Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake Verkenning governance Commissariaat voor de Media (Kamerstuk 32827-196)
2020D26751 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis-, Voorgezet Onderwijs en Media inzake Verkenning governance Commissariaat
voor de Media (Kamerstuk 32 827, nr. 196).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
5
II
Reactie van de Minister voor Basis-, Voorgezet Onderwijs en Media
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Verkenning
governance Commissariaat voor de Media» en van het «Briefadvies Op weg naar een toekomstbestendige
en slagvaardige toezichthouder». Wel hebben de leden nog enkele vragen
Brief verkenning governance Commissariaat voor de Media
De leden van de VVD-fractie vragen welke concrete stappen er met betrekking tot het
CvdM1 zijn gezet sinds de evaluatie van zbo’s2. De leden vinden het belangrijk en goed dat de Europese Richtlijn voor Audiovisuele
Mediadiensten meer handvatten biedt aan het CdvM om zich te richten op nieuwe ontwikkelingen
in het mediaveld. De leden vragen echter wel of deze richtlijn wel voldoende handvatten
biedt. Is de Minister van mening dat deze richtlijn voldoende handvaten biedt? Daarnaast
lezen de leden dat de Europese Richtlijn ook snel kan verouderen. Op welke manier
zet de Minister zich in Europees verband in om ervoor te zorgen dat de audiovisuele
richtlijnen, indien er sprake is van veroudering, wordt vernieuwd? Kan de Minister
hier concrete voorbeelden van geven, zo vragen de leden. De leden lezen dat om in
te spelen op nieuwe ontwikkelingen in het mediaveld een goede taak-en omgevingsanalyse
nodig is. Het CvdM is het traject hiervoor gestart en praat nu met alle relevante
stakeholders. De leden vragen wie deze stakeholders zijn en wat de voortgang is binnen
dit traject. Bovendien vragen de leden of ze periodiek geïnformeerd kunnen worden
over de voortgang binnen dit traject.
De leden lezen dat de bedrijfsvoering van het CvdM niet op orde is hetgeen ertoe heeft
geleid dat een duidelijke aansturing en prioritering ontbreekt. Welke gevolgen heeft
dit gehad voor de taken van het CvdM? Hebben de relevante stakeholders hier nadelen
door ondervonden? Op welke manier wordt er «hard aan gewerkt» om de bedrijfsvoering
op voldoende niveau te brengen? Wanneer stelt de Minister zich als doel dat het «voldoende
niveau» in de bedrijfsvoering bereikt moet worden?
Voorts vragen de leden hoe ver het CvdM is met het opstellen van een Expert Panel
en een Raad van Advies. De leden vragen wanneer hun werkzaamheden van start gaan.
Op wat voor manier werd het geld dat het CvdM nu gaat steken in de twee externe organen
voorheen besteed, zo vragen de leden. Verder vragen de leden hoe de samenwerking van
het CvdM met andere Europese toezichthouders verloopt. Hoe verhouden de taken en het
mandaat van andere Europese toezichthouders zich tot die van Nederland? Zijn deze
toezichthouders beter ingespeeld op het veranderende medialandschap en op een al groeiende
digitalisering? Wat kunnen we leren van de internationale toezichthouders? Is het
CvdM nog wel in staat om zijn taken naar behoren uit te voeren nu er steeds meer internationale
toetreders zijn in het Nederlandse medialandschap, zo vragen de leden.
Briefadvies: Op weg naar een toekomstbestendige en slagvaardige toezichthouder
Ontwikkelingen in het toezichtsveld
De leden van de VVD-fractie lezen dat het CvdM nog zoekend is naar haar rol op nieuwe
terreinen, zoals sociale media en naar de werkwijze die daarbij hoort. Op wat voor
manier is het CvdM zoekend? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het CvdM nu eindelijk
aansluit op het medialandschap van de 21ste eeuw? Als onderdeel van deze nieuwe werkwijze wordt het gebruik van data middels
algoritmen genoemd. Op welke manier gaat het CvdM dat doen? Hoe gaan andere Europese
toezichthouders om met deze nieuwe rol? Zijn er best practices die wij hier kunnen
overnemen?
