevlees, onder de slogan «Onze
kip! Kip van hoge kwaliteit met Europese garanties». Gefinancierd uit de Europese
subsidieregeling voor «voorlichting en afzetbevordering van agrarische producten».
In totaal is er vanuit deze subsidieregeling ongeveer 200 miljoen euro per jaar beschikbaar,
waarvan in de afgelopen jaren zeker 60 miljoen euro naar vleesreclames ging. Hoe beoordeelt
de Minister dit Nederlandse aandeel, aangezien zij heeft aangegeven zelf ook geen
voorstander te zijn van deze subsidies?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het met het oog op het klimaat,
de biodiversiteit, het milieu en dierenwelzijn volstrekt onverantwoord om subsidies
te verstrekken voor het aanmoedigen van vleesconsumptie. Miljoenensubsidies weggeven
terwijl er al te veel vlees wordt gegeten en de noodzaak van de eiwittransitie hoger
is dan ooit. Campagnes starten om jongeren over te halen die zijn gestopt met het
eten van vlees door bewustzijn over de gevolgen hiervan voor dieren, klimaat en gezondheid,
is volgens deze leden bovendien regelrechte sabotage, gelet op de doelen uit het Nederlandse
klimaatakkoord en preventieakkoord. Ziet de Minister dit ook zo? Erkent de Minister
dat het verstrekken van miljoenensubsidies voor de promotie van vleesconsumptie en
tegelijk ook nog onverminderd inzetten op vrijhandelsverdragen betekent dat de Green
Deal net zo goed de prullenbak in kan?
Kan de Minister bevestigen dat de Europese Commissie in de komende twee maanden een
besluit neemt over de goedkeuring van een nieuwe ronde campagnevoorstellen? Op welke
wijze zal de Minister zich actief verzetten tegen het opnieuw verstrekken van promotiesubsidies,
zoals de Kamer haar oproept in de aangenomen motie van de leden Wassenberg en Van
Raan (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1565)?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister tevens wat zij gaat
doen om de schadelijke effecten van deze promotiecampagnes te beperken. Erkent de
Minister dat, zolang de verantwoordelijkheid voor de eiwittransitie volledig bij de
consument wordt neergelegd en de consument vervolgens overspoeld wordt met eenzijdige,
op winstbejag gestoelde promotie vanuit de vee- en vleessector, het behalen van de
doelen nagenoeg onmogelijk wordt? Zo nee, dan ontvangen deze leden graag een toelichting.
Zolang het niet lukt om de Europese subsidies tegen te houden, zal de Minister een
tegencampagne moeten opzetten om haar eigen kabinetsdoelen die een verschuiving naar
een meer plantaardig dieet beogen, niet verder in gevaar te brengen.
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de Minister of het klopt
dat er op het gebied van de eiwittransitie voor circa 200.000 euro per jaar aan consumentenonderzoek
wordt uitgevoerd. Kan de Minister uiteenzetten welke consumentenonderzoeken er in
dit kader zijn uitgevoerd in de afgelopen tien jaar en wat voor onderzoeken er nog
gepland staan in de komende jaren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
GLB
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat het Duitse voorzitterschap een voorstel
heeft gedaan voor invoering van een EU-breed uniform minimumaandeel van niet-productieve
gebieden en (landschaps-)elementen in het totale landbouwareaal. Hoe waardeert de
Minister dit voorstel in de context van de hoogproductieve Nederlandse landbouw, zo
vragen deze leden.
Biodiversiteitsstrategie
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de potentiële gevolgen van
de voorgestelde Europese Biodiversiteitsstrategie. Zo zou op land 4% extra wettelijk
beschermd gebied moeten komen, terwijl de uitvoering van de huidige Natura 2000-richtlijnen
in Nederland al voor grote problemen zorgt. Deze leden hebben daarom enkele vragen
over de biodiversiteitsstrategie en de Nederlandse inzet daarbij. Zij horen graag
of de Minister zich in alle gevallen gaat verzetten tegen nieuwe wettelijk afdwingbare
Europese doelstellingen voor biodiversiteit.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat de doelstellingen
van voorgenomen optreden met betrekking tot biodiversiteitsherstel niet afzonderlijk
door de lidstaten bereikt kunnen worden. In welke opzichten is dat het geval, los
van het nationale ambitieniveau? Deze leden ontvangen graag een nadere duiding.
De leden van de SGP-fractie horen graag of de Minister zich gaat verzetten tegen de
aanwijzing van nieuwe Natura 2000-gebieden op land en op zee.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Natura 2000-richtlijnen vanwege de
strenge hantering van het voorzorgsprincipe in een dichtbevolkt land grote uitvoeringsvraagstukken
oplevert, en de ogen van deze leden zelfs onwerkbaar zijn. Gaat de Minister zich inzetten
voor versoepeling van de Natura 2000-richtlijnen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie inzet op dan wel uitgaat
van 20% vermindering van het gebruik van meststoffen. Wat gaat dit betekenen voor
de mogelijkheden voor boeren om hun hoogproductieve gewassen op een goede manier te
bemesten, zo vragen deze leden. En wat betekent dit voor de derogatieonderhandelingen?
