Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het rapport ‘Tussentijdse evaluatie Wet aanpak woonoverlast‘ (Kamerstuk 32847-651)
2020D26375 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over
de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 2 juni
2020 inzake het rapport «Tussentijdse evaluatie Wet aanpak woonoverlast» (Kamerstuk
32 847, nr. 651).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Rapport «Tussentijdse evaluatie Wet aanpak woonoverlast» (Kamerstuk 32 847, nr. 651)
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Tussentijdse evaluatie Wet aanpak
woonoverlast Zij hebben hierbij meerdere vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport dat gemeenten op het gebied van gegevensuitwisseling
problemen zien die de aanpak van woonoverlast belemmeren. Deze leden vragen zich af
welke problemen dit zijn en welke oplossingen de Minister ziet om deze problemen weg
te nemen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat gemeenten in driekwart van de gevallen tevreden
zijn over de samenwerking met de woningcorporaties. Deze leden vragen zich af welke
problemen zich voordoen bij de andere kwart en welke oplossingen de Minister ziet
om deze problemen weg te nemen. De leden van de VVD-fractie vragen zich bovendien
af in welke mate gemeenten tevreden zijn over de samenwerking met institutionele vastgoedbeleggers
en particuliere verhuurders. Deze leden willen weten in hoeverre er situaties zijn
waarbij verhuurders niet meewerken. Tot slot op dit punt vragen de leden van de VVD-fractie
zich af hoe in de brief van de Minister en het rapport over de Tussentijdse evaluatie
van de Wet aanpak woonoverlast wordt geconcludeerd dat «ernstige en hardnekkige vormen
van woonoverlast met name bij particuliere verhuur» voorkomt, terwijl dit nergens
in het rapport naar voren komt.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeverre er samen wordt gewerkt tussen
gemeenten in de aanpak van woonoverlast. Deze leden vinden het verstandig als «succesverhalen»
met elkaar gedeeld worden. Ook vragen zij of het mogelijk is om voor gemeenten in
samenwerking met de VNG richtlijnen en stappenplannen te ontwerpen die bewezen werken.
Zij denken dat met name kleine gemeenten hier baat bij zouden kunnen hebben.
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het rapport «Tussentijdse evaluatie Wet aanpak woonoverlast«.
Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen of veel waarde gehecht kan worden aan de evaluatie
nu de tussenevaluatie is uitgevoerd op een moment dat de Wet aanpak woonoverlast nog
relatief kort van kracht was.
De leden van de CDA-fractie constateren dat een klein deel van de gemeenten (5%) negatief
oordeelt over de wet. Graag vernemen zij de concrete motieven daarvoor.
De leden van de CDA-fractie lezen dat een fors aantal gemeenten de wet heeft benut
door te waarschuwen voor de toepassing ervan terwijl er ook terughoudendheid is bij
toepassing bij overlastgevers met psychische problemen. Graag vernemen deze leden
de verhouding
daartussen; is dreigen effectief bij overlastgevers met psychische problemen, zo vragen
zij.
De leden van de CDA-fractie vragen of gegevensuitwisseling van zaaks- en persoonsgegevens
altijd plaatsvindt tussen gemeente en de ketenpartners.
De leden van de CDA-fractie zijn verheugd te lezen dat de tussenevaluatie laat zien
dat de nieuwe wet een bijdrage levert aan het dichten van de leemte die bestaat bij
de aanpak van ernstige en hardnekkige vormen van woonoverlast veroorzaakt wordt door
woningbezitters en bij particuliere verhuur.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de tussenevaluatie van de Wet aanpak woonoverlast.
Zij hebben nog enkele vragen die zij aan de regering voor willen leggen.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre er een overzicht bestaat van wijken
waar bovenmatig veel woonoverlast plaatsvindt, en wat er naast de Wet aanpak woonoverlast
in deze gebieden wordt gedaan om de leefbaarheid op peil te houden?
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre er overzicht is welke van de in de
Wet aanpak woonoverlast vastgestelde vormen van overlast de afgelopen jaren het vaakst
gerapporteerd zijn en hoe deze aantallen zich sinds invoering van de Wet hebben ontwikkeld?
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre er zicht is of deze wet nu daadwerkelijk
tot nu toe de oorzaak van overlast heeft kunnen aanpakken, of dat dit wellicht – gegeven
verschillende uitwerkingen binnen verschillende gemeenten – ook voor een verplaatsing
van bepaalde problemen heeft gezorgd?
De leden van de D66-fractie constateren dat een op de acht gemeenten niet van plan
is om verordeningen rondom gedragsaanwijzingen op te leggen. Deze leden vragen wat
de motivatie van deze gemeenten is, en op welke wijze in deze gemeenten woonoverlast
wordt tegengaan?
De leden van de D66-fractie constateren dat in iets meer dan de helft van de gevallen
een opgelegde verordening heeft geleid tot een vermindering of verdwijnen van de overlast.
