Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 8 juni 2020, over GGZ, maatschappelijke opvang, suïcidepreventie
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
29 325
Maatschappelijke Opvang
32 793
Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 547
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 10 juli 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de vaste commissie voor
Justitie en Veiligheid, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de vaste commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 8 juni 2020 overleg gevoerd met de
heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 3 februari 2020
inzake stand van zaken rond de complexe zorg (Kamerstuk 24 170, nr. 223);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 februari 2020
inzake rapportages (niet-)gecontracteerde wijkverpleging en lijst Pointer (Kamerstukken 23 235 en 29 689, nr. 198);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 februari
2020 inzake reactie op het manifest Lijm de zorg en toezeggingen gedaan tijdens het
algemeen overleg ggz van 29 januari 2020 (Kamerstuk 25 424, nr. 521);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 maart
2020 inzake plan van aanpak toegankelijkheid en beschikbaarheid hoogcomplexe ggz (Kamerstuk
25 424, nr. 525);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 maart
2020 inzake reactie op verzoek commissie over de petitie «Uitvoerbaarheid Wet verplichte
ggz. Vereenvoudiging van de wet is noodzaak» (Kamerstukken 35 370 en 32 399, nr. 3);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 april
2020 inzake diverse moties en toezeggingen ggz, inventarisatie IGJ calamiteiten door
personeelstekorten, inzet NZa op wachttijden ggz (Kamerstuk 25 424, nr. 528);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 april
2020 inzake toezichtrapportage ambulante ggz (Kamerstuk 25 424, nr. 527);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 mei
2020 inzake Gateway Review ketenprogramma Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Wvggz) (Kamerstuk 35 370, nr. 4);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 juni
2019 inzake vervoer van personen met verward gedrag (Kamerstuk 25 424, nr. 476);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 juli 2019 inzake integrale
beleidsreactie DNA en tweede monitorrapportage Hoekstra e.a. (Kamerstukken 31 415 en 32 399, nr. 24
);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 juli
2019 inzake persoonsgerichte aanpak voor mensen met verward gedrag (Kamerstuk 25 424, nr. 479);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 oktober
2019 inzake rapportages melding en vervoer personen met verward gedrag (Kamerstuk
25 424, nr. 486);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 december
2019 inzake stand van zaken persoonsgerichte aanpak voor kwetsbare personen (Kamerstuk
25 424, nr. 494);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 31 januari
2020 inzake reactie op verzoek commissie over de uitspraak van de rechter in het kort
geding tussen zorginstelling Cosis e.a. en de regio Assen en het proces daarna (2020D03791);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 april
2020 inzake regionale opgaven en contouren plan van aanpak dak- en thuisloosheid (Kamerstuk
29 325, nr. 120);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 april
2020 inzake advies Raad voor Volksgezondheid en Samenleving en financiële impuls aanpak
dak- en thuisloosheid (Kamerstuk 29 325, nr. 119);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 3 juni
2020 inzake de aanpak van dak- en thuisloosheid – Een (t)huis, een toekomst (Kamerstuk
29 325, nr. 122);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 december
2019 inzake stand van zaken met betrekking tot doorverwijzing bij het bellen van het
nummer 1-1-3 naar het nummer 0900–0113 (Kamerstuk 32 793, nr. 461);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 december
2019 inzake voortgang nummer 1-1-3 suïcidepreventie (Kamerstuk 32 793, nr. 468);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 januari
2020 inzake reactie op het onderzoeksrapport Suïcides in 2017 onder jongeren (Kamerstuk
32 793, nr. 470);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 januari
2020 inzake reactie op aangeboden petitie «Suïcides voorkomen door opleiding van artsen
en hulpverleners» (Kamerstuk 32 793, nr. 471).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Meenen
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Ziengs
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rog
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Post
Voorzitter: Lodders
Griffier: Krijger
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Agema, Van den Berg, Diertens, Dik-Faber,
Van Gerven, Kuiken, Lodders, Regterschot, Renkema en Sazias,
en de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aanvang 14.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Aan de orde is een algemeen overleg over de ggz, maatschappelijke opvang
en suïcidepreventie. Hartelijk welkom aan de Staatssecretaris. Het is volgens mij
sinds weken weer dat wij u mogen verwelkomen in ons midden. Uiteraard een hartelijk
welkom aan de Kamerleden. Er zijn een aantal mensen die de afgelopen weken al heel
erg actief zijn geweest, maar ook een aantal mensen voor wie het wellicht de eerste
keer weer is dat zij in ons midden zijn. Heel hartelijk welkom. Uiteraard ook een
hartelijk welkom aan de mensen die dit debat op een andere manier volgen, vanuit huis
of op een andere plek.
Zoals ik al zei is aan de orde het algemeen overleg over ggz, maatschappelijke opvang
en suïcidepreventie. Er is echt een tal van brieven, wat ook komt doordat we verschillende
debatten hebben moeten uitstellen. Ik hoop dat we met elkaar dit algemeen overleg
op een goede manier kunnen vormgeven. We hebben met elkaar afgesproken een spreektijd
te hanteren van vijf minuten per fractie. Daar zou ik u ook graag aan houden. Ik zou
willen voorstellen om elkaar maximaal twee vragen te stellen in tweeën. Dan hebben
we hopelijk ook voldoende tijd om met de Staatssecretaris in debat te gaan.
Volgens mij heb ik daarmee de orde van de vergadering gehad. Ik geef graag als eerste
het woord aan mevrouw Van den Berg. Zij spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat
uw gang.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Alle zorgaanbieders hebben het vanwege de coronatijd gewoon
erg moeilijk gehad en voelen dat ook nu nog. Maar ik moet constateren dat we in de
ggz al enkele jaren hardnekkige problemen hebben. De sector blijft praten, maar er
gebeurt bitter weinig. De avond-, nacht- en weekenddiensten zijn nog niet gerealiseerd,
het kwaliteitskader is niet geïmplementeerd, de inspectie constateert dat meer samenhang
nodig is voor chronische cliënten, er is geen lerende cultuur, het contracteringsproces
in de acute zorg verloopt moeizaam en de wachtlijsten zijn nog lang. Zo is de gespreksleidraad
wachtlijsten van de branche praktisch onbekend, blijft samenwerken vrijblijvend en
heeft het plan aanpak van de wachttijden in de hoogcomplexe zorg weer een nieuw praatorgaan
gemaakt: de regiotafels. GGZ Nederland schrijft dat de aanpak door het uitbreken van
de coronacrisis pas nu wordt opgestart. Maar als deze aanpak toch nog in de opstartfase
is, is deze dan de goede aanpak, zo vraagt het CDA zich af. Want voor de meest kwetsbare
ggz-patiënten is er geen goede plek, zorg en ondersteuning. Dan is er volgens ons
wat anders aan de hand.
De groep wordt geschat op maximaal 350 personen. Maar MIND en ook Lijm de Zorg, die
we hier op het Plein hebben, spreken over duizenden. GGZ Nederland stelt dat er eind
mei 31.500 personen aangemeld zijn voor specialistische ggz. Er moet toch een overlap
zijn tussen deze groepen? Diezelfde groep zit toch ook in het sociaal domein? Maar
adequate cijfers ontbreken, zo constateert ook de Nederlandse Zorgautoriteit. Hoe
worden gemeenten hierbij betrokken? Wanneer gaat de Staatssecretaris doorzettingsmacht
realiseren om dit op te lossen? Waar doorzettingsmacht volgens het CDA ook belangrijk
is, is voor de mensen met onbegrepen gedrag. De groep en de overlast blijven groot.
Ik ben op werkbezoek in Friesland geweest. De GGD heeft daar een belangrijke rol.
Die ontlast de politie en de zorg. Wat vindt de Staatssecretaris ervan om de GGD in
het kader van de Wet publieke gezondheid meer in de lead te stellen met bemoeizorg
richting deze kwetsbare groep?
Voorzitter. Een andere groep met wachtlijsten zijn de 40.000 dak- en thuislozen. We
hebben van de Staatssecretaris Een (t)huis, een toekomst ontvangen. Daar zitten goede
dingen in, maar het CDA vindt het wel veelomvattend, met thema's en deelthema's. Waar
wil de Staatssecretaris de focus op leggen? Voor het CDA zou die moeten zijn: doorstromen,
dus van maatschappelijke opvang naar passende huisvesting inclusief begeleiding. We
hebben daarover de volgende vragen. Hoe is de verdeling van de beschikbare 200 miljoen
over de verschillende deeldoelen? Worden er concrete afspraken gemaakt met gemeenten?
Worden die doelstellingen dan gehaald? Wat zijn daar de afspraken over? Is de motie-Ronnes,
die gaat over kwantitatieve afspraken over de huisvesting, toch een goed voorstel
in dezen? De 50 miljoen voor huisvesting voor meerdere doelgroepen is niet alleen
voor dak- en thuislozen. Wat gaat de verdeling worden?
Voorzitter. Eerder heb ik al gepleit voor een lerende cultuur om de kwaliteit te verbeteren.
De digitale consulten tijdens corona zijn goed bevallen. Hoe houden we dat vast? Een
ander mooi voorbeeld is een onderzoek door een Gelderse ggz-instelling waarbij een
kleine 100 patiënten opnieuw zijn onderzocht. Bij 49% bleek de diagnose verkeerd,
onvolledig of verouderd en is deze aangepast. Bij het Zorginstituut loopt het project
Zinnige Zorg. Het doet onderzoek naar de bewezen effectiviteit van zorg. Zinnige Zorg
richt zich nu vooral op de somatisch-medische zorg. Wat het CDA betreft moet de ggz
hier met spoed mee starten, en niet op basis van vrijwilligheid maar in de breedte.
Alle organisaties moeten zich constant willen verbeteren om tot passende ggz-zorg
te komen. We zijn benieuwd wat de Staatssecretaris van ons voorstel vindt.
Voorzitter, ten slotte. De vorige economische crisis heeft meer suïcide tot gevolg
gehad. Het CDA vindt dat wij daar in deze coronatijd ook oog voor moeten hebben. Mensen
kunnen extra in de knel komen door eenzaamheid of juist omdat ze te dicht op elkaar
zitten, of vanwege financiële zorgen en problemen. Preventie is daarvoor essentieel.
Via telefonie en chat heeft het nummer 113 90.000 hulpvragers. Wij begrijpen dat de
groeiende vraag en de financiering onderdeel zijn van overleg tussen VWS en 113 Zelfmoordpreventie.
Hoe staat het met de financiering voor volgend jaar?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Er is een vraag van de heer Renkema. Gaat uw gang.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik vroeg me iets af op het punt van de doorzettingsmacht. Ik hoorde mevrouw Van den
Berg dat woord gebruiken. Het staat ook in het regeerakkoord. Het ging toen heel nadrukkelijk
over de ggz en over hoe je daar de problematiek kunt aanpakken. Mijn vraag is als
volgt. Er is een paar maanden geleden een motie ingediend, naar ik meen samen met
D66, om daar invulling aan te geven. Wat vindt het CDA van de manier waarop de Staatssecretaris
daar tot op heden invulling aan heeft gegeven?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Het CDA bepleit inderdaad sinds twee jaar geleden het inzetten van de regionale doorzettingsmacht.
Wij begrijpen heel goed dat de Staatssecretaris in eerste instantie zegt: als ik dit
met een goed gesprek kan oplossen, dan prefereer ik dat voordat ik mijn macht moet
gaan gebruiken. Maar het CDA vindt dat de tijd van praten voorbij is en dat er nu
echt actie moet komen. Wat ons betreft moet de Staatssecretaris dat echt anders gaan
organiseren.
De voorzitter:
Afrondend de heer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik wil het even goed begrijpen. Als er vanuit de Kamer initiatieven zouden komen om
de fase van het goede gesprek achter ons te laten en nog in deze kabinetsperiode echt
invulling te geven aan die doorzettingsmacht, dan gaat het CDA dat soort initiatieven
steunen?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Wij willen natuurlijk graag kijken hoe de heer Renkema dat precies gaat formuleren.
Maar ik heb net ook in mijn eigen inbreng aangegeven dat wij een voorstander zijn
van regionale doorzettingsmacht en niet van weer een zorgtafel erbij waar weer alleen
maar wordt gesproken en die niet tot concrete oplossingen leidt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Regterschot. Zij spreekt namens
de fractie van de VVD. Gaat uw gang.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We zijn al ruim drie jaar gevorderd in deze regeerperiode
en we hebben nog zo'n negen maanden te gaan tot de volgende verkiezingen. Welke successen
en met name welke patiënten hebben we in deze periode geholpen? Ik neem overigens
het thema suïcidepreventie gedurende dit overleg waar voor mijn collega Wörsdörfer.
Tijdens het vorige algemeen overleg over de ggz heb ik gevraagd wanneer de tussenbalans
van het hoofdlijnenakkoord naar de Kamer zou komen. Ik verwees daarbij naar dezelfde
vraag in het voorjaar van 2019. De Staatssecretaris zegde toe dat deze tussenbalans
aan het eind van het eerste kwartaal schriftelijk richting de Kamer zou komen. Waarom
heeft deze tussenbalans de Kamer niet bereikt ondanks de toezegging die ik kreeg?
Ik vraag daarom nogmaals of de tussenbalans ggz nu wel voor het zomerreces naar de
Kamer gestuurd kan worden, waarbij er op ieder onderdeel geschetst wordt wat de huidige
stand van zaken is ten opzichte van de afspraken die gemaakt zijn met de partijen
in het hoofdlijnenakkoord.
Dan nog een toezegging uit het AO van 29 januari. Heeft het gesprek met de psychodiagnostisch
werkenden inmiddels plaatsgevonden? En is er al duidelijkheid over de positie van
deze groep in de ggz?
In zijn brief van vorige week schrijft de Staatssecretaris over allerlei goede initiatieven
voor hulp bij mentale problemen tijdens de coronacrisis voor verschillende doelgroepen.