Zij vragen de Minister zich kritisch op te stellen ten aanzien van dit onderdeel van
de biodiversiteitsstrategie.
EU-herstelfonds
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van het Europese herstelfonds
in verband met de coronacrisis. Zet de Minister in op benutting van dit herstelfonds
voor ondersteuning van getroffen landbouwsectoren als de (vrije) kalverhouderij en
de eendenhouderij?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Hierbij stuur ik uw Kamer de beantwoording van de schriftelijke vragen van de fracties
van de VVD, CDA, D66, GroenLinks, SP en SGP naar aanleiding van het Schriftelijk Overleg
van 14 september jl. over onderwerpen die geagendeerd zijn voor de Landbouw- en Visserijraad
van 21 september jl.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat er de komende maanden stappen worden gezet met
betrekking tot de inhoudelijke invulling van het GLB. De komende overleggen zullen
zich logischerwijs richten op punten waarover binnen de Raad nog geen overeenstemming
is. Deze leden vragen een puntsgewijs overzicht waar we op dit moment staan en vervolgens
een toelichting op de punten waarover wel reeds overeenstemming is. De Minister noemt
een aantal onderwerpen waarover nog geen overeenstemming is bereikt. Kan de Minister
ook toelichten wat haar inzet zal zijn bij deze punten rond het GLB en wat het Duitse
voorzitterschap voorstelt? Op welke manier blijft de Minister zich inzetten voor een
gelijk speelveld in de EU en het behoud van de concurrentiepositie van Nederlandse
boeren?
De VVD-fractie heeft, samen met de andere leden van de vaste commissie voor Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, verzocht om uiterlijk eind oktober een overzicht van de
stand van zaken van de GLB-onderhandelingen te ontvangen. Ik zal de toezending hiervan vervroegen door het overzicht mee
te sturen met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 21 september a.s. Ik
zal hierbij nadrukkelijk aandacht geven aan mijn inzet voor een gelijk speelveld in
de EU en het behoud van de concurrentie positie van Nederlandse boeren. Daarnaast
bied ik graag een technische briefing aan om uw Kamer zo goed mogelijk inzicht te
geven in deze laatste fase van de GLB-onderhandelingen.
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de gevolgen van (een harde) brexit
voor de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij. Deze leden herkennen zich in de
inzet van de Minister, maar zijn bang dat de brexit-afspraken grote barrières opwerpen
voor de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij. Het Verenigd Koninkrijk is een
grote afzetmarkt voor de Nederlandse boer en tuinder. Hoe zet de Minister zich in
voor het wegnemen en beperken van mogelijke handelsbarrières die een rem zetten op
de handel in agrarische producten tussen beide landen? Agrarische producten zijn kwetsbaar
vanwege onder andere de houdbaarheid van het product. Hoe voorkomt de Minister dat
agrarische producten vanwege de handelsafspraken in verband met de brexit lang bij
de douane blijven staan? Op welke manier zet de Minister zich in voor een gelijk speelveld
tussen het Verenigd Koninkrijk, Nederland en de andere EU-lidstaten, specifiek op
het punt van de tarieven, controle bij de douane en kwaliteitsstandaarden? Op welke
manier probeert de Minister ook andere EU-lidstaten mee te nemen hierin?
Vanwege de nauwe economische verwevenheid en de geografische ligging wordt Nederland
hard geraakt door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Ongeacht
de uitkomst van de onderhandelingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, zal de
relatie met het Verenigd Koninkrijk als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd
Koninkrijk uit de EU onherroepelijk in diepte en intensiteit afnemen. Om mogelijke
verstoringen zoveel mogelijk te beperken, is de inzet van het kabinet vanaf het eerste
moment gericht geweest op een zo breed en diep mogelijk toekomstig partnerschap tussen
de EU en het Verenigd Koninkrijk. In het unaniem aangenomen mandaat zet de EU voor
de goederenhandel in op tarief- en quotavrije markttoegang mits er sprake is van robuuste
afspraken om een gelijk speelveld te waarborgen. Nederland heeft deze inzet steeds
actief uitgedragen. Daarnaast richt het EU-mandaat zich op het maken van afspraken
die waar mogelijk non-tarifaire handelsbelemmeringen wegnemen. Hierbij moet rekening
worden gehouden met de inzet van het Verenigd Koninkrijk, onder andere de wens om
de interne markt en de douane-unie te verlaten. Hierdoor zal onafhankelijk van de
uitkomst van de onderhandelingen over het toekomstig partnerschap het derdelandenregime
voor in- en uitvoer gaan gelden tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. Er gaat dus
veel veranderen, zo ook voor het grensverkeer voor agrarische producten. Afspraken
over de handel tussen de EU en het VK zullen niet de noodzaak van controles kunnen
wegnemen, maar deze wel kunnen versoepelen.
