Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 450 IX Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 17 juni 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit
voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van
vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 2 juni 2020 voorgelegd aan de Minister van Financiën. Bij brief
van 15 juni 2020 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Vraag 1
Waar komt de verwachte uitgave van 90 miljoen euro in 2022 vandaan, indachtig het
feit dat de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane heeft aangegeven
tot in 2021 bezig te zijn met de compensatie van de toeslagen voor de ouders in de
Kinderopvangtoeslag?
Antwoord op vraag 1
Er wordt maximale inspanning gepleegd om ouders zo snel mogelijk te compenseren; de
eerste betalingen zijn voorzien in juli 2020 en het grootste deel van de betalingen
is voorzien voor 2020 en 2021. Het is echter niet uit te sluiten dat een deel van
de compensatie budgettair ook op 2022 drukt. Dit houdt onder andere verband met nabetalingen
en uitvoeringskosten in geval ouders in beroep of bezwaar gaan en het verlagen van
openstaande vorderingen van ouders.
Vraag 2
Op basis waarvan kan worden bepaald welke budgettaire gevolgen de ontvlechting heeft
gezien het feit dat de specifieke invulling van de ontvlechting nog niet compleet
is?
Antwoord op vraag 2
De ontvlechting van de Belastingdienst in 3 afzonderlijke DG’s heeft gevolgen voor
de daarvoor benodigde aansturing, kaderstelling en ondersteuning, zowel bij de DG’s
als bij het Kerndepartement. Om invulling te kunnen geven aan hun taken zullen de
DG’s een eigen staf op onder meer het gebied van uitvoeringsbeleid, informatie, financiën
en control, organisatie en personeel, juridische zaken en communicatie krijgen. Hiervoor
is een bedrag gereserveerd. Op dit moment wordt de ontvlechting uitgewerkt. Voor de
zomer ontvangt u een Plan van Aanpak voor de ontvlechting.
Vraag 3
Waar in de suppletoire uitgavenmutaties 2020 zijn de extra uitgaven weergegeven die
toezien op de onderdelen «Herstellen Toeslagen» (B1), «Verbeteren dienstverlening
Belastingdienst» (B2) en «Borging stabiliteit cruciale processen Belastingdienst» (B3)?
Antwoord op vraag 3
De extra uitgaven, genoemd in hoofdstuk 2 van de eerste suppletoire begroting, die
gepaard gaan met herstellen Toeslagen, het verbeteren van de dienstverlening en het
borgen van de stabiliteit van de cruciale processen omtrent de Belastingdienst worden
op verschillende artikelen (artikel 1, 8, 9 en 10) en instrumenten van de begroting
verantwoord. De extra uitgaven komen daarom terug in verschillende uitgavenmutaties,
waarvan de grootste plaatsvinden op de onderdelen Externe inhuur en Eigen personeel
van artikel 1 Belastingen. De overige mutaties vinden grotendeels plaats op de onderdelen
ICT-opdrachten en Bijdrage SSO’s van artikel 1. Ook wordt een deel van de extra middelen
toegevoegd aan artikel 8 Apparaat kerndepartement, te weten onderdelen Eigen personeel
en Materiële uitgaven, ten behoeve van de transitie en de versterking van de Belastingdienst,
Toeslagen en Douane. Tot slot wordt een deel van de extra uitgaven voor de ontvlechting
op artikel 10 Nog onverdeeld gereserveerd. In hoofdstuk 2 van de eerste suppletoire
begroting van Financiën worden de budgettaire gevolgen van «de Belastingdienst op
orde» op hoofdlijnen weergegeven en worden de belangrijkste hieruit voortvloeiende
mutaties toegelicht. De uitgebreide toelichting op de mutaties die samenhangen met
het op orde brengen van de Belastingdienst wordt in de betreffende begrotingsartikelen
in hoofdstuk 3 van de suppletoire begroting gegeven.