De VVD vraagt zich al langer af of mensen deze initiatieven goed weten te vinden.
Kan de Staatssecretaris daarom toelichten waarom de toegezegde infographic zo lang
op zich laat wachten in tijden van crisis, en aangeven wanneer deze eindelijk gereed
is?
Voorzitter. Wachttijd is al jaren een belangrijk onderwerp binnen de ggz. Er zijn
nog altijd vier diagnosegroepen waarbij de wachttijd ver boven de treeknorm ligt.
Daarnaast heeft de NZa voorspeld dat de wachtlijsten zullen stijgen door de coronacrisis.
Vervolgens zijn ook de verwijzingen nog altijd niet op het oude niveau en is er ook
nog geen verbetering te zien voor patiënten die hoogcomplexe zorg nodig hebben. Welke
aanvullende stappen worden genomen samen met partijen van het bestuurlijk akkoord
ggz om de wachttijden extra terug te dringen, nu blijkt dat een toename te verwachten
valt?
Ten aanzien van het dossier «personen met verward gedrag» is de laatste tijd weinig
informatie vanuit het ministerie richting Kamer verschenen. Het schakelteam heeft
negen concrete bouwstenen geformuleerd in zijn eindadvies van 2018. Ze vormen voor
gemeenten en hun samenwerkingspartners de basis voor een sluitende aanpak. Als ik
het nieuws, vooral tijdens deze crisis, mag geloven, is de aanpak van gemeenten nog
onvoldoende in gang gezet om mensen daadwerkelijk goed te kunnen helpen. Daarom ontvang
ik graag nog voor het zomerreces een brief van het kabinet met daarin de stappen die
ondernomen zijn, de resultaten die dat heeft opgeleverd en zaken waarop nog extra
ingezet gepleegd gaat worden.
Voorzitter, dan de maatschappelijke opvang. In de motie-Westerveld/Regterschot werd
gevraagd om concreet meetbare afspraken, uitvoeringsdoelstellingen en inzage in de
verschillende doelgroepen. Pas minder dan de helft van de centrumgemeenten heeft de
regionale opgave in kaart gebracht. Hoe is dit mogelijk? Hoe zorgt de meerderheid
dan voor een goede aanpak van dakloosheid die op instemming van het ministerie kan
rekenen? Daarnaast is gebleken dat geen concreet inzicht gegeven kan worden in de
groep dak- en thuislozen in Nederland, ondanks de toezegging om dit voor 1 februari
volledig in beeld te hebben.
Dat geldt ook voor het verzoek in de aangenomen motie-Regterschot/El Yassini ten aanzien
van illegalen die mogelijk oneigenlijk gebruikmaken van de opvang. Teleurstellend,
vindt de VVD. Deelt de Staatssecretaris de mening van de VVD dat zonder goed overzicht
de problemen niet gedefinieerd kunnen worden, de omvang van de doelgroep gissen blijft
en de oplossingen dan ook niet echt aangedragen kunnen worden? In een toezegging in
het debat van 19 december gaf de Staatssecretaris zelf aan: wat mij betreft zijn dat
echt meetbare doelen, over aantallen mensen die je denkt te helpen of termijnen waarbinnen
je zaken gaat realiseren. Kan de Staatssecretaris toezeggen om nog voor het zomerreces
een aanvullende brief te sturen waarin de meetbare, concrete afspraken en uitvoeringsdoelstellingen
conform zijn eigen toezegging destijds wel zijn opgenomen?
Uit de media vernamen we dat bij de Voorjaarsnota 200 miljoen euro extra wordt uitgetrokken
ten behoeve van de aanpak van dakloosheid. Voor de VVD blijft onduidelijk waaraan
dit geld besteed wordt en hoe dit verdeeld wordt. Gaat dit geld naar gemeenten of
kunnen de initiatieven die in de brief van 3 juni op pagina 12 benoemd worden, rekenen
op een bijdrage uit deze pot? Is het mogelijk een duidelijk overzicht te krijgen van
de besteding van deze 200 miljoen euro en de voorwaarden die aan deze middelen zijn
meegegeven?
Op social media van de Staatssecretaris lees ik tevens dat er 10.000 flexwoningen
gerealiseerd gaan worden, expliciet voor de doelgroep dak- en thuislozen. Is dit een
harde toezegging van de Staatssecretaris en kunnen wij hem daaraan houden? Heeft hij
deze concrete afspraak gemaakt met de Minister van BZK?
Tot slot, voorzitter, in deze eerste termijn. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat
bij de uitwerking van de Landelijke agenda suïcidepreventie concrete doelen gesteld
zullen worden, zodat deze geëvalueerd en mogelijk bijgestuurd kunnen worden om het
aantal zelfmoorden terug te kunnen dringen?
Als allerlaatste, de VVD is verheugd dat het nummer 113 per juli beschikbaar wordt.
Maar waarom heeft dit zo lang moeten duren, nu dit nummer niet gratis en anoniem is?
Waarom geeft de Staatssecretaris geen gehoor aan het verzoek van 113 Zelfmoordpreventie?
Gaat de Staatssecretaris zich alsnog inzetten voor het gratis en anoniem maken van
dit nummer?
Voorzitter, afrondend. De VVD is niet tevreden met alleen allerlei rapporten, onderzoeken
en programma's. De VVD wil dat mensen en patiënten geholpen worden. Het resultaat
voor de patiënt is wat telt, daarom deze vele vragen in deze beperkte tijd. Tot zover
mijn inbreng.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie een vraag van mevrouw Dik-Faber. Gaat uw gang.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb een vraag over het laatste punt van mevrouw Regterschot. Ik denk dat we allemaal
een gratis en anoniem nummer willen om het aantal suïcides te kunnen terugdringen,
maar dat kost heel veel geld. Dat zou voor mij geen probleem zijn, maar ik ben benieuwd
hoe de VVD-fractie daarin zit. Wat mag het kosten, is mijn vraag eigenlijk. En als
er een prijskaartje aan hangt, gaat de VVD dan ook met dat geld over de brug komen?
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ik denk dat het van belang is dat het nummer goed toegankelijk is. Er lag een grote
wens om dat nummer inderdaad anoniem en gratis beschikbaar te krijgen. Van belang
is het dan ook dat we met elkaar helder krijgen waar de middelen voor suïcidepreventie
in z'n geheel aan besteed worden. Als we het binnen die middelen mogelijk kunnen maken
om het nummer gratis te maken, dan zou dat onze voorkeur hebben.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dan moet het weer uit de lengte of de breedte komen. Dit zijn mooie woorden: het nummer
gratis beschikbaar stellen. Dat willen we allemaal, maar als het geld kost, dan zou
het niet mijn voorkeur hebben om dat ten koste te laten gaan van al bestaande activiteiten
op het gebied van preventie. Ik nodig de VVD uit om mee te denken over hoe we het
gaan regelen met elkaar als we het gratis willen.
De voorzitter:
Mevrouw Regterschot, afrondend.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ik hoorde niet echt een vraag, maar we zijn uiteraard bereid mee te denken om toe
te zien op de zaken die zo gewenst worden in de praktijk.
De voorzitter:
Oké, dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Renkema. De heer Renkema
spreekt namens de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang.
De heer Renkema (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. De onderwerpen op deze agenda verdienen allemaal onze volle
aandacht, juist in de gezondheidscrisis die deze pandemie heeft veroorzaakt. Soms
laat zo'n crisis zien waar het echt mis is. Vaak brengt een crisis ook nieuwe denkrichtingen
en nieuwe oplossingen. Al voor deze crisis stonden 90.000 mensen op een wachtlijst
voor kritische zorg. Bij het laatste debat hierover eind januari werd die wachttijd
heel zichtbaar door de actie van Charlotte Bouwman in de hal van VWS. Vanmiddag voerde
ze opnieuw actie hiervoor op het Plein. Het leek een spel te zijn waar je in terechtkwam,
maar het was eigenlijk een doolhof. Haar actie is hard nodig, want de wachtlijsten
zijn de afgelopen jaren heel vaak aan de orde geweest in debatten over de ggz, maar
tot op heden zonder concreet resultaat. Geen reductiedoelstellingen, geen actie, geen
ingrijpen door de Staatssecretaris. Wel nieuwe overlegtafels, nieuwe beloften.
Het Trimbos-instituut verwacht dat het aantal wachtenden binnenkort de 100.000 gaat
overschrijden. De verhalen van heel veel mensen zijn schrijnend. Mensen weten niet
waar ze terechtkunnen voor hulp. GroenLinks vindt dat nu een eind moet komen aan de
vrijblijvendheid waarmee opnieuw aan regio's gevraagd wordt om samen te werken aan
deze complexe casuïstiek van een hele kleine groep mensen.
In het regeerakkoord is doorzettingsmacht genoemd om tijdig passende en integrale
zorg af te dwingen en zo een einde te maken aan de lange wachtlijsten. In de crisis
bleek dat we voor coronapatiënten heel goed buiten de bestaande kaders konden handelen.
Zorgverleners maar ook zorgverzekeraars en overheid traden gezamenlijk op. De capaciteit
van de ic-bedden werd opgeschaald, patiënten werden verplaatst door het land, en dat
allemaal door centrale regie.
Het kan dus wel, centrale regie in ons zorgstelsel. Nu is het tijd om door te pakken.
Wij willen voorstellen om, analoog aan de actie rondom de patiënten die corona hadden,
centraal regie te gaan voeren op de wachtlijsten. Mensen met complexe zorgvragen die
nu nog eindeloos van het kastje naar de muur worden gestuurd, moeten wat ons betreft
terechtkunnen bij een onafhankelijke persoon die een mandaat heeft van VWS, iemand
met, inderdaad, doorzettingsmacht. Geen e-mailadres, geen helpdesk op het ministerie.
In elke regio kan zo'n zorgregisseur als eerste aanspreekpunt zorgen dat passende
hulp zo spoedig mogelijk beschikbaar komt. Wil de Staatssecretaris de toezegging doen
dat hij de beloofde doorzettingsmacht invulling gaat geven?
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik zou het fijn vinden als u misschien wat meer kan uitleggen wat voor u het voordeel
is van centrale regie ten opzichte van regionale regie. Wij hebben samen een motie
daarover ingediend. Ik zou het fijn vinden als u daar wat meer op kan reflecteren.
Wat is voor u, voor GroenLinks, het belangrijkste?
De voorzitter:
En «u» is de heer Renkema. Gaat uw gang.
De heer Renkema (GroenLinks):
Volgens mij is het niet het ene of het andere. Als ik kijk naar de Vektisrapportages,
die ik nog maar eens in kleur heb uitgeprint, dan zie ik dat ze ontzettend rood zijn.
Dan zie je een aantal behandelcategorieën en een aantal regio's waar het echt mis
is. Volgens mij moet er namens VWS een regisseur naar de regio's waar het niet goed
gaat. Een aantal behandelcategorieën met complexe problematiek zullen al snel landelijk
worden omdat daarvoor niet in elke regio behandelcentra beschikbaar zijn. Het ligt
dus in elkaars verlengde: als je het regionaal niet kunt oplossen, kun je natuurlijk
kijken hoe je dat landelijk wel kunt doen.
De voorzitter:
Mevrouw Diertens, afrondend. Was het voldoende? Dan vervolgt de heer Renkema zijn
betoog. Gaat uw gang.
De heer Renkema (GroenLinks):
Verder wil ik graag weten wat de stand van zaken is ten aanzien van de extra middelen
voor gz-psychologen, die ik via een amendement in de begroting voor 2020 heb geregeld.
Voorzitter. Dan het volgende onderwerp. Elke dag overlijden er vijf mensen in Nederland
door zelfdoding. Suïcide brengt verschrikkelijk veel verdriet met zich mee. Ik houd
mijn hart vast voor wat de komende periode komen gaat. Het werd net al even genoemd:
we weten dat een verslechterende sociaaleconomische situatie voor iemand een heel
belangrijke trigger is. We weten dat in een tijd van een economische crisis mensen
vaker suïcide plegen. Tussen 2007 en 2013, tijdens de financiële crisis, steeg dat
percentage in Nederland met maar liefst 40%. Daarom is het zo belangrijk om laagdrempelige
hulp te bieden. 113 Zelfmoordpreventie biedt dat, maar ze zijn niet altijd bereikbaar.
Ik heb toch ook zorgwekkende dingen gehoord als het gaat over het percentage mensen
dat snel wordt bereikt. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat, gezien de crisis,
laagdrempelige hulp op afstand nu extra noodzakelijk is? Is de Staatssecretaris ook
bereid om extra financiële middelen in ieder geval veilig te stellen?
Dan over dak- en thuislozen. Ook tijdens de coronacrisis, zeker in de eerste dagen,
is dat een heel belangrijk onderwerp. De laatste weken horen we steeds «blijf thuis»,
maar wat als je geen huis hebt? We horen ook steeds «blijf binnen», maar wat als je
de straat op wordt gestuurd? In de maatschappelijke opvang was de 1,5 meter altijd
al een probleem. De opvang is overvol. Ik vind het belangrijk te markeren dat het
de Staatssecretaris is gelukt om met een substantieel plan te komen om deze crisis
het hoofd te bieden. Hij maakt geld vrij voor zowel het bouwen van woningen als begeleiding.
Mijn fractie is heel blij dat dat er komt. Toegegeven, hier en daar had het nog wel
anders gekund. Ik maak me ook wel zorgen dat het niet structurele middelen zijn. Die
zijn wel nodig om het aantal dak- en thuislozen de komende jaren fors te laten dalen.
Ook wil ik graag weten hoe de Staatssecretaris de voorgenomen doordecentralisatie
van beschermd wonen ziet in relatie tot dit plan.
Tot slot wil ik graag aandacht vragen voor zwerfjongeren. Hoewel er nu heel veel aandacht
is voor woningen, is er nog steeds gebrek aan aandacht voor de inkomenspositie van
thuisloze jongeren. Van het minimumjeugdloon – dat is € 680 per maand voor een 19-jarige
– of een bijstandsuitkering – € 256 per maand voor een 19-jarige – kan niemand rondkomen.
