Initiatiefnota : Initiatiefnota
35 563 Initiatiefnota van het lid Sienot over «De ruggengraat voor goedkope en schone stroom, het elektriciteitsnet van de toekomst»
Nr. 2
INITIATIEFNOTA
De initiatiefnemer wil het Nederlandse stroomnet snel klaar maken voor een toekomst
met schone energie. Waarin ook huizen en kantoren energiecentrales zijn. Waarin elektrische
auto’s het stroomnet ontlasten met hun batterijen. En waarin we nieuwe mogelijkheden
voor opslag, buffering en vraagsturing benutten. Daarmee dragen we eraan bij dat schone
energie makkelijk en goedkoop is voor iedereen.
Het net is nu nog niet voorbereid op de enorme toename van schone elektriciteit die
we willen opwekken. Sterker nog, we zien nu al krapte waardoor zonnepanelen en windmolens
niet kunnen worden aangesloten en energie kunnen leveren. Bovendien worden ondernemers
of bewoners niet beloond als ze het stroomnet ontlasten. Een gemiste kans, want door
slimme keuzes te maken versterken we het stroomnet en kunnen schone energiebronnen
voluit worden benut, en de energierekening omlaag.
Daarom komt de initiatiefnemer in deze initiatiefnota met voorstellen om van het stroomnet
een betrouwbare ruggengraat te maken van het energiesysteem van de toekomst. Iedereen
moet hiervan kunnen profiteren, waarbij we een eerlijke verdeling van kosten en baten
willen.
In de komende decennia gaan we veel meer stroom gebruiken, zeker het dubbele van nu.
Dat is nodig om de doelen te halen waarmee Nederland bijdraagt aan het klimaatakkoord
van Parijs. Bovendien kiezen mensen steeds vaker voor warmtepompen en elektrische
auto’s, omdat deze technieken snel goedkoper worden.
Daar komt nog bij dat elektriciteit uit zonnepanelen en windmolens nu al goedkoper
is dan die uit nieuwekolen- en gascentrales. En die prijs blijft verder dalen. Hierdoor
zullen ook bedrijven stroom als belangrijkste energiebron kiezen, bijvoorbeeld schone
stroom van windmolens op de Noordzee.
Daarnaast zullen we onze stroom niet langer voornamelijk centraal opwekken, in centrales
aangedreven met fossiele energie zoals gas en kolen. Energie wordt steeds meer decentraal
via zonnepanelen op het dak of windmolens in de wei opgewekt.
Veel wind- en zonneparken worden ontwikkeld in dunbevolkte provincies, waar genoeg
ruimte is. Denk aan Groningen, Drenthe en natuurlijk Flevoland. Maar door een relatief
lagere stroomvraag is de netcapaciteit hier juist minder groot. Dat zorgt voor een
grote krapte op het stroomnet, waardoor nieuwe zonnepanelen op grote daken van boerderijen
niet kunnen worden aangesloten. Naar schatting van de duurzame energiebranche kan
er op dit moment 700 MW niet het net op. Dit vermogen is goed voor de stroomvraag
van 250.000 huishoudens.
We zien dus nu al dat ons stroomnet de veranderingen niet kan bijbenen. Mensen en
bedrijven willen veel meer schone energie opwekken, maar kunnen de stroom niet kwijt.
Dat wordt alleen maar erger als we niet snel ingrijpen. Want we weten nu ook al dat
het aantal laadpalen in buurten snel zal groeien. Net als het aantal huishoudens dat
elektrisch kookt, of het aantal bedrijven dat zijn processen elektrificeert. Bovendien
wil de initiatiefnemer zorgen dat iedereen kan profiteren van goedkope, schone stroom.
Het lijkt voor de hand te liggen om het stroomnet simpelweg te verzwaren om de capaciteit
te vergroten. Maar daarmee lossen we slechts een deel van de problemen op en we maken
de kosten voor de samenleving onnodig hoog. Die rekening zullen we vervolgens samen
moeten ophoesten via onze stroomrekening.
Naast het net verzwaren waar het nodig is, wil de initiatiefnemer daarom bevorderen
dat we ook op een andere manier met het elektriciteitsnet omgaan. Dat betekent afstappen
van het idee dat het een «koperen plaat» is, een oneindig web van koperen leidingen
waar alle elektriciteit in kan worden gevoed en weer afgetapt. In plaats daarvan willen
wij mensen juist stimuleren om gebruik te maken van nieuwe mogelijkheden om het stroomnet
te ontlasten, door middel van flexibele nettarieven. Zo kunnen we mensen belonen als
ze zelf opgewekte stroom eerst opslaan in een thuisbatterij, of in de accu van hun
elektrische auto, of eerst leveren aan mensen of bedrijven in de buurt via een slim
stroomnet («smart grid»). Belangrijk is ook om wind- en zonne-energie te combineren,
want het aantal zonne-uren zon is beperkt en wind kan dit bijna altijd opvangen. In
de winter is er bijvoorbeeld weinig zon, maar juist meer wind.
Aan de hand van deze initiatiefnota wil de initiatiefnemer daarom maatregelen bespreken
in de Tweede Kamer waarmee we de knelpunten in het stroomnet aanpakken. Voor nu en
straks. Met onze voorstellen verbeteren we de regie op het net vanuit het Rijk zodat
er tijdig geïnvesteerd wordt in verzwaring op de juiste plekken. We wijzigen knellende
wet- en regelgeving zodat netbeheerders het net kunnen uitbreiden en initiatiefnemers
voor energieprojecten hun stroom kwijt kunnen. En we stimuleren het benutten van technologische
innovaties waarmee beter kan worden ingespeeld op pieken in vraag en aanbod, zoals
opslag, buffering en slimme meet- en regeltechniek.
1. Meer sturing op lokaal en landelijk niveau
Beter voorspellen van drukte op het net
Een belangrijke oorzaak voor de ontstane netkrapte ligt in het gebrek aan planbaarheid
voor netbeheerders. De realisatietermijn van windenergieprojecten zijn redelijk gelijk
aan de realisatietermijnen van netbeheerders. Echter, dat geldt niet voor zonne-energieprojecten
en datacenters.
Deze projecten zijn gerealiseerd voordat de netbeheerder het net heeft kunnen verzwaren.
Door barrières in de huidige regulering worden netbeheerder ontmoedigd om vóór de
start van de bouw van duurzame energieprojecten of datacenters te beginnen met de
nodige investeringen in het net. D66 vindt het belangrijk dat de duurzame energieprojecten
tijdig worden gepland door lokale en regionale overheden, waarna een onafhankelijke
en apolitieke Rijksarchitect de gevolgen voor het elektriciteitsnet in beeld brengt.
Zo kunnen knelpunten in de netcapaciteit worden blootgelegd en overheden uitgedaagd
worden om de meest kosteneffectieve oplossing te kiezen.
In 2021 leveren dertig Nederlandse regio’s hun Regionale Energiestrategieën (RES’en)
op. In deze RES’en wordt de opgave aan duurzame opwekking en bijbehorende nodige elektriciteitsinfrastructuur
en opslag voor de komende tien jaar beschreven. Dit is een afspraak uit het Klimaatakkoord
en daagt de regio’s uit om de energietransitie beter te plannen en te voorspellen.
Daarnaast levert elke provincie een systeemstudie voor de energie-infrastructuur.
Deze systeemstudies bieden inzicht in de ontwikkeling van vraag en aanbod van energie,
de mogelijkheden (wat betreft locatie, opwekcapaciteit en verschillende energiemixen)
om deze ontwikkeling te faciliteren en de knelpunten in het elektriciteitsnet tijdig
te voorspellen.
Breng de keuzes in kaart door een Rijksarchitect
De initiatiefnemer stelt voor dat een Rijksarchitect, een toekomstig, duurzaam en
betrouwbaar energiesysteem op nationaal niveau schetst. Dat doet hij op basis van
de plannen van lokale en regionale overheden, zoals de RES’en, Cluster Energie Strategieën
(CES), de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) en de provinciale systeemstudies.
