Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag naar aanleiding van het verslag van de Staten van Curaçao
35 202 (R2126) Voorstel van rijkswet van de leden Verhoeven en Jetten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot toevoeging van bepalingen inzake het lidmaatschap van de Europese Unie
Nr. 10 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG VAN DE STATEN
VAN CURAÇAO
Ontvangen 15 september 2020
De initiatiefnemers zijn de leden van de fracties van de PAR, MAN, MFK, PIN en PS
erkentelijk voor de aandacht die zij aan het wetsvoorstel hebben willen geven, en
soms ook voor de steun die zij ervoor hebben uitgesproken. Hun vragen zullen zij hierna
naar beste vermogen beantwoorden.
Doel en meerwaarde van het voorstel
In antwoord op vragen van de leden van de PAR-fractie naar de toegevoegde waarde van dit initiatiefvoorstel van rijkswet voor de
drie Caribische landen van het Koninkrijk, merken de initiatiefnemers het volgende
op. De drie Caribische landen maken geen deel uit van het grondgebied van de Europese
Unie. Wel hebben zij, zoals u welbekend, een bijzondere status als «landen en gebieden
overzee» (LGO), die voortvloeit uit art. 198 van het Verdrag Betreffende de Werking
van de Europese Unie. Het Koninkrijk is lid van de EU, maar het Europese recht is
slechts integraal van toepassing binnen het Europese deel van het Koninkrijk. De geassocieerde
status brengt wel gevolgen met zich mee voor de Caribische landen van het Koninkrijk
en de burgers van die landen.
Het initiatiefvoorstel verankert het reeds bestaande EU-lidmaatschap van het Koninkrijk
in de Grondwet, waarmee tevens duidelijk wordt welke procedure van toepassing zou
zijn in het geval uittreding wordt voorgesteld. Doordat die procedure als gevolg van
dit voorstel vaststaat, namelijk grondwetswijziging, is ook voor de Caribische landen
van het Koninkrijk helder op welke wijze uittreding zou geschieden. Een duidelijke
procedure geeft de Caribische landen van het Koninkrijk gelegenheid om op zorgvuldige
wijze hun eigen positie te bepalen, deel te nemen aan het debat hierover en zich eventueel
voor te bereiden op de gevolgen. Wanneer de procedure vaststaat, geeft dat alle betrokken
partijen, waaronder de Caribisch landen van het Koninkrijk de mogelijkheid om zich
op de inhoud te concentreren in plaats van op de procedure. Daarnaast verzekert het
voorstel de betrokkenheid van de gevolmachtigde Ministers, de Staten en eventueel
de bijzondere gedelegeerden bij de uittredingsprocedure en de bevoegdheden die zij
daarbij kunnen uitoefenen.
Daarnaast is de voorgestelde procedure zwaar, namelijk een grondwetswijziging. Dat
betekent dat ook de geassocieerde status van de Caribische landen van het Koninkrijk
steviger wordt verankerd en niet zomaar kan verdwijnen, zoals het geval zou zijn als
er een plotseling uittreden van het Koninkrijk uit de Europese Unie zou zijn.
De leden van de PAR-fractie vragen waarom dit initiatief tot wijziging van de Grondwet in de vorm van
een Rijkswet gegoten is. Dit houdt volgens de initiatiefnemers verband met het feit
dat het voorstel een constitutionele verankering van de Europese Unie, een supranationale
organisatie, betreft. Het voorstel houdt zodoende verband met internationale betrekkingen,
die ingevolge artikel 3 van het Statuut een aangelegenheid van het Koninkrijk zijn.
De leden van de PAR-fractie vragen naar de eventuele toekomstige toegevoegde waarde van deze Nederlandse
Grondwetswijziging voor Curaçao. De initiatiefnemers merken op dat het voorstel de
bestaande situatie dat het Koninkrijk lid is van de Europese Unie, constitutionaliseert.
Wat verandert is dat het lidmaatschap verder wordt verankerd en daarmee robuuster
wordt. Ook wordt hiermee voorzien in duidelijkheid over de te volgen procedure tot
uittreding. Hiermee wordt een procedureel onduidelijke situatie, zoals gezien in het
Verenigd Koninkrijk, voorkomen. Gevolg daarvan is dat alle landen van het Koninkrijk,
wanneer een uittreding uit de EU aan de orde zou komen, zich kunnen richten op de
inhoud in plaats van tijd energie kwijt te zijn aan de procedure.