Uit de gesprekken binnen het CvdM blijkt, dat het CvdM de nieuwe ontwikkelingen op
het terrein van de media wel ziet en contacten legt in nationaal en internationaal
verband om deze te bespreken of verkenningen uit te voeren, maar dat de concrete doorvertaling
naar de organisatie en het toezicht nog niet is uitgewerkt. De leden vragen hoe deze
vertaling wel concreet door verwerkt gaat worden. Ook het instrumentarium om op deze
ontwikkelingen op het terrein van digitalisering en innovatie toezicht te houden,
is nog niet uitgewerkt. De leden vragen welk instrumentarium de Minister denkt dat
hiervoor nodig is.
In het rapport wordt aangegeven dat bij de uitwerking van de strategie en visie van
het CvdM het verstandig is om het Ministerie van EZK3 te betrekken. De leden vragen of en op welke manier EZK ook daadwerkelijk betrokken
gaat worden. Ook lezen de leden dat het personeelsverloop bij het CvdM nog steeds
heel groot is. Wat zijn hiervoor de redenen en waarom is het verloop zo groot? Ook
deze leden onderschrijven het belang van het CvdM. Zij lezen echter dat de meningen
verschillen over of het CdvM zelfstandig moet blijven, of deze ook een Kamer van het
ACM4 kan worden. De leden vragen wat de Minister hiervan vindt.
Een punt dat regelmatig terug scheen te komen in de interviews was de ervaren dubbeling
in het toezicht op de publieke omroepen van het CvdM en de NPO5, met name in het financiële toezicht. Hoe ziet de Minister dit? Erkent de Minister
deze dubbeling? Bij de vorige schriftelijke inbreng6 merkten de leden al op dat er cases zijn waarin niet het CvdM, maar de NPO zelf onderzoek
doet naar salarissen en nevenfuncties bij de NPO. Het verbaasde de leden destijds
dat het CvdM hierin geen rol speelde; de leden gaven aan liever te zien dat een onafhankelijk
CvdM deze constructies beoordeelt en hierop handhaaft. Nu vragen de leden of hier
nog steeds sprake van is. Ook vragen de leden of de Minister de mening deelt dat dit
opmerkelijk is en dat de handhaving niet bij de NPO zou moeten liggen. Hoe beoordeelt
de Minister de doeltreffendheid van het CvdM hierin, zo vragen de leden.
De interne organisatie
De leden van de VVD-fractie merken op dat het rapport aangeeft dat gezien de ordegrootte
van de organisatie het niet voor de hand ligt dat het CvdM de volledige bedrijfsvoering
in eigen beheer houdt. De leden vragen bij welke onderdelen van het CvdM sprake zal
zijn van outsourcing. Ook vragen zij hoe bepaald wordt wie de taken overneemt. Was
het niet verstandig geweest om eerder intensievere samenwerkingen met derden aan te
gaan? Ook vragen de leden of de Minister denkt dat het eerder outsourcen van de bedrijfsvoering voor een betere taakuitvoering had gezorgd. Daarnaast vragen
de leden hoe het outsourcen zich verhoudt tot de optie om het CvdM onder te brengen bij het ACM. Ook lezen de
leden dat de locatie in Hilversum niet als ideaal wordt gezien. Heeft de Minister
een andere locatie in gedachte en zo ja welke?
De leden lezen dat er uit interviews is gebleken dat er nog beter gebruik gemaakt
zou kunnen worden van de MTB7. Wat vindt de Minister hiervan en gaat de Minister hier actie op ondernemen? Ook
lezen de leden over de intensieve deelname van het CvdM in de internationale gremia.
Wat zijn de bezwaren voor de intensieve deelname? Wat vindt de Minister van de deelname;
zou deze geïntensiveerd of juist verminder moeten worden? Graag ontvangen zij een
uitleg van de Minister. Ook lezen de leden dat de signaalfunctie van de toezichthouder,
als zijnde de ogen en oren van het departement van OCW8 steviger ingevuld kan worden, erkent de Minister dit? Gaat de Minister stappen ondernemen
om deze invulling te verbeteren?
