Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de monitor Polisaanbod 2020 (Kamerstuk 29689-1069) en het Risicovereveningsmodel 2021 (Kamerstuk 29689-1067)
2020D30932 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische
Zorg over de monitor Polisaanbod 2020 (Kamerstuk 29 689, nr. 1069) en het Risicovereveningsmodel 2021 (Kamerstuk 29 689, nr. 1067).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
12
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Monitor Polisaanbod 2020 (Kamerstuk
29 689, nr. 1069) en het Risicovereveningsmodel 2021 (Kamerstuk 29 689, nr. 1067). Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
Monitor Polisaanbod 2020
De leden van de VVD-fractie lezen in brief van de Minister over de Monitor Polisaanbod
dat de legitimiteit van de korting op de zorgpremie nog steeds ter discussie staat,
omdat de collectiviteitskorting niet zou worden terugverdiend via besparingen op Zorgverzekeringswet
(Zvw)-kosten. Kan de Minister aangeven hoe zij «terugverdienen» in deze zin definieert?
Afspraken binnen collectiviteiten kunnen «breder» worden terugverdiend dan alleen
binnen de Zvw. Wordt daarmee rekening gehouden in de definitie «terugverdienen»? Kan
de Minister tevens toelichten of, en zo ja hoe, de maatschappelijke baten bij individueel
verzekerden worden bekeken? Nu er marginale bewijsvoering is voor het terugverdienen
van de collectiviteitskorting, vragen genoemde leden hoe de Minister tegen het gegeven
aankijkt dat veel individueel verzekerden onder andere premie betalen om de korting
voor collectief verzekerden te dragen.
In de paragraaf «Verschilanalyse modelovereenkomsten» lezen genoemde leden dat voor
deze analyse de modelovereenkomsten zijn geclusterd op overeenkomende kenmerken. De
clusters zijn gebaseerd op kenmerken op basis waarvan de consument daadwerkelijk kan
kiezen. De modelovereenkomsten zijn door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) getypeerd
aan de hand van 27 kenmerken. Deze kenmerken hebben voor het grootste deel betrekking
op service-elementen en slechts voor een klein deel betrekking op de vergoeding of
de korting. Kan de Minister inzichtelijk maken welk percentage verzekerden een keuze
maakt op basis van vergoeding of korting?
Deze leden lezen voorts dat de mogelijkheid tot collectiviteitsdeelname het vergelijken,
en daarmee het maken van de juiste keuze, lastig maakt. Er ontbreekt namelijk een
duidelijk overzicht van alle specifieke collectiviteiten die op een individu van toepassing
kunnen zijn. Is er een noodzaak om een dergelijk overzicht te creëren? Moeten aanbieders
van een collectiviteit niet veel beter op individueel niveau inzichtelijk maken wat
de keerzijde is van deelnemen aan collectiviteit?
In 2020 zijn minder Nederlanders collectief verzekerd dan in 2016. Het totaal aantal
verzekerden dat collectief verzekerd is, is afgenomen van 67% naar 63%. Het aantal
collectiviteiten is afgenomen met 17.153 (-27%) sinds 2016. Kan de Minister aangeven
of deze cijfers een correlatie veronderstellen? Kan de Minister tevens aangeven hoe
hoog het percentage is van verzekerden die in deze jaren overgestapt is van een collectiviteit
naar een individuele verzekering? Kan de Minister aangeven wat het percentage verzekerden
in deze jaren is geweest dat een overstap tussen collectiviteiten heeft gemaakt?
Het rapport stelt dat bij meer dan de helft van de collectiviteiten afspraken zijn
gemaakt met een mogelijk of theoretisch effect op de Zvw-kosten. Deze afspraken zijn
niet voldoende uitgewerkt om vast te stellen dat er toegevoegde waarde voor de collectiviteiten
is, maar met een doorontwikkeling is een deel van deze afspraken wellicht ook aannemelijk
te maken. Kan de Minister aangeven of de intentie bestaat om deze doorontwikkeling
te realiseren? Kan de zij tevens aangeven hoe in dit licht de inhoud van de in maart
2020 gepresenteerde brochure van CZ wordt beoordeeld, die de waarde van collectiviteiten
berekend hebben volgens de Social Return on Investment (SROI)-methode?
De leden van de VVD-fractie lezen uit het onderzoek van Equalis dat afspraken over
kostenbesparing in de Zvw voor achttien procent van de collectiviteiten van grote
zorgverzekeraars aannemelijk gemaakt zijn. Het effect van de afspraken is door geen
van de zorgverzekeraars aangetoond. Voor de aannemelijk gemaakte afspraken zijn geen
of niet voldoende specifieke berekeningen van de (beoogde) kostenbesparingen aangeleverd.
