Voorstel van wet (initiatiefvoorstel) : Voorstel van wet
35 523 Voorstel van wet van het lid Snels tot wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965 en enige andere belastingwetten in verband met de invoering van een conditionele eindafrekening (Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een conditionele eindafrekeningsverplichting
in de dividendbelasting in te voeren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 wordt aan het vierde lid een zin toegevoegd, luidende: De eerste volzin
is gedurende een periode van tien kalenderjaren van overeenkomstige toepassing op
een lichaam dat is opgericht naar het recht van een andere staat en dat na ten minste
twee kalenderjaren in Nederland te zijn gevestigd, haar werkelijke leiding uit Nederland
verplaatst.
B
Aan artikel 25, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De dividendbelasting
die is geheven over een geconserveerde winstuitdeling als bedoeld in artikel 3c van
de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt slechts als voorheffing in aanmerking genomen
voor zover betalingen zijn gedaan in verband met het beëindigen van uitstel van betaling
op grond van artikel 25c, derde tot en met zesde lid, van de Invorderingswet 1990.
Hierbij wordt de dividendbelasting die is geheven over de geconserveerde winstuitdeling
geacht ten zijn ingehouden ten laste van degene die de opbrengst geniet in verband
waarmee het uitstel van betaling is beëindigd.
ARTIKEL II
De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, derde lid, wordt een nieuwe zin toegevoegd, luidende: Een vennootschap
die is opgericht naar het recht van een andere staat en die ten minste na twee kalenderjaren
in Nederland te zijn gevestigd, wordt na verplaatsing van de werkelijke leiding van
de vennootschap uit Nederland, nog geacht tien kalenderjaren in Nederland te zijn
gevestigd.
B
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en achtste lid wordt
na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
6. Ingeval een vennootschap voor de toepassing van deze wet inwoner van Nederland wordt
en niet voor de toepassing van een door Nederland overeengekomen verdrag ter voorkoming
van dubbele belasting met een andere staat uitsluitend wordt aangemerkt als een inwoner
van die andere staat, wordt als gestort kapitaal aangemerkt de waarde in het economische
verkeer van het gehele vermogen voor zover dat vermogen niet bestaat uit aandelen
in een in Nederland gevestigde vennootschap, tenzij deze zetelverplaatsing in overwegende
mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing.
2. In het zevende lid (nieuw) wordt «Een aandelenruil, een splitsing en een fusie» vervangen
door «Een aandelenruil, een splitsing, een fusie en een zetelverplaatsing» en wordt
«de aandelenruil, de splitsing en de fusie» vervangen door «de aandelenruil, de splitsing,
de fusie en de zetelverplaatsing».
3. In het achtste lid (nieuw) wordt «een aandelenruil, een splitsing of een fusie» vervangen
door «een aandelenruil, een splitsing, een fusie of een zetelverplaatsing» en wordt
«de aandelenruil, de splitsing respectievelijk de fusie» vervangen door «de aandelenruil,
de splitsing, de fusie respectievelijk de zetelverplaatsing».
C
Na artikel 3b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3c
1. Ingeval zich een omstandigheid voordoet als aangeduid in de volgende zin volzin,
wordt onmiddellijk daaraan voorafgaand de inhoudingsplichtige geacht de aanwezige
zuivere winst te hebben uitgedeeld aan de deelgerechtigden tot die zuivere winst naar
de mate van hun gerechtigdheid. Een omstandigheid als bedoeld in de eerste volzin
is:
a. De vennootschap is gevestigd in een kwalificerende staat en houdt op voor de toepassing
van deze wet of voor de toepassing van een door Nederland gesloten verdrag ter voorkoming
van dubbele belasting inwoner van Nederland te zijn.
b. Het vermogen van de inhoudingsplichtige gaat onder algemene titel in het kader van
een fusie over op een verkrijgende rechtspersoon die is gevestigd een kwalificerende
staat.
c. Het vermogen van de inhoudingsplichtige gaat onder algemene titel in het kader van
een splitsing over op een verkrijgende rechtspersoon die is gevestigd een kwalificerende
staat.
d. Een vennootschap die is gevestigd in een kwalificerende staat, verwerft tegen uitreiking
van eigen aandelen een zodanig bezit aan aandelen in de inhoudingsplichtige dat zij
meer dan de helft van de stemrechten in de inhoudingsplichtige kan uitoefenen.