Gaat de Staatssecretaris dit onder de aandacht brengen bij zijn nieuwe collega van
Sociale Zaken? Ik vraag dat ook omdat hij coördinerend bewindspersoon is voor dak-
en thuislozen. Tot slot wil ik graag weten of de Staatssecretaris kennis heeft genomen
van het rapport over thuisloze lhbti-jongeren en wat hij met dat rapport gaat doen.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Agema. Zij spreekt namens de
fractie van de PVV. Gaat uw gang.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst zou ik mijn complimenten willen uitspreken aan
alle zorgverleners die in deze crisis opeens zorg op afstand moesten gaan leveren.
Mede gezien de berichtgeving dat er geen toename is geweest van het aantal crisisgevallen
en suïcides, heb ik de indruk dat zij dat heel goed hebben opgepakt.
Een belangrijke vraag is hoe het staat met de wachtlijsten. Aan de ene kant horen
we dat de wachtlijsten zijn afgenomen door corona, omdat er geen nieuwe instroom was,
zodat alle aandacht naar deze patiënten op de wachtlijst kon. Aan de andere kant is
er ook in de ggz een stuwmeer ontstaan, doordat patiënten hun zorg hebben uitgesteld.
Misschien komt er door de coronacrisis een nieuw soort problematiek bij. Denk aan
rouwverwerking, werkloosheid of financiële problemen. De vraag is dus: waar staan
we nu? Ik heb gelezen dat de NZa de herstart gaat vormgeven. Ik hoor graag van de
Staatssecretaris meer daarover dan alleen dat de NZa dat gaat doen.
Vanwege de situatie met het coronavirus worden de regiobezoeken in het kader van de
wachttijdenproblematiek verschoven, zo stelt de Staatssecretaris in zijn brief van
8 april. Kan hij aangeven of er nog meer onderzoeken of evaluaties vertraging hebben
opgelopen? Per wanneer worden de regiobezoeken weer hervat?
Als corona voor uitstel zorgt op diverse gebieden, waarom wordt er dan wel met spoed
een wetswijziging doorgedrukt? Heeft de regering tijdens de coronacrisis voldoende
inzicht gekregen in de werking van de Wet verplichte ggz en in de wijzigingen die
pas dit jaar zijn ingegaan? Ook de ggz-sector zat immers in een lockdown. Hoezeer
mijn fractie ook voor verlaging van administratieve lasten is, dit moet niet ten koste
gaan van de rechtspositie van de patiënten en cliënten in geval van dwangzorg. Ik
vraag mij ook af of dwangzorg vaker is toegepast tijdens de coronacrisis. We horen
bijvoorbeeld dat dementerende ouderen vaker zijn gedrogeerd. Graag ontvang ik van
de Staatssecretaris meer informatie hierover. Het hoeft niet vandaag; het mag ook
later in een brief.
Het wetsvoorstel zorgcontractering heeft in onze ogen al helemaal geen spoed. Alstublieft,
zorg in deze tijd, waarin we elke zorgverlener hard nodig hebben, niet voor onrust
ten aanzien van contractering of vergoeding. Het rommelen aan artikel 13, de vrije
artsenkeuze, kan niet op een achternamiddag gebeuren.
Opmerkelijk is het feit dat het aantal crisissituaties niet is toegenomen de afgelopen
maanden. Een crisis kun je toch moeilijk uitstellen? Kan de Staatssecretaris hier
duiding aan geven?
Het onderzoek van GGNet zet vraagtekens bij de diagnose van psychiatrische patiënten.
Ik vraag mij af of de Staatssecretaris dat onderzoek heeft gezien. Het heeft mij echt,
echt geshockeerd. De helft van de patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen
heeft een verkeerde diagnose, blijkt uit een onderzoek. Toen ze de zaken gingen herstellen,
bleek vier op de tien patiënten weer zelfstandig te kunnen gaan wonen. Ik ben mij
daar echt te pletter van geschrokken. Wij pleiten daarom, en al langer, voor het opleiden
van meer psychiaters. En dit onderzoek verdient misschien een landelijke uitrol. Ik
hoor graag hoe de Staatssecretaris dit onderzoek ervaren heeft, want ik zie hem knikken
dat hij het ook gelezen heeft. Ik hoor ook graag of hij dit gaat meenemen en acties
erop gaat ondernemen.
Zoals er minder crisissituaties waren, is ook het aantal suïcides tijdens corona met
15% tot 20% afgenomen, zo berichtte de NOS. De oorzaak daarvan is niet duidelijk,
maar het is wel opmerkelijk. Kan de Staatssecretaris dit duiden? Wordt daar onderzoek
naar gedaan? Wat zijn de verwachtingen nu er wellicht een economische crisis volgt?
Kan hij daar ook iets over zeggen?
Dan kom ik bij de dak- en thuislozen. Naar schatting zijn dat 40.000 mensen. Er worden
10.000 extra woonplekken met begeleiding georganiseerd. De vraag is wel op welke termijn
dit gereed is. En wat gebeurt er dan met de andere 30.000 mensen? En hoe doe je dat
in tijden van een woningcrisis? Ik hoop maar dat dit geen loze beloftes worden.
In verband met de coronacrisis zijn inmiddels maatregelen genomen om te voorkomen
dat nog meer mensen dak- en thuisloos worden, waaronder bijvoorbeeld het voorkomen
van huisuitzettingen. Blijkbaar kan er in tijden van crisis meer dan wij denken, maar
hoelang lopen deze maatregelen? Tegelijkertijd zien we dat de overlast door daklozen
fors is toegenomen de afgelopen maanden. De overlast steeg ten opzichte van vorig
jaar met ruim 1.000 meldingen. Dat vond Hubert Bruls, burgemeester van Nijmegen en
voorzitter van het Veiligheidsberaad van de 25 veiligheidsregio's, ook. Ik zou hier
ook graag een duiding van krijgen van de staatsecretaris.
Ik rond af. De Staatssecretaris is nog bezig met zijn visie op de ggz. Een van de
uitgangspunten die hij hiervoor noemt, is het behoud van financiële prikkels die in
het stelsel zitten. Maar over tien maanden zijn de verkiezingen al. Ik vraag de Staatssecretaris
of dit allemaal nog wel gaat lukken. Wij gaan ervan uit dat het tevens de bedoeling
van de Staatssecretaris is dat de perverse prikkels uit het systeem gaan. Een goed
voorbeeld hiervan is e-health. Er is in coronatijd veel winst geboekt met de inzet
van e-health en beeldbellen. Uit onderzoek bij ggz-instelling Parnassia blijkt dat
er twintig keer meer digitale consulten zijn. Maar we weten ook dat e-health minder
oplevert, dus de kans is groot dat deze winst na corona weer verdampt. Wat gaat de
Staatssecretaris daaraan doen?
De voorzitter:
Hartelijk dank. Er is een vraag van mevrouw Van den Berg. Gaat uw gang.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik was in ieder geval verheugd dat mevrouw Agema ook het onderzoek van GGNet noemt.
Zij stelt voor om dat uit te rollen, want de conclusies zijn inderdaad dat vier van
de tien mensen weer zelfstandig konden wonen en dat heel veel mensen het met veel
minder medicatie kunnen. Men is een wat ik noem lerende cultuur gestart; zo wil ik
althans het onderzoek positief duiden. Is de PVV het met het CDA eens dat die veel
meer landelijk uitgerold zou moeten worden, evenals de e-health, het andere voorbeeld
dat mevrouw Agema aangaf?
Mevrouw Agema (PVV):
Ja.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, na een dermate duidelijk antwoord houd ik de andere interruptie in de
zak.
De voorzitter:
Oké. Ik dank u wel, want u was aan het einde van uw betoog, mevrouw Agema. Ik geef
nu graag het woord aan mevrouw Dik-Faber. Mevrouw Dik-Faber spreekt namens de fractie
van de ChristenUnie. Gaat uw gang.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik mag vandaag mede namens de SGP spreken. Ik weet niet of
ik daardoor twee keer zoveel spreektijd heb. Ik denk het niet.
De voorzitter:
Nee.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Nee, helaas. Een paar weken geleden was ik op pad met Hanna. Hanna is straatpastor
in Amsterdam. De rode draad van die dag was wel dat dak- en thuislozen het al moeilijk
hebben en corona dat eigenlijk alleen maar nog erger maakt. Activiteiten kunnen niet
doorgaan, inloophuizen en nachtopvang zijn beperkt toegankelijk en begeleiding valt
weg. Ik ontmoette ook Lorenzo, die ontzettend graag een baan wil maar eigenlijk met
de dag melancholischer wordt.
Volgens Hanna is dit nog maar het begin. We staan aan de vooravond van een economische
crisis en het plan van aanpak van het kabinet om dak- en thuisloosheid tegen te gaan
komt wat dat betreft geen dag te vroeg. Het is nu tijd om aan de slag te gaan.
Voorzitter. De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving zei het zo: herstel begint
bij een huis. En: het Rijk moet daarvoor de regie nemen. Ik heb daarom de volgende
vragen. Hoe weet het kabinet zo zeker dat er voldoende flexwoningen worden gebouwd?
Goedkope grond is namelijk een illusie. Een locatiescanner gaat dat niet oplossen.
Hoe wil het kabinet voorkomen dat gemeenten onderling gaan kissebissen over aantallen
op te vangen daklozen? Is hier niet veel meer regie nodig? Nu al zijn er signalen
dat als gevolg van het nieuwe thuiswerken bedrijven vastgoed afstoten. Dat is namelijk
een kostenpost. Komt er daarom ook een nieuw programma voor de transformatie van kantoorpanden?
Extramurale begeleiding en het afbouwen van de maatschappelijke opvang moeten hand
in hand gaan. Komt er een meerjarentransitiestrategie?
Voorzitter. Nog altijd vinden huisuitzettingen plaats, niet door de woningcorporaties
maar door private verhuurders, ondanks de afspraken die zijn gemaakt om in coronatijd
geen mensen op straat te zetten. Alle verhuurders moeten in de toekomst een signaal
geven aan de gemeente als er sprake is van huurachterstand, waarna een aanbod van
schulphulpverlening start. Dit is wat mijn fractie betreft onvoldoende. Het is te
vrijblijvend en mensen worden nu ook al uit huis gezet. Laat de gemeente of de hulpverlenende
instantie tijdelijk de huur betalen en voorschieten. Want dat is goedkoper en beter
voor de mensen zelf dan een plek in de opvang. Of werk met loonbeslag. Zijn dit ideeën
die in de praktijk ook haalbaar zijn? Wat vindt de Staatssecretaris daarvan?
Voorzitter. Jongeren in de leeftijd van 18 tot 20 jaar raken dakloos als hun ouders
niet in hun onderhoud kunnen voorzien. Er is een verplichte wachttijd van vier weken
voor de bijstand en dat is dan € 255 per maand. Dat duurt te lang en natuurlijk kan
niemand in ons land van € 255 rondkomen. Een woonplek, inkomen en begeleiding zijn
nodig. Laten we daarom investeren in deze jongeren.
Ik heb een vraag over de kostendelersnorm. Divosa gaat een en ander in kaart brengen,
maar is het niet veel beter om te werken met een modelverordening en gemeenten wat
meer op te porren om het maatwerk toe te passen dat ze al toe kunnen passen?
Wat betreft de doordecentralisatie van beschermd wonen kan ik me aansluiten bij anderen.
Ik zou heel graag willen dat er een uitvoeringstoets komt voor aanbieders en voor
cliënten. Kan de Staatssecretaris dat toezeggen?
Voorzitter. De ggz. Uit onderzoek van MIND blijkt dat vanwege de coronacrisis 65%
een toename van psychische klachten ervaart en er naar verwachting een nieuwe groep
burgers met psychische problematiek zal zijn. Kan de ggz dit aan? De wachttijden zijn
nog altijd veel te lang. Wachtlijsten blijven bestaan en de zorgverzekeraars en zorgaanbieders
slagen er maar niet in om hier goede afspraken over te maken, tot frustratie van de
NZa. Welke drukmiddelen heeft de Staatssecretaris? Neemt de Staatssecretaris ook een
preventieplan mentale gezondheid op in zijn visie? Wil hij daarbij ook jongeren betrekken?
Voorzitter. We hebben zojuist allemaal Charlotte gesproken. Het is triest dat demonstraties
nog altijd nodig zijn. Er is een plan voor de aanpak van de hoogcomplexe zorg. Zorgaanbieders
kunnen complexe casuïstiek melden als ze vastlopen, maar cliënten en naasten kunnen
dat niet. Waarom niet? Waarom is de groep ineens kennelijk zo klein geworden? De ChristenUnie
wil dat er een pan komt om de acute ggz beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar te maken
en te houden. Door corona wordt er gewerkt aan ic-bedden. Nou, dan moeten crisisbedden
voor de ggz toch ook mogelijk zijn? De Staatssecretaris heeft in januari toegezegd
dat er een doorzettingsmacht komt, die uiterlijk voor het zomerreces in alle regio's
is geïmplementeerd. Gaat dat nog lukken? Cliënten mogen immers niet van het kastje
naar de muur gestuurd worden.
Ik vraag ook aandacht voor de uitvoering van de motie-Segers over mentaal welzijn
en de positie van geestelijke verzorging.