Vraag 4
Wat is de reden dat het resterende budget voor de opstartkosten van Invest-NL wordt
overgeboekt? Waar is dit bedrag voor nodig?
Antwoord op vraag 4
Het resterende budget wordt ingezet voor de opbouw van Invest International. Aan de
oprichting van deze instelling wordt op dit moment gewerkt.
Vraag 5
Kunt u een nadere toelichting geven op de loonbijstelling tranche 2020 ter waarde
van 95,2 miljoen euro?
Antwoord op vraag 5
In de eerste suppletoire begroting wordt de loon- en prijsbijstelling aan de departementale
begrotingen toegekend. De loonbijstelling is gebaseerd op ramingen van het Centraal
Planbureau (CPB) van de contractloonstijging en de ontwikkeling van de sociale lasten
en is bedoeld om departementen te compenseren voor stijgende loonkosten, werkgeverslasten
en sociale premies. De loon- en prijsbijstelling voor de Financiënbegroting wordt
in eerste instantie gereserveerd op artikel 10 Nog onverdeeld. De loonbijstelling
voor Financiën bedraagt 95 miljoen euro en zal vervolgens bij ontwerpbegroting 2021
en tweede suppletoire begroting 2020 worden verdeeld over de loongevoelige posten
op de verschillende artikelen op de Financiënbegroting. De loonbijstelling wordt ingezet
ter dekking van de stijgende cao-loonkosten, werkgeverslasten en sociale premies van
het departement. De personeelsbudgetten van de Financiënbegroting die loonbijstelling
ontvangen, betreffen voornamelijk het personeel van de Belastingdienst (artikel 1),
het kerndepartement (artikel 8) en de Douane (artikel 9).
Vraag 6
Voor welke staatsdeelnemingen worden de dividendramingen naar beneden bijgesteld?
Wat is de onderbouwing van het bedrag van 230 miljoen euro?
Antwoord op vraag 6
De neerwaarts bijgestelde dividendraming bestaat uit een bijgestelde dividendraming
voor de reguliere deelnemingen (45 miljoen euro) en voor de financiële deelnemingen
(185 miljoen euro).
De coronacrisis heeft impact op de staatsdeelnemingen, waardoor consequenties worden
verwacht voor de timing en hoogte van de dividenduitkeringen. Dit heeft geleid tot
een neerwaartse bijstelling bij de reguliere staatsdeelnemingen. Deze bijstelling
hangt onder meer samen met een lager dan verwacht dividend bij onder andere Schiphol
en Holland Casino. Voor Holland Casino zal in het najaar worden bezien of alsnog dividend
kan worden uitgekeerd. Specifiek voor Schiphol is reeds besloten in 2020 geen dividend
uit te keren over het jaar 2019.
De mutatie in de dividendraming voor de financiële deelnemingen is een saldo van een
opwaartse bijstelling van het dividend over het jaar 2019 en een neerwaartse bijstelling
naar aanleiding van de berichtgeving van ABN AMRO dat in augustus 2020 geen interim dividend zal worden uitgekeerd.
Volledigheidshalve melden wij dat ABN AMRO daarnaast heeft besloten om, in navolging
van de aanbeveling van de ECB op 27 maart 2020, het oorspronkelijke voorstel voor
het over 2019 uit te keren dividend aan te houden, en de uiteindelijke uitbetaling
afhankelijk te stellen van een heroverweging van de situatie, als de onzekerheden
rondom het coronavirus voorbij zijn (en in elk geval niet vóór 1 oktober 2020). De
Volksbank heeft ook aangegeven de aanbeveling van de ECB te volgen. De navolging van
ABN AMRO en de Volksbank van de aanbeveling van de ECB heeft (vooralsnog) niet geleid
tot een aanpassing in dividendraming van de financiële deelnemingen.