Met een aannemelijke kostenbesparing zonder berekening voor slechts achttien procent
van de collectiviteiten van grote zorgverzekeraars is er een grote groep waar mogelijk
kruissubsidie plaatsvindt. Om kruissubsidiëring te beperken is de maximale collectiviteitskorting
per 1 januari 2020 verlaagd van tien naar vijf procent. Daarmee kregen verzekeraars
een laatste kans om echt werk te maken van (zorg)inhoudelijke afspraken die de korting
legitimeren. Is de Minister van mening dat verzekeraars zich nog beter in moeten zetten
om kruissubsidiering te voorkomen? Zo ja, hoe gaat de Minister dit bewerkstelligen?
Zo nee, waarom niet?
Genoemde leden lezen uit het rapport van Equalis dat het binnen verzekerdenconcerns
voor kan komen dat er sprake is van meerdere nagenoeg gelijke modelovereenkomsten
waarbij de premies in sommige gevallen flink verschillen. Zij zijn van mening dat
het keuzeproces voor verzekerden zo gemakkelijk mogelijk moet zijn, wat inhoudt dat
het aanbod divers en transparant moet zijn. Hierbij hoort niet het bestaan van nagenoeg
gelijke modelovereenkomsten met verschillende premies. In hoeverre is de Minister
dit met de deze leden eens? In hoeverre lopen er acties om voor het komende overstapseizoen
het aanbod zo divers mogelijk te maken?
In de beoordeling uit het rapport staat gesteld dat de baten in de aanpalende domeinen
niet zijn aangetoond. Equalis heeft zorgverzekeraars gevraagd of zij de effecten van
de afspraken konden aantonen op basis van evaluaties uit eerder jaren. Hiervoor is
voor geen enkele collectiviteit informatie aangeleverd. Kan de Minister aangeven wat
de reden is geweest dat er voor geen enkele collectiviteit informatie aangeleverd
is?
Risicovereveningsmodel 2021
In de resultaten betreffende het onderzoek naar de risicoverevening lezen genoemde
leden dat de COVID-19-crisis ervoor zorgt dat het model 2021 risico’s met zich meebrengt.
De Minister is met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en het Zorginstituut Nederland
in gesprek om deze onzekerheden in kaart te brengen en te bezien hoe hier het beste
mee om kan worden gegaan. Wanneer kunnen de resultaten van dit onderzoek verwacht
worden? Worden deze resultaten ook openbaar gemaakt aan de Kamer? Hoe wordt de komende
periode/jaren bezien of de effecten van de COVID-19-crisis een blijvend, dan wel veranderend
effect hebben op de risicoverevening?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Monitor Polisaanbod 2020
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister stelt dat het rapport laat zien
dat er nog steeds concerns zijn die nagenoeg gelijke modeleenkomsten aanbieden, waarbij
de premie in sommige gevallen sterk verschilt. Deze premieverschillen kunnen verklaard
worden door verschillen in service en distributiekanaal. Maar de vraag die hier voor
genoemde leden uit voortkomt is of het verschil in service en het gekozen distributiekanaal
een dusdanig premieverschil rechtvaardigt. Is dit voor een gemiddelde verzekerde duidelijk,
dan wel duidelijk te vinden? Hoe groot is het financiële verschil tussen digitale
polissen en papieren polissen?
De Patiëntenfederatie Nederland stelt terecht dat mensen die chronische zorg moeten
gebruiken, minder vaak overstappen. Onder een deel van hen leeft angst om niet geaccepteerd
te worden. Genoemde leden realiseren zich dat dit niet geldt voor de basisverzekering,
maar mensen met een chronische ziekte hebben vaak de aanvullende verzekering nodig.
Wat kan de Minister in het huidige stelsel doen om tot een overzichtelijk polisaanbod
te komen?
De leden van de CDA-fractie vragen of in het uitgebreide onderzoek naar relevante
feiten met betrekking tot de gemeentepolis, zoals de ontwikkeling van premies en dekkingen,
de Minister kan zorgen dat daarnaast ook geïnventariseerd wordt welke voorwaarden
er gelden voor deelname aan gemeentepolissen. Kan de Minister ook ingaan op de schuldenlast
bij gemeentepolissen? Waar ligt de schuldenlast: bij de gemeente of bij de zorgverzekeraar?