Tot slot, voorzitter, want ik denk dat ik door mijn tijd heen ben. Het is mooi dat
telefoonnummer 113 op 1 juli beschikbaar zal zijn, naast 0800–0113. Maar het is wel
wat verwarrend, twee telefoonnummers. Ook mijn fractie wil graag een gratis en anoniem
113-nummer. De vraag is wat daarvoor nodig is: wie moet in beweging komen en hoeveel
kost het?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van mevrouw Van den Berg en daarna is er een vraag van
de heer Renkema.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Het doet me in eerste instantie deugd dat mevrouw Dik-Faber mijn drie b's citeert:
beschikbaar, betaalbaar en bereikbaar. Dat vind ik leuk om te horen. Mijn vraag gaat
over de regionale doorzettingsmacht. Mevrouw Dik-Faber geeft aan dat er nog wat zou
komen voor de zomer, maar we spreken hier nu sinds april 2018 over. Volgens mij hebben
wij ook wel andere ideeën over wat wij onder doorzettingsmacht verstaan. Ik zou graag
van mevrouw Dik-Faber willen horen hoe zij dat ziet.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Laten we uitspreken dat het ontzettend frustrerend is dat we er al zo lang over praten
en dat het niet gelukt is. Dat is voor ons al frustrerend en des te meer voor de mensen
die zorg nodig hebben, zoals Charlotte die we zojuist gesproken hebben. Ik zou heel
graag willen dat er een telefoonnummer gebeld kan worden als mensen vastlopen, dat
er een persoon is tot wie mensen zich kunnen wenden, dat mensen bij wijze van spreken
aan de hand worden genomen, dat er wordt gevraagd «welke zorg heb je nodig en welke
behandeling is er nodig?», dat er dan een instelling wordt aangewezen die de zorg
kan leveren en dat dat dan daadwerkelijk gebeurt. Nu zijn er allemaal uitsluitingscriteria
op basis waarvan instellingen zeggen: bij ons past het even niet; ga maar naar de
volgende. Mensen gaan van het kastje naar de muur. «Pingpongen» noemde ik het zojuist
in het gesprek met Charlotte, of dat waren eigenlijk haar woorden. Laten we er alsjeblieft
voor zorgen dat daar een einde aan komt.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Is mevrouw Dik-Faber het met het CDA eens dat eerst in kaart moet worden gebracht
over hoeveel mensen we nu spreken? Het ministerie spreekt over maximaal 350 personen.
Van MIND, maar ook van Lijm de Zorg horen we dat het eerder over duizenden personen
gaat. Ook de Nederlandse Zorgautoriteit plaatst grote vraagtekens bij de cijfers.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik was ook verbaasd over het lage aantal personen. Ik heb hierover ook een vraag gesteld:
hoe kan het dat het ineens zo weinig mensen zijn? Zijn die mensen dan ineens allemaal
gezond? Hebben die geen problemen meer? Ik geloof daar helemaal niks van. De wachtlijsten
zijn lang. Ik heb daarstraks ook met Charlotte hierover gesproken. Zij gaf publiekelijk
aan dat er zeker 40.000 mensen een complexe zorgvraag hebben. Dan wil het er bij mij
niet in dat we het nu ineens over 250 tot 300 mensen hebben. Het zijn er misschien
geen 40.000, maar het zijn er vele duizenden. Hier moet dus gewoon echt een oplossing
voor komen.
De heer Renkema (GroenLinks):
Het is altijd ongemakkelijk om een vraag te stellen aan iemand die achter je zit,
maar ik heb toch een vraag voor mevrouw Dik-Faber. Zij quootte daarnet de Raad voor
Volksgezondheid en Samenleving, die heeft gezegd dat het Rijk regie moet nemen. Dat
ging over dak- en thuislozen. Ik denk dat in de ggz hetzelfde nodig is. Ook daar is
het nodig dat het Rijk regie neemt. Ik vond het interessant dat de woordvoerder van
de ChristenUnie net zei dat er eigenlijk ergens een persoon zou moeten zijn. In antwoord
op de vraag van mevrouw Diertens van D66 heb ik eigenlijk hetzelfde gezegd: er zou
eigenlijk ergens in de regio iemand regie moeten voeren. Is zij het met mij eens dat
dat iemand moet zijn met een mandaat van VWS? Als dat niet gebeurt, ben ik namelijk
bang dat de Staatssecretaris straks zegt: we hebben verzekeraars en we hebben ggz-instellingen
en ik voer een goed gesprek. Met andere woorden, gelooft mevrouw Dik-Faber ook dat
het Rijk regie moet nemen om de wachtlijsten in de ggz aan te pakken?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het is natuurlijk heel verleidelijk om hier een hele stelseldiscussie te gaan starten,
maar laten we dat niet doen. Ik wil gewoon dat de problemen opgelost worden. Of daar
dan een mandaat van VWS voor nodig is? Ik weet niet hoe dat eruit moet zien en wat
de fractie van GroenLinks precies verstaat onder een «mandaat». Laten we het met elkaar
hebben over het doel. Daar zijn we het over eens. Ik sta echt open voor alle ideeën
om dat doel te bereiken. Als dit het is, laat het dat dan zijn, want we praten hier
al zo ontzettend lang over. Ik weet trouwens dat een afdeling van VWS hier heel hard
aan werkt. Het is dus niet zo dat VWS zijn handen hiervan aftrekt. Absoluut niet.
Er wordt ook vanuit VWS heel hard aan gewerkt. Maar als er een persoon is die iets
nodig heeft van VWS, laten we daar dan gewoon goed naar kijken.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
Het is inderdaad verleidelijk om het te hebben over het stelsel en over marktwerking
in de ggz, maar ik ben blij dat mevrouw Dik-Faber zegt dat het probleem moet worden
opgelost. Daar is regie voor nodig. Ik denk dat wij elkaar ook op dat punt kunnen
vinden. Ik heb verder geen vragen.
De voorzitter:
Dat was geen vraag, mevrouw Dik-Faber. Dan ga ik eerst even naar mevrouw Sazias.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Mevrouw Dik-Faber zegt dat we geen tijd hebben voor een stelseldiscussie. Dat klopt.
We hebben daar vanmiddag geen tijd voor, maar denkt mevrouw Dik-Faber niet dat het
wel hoog tijd is voor een discussie over het ggz-stelsel, gezien de problemen in de
ggz?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dan toch nog even een reactie op de heer Renkema. Volgens mij is tijdens het vorige
debat ook uitgesproken, volgens mij ook door de Staatssecretaris, dat de ggz vanwege
de marktwerking niet in staat is gebleken om alle problemen op te lossen. Dus die
stelseldiscussie is zeker een keer hard nodig. Ik wil niet zeggen dat we nu allemaal
overheidszorg moeten krijgen. Daar zou ik geen voorstander van zijn. Maar die stelseldiscussie
moeten we wel voeren. Wat mijn fractie betreft zou preventie daarin een veel stevigere
rol moeten krijgen, zodat we als samenleving ook weerbaarder worden voor alles wat
op ons afkomt. Voorzitter, nu ben ik in dit alles vergeten welke vraag mevrouw Sazias
precies aan mij gesteld heeft, maar misschien heb ik wel een antwoord op haar vraag
gegeven.
De voorzitter:
Ik denk het wel een klein beetje, want het ging over de stelseldiscussie.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Voor een deel heb ik inderdaad antwoord gekregen. Ik ben het ook met haar eens dat
wij die discussie moeten voeren. Ik ben in elk geval blij te horen dat ook de ChristenUnie
vindt dat de marktwerking hier faalt.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zie hoe het wordt aangepakt in de hoogcomplexe of complexe zorg, waar instellingen
echt patiënten naar elkaar doorschuiven zonder dat patiënten geholpen worden. Voor
dat stuk denk ik dat het heel duidelijk is geworden dat marktwerking niet geschikt
is. Sowieso vind ik woorden als «marktwerking» en «zorg voor mensen» heel moeilijk
met elkaar te matchen. Volgens mij komt dit kabinet in het najaar met een contourennota
over hoe de zorg in de toekomst georganiseerd moet worden, conform de b's van mevrouw
Van den Berg: beschikbaar, betaalbaar en bereikbaar. Wellicht is het aan het volgende
kabinet – ik denk dat dat heel reëel is – wie daar dan ook in zitten, om keuzes te
maken over hoe de zorg eruit moet zien. Nogmaals, wat mijn fractie betreft is er in
ieder geval veel aandacht voor preventie en voor de rafelrandjes die zijn ontstaan
– rafelranden, moet ik zeggen – doordat marktwerking gewoon niet geschikt is.
De voorzitter:
Dank u wel. U was aan het einde van uw betoog. Dat betekent dat ik nu graag het woord
geef aan mevrouw Kuiken. Mevrouw Kuiken spreekt namens de fractie van de Partij van
de Arbeid. Gaat uw gang.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Sinds 2013 al op een wachtlijst staan en uit de zorg worden
gegooid omdat je problematiek verergert. Opgenomen worden voor een behandeling waarna
ook blijkt dat er autisme of een andere stoornis aan ten grondslag ligt, en dan weer
op de wachtlijst gegooid worden. Dat betekent niet alleen dat je in een wachtrij of
op een wachtlijst staat. Eigenlijk staat je hele leven in de wacht, want dat is wel
wat er gebeurt. Ik zag onlangs een tweet van Charlotte: ik ben tien jaar verder en
waar ben ik met mijn leven? Zo voelt het voor heel veel mensen. Het is eigenlijk heel
treurig en mensonterend dat we dat in Nederland op deze manier accepteren. Waar we
het in de normale gezondheidszorg onacceptabel vinden, lijken we dat in de geestelijke
gezondheidszorg als iets normaals te ervaren. En dat willen we met elkaar niet. Ik
weet zeker dat de Staatssecretaris dat ook niet wil.
Maar het kan niet alleen bij mooie woorden blijven; het moet ook geuit worden in daden.
We wachten nu al meer dan een jaar op de doorzettingsmacht, maar die is nog niet geregeld.
Ik wil ook geen semantische discussie voeren over wat doorzettingsmacht precies is,
want volgens mij weten we dat heel goed. Ik wil van de Staatssecretaris weten wat
we gaan doen om doorzettingsmacht daadwerkelijk vorm te geven. Het kan niet blijven
bij alleen overleg aan de regietafels.
Hetzelfde geldt voor het aantal van 350 personen dat nu genoemd is, alsof de complexe
zorg alleen maar voor hen nodig is. Dit komt niet overeen met de cijfers zoals we
die kennen. Daar zijn we het in dit huis eigenlijk allemaal over eens, dus graag een
reactie.
Voorzitter. Ik maak me ook grote zorgen omdat steeds meer instellingen omvallen. In
Den Haag krijgt iedereen die langer dan twee jaar zorg heeft gehad gewoon geen zorg
meer, omdat het geld op is, omdat een instelling omvalt. Dan weten we allemaal wat
er gebeurt: weer minder plekken, weer langere wachtlijsten en meer mensen die niet
de hulp krijgen die ze nodig hebben. Dat is het allerergste. Het is in de afgelopen
jaren natuurlijk alleen maar schraler geworden. Hadden we ooit nog zeven traumacentra,
nu zijn het er nog vier. Het is geen raketgeleerdheid als je aanvoelt dat dit onvoldoende
is als de wachtlijsten al zo lang zijn. Dus welke stappen gaan we nu zetten om ervoor
te zorgen dat de ggz eindelijk geen markt meer is maar gewoon iets wat we leveren
aan mensen, net zoals we dat doen bij een hartkwaal, kanker of een beenoperatie, gewoon
omdat dit noodzakelijke zorg is? Zo moeten we de ggz eigenlijk ook zien.
Voorzitter. Ook weten we dat het aantal acute crisisplekken nog niet op orde is. In
sommige regio's gaat het best aardig, andere regio's hebben aantoonbare tekorten.
Ook dat vraagt gewoon om regie, om doorzettingsmacht. Er is nu veel geld uitgetrokken
voor de maatschappelijke opvang en voor daklozen. Dat was ook heel hard nodig om die
crisis- en opvangplekken te kunnen realiseren. Dat geldt evenzogoed voor de normale
ggz. Want als je suïcidaal bent, kun je niet zeggen: kom over een week maar terug.
En dat gebeurt nu soms wel. Leg dat maar uit aan familie en nabestaanden op het moment
dat het toch te laat blijkt te zijn geweest.
In het verlengde hiervan vind ik het ook ontzettend belangrijk wat 113 suïcidepreventie
allemaal doet. We zien hoe waardevol dat is geweest, ook in de afgelopen periode.
Er ligt een meerjarig programma. Ik wil graag onomwonden van de Staatssecretaris horen
of dat inderdaad ook op die manier wordt doorgezet en het budget daarvoor beschikbaar
is. Ik sluit me ook graag aan bij de wens die we eerder hebben geuit om 113 gratis
beschikbaar stellen. Als elke seconde telt, moet een beltegoed daar niet tussen staan,
juist omdat het vaak kwetsbare mensen betreft, mensen die misschien leven van een
Wajonguitkering. Suïcide discrimineert niet, dus ik weet dat het ook andere groepen
treft, maar dat mag daar nooit een rol bij spelen.
Voorzitter. Ik sluit me graag aan bij de vragen die door mevrouw Agema zijn gesteld
over GGNet. Ik heb het onderzoek ook gelezen. Ik was zeer gechoqueerd dat er zo veel
misdiagnoses blijken te zijn. In ieder geval is het echt zaak om te kijken of de zorg
die mensen met een langdurige zorgbehoefte krijgen, nog relevant is. Laten we alsjeblieft
een landelijk onderzoek uitvoeren en laten we leren van de best practices die daarin
zijn uitgevoerd. Ik hoop dat de Staatssecretaris hier een toezegging op wil doen,
want anders zie ik een motie-Agema cum suis ontstaan. Ik denk dat het ontzettend belangrijk
is om dit te regelen.
Mijn laatste vraag, want dan ben ik waarschijnlijk door mijn tijd heen, betreft de
maatschappelijke opvang. Mijn collega John Kerstens heeft bij herhaling moties ingediend
met als verzoek: ga pas door met decentraliseren op het moment dat de randvoordwaarden
goed geregeld zijn. Die zorg hebben we nog steeds. Ik wil van de Staatssecretaris
graag horen hoe hij hiertegen aankijkt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik geef het woord aan de heer Van Gerven. De heer Van Gerven spreekt
namens de fractie van de SP.