Dit zijn de plannen die tot stand zijn gekomen in democratische processen en gevolgen
hebben voor het stroomnet. De Rijksarchitect brengt de systeemgevolgen van de regionale
klimaatplannen in kaart en zorgt ervoor dat de keuzes die in de plannen worden gemaakt
ook echt gerealiseerd kunnen worden door een goed werkend elektriciteitsnet.
Zo wordt bijvoorbeeld in de reeds gepubliceerde concept-RES’en veel ingezet op zonne-energie
en minder op windenergie. Dat zal gevolgen hebben voor de netcapaciteit, wat door
de Rijksarchitect in beeld wordt gebracht en input biedt voor een goed geïnformeerde
discussie in gemeenteraden en provinciale staten. De politieke besluiten blijven altijd
de verantwoordelijkheid van de volksvertegenwoordiging. Zo worden alle systeemstudies
en de RES’en vertaald naar een integraal overzicht van de benodigde investeringen
in de transport- en distributie-infrastructuur voor energie.
Omdat integratie van energiesystemen steeds belangrijker wordt, zal de Rijksarchitect
niet alleen kijken naar de nieuwe hoofdinfrastructuur van de hoog- en middenspanningsnetten
voor elektriciteit maar ook naar de samenhang van het elektriciteitsnet met de infrastructuur
voor warmte en gas.
Van belang is hierbij dat de Rijksarchitect kijkt hoe vraag en aanbod van energie
goed op elkaar aan kunnen aansluiten, bijvoorbeeld door het plaatsen van waterstofproductie
bij aanlandingstracés van windmolenparken op zee. In het Programma Energiehoofdinfrastructuur
is al de ontwikkeling van zogenaamde energy hubs voorgesteld: gebieden waar grote
veranderingen plaatsvinden in vraag en aanbod van energie. De Rijksarchitect komt
met voorstellen hoe deze energy hubs kunnen worden ingetekend in de RES’en.
De Rijksarchitect functioneert landelijk en politiek-onafhankelijk en biedt de politiek
inzicht in de samenhang van ruimtelijke keuzes en technische inrichting van duurzame
energieprojecten met de verzwaring van het stroomnet en in het tijdspad van de benodigde
investeringen. Zo kunnen publieke investeringen in distributie en transport van energie
worden geoptimaliseerd en de kosten gedrukt worden. Op deze manier zorgt de Rijksarchitect
er bijvoorbeeld voor dat vergunningstrajecten op tijd in gang gezet kunnen worden
zodat het elektriciteitsnet voorbereid is op problemen als die optreden.
De initiatiefnemer stelt voor:
1. Stel een onafhankelijke Rijksarchitect aan die een ontwerp van een toekomstig, duurzaam
en betrouwbaar energiesysteem op nationaal niveau schetst waarin vraag en aanbod van
energie goed op elkaar aansluiten. De Rijksarchitect geeft zo een integraal overzicht
van de benodigde investeringen in de energie-infrastructuur.
2. Laat de Rijksarchitect elke twee jaar een verslag publiceren met daarin het volgende
opgenomen:
– Geïdentificeerde (nieuwe) knelpunten
– Wijzigingsvoorstellen op basis van (technologische) ontwikkelingen
– Voortgang van de afspraken uit de Regionale Energie Strategieën
– Samenhang met politiek-bestuurlijke besluitvorming
2. Tijdig investeren op die plekken waar het nodig is
Investeer vandaag, voor het klimaatdoel van 2030
Eén van de belangrijkste oorzaken van de huidige krapte op het stroomnet heeft te
maken met de exponentiële stijging van duurzame elektriciteitsopwekking. De groei
van wind- en zonne-energiecapaciteit begon met het Energieakkoord van 2013, dat een
aandeel van 14% duurzame energie als doel stelde voor 2020. Om de groei van duurzame
energieprojecten te ondersteunen is de Subsidie Duurzame Energie (SDE en later SDE+)
in het leven geroepen, waarmee projectontwikkelaars middels subsidie de onrendabele
top van bijvoorbeeld wind- en zonne-energieprojecten kunnen financieren. De SDE+ subsidies
zijn van cruciale waarde geweest voor het slagen van duurzame energieprojecten en
heeft een sterke stijging van zonne- en windstroom met dalende prijzen tot gevolg
gehad. Veel duurzame energieprojecten, met name zonnepanelen op dak en op land, zijn
in dunbevolkte gebieden terechtgekomen. Echter, deze stijging is niet parallel gelopen
aan de nodige gerichte investeringen in het elektriciteitsnet. Dit heeft tot gevolg
dat duurzame energieprojecten in dunbevolkte gebieden op dit moment niet (tijdig)
aangesloten kunnen worden.1
Blijf investeren, maar doe het slim
De netbeheerders beschrijven de situatie als volgt: vandaag is het 2030, overmorgen
is het 2050. Daarmee zeggend dat er «vandaag» geïnvesteerd moet worden in het net,
om gereed te zijn voor de elektriciteitsvraag en -aanbod van 2030.
Verzwaren van bestaande elektriciteitsnetten is prijzig en kent lange realisatietermijnen
van soms wel tien jaar.2. Verzwaring is in gebieden met een significante en structurele verwachte stijging
van vraag en aanbod van elektriciteit noodzakelijk. Er zijn ook gebieden waar het
toevoegen van opslagcapaciteit of een lokaal elektriciteitsnet in de vorm van een
smart grid de krapte op het net al kan opvangen. Een smart grid is een slim energiesysteem waarmee vraag en aanbod van energie beter op elkaar afgestemd
kan worden. Zo kan met behulp van een lokaal smart grid en optimaal elektriciteitsmanagement op korte termijn toch een energieproject voorzien
worden van een aansluiting op het net.
Continu dient er, op basis van de RES’en, een slimme afweging gemaakt te worden tussen
snel noodzakelijk verzwaren of het plaatsen van opslagcapaciteit of een smart grid. De initiatiefnemer wil ervoor zorgen dat er eerst een goed plan is voor hoe het elektriciteitsnet
er op langere termijn uitziet voordat we het elektriciteitsnet verzwaren. Met marktconsultaties
bij congestie kunnen netbeheerders de inventieve oplossingen van innovatieve bedrijven
benutten. In 2019 heeft TenneT samen met regionale netbeheerders reeds GOPACS opgezet,
een marktplaats om congestie te verplaatsen met behulp van commerciële partijen.3 Zo kunnen netcapaciteitsproblemen via marktoplossingen als opslag en lokale flexibele
vraag worden opgelost in plaats van via netverzwaringen. Natuurlijk moet op sommige
plekken het net snel verzwaard worden, maar op de langere termijn moeten we zo veel
mogelijk voorkomen dat er telkens weer nieuwe aanpassingen moeten gebeuren op dezelfde
plaatsen.
De initiatiefnemer stelt voor:
1. Geef de netbeheerders meer (wettelijke) ruimte om tijdig te investeren in de infrastructuur,
op basis van de schetsen van de Rijksarchitect. Dit zorgt er in ieder geval voor dat
vergunningstrajecten op tijd in gang worden gezet, tevens kan het betekenen dat een
investeringsbesluit wordt genomen in een gebied waar nog geen vergunning is verstrekt
voor een projectontwikkelaar.
2. Versnel de planologische procedures voor netbeheerders om te verzwaren, waarbij er
vanzelfsprekend wel voldoende aandacht blijft voor planologische inpassing en inspraak
van de omwonenden.
3. Onderzoek de mogelijkheid om netbeheerders te kunnen dwingen tot een marktconsultatie
bij congestie (krapte op het elektriciteitsnet) om zo een beter beeld te krijgen van welke innovatieve technologieën toegepast kunnen worden.4
3. Kijk verder dan het elektriciteitsnet als koperen plaat
Met innovatieve technieken kan verzwaring van het net voorkomen worden.
