Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 568 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met het voorkomen van langdurig uitstel van verliesneming ingevolge de liquidatie- en stakingsverliesregeling en het inperken van de reikwijdte van deze regelingen (Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te
treffen die strekken tot het voorkomen van langdurig uitstel van verliesneming ingevolge
de liquidatie- en stakingsverliesregeling en het inperken van de reikwijdte van deze
regelingen in de vennootschapsbelasting;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 13ba, zesde lid, wordt «tweede lid» vervangen door «vijfde lid».
B
Artikel 13d wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met dertiende lid tot vijfde tot en met
zestiende lid worden drie leden ingevoegd, luidende:
2. Het liquidatieverlies wordt niet tot een hoger bedrag dan € 5.000.000 in aanmerking
genomen, tenzij:
a. op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het voltooien van de vereffening van
het vermogen van het ontbonden lichaam:
1°. de belastingplichtige, al dan niet tezamen met een lichaam waarin hij een kwalificerend
belang heeft, een kwalificerend belang heeft in het ontbonden lichaam; en
2°. het ontbonden lichaam is gevestigd in Nederland, een andere lidstaat van de Europese
Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte of een bij ministeriële regeling aangewezen staat waarmee de Europese Unie
een associatieovereenkomst heeft gesloten; en
b. de belastingplichtige in de periode van vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan het
tijdstip van de voltooiing van de vereffening van het vermogen van het ontbonden lichaam
onafgebroken aan de voorwaarden, bedoeld in onderdeel a, heeft voldaan, met dien verstande
dat:
1°. indien het ontbonden lichaam vanaf enig tijdstip na de aanvang van die periode voor
de belastingplichtige voor het eerst als deelneming werd aangemerkt, pas vanaf dat
tijdstip onafgebroken aan die voorwaarden hoeft te zijn voldaan; of
2°. indien de belastingplichtige op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het voltooien
van de vereffening van het vermogen van het ontbonden lichaam een fiscale eenheid
had kunnen vormen met dat lichaam indien dat lichaam in Nederland zou zijn gevestigd
en dat lichaam is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere
staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
of een bij ministeriële regeling aangewezen staat waarmee de Europese Unie een associatieovereenkomst
heeft gesloten, niet onafgebroken aan die voorwaarden hoeft te zijn voldaan, mits
de belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij niet aan de in dit subonderdeel bedoelde
voorwaarden is gaan voldoen met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om een hoger
liquidatieverlies in aanmerking te nemen.
3. Indien, onmiddellijk of middellijk, tot het vermogen van het ontbonden lichaam een
deelneming heeft behoord in een lichaam dat inmiddels is ontbonden en ter zake waarvan
door de toepassing van het tweede lid het in aanmerking te nemen liquidatieverlies
zou zijn beperkt indien die deelneming door de belastingplichtige was gehouden, wordt
het liquidatieverlies slechts in aanmerking genomen voor zover dat verlies uitgaat
boven het liquidatieverlies dat met betrekking tot die deelneming niet in aanmerking
zou zijn genomen indien de belastingplichtige die deelneming had gehouden. Indien,
onmiddellijk of middellijk, tot het vermogen van het ontbonden lichaam een onderneming
heeft behoord die inmiddels is gestaakt en ter zake waarvan door de toepassing van
artikel 15i, vierde lid, het in aanmerking te nemen stakingsverlies zou zijn beperkt
indien de onderneming tot het vermogen van de belastingplichtige had behoord, wordt
het liquidatieverlies slechts in aanmerking genomen voor zover dat verlies uitgaat
boven het stakingsverlies dat met betrekking tot die onderneming niet in aanmerking
zou zijn genomen indien die onderneming tot het vermogen van de belastingplichtige
had behoord. De eerste en tweede zin vinden geen toepassing indien het in aanmerking
te nemen liquidatieverlies ten aanzien van het ontbonden lichaam ten hoogste € 5.000.000
bedraagt of reeds is beperkt door de toepassing van het tweede lid.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een kwalificerend belang verstaan
een belang in een lichaam waarmee een zodanige invloed op de besluiten van dat lichaam
kan worden uitgeoefend dat de activiteiten van dat lichaam kunnen worden bepaald.
