Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 450 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 18 juni 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast
met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit
te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 2 juni 2020 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 15 juni 2020 zijn ze door de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Meijers
1
Hoeveel van de geplande uitgaven voor 2020 is in totaal doorgeschoven naar 2021?
Antwoord
Als reactie op de gevolgen van de wereldwijde COVID-19 uitbraak is er op de BHOS-begroting
EUR100 miljoen beschikbaar gemaakt als noodpakket voor ontwikkelingslanden, vooral
in Afrika. Dekking is gevonden op alle beleidsartikelen, en daarbinnen waar mogelijk
via inzet van onverplichte middelen. Getracht is de impact op lopende programma’s
zoveel als mogelijk te beperken. Deze ombuiging van EUR 100 miljoen betekent wel dat
bepaalde budgetten niet op de oorspronkelijk beoogde manier kunnen worden ingezet,
wat ook kan betekenen dat geplande betalingen worden verschoven. Zie voor nadere details
antwoorden op vraag: 7, 19 t/m 23, 25, 29, 31, 32, 34, 36 t/m 39, 42, 46 en 47.
2
Kunt een prognose geven voor het percentage dat dit jaar aan Official Development
Assistance (ODA) gaat worden besteed?
Antwoord
De verwachte ODA-prestatie voor 2020 is op dit moment nog steeds 0,53 procent. Informatie
over de ODA-prestatie wordt gemeld aan uw Kamer op vaste momenten, namelijk in de
HGIS-nota (raming) en in het HGIS-jaarverslag (realisatie). De HGIS-nota 2021 is het
eerstvolgende moment waarop uw Kamer geïnformeerd zal worden over de geactualiseerde
raming van het ODA-percentage voor 2020. De HGIS-nota wordt op Prinsjesdag aan de
Tweede Kamer aangeboden.
3
Kunt u inzichtelijk maken via een overzicht wat de ontwikkeling is van de Nederlandse
ODA-uitgaven sinds 2000, zowel in percentages als in absolute cijfers?
Antwoord
In onderstaande tabel worden de ODA-uitgaven en netto ODA-prestaties van 2000 tot
en met 2020 gepresenteerd.
ODA-uitgaven
in miljoenen euro
Netto ODA-prestatie
Als percentage van het BNI
2000
3.517,6
0,82%
2001
3.771,9
0,82%
2002
3.828,3
0,82%
2003
3,816.2
0,81%
2004
3.947,8
0,73%
2005
4.231,0
0,82%
2006
4.692,3
0,81%
2007
4.843,6
0,81%
2008
5.048,8
0,80%
2009
4.728,4
0,82%
2010
4.877,1
0,81%
2011
4.686,0
0,75%
2012
4.375,4
0,71%
2013
4.224,9
0,67%
2014
4.315,7
0,64%
2015
5.245,5
0,75%
2016
4.657,0
0,65%
2017
4.491,6
0,60%
2018
4.833,1
0,62%
2019
4.740.9
0,61%
2020
4.486.41
0,53%1
X Noot
1
Verwachte realisatie op basis van HGIS-nota 2020
4
Kunt u een toelichting geven voor de verlaging van de begroting? Klopt het dat deze
verlaging voornamelijk veroorzaakt wordt door de overheveling van budget naar de begroting
van Justitie & Veiligheid? Gaat dit ten koste van geplande uitgaven op de begroting
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?
Antwoord
Het klopt dat de verlaging van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
voornamelijk wordt veroorzaakt door de overheveling van budget naar de begroting van
Justitie en Veiligheid voor de voor de opvang van eerstejaars asielzoekers uit DAC-landen.
De overheveling bedraagt EUR 94 miljoen. Met de ODA-uitgaven voor de opvang van eerstejaars
asielzoekers kunnen geen andere ODA-uitgaven worden bekostigd.
5
Wat betekent de verlaging van de geraamde uitgaven met € 87,5 miljoen voor de ODA-uitgaven
als percentage van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI)?
Antwoord
De verlaging heeft geen effect op de ODA-prestatie omdat dit per saldo een verschuiving
binnen het totale ODA-budget betreft.
6
Waarom komen de bedragen in Tabel 3 niet altijd overeen met de bedragen voor dezelfde
beleidsartikelen in kolom (4) «Mutaties 1e suppletoire begroting 2020»? Waarom is
de uitgavenmutatie voor artikel 1.3 bijvoorbeeld – 12.950 in Tabel 3, maar – 7.950
in Tabel 4?
Antwoord
In Tabel 3 zijn per beleidsartikel alleen de belangrijkste mutaties zichtbaar gemaakt.