Van oudsher wordt het elektriciteitsnet gezien als een grote koperen plaat waar alle
vraag naar en aanbod van elektriciteit op wordt getransporteerd, zonder verlies.
Bij een hogere vraag naar of een hoger aanbod van elektriciteit werd de plaat snel
uitgebreid (nieuwe leidingen) of dikker gemaakt (dikkere leidingen). Echter, met de
huidige snelle veranderingen in ons energiesysteem werkt deze reactieve aanpak te
traag.
Om het elektriciteitsnet toekomstbestendig te maken is het van belang dat we vooruitkijken
en noodzakelijke verzwaringen in de hoog- en middenspanningsnetten beter plannen.
De Rijksarchitect kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren.
Maar er is meer nodig. Naast netverzwaringen moeten we ook toe naar slimmer gebruik
van het net. Door de elektriciteitsvraag- en aanbod te sturen kunnen we de belasting
van het net gelijkmatiger over de tijd verdelen en hoge pieken voorkomen. Dat kan
door energie meer gelijkmatig over de dag op te wekken. Zo bieden zonnepanelen opgesteld
in oost-west richting een kans om op een meer gelijkmatige manier groene stroom op
te wekken. Een flexibel nettarief en energieopslag zijn twee andere oplossingen.
Verken de kansen van een oost-westplaatsing van zonnepanelen
De meeste zonnepanelen worden op het zuiden geplaatst. Zulk soort zonnepanelen hebben
een hoge opbrengstpiek rond het middaguur en een lagere opbrengst in de ochtend- en
avonduren, wanneer huishoudens juist de meeste stroom verbruiken. Met een systeem
dat deels op het oosten gerichte en deels op het westen gerichte zonnepanelen heeft,
een oost-west-systeem, ziet deze verdeling er anders uit. In de ochtenduren leveren
de op het oosten gerichte zonnepanelen veel stroom en in de avonduren juist de op
het westen gerichte. Tijdens het middaguur is de stroompiek lager dan bij een zuid-systeem.
Op deze manier zorgen oost-west-systemen dus voor een gelijkmatigere stroomopbrengst.
Wel leveren ze in totaal minder energie op dan zuid-systemen voor hetzelfde zonnepaneeloppervlak.
De initiatiefnemer wil dat de mogelijkheden van oost-west-systemen onderzocht worden.
Biedt meer flexibiliteit in het nettarief
De initiatiefnemer wil het afvlakken van pieken aantrekkelijk maken door middel van
een flexibel nettarief. De netbeheerders en hun klanten krijgen hiermee de mogelijkheid
om contracten aan te gaan die klanten belonen als zij de pieken af weten te vlakken.
Daarmee ontstaat er een markt voor opslag en flexibiliteit. Dit betekent dat de tarieven
voor invoeding stijgen als er teveel aanbod van energie is, tegelijkertijd dalen dan
de tarieven voor afname, en vice versa. Dit geldt zowel voor energieproducenten als
voor gebruikers, inclusief kleingebruikers, die directe prikkels krijgen om hun gebruik
aan te passen op de belasting van het netwerk. Bezitters van elektrische auto’s worden
zo bijvoorbeeld gestimuleerd op dalmomenten op te laden: 's nachts, als er veel wind
is en weinig vraag naar elektriciteit, of juist midden op de dag, als er een overaanbod
is aan zonne-energie.
Flexibele nettarieven stimuleren gebruikers, zowel bedrijven als huishoudens, om te
investeren in opslag. Zo ontstaat er een verdienmodel voor commerciële partijen, die
batterijen kunnen gaan plaatsen die zichzelf terugverdienen door op probleempunten
de pieken af te vlakken. Dit draagt ook bij aan het terugverdienen van thuisbatterijen,
waarmee het voor huishoudens gaat lonen om deze aan te schaffen of wordt geplaatst
door een netwerk- of energiebedrijf dat de opbrengsten deelt.
Verder stimuleren flexibele nettarieven innovatieve oplossingen zoals bidirectioneel
laden, waarmee accu’s van elektrische auto’s niet alleen elektriciteit aan het net
onttrekken maar ook elektriciteit kunnen terugleveren.
Stimuleer en investeer in innovatieve opslagtechnieken
Nieuwe technieken in de vorm van elektriciteitsopslag komen op de markt, maar hebben
nog geen standaard plek veroverd in het denken over de benodigde netverzwaring. Het
opslaan van energie in bijvoorbeeld een batterijpakket of in een andere energievorm
zoals waterstof is een manier om energie niet direct in het net in te voeden, maar
op te slaan voor later verbruik of teruglevering in het net. Met opslagtechnieken
kunnen piekmomenten van zowel vraag (het huishouden aan het begin van de avond) als
aanbod (de zonnepanelen op een zonnige middag) ondervangen worden. Dit verlaagt de
druk op het elektriciteitsnet structureel. Deze technologieën zijn nog niet breed
verkrijgbaar in de markt en zijn nu nog kostbaar, met tot gevolg dat ze nog onvoldoende
worden ingezet. Daarnaast wordt door de huidige vormgeving van de energiebelasting
opgeslagen energie dubbel belast: bij de batterij en vervolgens bij de afnemende klant.
Om energieopslag te stimuleren in plaats van te ontmoedigen wil de initiatiefnemer
dat energieopslagsystemen worden vrijgesteld van energiebelasting.
Tegenover de belofte van opslag staat wel dat opslagtechnieken nog volop in ontwikkeling
zijn. Naar verwachting dalen ze de komende tien jaar met 10% per jaar in prijs. Echter,
netbeheerders hebben slechts beperkte mogelijkheden volgens de wet om opslagtechnieken
te gebruiken voor netbalancering van vraag en aanbod. Terwijl de netbeheerders een
partij kunnen zijn die in Nederland de potentie van opslagtechnieken verder kan benutten.
De initiatiefnemer stelt voor:
1. Verken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten hoe het mogelijk is om oost-westplaatsing
van zonnepanelen op land en dak te bevorderen om piekbelasting van het net te voorkomen.
2. Geef netbeheerders de mogelijkheid een flexibel nettarief toe te passen, waarmee ze
contracten kunnen sluiten die klanten belonen als zij de pieken af weten te vlakken
of lokaal de productie kunnen afzetten middels bijvoorbeeld flexibele vraag in de
regio.
3. Verduidelijk de rol van de netbeheerder in de ontwikkeling van energie-opslagsystemen.
Maak bijvoorbeeld duidelijk of ze commercieel mogen inkopen of opslagsystemen bij
een derde partij kunnen neerleggen ter verlaging van de benodigde netverzwaring.
4. Pas de nettarieven voor energieopslagsystemen zo aan dat deze niet meer gebaseerd
zijn op de hoogte van pieken in de opslag of afname. Opslagsystemen kunnen juist het
net ontlasten door opslag en afname op elkaar af te stemmen.
5. Stel energieopslagsystemen vrij van energiebelasting. Nu wordt tijdelijk opgeslagen
energie dubbel belast: bij de batterij en daarna bij de afnemende klant (zie ook hoofdstuk
6). Het afschaffen van de dubbele energiebelasting is ook afgesproken in het Klimaatakkoord.
5
4. Zorg dat de netbeheerkosten voor energiegebruikers betaalbaar blijven
Beloon efficiënt gebruik van het net
De netbeheerder is wettelijk verplicht om energieaanbieders, of deze nu grijze stroom
of groene stroom opwekken, aan te sluiten op het elektriciteitsnet. De kosten van
onderhoud en verzwaring van het elektriciteitsnet worden eenzijdig neergelegd bij
de netbeheerder. Deze transportkosten worden via de netbeheerkosten afgewenteld op
huishoudens en energiebedrijven. Hier ziet ACM op toe. De initiatiefnemer wil met
verschillende maatregelen voorkomen dat de kosten van het versterken van het stroomnet
onnodig oplopen.