Naast de continue inzet van het kabinet op het bereiken van een zo goed mogelijk akkoord,
zet de Nederlandse overheid zich in om de eigen organisatie voor te bereiden op het
aflopen van de overgangsperiode. Voor de NVWA en de andere landbouw gerelateerde keuringsdiensten
betekent dit dat zij hun capaciteit hebben uitgebreid en dat geldt ook voor de douane.
Tevens is er nauw overleg tussen alle betrokkenen rondom bijvoorbeeld de ferryhavens
om het proces zoveel mogelijk te stroomlijnen. Uw Kamer is hier o.a. op 21 augustus
jl. over geïnformeerd (Kamerstuk 23 987, nr. 385). Dat neemt niet weg dat een soepele grensovergang voor het grootste deel afhangt
van de voorbereiding door het bedrijfsleven zelf. Daarnaast hangt het ook sterk af
van de voorbereidingen aan Britse zijde. Daar kan maar beperkt invloed op worden uitgeoefend.
Het kabinet maakt gebruik van verschillende kanalen en boodschappen om bedrijven te
informeren over de aanstaande veranderingen en zich aan de hand van de beschikbare
informatie goed voor te bereiden, zowel rijksbreed als sectoraal. Een overzicht van
alle inspanningen op het gebied van communicatie, nu en in de nabije toekomst, is
tevens te vinden in het overzicht van de readiness voorbereidingen, welke uw Kamer op 21 augustus jl. heeft ontvangen (Kamerstuk 23 987, nr. 385).
Deze leden hopen dat er zo min mogelijk sprake is van handelsbarrières. Zij verwachten
wel dat de Nederlandse boer en tuinder financiële schade ondervindt van de brexit.
Zij wijzen op het meerjarenbudget van de EU, waarin 5 miljard euro is vrijgemaakt
voor het opvangen van de schade als gevolg van de brexit. Welke regels zijn er in
Europees verband afgesproken over de uitkering van de schadegelden? Zij vragen de
Minister toe te lichten hoe zij zich in de EU inzet zodat ook de Nederlandse boer
en tuinder aanspraak kunnen maken op deze schadegelden.
Het klopt dat er in het meerjarig financieel kader van de EU geld is gereserveerd
om de eventuele onverwachte gevolgen van Brexit te kunnen opvangen. Het is positief
dat met dit instrument de financiële en economische impact van Brexit op de zwaarst
getroffen lidstaten erkend wordt. De Commissie is door de Raad gevraagd om in november
met een voorstel voor een invulling van dit instrument, de Brexit Adjustment Reserve,
te komen. Op dit moment is dus nog niet duidelijk hoe dit precies zal werken. Nederland
zal dit dossier natuurlijk uitermate kritisch en precies volgen, omdat ons land meer
dan gemiddeld geraakt wordt door Brexit.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Minister een transitieperiode van twee
jaar als onvermijdelijk ziet. Kan de Minister de verdeelsleutel toelichten op basis
waarvan Nederland waarschijnlijk recht heeft op 0,65% van het totale bedrag van 16,483
miljard euro van verhoging van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
(ELFPO)?
Een transitieperiode van twee jaar acht ik aannemelijk gelet op het gegeven dat de
Raad nog bezig is met het vaststellen van een Raadspositie. Nadat deze is vastgesteld
en ook het Europees Parlement een eerste lezing heeft vastgesteld, zullen de trilogen
volgen. Nadat een politiek akkoord in de triloog is bereikt, moet ook nog het pakket
secundaire wetgeving worden behandeld en vastgesteld. Pas daarna kan ik het Nationaal
Strategisch Plan indienen. Vervolgens zal het de Europese Commissie de nodige tijd
vragen om alle plannen te beoordelen. Gelet op de tijd die deze activiteiten in beslag
zullen nemen, is een periode van twee jaar een zeer aannemelijke inschatting die overigens
door de meeste spelers in Brussel gedeeld wordt. In antwoord op uw vraag over de verdeelsleutel,
ga ik ervan uit dat u refereert aan het oorspronkelijke Commissie voorstel voor het
herstel van de Landen binnen de EU in reactie op de crisis die door de COVID-19-uitbraak
is ontstaan (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1573). De Europese regeringsleiders zijn tijdens de EU top in juli overeengekomen deze
beoogde verhoging van het ELFPO-bedrag te halveren en vast te stellen op 7,5 miljard
euro (2018 prijzen) (Kamerstuk 21 501-20, BE). De verdeelsleutel die van toepassing zal zijn op dit bedrag is gebaseerd op de
verdeelsleutel voor de tweede pijler uit het oorspronkelijke Commissie voorstel van
juni 2018.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Toekomst GLB
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat 400 organisaties,
waaronder een aantal Nederlandse organisatie, een brief aan de Duitse Landbouwminister
hebben gestuurd waarin zij oproepen dat het GLB op de schop moet en verenigbaar moet
zijn met de Green Deal en de doelen uit de Van boer tot bord-strategie en de biodiversiteitsstrategie.