Vraag 7
In hoeverre is met alle COVID-19-ontwikkelingen en met de forse steunpakketten van
de Europese Centrale Bank (ECB) een hogere winstafdracht voor De Nederlandsche Bank
(DNB) nog reëel?
Antwoord op vraag 7
De winstraming DNB voor 2020 betreft de dividenduitkering over het jaar 2019. Deze
is derhalve niet gerelateerd aan het huidige ECB-beleid als gevolg van Covid-19.
De gevolgen van het meest recente aanvullende ECB-beleid op de winstafdracht van DNB
aan de Nederlandse staat zullen bij de Miljoenennota 2021 worden verwerkt in de Rijksbegroting.
Vraag 8
Kunt u een actualisatie geven van de informatie over de schuld en rente, aangezien
deze in het kader van alle COVID-19-ontwikkelingen niet meer actueel zal zijn?
Antwoord op vraag 8
Conform toezegging tijdens het Verantwoordingsdebat zal eind juni, voorafgaand aan
het Voorjaarsnotadebat, een brief aan de Tweede Kamer worden verzonden die een actueel
beeld geeft van de overheidsfinanciën. Een actualisatie van de schuld maakt hier onderdeel
van uit.
De raming van de rentelasten zal zoals gebruikelijk bij Ontwerpbegroting 2021 worden
geactualiseerd.
Vraag 9
Wanneer worden de COVID-19-maatregelen van de internationale instellingen verwerkt?
Zal de Kamer hier een overzicht van ontvangen?
Antwoord op vraag 9
De Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) zetten hun anticyclische financieringscapaciteit,
mondiale bereik en breed inzetbaar instrumentarium momenteel maximaal in om impact
van COVID-19 te mitigeren. De IFI’s zijn in staat om snel te acteren door onder andere
herprioriteringen van bestaande budgetten en programma’s of het naar voren halen van
financiering uit toekomstige jaren (frontloading). De Tweede Kamer is reeds geïnformeerd over de diverse COVID-19 maatregelen van de
IFI’s. Voor de volledigheid volgt hieronder het overzicht van de COVID-19 maatregelen,
voorzien van verwijzingen naar (Kamer)stukken waarin hierover formeel reeds gecommuniceerd
is.
In eerste instantie richtten de COVID-19 maatregelen van IFI’s zich primair op snel
beschikbaar stellen van financiering voor acute projecten in de gezondheidszorg in
landen en het verlenen van liquiditeitssteun aan bedrijven. Zo heeft de Wereldbank
14 mld. US-dollar beschikbaar gesteld als onderdeel van haar COVID-19 Fast Track Facility1. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) komt landen tegemoet in hun urgente financieringsproblematiek
als gevolg van verkrapping van de mondiale financiële condities door noodfinanciering
en liquiditeitssteun te verlenen. Het IMF beschikt daarbij over een leencapaciteit
van circa 1.000 mld. US-dollar2. De Aziatische Infrastructuur Investeringsbank heeft 10 mld. US-dollar vrijgemaakt
voor getroffen landen en private en niet-soevereine entiteiten. De Europese Bank voor
Wederopbouw en Ontwikkeling biedt aanvankelijk o.a. liquiditeitssteun, handelsfinanciering
en steun bij herstructurering (ten waarde van 4 mld. euro) aan bestaande private,
soevereine entiteiten klanten en lagere overheden.
In tweede instantie richten de IFI’s zich op het versterken van economische weerbaarheid
en versnellen van breed sociaaleconomisch herstel van de gevolgen van de COVID-19
uitbraak. De Nederlandse inzet is erop gericht dat dit herstel groen, duurzaam en
inclusief moet zijn. De Wereldbank heeft hiervoor tot 2021 160 mld. US-dollar beschikbaar
gesteld. De Asian Development Bank (AsDB) heeft met een herprogrammering met eigen
kapitaal een pakket van 20 mld. dollar beschikbaar gemaakt, waarvan acht mld. dollar
voor publieke financiering voor het mitigeren van socio-economische impact en twee mld.
dollar voor de private sector. De African Development Bank (AfDB) heeft een Rapid
Response Facility van 10 mld. US-dollar aangenomen3. Ook andere IFI’s zullen een groot deel van het bestaande instrumentarium komende
tijd herprogrammeren en frontloadenvoor ondersteuning bij sociaaleconomische noden en herstel.