Curtailment en opslag achter de meter
Een kortetermijnoplossing om de rekening voor de transportkosten beter te verdelen
is de inzet van curtailment of opslag achter de meter. Bij curtailment wordt tijdelijk
een deel van de energieproductie van wind- en zonneparken beperkt, om zo overbelasting
van het net te voorkomen. Dit kan tijdens piekmomenten betekenen dat energieopwekkingsinstallaties
slechts 70% van de productiecapaciteit mogen invoeden. Dit lijkt aanzienlijk maar
zulke pieken komen slechts enkele keren in het jaar voor, waardoor curtailment op
jaarbasis resulteert in slechts 2% tot 3% verminderde opwekking per project. Echter,
naarmate de geïnstalleerde productiecapaciteit van duurzame energie toeneemt gaat
er natuurlijk in absolute hoeveelheden steeds meer duurzame stroom verloren. In voorkomende
gevallen kan curtailment een oplossing bieden, maar de initiatiefnemer wil het liefst
van alle opgewekte schone stroom profiteren. Een betere oplossing kan zijn om slimme
meet- en regeltechnieken in te zetten, maar ook door de juiste prikkels op te nemen
in de subsidieregeling.
Prikkels in de subsidieregeling die efficiënt gebruik van het net belonen
Door het succes van de SDE+-regeling zijn in korte tijd veel duurzame-energieprojecten
gerealiseerd. In het huidig ontwerp van de SDE+-regeling wordt er gestuurd op een
lage kostprijs voor duurzame energie, wat ertoe heeft geleid dat duurzame energie
een stuk betaalbaarder is geworden de afgelopen jaren. Echter, de subsidieregeling
houdt geen rekening met bijbehorende energietransportkosten. Hierdoor is er voor duurzame-energieproducenten
geen prikkel om zich te vestigen op plaatsen waar dat gunstig zou zijn gezien de netcapaciteit.
Op deze manier is het mogelijk dat duurzame energieprojecten worden ontwikkeld die
grote verzwaringen van het net vergen, terwijl de kosten hiervoor worden afgewenteld
op de gebruikers. Op de lange termijn is het van belang dat het ontstaan van netkrapte
ná aanleg van een duurzaam energieproject zo veel mogelijk wordt voorkomen. De SDE++-regeling
dient zo ingericht te worden dat efficiënt gebruik van het net wordt beloond
Sinds 2019 dienen projectontwikkelaars in de subsidieaanvraag een verklaring van de
netbeheerder aan te leveren waarin staat beschreven of hun energieproject aangesloten
kan worden op het elektriciteitsnet.
Bovenop deze «transportindicatie» vindt de initiatiefnemer dat projectontwikkelaars
ook zelf moeten bijdragen aan het verlagen van de belasting van zijn energieproject
op het elektriciteitsnet door het gebruik van opslag- en buffertechnieken. Zo kunnen
projectontwikkelaars in de toekomst zelf piekdruktes voorkomen en toch een aansluiting
op het net verkrijgen. In de SDE++-regeling zou een deel van het subsidiebudget gereserveerd
kunnen worden voor het financieel realiseren van deze opslagtechnieken of voor het
creëren van vraag dichtbij het aanbod. Zo wordt voor projectontwikkelaars de onrendabele
top van de technieken gedekt en wordt de vraag naar opslagtechnieken vergroot. Hiermee
wordt de markt gestimuleerd om ook het aanbod aan opslagtechnieken te vergroten.
Fiscale prikkels
Daarnaast zijn er fiscale prikkels mogelijk die het aantrekkelijk maken om te investeren
in veelbelovende opslagtechnieken die het net kunnen ontlasten. In andere Europese
landen zoals Duitsland en Zweden wordt gebruik gemaakt van prijsprikkels: zo is de
aansluiting van elektriciteitsproductie duurder in gebieden waar er sprake is van
grote krapte op het net en is de aansluiting van elektriciteitsvragers goedkoper als
er veel elektriciteitsproductie in de buurt plaatsvindt. Dit is te overwegen voor
de Nederlandse situatie, omdat op deze manier elektriciteitstransport een marktconforme
prijs krijgt die efficiënt gebruik van het net bevordert.
Voor de initiatiefnemer geldt het volgende uitgangspunt: «gelijke monniken, gelijke
kappen». Dit betekent dat energieprojecten, of deze nu groene of grijze stroom aanbieden,
in dezelfde gebieden met dezelfde prijsprikkel te maken krijgt.
Betalen naar gebruik
Daarnaast wil de initiatiefnemer verschillende nettarieven gaan hanteren voor huishoudens
op basis van netbelasting, zowel bij afname als teruglevering aan het net. Huishoudens
die veel elektriciteit gebruiken hebben door de flexibele nettarieven namelijk baat
bij bijvoorbeeld het terugleveren van stroom aan het net middels bidirectioneel laden.
Ook worden zij door flexibele nettarieven geprikkeld een thuisbatterij aan te schaffen.
Echter, huishoudens die heel weinig elektriciteit gebruiken, hebben deze mogelijkheden
vaak niet. Wat de initiatiefnemer betreft gaan deze huishoudens dan minder netbeheerkosten
betalen. Bij huishoudens met een hoog elektriciteitsverbruik kunnen flexibele nettarieven
(zie hoofdstuk 3) de standaard worden. Zo blijven huishoudens geprikkeld om hun elektriciteitsvraag
slim te spreiden.
De initiatiefnemer stelt voor:
1. Onderzoek in de SDE++-regeling hoe de financiële dekking van de onrendabele top van
opslag- en buffertechnieken meegewogen kan worden in de subsidietoekenning.
2. Verken met de energiesector en de projectontwikkelaars de mogelijkheden in voorkomende
gevallen piekbelasting te voorkomen door te leveren op maximaal 70% van het geïnstalleerde
piekvermogen. Dit kan tegen een vergoeding, bijvoorbeeld in ruil voor een extra jaar
in de SDE++.
3. Onderzoek de mogelijkheden van prijszones in Nederland voor aansluiting van projecten
op het elektriciteitsnet en de bijbehorende effecten op de voortgang van de energietransitie.
4. Hanteer verschillende nettarieven voor huishoudens met een lage en een hoge netbelasting.
Laat huishoudens met een laag elektriciteitsverbruik minder netbeheerkosten betalen.
Laat voor huishoudens met een hoog elektriciteitsverbruik flexibele nettarieven gelden
(hoofdstuk 3).
5. Beloon technieken met een lage netbelasting in de SDE++. Zonnethermie is bijvoorbeeld
een techniek die geen netbelasting oplevert. Dit maatschappelijke voordeel komt nu
niet tot uiting in de rankschikking van technieken in de SDE++.
5. Er is meer ruimte op het net
Pak de kans van gelijkstroom en maak meer ruimte op het net.
Na de ontdekking van elektriciteit in de negentiende eeuw ontstond er een ware strijd
tussen uitvinders Thomas Edison en Nikolas Tesla. Tesla was een voorstander van wisselstroom
(AC) terwijl Edison veel meer voordelen zag in gelijkstroom (DC). In Amerika won Tesla
de strijd: wisselstroom was makkelijker te transporteren over lange afstanden door
de stroom met behulp van transformatoren op hoge spanning te krijgen. Gelijkstroom
heeft een inhaalslag gemaakt, maar houdt een achterstand. Tegenwoordig is het met
moderne vermogenselektronica mogelijk om ook gelijkstroom op hoogspanning te krijgen
voor transport over grotere afstanden en met grote vermogens. Zo zal een deel van
de windparken op de Noordzee worden aangesloten met gelijkspanningskabels en kan de
gelijkstroom van de windmolens -zonder omzetting naar wisselstroom- direct aan land
worden gebracht. Ons landelijk en Europees elektriciteitsnetwerk is echter gemaakt
voor wisselstroom, dus aan land dient de gelijkstroom toch als wisselstroom in het
elektriciteitsnet gevoed te worden.