Deze leden vragen de Minister om een reactie op deze oproep. In hoeverre zal het vernieuwde
GLB volgens de Minister verenigbaar zijn met de doelen uit de Van boer tot bord-strategie
en de biodiversiteitsstrategie? Op welke wijze zal de Minister deze oproep meenemen
in de gesprekken over de toekomst van de GLB? Deze leden vragen tevens hoe het traject
van de ontwikkeling van het GLB eruit ziet na oktober. Kan de Minister dit toelichten?
Ik ben het met de 400 ondertekenaars van dit manifest eens dat het GLB één van de
belangrijke instrumenten is voor de aanpak van de grote ecologische en sociale uitdagingen
waar we voor staan in Europa. Ik zie in dit manifest dan ook parallellen met de Nederlandse
inzet, bijvoorbeeld op het punt van de verschuiving van inkomenssteun naar doelgerichte
betalingen die in het Regeerakkoord is opgenomen. Deze inzet staat verwoord in onder
meer de kabinetsvisie op Kringlooplandbouw, het BNC-fiche over de GLB verordeningen
en geannoteerde agenda’s en verslagen van Landbouwraden.
De GLB-fondsen zijn echter slechts één van de beschikbare instrumenten waarmee maatregelen
genomen kunnen worden. Daarnaast zijn er ook andere wettelijke instrumenten en middelen
die in samenhang met elkaar bezien moeten worden. Bij de presentatie van de Green
Deal heeft de Commissie aangegeven dat intrekking of aanpassing van de GLB-verordeningen niet noodzakelijk is. Zij bieden voldoende ruime kaders om bij te kunnen
dragen aan de doelstellingen van de Van-Boer-tot-Bordstrategie en de Europese Biodiversiteitsstrategie
als onderdeel van de Green Deal. Herziening of zelfs intrekking van de voorstellen
acht ik niet nodig, noch wenselijk.
Wel is het belangrijk dat de Raad ambitieuze en bindende afspraken maakt die bijdragen
aan verduurzaming en vergroening conform de GLB-doelen. Kaders op Europees niveau
moeten daarbij garanties bieden voor een gelijk speelveld. Tegelijk moet er ruimte
zijn voor een nationale invulling die het best past bij de nationale opgaven en behoeften.
Maatregelen die volgen uit deze afspraken zullen hun weerslag krijgen in de Nationale
Strategische Plannen. Dit is ook de inzet van het Duitse voorzitterschap en ik steun
deze ambitie.
Wat betreft de Van-Boer-tot-Bordstrategie en de Europese Biodiversiteitsstrategie
vind ik het belangrijk dat de doelstellingen eerst helder en concreet worden en dat
definities en criteria worden vastgesteld. Zo gelden sommige doelstellingen voor de
hele EU, maar is nog onduidelijk wat dat voor de lidstaten afzonderlijk betekent en
of reeds bereikte resultaten ook meetellen. Ook moet gekeken worden naar de uitvoerbaarheid
en de maatschappelijke en economische impact. In de strategieën heeft de Europese
Commissie daarom een actieplan opgenomen. Daaruit blijkt dat de Commissie tussen 2020
en 2024 een aantal voorstellen verder zal uitwerken en presenteren. Het Duitse Voorzitterschap
wil in de Raad van oktober Raadsconclusies over deze strategieën vaststellen. Ik verwacht
dat bovenstaande punten daarin weerspiegeld zullen worden.
Ik zal in de transitieperiode en in het nieuwe Nationaal Strategisch Plan stappen
zetten naar klimaatvriendelijke kringlooplandbouw met een toekomst voor de boer. Mijn
inzet is gericht op een transitie van voldoen aan de regels («compliance») naar het
leveren van prestaties voor innovatie, verduurzaming en groenblauwe diensten. Het
GLB kent daarvoor verschillende instrumenten. Ik zal Uw Kamer hier nader over informeren
via het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 21 september a.s.
Ik ben het met het manifest eens dat het van belang is dat de boer een eerlijke prijs
krijgt voor zijn producten en diensten. De positie en weerbaarheid van boeren moet
versterkt worden. Daar bieden de verordeningen voldoende handvatten voor. Tevens ben
ik het ermee eens dat de benutting van de publieke GLB-middelen goed gemonitord moet
worden met betekenisvolle resultaatsindicatoren. Ik plaats dan ook de nodige kanttekeningen
bij het voorstel om een aantal resultaatsindicatoren te schrappen waardoor daarover
geen verantwoording meer hoeft te worden afgelegd. De oproep om alle stakeholders
te betrekken bij de voorbereiding van het Nationaal Strategisch Plan kan ik steunen
en maakt al onderdeel uit van de systematiek van de SP-verordening. Ik zal in de Raad
aandringen op een transparant goedkeuringsproces en wil ik meer inzicht kunnen krijgen
in de Nationale Strategische Plannen van de andere lidstaten en de beoordeling van
de Europese Commissie ervan.