De heer Van Gerven (SP):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst aansluitend op wat over 113 is gezegd: wij besteden
tientallen miljarden aan het oplossen van de gevolgen van de coronacrisis. Mij lijkt
dat dit probleem ook opgelost moet kunnen worden. Ik doe een oproep aan degenen die
daarover gaan, om dat ook mogelijk te maken. Ik denk dat de mensen die in nood verkeren,
drempelloos dat nummer moeten kunnen bellen. Dus laten we dat regelen.
Een andere vraag betreft PsyQ. Het is natuurlijk bizar wat we lezen. Maar wat vindt
de Staatssecretaris daarvan? Vindt hij ook dat een ggz-instelling, zo'n hulpverleningsinstelling,
niet failliet mag gaan en dat die hulp gewoon geboden moet worden, linksom of rechtsom,
aangezien de markt hier faalt?
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor de lichamelijke gezondheid van mensen, maar
ook gevolgen voor de geestelijke gezondheid. Het is een beetje opvallend dat het aantal
meldingen is afgenomen. Dan kun je zeggen: dat de wachtlijsten korter worden, is positief.
Maar dat lijkt mij niet. Kan de Staatssecretaris aangeven welke mensen hebben afgezien
van zorg? Betreft dat een categorie mensen met ernstige problemen die veel zorg nodig
hebben en die juist nu wegblijven, bijvoorbeeld omdat ze bang zijn dat ze besmet worden?
De leden van de ggz-denktank stellen dat de huidige crisis leidt tot een toename van
automutilatie, suïcidale gedachten, depressie en ook psychotische symptomen bij patiënten.
Ook MIND zag in de loop van april een toename van opnames bij de acute psychiatrie.
Ik heb hier ook nog een bericht dat de politie meer meldingen kreeg rond suïcide.
Dat zijn toch verontrustende signalen. De patiënten missen natuurlijk ook het contact,
de knuffel en de begeleiding, want dat is allemaal verdwenen of minder geworden. Hoe
kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat dat in de toekomst wordt opgelost en dat
behandelingen die uitgesteld zijn, nu weer versneld worden opgepakt? Er wordt veel
gesproken over het effect van de videobehandelingen. Dat zou goed zijn. Ik weet niet
of dat zo is. Dat zou kunnen, maar persoonlijk contact is vaak ook ontzettend belangrijk.
Daar moet natuurlijk altijd een balans in blijven. Hoe zit dat precies?
Dan de maatschappelijke opvang en het aantal dak- en thuislozen. Al voor de crisis
is het aantal dak- en thuislozen verdubbeld. Het is zonneklaar dat het beleid van
drie kabinetten-Rutte, of van in ieder geval twee kabinetten, er heel erg aan heeft
bijgedragen dat die problemen zijn verergerd. Ik noem de mantelzorgboete en de verhuurderheffing
voor woningcorporaties, waardoor er veel minder sociale woningbouw is gepleegd. Hoe
gaat de Staatssecretaris die trend weer keren? Hij heeft daarvoor plannen gepresenteerd.
Er komen 10.000 extra woonplekken, maar ik zie het eerlijk gezegd niet gebeuren. Kan
de Staatssecretaris mijn scepsis op dit punt wegnemen? Hoe kan je dat afdwingen? Er
wordt gezegd: gemeentes moeten die plannen maken. Maar gemeentes hebben geen geld.
Die bouwen over het algemeen niet zelf woningen. Dus hoe gaat het dan echt gebeuren?
Kan de Staatssecretaris ook kijken naar het vastgoed van zorginstellingen en ervoor
zorgen dat er geen vastgoed meer wordt verkocht of verpatst omdat dat geld oplevert?
Dat vastgoed moet benut worden voor maatschappelijke doelstellingen, als het al hergebruikt
of herbestemd moet worden.
Als we kijken naar de tweedeling in de samenleving, dan zien we dat die in de afgelopen
jaren gegroeid is. De vraag is: wie gaat de rekening van de crisis betalen? Dan kijk
ik ook naar de laatste signalen die we horen van gemeentes die het mes gaan zetten
in de lokale zorg en begeleiding. Ik noem de gemeente Arnhem, die 5 miljoen wil bezuinigen
op de jeugdzorg. Daar zitten natuurlijk ook mensen bij die onder deze doelgroep vallen.
Hoe gaan we voorkomen dat gemeentes de verkeerde maatregelen nemen om de begroting
rond te krijgen, waardoor de maatschappelijke problemen waar we het nu over hebben,
toenemen? Het doel moet toch zijn – en ik hoop dat de Staatssecretaris dat ook zo
ziet – dat niemand door de coronacrisis zijn woning hoeft te verliezen of zijn inkomen
enorm ziet dalen? Want dat zal ook weer leiden tot meer dak- en thuisloosheid. Hoe
gaat de Staatssecretaris daar zo snel mogelijk werk van maken?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Diertens. Mevrouw Diertens
spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb de moties uit het verleden er maar eens bij gepakt.
Het coronavirus is nog steeds onder ons, maar het is goed dat er weer meer aandacht
is voor de reguliere zorg. Ik ben blij dat we weer gericht over de ggz en de maatschappelijke
opvang kunnen praten, want dat is hard nodig.
Ik wil beginnen met de ggz. De ggz stond al onder druk en daar is nu een pandemie
bij gekomen. Het aantal verwijzingen was teruggelopen en behandelingen werden uitgesteld,
maar dat betekent niet dat de vraag naar de ggz plots is verdwenen. Sterker nog, de
verwachting is dat de wachttijden in de komende tijd juist verder zullen toenemen.
Ik wil de Staatssecretaris vragen hoe hij terugkijkt op de afgelopen maanden en op
het feit dat de zorg uitgesteld moest worden en niet face to face kon plaatsvinden.
Hoe gaat de Staatssecretaris bij een mogelijk volgende, tweede golf ervoor zorgen
dat de ggz in veel mindere mate wordt stilgelegd? Wat zijn de geleerde lessen van
zorg op afstand?
Voorzitter. Omdat de wachttijden nu rap zullen toenemen, is goede coördinatie belangrijker
dan ooit. Vlak voor de crisis werd het plan van Zorgverzekeraars Nederland en GGZ
Nederland gepresenteerd. Ik heb hierover drie vragen. Wat merken ggz-patiënten die
lange tijd op de wachtlijst staan, nu echt van dit plan? Ik hoorde op het Plein dat
iemand die suïcide had gepleegd, in januari gewoon terug naar huis werd gestuurd.
Wordt bekeken welke patiënten prioriteit moeten krijgen? In lijn met mijn eerdere
motie: wie heeft in de regio doorzettingsmacht opdat deze zorg vlot kan worden geregeld?
Graag een reactie van de Staatssecretaris vanuit het perspectief van de patiënt.
Voorzitter. Als het over de wachttijden gaat, moet het niet alleen gaan over nieuwe
patiënten. Het moet ook gaan over patiënten die de kans krijgen om de ggz te verlaten.
Ik vraag de Staatssecretaris hoe groot de belemmering is die optreedt bij de doorstroom
van ggz naar beschermd wonen of naar zorg thuis. Daarnaast blijkt uit recent onderzoek
dat diagnoses soms verouderd zijn en dat medicatie misschien niet meer nodig is. Welke
kansen ziet de Staatssecretaris bij het verminderen van wachtlijsten doordat men zich
richt op de uitstroom van patiënten? Is de Staatssecretaris het met mij eens dat patiënten
niet altijd gebaat zijn bij diagnoses of labels en dat ondersteuning in de eigen omgeving
wellicht belangrijker is? Mevrouw Agema refereerde hier ook al aan.
Voorzitter. Dan over preventie. Ik draag preventie en warm hart toe. Vroegsignalering
voorkomt heel veel leed. «Goed in je vel zitten» geldt zowel bij lichamelijke als
bij mentale gezondheid. In de ggz kan dit extra uitdagend zijn door bijwerkingen,
genetische kwetsbaarheid of een andere leefstijl. Steeds meer onderzoeken tonen het
belang van preventie aan. Ik zie veel goede voorbeelden, bijvoorbeeld bij de herstelacademies.
Graag hoor ik van de Staatssecretaris wat zijn visie is en wat in zijn visiestuk gaat
over preventie. Hoe worden onderzoeken hierbij meegenomen? Ik verwijs naar mijn motie
op stuk nr. 664. Dit gaat over bewegen; daar is ook veel onderzoek naar gedaan door
een zekere heer Deenik. Op welke termijn kunnen we dit verwachten? Wetenschappers
geven aan dat er kennis is over een toename van het aantal suïcides bij het uitbreken
van een recessie. Nu is de kans groot dat er weer een recessie aankomt. Hoe anticipeert
de Staatssecretaris op deze situatie? Hoe wordt op dit vlak samengewerkt met Stichting
113 en de ggz?
Voorzitter. Tot slot de maatschappelijke opvang. D66 is een voorstander van het housingfirstprincipe.
Een huis biedt meer veiligheid, meer stabiliteit en meer kansen. Soms is alleen een
nieuwe woning niet genoeg; meestal wordt het succes behaald door daarbij voldoende
begeleiding te geven. Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat mensen straks wel
een huis hebben, maar geen begeleiding krijgen? Als de 200 miljoen die beschikbaar
wordt gesteld incidenteel is, hoe helpt de Staatssecretaris dan dak- en thuislozen
structureel?
D66 maakt zich zorgen over de toename van het aantal lhbti-zwerfjongeren, daklozen
met een migratieachtergrond, dakloze zwangeren en dakloze moeders met kleine kinderen.
Ik refereer weer aan de motie. Ik vraag mij af hoe dit plan voorkomt dat 18-plussers
tussen wal en schip vallen als zij niet kunnen terugvallen op hun ouders. Is niet
meer maatwerk nodig?
Ten slotte vraag ik de Staatssecretaris naar de voortgang bij het verminderen van
overbodige regelgeving en administratieve procedures, opdat mensen simpeler, sneller
en adequater geholpen kunnen worden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Sazias. Mevrouw Sazias spreekt
namens de fractie 50PLUS. Gaat uw gang.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter, maar ik had eigenlijk eerst nog even een vraag aan mevrouw
Diertens.
De voorzitter:
Gaat uw gang. Mevrouw Sazias, een moment. Wil mevrouw Diertens even haar microfoon
uitzetten? Gaat uw gang. Uw vraag.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Mevrouw Diertens eindigt met de ontregelexperimenten. Ik heb van een ggz-instelling
begrepen dat dit wel een uur per dag scheelt, een uur dat zij aan zorg kunnen besteden
in plaats van aan administratie. Vindt D66 niet ook dat wij die experimenten zo spoedig
mogelijk in het hele land moeten uitzetten? Want dit wordt toch eigenlijk wel te gek.
Mevrouw Diertens (D66):
Bij de afsluiting van mijn betoog heb ik gepleit voor het leggen van meer verantwoordelijkheid
bij de zorgaanbieders. Zij weten hoe ze mensen moeten behandelen. De overkill aan
administratie is echt een belemmering voor het kunnen verlenen van goede zorg. Ik
ben het daar dus heel erg mee eens.
De voorzitter:
Dank u wel. Voldoende? Ja.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dat is heel belangrijk, want om die reden loopt het personeel ook weg.
Voorzitter. Er zijn zo veel problemen binnen de ggz dat ik bijna niet weet waar ik
moet beginnen. Vijf minuten zijn eigenlijk veel te kort om alles te benoemen. Ik begin
met de wachtlijsten. Die zitten nog steeds ver boven de treeknormen en zullen door
de huidige crisis waarschijnlijk alleen maar toenemen. De Staatssecretaris schrijft
in zijn laatste brief dat die toename een extra inspanning van verschillende partijen
in de ggz vergt. Ja, maar kan de Staatssecretaris aangeven wat deze extra inspanning
dan concreet gaat inhouden? Is er nog wel ruimte voor die extra inspanning, vraagt
50PLUS zich af, vooral nu de aanmeldingen voor ggz-hulp tijdens de coronacrisis met
soms wel 80% zijn gedaald. Er gaat dus nog een flinke inhaalslag komen.
Als het gaat om enkelvoudig trauma, dan is het te overzien. Maar grote problemen zijn
er bij een complexere zorgvraag. Patiënten met enkelvoudige problemen worden vaak
geholpen, maar mensen met multiproblemen worden van het kastje naar de muur gestuurd.
Ze zijn te moeilijk en dus moet maar iemand anders met hen aan de slag. Marktwerking
– we hebben het al even hierover gehad – is hier de boosdoener. Dat werkt niet wanneer
er zo weinig aanbod is en samenwerking juist van zo groot belang is. De Staatssecretaris
gaat regiotafels inrichten die dit probleem moeten oplossen, maar dat is nog niet
zo eenvoudig. Wat gaat de Staatssecretaris doen wanneer er gewoon geen aanbod is?
Gaat hij dat dan organiseren?
Voor mensen met een hoogcomplexe zorgvraag – ook wij willen heel graag weten wat het
exacte aantal is, want 250 tot 300 lijkt ons niet volgens de realiteit – moet een
behandelplan gemaakt worden. Dat lijkt me eigenlijk altijd van groot belang. Ook gemeenten
spelen een belangrijke rol in het toewijzen van de woningen voor bijvoorbeeld begeleid
wonen, want daar stokt de doorstroming vaak. De Staatssecretaris gaat samen met de
VNG een plan maken. Ik ben heel benieuwd in welke richting de Staatssecretaris dit
denkt op te lossen, want inderdaad: je kunt gemeenten niet dwingen. Maar hier moet
echt een opening komen, want die problemen gelden voor de hele maatschappelijke opvang.
Mevrouw Diertens, mevrouw Agema en mevrouw Van den Berg hebben al het onderzoek naar
de zorginstelling in Gelderland genoemd dat in Trouw stond, waar verkeerde diagnoses
zijn gesteld en ook verkeerde doses van medicatie werden afgegeven. Het is toch wel
even schrikken dat dit voorkomt. Wij zouden ook graag zien dat dit onderzoek bij alle
instellingen in het hele land wordt uitgerold, want vooral de langdurige, chronische
patiënten moeten regelmatig gemonitord worden.