Nederland levert specifiek concrete aanvullende bijdragen in de vorm van een garantie
van ca. 620 mln. euro aan de zogenaamde Poverty Reduction Growth Trust leningenaccount van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en aan het pan-Europese
COVID-19 Garantiefonds (EGF) uitgevoerd door de Europese Investeringsbank (EIB) via
een garantstelling van ca. 1,3 mld. euro met een geraamd mogelijk verlies van ca.
260 mln. euro. De Kamer is hierover op 12 juni geïnformeerd middels de vijfde Incidentele
Suppletoire Begroting (ISB)4 (zie ook het antwoord op vraag 11). Deze ISB biedt daarmee een integraal overzicht
van de COVID-19 maatregelen die tot op heden tot aanvullende bijdragen van Nederland
hebben geleid aan de van toepassing zijnde internationale instellingen.
Vraag 10
Waarom wordt er nu opeens een bedrag gereserveerd voor de procedure onteigening Stichting
Reaal Holding, terwijl de procedure sinds 2013 al loopt?
Antwoord op vraag 10
Op 1 februari 2013 is SNS REAAL genationaliseerd. Onteigende partijen hebben op grond
van de wet recht op een schadeloosstelling. Op grond van de wet moet de Minister van
Financiën een aanbod voor schadeloosstelling doen en wordt deze uiteindelijk vastgesteld
door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam.
De procedure bij de Ondernemingskamer is in maart 2013 gestart met een aanbod van
de toenmalige Minister van 0 euro per onteigend effect of vermogensbestanddeel. Dit
aanbod was gebaseerd op de veronderstelling dat SNS REAAL zonder onteigening zou zijn
gefailleerd waarna de effecten en vermogensbestanddelen waardeloos zouden zijn.
De procedure tot vaststelling van de schadeloosstelling loopt nog. Gedurende de procedure
is door mijn ministerie geconcludeerd dat de schadeloosstelling niet nihil zou moeten
zijn. Onder meer een uitspraak van de Hoge Raad in 2015 vormde daarvoor de aanleiding.
Het oorspronkelijk aanbod van 0 euro is om die reden aangepast naar 10 miljoen euro.
Het is uiteindelijk aan de Ondernemingskamer om de omvang van de schadeloosstelling
vast te stellen. Nu voor het eerst eind dit jaar een eindbeschikking van de Ondernemingskamer
over de hoogte van de schadeloosstelling wordt verwacht wordt nu een bedrag gereserveerd.
Tegen een dergelijke eindbeschikking staat weliswaar beroep in cassatie tegen de Hoge
Raad open, maar de Ondernemingskamer kan mogelijk oordelen dat een voorschot moet
worden uitgekeerd.
Vraag 11
Hoeveel staat Nederland in 2020 in totaal garant voor de Europese Investeringsbank
(EIB) (incl. 1,9 miljard euro extra)? Is er in het verleden sprake geweest van gestort
kapitaal door Nederland? Zo ja, om welk bedrag ging het hier in totaal?
Antwoord op vraag 11
Het totale kapitaal van lidstaten in de EIB is 248,8 mld. euro. Nederland heeft op
basis van het stemgewicht van 5,21% afgerond 13,0 mld. euro gecommitteerd waarvan
11,8 mld. euro garanties en 1,2 mld. euro gestort kapitaal.