2. In het achtste lid (nieuw) wordt «elfde lid» vervangen door «veertiende lid, onderdelen
a, b of d».
3. In het negende lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «zevende lid».
4. Het veertiende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. Onder verlettering van onderdeel c tot d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. de vereffening van het vermogen van het ontbonden lichaam is voltooid in uiterlijk
het derde kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de onderneming van het ontbonden
lichaam geheel of nagenoeg geheel is gestaakt dan wel indien dat eerder is, daartoe
is besloten, tenzij de belastingplichtige doet blijken dat het op een later tijdstip
voltooien van de vereffening niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van de heffing
van vennootschapsbelasting;.
b. Onderdeel d (nieuw) komt te luiden:
d. de belastingplichtige de omvang van het in aanmerking te nemen liquidatieverlies doet
blijken alsmede doet blijken dat is voldaan aan het bepaalde in de onderdelen a, onder
1°, b en c.
5. Onder vernummering van het vijftiende en zestiende lid (nieuw) tot zestiende en zeventiende
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
15. Indien, onmiddellijk of middellijk, tot het vermogen van het ontbonden lichaam een
deelneming heeft behoord in een lichaam dat inmiddels is ontbonden of activiteiten
in een andere staat hebben behoord die inmiddels zijn gestaakt en de vereffening van
het vermogen van het ontbonden lichaam niet is voltooid in uiterlijk het derde kalenderjaar
na het kalenderjaar waarin de onderneming van het eerder ontbonden lichaam, onderscheidenlijk
de activiteiten in die andere staat van het ontbonden lichaam, geheel of nagenoeg
geheel is, onderscheidenlijk zijn, gestaakt, dan wel indien dat eerder is, daartoe
is besloten, wordt het liquidatieverlies slechts in aanmerking genomen voor zover
dat verlies uitgaat boven het liquidatieverlies met betrekking tot de deelneming in
het eerder ontbonden lichaam, onderscheidenlijk het stakingsverlies met betrekking
tot de gestaakte activiteiten. De eerste zin vindt geen toepassing indien de belastingplichtige
doet blijken dat het op een later tijdstip voltooien van de vereffening niet is gericht
op het ontgaan of uitstellen van de heffing van vennootschapsbelasting.
6. In het zeventiende lid (nieuw) wordt «het liquidatieverlies» vervangen door «het
in aanmerking te nemen liquidatieverlies».
C
Artikel 13e wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 13d, elfde lid, onderdelen a en c» vervangen door
«artikel 13d, veertiende lid, onderdelen a en d, met dien verstande dat voor de toepassing
van genoemd onderdeel d, het aldaar genoemde onderdeel c buiten beschouwing blijft.
Indien de belastingplichtige de onderneming nagenoeg geheel staakt of het besluit
neemt tot staking van de onderneming, vindt de eerste zin in zoverre slechts toepassing
indien de voortgezette onderneming door de belastingplichtige geheel is gestaakt,
of geheel of gedeeltelijk is voortgezet uitsluitend door een ander dan de belastingplichtige
of een met hem verbonden lichaam, in uiterlijk het derde kalenderjaar na het kalenderjaar
waarin de onderneming nagenoeg geheel is gestaakt, onderscheidenlijk is besloten tot
staking van de onderneming, tenzij de belastingplichtige doet blijken dat het op een
later tijdstip staken van de onderneming niet is gericht op het ontgaan of uitstellen
van belastingheffing».
2. In het tweede lid wordt «artikel 13d, elfde lid, onderdelen a en c» vervangen door
«artikel 13d, veertiende lid, onderdelen a en d, met dien verstande dat voor de toepassing
van genoemd onderdeel d, het aldaar genoemde onderdeel c buiten beschouwing blijft».
D
In artikel 13j, tweede lid, wordt «tweede lid» vervangen door «vijfde lid».
E
In artikel 15, veertiende lid, onderdeel c, wordt «achtste en negende lid» vervangen
door «elfde en twaalfde lid».
F
In artikel 15ah, eerste lid, wordt «negende en tiende lid» vervangen door «twaalfde
en dertiende lid».