De IGJ heeft geconstateerd dat er een groep patiënten is, in het bijzonder kwetsbare
ouderen, die door de uitbraak van het coronavirus bang is om naar een ggz-instelling
te gaan, terwijl een face-to-facebehandeling juist voor kwetsbare groepen heel erg
belangrijk is. Worden de specifieke wensen en behoeftes van kwetsbare ouderen meegenomen
in de nieuwe werkwijze van ggz-instellingen? Hoe staat het met het opstarten van de
face-to-facebehandelingen bij de ggz-aanbieders? Ik lees in de brief dat de IGJ de
vinger aan de pols houdt. Kan de Staatssecretaris iets zeggen over de stand van zaken?
Dan de suïcidepreventie.
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat, is er een vraag van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Mevrouw Sazias vraagt om een beter aanbod, als ik het goed heb begrepen. Waar doelt
u dan precies op, mevrouw Sazias? Doelt u dan alleen op bedden of alleen op professionals?
Of gaat het om het totaalaanbod? Kunt u iets meer specificeren waar uw voorkeur naar
uitgaat of waarvan u zegt: dat is wel heel erg urgent?
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Nu u het mij toch vraagt: er moet bijvoorbeeld meer aanbod komen in de ambulante zorg.
Maar het gaat mij vooral om de complexe zorgvraag, waar vaak gewoon geen aanbod voor
is. Daar moet aanbod voor komen, hoe moeilijk dat soms ook is. Maar dat is gewoon
nodig. Het gaat me gewoon om de complexe zorgvraag, om mensen met meerdere problemen,
multiproblemen en niet alleen om het behandelen van een enkelvoudig trauma.
De voorzitter:
Ja, is dat voldoende? U gaat verder, mevrouw Sazias.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dan suïcidepreventie. Veel partijen hebben het daar al over gehad. Ook voor 50PLUS
is dat ontzettend belangrijk. We hebben ook een motie ingediend over uitbreiding van
de middelen voor 113. Ook 50PLUS vindt het heel belangrijk dat dat telefoonnummer
gratis bereikbaar is, en het liefst anoniem. Op dit moment is er nog geen toename
van het aantal hulpvragen bij 113. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen, want we
hebben nu allemaal te maken met dezelfde coronamaatregelen. Maar De Nederlandsche
Bank verwacht ruim 400.000 werklozen. De meeste mensen zitten op dit moment thuis,
maar als de coronamaatregelen straks worden opgeheven en de mensen weer aan het werk
gaan, blijven die werkloze mensen achter. Dan gaat het aantal hulpvragen, zeker voor
113, omhoog. We hebben gezien dat na de vorige crisis het aantal suïcides met 40%
steeg.
We zijn blij met de brief van de Staatssecretaris naar aanleiding van onze motie en
die van de SGP, waarin hij toezegt om 113 Zelfmoordpreventie meer middelen te geven
zodat ze meer mensen kunnen inzetten voor de hulpverlening en, zo zegt hij ook in
zijn brief, ze hun inzet in de nacht kunnen verdubbelen. Maar nu zit er in de nacht
vaak maar één persoon achter de telefoon. Een verdubbeling lijkt mij dus nog steeds
volstrekt onvoldoende, juist omdat heel veel mensen vaak in de nacht tobben. Graag
een reactie van de Staatssecretaris.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de eerste termijn aan
de zijde van de Kamer. De Staatssecretaris heeft gevraagd om twintig minuten te schorsen.
Ik verzoek u allen om echt 15.25 uur weer terug te zijn om de beantwoording aan te
vangen.
De vergadering wordt van 15.06 uur tot 15.31 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het algemeen overleg Ggz, maatschappelijke opvang, suïcidepreventie.
Ik geef de Staatssecretaris graag de gelegenheid tot het beantwoorden van de gestelde
vragen. Met de leden wil ik omwille van de tijd afspreken dat zij twee interrupties
in tweeën hebben, dus vier vragen, zodat we hopelijk nog gelegenheid hebben voor een
tweede termijn. Ik heb de Staatssecretaris gevraagd om geen heel lange inleiding te
houden, omdat we dat meestal al in brieven hebben gezien, zodat er vooral veel tijd
beschikbaar is voor het beantwoorden van de door de leden gestelde vragen. Akkoord?
Dan geef ik graag het woord aan de Staatssecretaris. Ik vraag hem om aan te geven
in welke blokjes hij zijn beantwoording heeft ingedeeld. Ja? Gaat uw gang.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter, dank u wel. Ik kom gelijk ter zake. Ik ben trouwens blij dat we weer kunnen
debatteren over dingen die er, naast corona, ook toe doen. Zeker op het gebied van
de ggz, de maatschappelijke opvang en het suïcidepreventiebeleid is er heel veel aan
de orde. Het is fijn dat we met elkaar kunnen spreken, maar de voorzitter gaf het
zelf al aan: het zijn eigenlijk drie overleggen ineen en er zijn veel vragen gesteld.
Ik hoop dat ik ze allemaal goed langs kan lopen. Ik zal dat uiteraard zo zorgvuldig
mogelijk doen.
In mijn beantwoording zal ik de drie onderwerpen in de genoemde volgorde langsgaan.
Ik begin met de ggz, waaronder de thema's wachttijden, doorzettingsmacht en hoogcomplexe
zorgvragen. In de tweede plaats corona en acute zorg of crisiszorg, in de derde plaats
personen met verward gedrag, in de vierde plaats suïcidepreventie en in de vijfde
plaats «overige». Suïcidepreventie zit dus bij het hoofdstuk ggz. Daarna ga ik in
op de maatschappelijke opvang. Volgens mij zijn daar drie blokken: dak- en thuisloze
jongeren, het plan van aanpak dat we hebben gemaakt, dus de 200 miljoen met de 10.000
woningen, en andere vragen, bijvoorbeeld over beschermd wonen en de maatschappelijke
opvang.
Voorzitter. In de coronatijd is er natuurlijk heel veel gebeurd. Corona overkwam iedereen,
niet alleen patiënten en mensen die in zorg zijn, maar ook mensen die heel kwetsbaar
zijn, zoals dak- en thuislozen. Die hebben er enorm veel last van gehad. Een van de
woordvoerders zei terecht: je zegt tegen iedereen dat ze binnen moeten blijven, maar
hoe zeg je dat tegen een dakloze voor wie je niet eens een dak hebt georganiseerd?
Dat is heel complex. Niet alleen de patiënten en de cliënten hadden ermee te maken.
Ook de mensen aan de aanbodkant hebben natuurlijk heel veel moeten schakelen en improviseren.
Ik sluit me graag aan bij degenen die complimenten hebben gemaakt aan al diegenen
die in de zorg actief zijn, of dat nou vrijwilligers zijn, professionele hulpverleners
of mantelzorgers. Alle lof voor al die mensen die zo veel mogelijk hebben gemaakt.
Ook in de ggz is er ontzettend veel doorgegaan. Die mensen hebben ontzettend knap
werk gedaan. Er is een grote omslag gemaakt. Ook complimenten voor de belangen- en
brancheverenigingen, die met richtlijnen et cetera aan de gang zijn gegaan om zo veel
mogelijk concrete invulling te geven aan goede zorg. Ik heb veel waardering voor die
organisatiekracht. De hulp komt soms ook uit onverwachte hoek. Je ziet hele mooie
samenwerkingsverbanden ontstaan, bijvoorbeeld tussen 113 Zelfmoordpreventie en andere
hulplijnen. Die hebben heel nauw samengewerkt. Psychologen boden ziekenhuismedewerkers
bijstand. Voorzieningen voor beschermd wonen en de ggz stonden elkaar bij, bijvoorbeeld
bij het inrichten van cohortunits voor coronapatiënten. Hotels stelden kamers beschikbaar
voor lage tarieven. Die samenwerking is hartverwarmend.
In januari, bij onze laatste ontmoeting tijdens het ggz-debat, heb ik aangegeven dat
ik drie trajecten in gang zou zetten. Ik zou ggz-aanbieders en verzekeraars vragen
om binnen vier weken met een plan te komen om het aanbod voor hoogcomplexe ggz beter
te regelen. Ook heb ik gezegd dat ik aan de slag zou gaan met een visie op het ggz-landschap,
waarvan ik u voor de zomer de contouren zou schetsen. In de derde plaats zou ik een
protocol maken voor de sluiting van afdelingen. Zoals gezegd is de wereld sindsdien
behoorlijk veranderd. Corona heeft daarbij heel veel roet in het eten gegooid, maar
desondanks zijn er belangrijke stappen gezet. Er ligt een plan van aanpak voor de
toegankelijkheid en beschikbaarheid van hoogcomplexe ggz. We hebben regionale casuïstiektafels
ingericht. Dat is een jargonterm, maar er worden dus echt zaken gedaan. Daar wordt
gezocht naar een passend behandelaanbod, met voorrang voor mensen met de meest complexe
zorgvragen. Bij zeven regio's is die tafel inmiddels ingericht, bij de achtste wordt
die ingericht. Er is een landelijk dekkend stelsel. De eerste casussen zijn inmiddels
besproken. Bijvoorbeeld in de regio Rijnmond-Haaglanden en in Amsterdam hebben ze
aan het eind van deze week het eerste casusoverleg over hoogcomplexe zorg. Er gebeurt
dus echt wat.
In de tweede plaats ben ik aan de gang gegaan met de visie op het ggz-landschap. In
de verzamelbrief die u vorige week heeft ontvangen, heb ik daar een paar hoofdlijnen
van geschetst, maar dat moet uiteraard uitgewerkt worden. Daar willen we de komende
maanden stappen in zetten.
Hoe gaan we om met sluiting van afdelingen? Daar ben ik nog mee bezig. Dat wordt een
product dat we hier moeten bespreken. Dat is nog niet klaar. Daar hoop ik de komende
weken of maanden invulling aan te geven. Daar kom ik zo spoedig mogelijk op terug.
Dat zijn de drie sporen bij ggz.
Daarnaast heb ik met de collega's van Sociale Zaken en van Binnenlandse Zaken werk
gemaakt van een plan van aanpak voor dak- en thuislozenopvang, dat ook op de agenda
staat. We zien dat corona op een aantal onderdelen zorgt voor versnelling en hele
andere invalshoeken. Dat zien we zowel bij de ggz als bij de maatschappelijke opvang.
Over de maatschappelijke opvang zeggen gemeenten: «Wij moeten een anderhalvemetersamenleving
organiseren voor dak- en thuislozen. Kunnen we niet veel beter gelijk door naar huisvesting
voor die mensen? Want dat is de optimale invulling van die anderhalvemetermaatregel.»
Duidelijk is ook dat het inzetten van digitale hulpverlening, beeldbellen, een enorme
vlucht heeft genomen. Ik ga straks in op het opschalen van de reguliere zorg en hoe
dat zich verhoudt tot bijvoorbeeld face-to-facecontact. Feit is wel dat dat in de
toekomst een vastere plek lijkt te gaan innemen in de ggz.
We kunnen lessen trekken uit corona. Mevrouw Agema heeft daar vragen over gesteld:
wat kan je nou leren van de coronatijd en hoe duid je dingen? Dingen die we als bijvangst
meenemen, bijvoorbeeld het meer op afstand behandelen van mensen of het in plaats
van 1,5 meter in de maatschappelijke opvang direct doorschakelen naar huisvesting,
zijn wat mij betreft positieve ontwikkelingen. Tegelijkertijd zien we dat mensen hierdoor
bijvoorbeeld veel langer op een wachtlijst staan of zich überhaupt al niet aangemeld
hebben via de huisarts. Dat laatste is zorgwekkend. Daar kom ik zo op terug.
We moeten dus lessen trekken uit de crisis. Never waste a good crisis, zoals Churchill
zei, doen we hier ook niet. Allerlei partijen hebben hun zaken goed op elkaar afgestemd.
Er is geweldig samengewerkt om ervoor te zorgen dat juist voor kwetsbare mensen dingen
zo goed mogelijk werden geregeld. In de ggz is echt heel, heel veel doorgegaan. Hetzelfde
geldt voor maatschappelijke opvang. Ik heb talloze werkbezoeken gebracht, waarbij
ik zag hoe inventief medewerkers waren en hoe warm hun betrokkenheid was.
Voorzitter. Ik begin met het blok ggz. Dan kom ik bij de wachttijden, doorzettingsmacht
en hoogcomplexe zorg. Ik pak ze allemaal bij elkaar, want ze hebben alles met elkaar
te maken.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, ga ik naar mevrouw Diertens. Ik zag dat zij een vraag wilde
stellen. Ik heb bewust even gewacht, want het was nog maar de inleiding.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, ik kom nu op de antwoorden.
De voorzitter:
Dus ik vraag me af of u nu de vraag wil stellen, of dat u even de antwoorden af wil
wachten, mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Nou, het gaat met name om een verhelderende vraag.
De voorzitter:
Dat is dan wel uw eerste interruptie. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Ja, dat is goed. We hadden het over regionale casuïstiektafels. Als ik een patiënt
zou zijn, zou ik denken: ik hoor misschien bij die toplaag van 350 en dan wordt er
voor mij gezorgd. Ik begreep uit het antwoord dat dat niet alleen bedoeld is voor
deze kleine groep, maar ook voor de grotere groep. Klopt dat?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik ga daar graag op in, want volgens mij hebben alle woordvoerders daar aandacht voor
gevraagd. Hoe verhouden de mensen die vallen onder de definitie van hoogcomplexe zorg
zich toch de complexezorgvragers? Daar hebben we er ook veel van. Als we ze bij elkaar
optellen, komt de wachtlijst boven de treeknormen uit. Het zijn rond de 10.000 mensen
en dat zijn er 10.000 te veel. Het zijn niet dezelfde mensen. Ze worden wel verschillend
tegemoet getreden in de aanpak die zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben afgesproken.