Op meer plekken zien we gelijkstroom oprukken, zoals in het huishouden waar veel apparaten
intern werken op gelijkspanning. Denk aan computers, LED-lampen en de televisie. De
batterij van een elektrische auto kan ook enkel met gelijkspanning opgeladen worden.
Voor al deze toepassingen moet de wisselstroom van het stroomnet en van de lader omgezet
worden tot gelijkspanning, terwijl ook de zonnepanelen op het dak gelijkstroom leveren.
Dat lijkt omslachtig, zeker gezien transport van gelijkstroom voordelen kent. Zo heeft
het vervoeren van gelijkstroom minder dikke kabels nodig dan wisselstroom en vraagt
daarom minder van schaarse grondstoffen zoals koper. Nog een voordeel is dat gelijkstroom
de storingen in het elektriciteitsnet lokaal beter kan opvangen.
Praktijkervaring door pilots
De voordelen van gelijkstroom ten opzichte van wisselstroom zijn in de glastuinbouw
in de praktijk getoetst. Een pilot (met steun van de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland) toonde aan dat de inzet van gelijkstroom in de glastuinbouw een positieve
businesscase oplevert. Het heeft een besparing van energie en materiaal en een langere
levensduur tot gevolg. Daarbij zijn de positieve effecten nog groter in combinatie
met LED-lampen en zonnepaneleninstallaties. 6 Het is tijd om de verdere voordelen en kansen van gelijkstroom in Nederland en over
de grens te verkennen. Sommigen noemen gelijkstroom nog verre toekomstmuziek, maar
het staat vast dat de kansen en mogelijkheden het onderzoeken waard zijn.
De initiatiefnemer stelt daarom voor:
1. Onderzoek samen met wetenschapsinstellingen, energiebedrijven en netbeheerders de
kansen en mogelijkheden van gelijkstroom voor ons elektriciteitsnet.
2. Verken de mogelijkheden van een systeem van certificering en ijking van slimme gelijkstroommeters,
zoals dat nu voor slimme wisselstroommeters al voorhanden is.
3. Ondersteun (pilot)projecten met financiële ondersteuning.
6. Wees voorbereid op toekomstige ontwikkelingen in de gebouwde omgeving
Benut huizen als lokale energiecentrales
In Nederland stappen we in de komende jaren van het Gronings aardgas af. Sinds 2018
geldt er een verbod op een gasaansluiting in nieuwbouwwijken, waardoor projectontwikkelaars
op een andere duurzame wijze de nieuw te bouwen huizen moeten verwarmen. Dit kan middels
een warmtenet of groen gas, maar er zijn ook elektrische oplossingen waar regelmatig
voor gekozen wordt. Zoals een combinatie van zonnepanelen op het dak en een warmtepomp
voor de warmtevoorziening. Een elektrische oplossing leidt tot een hogere elektriciteitsvraag
dan een woning verwarmd met gas. Dit zet druk op het elektriciteitsnet in woonwijken,
die niet gebouwd zijn op deze grotere vraag naar elektriciteit. Door slimme combinaties
van technieken kan de elektriciteitsvraag- en aanbod gestuurd worden en piekdrukte
vermeden. Bijvoorbeeld door het koppelen van een thuisbatterij aan een woning met
zonnepanelen. Of een slimme laadpaal aan huis, dat tijdens piekdrukte ook stroom kan
teruggeven. Verder is zonnethermie en het opvangen van warmte uit zonlicht met zonnecollectoren,
ook goede oplossingen als bron voor lage-temperatuurwarmte en warm kraanwater. De
warmtevraag kan ook beperkt worden door slim ontwerpen rekening houdend met de zon
en door goed te isoleren. Deze technieken leveren bovendien beperkte netbelasting
op.
Maak slimme combinaties in huis
Met de toevoeging van een thuisbatterij aan een woning, kan een huishouden 60–80%
van de zelf-opgewekte energie in eigen huis gebruiken.7 Dat scheelt na de afschaffing van de salderingsregeling, per jaar bijna 500 euro
aan energiekosten. Met de huidige elektriciteitsprijzen en de huidige aanschafprijs
van thuisbatterijen is de terugverdientijd tussen de 10 en 15 jaar, bij lagere marktprijzen
voor batterijen zal de terugverdientijd snel teruglopen. In België bestaan er goede
voorbeelden van prikkels voor particuliere huishoudens: zo is er een terugleverbelasting
voor zonnepanelen en krijgen particulieren subsidie bij de aankoop van een thuisbatterij.
Een goed geïsoleerd huis met zonnepanelen op het dak, een thuisbatterij en een warmtepomp,
kunnen zo kleine energiecentrales worden met een beperkte druk op het energienet.
Hier is ook aandacht voor in het Klimaatakkoord.
Om dit werkelijkheid te laten worden moet er wel een juist financieel systeem ingericht
zijn. De dubbele energiebelasting verhindert dat nog. Achter de meter, bijvoorbeeld
in het geval van een thuisbatterij, wordt opgeslagen energie niet dubbel belast. Echter,
vóór de meter wordt energie wel dubbel belast. Als huishoudens energie willen opslaan
samen met de buurt of een VVE in een buurtbatterij, energie opslaan en die vervolgens
willen verkopen of de accu van hun elektrische auto’s willen aanwenden voor bidirectioneel
laden (hoofdstuk 7), moeten zij daar twee keer belasting over betalen: één keer voor
het opslaan en één keer voor het gebruiken. Dit moet aangepast worden zoals voorgesteld
in hoofdstuk 3.
De initiatiefnemer stelt daarom voor:
1. Onderzoek met de sector hoe duurzame warmte-oplossingen met een beperkte capaciteitsvraag
van het net in bestaande gebouwen en nieuwbouw gestimuleerd kan worden.
2. Stimuleer (fiscaal) de inzet van opslagcapaciteit in een woning, om piekbelasting
te voorkomen. Stimulering van een thuisbatterij is nodig.
3. Onderzoek de mogelijkheden van vraagsturing, zoals de mogelijkheid om warmtepompen
collectief aan te sturen om piekmomenten te voorkomen. Bijvoorbeeld middels een Smart
Demand & Response Principe.
4. Ontwikkel snel een open (Europese) standaard voor het sturen van apparaten en systemen
als zonnepanelen en laadpalen zodat deze kunnen worden ingezet voor flexibiliteit.8
7. Wees voorbereid op toekomstige ontwikkelingen in mobiliteit
De elektrische auto als rijdende batterij
De elektrische auto maakt een snelle opmars. Het beleid van de regering is erop gericht
dat in 2030 elke nieuwverkochte auto CO2-uitstootvrij is. Dit levert een belangrijke bijdrage aan minder CO2-uitstoot en minder fijnstof in de lucht. Goed voor het klimaat en voor onze gezondheid.
Om al deze elektrische auto’s van stroom te kunnen voorzien, zullen er in de komende
jaren nog honderdduizenden laadpalen geïnstalleerd moeten worden. In de Nationale
Agenda Laadinfrastructuur (NAL) rekent het kabinet voor dat er tot 2030 wel 1,7 miljoen
laadpunten gerealiseerd moeten zijn om 1,9 miljoen elektrische voertuigen van stroom
te voorzien9. Dit vraagt om een enorme investering in laadpalen maar ook in het landelijke elektriciteitsnetwerk.
Netbeheerders waarschuwen voor de grote belasting die elektrische auto’s zullen betekenen
voor het elektriciteitsnet, met name op piekmomenten in de avond.10 Hoe maken we deze energietransitie haalbaar en betaalbaar? Met slimme laadsystemen,
zo kunnen we het stroomnet juist ontlasten.