G
In artikel 15aj, zesde lid, wordt «achtste lid» vervangen door «elfde lid».
H
Artikel 15i wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot vijfde tot en met achtste
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Behoudens voor zover het stakingsverlies betrekking heeft op een als belegging gehouden
onroerende zaak of medegerechtigdheid tot het vermogen van een onderneming wordt het
stakingsverlies niet tot een hoger bedrag dan € 5.000.000 in aanmerking genomen, tenzij
de belastingplichtige ophoudt winst te genieten uit een andere lidstaat van de Europese
Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte of een bij ministeriële regeling aangewezen staat waarmee de Europese Unie
een associatieovereenkomst heeft gesloten.
2. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «stakingverlies» vervangen door «stakingsverlies».
b. Onder vervanging van «, en» aan het slot van onderdeel a door een puntkomma en onder
verlettering van onderdeel b tot c, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. mits de belastingplichtige ophoudt winst uit de andere staat te genieten in uiterlijk
het derde kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de activiteiten van de belastingplichtige
in de andere staat geheel of nagenoeg geheel zijn gestaakt dan wel indien dat eerder
is, daartoe is besloten, tenzij de belastingplichtige doet blijken dat het op een
later tijdstip ophouden winst te genieten uit die andere staat niet is gericht op
het ontgaan of uitstellen van de heffing van vennootschapsbelasting; en.
c. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
c. voor zover de belastingplichtige de hoogte van het in aanmerking te nemen stakingsverlies
doet blijken alsmede doet blijken dat is voldaan aan het bepaalde in onderdeel b.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door «zesde lid».
I
In artikel 28c, vijfde lid, onder 1°, wordt «tweede lid» vervangen door «vijfde lid».
J
In artikel 33b, derde lid, wordt «vierde lid» vervangen door «vijfde lid».
ARTIKEL II
1. Indien, onmiddellijk of middellijk, tot het vermogen van het ontbonden lichaam waarin
de belastingplichtige een deelneming heeft, een deelneming heeft behoord in een lichaam
dat is ontbonden voor 1 januari 2021, dan wel een onderneming heeft behoord die is
gestaakt voor 1 januari 2021, vindt artikel 13d, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 geen toepassing ten aanzien van die deelneming, onderscheidenlijk die onderneming.
2. Indien, onmiddellijk of middellijk, tot het vermogen van een ontbonden lichaam waarin
de belastingplichtige een deelneming heeft een onderneming behoort die voor 1 januari
2021 geheel of nagenoeg geheel is gestaakt, dan wel daartoe voor 1 januari 2021 is
besloten, wordt, in afwijking van artikel 13d, veertiende lid, onderdeel c, en vijftiende
lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, het liquidatieverlies niet in aanmerking
genomen indien de vereffening van het vermogen van het ontbonden lichaam niet uiterlijk
op 31 december 2023 is voltooid. Indien de belastingplichtige doet blijken dat het
na 31 december 2023 voltooien van de vereffening niet is gericht op het ontgaan of
uitstellen van de heffing van vennootschapsbelasting wordt het liquidatieverlies op
dat latere tijdstip alsnog in aanmerking genomen.
3. Indien de activiteiten van de belastingplichtige in de andere staat voor 1 januari
2021 geheel of nagenoeg geheel zijn gestaakt, dan wel daartoe voor 1 januari 2021
is besloten, wordt, in afwijking van artikel 15i, vijfde lid, onderdeel b, van de
Wet op de vennootschapsbelasting 1969, het stakingsverlies niet in aanmerking genomen
indien de belastingplichtige niet uiterlijk op 31 december 2023 ophoudt winst te genieten
uit die andere staat. Indien de belastingplichtige doet blijken dat het na 31 december
2023 ophouden winst te genieten uit die andere staat niet is gericht op het ontgaan
of uitstellen van de heffing van vennootschapsbelasting wordt het stakingsverlies
op dat latere tijdstip alsnog in aanmerking genomen.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en vindt voor het eerst toepassing
met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2021.
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Krol | 1 | Voor |
Van Haga | 1 | Tegen |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.