Omdat statutair is bepaald dat afgerond 9% van het gecommitteerde kapitaal in de vorm
van gestort kapitaal moet zijn, gaat een kapitaalverhoging aan de EIB normaal gezien
gepaard met een kapitaalstorting. Bij de laatste kapitaalverhoging (2020) als gevolg
van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk was dit niet het geval, omdat het verlies
van het aandeel van het VK in het ingelegde kapitaal volledig is aangevuld door middel
van een omzetting van de bestaande reserves van de EIB. Nederland heeft toen alleen
de garanties met 1,9 mld. euro opgehoogd. Bij eerdere kapitaalverhogingen van de EIB
is het voorgekomen dat Nederland kapitaal heeft gestort. De laatste keer was in 2012
toen het kapitaal met 10 mld. euro werd opgehoogd om de kapitaalbasis van de EIB te
versterken. De Nederlandse storting was toen 448,2 mln. euro naar rato van het stemgewicht
van afgerond 4,5% dat Nederland toen had.
Als onderdeel van de Europese reactie op de COVID-19 crisis (Eurogroep 7 en 9 april),
is het pan-Europees garantiefonds (EGF), opgericht met als doel de economische gevolgen
in de reële economie op te vangen door het verstrekken van liquiditeit aan bedrijven
in Europa. Op vrijdag 12 juni 2020 bent u in een kamerbrief hierover geïnformeerd
en heeft u tevens de vijfde ISB van Financiën ontvangen waarin de budgettaire effecten
hiervan zijn verwerkt5. Het EGF is een aparte garantie en staat los van de balans van de EIB-groep en betreft
dan ook geen kapitaalverhoging van de EIB. De EGF garantie zal daarom ook los op de
Financiënbegroting worden verantwoord. De hoogte van de in te leggen garanties door
lidstaten in het EGF wordt bepaald naar rato van het stemgewicht van de lidstaat bij
de EIB wat voor Nederland neerkomt op ca. 1,3 mld. euro. De verwachte netto verliezen
van het fonds zijn geraamd op 20%. Voor Nederland zou dit neerkomen op ca. 260 mln. euro.
Doordat het EGF beheerd wordt door de EIB, maar los staat van de balans van de EIB
zijn betalingen om deze netto verliezen op te vangen geen kapitaalstortingen aan de
EIB.
Vraag 12
Hoeveel staat Nederland in 2020 in totaal garant voor de Asian Infrastructure Investment
Bank (AIIB) (incl. 6,6 miljoen euro extra)?
Antwoord op vraag 12
Op basis van een door de oprichtende aandeelhouders bepaalde verdeelsleutel heeft
Nederland ten tijde van toetreding in 2015 een aandeel toegewezen gekregen en zich
hierop ingeschreven. Dit aandeel bestaat uit een gedeelte ingelegd (paid-in) kapitaal (20%) en een gedeelte garantiekapitaal (80%), respectievelijk 206,3 mln.
dollar en 825,2 mln. US-dollar.
Het Nederlandse aandeel in het garantiekapitaal bedraagt in 2020 stand eerste suppletoire
begroting 2020 na wisselkoerscorrectie 741 mln. euro (6,6 mln. euro hoger dan de stand
ten tijde van het jaarverslag 2019 als gevolg van appreciatie van de dollar ten opzichte
van de euro).
Vraag 13
Hoeveel staat Nederland in 2020 in totaal garant voor het Europees Stabiliteitsmechanisme
(ESM) als gevolg van het lager uitvallen van de garantiestelling met 6,2 miljoen euro?
Antwoord op vraag 13
Nederland heeft een uitstaande garantie aan het Europees Stabiliteitsmechanisme van
35.424 mln. euro. Dit is de stand zoals weergegeven in het Jaarverslag IXB 2019 minus
de mutatie zoals opgenomen in de eerste suppletoire begroting van Financiën van 6,2 mln. euro.
Vraag 14
Kunt u aangeven hoeveel Nederland meer aan de EU is gaan bijdragen als gevolg van
de Brexit? Aan welke instanties/fondsen is Nederland nog meer extra gaan bijdragen,
anders dan aan de EIB, als gevolg van het wegvallen van de bijdrage van het Verenigd
Koninkrijk (incl. bijbehorende bedragen)?