In het algemeen overleg Pakketbeheer d.d. 17 juni 2020, is aan het lid Van den Berg
(CDA) de toezegging gedaan dat de Kamer voor het zomerreces de monitor zorgverzekering
zou ontvangen. In de brief zou worden ingegaan op de vraag of zorgverzekeraars moeten
aangeven welke polissen nagenoeg gelijk zijn volgens de definitie van de NZa en Autoriteit
Consument en Markt (ACM). Volgens de leden van de CDA-fractie wordt hierop niet teruggekomen
in de brief. Equalis heeft ten eerste een eigen clusterindeling gemaakt en kijkt bovendien
slechts naar drie variabelen: selectieve inkoop, percentage vergoeding 75%, natura/restitutie/combinatie
polis. Deze clusterindeling is wezenlijk anders dan die van NZa/ACM, want hij bevat
minder variabelen. Is de Minister bereid om de definitie c.q. formule van NZa/ACM
te publiceren? Genoemde leden doen de Minister nogmaals dit verzoek.
Risicovereveningsmodel 2021
De leden van de CDA-fractie maken graag van de mogelijkheid gebruik om een aantal
verduidelijkende en/of verdiepende vragen te stellen over het risicovereveningsmodel
2021. Deze leden kunnen zich voorstellen dat het vaststellen van de risicoverevening
2021 in relatie tot de COVID-uitbraak ingewikkelde materie is. Kan de Minister duidelijk
uiteen zetten waar het probleem precies zich bevindt?
Kan de Minister ook reageren op de volgende stelling: «de risicoverevening is de hoeksteen
van de zorgverzekeringswet, het is meer dan de helft van de inkomsten van zorgverzekeraars».
Er is sprake van een onderhoudsfase, maar gaat dat niet teveel van het uitgangspunt
uit dat het systeem bijna klaar is?
Daarbij leggen de coronamaatregelen een probleem bloot. Zorgverzekeraars hebben met
zorgaanbieders afgesproken een continuïteitsbijdrage voor onder meer de ziekenhuizen
te hebben.
Maar klopt de informatie van genoemde leden dat sommige (buitenlandse) zorgverzekeraars
geen bijdrage leveren? Waarom is dit? Wat betekent dit voor het risicovereveningssysteem,
met name omdat via dit systeem een gelijk speelveld wordt gecreëerd?
In de motie Van den Berg en Ellemeet wordt gevraagd om onderzoek te doen naar grensoverschrijdende
transacties en verbindingen van zorgverzekeraars1. Wanneer komt dit onderzoek naar de Kamer? Het is een risico dat door het inadequaat
functioneren van het stelsel winsten naar het buitenland kunnen gaan. Dat vinden de
leden van de CDA-fractie niet de bedoeling.
Een algemene vraag die zij willen stellen is de vraag of de aanpassingen die het model
voor 2021 doorvoert (ex-ante), niet «haaks» kunnen staan op een eventuele ex-post
verevening in verband met de COVID-uitbraak. De Minister stelt in deze brief immers
dat de wijzigingsvoorstellen los staan van de impact van COVID-19 op de risicoverevening.
Waar baseert de Minister dit op?
Aangezien veel van de reguliere zorg is uitgesteld, vragen deze leden zich of de Minister
kan inschatten of vormen van ex-post maatregelen COVID ook nog in 2022 noodzakelijk
zijn.
De Minister stelt verder in de brief dat om de toegang en beschikbaarheid voor hoog-complexe
ggz te verbeteren, met partijen is overeengekomen om per 2021 de ex-post compensatie
voor zorgverzekeraars naar 90% te brengen. Hoe hoog is het percentage in 2020? Waarom
is het percentage niet eerder naar 90% gebracht?
De Minister stelt in de brief het vermoeden dat bepaalde groepen verzekerden structureel
onder- of overgecompenseerd worden. Dit probleem speelt al enkele jaren. Waarom blijft
de Minister toch spreken over «een vermoeden»? Het probleem dat gezonde verzekerden
meer opleveren in het vereveningsysteem dan chronisch zieken, is wat deze leden betreft
een langdurig en hardnekkig probleem en loopt al sinds de zorgoverheveling van bijvoorbeeld
de wijkverpleging. Hier zijn door de leden van de CDA-fractie al meerdere moties over
ingediend om dit probleem boven tafel te krijgen.
