Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 577 Wijziging van enkele wetten houdende aanpassing van de belastingheffing over sparen en beleggen in de inkomstenbelasting (Wet aanpassing box 3)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
ARTIKEL IX
ARTIKEL X
ARTIKEL XI
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is maatregelen te treffen
waarmee het heffingvrije vermogen in de vermogensrendementsheffing wordt verhoogd,
het belastingtarief van de vermogensrendementsheffing wordt verhoogd en, om ongewenste
effecten te voorkomen naar inkomensafhankelijke regelingen die voor hun vermogenstoets
aansluiten bij de rendementsgrondslag, de aangifteplicht voor de inkomstenbelasting
wordt verruimd;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze
ARTIKEL I
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.13 wordt «30%» vervangen door «31%».
B
In artikel 5.2, eerste lid, komt de tabel te luiden:
Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan
maar niet meer dan
wordt toegerekend aan rendementsklasse I
en wordt toegerekend aan rendementsklasse II
€ 0
€ 50.000
67%
33%
€ 50.000
€ 950.000
21%
79%
€ 950.000
–
0%
100%
C
Het in artikel 5.5 vermelde bedrag wordt vervangen door «€ 50.000».
D
Aan artikel 9.4, eerste lid, wordt, onder vervanging van «of» aan het slot van onderdeel
a door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b
door «; of», een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de rendementsgrondslag van de belastingplichtige meer bedraagt dan € 31.340 of de
belastingplichtige een bedrag aan groene beleggingen als bedoeld in artikel 5.13 heeft.
E
Na artikel 9.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9.4a Beschikking bedrag rendementsgrondslag en beschikking bedrag groen beleggen
1. De inspecteur stelt bij voor bezwaar vatbare beschikking vast en vermeldt afzonderlijk
op het aanslagbiljet:
a. het bedrag van de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3, indien deze meer bedraagt
dan € 31.340 (beschikking bedrag rendementsgrondslag);
b. het bedrag aan groene beleggingen dat is vrijgesteld op grond van artikel 5.13 (beschikking
bedrag groen beleggen).
2. Indien de belastingplichtige het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor
de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, is artikel 2.17, tweede,
derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing voor de vaststelling van de bedragen,
bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b. Indien artikel 2.17, tweede of derde
lid, is toegepast voor de toedeling van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen,
geldt bij de toedeling van de bedragen van de rendementsgrondslag en de groene beleggingen,
bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, dezelfde verhouding.
3. Indien na vaststelling van de beschikkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen
a of b, de belastingaanslag wordt aangepast en blijkt dat de beschikkingen, bedoeld
in het eerste lid, onderdelen a of b, tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld, herziet
de inspecteur de beschikkingen bij voor bezwaar vatbare beschikking.
4. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een beschikking als bedoeld
in het eerste lid, onderdelen a of b, tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan deze
door de inspecteur worden herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat
de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond
voor herziening als bedoeld in de eerste zin opleveren, behoudens in de gevallen waarin
de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, tweede
lid, aanhef en onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige
toepassing.
5. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden
de beschikkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, geacht onderdeel uit
te maken van de aanslag.
F
In artikel 9.6, vierde lid, wordt «het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18» vervangen
door «het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18, het bedrag rendementsgrondslag,
bedoeld in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, en het bedrag groen beleggen, bedoeld
in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel b».
G
In artikel 10.1 wordt «9.4 en 10.7» vervangen door «9.4, 9.4a en 10.7».
ARTIKEL II
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7a
Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing op gegevens, bescheiden en andere gegevensdragers
waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de vaststelling van de beschikkingen,
bedoeld in artikel 9.4a, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet inkomstenbelasting
2001.
B
Na artikel 56 wordt in hoofdstuk VIII, afdeling 2, een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 56a
De artikelen 47, 47b, 48, 49, 49a, 51, 52a, 53, 53a, 54, 55 en 56 zijn van overeenkomstige
toepassing op gegevens en inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de vaststelling
van de beschikkingen, bedoeld in artikel 9.4a, eerste lid, onderdelen a en b, van
de Wet inkomstenbelasting 2001.
ARTIKEL III
In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt artikel 7 als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2
van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking wordt genomen,» vervangen door «een
beschikking bedrag rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel
a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is vastgesteld» en wordt «dan wel in aanmerking
zou worden genomen» vervangen door «dan wel zou zijn vastgesteld».
2. In het vierde lid wordt «voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2
van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking wordt genomen,» vervangen door «een
beschikking bedrag rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel
a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is vastgesteld» en wordt «dan wel in aanmerking
zou worden genomen» vervangen door «dan wel zou zijn vastgesteld».
3. In het vijfde lid wordt «die verwijzen naar artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting
2001, wordt onder voordeel uit sparen en beleggen mede verstaan het niet in Nederland
belastbaar inkomen begrepen voordeel uit sparen beleggen» vervangen door «die verwijzen
naar artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, worden bezittingen en schulden
die ten grondslag liggen aan het niet in Nederland belastbare inkomen, begrepen in
het bedrag aan rendementsgrondslag».