2. Het eerste lid is ingeval van een splitsing slechts van toepassing op een evenredig
gedeelte van de aanwezige zuivere winst, waarbij onder een evenredig gedeelte wordt
verstaan een gedeelte dat evenredig is aan de verhouding tussen de waarde in het economische
verkeer ten tijde van de splitsing van het vermogen van de splitsende rechtspersoon
dat overgaat op een verkrijgende rechtspersoon die is gevestigd een kwalificerende
staat en de waarde in het economische verkeer ten tijde van de splitsing van het gehele
vermogen van de splitsende rechtspersoon.
3. Het eerste lid is ingeval van een verwerving van een aandelenbezit slechts van toepassing
voor zover de vennootschap die is gevestigd in een kwalificerende staat, deelgerechtigd
wordt tot de zuivere winst van de inhoudingsplichtige.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een kwalificerende staat verstaan
een staat die:
1°. ten tijde van de omstandigheid als bedoeld in het eerste lid geen met deze belasting
vergelijkbare bronbelasting op de opbrengst van aandelen kent; of
2°. voor de heffing van een met deze belasting vergelijkbare bronbelasting op de opbrengst
van aandelen ingeval van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel
a van dit artikel de waarde in het economische verkeer van het vermogen van de inhoudingsplichtige,
eventueel met uitzondering van tot dat vermogen behorende aandelen in een in die staat
gevestigde vennootschap, aanmerkt als gestort kapitaal; ingeval van een omstandigheid
als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b van dit artikel de waarde in het economische
verkeer van het vermogen dat als gevolg van de fusie overgaat op de in die staat gevestigde
verkrijgende rechtspersoon, eventueel met uitzondering van tot dat vermogen behorende
aandelen in een in die staat gevestigde vennootschap, aanmerkt als gestort kapitaal;
ingeval van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c van dit artikel
de waarde in het economische verkeer van het vermogen dat als gevolg van de splitsing
overgaat op de in die staat gevestigde verkrijgende rechtspersoon, eventueel met uitzondering
van tot dat vermogen behorende aandelen in een in die staat gevestigde vennootschap,
aanmerkt als gestort kapitaal; en ingeval van een verwerving van een aandelenbezit
als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d van dit artikel de waarde in het economische
verkeer van de verworven aandelen aanmerkt als gestort kapitaal.
5. Voor de toepassing van dit artikel is een vennootschap gevestigd in een kwalificerende
staat indien die vennootschap volgens de fiscale of andere regelgeving van die staat
aldaar is gevestigd, tenzij de vennootschap tevens volgens de fiscale wetgeving van
een andere staat is gevestigd in die andere staat en niet volgens een door die andere
staat gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting buiten die andere staat
wordt geacht te zijn gevestigd.
6. Dit artikel is slechts van toepassing op een inhoudingsplichtige die in het jaar
voorafgaande aan het jaar waarin de omstandigheid als bedoeld in het eerste lid zich
voordoet, deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van het Burgerlijk
Wetboek of soortgelijke buitenlandse regeling met een geconsolideerde netto-omzet
in het eerstgenoemde jaar van ten minste € 750.000.000.
7. De volgens het eerste lid uitgedeelde zuivere winst wordt aangemerkt als een geconserveerde
winstuitdeling.
D
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De belasting over een geconserveerde winstuitdeling wordt geheven bij wege van afdracht
op aangifte door de inhoudingsplichtige, waarbij heffing achterwege blijft voor zover
de geconserveerde winstuitdeling wordt geacht te zijn uitgedeeld aan een opbrengstgerechtigde
ten aanzien waarvan inhouding achterwege mag blijven volgens artikel 4 van deze wet.
E
Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de dividendbelasting die is geheven
over een geconserveerde winstuitdeling als bedoeld in artikel 3c van de Wet op de
dividendbelasting 1965 voor zover betalingen zijn gedaan in verband met het beëindigen
van uitstel van betaling op grond van artikel 25c, derde tot en met zesde lid, van
de Invorderingswet 1990. Hierbij wordt de dividendbelasting die is geheven over de
geconserveerde winstuitdeling geacht ten zijn ingehouden ten laste van degene die
de opbrengst geniet in verband waarmee het uitstel van betaling is beëindigd.