In het geval van Tabel 3 zijn onder de punten 1 tot en met 11 de belangrijkste mutaties
vanwege de snelle eerste respons ten behoeve van het bestrijden va de COVID-19 pandemie
in ontwikkelingslanden inzichtelijk gemaakt. Voor een aantal beleidsartikelen, maar
niet voor alle beleidsartikelen, waren dit ook de enige mutaties. Indien er ook andere
relevante mutaties op een beleidsartikel zijn, dan staan deze toegelicht bij het betreffende
beleidsartikel. Welke mutaties relevant zijn is uitgelegd in de leeswijzer en Tabel
2 op pagina 3 van de suppletoire begroting.
7
Wat zijn de programmatische consequenties van de verlaging van het budget van Artikel
1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden voor de dekking
van de respons op COVID-19? Om welke ambassades en landen gaat het? Wat zijn de consequenties
binnen getroffen programma’s voor het behalen van Duurzaam Ontwikkelingsdoel (SDG)
nummer 5?
Antwoord
De verlaging van het budget op artikel 1.3 betrof nog niet gecommitteerde middelen.
In een aantal gevallen waren er ook nog geen projectvoorstellen voor het beschikbare
budget. In de meeste gevallen was deze ruimte er juist vanwege vertraging van de ontwikkeling
van projectvoorstellen als gevolg van COVID-19. De algemene intentie is om de ontwikkeling
van de beoogde activiteiten zo snel mogelijk te hervatten, om in 2021 alsnog tot deze
committering te komen. De budgetten voor de programma’s van de ambassades te Addis
Abeba, Amman, Bamako, Dhaka, Cairo, Khartoum en Ramallah zijn nu deels gekort. Uitvoeringspartners
bij deze programma’s zijn veelal lokale consultants, maar ook partijen als de Worldbank/IFC,
SNV en multi-donor initiatieven.
De projectvoorstellen die als gevolg van deze verlaging zijn uitgesteld betreffen
geen programma’s bedoeld om bij te dragen aan het behalen van SDG5, al spelen genderdimensies
in de meeste programma’s wel een rol voor het te behalen resultaat op privatesectorontwikkeling.
8
Wat is de onderbouwing voor de vermindering van uitgaven van € 4,4 miljoen via «bijdragen
aan ander begrotingshoofdstuk» onder artikel 1.2 Versterkte Nederlandse Handels-en
Investeringspositie?
Antwoord
De verlaagde uitgave van EUR 4,4 miljoen op artikel 1.2 Versterkte Nederlandse Handels-
en Investeringspositie betreft de bijdrage aan de Douane voor controles ten aanzien
van internationaal sanctiebeleid. Dit zijn de beperkende maatregelen (sancties) van
de EU naar aanleiding van de acties die de situatie in Oost-Oekraïne destabiliseren.
De bijdrage hiervoor is overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Financiën.
9
Kunt u toelichten welke subsidies op het gebied van duurzame productie en handel worden
verlengd en welke bedragen hiermee gemoeid zijn?
Antwoord
Van twee uitvoerders loopt een langdurige subsidierelatie eind 2020 af. Het voornemen
bestaat deze relatie in 2021 voort te zetten en hiertoe al in 2020 een nieuwe subsidiebeschikking
te verstrekken. Dit leidt tot een verhoging van de verplichtingen in 2020 van beleidsartikel
1. Om de voorziene resultaten op het gebied van duurzame productie en handel te kunnen
blijven behalen, voorziet het kabinet in een subsidieomvang die vergelijkbaar is met
voorgaande jaren. De uiteindelijke toekenning van de subsidies hangt af van de kwaliteit
en omvang van de aanvragen.
10
Kunt u de mutatie toelichten van het Dutch Trade Investment Fund van € 17,4 miljoen?
Antwoord
De mutatie is van technische aard. In het kader van het DTIF worden leningen verstrekt
met zogenaamde zachte voorwaarden. Vanwege deze zachte voorwaarden is sprake van een
subsidie. In de tabel in de eerste suppletoire begroting wordt de geraamde EUR 17,4
miljoen daarom verschoven van de regel leningen naar de regel subsidies. Dit laat
onverlet dat het subsidiebedrag terugbetaald moet worden.
11
Kunt u toelichten uit welke bijdragen de verhoging van de verplichtingen op artikel
1 is opgebouwd?
Antwoord
Zie antwoord vraag 9.
12
Wat is de achterliggende oorzaak voor een toename van de uitvoeringskosten van Fonds
Verantwoord Ondernemen in artikel 1.1?
Antwoord
In 2019 is het fonds voor het eerst opengesteld. Doordat het fonds nieuw was en er
minder dan een jaar was om tot volledige uitputting te komen, is dit niet gelukt.
Naar verwachting gebeurt dit in 2020 wel. Het beschikbare bedrag is voor 2020 verhoogd,
daardoor worden er meer aanvragen verwacht. Voor een groter aantal aanvragen zijn
hogere uitvoeringskosten benodigd en deze zijn derhalve ook opgenomen in de begroting.
13
Om welke programma’s en welke ambassades gaat het bij de verlaging van het budget
op artikel 1.3 voor aan ambassades gedelegeerde programma's? Welke organisaties en
doelgroepen worden hierdoor geraakt?