De Europese Unie, het Koninkrijk en het Statuut
De leden van de PAR-fractie vragen waarom, bij een wens van twee Nederlandse Tweede Kamerleden voor wat betreft het opnemen van de Nederlandse lidmaatschap aan de Europese Unie te verankeren in de Nederlandse Grondwet, het Koninkrijk erbij gehaald? Het zweeft volgens de fractie een beetje in
het midden. De fractie geeft aan dat het goed is als de initiatiefnemers dit duidelijk
aangeven voor de overige landen binnen het Koninkrijk.
De initiatiefnemers merken op dat vermelding van het Koninkrijk in het voorgestelde
artikel 95a er inderdaad mee te maken heeft dat het Koninkrijk als verdragspartij
lid is van de EU en niet het land Nederland. Dat Nederland partij zou zijn zou een
onjuist beeld geven, zeker nu het voorstel juist mede beoogt de Grondwet een betere
weergave te laten zijn van de staatsinrichting. Het Koninkrijk is verdragspartij bij
het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de Werking van
de Europese Unie. Het voorstel verankert dat feit in de Nederlandse Grondwet. Als
gevolg van de verstrengeling tussen het Statuut en de Grondwet, waarvoor in 1954 is
gekozen en die is vastgelegd in artikel 5 van het Statuut, wordt het Koninkrijk overigens
ook in andere bepalingen van de Grondwet genoemd, zoals bijvoorbeeld artikelen 91,
94 en 96.
In antwoord op de vraag waarom er in het schriftelijke traject (nummer 1 tot en met
8 van de Kamerstukken) afwisselend Koninkrijk en dan weer Nederland gebruikt wordt,
antwoorden de initiatiefnemers dat dat inderdaad het geval is. Het klopt inderdaad
dat soms Nederland en soms het Koninkrijk wordt genoemd. Dat dat tot enige verwarring
leidt is niet volledig te voorkomen. Het heeft ermee te maken dat het Koninkrijk en
het land Nederland een andere verhouding hebben tot de Europese Unie. Zoals eerder
gezegd is het Koninkrijk lid van de Europese Unie. Echter is niet het volledige Koninkrijk
integraal onderdeel van de Europese rechtsorde. Het land Nederland is dat wel en daarmee
is de Europese Unie van zeer grote betekenis voor de Nederlandse rechtsorde.
De leden van de PAR-fractie vragen welke besluitvorming van de Europese Unie over wetgeving en verdragen
heeft geleid tot een positieve toegevoegde waarde voor de drie Caribische landen van
het Koninkrijk.
De initiatiefnemers vinden dat het, als parlementariërs van Nederland, niet aan hen
is om te bepalen of besluitvorming «positief» is voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Het is aan zelfstandige landen om een kwalificatie te geven aan de gevolgen van het
EU-lidmaatschap voor die landen. Wel merken de initiatiefnemers in het algemeen op
dat het lidmaatschap van het Koninkrijk voordelen met zich mee brengt. Doordat de
burgers van de Caribische landen de Nederlandse nationaliteit hebben, beschikken zij
tevens over het unieburgerschap. Dit stelt hen in staat om gebruik te maken van tal
van rechten, zoals werken en studeren in de Europese Unie, diplomatieke en consulaire
bescherming door andere lidstaten en stemrecht voor het Europees Parlement. Daarnaast
kan aanspraak gemaakt worden op middelen uit onder meer het Erasmus+-subsidieprogramma.
Voor de landen geldt verder de voordelige handelsregeling die is uitgewerkt in het
LGO-besluit. Zij kunnen ook een beroep doen op het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).1
Ook vragen deze leden wat voor betekenis de Europese Unie voor de rechtsorde van het
Koninkrijk heeft. Zij doelen daarbij niet alleen op Nederland, maar ook voor de overige
landen binnen het Koninkrijk, aldus deze leden.