ARTIKEL IV
In de Wet op de zorgtoeslag wordt artikel 2a als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 7, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen,
bestaat geen aanspraak op een zorgtoeslag indien de rendementsgrondslag, bedoeld in
artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de verzekerde aan het begin van
het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 116.613 of, indien de verzekerde het gehele
berekeningsjaar dezelfde partner heeft, de gezamenlijke rendementsgrondslag, bedoeld
in artikel 5.3, van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de verzekerde en zijn partner
aan het begin van het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 147.459. Bij de bepaling
van de rendementsgrondslag, bedoeld in de vorige zin, wordt geen rekening gehouden
met de vrijstelling, bedoeld in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2. In het tweede lid wordt «wordt het bedrag» vervangen door «worden de bedragen».
3. Het derde en het vierde lid komen te luiden:
3. Indien er aanleiding is om de bedragen, bedoeld in het eerste lid, te verhogen op
een andere wijze dan op grond van het tweede lid, worden de bedragen vastgesteld bij
algemene maatregel van bestuur.
4. De overeenkomstig het tweede en derde lid aangepaste bedragen treden in de plaats
van de bedragen, genoemd in het eerste lid.
ARTIKEL V
In de Wet op het kindgebonden budget komt artikel 1, vierde lid, te luiden:
4. In afwijking van artikel 7, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen,
bestaat geen aanspraak op kindgebonden budget indien de rendementsgrondslag, bedoeld
in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de ouder aan het begin van
het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 116.613 of, indien de ouder het gehele berekeningsjaar
dezelfde partner heeft, de gezamenlijke rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3
van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de ouder en zijn partner aan het begin van
het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 147.459. Bij de bepaling van de rendementsgrondslag,
bedoeld in de vorige zin, wordt geen rekening gehouden met de vrijstelling, bedoeld
in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
ARTIKEL VI
In de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 komt, artikel 28, vierde
lid, te luiden:
4. De inkomsten uit vermogen, bedoeld in het eerste lid, onder c, worden op jaarbasis
gesteld op 1,78% van het vermogen dat de uitkeringsgerechtigde en zijn echtgenoot
op het tijdstip van de aanvraag, bedoeld in artikel 35, bezitten. Van het aldus berekende
bedrag wordt een bedrag vrijgelaten, waarvan de hoogte door Onze Minister wordt bepaald.
ARTIKEL VII
In de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 komt, artikel 19, vijfde lid,
te luiden:
5. De inkomsten uit vermogen, bedoeld in het eerste lid, onder c, worden op jaarbasis
gesteld op 1,78% van het vermogen dat de uitkeringsgerechtigde en zijn echtgenoot
op het tijdstip van de aanvraag, bedoeld in artikel 30, bezitten. Van het aldus berekende
bedrag wordt een bedrag vrijgelaten, waarvan de hoogte door Onze Minister wordt bepaald.
ARTIKEL VIII
De Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt «heffingvrij vermogen: het heffingvrij vermogen, bedoeld in artikel 5.5
van de Wet inkomstenbelasting 2001;» en wordt «het gemiddelde van de rendementsgrondslagen,
bedoeld in artikel 5.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001» vervangen door «de
rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001».
B
In artikel 25, derde lid, wordt «heffingvrij vermogen» vervangen door «drempelbedrag,
genoemd in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001».
C
In artikel 34, tweede lid, wordt «heffingvrij vermogen» vervangen door «drempelbedrag,
genoemd in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001».
D
In artikel 34g, eerste lid, onderdeel b, wordt «heffingvrij vermogen» vervangen door
«drempelbedrag, genoemd in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting
2001».
ARTIKEL IX
De Wet bevordering eigenwoningbezit wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, tweede lid, wordt «de gemiddelde rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.2
van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door «de rendementsgrondslag, bedoeld
in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001» en wordt «de vrijstelling maatschappelijke
beleggingen, bedoeld in afdeling 5.3 van die wet en de vrijstelling beleggingen in
durfkapitaal, bedoeld in afdeling 5.3a van die wet» vervangen door «de vrijstelling
groene beleggingen, bedoeld in artikel 5.13 van die wet».
B
In artikel 9 wordt «het bedrag, genoemd in artikel 5.5, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001» vervangen door «het drempelbedrag, genoemd in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel
a, van de Wet inkomstenbelasting 2001» en wordt «het bedrag, genoemd in artikel 5.5,
tweede lid, van die wet» vervangen door «twee maal dat bedrag».
ARTIKEL X
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat artikel I,
onderdelen B, C, D en E, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting
2001 bij het begin van het kalenderjaar 2021 is toegepast.
ARTIKEL XI
Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing box 3.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Krol | 1 | Voor |
Van Haga | 1 | Tegen |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.