In de brief van 18 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1234) heb ik het proces en de stappen uiteengezet. Nadat de algemene oriëntatie door de
Raad is vastgesteld en het Europees Parlement ook haar positie heeft bepaald, kunnen
de trilogen beginnen. Die zullen naar verwachting niet voor het einde van het jaar
worden afgerond. Eind 2020 zal de Commissie aanbevelingen gericht op de doelstellingen
van de Van-Boer-tot-Bordstrategie en de Europese Biodiversiteitsstrategie publiceren.
Aan lidstaten wordt gevraagd hier rekening mee te houden bij het opstellen van de
Nationale Strategische Plannen.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de Nederlandse boeren niet benadeeld
mogen worden ten opzichte van boeren in het buitenland. Kan de Minister in dat kader
reageren op de voorstellen van het Duitse EU-voorzitterschap voor wat betreft de ecoregelingen
en conditionaliteit? Wat zijn de consequenties van deze voorstellen voor de Nederlandse
boeren? Wat gaat de Minister eraan doen om te voorkomen dat de concurrentiepositie
van de Nederlandse boeren ten opzichte van boeren in andere landen verslechtert?
Laat ik voorop stellen dat ik het eens ben met de leden van de CDA-fractie dat een
gelijk speelveld van groot belang is, zeker gezien de ambitieuze doelen voor klimaat
en leefomgeving. Ik kan het voorstel van het Duitse voorzitterschap voor de eco-regelingen
steunen. Ik wil dat lidstaten een ambitieus percentage van het eerste pijler budget
oormerken voor eco-regelingen. Daarbij wordt voldoende flexibiliteit voor lidstaten
geboden die met name in de eerste jaren vrezen voor onder uitputting. Meer kritisch
ben ik over het voorstel om vanggewassen mee te laten tellen in het percentage van
niet-productieve landschapselementen. Vanggewassen zijn immers al op grote schaal
onderdeel van de gangbare praktijk, of van voorschriften in bijvoorbeeld de mestwetgeving.
Daarmee ontstaat het risico dat het GLB hiermee geen werkelijke bijdrage aan biodiversiteit
levert. Het is belangrijk dat hierover op Europees niveau afspraken gemaakt worden
voor een gelijk speelveld. Ten aanzien van de impacts verwijs ik uw Kamer graag naar
de brief van mei 2019 (Kamerstuk 28 625, nr. 264). De consequenties van de onderhavige voorstellen worden momenteel verder onderzocht.
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de beantwoording van vragen uit het schriftelijk
overleg over de geannoteerde agenda voor de Informele Landbouwraad van 1 september
2020, op een specifieke vraag geen antwoord is gegeven. Daarom stellen deze leden
deze vraag nogmaals: deelt de Minister de mening dat het niet zo kan zijn dat er een
situatie ontstaat waarin voor lagere bedragen aan landbouwsubsidies toch meer maatschappelijke
diensten worden verwacht van onze boeren?
Zoals ik meen te hebben beantwoord in het door de CDA-fractie aangehaalde schriftelijk
overleg waarbij verwezen is naar het regeerakkoord, zal het GLB minder gericht worden
op inkomensondersteuning en meer op innovatie, duurzaamheid, voedselzekerheid en voedselveiligheid.
Het is van belang om in het Nationaal Strategisch Plan te komen tot een goede mix
van hectarebetalingen en eco-regelingen om te komen tot een verdienmodel waarin boeren
via het GLB, aanvullend op inkomsten die ze uit de markt genereren, worden beloond
voor hun inzet en prestaties voor het realiseren van maatschappelijke doelen. Ik deel
de mening van de CDA-fractie niet, omdat ik deze invulling zie als een verschuiving
van inkomenssteun naar doelgerichte betalingen die helpen om de uitdagingen waar we
voor staan aan te pakken en de noodzakelijke veranderingen tot stand te brengen.