De leden lezen dat er in de praktijk twee bestuursmodellen genoemd worden die als
vergelijking dienen voor het aansturen van kleine zbo’s. Gaat de Minister één van
deze twee modellen overnemen bij de herstructurering van het CvdM? Zo ja, welke? Zo
nee, waarom niet? Zijn er specifieke onderdelen van de modellen die de Minister wil
gaan toepassen op het CvdM? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De leden lezen over het model van de Kansspelautoriteit, waarbij het bestuur gevormd
wordt door een tweehoofdige leiding, die gezamenlijk tevens als directie de organisatie
aansturen maar waarbij vergunningverlening enerzijds, en handhaving en toezicht anderzijds,
functioneel gescheiden zijn. Daarmee vallen de directeurs- en bestuurslaag samen.
De leden lezen dat dit vroeger ook het geval bleek te zijn bij het CvdM. Klopt dit?
Waarom is dit veranderd, zo vragen de leden, en denkt de Minister erover na om dit
terug in te voeren. Graag ontvangen zij een onderbouwing van de Minister.
Relatie met OCW
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit het bestuursreglement van het CvdM blijkt
dat er geen afspraken zijn gemaakt over een hiërarchie tussen de collegeleden, bij
bijvoorbeeld de besluitvorming. Deelt de Minister de mening van de leden dat dit vrij
opmerkelijk is en dat hier iets aan gedaan moet worden? Zo ja, wat gaat de Minister
eraan doen? Zo nee, waarom niet?
Ook lezen de leden dat blijkt dat uit de gesprekken dat er tussen het CvdM en het
ministerie sprake is van een patstelling met betrekking tot de financiering, hierdoor
schijnen de juiste afwegingen en besluiten niet te worden gemaakt. Vindt de Minister
dit ook niet een probleem dat zo snel mogelijk moet worden opgelost? Hoe is de Minister
van plan om dit op te lossen? Verder lezen de leden dat het CvdM onvoldoende duidelijk
kan maken waar ze haar geld aan besteedt. Hoe kan het dan zo zijn dat het ministerie
alsnog achter de keuzes van het CvdM staat? Wat gaat de Minister eraan doen om ervoor
te zorgen dat het geld rechtmatiger en doelmatiger wordt besteed en wat gaat de Minister
eraan doen om meer inzicht te krijgen in de bestedingen, zo vragen de leden.
Conclusies
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de Minister de conclusies van het
rapport onderschrijft. De leden lezen dat gedurende de transitieperiode het model
met een tweehoofdige leiding zonder directeur het beste lijkt; deelt de Minister deze
bevinding? Waarom wel of niet?
De leden onderschrijven de conclusie dat een belangrijke voorwaarde voor het volwaardig
functioneren van het mediatoezicht is dat de relatie met de eigenaar en opdrachtgever
goed functioneert. De leden lezen dat een onderdeel hiervan de aanpassing van de tariefstructuur
is, waarbij een deel van het benodigde budget uit de markt verkregen kan worden. Is
de Minister het hiermee eens? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? Ook lezen de
leden dat er weinig doorvertaling is door het CvdM van de plannen en documenten als
antwoord op de gesignaleerde vraagstukken. Wat is volgens de Minister de oorzaak hiervan?
Wat gaat de Minister hiertegen doen, zo vragen de leden. Daarnaast lezen de leden
dat door de situatie waarin het CvdM zich bevindt, er ook geen sprake is van een goede
terugkoppeling vanuit de praktijk ten behoeve van het departement. Hoe heeft de Minister
het gebrek aan onvolledige informatie ervaren? Wat gaat de Minister hiertegen doen?
De leden lezen ook dat OCW een taak hoort te hebben in het voeren van de personeelsgesprekken
met het College van het CvdM. Gaat de Minister dat doen? Wie voert nu de personeelsgesprekken?