Antwoord op vraag 14
De Nederlandse afdracht aan de EU zoals opgenomen in de eerste suppletoire begroting
2020 van Buitenlandse Zaken is niet toegenomen als gevolg van Brexit omdat het Verenigd
Koninkrijk tot eind 2020 meebetaalt aan de EU-begroting alsof het een lid is. Een
uitzondering bestaat voor financiële verplichtingen voortvloeiend uit wijzigingen
in de verordening voor het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK 2014–2020)6* die na de inwerkingtreding van het Terugtrekkingsakkoord (31 januari 2020) worden
overeengekomen. Deze financiële verplichtingen zijn niet van toepassing op het Verenigd
Koninkrijk (zie ook het Terugtrekkingsakkoord artikel 135 (2)). De onderhandelingen
voor het volgende MFK zijn nog niet afgerond, inzet van het kabinet is ook daar dat
de Nederlandse afdracht niet stijgt als gevolg van Brexit. Wat betreft de afgegeven
garanties aan internationale financiële instellingen, die op de begroting van het
Ministerie van Financiën staan, anders dan de EIB, is geen sprake van budgettaire
gevolgen als gevolg van Brexit.
Vraag 15
Zijn er nog wijzigingen voorzien met betrekking tot het Internationaal Monetair Fonds
(IMF) en zo ja, welke dan?
Antwoord op vraag 15
Ja er zijn nog wijzigingen voorzien.
Met de afronding van de IMF 15e quotaherziening in januari 2020 zullen IMF garanties voor de New Arrangements to Borrow (NAB) en de Bilateral Borrowing Agreements (BBA) per 1 januari 2021 wijzigen. Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2021
de garantie voor de leningenovereenkomst tussen DNB en het IMF te vernieuwen. Voor
de NAB-middelen zal de overeenkomst lopen t/m 31 december 2025 en voor de bilaterale
lening zal de overeenkomst lopen t/m 31 december 2024. Een overzicht van de omvang
van deze garanties is te vinden in tabel 1.
Daarnaast is het kabinet voornemens om in 2020, op verzoek van het IMF, de garantie
voor de leningenovereenkomst van de Povery Growth and Reduction Trust (PRGT) tussen DNB en het IMF te verhogen met SDR 500 mln. (EUR 620 mln.). Deze overeenkomst
zal, net als de verlengde bestaande leningenovereenkomst tussen DNB en IMF van SDR
1 mld. t/m 31 december 2029 lopen. De PRGT voorziet lage-inkomenslanden van concessionele
leningen met een lange looptijd en rentesubsidie. Reden hiervan is dat het IMF voorziet
dat de COVID-19 crisis tot een grote stijging van de vraag naar PRGT-leningen leidt,
waardoor aanvullende middelen nodig zullen zijn.
Over deze wijzigingen is de Kamer op 12 juni in de Kamerbrief «Nederlandse garanties
IMF» geïnformeerd (Kamerstukken II 2019–2020, 10 958). De budgettaire verwerking van
deze maatregelen zijn verwerkt in de vijfde ISB van Financiën, die eveneens op 12 juni
naar de Tweede Kamer is verzonden7.
Tabel 1: omvang IMF garanties Nederland per 1 januari 20211
Bedragen x 1 mld.