Antwoord
Zie antwoord vraag 7.
14
Kunt u meer details geven over de versterking van de private sector op het gebied
van voedselzekerheid in Tunesië? Op welke manier wordt dit gedaan?
Antwoord
Nederland financiert het Tunisian Rural and Agricultural Chains of Employment Program (TRACE) van de Wereldbank. Het programma is in 2019 gestart en heeft een looptijd
van vier jaar. De Nederlandse financiering bedraagt EUR 13,1 miljoen. Hoofddoelstelling
van het programma is het creëren van banen in de agri-voedselsector, door productiviteitsverhoging
en het weerbaarder maken van kleine voedselproducenten, bijvoorbeeld door het versterken
van de concurrentiekracht van landbouwcoöperaties en midden- en kleinbedrijf. Via
een geïntegreerde strategie worden deze doelgroepen ondersteund om zich beter te organiseren
en betere aansluiting tot de markt en toegang tot financiering te krijgen. Hierdoor
kunnen deze bedrijven groeien en worden banen gecreëerd. Speciale aandacht gaat uit
naar werkgelegenheid voor jongeren en versterken van vrouwelijk ondernemerschap in
de landbouwsector.
15
Kunt u toelichten hoe de toename van € 370,6 miljoen van de stand van de verplichtingen
is verdeeld over «voedselzekerheid», «water» en «klimaat»?
Antwoord
De toename is als volgt verdeeld:
Voedselzekerheid: EUR 93,8 miljoen
Water: EUR 236,8 miljoen
Klimaat: EUR 40 miljoen
16
Hoe is de meerjarige afname van de verplichtingen verdeeld over de verschillende beleidsthema’s?
Antwoord
De meerjarige afname is als volgt verdeeld.
2021
Voedselzekerheid: –/– EUR 25 miljoen
Water: –/– EUR 38,4 miljoen
Klimaat: –/– EUR 22,6 miljoen
2022
Voedselzekerheid: –/– EUR 3,5 miljoen
Water: + EUR 9,5 miljoen
Klimaat: –/– EUR 12 miljoen
2023
Voedselzekerheid: –/– EUR 23 miljoen
Water: –/– EUR 12,5 miljoen
Klimaat: –/– EUR 22,6 miljoen
2024
Voedselzekerheid: –/– EUR 1 miljoen
Water: –/– EUR 4,5 miljoen
Klimaat: –/– EUR 22,6 miljoen
17
Kunt u een toelichting geven op de mutaties van € 25 miljoen die gemoeid zijn met
de subsidie/opdrachten voor Kennis- en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid?
Antwoord
De mutatie betreft een administratieve correctie waarbij een verschuiving plaatsvindt
van het instrument subsidie naar het instrument opdracht, omdat op dit laatste instrument
meer uitgaven worden gerealiseerd dan op het instrument subsidie.
18
Kunt u toelichten wanneer de toename van de verplichtingen van € 370,6 miljoen, leidt
tot uitgaven?
Antwoord
Deze toename van de verplichtingen leidt tot uitgaven in 2020 en verdere jaren.
19
Welke onderdelen van het budget van Artikel 2.1 Voedselzekerheid zijn precies verlaagd
vanwege de dekking van de respons op COVID-19? In hoeverre heeft dit (programmatische)
consequenties? Wat voor impact op het behalen van SDG 5 binnen deze onderdelen heeft
deze verlaging van het budget?
Antwoord
De verlaging van het budget van Artikel 2.1 heeft plaatsgevonden op het subartikel
«Uitbannen huidige honger en voeding». De Nederlandse doelstellingen voor SDG 2 in
2030 zijn gezien het budget voor de nog resterende jaren nog steeds haalbaar. Aangezien
gender onderdeel is van alle voedselzekerheidprogramma’s, zal het effect van de verschuivingen
op het behalen van SDG5 zeer gering zo niet verwaarloosbaar zijn.
20
In welke landen worden de budgetten binnen Artikel 2.2 Water ten behoeve van de decentrale
programma’s in een aantal West-Afrikaanse landen en in de Hoorn van Afrika verlaagd?
Welke programmatische consequenties heeft dit? Wat voor impact op het behalen van
SDG 5 hebben deze programmatische consequenties?
Antwoord
De budgetten binnen Artikel 2.2 Water ten behoeve van decentrale programma’s worden
verlaagd in Ethiopië, Zuid-Soedan, Mali, Benin, Bangladesh, Jordanië en Jemen. In
verband met de snelle eerste respons op de COVID-19 pandemie is het budget voor de
bijdrage aan het UNICEF WASH (water, sanitation and health) programma verhoogd. Deze
extra middelen worden voor een belangrijk deel ten behoeve van West-Afrikaanse landen en landen in de Hoorn van Afrika besteed. Het totale budget voor WASH
neemt toe. Daardoor zullen de gevolgen voor de resultaatbereiking naar verwachting
positief zijn. Wel zal de uitvoering van een aantal beoogde decentrale activiteiten
worden vertraagd (zie ook antwoord op vraag 21). Deze wijziging heeft geen invloed
op het behalen van SDG 5 binnen het artikel.