Zij ontvangen graag een voorstel van de Minister over wat er nodig is om chronisch
zieken beter in het vereveningssysteem op te nemen (minder ondercompensatie)? Eerder
onderzoek toonde immers aan dat er sprake is van indirecte risicoselectie. Het wordt
toch steeds aantrekkelijker/noodzakelijker voor zorgverzekeraars om indirecte risicoselectie
toe te passen? Is er een nader/beter onderscheid te maken in de groep gezonde verzekerden?
Wanneer verwacht de Minister het onderzoek naar de over- en ondercompensatie van bepaalde
groepen te delen met de Kamer, inclusief aanbevelingen en vervolgstappen door het
kabinet? Bij voorkeur zien genoemde leden deze informatie voor Prinsjesdag aan de
Kamer toekomen.
Er starten in 2020 meerdere vervolgonderzoeken. Kunnen deze gespecificeerd worden
of bedoelt de Minister de jaarlijkse onderzoeken op de derde pagina van de bijlage?
Zo niet, wat zijn dan de onderzoeken? Wanneer worden deze beschikbaar en wanneer verwacht
de Minister hier een oordeel over te kunnen geven en de Kamer te kunnen aangeven wat
de consequenties zijn voor het risicovereveningsysteem?
Uit de bijlage blijkt dat een onderzoek naar groot onderhoud fysiotherapiediagnosegroepen
is uitgesteld omdat ander onderzoek voor gaat. Kan de Minister nader toelichten waarom
dit onderzoek voorgaat? Op dit moment wordt de monitor over 2015 uitgevoerd. Is dit
het onderzoek dat elke vijf jaar gehouden wordt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister over
de Monitor Polisaanbod 2020 en het Risicovereveningsmodel 2021. Deze leden hebben
aan beide reeds aandacht besteed tijdens het notaoverleg Cure d.d. 29 juni en 2 juli
2020. Nu stellen zij graag nog enkele nadere vragen.
Monitor Polisaanbod 2020
De leden van de D66-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de Monitor
Polisaanbod 2020 en de bijgaande brief van de Minister van 24 juni 2020. Geen van
de collectiviteiten heeft aangetoond dat de collectiviteitskorting wordt terugverdiend
op de Zvw-kosten. Bij slechts achttien procent van de collectiviteiten van grote zorgverzekeraars
is aannemelijk gemaakt dat sprake is van een besparing, waarbij de hoogte van de mogelijke
besparing niet bekend is. Bij de rest kan de besparing niet aannemelijk worden gemaakt
of was er geen enkel effect. Het rapport concludeert hieruit tevens dat zogeheten
kruissubsidiëring tussen individueel en collectief verzekerden niet uit te sluiten
is, wat erop neerkomt dat individueel verzekerden de hoge collectiviteitskortingen
van de andere verzekerden betalen. Een onwenselijk gegeven. Kan de Minister meer duidelijkheid
verschaffen over de vraag of inderdaad sprake is van kruissubsidiëring? Zo niet, is
de Minister bereid dit op korte termijn te onderzoeken en wanneer wil zij de Kamer
hierover informeren? Na verlaging van de maximale korting van tien naar vijf procent
van de premie, gaf de toenmalig Minister voor Medische Zorg zorgverzekeraars een laatste
kans om van collectiviteiten een succes te maken. Vindt de Minister dat zorgverzekeraars
deze kans hebben gegrepen? Zo niet, welke consequenties verbindt de Minister hieraan?
Is de maximale korting van vijf procent volgens de Minister nog langer gerechtvaardigd?
Is zij bereid om – in lijn met de vragen van de D66-fractie tijdens het notaoverleg
Cure – harde voorwaarden te stellen of een plan van aanpak te vragen van iedere zorgverzekeraar
om in 2021 de toegevoegde waarde van diens collectiviteit(en) te tonen? Wanneer kunnen
deze leden een uitgebreidere beleidsreactie verwachten? Vooralsnog lijkt het alsof
de verzekeraars carte blanche krijgen, ondanks de teleurstellende resultaten en in
weerwil van de uitspraken van een ambtsvoorganger van de Minister.
De leden van de D66-fractie nemen ook een positief signaal waar. Het aantal collectiviteiten
met zorginhoudelijke afspraken is toegenomen tot 89% in 2020. Waarom uiten deze afspraken
zich volgens de Minister niet in aantoonbare besparingen? Is de directe koppeling
tussen de zorginhoudelijke afspraken en besparingen op de zorgkosten lastig te leggen,
liggen de (potentiële) besparingen op de langere termijn of schort het gewoonweg aan
echt stevige afspraken die in besparingen kunnen resulteren? De leden van de D66-fractie
willen daarnaast weten wat de Minister wil doen met de elf procent collectiviteiten
die géén zorginhoudelijke afspraken bevatten. Welke toegevoegde waarde bieden deze
collectiviteiten nog? Maken deze het polisaanbod niet alleen maar onoverzichtelijker?