Huidige omvang2
Nieuwe omvang
Verschil in EUR
Ingang per
Quota
SDR 8,737 (EUR 10,832)
SDR 8,737 (EUR 10,832)
NAB
SDR 4,595 (EUR 5,697)
SDR 9,19 (EUR 11,394)
5,70
2021
BBA3
EUR 13,61
EUR 5,863
– 7,75
2021
Subtotaal huidige versus nieuwe omvang NAB en BBA
– 2,05
2021
SDR allocatie
SDR 9,673 (EUR 11,993)
SDR 9,673 (EUR 11,993)
PRGT
SDR 1 (EUR 1,240)
SDR 1,5 (EUR 1,86)
0,6199
2020
PGRF4
SDR 0,25 (EUR 0,31)
SDR 0,25 (EUR 0,31)
ESAF4
SDR 0,2 (EUR 0,248)
SDR 0,2 (EUR 0,248)
Totaal
EUR 43,93
EUR 42,5
– 1,43
X Noot
1
De nieuwe NAB wordt van kracht wanneer meer dan 85% van de totale NAB leden hebben
geratificeerd. De VS hebben op vrijdag 27 maart een noodpakket begrotingsmaatregelen
aangenomen, waar de reeds afgesproken verdubbeling van de NAB, in 2021, onderdeel
van is en implementeert hiermee dus de eerder overeengekomen afronding van de 15e quotaherziening. Het is de verwachting dat andere landen snel zullen volgen met implementatie
van het NAB-besluit om zo de financiële slagkracht van het IMF te waarborgen. Mocht
eind 2020 nog niet meer dan 85% van de NAB-leden het nieuwe besluit hebben geratificeerd
zal de huidige omvang NAB en BBA 1 jaar extra doorlopen in 2021. De nieuwe omvang
zal in dat geval naar verwachting per 1 januari 2022 ingaan.
X Noot
2
Totaal fluctueert door wisselkoers SDR-EUR, tabel gebaseerd op wisselkoers 1 maart
2020.
X Noot
3
De BBA wordt in EUR verstrekt en is daarom niet afhankelijk van de SDR wisselkoers.
X Noot
4
De PGRF en de ESAF zijn voorlopers van de PRGT, waarop nog kleine bedragen uitstaan
die moeten worden terugbetaald.
Vraag 16
Kunt u de 3,3 miljoen euro extra uitgaven aan de Wereldbank nader toelichten?
Antwoord op vraag 16
De extra uitgave aan de Wereldbank heeft twee oorzaken. Allereerst heeft er een aanpassing
plaatsgevonden van de uitstaande betalingen aan Wereldbank voor de geplande kapitaalstortingen
voor de International Finance Coörporation (IFC) en de International Bank for Reconstruction
and Development (IBRD)in 2020 aan de hand van de meest recente wisselkoersramingen
van het CPB (+ 1,8 mln. euro). Daarnaast heeft er een correctie plaatsgevonden van
1,5 mln. euro. Dit betreft een betaling om de net present value van de totale bijdrage
aan de International Development Association (IDA) (het loket van de Wereldbank voor
lage inkomenslanden) constant te houden vanwege een kasschuif (van 2017 naar latere
jaren) die op verzoek van Nederland in 2017 heeft plaatsgevonden.
Vraag 17
Met hoeveel is de rente voor de leningen aan Griekenland gedaald en hoeveel bedraagt
deze rente? Welke leningen aan Griekenland betreft dit precies?
Antwoord op vraag 17
De post renteontvangsten lening Griekenland betreft de rente op de bilaterale leningen
verstrekt onder de Greek Loan Facility (GLF), het eerste programma voor Griekenland. De rente over deze lening wordt gebaseerd
op de 3-maands Euribor rente plus een marge van 50 basispunten. Hierdoor fluctueert
de rente die wordt gerekend over de bilaterale lening van dag tot dag. In de begroting
wordt de hoogte van de 3-maands Euribor rente geraamd op basis van de gegevens van
het CPB. Deze gegevens gaan uit van een rentepercentage van –0,39% in 2020. Dit is
een verlaging van 4 basispunten in vergelijking met de gemiddelde stand van de 3-maands
Euribor over 2019.
Vraag 18
Waarom is ervoor gekozen de indeling van de begrotingsreserve exportkredietverzekering
(ekv) per 2020 te veranderen zodat toevoegingen aan en onttrekkingen van niet gesaldeerd
worden begroot?