Onderhandelingen EU en Verenigd Koninkrijk
De leden van de CDA-fractie zijn bezorgd over het verloop van de brexit in relatie
tot de land- en tuinbouw. De Nederlandse agrarische sector hangt op dit moment een
verhoogde prijsdruk en daarmee inkomensverlies boven het hoofd. Voor Nederlandse boeren
is de Britse markt namelijk de op twee na grootste afzetmarkt. Deze leden zijn van
mening dat het daarom belangrijk is dat de Nederlandse boeren, tuinders en vissers
in aanmerking komen voor een vergoeding uit het meerjarenbudget van de Europese Unie
van 5 miljard euro. In hoeverre is de Minister bereid om ervoor te zorgen dat de Nederlandse
land- en tuinbouw en visserij in geval van inkomensverlies gebruik kunnen maken van
een vergoeding uit het meerjarenbudget? Is de Minister bereid om te pleiten voor een
handelsverdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU met gelijke standaarden en
zonder douanetarieven?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op de vragen hierover van de VVD-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Toekomst van het GLB
Voorstellen Duits EU-voorzitterschap met betrekking tot het GLB
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het Duitse EU-voorzitterschap enkele voorstellen heeft gedaan met betrekking tot het GLB. Zo stelt het
Duitse EU-voorzitterschap verplichte ecoregelingen voor en een minimumbudget voor
de ecoregelingen. Eerder gaf de Minister al aan dat zij voorstander is van het oormerken
van budget voor ecoregelingen en heeft zij gepleit voor het oormerken van 40% van
het budget in de tweede pijler van het GLB voor klimaat en leefomgeving. Hoe beoordeelt
de Minister het huidige voorstel van het Duits EU-voorzitterschap? Hoe kansrijk acht
zij dit? Ten tweede stelt het Duitse EU-voorzitterschap conditionaliteit 9 voor: een
EU-breed minimumpercentage van het landbouwareaal voor niet-productieve (landschaps-)elementen.
Hoe beoordeelt de Minister dit voorstel?
Voor de beoordeling van deze voorstellen van het Duitse voorzitterschap verwijs ik
uw Kamer naar de antwoorden op vragen van het CDA. Het oormerken van 40% van het tweedepijlerbudget voor klimaat en leefomgeving zou haalbaar moeten zijn. Hier voldoen de meeste lidstaten
al aan. Desalniettemin vindt ons voorstel weinig weerklank. Ook is voor veel lidstaten
het oormerken van 40% van het eerstepijlerbudget voor eco-regelingen, zoals Nederland wil, veel te ambitieus. Of een ambitieus EU-breed
minimumpercentage van het landbouwareaal voor niet-productieve (landschaps-) elementen
gesteund zal worden hangt van de invulling af: welke elementen dan meegerekend mogen
worden en of weegfactoren mogen worden toegepast. Al deze genoemde punten zijn nog
onderwerp van overleg.
Coronaherstelfonds en het GLB
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat vanuit het herstelfonds extra middelen
beschikbaar komen die via het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling
(pijler 2 van het GLB) kunnen worden ingezet. Dit zou gaan om 8 miljard euro voor
de gehele EU, die op korte termijn ingezet moet worden. Hoe wil de Minister deze extra
middelen gaan inzetten met inachtneming van de ambities op het gebied van kringlooplandbouw?
Deze extra middelen moeten volgens de voorstellen worden ingezet voor groen economisch
herstel. Er is nog discussie over wanneer deze middelen beschikbaar komen: onder het
nieuwe GLB of in de transitieperiode. Ik heb uw Kamer in de geannoteerde agenda voor
de videoconferentie voor landbouw- en visserijministers van 29 juni jl. geïnformeerd
over de focus die ik in de transitieperiode aan het POP wil aanbrengen (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1236). Daarbij heb ik aangegeven dat ik de inzet voor het huidige POP3 tijdens de transitieperiode
grotendeels ongewijzigd zal voortzetten, maar daarin wel zal focussen en intensiveren
op de actuele uitdagingen op het gebied van klimaat, kringlooplandbouw, biodiversiteit,
bodem en stikstof. Ik ben van mening dat de inzet van de extra middelen daar heel
goed in past.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Dan willen de leden van de GroenLinks-fractie aandacht vragen voor de overlap tussen
de Green Deal en het nieuwe GLB. In eerste instantie over de ecoregelingen. Het halen
van de ambities van de Green Deal is afhankelijk van wat de lidstaten doen en van
het verplichtende karakter van bijvoorbeeld deze ecoregelingen. Wat vindt de Minister
van het voorstel van het Duits EU-voorzitterschap om de eco-regelingen verplicht te
maken met een minimumbudget, maar wel met voldoende ruimte voor flexibiliteit? De
leden van de GroenLinks-fractie zijn enthousiast over de grote ambities van de Europese
Commissie op het gebied van het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
en de uitspoeling van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater met 30%. Onderschrijft
de Minister deze ambities? Zo ja, hoe denkt de Minister hier beleidsmatig invulling
aan te geven? Welke rol kan het GLB hierbij spelen? Ziet de Minister ook een verbinding
met de nieuwe stroomgebiedbeheerplannen die in het kader van de Kaderrichtlijn Water
(KRW) opgesteld worden, en ook met het zevende Actieprogramma Nitraat waar nu aan
gewerkt wordt? Kan de Minister beide toelichten?