Is de Minister voornemens deze voor het komende jaar te verbieden? Overweegt zij bepaalde
minimumcriteria voor zorginhoudelijke afspraken aan collectiviteiten te stellen? Zo
nee, waarom niet? Als de Minister maatregelen neemt tegen collectiviteiten zonder
aantoonbare toegevoegde waarde of zorginhoudelijke afspraken, neemt zij dan gelijktijdig
ook afspraken om kloonpolissen aan banden te leggen, zodat een gelijk speelveld behouden
blijft en het polisaanbod overzichtelijker wordt? Genoemde leden lezen in de monitor
dat verzekeraars helaas nog altijd nagenoeg gelijke modelovereenkomsten aanbieden
waarbij de premie onderling flink kan verschillen. Kan de Minister reflecteren op
het feit dat het polisaanbod in 2018 56 modelovereenkomsten bedroeg en nu twee jaar
later slechts eentje minder, 55 modelovereenkomsten? Waarom is het in twee jaar tijd
amper gelukt het aanbod terug te dringen tot polissen die daadwerkelijk inhoudelijk
verschillend zijn? Welke stappen gaat de Minister zetten om dit te verbeteren?
De leden van de D66-fractie hebben tevens kennisgenomen van het rapport van CZ, waarin
CZ stelt dat het gezondheidsmanagement van collectiviteiten wel waarde zou hebben,
die zich zou uitdrukken in algemeen economische impact en in verlaging van de zorgkosten.2 Kan de Minister ingaan op de uitkomsten van het onderzoek van CZ? Vindt zij deze
betrouwbaar? Wat vindt de Minister van de gekozen methodiek, het rekenmodel en de
Social Return on Investment (SROI)? Hoe komt het dat de resultaten dusdanig afwijken van de Monitor Polisaanbod
2020? Kan de Minister een vergelijking trekken tussen beide beoordelingskaders? Hoe
kan de Minister ook de maatschappelijke meerwaarde meenemen in de eigen berekeningen?
De leden van de D66-fractie vragen zich alles overziend af of de Minister nog toekomst
in het model met collectiviteiten ziet. De gedachte achter de collectiviteitsverzekering
was dat verzekeraars voor een groep via gerichte zorginkoop of zorginhoudelijke afspraken
de zorgkosten weten te verlagen, hetgeen zij vervolgens mogen teruggegeven in de vorm
van een korting op de premie. Uit de monitor komt naar voren dat dit verzekeraars
dit niet lijken te kunnen realiseren en zij de korting daarom financieren uit een
hogere premie voor alle verzekerden. Dit ondermijnt de onderlinge solidariteit. Anderzijds
is het idee van collectiviteiten in de basis aantrekkelijk, omdat hiermee naast maatwerk
een financiële prikkel kan bestaan voor de inzet op preventie. Terwijl op veel plekken
in de zorg helaas veel te weinig op preventie wordt ingezet, omdat het voor zorgaanbieders
of zorginkopers simpelweg financieel niet loont. Ziet de Minister een andere manier
om hetzelfde potentiële preventie-effect te bereiken, zonder collectiviteiten en/of
de bijbehorende korting? Deze leden onderschrijven de maatschappelijke toegevoegde
waarde van investeringen in de duurzame inzetbaarheid, hogere arbeidsdeelname en het
voorkomen van ziekteverzuim. Wel vragen zij zich af of daarvoor het premiegeld van
alle verzekerden moet worden ingezet. Ligt hier volgens de Minister een rol en toegevoegde
waarde voor verzekeraars? Of is de duurzame inzetbaarheid van werknemers in de eerste
plaats een taak voor werkgevers en onderdeel van goed werkgeverschap?
De leden van de D66-fractie zijn voorts blij dat het uitgebreid onderzoek naar de
gemeentepolis na het reces komt, en ook dat de ambtsvoorganger van deze Minister heeft
toegezegd de motie Raemakers-Ellemeet daarbij te betrekken.3 Binnen de collectiviteiten vormen de gemeentepolissen een aparte categorie voor sociale
minima, waarvan het belangrijk is dat deze behouden blijft. Wanneer kunnen genoemde
leden de resultaten van dit onderzoek exact verwachten?