In dit kader vinden de initiatiefnemers het onder meer van belang te kijken naar de
rechten die burgers van het Koninkrijk hebben vanuit hun hoedanigheid als EU-burger.
Uiteraard zijn de Caribische landen van het Koninkrijk zelfstandig en werkt het Europese
recht niet direct door in de rechtsorde van de Caribische landen. Daardoor is de betekenis
van de Europese rechtsorde voor het Koninkrijk als geheel minder dan voor het Europese
deel van het Koninkrijk, waar het Europese recht wel direct van toepassing is, dan
wel het Europese recht de Nederlandse staat kan dwingen Europees recht te implementeren.
De leden van de MAN-fractie vragen naar de gevolgen van de voorliggende wijzigingen voor de positie van
Curaçao voor wat betreft artikel 198 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie (VWEU). Daarover kunnen de initiatiefnemers bondig zijn: die zijn er
niet. Het voorstel constitutionaliseert de bestaande situatie dat het Koninkrijk lid
is van de Europese Unie.
De leden van de PAR-fractie merken op dat op pagina 4 van de toelichting blijkt dat de Europese Unie
een waardengemeenschap is, die gekenmerkt wordt door eerbied voor niet alleen de rechtsstaat,
maar ook de menselijke waardigheid, vrede, vrijheid, democratie, gelijkheid en eerbieding
van de mensenrechten. Zij vragen: is het Koninkrijk der Nederlanden ook een waardengemeenschap,
gebaseerd op warmhartigheid, die gekenmerkt wordt door eenheid voor niet alleen de
rechtsstaat, maar ook voor de menselijke waardigheid, solidariteit, vrede, vrijheid,
democratische gelijkheid en eerbied voor de mensenrechten? Is er sprake van warmhartige
solidariteit binnen het Koninkrijk der Nederlanden?
De initiatiefnemers merken daarover het volgende op. Het Statuut van het Koninkrijk
der Nederlanden heeft aan de solidariteit binnen het Koninkrijk vorm gegeven door
te bepalen dat de landen van het Koninkrijk oog hebben voor elkaars belang en elkaar
waar nodig hulp en bijstand verlenen. De initiatiefnemers zijn van mening dat de waarden
die genoemd worden in de vraag belangrijke waarden zijn die moeten worden meegewogen
bij het verlenen van hulp en bijstand.
De leden van de PAR-fractie vragen welke bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
allemaal van toepassing op deze rijkswet zijn. Deze vraag is volgens de PAR-fractie van belang, omdat het Statuut niet terug te zien is in het voorstel van rijkswet.
Er wordt slecht verwezen naar artikel 5 lid 3 van het Statuut, maar verder wordt geen
nadere uitleg gegeven. De fractie meent dat de bepalingen 15 tot en met 20 van het
Statuut in casu ook relevant zijn.
Naar aanleiding daarvan merken de initiatiefnemers op dat in de considerans van een
wetsvoorstel de bepaling genoemd wordt van de hogere regeling waarop het wetsvoorstel
is gebaseerd. In dit geval is dat het derde lid van artikel 5 van het Statuut. Elk
voorstel van rijkswet wordt behandeld met inachtneming van de toepasselijke bepalingen
van het Statuut. De leden van de PAR-fractie gaan er terecht vanuit dat de artikelen
15 tot en met 20 van het Statuut van toepassing zijn op het onderhavige voorstel.
Dit is uitdrukkelijk bepaald in het derde lid van artikel 5 van het Statuut.
Met betrekking tot het voorstel om de wijziging in artikel 90 Grondwet waarbij «Nederland»
vervangen wordt door «Het Koninkrijk», wenst de MAN-fractie te weten wat het Koninkrijk betekent voor de indieners. Is het Koninkrijk
Nederland? Of is het Nederland samen met Aruba, Curaçao en St. Maarten?
Daarover merken de initiatiefnemers het volgende op. Het Koninkrijk omvat Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en Nederland, inclusief de Caribische openbare lichamen van Nederland.
Het Koninkrijk is partij bij de EU-verdragen en daarom lid van de Europese Unie.
De initiatiefnemers stellen overigens niet voor om artikel 90 van de Grondwet te wijzigen.