21
Wat is het directe gevolg van de verlaging van budgetten op decentrale programma’s
in een aantal West-Afrikaanse landen en in de Hoorn van Afrika? Welke organisaties
en doelgroepen worden door deze verlaging geraakt?
Antwoord
De uitvoering van een aantal decentrale programma’s loopt vertraging op en dat betekent
dat de resultaten ook later worden verwacht. Zo zal in Zuid-Soedan een aanbesteding
voor een waterbeheerprogramma in Bor later plaatsvinden en zullen in Ethiopië en Mali
programma’s op het gebied van grensoverschrijdend waterbeheer worden uitgesteld. Dit
raakt bewoners in de stroomgebieden van de betreffende rivieren.
22
Waarom zijn de uitgaven voor het onderdeel Subsidies voor Klimaat «algemeen», binnen
het artikel 2.3 Klimaat, op de begroting teruggebracht met € 24,179 miljoen?
Antwoord
De verlaging van het budget op het onderdeel Subsidies voor Klimaat «algemeen» betreft
een administratieve correctie van de allocaties binnen Artikel 2.3 in verband met
een nieuwe indeling van de begroting. Zo zijn middelen toegevoegd aan het instrument
«Bijdrage» en zijn middelen overgeheveld aan het thema «Hernieuwbare energie». Verder
is het budget voor dit artikelonderdeel teruggebracht vanwege de benodigde dekking
voor de eerste snelle respons op COVID-19.
23
Wat zijn de (programmatische) consequenties van het terugbrengen van het budget van
Artikel 2.3 Klimaat voor het artikelonderdeel Klimaat algemeen? Wat voor impact op
het behalen van SDG 5 binnen getroffen programma’s heeft deze verlaging van het budget?
Antwoord
De programmatische consequenties zijn beperkt. De verlaging is terug te voeren op
twee overhevelingen: naar het thema Hernieuwbare Energie en naar de eerste snelle
respons op COVID-19. Zij werd deels gecompenseerd door een ophoging van de middelen
voor multilaterale klimaatfondsen. Aangezien mainstreaming van gender in alle activiteiten plaatsvindt, zal het effect van de verschuivingen
op het behalen van SDG5 zeer gering, zo niet verwaarloosbaar zijn.
24
Waar wordt de verhoging van de uitgaven voor hernieuwbare energie onder artikel 2.3.
Klimaat van 0 naar 17 miljoen aan uitgegeven?
Antwoord
De verhoging is bestemd voor bijdragen aan de Wereldbank (kennis en technische assistentie
voor hernieuwbare energie) en aan de Duitse organisatie GIZ (programma rond schoon
koken).
25
Welk deel van de verminderde uitgaven van in totaal € 6,487 miljoen op artikel 2.3.
Klimaat is gebruikt om de kosten van de COVID-19 respons te dekken? Waarom is ervoor
gekozen om het artikel Klimaat te gebruiken voor (een deel van) de dekking?
Antwoord
Het gehele bedrag van in totaal € 6,487 miljoen op dit artikel is gebruikt voor de
dekking van de kosten van de eerste COVID-19 respons. Binnen artikel 2.3 is gekozen
voor een evenredige verdeling over de sub-artikelen.
26
Op welk begrotingsonderdeel is de 25 miljoen van het amendement in artikel 2.3 Klimaat
ter verdubbeling van de financiering voor activiteiten die bijdragen aan het tegengaan
van ontbossing terug te zien? Waaruit blijkt dat er sprake is van een verdubbeling?
Antwoord
De dekking van het amendement ter verdubbeling van de financiering voor activiteiten
die bijdragen aan het tegengaan van ontbossing wordt grotendeels gevonden in begrotingsonderdeel
«Klimaat algemeen» van artikel 2.3 Klimaat, maar ook uit andere beleidsartikelen van
de BHOS-begroting zijn bijdragen mogelijk. De verdubbeling wordt zichtbaar op basis van gerealiseerde
uitgaven.
27
Hoeveel bedraagt de totale uitgave aan internationale klimaatfinanciering na de wijzigingen
op artikel 2.3?
Antwoord
Zoals bijlage 7 in de HGIS-nota 2020 laat zien, wordt internationale klimaatfinanciering
op vele beleidsartikelen gerealiseerd, niet alleen op de BHOS-begroting. Het effect
op de totale Nederlandse klimaatfinanciering van de wijzigingen op artikel 2.3 is
derhalve zeer beperkt. Daarom leiden deze wijzigingen niet tot een verandering in
de inschatting die in bijlage 7 van de HGIS-nota 2020 is gegeven. Pas na afloop van
het jaar kan overigens exact worden vastgesteld hoeveel de totale klimaatfinanciering
heeft bedragen.
28
Waar in Tabel 5 komt de verdubbeling van de financiering voor activiteiten die bijdragen
aan het tegengaan van ontbossing terug?
Antwoord
Zie antwoord vraag 26.
29
Klopt het dat de uitgaven op artikel 3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
en hiv/aids (€ 8,5 miljoen minder uitgaven aan SRGR en hiv/aids via subsidies en € 2
miljoen minder via bijdragen (inter)nationale organisaties) verlaagd zijn ten gunste
van de Global Financing Facility (GFF) van de Wereldbank? Biedt de GFF de meest doelmatige
en efficiënte manier om vrouwen en meisjes te bereiken met toegang tot seksuele en
reproductieve gezondheidszorg? Op welke termijn kan een Scorecard van het GFF worden
verwacht?
Antwoord
Ja dit klopt, er is als onderdeel van de eerste COVID-19 respons EUR 10 mln vrijgemaakt
voor een bijdrage via Global Financing Facility (GFF). De resterende EUR 0,5 mln betreft
een technische bijstelling van budget voor Subsidies naar Bijdragen (inter)nationale organisaties.
De Global Financing Facility (GFF) richt zich op het verbeteren van gezondheidszorg
voor moeders, kinderen en jongeren, inclusief diensten op het gebied van SRGR. Omdat
GFF als antwoord op de COVID-19 crisis op grote schaal interventies uitvoert die zich
juist richten op de continuering van de basisgezondheidszorg, en zodoende ook de continuïteit
van SRGR-dienstverlening, infrastructuur en medicijnen (inclusief anticonceptiemiddelen)
is ervoor gekozen om extra in te zetten op dit instrument.
Voor verbetering van dienstverlening op het gebied van SRGR, blijft Nederland streven
naar een gecombineerde inzet van systeemversterking (via multilaterale organisaties
zoals de GFF en de WHO) en beleidsbeïnvloeding (via bijvoorbeeld UNFPA en het maatschappelijk
middenveld).
De Global Financing Facility (GFF) is opgenomen in de overkoepelende scorecard van
de Wereldbank van 6 december 2019 (pagina 22). In 2022 verschijnt een nieuwe scorecard.
30
Wat was de afweging voor de verhoging van de uitgaven onder artikel 3.1 Seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids aan vrouwenrechten en keuzevrijheid
via bijdragen aan (inter)nationale organisaties en aan via welke kanalen worden de
uitgaven gedaan?
Antwoord
Betreft een COVID-19 respons bijdrage via de Global Financing Facility (GFF). Zie
antwoord vraag 29.
31
Wat is, onder artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid, de onderbouwing voor
de verlaging van uitgaven aan Vrouwenrechten via subsidies met € 2,679 miljoen ten
behoeve van de COVID-19 respons?
Antwoord
Als reactie op de gevolgen van de wereldwijde COVID-19 uitbraak is er op de BHOS-begroting
EUR100 miljoen beschikbaar gemaakt als noodpakket voor ontwikkelingslanden, vooral
in Afrika. Dekking is gevonden op alle beleidsartikelen, en daarbinnen waar mogelijk
via onverplichte middelen. Getracht is de impact op lopende programma’s zoveel als
mogelijk te beperken. In het geval van artikel 3.2 vrouwenrechten en gendergelijkheid
is dit beperkt tot EUR 1.979 miljoen. Daarnaast heeft een verschuiving van EUR 700.000
van subsidies naar opdrachten (EUR 500.000, betreft met name UN Women) en RVO (200.000)
plaatsgevonden als gevolg van een wijziging in begrotingsregelgeving.
32
Kunt u toelichten hoe in Artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid de daling
van – 2.679 bij Subsidies Vrouwenrechten en de stijging van 700 bij Bijdragen (inter)nationale
organisaties Vrouwenrechten zich tot elkaar verhouden? Aan welke (inter)nationale
organisaties komt de stijging van 700 ten goede?
Antwoord
Er is hier geen correlatie tussen deze twee mutaties. De verlaging van EUR 1.979 miljoen
bij subsidies wordt ingezet voor dekking van de eerste COVID-19 respons. De verlaging
van subsidies en verhoging van bijdragen aan (inter)nationale organisaties met EUR
0.7 mln betreft bijdragen aan onder meer UN Women en de RVO.
Zie ook vraag 31.
33
Kunt u toelichten waarom in 2021 en 2022 op beleidsartikel 3 de verplichtingen worden
verlaagd als compensatie voor de verhoging van de verplichtingen in 2020? Welke subsidies
of programma’s die met deze in de begroting opgenomen verplichtingen in 2021 en 2022
waren gemoeid vinden geen doorgang of worden uitgesteld?
Antwoord
De mutaties hebben betrekking op de nieuwe subsidieperiode voor het beleidskader Versterking
Maatschappelijk Middenveld. Omdat de nieuwe subsidies worden verstrekt in 2020 wordt
het verplichtingenbudget daarvoor verhoogd. En door de grotere omvang van nieuwe verplichtingen
in 2020 is minder verplichtingenbudget nodig in latere jaren.
34
Wat is, onder artikel 3.3 Maatschappelijk middenveld, de onderbouwing voor de verlaging
van uitgaven aan Versterking maatschappelijk middenveld via subsidies met € 10,601
miljoen ten behoeve van de COVID-19 respons?
Antwoord
Als reactie op de gevolgen van de wereldwijde COVID-19 uitbraak is er op de BHOS-begroting
EUR100 miljoen beschikbaar gemaakt als noodpakket voor ontwikkelingslanden, vooral
in Afrika. Dekking is gevonden op alle beleidsartikelen, en daarbinnen waar mogelijk
via onverplichte middelen. Getracht is de impact op lopende programma’s zoveel als
mogelijk te beperken. Deze ombuiging van EUR 100 miljoen betekent wel dat ook het
budget onder artikel 3.3 niet op de oorspronkelijk beoogde manier kan worden ingezet.
35
Kunt u toelichten hoe in Tabel 6 de daling van – 2.895 bij opdrachten Versterking
maatschappelijk middenveld en de stijging van 2.895 bij Bijdragen (inter)nationale
organisaties versterking maatschappelijk middenveld zich tot elkaar verhouden?
Antwoord
Het betreft hier een technische bijstelling omdat minder uitgaven worden gepland voor
Opdrachten voor versterking maatschappelijk middenveld en meer voor Bijdragen aan (inter)nationale organisaties voor versterking maatschappelijk middenveld.
36
Wat zijn concreet de (programmatische) consequenties van het terugbrengen van het
budget van Artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid? Wat voor impact op het
behalen van SDG 5 heeft deze verlaging van het budget?
Antwoord
De programmatische consequenties zijn dat voor de strategische partnerschappen onder
Power of Women, Women, Peace & Security en Leading from the South die per 1 januari 2021 van start gaan, de hoogte van de eerste betalingen (voorschotten)
in 2020 iets naar beneden worden bijgesteld. De verlaging zal tijdens de looptijd
gecompenseerd worden en zal geen gevolgen hebben voor het meerjarige uitgavenbudget
en het behalen van resultaten.
37
Welke lopende programma’s binnen het uitgavenbudget voor Artikel 3.2 Vrouwenrechten
en gendergelijkheid worden door de verlaging van het uitgavenbudget vanwege de benodigde
dekking voor de eerste snelle respons op COVID-19 getroffen? Welke consequenties heeft
dit voor deze lopende programma’s gehad?
Antwoord
De verlaging van het uitgavenbudget voor Sub-Artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid
in 2020 heeft geen consequenties voor lopende programma’s.
38
Wat wordt concreet bedoeld met geplande eerste betalingen voor de nieuwe subsidiekaders
in het uitgavenbudget voor Artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid? Wat zijn
de consequenties van de uitgestelde betalingen voor de nieuwe subsidiekaders? Krijgen
sommige programma’s hierdoor mogelijk een langere aanlooptijd? Welke specifieke fondsen en programmaonderdelen
van de nieuwe subsidiekaders worden door de verlaging van het uitgavenbudget voor
Vrouwenrechten en gendergelijkheid getroffen?
Antwoord
De programmatische consequenties zijn dat voor de strategische partnerschappen onder
Power of Women, Women, Peace & Security en Leading from the South die per 1 januari 2021 van start gaan, de hoogte van de eerste betalingen (voorschotten)
in 2020 iets naar beneden worden bijgesteld. De verlaging zal tijdens de looptijd
gecompenseerd worden en zal geen gevolgen hebben voor het meerjarige uitgavenbudget
en het behalen van resultaten.
39
Wat betekent de verlaging van het uitgavenbudget voor Artikel 3.2 Vrouwenrechten en
gendergelijkheid concreet voor de middelen die over de gehele looptijd beschikbaar
zijn voor de nieuwe subsidiekaders?
Antwoord
De programmatische consequenties zijn dat voor de strategische partnerschappen onder
Power of Women, Women, Peace & Security en Leading from the South die per 1 januari 2021 van start gaan, de hoogte van de eerste betalingen (voorschotten)
in 2020 iets naar beneden worden bijgesteld. De verlaging zal tijdens de looptijd
gecompenseerd worden en zal geen gevolgen hebben voor het meerjarige uitgavenbudget
en het behalen van resultaten.
40
In hoeverre hangt de korting op de bijdrage aan het Bevolkingsfonds van de Verenigde
Naties (UNFPA) samen met de COVID-19 respons? Welke (programmatische) gevolgen heeft
deze korting? Voor welke andere programma’s heeft dit consequenties?
Antwoord
Er is geen relatie tussen de verlaging van de bijdrage aan UNFPA en de COVID-19 respons.
In 2018 is besloten de jaarlijkse Core-bijdrage aan UNFPA te verlagen met EUR 2 miljoen
vanwege zorgen over het voldoende krachtig uitdragen van haar mandaat en over de beleids-
en bedrijfsvoering. In 2019 is besloten deze korting voort te zetten de komende jaren.
Dit wordt nu voor 2020 en 2021 in de begroting verwerkt. De verlaging is tijdens beleidsoverleg
met UNFPA doorgesproken en heeft geen directe programmatische consequenties aangezien
UNFPA in hun planning rekening heeft kunnen houden met deze verlaging.
41
Wat betekent de verlaging van het uitgavenbudget voor het maatschappelijk middenveld
concreet voor de middelen die over de hele looptijd beschikbaar zijn voor de nieuwe
subsidiekaders?
Antwoord
De verlaging zal tijdens de looptijd gecompenseerd worden en zal geen gevolgen hebben
voor het meerjarige uitgavenbudget.
42
Is het negatieve saldo op Artikel 4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling ten koste
gegaan van lopende programma’s op het gebied van veiligheid en rechtstaatontwikkeling?
Zo ja, van welke?
Antwoord
Nee, dit is niet ten koste gegaan van lopende programma’s.
43
Kunt u een overzicht geven van de wijze waarop de extra middelen (artikel 4.1) als
respons op de coronaepidemie worden verdeeld over VN, Rode Kruis en het flexibele
noodhulp kanaal van het Nederlandse maatschappelijk middenveld?
Antwoord
In totaal is er EUR 42,5 miljoen toegevoegd aan artikel 4,1. EUR 7,5 miljoen wordt
besteed via de WHO, EUR 15 miljoen via het Central Emergency Response Fund (CERF)
van de VN, EUR 5 miljoen via de Country Based Pooled funds voor humanitaire hulp in
de Centraal Afrikaanse Republiek, Somalië en Zuid-Soedan, en EUR 5 miljoen via het
Internationaal Comité van het Rode Kruis en EUR 10 miljoen via de Dutch Relief Alliance.
44
Kunt u een toelichting geven op het «voortschrijdend inzicht» dat als reden wordt
opgeven voor de verschuiving van het thema Legitieme Stabiliteit?
Antwoord
Bij het herzien van de portfolio bleken activiteiten die waren aangemerkt als «legitieme
stabiliteit» beter te passen onder andere subthema’s binnen artikel 4.3; deze activiteiten
zijn begin 2020 overgeheveld. De budgettaire consequenties per subthema zijn zichtbaar
in de eerste suppletoire begroting.
45
Kunt u nader ingaan op de overheveling tussen de instrumenten subsidies en bijdragen
aan internationale organisaties en het voortschrijdend inzicht op dit punt? Gingen
de subsidies naar dezelfde organisaties of naar andere organisaties?
Antwoord
Er heeft geen aanpassing van de instrumenten/financiering van organisaties plaatsgevonden.
Het gaat om dezelfde organisaties. Bij een conversie zijn de lopende projecten in
de administratie onder het juiste instrument (bijdrage of subsidie) geplaatst.
46
Wat is het directe gevolg van de verlaging van de budgetten voor bijdragen functionele
rechtsorde van een aantal decentrale programma’s? Welke organisaties en doelgroepen
worden door deze verlaging geraakt?
Antwoord
De verlaging van decentrale deel van het budget voor functionele rechtsorde, EUR 10,6
miljoen, is verdeeld over 13 ambassades. De directe consequenties van deze verlaging
voor organisaties en doelgroepen is beperkt omdat er geen gevolgen zijn voor lopende
programma’s. Wel is de financiële ruimte voor nieuwe programma’s als gevolg van de
verlaging beperkter.
47
Kunt u een toelichting geven waarom juist op schuldenverlichting het budget is verlaagd
voor dekking van de COVID-19 aanpak?
Antwoord
Op Artikel 5.2 Schuldenverlichting is het budget verlaagd met EUR 6,7 miljoen. Dit
betreft juridisch en bestuurlijk onverplichte ruimte, welke nu wordt ingezet ter dekking
van de EUR 100 miljoen aan steunmaatregelen ten behoeve van het bestrijden van de
COVID-19 pandemie. Een omvangrijk deel hiervan wordt ook aangewend voor schuldverlichting:
EUR 25 miljoen) is gereserveerd voor de IMF Catastrophe Containment and Relief Trust (CCRT). Via het CCRT kan het IMF schuldendienstverlichting realiseren voor de allerarmste
landen. Dit is terug te zien onder de verhoging van het budget voor Internationale
Financiële Instellingen.
48
Wanneer kan de berekening van de BNI-ruimte verwacht worden? Houdt u rekening met
het vrijmaken van additionele middelen voor COVID-19 aanpak conform het advies van
de Adviesraad Internationale Vraagstukken?
Antwoord
De actuele stand van het ODA-budget, samenhangend met dan recente ramingen van het
CPB, wordt de Tweede Kamer gemeld op de reguliere begrotingsmomenten. De eerstvolgende
keer is de ontwerpbegroting 2021, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer zal worden
aangeboden.
49
Wat betekent een negatief budget op artikel 5.4? Waarom leidt een hogere toerekening
van de kosten voor de opvang van asielzoekers aan ODA tot een lager budget op artikel
5.4?
Antwoord
Om de inzichtelijkheid van de BHOS-begroting verder te verbeteren is met ingang van
begrotingsjaar 2017 artikelonderdeel 5.4 gecreëerd. Gedurende het begrotingsjaar worden
de middelen op dit artikelonderdeel ingezet om fluctuaties in de BNI-ontwikkeling
en bijvoorbeeld asieltoerekeningen op te vangen. Het verdeelartikel wordt gedurende
het jaar meermaals aangepast om schommelingen in het ODA-budget en veranderingen in
de asielramingen op te vangen. Resterende middelen of tekorten worden gedurende het
jaar binnen de BHOS-begroting herverdeeld of opgevangen.
50
In hoeverre zullen de economische effecten van de coronacrisis en de verwachte economische
krimp dit jaar al gevolgen hebben voor het ODA-budget op de begroting voor 2020?
Antwoord
Het Nederlandse ODA-budget is zoals afgesproken in het regeerakkoord gekoppeld aan
de ontwikkeling van het BNI en komt daarmee op 0,7% BNI minus EUR 1,4 miljard. Budgettaire
ruimte hangt mede samen met de BNI-ontwikkeling en de effecten hiervan op het ODA-budget.
Naar verwachting zal hierover richting de zomer meer bekend worden. Het Centraal Planbureau
(CPB) heeft omwille van de bijzondere situatie recent reeds vier scenario’s gepubliceerd
over mogelijke effecten van de COVID-19 crisis op de economische ontwikkeling. In
alle scenario’s wordt rekening gehouden met een economische krimp. Tegelijkertijd
voorzien eerste analyses van IMF, Wereldbank en VN forse impact van COVID-19 op de
politieke en sociaaleconomische omstandigheden in ontwikkelingslanden en overstijgen
de internationale steunverzoeken voor humanitaire bijstand en economisch herstel nu
al ruimschoots de beschikbaarheid van financiering. Afwegingen over de doorvertaling
daarover worden integraal bekeken in het licht van humanitaire en ontwikkelingssituatie,
de Rijksbrede prioriteiten en de budgettaire kaders.
51
Kunt u aangeven wanneer de Kamer over de bijstelling van het BNI en de gevolgen voor
ODA wordt geïnformeerd? Is dat na de eerstvolgende raming van het Centraal Planbureau?
Antwoord
De actuele stand van het ODA-budget, samenhangend met dan meest recente raming van
het CPB, wordt de Tweede Kamer gemeld op de reguliere begrotingsmomenten. De eerstvolgende
keer is de ontwerpbegroting 2021, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer aangeboden.
Daarin staan ook de standen voor 2020 vermeld.
52
Leidt een hogere toerekening van de kosten voor de opvang van asielzoekers aan ODA
per saldo tot hogere totale ODA-uitgaven, of tot lagere ODA-uitgaven aan andere zaken?
Antwoord
Mee- of tegenvallers in de ramingen voor de kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers
uit DAC-landen worden binnen het ODA-budget opgevangen, zo ook de additionele uitgaven
aan de opvang van eerstejaars asielzoekers over 2020 (verhoging met EUR 94 miljoen).
Dergelijke mutaties worden opgevangen op het verdeelartikel 5.4. Het verdeelartikel
wordt gedurende het jaar meermaals aangepast om schommelingen in het ODA-budget en
veranderingen in de asielramingen op te vangen. ODA-uitgaven voor opvang van eerstejaars
asielzoekers kunnen niet worden ingezet voor andere ODA-activiteiten. Een verhoging
van de asieltoerekening aan ODA leidt dus niet tot tot hogere totale ODA-uitgaven,
maar leidt tot verlaging van ODA-uitgaven in en ten behoeve van ontwikkelingslanden.
53
Kunt u bevestigen dat de kosten van verblijf langer dan 1 jaar, niet ten laste komen
van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Zo niet, hoe
groot is dan de toerekening van opvangkosten langer dan een jaar?
Antwoord
Dat is inderdaad niet het geval. Op basis van de verduidelijking van de OESO-DAC richtlijnen
over in-donor refugee costs is Nederland per 1-1-2019 overgaan op een vernieuwde systematiek die aansluit bij
deze richtlijnen. Hierbij is de toerekening gemaximeerd op een verblijfsduur van 12
maanden en dit wordt op individueel niveau vastgesteld.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Groep Krol/vKA | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.