De auto als rijdende batterij
Elektrische auto’s hebben een batterij waarin de stroom wordt opgeslagen. Een elektrische
auto is daarmee simpel gezegd een rijdende batterij. «Domme laadpalen», die alleen
maar elektriciteit van het net onttrekken en in de autobatterij stoppen, maken geen
gebruik van de potentie die een batterij heeft. Een elektrische auto kan namelijk
de elektriciteit in haar batterij opslaan en die er ook weer aan onttrekken. Daarom
zijn slimme laadpalen een enorme uitkomst. Slimme laadpalen -smart charging genoemd- kunnen niet alleen elektriciteit laden in de auto, maar ook elektriciteit
onttrekken uit de batterij van de auto. Tevens kunnen ze door slim te laden op momenten
met (lokaal) hoog aanbod aan elektriciteit inspelen op pieken in de productie van
zonne- en windenergie. Wanneer de auto bij thuisaankomst niet gelijkt laadt, maar
juist elektriciteit levert aan het net en aan huishoudens kan een elektrische auto
juist bijdragen om de piekdrukte voor het elektriciteitsnet op te vangen. Bij het
inzetten van de opslagcapaciteit van autobatterijen, dient wel het effect van ontladen
en opladen op de capaciteit van de accu’s in de auto opgenomen worden in de tarieven
voor levering vanuit auto-accu’s.
Alleen nog maar slimme laadpalen
De initiatiefnemer stelt voor om smart charging en bidirectioneel laden tot standaard te verheffen voor alle nieuwe laadpalen. Slimme
laadpalen kunnen aanbodgestuurd laden, er zijn ook slimme laadpalen die bidirectioneel
kunnen laden: de elektrische auto kan stroom van het netwerk ontvangen, maar kan ook
aan het net terugleveren.
In Amsterdam is een derde van de laadpalen al «slim». Tussen 18:00 en 21:00 uur, als
mensen thuiskomen van hun werk en de elektriciteitsvraag hoog is, leveren deze laadpalen
minder stroom om het net te ontlasten. Maar door een hogere capaciteit kunnen ook
juist méér stroom leveren als er meer aanbod aan energie is, bijvoorbeeld bij zonnig
weer.
11,
12
Een elektrische auto gekoppeld aan een slimme bidirectionele laadpaal in combinatie
met een huis, kan zo functioneren als een lokale energiecentrale: elektriciteit die
rondom het huis wordt opgewekt, door bijvoorbeeld zonnepanelen, kan zo direct in de
auto geladen worden. Bovendien kunnen de slimme laadpalen met smart charging ervoor zorgen dat er geladen wordt wanneer het rustig is op het net, en juist stoppen
met laden als er een piekvraag is. Met een flexibel nettarief (punt 3) wordt dit aantrekkelijk.
Daarnaast wil de initiatiefnemer dat standaarden en protocollen voor slim en bidirectioneel
laden verplicht worden bij toekomstige publieke aanbestedingen om smart charging de stimulans te geven die nodig is.
Echter, om smart charging en bidirectioneel laden mogelijk te maken is het ook van belang dat alle elektrische
auto’s zich hiervoor lenen. Op dit moment worden (elektrische) voertuigen door de
RDW met name gekeurd op veiligheid. Daarnaast wordt er op vrijwillige basis getest
op of elektrische voertuigen ook smart charging en bidirectioneel laden ondersteunen. De initiatiefnemer wil dat elektrische voertuigen
hierop getoetst gaan worden.
De initiatiefnemer stelt daarom voor:
1. Ga een samenwerking aan met gemeenten om slimme laadpalen makkelijker aan te besteden
en daarbij zowel te kijken naar het maatschappelijk als het economisch rendement.
Het eerdere initiatief van Staatssecretaris van Veldhoven om 5 miljoen te investeren
in slimme laadpalen van 21 gemeenten kan vanwege het succes een vervolg krijgen. 13
2. Maak standaarden en protocollen voor slim en bidirectioneel laden (zoals OCPP, OCPI,
ISO15118) verplicht bij toekomstige publieke aanbestedingen.
3. Zorg dat alle elektrische voertuigen niet alleen getoetst worden op veiligheid maar
ook in hoeverre zij in het nieuwe energiesysteem passen. Hiervoor moeten elektrische
voertuigen zich lenen voor smart charging en bidirectioneel laden, waarbij de dubbele
energiebelasting is opgelost.
Sloop grijze muren
In Nederland zien steeds meer ondernemers kansen in elektrisch rijden in combinatie
met duurzame energieopwekking. Er zijn al verschillende initiatieven waarbij duurzame
energieopwekking door middel van zonnepanelen op bedrijfs- of schooldaken direct via
slimme laadpalen ingevoed wordt in batterijen van (deel)auto’s. Door deze deelauto’s
met een slimme laadpaal tijdens daluren te laden (dit zijn vaak kantooruren) is de
eigenaar van de zonnepanelen ook in de daluren gegarandeerd van afname. De investeringen
verdienen zich zo sneller terug. De initiatiefnemer wil dat de rijksoverheid deze
initiatieven omarmt en zoveel mogelijk faciliteert. Helaas lopen de initiatiefnemers
regelmatig nog tegen beperkingen in de wet- en regelgeving aan. Bijvoorbeeld bij het
succesvolle project DeelDeZon in Venlo.14 De woningcorporatie wilde met haar zonnepanelen ook aangesloten worden op de deelauto’s,
maar dit staat de Woningwet niet toe. Op verzoek van de initiatiefnemer onderzoekt
het Ministerie van BZK naar de mogelijkheden om toch ruimte te bieden aan dergelijke
projecten.
De initiatiefnemer stelt daarom voor:
1. Inventariseer samen met initiatiefnemers die duurzame energieopwekking koppelen aan
deelautoprojecten op welke manier wet- en regelgeving verbeterd kan worden.
2. Biedt experimenteerruimte in de regelgeving waar nodig. Zo kan er gekozen worden om
een derde partij te machtigen die optreedt als exploitant van de duurzame energieopwekking
op het vastgoedbezit va de woningcorporaties.
Ontlast de piekmomenten met kennis
Data zijn een bron voor kennis. Kennis van de piek- en dalmomenten is geld waard.
Wanneer het zowel voor netbeheerders als voor gebruikers inzichtelijk wordt wanneer
piek- en dalmomenten zich voordoen, kan daar slim op ingespeeld worden met een prijsprikkel.
Zo kan er voor laders een gereduceerd tarief aangeboden worden tijdens daltarieven.
Dan kunnen autobezitters zo voordelig mogelijk laden en kan het elektriciteitsnet
ontzien worden tijdens piekuren.
De initiatiefnemer stelt daarom voor:
1. Geef de ruimte aan laadpaalbeheerders om variabele laadtarieven aan te bieden waarmee
autogebruikers zoveel mogelijk worden gestimuleerd om buiten piektijden te laden.
2. Breng in beeld waar het knelt. Samen met de netbeheerders en de gemeenten wordt in
beeld gebracht in welke wijken netkrapte ontstaat door een verwachte significante
groei aan elektrische auto’s. Deze inventarisatie aan knelpunten zal leiden tot een
plan van aanpak met een bijbehorend prioriteitenlijstje van wijken waar de netkrapte
het meest nijpend is.
3. Ontwikkel en ondersteun het verbeteren van technieken die dal- en piekmomenten kunnen
voorspellen.
8. Er is voldoende technisch vakpersoneel nodig
Met vakkennis het elektriciteitsprobleem oplossen.
Er is een groot tekort aan technisch personeel, met name in de bouw en installatiebranche.
Dit tekort speelt al enkele jaren en onderzoeksbureaus rekenen voor dat dit tekort
in de komende jaren alleen maar groter zal worden. Zo concludeert het economisch bureau
van ING in 2018 dat tegen 2030 120 duizend nieuwe medewerkers nodig zijn in de gehele
technologische industrie. De 70 duizend benodigde werknemers ontstaat door pensionering,
waarbij nog eens 50 duizend werknemers nodig zijn door de groei van de sector. Waarbij
het gaat om zowel als praktisch als theoretisch opgeleide technici15. Het is van groot belang voor het slagen van de energietransitie dat de technici
van de schone toekomst goed opgeleid zijn.