Voor de vragen naar de eco-regelingen en relatie met de Van-Boer-tot-Bordstrategie
en de Europese Biodiversiteitstrategie verwijs ik naar de antwoorden op vragen van
het CDA. Tevens verwijs ik uw Kamer naar het BNC-fiche over de Van-Boer-tot-Bordstrategie
voor wat betreft de gewasbeschermingsmiddelen en nutriëntenreductie. Met het huidige
GLB worden al stappen gezet. Het toekomstige GLB zal via het Nationaal Strategisch
Plan ook bijdragen kunnen leveren. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan eco-regelingen.
Dit alles wel in samenhang met andere instrumenten en kaders, waaronder het zevende
actieprogramma. Het GLB biedt de mogelijkheid om boeren onder voorwaarden tegemoet
te komen voor nadelen die voortvloeien uit EU Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn
Water. Het gaat om bovenwettelijke inspanningen. De Nitraatrichtlijn maakt hier in
de voorstellen geen deel van uit, die valt in het Commissievoorstel onder de condities.
Via de stroomgebiedsbeheerplannen en het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn zal worden gewerkt aan het bereiken van de doelen
in kader van waterkwaliteit en daarmee het terugdringen van emissies.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast een open brief van 400 organisaties
aan de Duitse landbouwminister gelezen. In deze brief roepen zij op dat het GLB verenigbaar
moet zijn met de Green Deal en dus de doelen uit de Van boer tot bord-strategie en
de biodiversiteitsstrategie. Deelt de Minister met deze leden en deze organisaties
dat er meer focus zou moeten komen op zaken als dierenwelzijn, duurzaam watergebruik,
het klimaat en de robuustheid van boerenbedrijven binnen het GLB? Wat vindt de Minister
van het idee om hectarevergoedingen te vervangen door «public money for public services»?
Hoe ziet zij dit voor zich in de vormgeving van het Nationaal Strategisch Plan? In
het schriftelijk overleg van 8 juni 2020 gaf de Minister ook aan de GLB-doelen zoals
neergelegd in de Commissievoorstellen voor het toekomstig GLB aansluiten op de doelen
in de Van boer tot bord-strategie en de biodiversiteitsstrategie. Deze leden zijn
hier erg enthousiast over en houden daarom de onderhandelingen van het GLB nauwlettend
in de gaten. Kan de Minister toelichten hoe de doelstelling van de Van boer tot bord-strategie
om 25% biologische productie te behalen in het toekomstig GLB en het Nationaal Strategisch
Plan wordt gewaarborgd? Kan de Minister toelichten hoe de doelstelling van de biodiversiteitsstrategie
om het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en gevaarlijke bestrijdingsmiddelen
beide te verminderen met 50% in het toekomstig GLB en het Nationaal Strategisch Plan
wordt gewaarborgd? Verder gaf de Minister in het schriftelijk overleg op 8 juni aan
dat het GLB niet het enige instrument is om de doelen van deze strategieën te behalen.
Kan de Minister de andere instrumenten voor het behalen van de doelen benoemen? En
is zij het met deze leden eens dat het GLB hier wel een heel grote rol in speelt?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vragen van de leden van de CDA-fractie. Het
idee om hectarevergoedingen te vervangen door «public money for public services» strookt
met de verschuiving van inkomenssteun naar doelgerichte betalingen voor publieke waarden
die in het Regeerakkoord is opgenomen. Dit past ook bij een stapsgewijze verlaging
van de directe inkomenssteun en infasering van de eco-regelingen. Op welke wijze dit
precies vorm gegeven moet worden hangt ook samen met de discussie over een geoormerkt
percentage van de eerste pijler voor ecoregelingen. Verschillende opties zullen bij
de totstandkoming van het Nationaal Strategisch Plan worden onderzocht en met uw Kamer
worden gedeeld. Wat betreft de doelstellingen uit de Van-Boer-tot-Bordstrategie en
de Europese Biodiversiteitsstrategie verwijs ik wederom naar mijn antwoord op de vragen
van de leden van de CDA. Wat betreft de andere instrumenten gaat het vooral om andere
beleidskaders, wetgevende instrumenten en nationale middelen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met veel belangstelling het nieuws gelezen
over brexit en de visserij. Wat is de huidige rol van de visserij in de onderhandelingen
tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU? Wat betekent dit voor de visserijsector in
Nederland? Deze leden vinden verduurzaming van de visserij heel belangrijk. Hoe wordt
verduurzaming meegenomen in de onderhandelingen tussen het Verenigd Koninkrijk en
de EU?
Visserij is voor Nederland een kernbelang in de onderhandelingen tussen de EU en het
Verenigd Koninkrijk over de toekomstige relatie en daarom ook zo benoemd in het regeerakkoord.
Om die reden heeft het kabinet, in samenwerking met andere lidstaten met grote belangen
op het gebied van visserij, dit onderwerp steeds ingebracht in het Brusselse proces
waarbij de inzet van de EU is om wederzijdse toegang tot de wateren en quotaverdeling
op basis van de huidige verdeelsleutel te koppelen aan het behoud van de markttoegang
van het Verenigd Koninkrijk tot de EU voor (vis)producten.