Deze leden vragen de Minister op dit percentage te reflecteren en vragen of er aanvullende
opties worden onderzocht om dit percentage te verhogen?
De leden van de D66-fractie constateren dat de relatie met zorgpartners nog te wensen
overlaat, terwijl er in 78% van de gevallen sprake is van een zorgvraag. Deze leden
vragen de Minister of er daarom ook niet op hoger niveau samenwerking moet worden
gezocht, bijvoorbeeld tussen het CCV en zorgpartners? In hoeverre wordt vanuit de
CCV aangesloten op aanpakken vanuit het zorg- of welzijnsdomein?
De leden van de D66-fractie constateren dat een derde van de gemeenten met een verordening
afspraken heeft gemaakt met ketenpartners over de uitvoering en toepassing van de
wet. Deze leden hechten aan een goede samenwerking tussen ketenpartners in de uitvoering
van deze wet, en vragen de Minister of dat met dit percentage is geborgd of wat er
hiervoor aanvullend nodig kan zijn?
De leden van de D66-fractie lezen dat het rapport concludeert dat de Wet aanpak woonoverlast
een bijdrage levert aan het terugdringen van woonoverlast. Deze leden vragen de Minister
uiteen te zetten welke inspanningen er naast deze wet samen met stakeholders landelijk
worden geleverd om woonoverlast tegen te gaan en vragen of er ook lokale initiatieven
zijn met goede resultaten die breder uitgerold zouden kunnen worden?
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de tussentijdse evaluatie van de Wet aanpak woonoverlast.
Zij zijn blij om te zien dat steeds meer gemeenten gebruik maken van de extra mogelijkheden
om verschillende vormen van woonoverlast aan te pakken. Maar daarmee zijn we er nog
niet.
Overlast is niet alleen hinderlijk, maar kan ook hardnekkig zijn. Uit de tussentijdse
evaluatie blijkt dat er meer nodig is om verschillende vormen van overlast aan te
pakken.
De leden van de SP-fractie zijn daarom teleurgesteld dat de regering niets concreets
aanreikt in de kabinetsreactie, buiten kennisdeling om. Uiteraard is het delen van
kennis van belang, maar waarom pakt de regering niet alle genoemde knelpunten aan,
zo vragen de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen of de regering bereid is om
onderzoek te doen naar aanvullende mogelijkheden om hardnekkige of terugkerende overlast
aan te pakken, al dan niet in combinatie met psychische of psychiatrische problematiek
die kan spelen bij de overlastgever.
De leden van de SP-fractie vinden het zorgelijk dat in 78% van de gevallen er (ook)
sprake was van zorgproblematiek, terwijl tegelijkertijd een aanzienlijk deel van de
gemeenten de «Wet aanpak woonoverlast» niet geschikt acht om te gebruiken als er (ook)
psychische problematiek speelt. De leden van de SP-fractie vragen of de regering hier
een integraal antwoord op kan formuleren. Deze leden zien graag concrete, gezamenlijke
Welzijn en Sport. Welke aanvullende handvatten zijn er nog meer mogelijk om zowel
gemeenten als zorg- en welzijnsinstellingen te ondersteunen, vragen de leden van de
SP-fractie.
Dat een combinatie van psychische problematiek en woonoverlast complex is, mag er
volgens de SP niet toe leiden dat buren, huisgenoten, gemeenten, woningcorporaties
of welzijnsinstellingen in de kou komen te staan. Er zou juist een permanente zoektocht
moeten zijn naar de beste oplossingen voor zowel de mensen die de overlast ervaren,
als de overlastgever die in sommige gevallen beter als een patiënt bestempeld kan
worden. Is de regering dit met de leden van de SP-fractie eens en zo ja, hoe ziet
de permanente zoektocht eruit, en hoe worden ervaringen uit andere landen beoordeeld?
De leden van de SP-fractie stellen de vraag wat de bezuinigingen op de geestelijke
gezondheidszorg (ggz) hebben betekend voor de hoeveelheid woonoverlast. Daarnaast
zien de leden van de SP-fractie graag een overzicht tegemoet van de afgelopen 10 jaar,
waarbij per jaar wordt aangegeven hoe vaak er woonoverlast wordt gemeld en in hoeveel
gevallen er daarbij (ook) ggz-problematiek speelde bij de overlastgever.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of er een verband is tussen het schrappen
van een derde van de ggz-bedden en woonoverlast. Wanneer de regering hier geen beeld
van heeft, is de regering dan bereid dit onderzoeken in de brede zin, vragen de leden
van de SP-fractie. Woningcorporaties signaleren al een toename van verwarde mensen
die thuis wonen, maar psychische of zorgproblematiek speelt uiteraard niet alleen
in sociale huurwoningen.