Ondersteun arbeidsmigranten en zij-instromers
In 2018 is netbeheerder Alliander gestart met het opleiden van een groep statushouders
tot elektriciteitsnetmonteur. In 2019 heeft deze groep hun diploma’s ontvangen uit
handen van Minister Wouter Koolmees, voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze pilot
heeft aangetoond dat het opleiden van arbeidsmigranten op korte termijn de tekorten
aan technisch geschoold personeel deels kan opvangen.16
Middels omscholingsprogramma’s is het ook mogelijk om technisch personeel uit andere
sectoren, goed opgeleid in te zetten voor de energietransitie.
De initiatiefnemer stelt voor:
1. Onderzoek samen met de sector de mogelijkheden om statushouders, arbeidsmigranten
en zij-instromers technisch op te leiden.
2. Stimuleer de samenwerking tussen MBO-instellingen, hogescholen en universiteiten en
de netbeheerders en onderzoek of duurzaamheid een eindexamenvak kan worden.
3. Waar op korte termijn een nijpend tekort blijft, onderzoek en stimuleer robotisering,
bijvoorbeeld bij de aanleg van zonnepanelen op daken of het detecteren van storingen
in het stroomnet.
9. Voldoende netcapaciteit voor een groene industrie
Tijdig voorbereid zijn op schone Nederlandse industrieclusters.
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat er 14,3 megaton CO2-reductie plaats zal vinden in de Nederlandse industriesector. Een belangrijke afspraak
waarmee een significante bijdrage aan de klimaatdoelen wordt geleverd. Met elektrificatie
van de productieprocessen in de industrie zal een significante bijdrage geleverd worden
aan de benodigde CO2-reductie. Het is de ambitie om in de komende jaren technieken als de elektrische
boiler, inzet van groene waterstof en warmtepompen te implementeren in de industrie.
Een positief neveneffect van de elektrificatie van de industrie is dat het een energievraag
van groene stroom van bijvoorbeeld windmolens op zee kan vergroten, wat het verdienmodel
van windenergie op zee ten goede komt.
Voor een succesvolle elektrificatie van de industrie is een elektriciteitsnet met
voldoende capaciteit onontbeerlijk. De opgewekte groene stroom van windmolens op zee
moet getransporteerd kunnen worden naar bijvoorbeeld de waterstofelektrolyse.
Op 15 mei 2020 heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat haar visie op
de verduurzaming van de basisindustrie in 2050 gepresenteerd.17 Het ministerie concludeert in haar visie dat er investeringen nodig zijn in het elektriciteitsnetwerk
om het elektrificatiepotentieel van de basisindustrie optimaal te kunnen benutten.
De initiatiefnemer stelt voor:
1. Onderzoek de benodigde infrastructuurcapaciteit om voorbereid te zijn op de afspraken
uit het Klimaatakkoord voor 2030.
2. Organiseer een werkgroep met daarin vertegenwoordigers van de rijksoverheid, netbeheerders
en industriepartijen om structureel de ontwikkeling van de nodige infrastructuur te
monitoren.
10. Stand van Zaken en Wettelijk kader
Het probleem van krapte op het elektriciteitsnet staat hoog op de politieke agenda.
Zo is er al een aantal zaken in gang gezet die bijdragen aan het vlottrekken van de
capaciteit van het Nederlandse elektriciteitsnet.
In juni 2019 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat een brief naar de
Tweede Kamer gestuurd met daarin tien maatregelen om het netcapaciteitsprobleem op
te lossen.18 Zoals het voornemen tot een AMvB n-1, het inzetten van congestiemanagement door netbeheerders
en de aanpassing van de SDE+.
Op verzoek van de initiatiefnemer heeft een Ronde Tafelgesprek plaatsgevonden op 28 november
2019. Tijdens dit gesprek hebben wetenschappers, netbeheerders en energiebedrijven
hun visie op het aanpakken van het netcapaciteitsprobleem gedeeld met Tweede Kamerleden.
De ingezonden position papers voor dit rondetafelgesprek zijn van bijzondere waarde
geweest voor de totstandkoming van deze initiatiefnota.
Aanpassing van de huidige wet- en regelgeving is noodzakelijk. De huidige wet- en
regelgeving is op dit moment verouderd en geeft onvoldoende ruimte aan netbeheerders
en energiebedrijven om te investeren. Zo geeft de huidige wet- en regelgeving te weinig
ruimte om te investeren in gebieden waar de vraag naar elektriciteit laag is. Om de
voorstellen te kunnen realiseren, zal wet- en regelgeving aangepast moeten worden.
In dit verband kan onder meer gedacht worden aan de Elektriciteitswet 1998, waarin
regels met betrekking tot productie, het transport en de levering van elektriciteit
zijn gesteld, de Crisis- en herstelwet en de Woningwet.
11. Financiële consequenties
Gemeenten, provincies en het Rijk zijn gestart met het denken over een toekomstbestendig
elektriciteitsnet. Overheden, energiebedrijven en netbeheerders zien de problemen
van krapte op het net steeds groter worden, er moet een oplossing gevonden worden.
Dat moeten we samen doen. Voor een deel betekent dit dat bestaande financiële middelen
van de netbeheerders beter moeten worden benut. Dit kan met behulp van een integraal
beeld van de energietransitie, met de regionale energiestrategieën als fundament.
In de regionale energiestrategieën (RES’en), die gereed moeten zijn voor 2021, geven
overheden samen met maatschappelijke organisaties vorm aan de uitvoering van het Klimaatakkoord
in regionaal verband. In deze strategieën zullen keuzes gemaakt worden die ook invloed
zullen hebben op de lokale en landelijke netcapaciteit. Deze keuzes bepalen waar de
netbeheerders de komende jaren in zullen investeren. De keuzes betreffen de volgende
drie thema’s:
○ de opwekking van duurzame elektriciteit
○ de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en
○ de daarvoor benodigde opslag en energie infrastructuur.
Effecten op belastingen
In deze initiatiefnota doen we een aantal voorstellen tot verschuivingen in belastingen
en nettarieven. Door middel van flexibelere nettarieven wordt een eerlijkere prijs
op elektriciteitstransport gezet en wordt tegelijkertijd innovatieve oplossingen op
het gebied van bufferen en opslag financieel aantrekkelijker. Voor een versnelde ontwikkeling
van opslagsystemen is het belangrijk dat de afspraak uit het Klimaatakkoord om de
dubbele energiebelasting af te schaffen zo snel mogelijk uit te voeren.
Investeren in elektriciteitsinfrastructuur, juist nu
Slimmer omgaan met ons elektriciteitsnet door middel van slimme systemen en opslagtechnieken
zal een belangrijke stap zijn richting het oplossen van de problematiek op het elektriciteitsnet.
Tegelijkertijd blijft verzwaring van ons elektriciteitsnet nodig, om de verwachte
decentrale groei aan vraag en aanbod van energie aan te kunnen.
Mede dankzij D66 zijn er budgetten vrijgemaakt om Nederland klaar te maken voor de
energietransitie. Het is nu belangrijk dat er ook financiële middelen beschikbaar
zijn om te investeren in onze elektriciteitsnet. We hebben nu de unieke kans om geld
te lenen tegen een zeer lage rente. Een investering in onze energie-infrastructuur
draagt bij aan het groene herstel en tegelijkertijd werken we aan het fundament voor
het schone energiesysteem wordt gebouwd.
12. Beslispunten
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen om de Minister van Economische Zaken en Klimaat
te verzoeken de volgende acties te ondernemen:
1. Stel een onafhankelijke Rijksarchitect aan die een ontwerp van een toekomstig, duurzaam
en betrouwbaar energiesysteem op nationaal niveau schetst waarin vraag en aanbod van
energie goed op elkaar aansluiten. De Rijksarchitect geeft zo een integraal overzicht
van de benodigde investeringen in de energie-infrastructuur.
2. Laat de Rijksarchitect elke twee jaar een verslag publiceren met daarin het volgende
opgenomen:
a. Geïdentificeerde (nieuwe) knelpunten
b. Wijzigingsvoorstellen op basis van (technologische) ontwikkelingen
c. Voortgang van de afspraken uit de Regionale Energie Strategieën
d. Samenhang met politiek-bestuurlijke besluitvorming
3. Geef de netbeheerders meer (wettelijke) ruimte om tijdig te investeren in de infrastructuur,
op basis van de schetsen van de Rijksarchitect. Dit zorgt er in ieder geval voor dat
vergunningstrajecten op tijd in gang worden gezet, tevens kan het betekenen dat een
investeringsbesluit wordt genomen in een gebied waar nog geen vergunning is verstrekt
voor een projectontwikkelaar.
4. Versnel de planologische procedures voor netbeheerders om te verzwaren, waarbij er
vanzelfsprekend wel voldoende aandacht blijft voor planologische inpassing en inspraak
van de omwonenden.
5. Onderzoek de mogelijkheid om netbeheerders te kunnen dwingen tot een marktconsultatie
bij congestie (krapte op het elektriciteitsnet) om zo een beter beeld te krijgen van welke innovatieve technologieën toegepast kunnen worden»
6. Verken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten hoe het mogelijk is om oost-westplaatsing
van zonnepanelen op land en dak te bevorderen om piekbelasting van het net te voorkomen.
7. Geef netbeheerders de mogelijkheid een flexibel nettarief toe te passen, waarmee ze
contracten kunnen sluiten die klanten belonen als zij de pieken af weten te vlakken
of lokaal de productie kunnen afzetten middels bijvoorbeeld flexibele vraag in de
regio.
8. Verduidelijk de rol van de netbeheerder in de ontwikkeling van energie-opslagsystemen.
Maak bijvoorbeeld duidelijk of ze commercieel mogen inkopen of opslagsystemen bij
een derde partij kunnen neerleggen ter verlaging van de benodigde netverzwaring.
9. Pas de nettarieven voor energieopslagsystemen zo aan dat deze niet meer gebaseerd
zijn op de hoogte van pieken in de opslag of afname. Opslagsystemen kunnen juist het
net ontlasten door opslag en afname op elkaar af te stemmen.
10. Stel energieopslagsystemen vrij van energiebelasting. Nu wordt tijdelijk opgeslagen
energie dubbel belast: bij de batterij en daarna bij de afnemende klant (zie ook hoofdstuk
6). Het afschaffen van de dubbele energiebelasting is ook afgesproken in het Klimaatakkoord.
11. Onderzoek in de SDE++-regeling hoe de financiële dekking van de onrendabele top van
opslag- en buffertechnieken meegewogen kan worden in de subsidietoekenning.
12. Verken met de energiesector en de projectontwikkelaars de mogelijkheden in voorkomende
gevallen piekbelasting te voorkomen door te leveren op maximaal 70% van het geïnstalleerde
piekvermogen. Dit kan tegen een vergoeding, bijvoorbeeld in ruil voor een extra jaar
in de SDE++.
13. Onderzoek de mogelijkheden van prijszones in Nederland voor aansluiting van projecten
op het elektriciteitsnet en de bijbehorende effecten op de voortgang van de energietransitie.
14. Hanteer verschillende nettarieven voor huishoudens met een lage en een hoge netbelasting.
Laat huishoudens met een laag elektriciteitsverbruik minder netbeheerkosten betalen.
Laat voor huishoudens met een hoog elektriciteitsverbruik flexibele nettarieven gelden
(hoofdstuk 3).
15. Beloon technieken met een lage netbelasting in de SDE++. Zonnethermie is bijvoorbeeld
een techniek die geen netbelasting oplevert. Dit maatschappelijke voordeel komt nu
niet tot uiting in de rankschikking van technieken in de SDE++.
16. Onderzoek samen met wetenschapsinstellingen, energiebedrijven en netbeheerders de
kansen en mogelijkheden van gelijkstroom voor ons elektriciteitsnet.
17. Verken de mogelijkheden van een systeem van certificering en ijking van slimme gelijkstroommeters,
zoals dat nu voor slimme wisselstroommeters al voorhanden is.
18. Ondersteun (pilot)projecten op het gebied van gelijkstroom met financiële ondersteuning.
19. Onderzoek met de sector hoe duurzame warmte-oplossingen met een beperkte capaciteitsvraag
van het net in bestaande gebouwen en nieuwbouw gestimuleerd kan worden.
20. Stimuleer (fiscaal) de inzet van opslagcapaciteit in een woning, om piekbelasting
te voorkomen. Stimulering van een thuisbatterij is nodig.
21. Onderzoek de mogelijkheden van vraagsturing, zoals de mogelijkheid om warmtepompen
collectief aan te sturen om piekmomenten te voorkomen. Bijvoorbeeld middels een Smart
Demand & Response Principe.
22. Ontwikkel snel een open (Europese) standaard voor het sturen van apparaten en systemen
als zonnepanelen en laadpalen zodat deze kunnen worden ingezet voor flexibiliteit.
23. Ga een samenwerking aan met gemeenten om slimme laadpalen makkelijker aan te besteden
en daarbij zowel te kijken naar het maatschappelijk als het economisch rendement.
Het eerdere initiatief van Staatssecretaris Van Veldhoven om 5 miljoen te investeren
in slimme laadpalen van 21 gemeenten kan vanwege het succes een vervolg krijgen.
24. Maak standaarden en protocollen voor slim en bidirectioneel laden (zoals OCPP, OCPI,
ISO15118) verplicht bij toekomstige publieke aanbestedingen.
25. Zorg dat alle elektrische voertuigen niet alleen getoetst worden op veiligheid maar
ook in hoeverre zij in het nieuwe energiesysteem passen. Hiervoor moeten elektrische
voertuigen zich lenen voor smart charging en bidirectioneel laden, waarbij de dubbele
energiebelasting is opgelost.
26. Inventariseer samen met initiatiefnemers die duurzame energieopwekking koppelen aan
deelautoprojecten op welke manier wet- en regelgeving verbeterd kan worden.
27. Bied experimenteerruimte in de regelgeving waar nodig. Zo kan er gekozen worden om
een derde partij te machtigen die optreedt als exploitant van de duurzame energieopwekking
op het vastgoedbezit va de woningcorporaties.
28. Geef de ruimte aan laadpaalbeheerders om variabele laadtarieven aan te bieden waarmee
autogebruikers zoveel mogelijk worden gestimuleerd om buiten piektijden te laden.
29. Breng in beeld waar het knelt. Samen met de netbeheerders en de gemeenten wordt in
beeld gebracht in welke wijken netkrapte ontstaat door een verwachte significante
groei aan elektrische auto’s. Deze inventarisatie aan knelpunten zal leiden tot een
plan van aanpak met een bijbehorend prioriteitenlijstje van wijken waar de netkrapte
het meest nijpend is.
30. Ontwikkel en ondersteun het verbeteren van technieken die dal- en piekmomenten kunnen
voorspellen.
31. Onderzoek samen met de sector de mogelijkheden om statushouders, arbeidsmigranten
en zij-instromers technisch op te leiden.
32. Stimuleer de samenwerking tussen MBO-instellingen, hogescholen en universiteiten en
de netbeheerders en onderzoek of duurzaamheid een eindexamenvak kan worden.
33. Waar op korte termijn een nijpend tekort blijft, onderzoek en stimuleer robotisering,
bijvoorbeeld bij de aanleg van zonnepanelen op daken of het detecteren van storingen
in het stroomnet.
34. Onderzoek de benodigde infrastructuurcapaciteit om voorbereid te zijn op de afspraken
uit het Klimaatakkoord voor 2030.
35. Organiseer een werkgroep met daarin vertegenwoordigers van de rijksoverheid, netbeheerders
en industriepartijen om structureel de ontwikkeling van de nodige infrastructuur te
monitoren.
Sienot
Indieners
-
Indiener
M.F. Sienot, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.