Risicovereveningsmodel 2021
De leden van de D66-fractie willen tot slot ingaan op de brief over het Risicovereveningsmodel
2021. Deze leden zijn positief gestemd over het feit dat de ambtsvoorganger van de
Minister aan de slag is gegaan met onderzoeken om de ex-ante risicoverevening te verbeteren
en dat op basis daarvan al enkele wijzigingen worden doorgevoerd. Hopelijk worden
chronisch zieken zo straks niet meer structureel ondergecompenseerd. Wel vragen deze
leden zich af hoe de Minister het gelijke speelveld tussen zorgverzekeraars ten tijde
van corona gaat waarborgen. Kan de Minister hierbij ingaan op de verhouding tussen
de catastroferegeling en de berekening van de vereveningsbijdrage in crisistijd? Worden
de gezamenlijke financiële regelingen van zorgverzekeraars met zorgaanbieders meegenomen
in de berekening van de vereveningsbijdrage voor dit jaar? Zo ja, hoe?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Monitor Polisaanbod 2020
Los van de gemeentepolis zijn de leden van de GroenLinks-fractie altijd kritisch geweest
op de collectiviteitskorting. Zoals ook blijkt uit de Monitor Polisaanbod zijn de
hogere collectiviteitskortingen voor werkgevers, studenten en sportverenigingen. Dit
zijn over het algemeen groepen mensen die weinig zorgkosten zullen maken. De lagere
kortingen zijn voor gemeenten en patiëntenverenigingen. Dit sterkt deze leden dat
collectiviteitskortingen voornamelijk een instrument zijn voor zorgverzekeraars om
verzekerden aan zich te binden waarmee ze winst verwachten te behalen. Uit de Monitor
Polisaanbod blijkt ook zogenaamde kruissubsidiëring niet is uit te sluiten. Een collectiviteit
kan wel van meerwaarde zijn, omdat verzekeraars dan zorginhoudelijke afspraken kunnen
maken voor een specifieke groep. De verzekerden zouden in dat geval gelokt worden
met een kwalitatief betere verzekering voor dezelfde prijs. Het is in dat geval dus
ook helemaal niet nodig om de collectiviteitskorting te laten bestaan. Genoemde leden
vinden dit dan ook het juiste moment om de collectiviteitskorting naar nul procent
terug te brengen. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan en welke belemmeringen ziet
de Minister om dit te doen?
De leden GroenLinks-fractie vragen zich wel af of er voor de gemeentepolis een uitzondering
kan blijven bestaan. Voor mensen met een kleine beurs is de gemeentepolis nog altijd
een uitkomst. Kan de Minister een uitzondering maken voor de gemeentepolis en daar
een collectiviteitskorting van vijf procent handhaven als de collectiviteitskorting
verder wordt afgeschaft?
Ten slotte hebben genoemde leden op dit onderwerp nog een vraag over het polisaanbod.
Uit de monitor blijkt dat er nog steeds een aantal nagenoeg gelijke polissen zijn,
waarbij de premie toch sterk verschilt. Is de Minister bereid te onderzoeken waardoor
deze verschillen ontstaan?
Risicovereveningsmodel 2021
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de verbeteringen van het
risicovereveningsmodel voor 2021. Het groot onderhoud van het Hulpmiddelen Kosten
Groepen (HKG) en Diagnosekostengroepen (DKG) hebben ervoor gezorgd dat er meer chronisch
zieken worden geïdentificeerd en dat zij ook een hogere compensatie krijgen. Toch
zijn er nog steeds vermoedens dat bepaalde groepen structureel onder- of overgecompenseerd
worden. De Minister geeft aan in 2020 onderzoek te doen naar het restprobleem van
de risicoverevening en geeft daarmee ook invulling aan de motie Ellemeet en Van den
Berg4. Wanneer verwacht de Minister dat het onderzoek naar het restprobleem is afgerond?
Genoemde leden verwachten niet dat de risicoverevening nog voor 2021 verbeterd kan
worden, omdat het onderzoek naar het probleem niet snel genoeg is afgerond zal zijn.
Zij hopen wel dat voor de zomer van 2021 het onderzoek naar het restprobleem is afgerond.
Kan de Minister dan in iedere geval voor de zomer van 2021 met voorstellen komen om
de risicoverevening voor mensen met een chronisch ziekte of beperking structureel
te verbeteren?