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering «extra aandacht» wil geven
aan de samenwerking met zorgpartners. Wat wordt hiermee concreet bedoeld, vragen de
leden van de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie willen graag een analyse en oplossingen voor het gesignaleerde
gebrek aan handhavingscapaciteit. Bijvoorbeeld, hoe is het mogelijk dat meer dan de
helft van de gemeenten hier tegenaan loopt? Daarnaast willen de leden van de SP-fractie
graag weten welke rol een wijkagent heeft in het voorkomen, signaleren en oplossen
van woonoverlast. En kan dit in het kader worden geplaatst van de komst van de Nationale
Politie en het beperken van de taken van woningcorporaties?
De leden van de SP-fractie willen weten op welke manieren de regering de gegevensuitwisseling
gaat verbeteren. Welke mogelijkheden om gegevens uit te wisselen bij woonoverlast
zijn niet meer mogelijk sinds de inwerkingtreding van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG)? De leden van de SP-fractie vernemen graag welke gegevens wel en welke niet
uitgewisseld mogen worden, en waar knelpunten worden ervaren in de huidige regelgeving.
De leden van de SP-fractie vernemen graag hoe vaak de afgelopen 2 jaar een tijdelijk
huisverbod van 10 dagen (of minder) is opgelegd, en in hoeveel van die gevallen dit
is verlengd tot uiterlijk 4 weken. De leden van de SP-fractie vragen daarbij naar
de begeleiding of hulp die is geboden aan zowel degenen die de overlast hebben ervaren,
als de overlastpleger(s).
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie welke invloed de coronacrisis heeft op
het aantal meldingen van woonoverlast. Deze leden vragen de regering ook een overzicht
te geven van de gemelde woonoverlast in het eerste half jaar van 2020, zowel in vorm
en als in aantal, afgezet tegen het eerste half jaar van 2019.
De leden van de PvdA-fractie nemen met interesse kennis van de tussenevaluatie van de Wet aanpak woonoverlast
en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden zijn positief over het feit dat 70% van de gemeenten de wet heeft ingevoerd.
Wel hebben zij zorgen over de overige 30% die dit klaarblijkelijk nog niet hebben
gedaan. Kan de Minister inzicht geven in de vertraging die bij de overige gemeenten
is opgetreden. De aan het woord zijnde leden uiten hun zorgen over de gemeenten die
aangeven niet van plan te zijn de wet in te voeren. Waarom is dit het geval? Welke
sancties staan er op het niet invoeren van de wet? Kan de Minister aangeven of zij
een termijn stelt waarop de overige gemeenten de wet moeten hebben ingevoerd? Zo ja,
op welke termijn is dit?
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over het beeld dat in de evaluatie
naar voren komt dat ernstige woonoverlast zeer complex is en dat een groot deel veroorzaakt
wordt door overlastgevers met psychische problemen die zorg vereisen. Deze leden wijzen
op het feit dat een beperkt deel van de gemeenten van mening is dat de wet een geschikt
instrument is voor dit soort problematiek. Ziet de Minister mogelijkheden om de wet
aan te passen zodat het een beter instrument wordt voor dit soort complexe problematiek?
Zou een betere aansluiting van zorginstellingen bij meldingen van overlast door mensen
met psychische problemen een oplossing zijn? Is de Minister van mening dat gemeenten
voldoende toegerust zijn om met dit soort problematiek om te gaan?
De leden van de PvdA-fractie hechten veel waarde aan het thuis voelen in je eigen
woning. Overlast kan daar een negatieve uitwerking op hebben. Deze leden constateren
dat overlast door complexe problematiek vaak terecht komt in buurten met veel sociale
huurwoningen. Dit verergert dan ook vaak de druk op deze gemeenschappen. Vindt de
Minister het wijs om door te gaan met het plaatsen van zorgbehoevenden in vaak kwetsbare
wijken? Is dit niet juist een reden waardoor (ernstige) overlast ontstaat? Hoe worden
woningcorporaties nu betrokken bij het plaatsen van kwetsbare mensen in sociale huurwoningen?
Zou het zicht op mogelijke overlast vergroot kunnen worden door betere samenwerking
tussen gemeenten, zorginstellingen en woningcorporaties?
Ten slotte merken de leden van de PvdA-fractie op dat fijne en leefbare buurten van
onmisbare waarde zijn in Nederland. Iedereen hecht aan een fijn en veilig thuis. Kan
de Minister aangeven of zij bereid is de leefbaarheid van wijken die te maken hebben
met overmatig veel overlast extra te ondersteunen? Deze leden zien het onderhouden
van gemeenschappelijke ruimtes en het tegengaan van afval op straat als essentiële
elementen om wijken leefbaar te houden en overlast tegen te gaan. Is de Minister het
met de leden van de PvdA-fractie eens dat opbouwwerk en meer onderhoud hieraan zou
kunnen bijdragen? Is zij bereid om hier extra budget voor vrij te maken zodat de leefbaarheid
van wijken wordt vergroot en overlast kan worden voorkomen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.