Waarom is OCW niet eerder gestart met het zelf voeren van de gesprekken, zo vragen
de leden.
Aanbevelingen
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister van plan is om de negen aanbevelingspunten
over te nemen. Kan de Minister per punt aangeven of hij dat punt wel of niet overneemt,
met daarbij uitgelegd hoe hij dat gaat doen. Mocht de Minister een punt niet overnemen
dan ontvangen deze leden graag een onderbouwing over waarom niet. Welke partijen gaat
de Minister betrekken bij zijn besluit om aanbevelingen wel of niet over te nemen,
zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de uitgevoerde
verkenning naar de governance van het CvdM en de voorgenomen stappen naar aanleiding
van dit advies. Zij onderstrepen het belang van een goede en krachtige toezichthouder
op het domein van media, welke wat betreft kennis en capaciteit voldoende toegerust
is toezicht te houden op zowel traditionele als nieuwe media. Zij hebben naar aanleiding
van de verkenning nog enkele vragen.
De leden hebben met interesse de verkenning gelezen. Zij lezen dat bij de totstandkoming
hiervan gesproken is met 42 personen. Welke externe stakeholders zijn hiertoe geconsulteerd?
Naar aanleiding van de verkenning worden door de Minister twee nieuwe, externe organen
in het leven geroepen ter ondersteuning van het CvdM. De leden hebben hier enkele
vragen over.
De leden vragen wat de precieze taakomschrijving van enerzijds de Raad van Advies
en anderzijds het Expert Panel wordt. Op welke basis zij contact hebben met het CvdM;
is dat op reguliere basis of enkel wanneer daar vanuit één van de partijen behoefte
aan is? Op welke basis worden de leden van zowel de Raad van Advies als het Expert
Panel benoemd? Voor welke termijn? Heeft het CvdM voldoende middelen om zelf in de
bekostiging hiervan te voorzien? Ontstaat hiermee geen afhankelijkheid die de onafhankelijke
advisering kan belemmeren? Houdt één van de twee organen tevens toezicht op de werkzaamheden
en interne aangelegenheden binnen het CvdM of is dat belegd bij het ministerie? Hoe
verhouden de Raad van Advies en het Expert Panel zich tot het ministerie? Op welke
wijze dragen beide organen concreet bij aan het voorkomen van de problematiek waarmee
het CvdM eerder kampte, zo vragen zij.
De leden lezen dat de Minister het bezoldigingsbesluit zal aanpassen. Welke aanpassingen
kunnen de leden hierin concreet verwachten?
De leden van deze fractie horen graag van de Minister op welke wijze de uitvoering
van de motie van de leden Sneller en Den Boer9, waarin de regering wordt verzocht de benoemingsprocedures voor de belangrijkste
democratische instituties (waaronder zbo’s) te herzien, betrokken wordt bij de hervorming
van de governancestructuur van het CvdM.
Deze leden lezen dat de komende twee jaar als transitieperiode zijn aangemerkt. Na
welke resultaten is de Minister voornemens te concluderen dat de transitieperiode
tegen die tijd is afgerond? Raakt deze transitieperiode tevens aan het voornemen om
het CvdM beter te laten acteren op de nieuwe ontwikkelingen in het medialandschap
en zo ja, hoe wordt hier invulling aan gegeven?
De leden lezen tot slot dat met betrekking tot de financiering van het CvdM sprake
lijkt te zijn van een patstelling tussen het CvdM en het Ministerie van OCW. Het CvdM
kan momenteel onvoldoende duidelijk maken waar ze haar geld aan besteedt en de noodzakelijke
onderbouwing voor aanpassing van de tariefstructuur ontbreekt. Op welke wijze worden
de aanbevelingen die in de verkenning hiertoe zijn gedaan opgepakt om deze patstelling
te doorbreken en belangrijker, te voorkomen dat het CvdM onnodig geld laat liggen,
zo vragen de leden.
II Reactie van de Minister voor Basis-, Voorgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.