Een verbeterde risicoverevening voor mensen met een chronisch ziekte of kan ook een
oplossing zijn voor de problematiek met de gemeentepolis. In 330 van de 355 gemeenten
in Nederland wordt nog een gemeentepolis aangeboden, maar de gemiddelde collectiviteitskorting
die verzekeraars gemeenten verschaffen is wel de laagste gegeven korting, blijkt uit
de Monitor Polisaanbod. Een betere risicoverevening voor juist deze groepen zou kunnen
leiden tot een betere verevening, waardoor verzekeraars een hogere collectiviteitskorting
zouden kunnen rekenen. Juist voor deze groep mensen met een kleine beurs zou het erg
fijn zijn als er haast gemaakt wordt met de verbeteringen van het vereveningsmodel,
en zeker voor de mensen met een kleine beurs die nu in een gemeente wonen waar geen
gemeentepolis wordt aangeboden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Monitor Polisaanbod 2020 en
het Risicovereveningsmodel 2021.
Monitor Polisaanbod 2020
Genoemde leden constateren dat binnen het huidige stelsel waar concurrentie en marktwerking
centraal staan, de pogingen om te snijden in de polisjungle niet afdoende zijn. Deze
leden zijn dan ook voorstander van een zorgstelsel zonder zorgverzekeraars waar elke
verzekerde dezelfde polis heeft.
Zij constateren dat bij het wisselen van polis financiële prikkels groter zijn dan
kwaliteitsprikkels, waardoor ongewenste situaties ontstaan rondom budgetpolissen en
collectiviteiten.
Met ingang van 2020 is de collectiviteitskorting verlaagd met tien naar vijf procent.
Nog steeds kunnen verzekeraars het effect van gemaakte afspraken niet aantonen. De
collectiviteitskorting doet af aan de solidariteit binnen het stelsel. Genoemde leden
zijn nog steeds voorstander van het afschaffen van de collectiviteitskorting. Welke
belemmeringen er zijn om dit met ingang van 2021 te doen?
De leden van de SP-fractie vragen hoe mensen tegemoet worden gekomen die gebruikmaken
van een gemeentepolis.
Ook vragen zij welke gebieden in Nederland niet rendabel zijn voor zorgverzekeraars
om een gemeentepolis aan te bieden en waar dit ertoe heeft geleid dat deze in de desbetreffende
gemeente niet meer wordt aangeboden of in de toekomst niet meer zal worden aangeboden.
Zijn er gemeenten die andere manieren hebben gevonden om minima tegemoet te komen?
Welke mogelijkheden er thans zijn voor de zorgverzekeraar om bij te dragen aan het
op tijd signaleren van armoede en schuldenproblematiek, met name in het kader van
de coronacrisis waardoor veel huishoudens in economisch zwaar weer komen te zitten?
Voor gemeenten is het immers eenvoudiger wanneer zij hier met één zorgverzekeraar
afspraken over kunnen maken, en dit niet met verschillende hoeven te doen.
Voorts constateren genoemde leden dat thans 683.489 mensen, oftewel 6,3%, een gemeentepolis
heeft. Zij vragen wat de reden is dat het aantal gemeentecollectiviteiten afneemt,
maar het aantal deelnemers toeneemt, temeer daar er verschillende gemeenten zijn die
met deze polis stoppen. In welke gemeenten vindt de grootste groei plaats?
Deze leden lezen dat bij gemeenten 186 van de 695 collectiviteiten (27%) geen korting
geven. Zij vragen op welke andere wijze de meeste gemeentecollectiviteiten dan aantrekkelijk
zijn voor minima, aangezien een groot deel van de verzekerden met een gemeentepolis
juist duurder uit is, omdat mensen bijvoorbeeld niet chronisch ziek zijn en geen gebruik
maken van het voordeel.
De leden van de SP-fractie lezen dat er een bredere discussie zal worden gevoerd over
het polisaanbod. Zij vragen of hier ook andere maatregelen in meegenomen zullen worden
die de keuze versimpelen, zoals het afschaffen van vrijwillig eigen risico.
Risicovereveningmodel 2021
De leden van de SP-fractie lezen dat de coronacrisis voor onzekerheden in de risicoverevening
zorgt. Zij vragen welke ex-post of ex-ante maatregelen kunnen worden genomen om die
onzekerheden te verminderen. Voorts vragen zij hoelang de gevolgen van de coronacrisis
in het ergste en in het gunstigste geval naar verwachting nog voelbaar zullen zijn
in de risicoverevening, ongeacht het verdere verloop van de crisis.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Monitor Polisaanbod en de begeleidende
brief. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen.