In het oorspronkelijke wetsvoorstel, dat aan de Afdeling voorlichting van de Raad
van State van het Koninkrijk is voorgelegd, was wel een wijziging van artikel 90 opgenomen.
De Afdeling adviseerde echter om de voorgestelde bepalingen in een apart Grondwetsartikel
op te nemen. De initiatiefnemers hebben dit advies overgenomen. In het wetsvoorstel
zoals het nu voorligt (Kamerstuk 35 2020 (R2126), nr. 5), wordt daarom voorgesteld
om artikel 90 niet te wijzigen maar een nieuw artikel 95a in te voegen.
Op het verzoek van de PAR-fractie om de volgende zinsnede toe te voegen aan artikel 95a, «Nederland is een
vast lid van de Europese Unie. Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn geassocieerde leden
van de Europese Unie als landen en gebieden overzee (LGO’s),» reageren de initiatiefnemers
als volgt.
Het staat bijzondere gedelegeerden constitutioneel gezien vrij een voorstel te doen
om de tekst van het voorstel te amenderen. De initiatiefnemers nemen het idee niet
over. Het wordt niet als gepast gezien de precieze status van Aruba, Curaçao en Sint
Maarten in de Nederlandse Grondwet vast te leggen. Het zou misplaatst zijn om in de
Nederlandse Grondwet te bepalen wat de Europeesrechtelijke positie van deze zelfstandige
landen is. Bovendien past dit voorstel niet in de verhouding die bestaat tussen het
Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet. Tot slot zou het ook niet juist zijn om
de afzonderlijke landen van het Koninkrijk als «leden» aan te merken, nu het Koninkrijk
als geheel lid is.
De leden van de PAR-fractie vragen ook naar de mening van de drie regeringen van de drie Caribische landen
van het Koninkrijk, en tevens naar de mening van de Nederlandse regering. Daarnaast
vragen zij wanneer input is gevraagd aan de vier regeringen van het Koninkrijk. Zijn
er officiële documenten waarbij de input van de vier regeringen blijkt, zo vragen
zij.
In antwoord op deze vragen merken de initiatiefnemers het volgende op. De Nederlandse
regering heeft nog niet gereageerd op het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is nog in
behandeling in de Tweede Kamer en de regering heeft nog geen positie ingenomen. Het
is gebruikelijk dat de regering haar positie kenbaar maakt tijdens de behandeling
in de Tweede Kamer.
Ook de mening van de Caribische regeringen is aan de initiatiefnemers nog niet bekend.
Zij kunnen via de gevolmachtigde Ministers reageren in de Rijksministerraad en/of
in het debat in de Tweede en Eerste Kamer. Van de regeringen is geen input gevraagd.
Dat is ook geen gebruikelijke stap bij wetsvoorstellen waarbij die regeringen geen
specifieke rol krijgen bij de uitvoering of handhaving van de wet.
De Europawet
De MAN-fractie staat positief ten aanzien van dit voorstel, maar heeft desondanks de volgende vragen.
Zij merken op dat de initiatiefnemers dit voorstel als een voorportaal voor de «Europawet»
zien en vragen wat dat inhoudt. Wat zal de betekenis hiervan zijn voor Curaçao?
De initiatiefnemers merken op dat de Europawet geen Rijkswet zal zijn, maar slechts
zien op de betrokkenheid van het Nederlandse parlement bij Europese besluitvorming.
Een «Europawet» kan waarborgen dat de Staten-Generaal invloed kunnen uitoefenen voorafgaand
aan het door de regering deelnemen aan de besluitvorming over de totstandkoming van
verdragen en besluiten van de Europese Unie. Dat vraagt om overleg met de regering
voorafgaand aan en tijdens de onderhandelingen. Een opdracht van de grondwetgever
zoals voorgesteld heeft als gevolg dat, indien de voorgestelde grondwetsherziening
gerealiseerd wordt, zo’n «Europawet» er moet komen.
Verhoeven Jetten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K. Verhoeven, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Rob Jetten, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Verworpen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Tegen |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Tegen |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Tegen |
PvdD | 4 | Tegen |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Tegen |
FVD | 2 | Tegen |
Krol | 1 | Tegen |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.