Bij het uitblijven van een visserijakkoord hebben vissers uit de EU geen toegang meer
tot de Verenigd Koninkrijk viswateren en andersom. De Europese Unie is exclusief bevoegd
om dergelijke verdragen te sluiten dan wel tijdelijke mitigerende maatregelen in te
stellen. Deze afspraken en maatregelen dienen in lijn te zijn met het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid, waarvan duurzaam beheer van de visbestanden een belangrijke pijler
is. Onderdeel van de Nederlandse inzet op visserij is dat de vangstmogelijkheden dienen
te worden vastgesteld conform de internationaal overeengekomen Maximum Sustainable Yield benadering.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september 2020
De leden van de SP-fractie merken op dat er nog geen definitieve agenda beschikbaar
is voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 en 22 september 2020. Deze leden vragen
zich af hoe dat komt en merken op dat het frequent voorkomt dat stukken voor Raden
van dit overlegorgaan zeer laat beschikbaar zijn. Zij vragen de Minister om hier in
Europees verband aandacht voor te vragen, zodat onze volksvertegenwoordigers in staat
kunnen worden gesteld om hun controlerende democratische taak fatsoenlijk uit te oefenen.
Het Duitse voorzitterschap spant zich uiteraard in om de agenda en stukken voor de
Raad zo tijdig mogelijk beschikbaar te stellen. Ik zal in Europees verband aandacht
vragen voor het tijdig versturen van de agenda en de stukken ter voorbereiding op
de Raad.
De leden van de SP-fractie zijn groot voorstander van het aanleggen van extra landschapselementen
en bufferstroken. De Nederlandse natuur is zeer gebaat bij robuuste verbindingszones.
Deze leden vragen of de Minister bereid is om snel te onderzoeken waar hiertoe ruimte
kan worden gevonden. Voorts merken zij op verheugd te zijn dat het EU-landbouwbudget
in de meerjarenbegroting is verlaagd. Tot slot benadrukken zij dat zij veel mooie
ambities zien voor verdere vergroening. Zij roepen de Minister en haar ambtscollega’s
op om hier snel mee aan de slag te gaan en de Kamer zo spoedig mogelijk concrete plannen
voor te leggen om deze waar te maken.
Ik deel met de leden van de SP-fractie het belang van landschapselementen, onder meer
in hun rol als verbindingszone, habitat en onderdeel van een karakteristiek landschap.
De afgelopen tijd is er daarom onderzocht waar ruimte gevonden kan worden voor de
aanleg van landschapselementen. In dit kader werk ik momenteel aan een regeling voor
het stimuleren van de aanplant van landschapselementen in het agrarisch gebied. De
eerste openstelling van deze regeling zal dit najaar zijn. Hiermee wordt mede invulling
gegeven aan de gewijzigde motie van het lid De Groot (Kamerstuk 33 576, nr. 158), waarin de regering wordt opgeroepen in overleg met de provincies te bezien wat
in het huidige GLB al gedaan kan worden om landschapselementen beter te beschermen.
Voor het behoud van nieuwe en al bestaande landschapselementen is het echter ook van
belang landschapselementen te beschermen en eventueel beheer te belonen. Met het oog
op het toekomstig GLB, heb ik begin dit jaar het onderzoek van Ecorys «Studie Landschapselementen»
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1227) naar uw Kamer gestuurd. In dit rapport is uiteen gezet welke beloningsopties er
zijn voor het beschermen van landschapselementen in het toekomstig GLB. Onder andere
op basis van dit rapport wordt nu gekeken naar opties om behoud, beheer en aanleg
van landschapselementen in het nieuwe GLB te bevorderen. De inzet is hierbij om het
GLB-instrumentarium optimaal in te zetten om boeren te belonen voor instandhouding,
onderhoud en aanleg van landschapselementen. Hierbij hoort ook een robuust registratiesysteem.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
GLB
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat het Duitse voorzitterschap een voorstel
heeft gedaan voor invoering van een EU-breed uniform minimumaandeel van niet-productieve
gebieden en (landschaps-)elementen in het totale landbouwareaal. Hoe waardeert de
Minister dit voorstel in de context van de hoogproductieve Nederlandse landbouw, zo
vragen deze leden.
Een EU-breed percentage voor niet-productieve landschapselementen kan helpen om een
gelijk speelveld te garanderen. Zie verder mijn reactie op de vraag van het CDA.
III Volledige agenda
Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad 21-22 september 2020. Brief regering d.d. 10 september 2020, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1248.
Verslag van de informele Landbouwraad van 31 augustus en 1 september 2020. Brief regering d.d. 10 september 2020, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1249
Fiche: Europese Biodiversiteitsstrategie. Brief regering d.d.10 september 2020, Kamerstuk 22 112, nr. 2897
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier