Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
35 562 Wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het creëren van grondslagen voor het verwerken van gepseudonimiseerde persoonsgegevens ten behoeve van registraties ter bevordering van de kwaliteit en veiligheid van de gezondheidszorg en wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met het toevoegen van de bevoegdheid voor het CIZ om geaggregeerde informatie te genereren en verstrekken aan de Minister van VWS ten behoeve van het doen van ramingen
Nr. 4
ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 17 juni 2020, no. 2020001208,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 22 juli 2020, no. W13.20.0188/III, bied ik U hierbij aan.
Bij Kabinetsmissive van 17 juni 2020, no. 2020001208, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister voor Medische Zorg, bij de Afdeling advisering van de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet
kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het creëren van grondslagen
voor het verwerken van gepseudonimiseerde persoonsgegevens ten behoeve van registraties
ter bevordering van de kwaliteit en veiligheid van de gezondheidszorg en wijziging
van de Wet langdurige zorg in verband met het toevoegen van de bevoegdheid voor het
CIZ om geaggregeerde informatie te genereren en verstrekken aan de Minister van VWS
ten behoeve van het doen van ramingen, met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel regelt een wettelijke grondslag voor de verwerking van (gepseudonimiseerde)
persoonsgegevens ten behoeve van kwaliteitsregisters van verslavingszorg en traumazorg.
Daarnaast regelt het wetsvoorstel een grondslag voor de verwerking van (bijzondere)
persoonsgegevens door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over het opnemen van
een definitie van verslavingszorg in de wet en de uitoefening van de rechten van betrokkenen.
In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.
1. Opnemen wettelijke definitie van verslavingszorg
Het wetsvoorstel regelt onder meer dat een zorgaanbieder die verslavingszorg verleent
(bijzondere) persoonsgegevens verstrekt aan Onze Minister ten behoeve van statistische
doeleinden, beleidsvorming, kwaliteitsbewaking en kwaliteitsbevordering van de verslavingszorg.2 Uit de toelichting blijkt dat het hierbij specifiek gaat om de (gepseudonimiseerde)
gegevensverwerking ten behoeve van het Landelijk Alcohol- en drugsinformatiesysteem
(LADIS). Dit register bestaat al geruime tijd. De gegevens uit LADIS worden onder
meer gebruikt om te kunnen voldoen aan de Europeesrechtelijke verplichting om inzicht
te geven in de vraag naar verslavingszorg in Nederland.3 Daarnaast worden de gegevens gebruikt voor de Nationale drug monitor, kerncijfers
verslavingszorg en de landelijke monitor gezondheidszorg.4
De Afdeling merkt op dat deze rapportages gegevens bevatten over uiteenlopende vormen
van verslavingszorg. Zonder nadere toelichting is daarom niet duidelijk wat onder
verslavingszorg moet worden verstaan. Als gevolg daarvan is ook niet zonder meer duidelijk
op welke zorgaanbieders de voorgestelde verplichting rust om gegevens te verstrekken.
Gelet daarop adviseert de Afdeling de reikwijdte van de wettelijke verplichting te
verduidelijken en in het wetsvoorstel een definitie van verslavingszorg op te nemen.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling heeft de regering een definitie van
verslavingszorg opgenomen. Daarbij wordt opgemerkt dat deze opsomming niet limitatief
is, aangezien verslavingszorg vele verschijningsvormen kent en er door de tijd kunnen
nieuwe verslavingen ontstaan. Om die reden is een definitie opgenomen die enerzijds
helderheid verschaft ten behoeve van de reikwijdte van dit onderdeel van de wet en
anderzijds enige flexibiliteit verleent in het licht van toekomstige ontwikkelingen.
De (artikelsgewijze)toelichting is eveneens aangepast.
2. Rechten van betrokkenen bij gepseudonimiseerde gegevensverwerking
Voorgesteld wordt dat zorgaanbieders van verslavingszorg en traumazorg aan respectievelijk
de Minister en de traumacentra (bijzondere) persoonsgegevens verstrekken ten behoeve
van de kwaliteitsregisters LADIS en de Landelijke Traumaregistratie (LTR).5 De Minister en traumacentra verwerken deze gegevens vervolgens ten behoeve van deze
registers voor zover deze gegevens zijn gepseudonimiseerd.6
Voor verwerking van persoonsgegevens geldt dat een ieder in beginsel moet kunnen nagaan
of, en zo ja, welke gegevens worden verwerkt. Ter invulling van dit beginsel zijn
in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) een aantal rechten toegekend
aan betrokkene.7 Ten aanzien van de rechten van betrokkenen wordt in de toelichting enerzijds opgemerkt
dat deze bij algemene maatregel van bestuur nader zullen worden uitgewerkt.8 Elders in de toelichting wordt echter opgemerkt dat de rechten van betrokkenen niet
bij Nederlands recht worden beperkt en dat de bepalingen in de AVG die zien op de
rechten van betrokkenen niet van toepassing zijn.9
De Afdeling merkt op dat de toelichting aldus tegenstrijdig is over de (nadere) regulering
van de rechten van betrokkenen. Daarbij wordt onvoldoende onderscheid gemaakt tussen
de verschillende verwerkingen die plaatsvinden door respectievelijk zorgaanbieders,
de Minister en traumacentra. Weliswaar geldt voor de verwerking door de Minister en
de traumacentra dat sprake is van gepseudonimiseerde gegevens. Dit geldt blijkens
het voorstel echter niet voor de gegevensverstrekking door de zorgaanbieders van verslavingszorg
en acute zorg aan respectievelijk de Minister en traumacentra. De Afdeling adviseert
in de toelichting in te gaan op de wijze waarop de rechten van betrokkenen in die
gevallen zullen worden gewaarborgd en zo nodig het voorstel aan te passen.