Voor de hoogcomplexe zorgvragen, die veelal dure zorg met zich meebrengen, heb ik
in maart een plan van aanpak naar de Kamer gestuurd. We hoopten toen dat we het er
gelijk over konden hebben, maar dat kunnen we nu pas doen. Wij hebben gezegd – en
dat hebben zorgverzekeraars en -aanbieders gegarandeerd: de zorgvraag van de mensen
die onder die categorie vallen, pakken wij met voorrang op; wij garanderen dat die
een hulpaanbod krijgen. Dat geldt voor de hoogcomplexe zorg. Dan moet je aan die condities
voldoen. Voor die andere mensen, die onder de groep «complex» vallen – dat is natuurlijk
nog een hele grote groep met bepaalde diagnoses – moeten we ook een oplossing organiseren.
Maar die gevallen worden niet bij diezelfde acht tafels besproken. Als het goed is,
worden die gewoon bij hun aanbieder besproken. Als deze mensen geen hulp krijgen,
gaan ze, als het goed is, naar de verzekeraar voor bemiddeling. Dat zien we ook steeds
meer gebeuren. Bij de regionale tafels – dat zijn er 31 – wordt wel gesproken over
samenwerken. Die tafels doen echt goed werk, zeg ik tegen de sceptici die zeggen:
weer een tafel? Want waar die goed functioneren... Kijk naar Noord-Holland-Noord.
Ik zou u allen aanraden om daar eens op werkbezoek te gaan. Toen we twee jaar geleden
begonnen met deze aanpak stond men daar in de rode cijfers waar het ging om wachtlijsten
boven de treeknormen. Zij zitten nu voor alle diagnosegroepen onder de treeknormen,
dankzij hele goede samenwerking. Dus met een hele goede samenwerking kan je heel ver
komen. Ik zeg niet dat dat per se in alle regio's gaat werken, want het kan ook zijn
dat je gewoon te weinig professionals, hulpverleners, hebt om de zorg te leveren waarom
gevraagd wordt. Maar met een goede samenwerking begint het wel, en daar schort het
in sommige regio's nog wel aan. Daarom wil ik ook het volgende zeggen. De samenwerking
die we hebben gezien in de ggz in de afgelopen tijd, ook in coronatijd, heeft mooie
en verrassende resultaten. Het plan hoogcomplex is voor mij geen reden om andere urgente
zaken in de ggz te laten liggen. Op twee specifieke onderdelen bereid ik op dit moment
verdere actie voor, omdat linksom of rechtsom dingen nu beter ingeregeld moeten worden.
U heeft het er allen over gehad; die groep van 10.000 mensen, daar moeten we wat mee.
De coronacrisis vergroot die noodzaak alleen maar. We zien de kwetsbaarheid van mensen
nog beter, en we zien ook waar bij cliënten en professionals veerkracht en mogelijkheden
liggen.
Concreet gaat het om twee dingen. Ik ga verder werk maken van regionale samenwerking
en doorzettingskrácht in de regio's. Ik weet dat dat haast vloeken in de kerk is hier,
omdat u het allemaal heeft over doorzettingsmácht en ik van mevrouw Kuiken geen semantische
discussie over doorzettingsmacht mocht beginnen, maar ik zal zeggen wat ik daarmee
bedoel. Dat we de tafels hebben georganiseerd voor de hoogcomplexe zorg is één, maar
daarmee is nog niet alles geregeld. Daarmee is niet geregeld dat die 10.000 mensen
met een complexezorgvraag geholpen zijn. Daarvoor is een extra en ook een andere inzet
nodig. Het is logisch om daarvoor aan te sluiten bij de 31 regio's waarin regionale
taskforces voor het tegengaan van wachttijden actief zijn. De stuurgroep wachttijden,
waarin alle belangrijke partners zitten binnen het ggz-domein, rapporteert binnenkort
over hoe het in de regio's loopt met escaleren en samenwerking rond zogeheten complexe
casuïstiek. Dan zoom je dus in op die 10.000 mensen die te lang op de wachtlijst staan.
Afhankelijk van dat beeld bepaal ik samen met partijen uit de landelijke stuurgroep
wat we in aanvulling gaan doen. Waar stevige regie in de regio's nodig is, zal ik
niet nalaten om die in te zetten. Daar vraagt de Kamer ook indringend om. Ik wil dat
mensen niet lang in onzekerheid zijn over of ze wel of niet in behandeling kunnen
worden genomen bij een aanbieder.
En ik wil dat we stoppen met van het kastje naar de muur gaan. Daarom heb ik daarbij
ook een tweede punt. We zien dat bij een paar hoofddiagnosegroepen de wachttijd al
een tijd boven de treeknorm zit. Sommigen van u hebben daaraan gerefereerd. Bij vier
hoofddiagnosegroepen zie je dat ze boven de veertien weken zitten, wat de sector zelf
als maximumtijd heeft afgesproken. Overigens zijn dat er in het recente verleden meer
geweest, maar dat is voor mij geen reden om de vlag uit te hangen, want die vier vind
ik er vier te veel. Maar het is beter dan waar we vandaan komen. Daarop is maatwerk
nodig. De stuurgroep wachttijden is samen met kennisinstituten twee trajecten gestart:
een voor persoonlijkheidsstoornissen en een voor pervasieve stoornissen, dus autisme
en PDD-NOS. Ik heb de stuurgroep gevraagd om een voorstel te doen voor die twee andere,
waarvoor de wachttijden ook te lang zijn. Dat zijn aandachtstekort- en gedragsstoornissen,
eetstoornissen en de restgroepdiagnoses. De stuurgroep rapporteert deze maand nog
over de uitkomsten van dat proces. Ik wil dat we prioriteit gaan geven aan deze hoofddiagnosegroepen,
die dus permanent in de probleemhoek zitten, met veel wachttijden. Ik zal in samenspraak
met de stuurgroep inzetten op intensivering van de aanpak. Dat kan gaan over kennisvergroting,
over behandeling bij stoornissen in het autistisch spectrum, over geïntegreerd behandelen
bij persoonlijkheidsproblematiek of over vaker screenen op de aanwezigheid van een
lichte verstandelijke beperking.
En dan zitten we precies bij het punt dat mevrouw Agema, mevrouw Van den Berg en andere
woordvoerders hebben aangekaart, namelijk de diagnostiek, die vaak niet deugt. Het
is ook vaak een kwestie van kennis die niet toereikend is of niet goed wordt toegepast,
waardoor mensen in een verkeerd vakje worden gestopt of hele verkeerde hulpverlening
krijgen. Ik verwacht van de stuurgroep hele duidelijke aanwijzingen voor hoe we daarmee
om kunnen gaan. Het spreekt vanzelf dat dat vakwerk is – daar heb ik verder geen verstand
van – maar professionals moeten elkaar ook op verbetering kunnen aanspreken en dat
kunnen zij zelf beter dan ik dat vanuit Den Haag kan. Ik wil intensiveren, vooral
op de implementatie, en ik verwacht de rapportage van de stuurgroep over enkele weken.
Het is mijn bedoeling om op basis van die tussenrapportage zo snel mogelijk in bestuurlijk
overleg te gaan met die stuurgroep wachttijden, en de Kamer vervolgens te informeren
over concrete vervolgstappen. Ik sluit niet uit dat daar iets in zit van doorzettingskracht
of het sturen van mensen naar regio's; volgens mij was dat een concrete suggestie
van de heer Renkema voor regio's die aantoonbaar achterblijven. Je ziet namelijk nogal
een verschil tussen regio's. Stuur daar nou eens iemand op af die met een mandaat
de boel uit de knoop trekt, zei hij. Er zijn verschillende varianten denkbaar, maar
ik wil eerst het resultaat zien van de stuurgroep, die specifiek inzoomt op die vier
hoofddiagnosegroepen die steeds het probleem vormen. Die zorgen voor de grote groep
mensen die lang op wachtlijsten staan, gemiddeld tot achttien weken. Dat is langer
dan ons lief is.
Voorzitter. Ik heb nog een aantal kleinere vragen die daaronder hangen. Die hebben
te maken met hoogcomplexe zorg en met het probleem van de 10.000. Eerst de vraag van
mevrouw Van den Berg.
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat, is er een vraag van mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik zit even in mijn hoofd te worstelen – dat kan de besten overkomen – met de vraag
hoe we dit moeten beoordelen. Nu hebben we de regietafels. Dan krijgen we straks weer
een rapportage. Wat maakt dat we het punt bereiken waarop we denken: nou hebben we
echt iets te pakken waarmee we ook resultaten boeken? Waar kunnen we u en onszelf
straks op afrekenen? Dat is mijn eerste vraag.
Een tweede daaraan gekoppelde vraag. We zien nu dat heel veel mensen uiteindelijk
wel een plek krijgen aangeboden, maar dat ze ook heel snel als in een soort tombola
doorgeschoven worden, omdat ze toch niet de juiste diagnose hebben gekregen of omdat
de situatie verergert. Dan zijn ze weer weg. Ik vind dat je pas van succes kunt spreken
op het moment dat mensen een match hebben met een behandeling die daadwerkelijk iets
bijdraagt, want anders haal je cosmetisch wel je veertien weken, maar reëel niet.
Staatssecretaris Blokhuis:
We zijn erop af te rekenen dat we voor alle hoofddiagnosegroepen onder de treeknormen
komen. Daar zijn we al een paar jaar mee bezig; wat mij betreft al langer dan mij
lief is. Je ziet ook hoe weerbarstig de materie is, want we trekken aan alle kanten
aan dit dossier. We leiden meer mensen op, zodat er meer beroepskrachten beschikbaar
komen. Mind you, er zijn op dit moment al 93.000, 94.000 hulpverleners actief in de
ggz. Dat zijn 7.000 meer dan een paar jaar geleden. Er wordt dus meer capaciteit georganiseerd.
Er wordt heel specifiek ingezoomd op die regio's waar ze aantoonbaar achterblijven,
terwijl buurregio's het wel goed doen en onder de treeknormen komen. Dat doet vermoeden
dat er ook in die regio's iets te verbeteren is. De NZa gaat daarnaartoe om de zorgverzekeraars
aan te spreken op hun zorgplicht, maar ook de inspectie gaat daarnaartoe, om met de
zorgaanbieders in gesprek te gaan. Ze hebben elk hun onderscheiden verantwoordelijkheid.
U heeft in de brieven uitgebreid kunnen lezen dat beide instituten dat heel consciëntieus
oppakken en die gesprekken voeren. Dat leidt tot een aantal verbetertrajecten, bijvoorbeeld
waar niet goed gecontracteerd wordt. Een verbetertraject klinkt als een papieren tijger,
maar dat is het echt niet. Want als bij een verbetertraject niet een goed plan wordt
ingediend, dan komen er vervolgstappen. Er zijn verschillende verbeterplannen opgesteld
door verzekeraars in reactie op de stok waarmee de NZa langskwam en door zorgaanbieders
in reactie op de bezoeken van de IGJ. Die bieden wel degelijk perspectief op een oplossing.
Je ziet dat het gericht afleggen van bezoeken, met gerichte vragen over wachttijden
en wachtlijsten, ertoe leidt dat die twee belangrijke toezichthouders hun tanden laten
zien en dat er ook stappen worden gezet.
Ik ben er zelf heel positief over dat het de goede kant opgaat, naast de lijn van
de stuurgroep die ik net noemde, want die zoomt vooral in op de hoofddiagnosegroepen
waar de schoen nog wringt. Over de hele linie zijn we bezig met het toezicht van NZa
en IGJ, en op de vier hoofddiagnosegroepen die steeds in de problemen zitten, zoomen
we speciaal in via een stuurgroep. In die stuurgroep zitten de mensen die het moeten
doen. Zij moeten mij eind juni een voorstel doen, waar ik – maar ook u waarschijnlijk
– met argusogen naar zal kijken: wat voor voorstellen komen eruit voort en welk handvat
biedt dat om eventueel verdere stappen te zetten voor zover die nodig zijn? Ik ga
ervan uit dat de stuurgroep met concrete handvatten komt om zo nodig verbeteringen
aan te brengen in regio's die achterblijven. Als dat niet komt, dan wil ik het met
u hebben over opties die ik net noemde: een vorm van doorzettingsmacht, of doorzettingskracht,
of het sturen van iemand vanuit VWS met een bepaald mandaat naar een regio die achterblijft.
Die invulling heb ik nu nog niet, omdat ik eerst het resultaat van de stuurgroep wil
zien; dat vind ik ook logisch in de structuur die we hebben afgesproken.
De voorzitter:
Mevrouw Kuiken, afrondend.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het verzoek om die doorzettingsmacht ligt er al meer dan twee jaar.
Staatssecretaris Blokhuis:
Het staat zelfs in het regeerakkoord.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dus de vraag is: hoelang wacht je totdat je denkt: nu heb ik wel genoeg kracht, het
is nu tijd voor macht? Dat is nog steeds mijn eerste vraag. De tweede is: hoe voorkom
je dat je cosmetisch mensen helpt door ze in een behandeltraject te stoppen of toe
te laten, maar je er na een maand of twee maanden achter komt dat ze toch niet daar
passen en dan weer worden doorgeschoven? Dat hoorden we vandaag ook op het Plein,
dat mensen zeggen: we zitten er nu wel in, maar er wordt nu al gedreigd dat ik moet
stoppen met de behandeling, omdat mijn problematiek zwaarder is dan ze hebben ingeschat.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat laatste vind ik afschuwelijk om te horen; dat mensen op die manier van het kastje
naar de muur gestuurd blijven worden, maar dat gebeurt helaas. Ik denk niet dat we
het hier over individuele casuïstiek gaan hebben. De naam Charlotte Bouwman is een
paar keer genoemd, maar ik vind het niet passend om nu op haar specifieke probleem
in te gaan. Zo zijn er veel mensen in Nederland, die tegen zulk soort muren oplopen.