F
Aan artikel 10a wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de dividendbelasting die is geheven
over een geconserveerde winstuitdeling als bedoeld in artikel 3c van de Wet op de
dividendbelasting 1965 voor zover betalingen zijn gedaan in verband met het beëindigen
van uitstel van betaling op grond van artikel 25c, derde tot en met zesde lid, van
de Invorderingswet 1990. Hierbij wordt de dividendbelasting die is geheven over de
geconserveerde winstuitdeling geacht ten zijn ingehouden ten laste van degene die
de opbrengst geniet in verband waarmee het uitstel van betaling is beëindigd.
ARTIKEL III
In de Invorderingswet 1990 wordt na artikel 25b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 25c
1. Op verzoek van een belastingschuldige wordt door de ontvanger uitstel van betaling
verleend van de bij wege van afdracht op aangifte door een vennootschap verschuldigde
dividendbelasting over een geconserveerde winstuitdeling als bedoeld in artikel 3c
van de Wet op de dividendbelasting 1965.
2. Indien er een gegronde vrees bestaat dat de belastingschuld niet kan worden verhaald,
kan de ontvanger aan het verlenen van uitstel de voorwaarde verbinden dat voldoende
zekerheid wordt gesteld.
3. Ingeval een geconserveerde winstuitdeling in aanmerking is genomen als gevolg van
een omstandigheid als bedoeld in artikel 3c, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dividendbelasting
1965 wordt het uitstel beëindigd indien de vennootschap reserves uitdeelt, voor een
bedrag ter grootte van de dividendbelasting die de vennootschap zou zijn verschuldigd
als die vennootschap in Nederland zou zijn gevestigd.
4. Ingeval een geconserveerde winstuitdeling in aanmerking is genomen als gevolg van
een omstandigheid als bedoeld in artikel 3c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet dividendbelasting
1965 wordt het uitstel beëindigd indien de vennootschap reserves uitdeelt op de aandelen
die door de verkrijgende vennootschap zijn toegekend aan de aandeelhouders van de
verdwijnende vennootschap, voor een bedrag ter grootte van de dividendbelasting die
de verkrijgende vennootschap zou zijn verschuldigd als die vennootschap in Nederland
zou zijn gevestigd.
5. Ingeval een geconserveerde winstuitdeling in aanmerking is genomen als gevolg van
een omstandigheid als bedoeld in artikel 3c, eerste lid, onderdeel c, van de Wet dividendbelasting
1965 wordt het uitstel beëindigd indien de vennootschap reserves uitdeelt op de aandelen
die door de verkrijgende vennootschap zijn toegekend aan de aandeelhouders van de
splitsende vennootschap, voor een bedrag ter grootte van de dividendbelasting die
de verkrijgende vennootschap zou zijn verschuldigd als die vennootschap in Nederland
zou zijn gevestigd.
6. Ingeval een geconserveerde winstuitdeling in aanmerking is genomen als gevolg van
een omstandigheid als bedoeld in artikel 3c, eerste lid, onderdeel d, van de Wet dividendbelasting
1965 wordt het uitstel beëindigd indien de overnemende vennootschap reserves uitdeelt
op de in het kader van de aandelenfusie uitgegeven aandelen, voor een bedrag ter grootte
van de dividendbelasting die de overnemende vennootschap zou zijn verschuldigd als
die vennootschap in Nederland zou zijn gevestigd.
7. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gedaan tegelijk met de aangifte waarin
een geconserveerde winstuitdeling is opgenomen.
8. Het uitstel wordt beëindigd voor het bedrag waarover na de vereffening van het vermogen
van de belastingschuldige, maar nog voor haar ontbinding, nog uitstel van betaling
loopt.
9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing
van dit artikel.
ARTIKEL IV
Aan artikel 9.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. De dividendbelasting die is geheven over een geconserveerde winstuitdeling als bedoeld
in artikel 3c van de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als voorheffing in aanmerking
genomen voor zover betalingen zijn gedaan in verband met het beëindigen van uitstel
van betaling op grond van artikel 25c, derde tot en met zesde lid, van de Invorderingswet
1990. Hierbij wordt de dividendbelasting die is geheven over de geconserveerde winstuitdeling
geacht ten zijn ingehouden ten laste van degene die de opbrengst geniet in verband
waarmee het uitstel van betaling is beëindigd.
ARTIKEL V
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat de artikelen I tot en
met IV terugwerken tot en met 10 juli 2020, 12.00 uur.
ARTIKEL VI
Deze wet wordt aangehaald als: Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.