Volgens de toelichting zijn de bepalingen van de AVG ten aanzien van de rechten van
betrokkenen niet van toepassing. Ter motivering van die stelling wordt aangevoerd
dat het een verwerking betreft waarvoor de betrokkene niet wordt geïdentificeerd en
ook niet hoeft te worden geïdentificeerd. De verwerkingsverantwoordelijke kan vanwege
de dubbele pseudonimisering de betrokkene niet identificeren, omdat hij de gebruikte
unieke pseudoniemen niet kan herleiden tot de betrokkenen, aldus de toelichting.10 Aldus is sprake van de uitzonderingssituatie waarin de bepalingen in de AVG, die
zien op de rechten van betrokkenen, niet van toepassing zijn.11
De Afdeling wijst erop dat deze motivering vragen oproept. De AVG regelt immers eveneens
waarborgen en afwijkingen voor de verwerking van (gepseudonimiseerde) gegevens met
het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek
of voor statische doeleinden. Deze verwerkingen zijn onderworpen aan passende waarborgen
voor de rechten en vrijheden van betrokkene. Bij Unierecht of nationaal recht kan
in dat geval worden afgeweken van een aantal (specifieke) bepalingen met betrekking
tot de rechten van betrokkenen.12 Inperking van deze rechten kan echter pas aan de orde zijn voor zover die rechten
het verwezenlijken van de specifieke doeleinden onmogelijk dreigen te maken of ernstig
dreigen te belemmeren en dergelijke afwijkingen noodzakelijk zijn om die doeleinden
te bereiken.13
De Afdeling adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan.
Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling is paragraaf 5.1.1 van de memorie
van toelichting aangepast zodat de onbedoelde inconsistentie is verholpen.
Voorts geeft de opmerking van de Afdeling over de toepasselijkheid van de rechten
van betrokkenen in het geval van gepseudonimiseerde persoonsgegevens (die door desbetreffende
kwaliteitsregistraties ook niet zonder meer te ontsleutelen zijn) de regering aanleiding
om een en ander nader toe te lichten in het nader rapport en in de toelichting bij
het wetsvoorstel. De Afdeling maakt een vergelijking met de verwerking als bedoeld
in artikel 89 van de AVG, te weten de verwerking van (gepseudonimiseerde) gegevens
met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch
onderzoek of voor statische doeleinden. Alhoewel kwaliteitsregistraties ook statistische
doeleinden (kunnen) dienen is dit niet de enige dan wel primaire taak van kwaliteitsregistraties.
Deze beogen de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren. Om die reden is een
beroep op artikel 89 van de AVG niet haalbaar. Aangezien de persoonsgegevens (dubbel)
gepseudonimiseerd worden verstrekt aan de beide kwaliteitsregistraties en zij niet
beschikken over de sleutel van de pseudonimisering, zijn zij niet in staat om de gegevens
te herleiden tot een persoon. Bovendien bestaat er voor deze registraties geen noodzaak
om deze gegevens tot een persoon te kunnen herleiden. Dit heeft als gevolg dat kwaliteitsregistraties
geen uitvoering kúnnen geven aan de in de AVG gestelde rechten van betrokkenen, tenzij
deze gegevens worden ontsleuteld zodat de kwaliteitsregistraties vervolgens in staat
worden gesteld de rechten van een betrokkenen te effectueren. Echter, dit betekent
dat de waarborg die pseudonimisering met zich meebrengt wordt teniet gedaan en leidt
bovendien tot een aanvullende (grote) verwerking van persoonsgegevens. Om die reden
is een beroep op artikel 11 van de AVG gerechtvaardigd. Daarbij wordt ten overvloede
nog opgemerkt dat betrokkenen wel door de zorgaanbieders worden geïnformeerd dat hun
gegevens aan derden (op grond van een wettelijke verplichting) kunnen worden verstrekt
en worden zij gewezen op hun rechten.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het
voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.
De waarnemend vicepresident van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.