Vraag 21
Waarom wordt de systematiek met betrekking tot de begrotingsreserve ekv gewijzigd?
Antwoord op vraag 18 en 21
Tot op heden werden in de begrotingsstukken onttrekkingen en toevoegingen aan de begrotingsreserve
EKV gesaldeerd begroot en verantwoord. Om meer inzicht te verschaffen in de specifieke
onttrekkingen en toevoegingen aan de begrotingsreserve, worden met ingang van de eerste
suppletoire begroting 2020 de toevoegingen als uitgaven begroot en de onttrekkingen
als ontvangsten. Toevoegingen aan de begrotingsreserve zijn gelijk aan de premieontvangsten,
de onttrekkingen zijn gelijk aan de uitvoeringskosten van Atradius, de definitief
afgeschreven schades en de overige kosten. Het afzonderlijk begroten van de onttrekkingen
en toevoegingen aan de begrotingsreserve is bedoeld om meer inzicht in (wijzigingen
in) begrotingsreserve te verschaffen. Het leidt niet tot een wijziging in de omvang
van de onttrekking of toevoeging aan de begrotingsreserve.
Vraag 19
Betekent een minder snellere personele instroom bij de Douane een onderbezetting?
Wanneer verwacht het kabinet dat de Douane op de volledige gewenste personele bezetting
zit?
Antwoord op vraag 19
Bij de Douane is momenteel inderdaad sprake van een onderbezetting. De formatie is
verhoogd als gevolg van uitbreiding van taken (o.m. voor de bestrijding van ondermijning).
Daarnaast is er sprake van een aanzienlijke uitstroom van personeel, onder andere
in verband met pensionering. Ook de komende jaren zullen veel douaniers met pensioen
gaan. Om de onderbezetting terug te brengen wordt jaarlijks fors geworven; zo zijn
voor zowel 2020 als 2021 ruim 600 vacatures voorzien. Echter is dit niet voldoende
om formatie en bezetting volledig in evenwicht te brengen. Daarom wordt onderzocht
of de werving, selectie en opleidingscapaciteit voor de komende jaren nog verder kan
worden uitgebreid om zodoende meer vacatures te kunnen openstellen.
Vraag 20
Is in de genoemden correctie van 185 miljoen euro op dividenden van financiële deelnemingen
over 2020 al rekening gehouden met de beleidswijziging van de Volksbank?
Antwoord op vraag 20
Recent is door de Volksbank aangekondigd dat eind dit jaar de nieuwe strategie 2021–2025
wordt vastgesteld. Deze wijziging heeft geen invloed gehad op het verwachte dividend
voor de Volksbank.
De mutatie in de dividendraming voor de financiële deelnemingen is een saldo van een
opwaartse bijstelling van het dividend over het jaar 2019 en een neerwaartse bijstelling
naar aanleiding van de berichtgeving van ABN AMRO dat in augustus 2020 geen interim
dividend zal worden uitgekeerd.
Vraag 21
Waarom wordt de systematiek met betrekking tot de begrotingsreserve ekv gewijzigd?
Antwoord op vraag 21
Zie antwoord vraag 18.
Vraag 22
Kunt u aangeven welke huisvestingkosten doorgaans gemaakt worden voor personeel?
Vraag 23
Betreffen dit overnachtingskosten in geval van opleidingen, of betreffen dit andere
huisvestingskosten?
Antwoord op vraag 22 en 23
Met huisvestingskosten worden de uitgaven bedoeld voor de huur via het Rijksvastgoedbedrijf
van kantoorpanden (tarief per m2) en overige panden waar de medewerkers werken, inclusief de facilitaire voorzieningen
(werkplekvoorzieningen, catering, gebouwbeheer, etc.). De overnachtingskosten van
opleidingen vallen hier niet onder.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Groep Krol/vKA | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.