Zij lezen in de monitor dat ondanks een afname van het aantal polissen en een toename
van de diversiteit van de polissen, er nog altijd veel soortgelijke polissen zijn
met nagenoeg dezelfde modelovereenkomsten. Deze leden zijn van mening dat er zo snel
mogelijk een einde moet worden gemaakt aan deze zogenaamde kloonpolissen.
Hoe oordeelt de Minister over het huidige aanbod? Vindt de Minister ook dat het huidige
aanbod van polissen nog altijd te groot en te weinig divers is en dat extra maatregelen
moeten worden genomen? Welke maatregelen is de Minister van plan te nemen? Eerder
gaf de Minister aan nog niet klaar te zijn voor een verbod op kloonpolissen, hoe kijkt
de Minister daar nu naar? Wat is nodig om een verbod op kloonpolissen mogelijk te
maken?
Wat zal worden ondernomen om de diversiteit van het polisaanbod verder te laten toenemen
en het aantal sterk op elkaar lijkende modelovereenkomsten verder te beperken?
Wordt door zorgverzekeraars de overeenkomsten en verschillen tussen nagenoeg dezelfde
polissen voldoende inzichtelijk gemaakt? Voldoet deze informatie aan de regeling informatieverstrekking
zoals opgesteld door de NZa? Hoe kan de informatievoorziening aan verzekerden nog
meer worden verbeterd?
Daarnaast constateren genoemde leden dat mensen met een grote zorgvraag minder vaak
overstappen dan anderen, deels uit angst voor hogere kosten of om niet geaccepteerd
te worden. Deze leden vragen hoe de Minister er voor zal zorgen dat ook grote zorggebruikers
bij het kiezen van een zorgverzekering de juiste informatie hebben over de mogelijkheden
die er voor hen zijn om over te stappen.
Het onderzoek van Equalis toont aan dat geen van de collectiviteiten kan aantonen
dat de collectiviteitskorting wordt terugverdiend via een besparing op de Zvw-kosten.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de collectieve verzekeringen niet
bijdragen aan betere zorg, onvoldoende worden gelegitimeerd en de polismarkt nog onoverzichtelijker
maken dan die als is. Gezien de uitkomsten van het onderzoek, waarom wordt de collectiviteitskorting
niet per januari 2021 afgeschaft? Welke belemmeringen ziet de Minister voor het afschaffen
van de collectiviteitskorting op de basisverzekering per januari 2021?
Tot slot maken genoemde leden zich zorgen over collectieve zorgverzekeringen voor
minima die in steeds minder gemeenten beschikbaar zijn. Hoeveel gemeenten bieden komend
jaar geen collectieve zorgverzekering aan voor minima binnen hun gemeenten? Welke
effect heeft het schrappen van de gemeentepolis op zorgmijding en het ontstaan van
schulden in deze gemeenten? Wat is ondernomen om de dekkingsgraad voor gemeentepolissen
te vergroten? Is de Minister hierover in gesprek met zorgverzekeraars? Het blijkt
voor gemeenten moeilijker om een collectieve zorgverzekering af te sluiten voor minima
dan voor ambtenaren. Hoe oordeelt de Minister hierover?
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van de brieven en zij hebben de
volgende vragen. Uit het onderzoek van Equalis blijkt dat geen enkele collectiviteit
heeft aangetoond dat de collectiviteitskorting wordt terugverdiend via een besparing
op de Zvw-kosten. Kan de Minister aangeven wat de reden is dat zorgverzekeraars dit
niet kunnen aantonen? Zou dit nader onderzocht kunnen worden? Kan de Minister ook
aangeven waarom er toch voor gekozen is om de collectiviteitskorting van vijf procent
in 2021 te behouden?
De leden van de 50PLUS-fractie vinden het belangrijk dat mensen die willen overstappen,
dat kunnen doen zonder dat ze door de bomen het bos niet meer zien. Equalis concludeert
dat er nog steeds verzekeraars zijn die nagenoeg gelijke modelovereenkomsten hebben
met grote verschillen tussen de premies. Verschillen in service en distributiekanaal
worden door Equalis aangevoerd als een mogelijke verklaring voor deze verschillen.
De NZa concludeerde in september 2019 nog dat nagenoeg gelijke polissen geschrapt
moeten worden, omdat die de keuze voor consumenten lastig en onoverzichtelijk maakt.
Is de Minister voornemens om in gesprek te gaan met zorgverzekeraars over deze polissen?
Welke concrete maatregelen neemt de Minister om een overzichtelijk polisaanbod te
realiseren? Ziet de Minister een mogelijkheid om een onafhankelijke vergelijkingssite
in het leven te roepen?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.