Daar is Charlotte er één van. Als mensen in een verkeerd vakje worden gestopt, of
als er cosmetische oplossingen worden gevonden, vind ik het heel moeilijk om dat te
checken. Daar hebben we de IGJ voor als het gaat om het toezicht op de aanbieders,
en de NZa als het gaat om het toezicht op de verzekeraars. Als de Kamer zegt «dat
is niet toereikend en het instrumentarium klopt niet», dan hebben we het wel over
het stelsel. Want ons stelsel is wel zo ingericht dat dat de toezichthouders zijn
die aan de bel moeten trekken.
Maar ik wil er wel een plus op zetten. De stuurgroep komt eind juli met een rapportage.
Dan zitten we in het hart van de discussie over wat we doen met die 10.000 mensen
die te lang op een wachtlijst staan met complexe zorgvragen. Ik verwacht dat er aanwijzingen
komen in het rapport van de stuurgroep die mij het optimisme geven van: dit gaat tot
een oplossing leiden. Als dat niet zo is – ik geef daar een duiding op – dan moeten
we het met elkaar hebben over de vraag: welke plussen zetten wij erop? Dan hebben
we vanuit de Kamer suggesties: doorzettingsmacht, of iemand met een mandaat naar zo'n
regio toesturen.
In antwoord op de vraag van mevrouw Kuiken wil ik er nog wel het volgende aan toevoegen
over de aanpak van de hoogcomplexe zorg – en dat is echt semantisch – en hoe die geregeld
is. Zorgaanbieders en verzekeraars zeggen: wij garanderen dat mensen die op die tafel
worden geagendeerd met voorrang worden behandeld. De grootste aanbieder aan die tafel,
of een aangewezen aanbieder – meestal is dat de grootste – zorgt ervoor dat die casus
wordt opgepakt. Dat vind ik een vorm van doorzettingsmacht. Dan gaan ze de deur niet
uit voordat die casus is opgepakt. Ik vind dat een hele mooie manier waarop de sector
zelf de handschoen oppakt. Het staat ook letterlijk in het plan: er is de garantie
dat het met voorrang wordt opgepakt. Daar gaan we ze ook aan houden.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik vind het wel ingewikkeld worden, moet ik zeggen. We krijgen keurig die Vektisrapportages.
Het lijkt erop dat de staatsecretaris zegt: eigenlijk gaat het over het algemeen wel
goed. De laatste conclusie is dat de wachtlijsten niet korter zijn geworden en voor
een aantal stoornissen gewoon langer. Weken langer. Ik had het zonet al even laten
zien: het ziet er toch behoorlijk rood uit. Dankzij die actie van Charlotte Bouwman,
maar overigens ook van anderen, is er in januari in het vorige debat gezegd: ik wil
dat er iets wordt gedaan aan deze problematiek. Dan komt er een oplossing, en die
bestaat uit hoogcomplexe zorg. Het lijkt wel een nieuwe behandelcategorie. Het gaat
om een heel klein groepje, van 300 mensen. Maar in de breedte zien we eigenlijk geen
verbeteringen in de wachtlijstproblematiek. Mijn vraag is de volgende. We spreken
er nu over. Straks is het zomerreces en dan hebben we misschien in het najaar nog
een debat. Dan liggen er resultaten van de stuurgroep. Vervolgens zijn er verkiezingen,
want daar gaan we nu snel naartoe. Wat heeft vier jaar beleid ten aanzien van wachtlijsten
dan opgeleverd? Is de Staatssecretaris daarover op dit moment tevreden? Zo nee, ik
heb hem in januari horen zeggen: als er geen goede plannen komen, dan grijp ik in.
Dat vond ik toen heel stoere taal, maar dan wil ik wel weten of hij op dit moment
vindt dat het de goede kant opgaat. De gegevens laten gewoon iets anders zien.
Staatssecretaris Blokhuis:
Op het gevaar af dat we nu in cirkeltjes gaan praten: ik heb toegezegd dat ik anders
ingrijp. Dat had te maken met het plan dat ik aan de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders
heb gevraagd. Het gaat over het plan van aanpak dat ze in maart hebben gepresenteerd
en dat ze op 1 april in werking wilden laten treden. Dat is nu helemaal ingeregeld.
Dat is dus geregeld en in die zin ben ik mijn toezegging nagekomen. Ik ben het met
elke woordvoerder eens die zegt: 300 klinkt niet als heel veel. Dat klinkt anders
dan 10.000 mensen die op de wachtlijst staan. Daar ben ik het gelijk mee eens. Tegelijkertijd
is dit wel een groep die ervoor zorgt – althans die groep niet, maar het feit dat
de aanbieders en ook de verzekeraars er geen raad mee weten – dat een deel van het
systeem niet goed werkt. Daar gaat onnodig veel energie in zitten. Ik zal ook nooit
zeggen dat 300 een bovengrens is. Het kan best zijn dat het meer mensen betreft, maar
we moeten ze niet verwarren met de mensen die op de wachtlijsten staan voor complex,
bij die vier hoofddiagnosegroepen. Dat zijn niet de hoogcomplexezorgvragen, maar het
zijn vaak eendimensionale vragen waarvoor gewoon niet goed zorg wordt ingeregeld.
Nou ja, «gewoon»: het gebeurt niet.
Wat is er nu bereikt de afgelopen jaren? Volgens mij wel een heleboel, maar we hebben
niet het ei van Columbus gevonden. In ieder geval is bereikt dat we nooit eerder zo
scherp in beeld hebben gehad waar de schoen wringt, waar de wachtlijsten zijn. Zelfs
op het niveau van aanbieder en verzekeraar kunnen we nu inzoomen. De volgende slag
die we gaan maken – die is nogal ingewikkeld qua privacy – is dat we zelfs op niveau
van het individu kunnen inzoomen. Daarmee kun je bijvoorbeeld ook kijken of er nog
dubbelingen in wachtlijsten zitten. Ik kom bij ggz-aanbieders die zeggen: we hebben
iemand op de wachtlijst staan van wie we weten dat die ook nog bij twee andere aanbieders
voor dezelfde aandoening op de wachtlijst staat. Die dubbelingen kun je er dan uithalen.
Daarmee is het probleem nog niet opgelost, maar we hebben wel veel en veel beter inzicht
dan we ooit hebben gehad, ook met die data van Vektis. Dat is enorme winst, samen
met al die andere dingen die ik noem: zo'n stuurgroep die aan het werk is gezet, de
verbetering van de zorgcontractering, het bijcontracteren, het transparanter maken
van het contracteren.
Aan de 31 regionale tafels – ook allemaal jargon – wordt eveneens heel veel goed werk
verricht. Ga eens op bezoek in Noord-Holland Noord of in Friesland. Dat is geen bevel,
maar een gratis advies. Dan zie je welke resultaten die regionale tafels bereiken.
We komen wel van heel ver met z'n allen, van een situatie waarin aanbieders die hetzelfde
aanbod hadden in dezelfde regio, elkaar geeneens kenden. Die situatie, ben ik bang,
is in sommige regio's nog nauwelijks veranderd. Daar ga ik naartoe; daar gaat de NZa
naartoe; daar gaat de IGJ naartoe. Dat is dus wel verbeterd: we weten nu veel beter
wat er aan de hand is en we kunnen nu veel beter focussen. We gaan naar díé regio's,
want daar wringt de schoen, zelfs op aanbieders- en verzekeraarsniveau.
De voorzitter:
Dank u wel. Afrondend de heer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik ben ontzettend blij met die rapportages. Noord-Holland Noord en ook de Zuid-Hollandse
eilanden zijn dan vrij wit. We zien ook heel veel rood. Ik ben over het algemeen optimist,
maar ik word er toch niet blij van als ik dit zie. Zonet zei de Staatssecretaris:
als nou blijkt dat er toch te weinig gebeurt, dan ga ik stevig de regie nemen. Volgens
mij zitten wij met elkaar al een tijd te wachten op het moment dat deze Staatssecretaris
die stevige regie neemt. De NZa kan zijn werk doen, inspecties ook, er is altijd toezicht
achteraf, maar ook aan de voorkant aanwezig zijn en handelen, dat zie ik de Staatssecretaris
niet doen. Als hij nu zegt «ik ga stevig de regie nemen als het me allemaal tegenvalt»,
wanneer gebeurt dat dan en op basis waarvan? Want juridisch gezien kan dat niet eens,
aangezien we op dit moment een stelsel hebben waarin het allemaal ligt aan de zorgverzekeraars
en ggz- instellingen. Een motie die ik samen met mevrouw Kuiken heb ingediend een
tijdje geleden om in de wet te regelen dat er situaties zijn waarin de Staatssecretaris
ingrijpt, is door de Kamer verworpen, overigens ook door de coalitiepartijen. Hoe
gaat u die stevige regie vormgeven?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb net al heel duidelijk aangegeven dat de stuurgroep binnen een paar weken komt
met een rapportage over waar de schoen het meest wringt, welke hoofddiagnosegroepen
de langste wachttijden hebben. Ze komt ook met ideeën hoe we dingen kunnen aanpakken,
specifiek voor die doelgroepen. Dat gaat om kennisvermeerdering, maar ook om manieren
van samenwerken. Gevoegd bij alle verbeterslagen die al gemaakt zijn, vind ik dat
wel een paar stappen voorwaarts. Ik vind het logisch dat ik het product van die stuurgroep
wil zien, voordat ik kan zeggen of dat mij wel of niet het vertrouwen geeft dat dit
daadwerkelijk leidt tot een oplossing, ook voor die vier hoofddiagnosegroepen.
Daarbij heb ik aangevuld dat het kan zijn dat wij dan vragen gaan stellen zoals mevrouw
Van den Berg, de heer Renkema en anderen dat hier doen. Moet je dan niet op wat voor
manier dan ook doorzettingsmacht organiseren? Dan blijft het inderdaad wel verdraaid
ingewikkeld, want het is nog maar de vraag of ik op grond van de huidige wetgeving
in staat ben om iemand de regio in te sturen en te zeggen «jij moet die en die aanbieder
een aanwijzing geven om zorg te organiseren». De oplossing ligt dan veel meer voor
de hand dat een van de aanbieders binnen een overleg tussen aanbieders en verzekeraars,
net als bij hoogcomplexe zorg, zegt: ik neem de lead en ik zorg ervoor dat we de deur
niet uitgaan voordat iemand in de zorg is gezet. Dat past binnen ons stelsel. Ik hoop
eerlijk gezegd dat dit een van de dingen zal zijn die straks behoren tot wat er uit
die stuurgroep komt. Via u doe ik die oproep dus aan de stuurgroep.
Mevrouw Diertens (D66):
Ja, maar wat betekent dit nou eigenlijk voor een patiënt? Stel dat ik in Friesland
woon en dat mij iets overkomt. Ik ben daar op werkbezoek geweest bij het zorg- en
veiligheidshuis en bij de GGD en de ggz. Ik hoor daar dan toch dat al die procedures
en dergelijke ingeregeld zijn. Als je acuut iets hebt, kom je in het zorg- en veiligheidshuis.
Er zijn dan ongeveer 23 organisaties die zich om jou heen vleien en dingen doen. Dan
denk ik: wat gebeurt er als een patiënt echt een acuut probleem heeft? Hoe voorkom
je dat die patiënt verzandt in al die regelgeving die wij optuigen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind het heel goed dat mevrouw Diertens teruggaat naar de leefwereld van de patiënt
of cliënt, om wie het inderdaad uiteindelijk allemaal gaat. Het is goed dat we weer
even landen. Volgens mij hebben we het er in eerdere debatten nadrukkelijk over gehad
dat de cultuur in Nederland lange tijd zo was dat men er niet mee bekend was dat eenieder
van ons verzekerd is voor zorg, en dus ook voor ggz-hulpverlening. Als je daar een
beroep op doet, mag je veronderstellen dat de aanbieder waarbij je aanklopt die zorg
kan bieden, of dat die jou doorverwijst naar een collega-aanbieder. Dat laatste gebeurt
gelukkig in veel regio's. Dat kan beter, maar dat is een logische route. Als iemand
tegen de lamp loopt... Of nee, iemand z'n hoofd stoot, als iemand geen hulp krijgt,
dan is de logische route dat die persoon bij zijn zorgverzekeraar vraagt: kunt u bemiddelen
zodat ik bij een aanbieder terechtkom die deze hulp wel kan bieden? Dat is de koninklijke
route. Verzekeraars zijn daar ook veel actiever in geworden. Zij willen die bemiddelende
rol spelen. Dat is één spoor. Het andere is dus dat de zorgaanbieder veel meer in
de stand moet komen van «ik kan je die hulp niet bieden, maar mijn collega wel; ik
verwijs je door.» In de regio's waarin het goed gaat, zie je dat ook gebeuren.
Als beide sporen niet tot een oplossing leiden en de situatie heel nijpend en onhoudbaar
is, dan zijn er nog verschillende andere routes. Als iemand echt ontzettend met de
handen in het haar zit, zo van «ik moet nú hulp hebben», dan is een van de routes
bijvoorbeeld de Unit Complexe Zorgvragen van ons ministerie. Wij maken daar gewoon
vrij reclame voor, zoals we ook beloofd hebben aan de initiatiefnemers van Lijm de
Zorg. Meld je dus bij die unit als je tegen een muur van onbegrip aanloopt of in een
oerwoud verstrikt raakt. Dat is de koninklijke route. Mooier kan ik die volgens mij
niet schetsen.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik vraag mij dan toch het volgende af. Als ik een acute hartaanval of weet ik veel
wat krijg, dan komt er een ambulance en word ik gewoon opgenomen in een ziekenhuis
en krijg ik zorg. Maar als ik helemaal in de war ben en zelf niet in staat ben om
mijn zorgverzekering of een instantie te bellen, hoe wordt mijn zorg dan geregeld?
Van huisartsen hoor ik dat zij er soms 365 dagen over doen om iemand met een acuut
mentaal probleem verder te krijgen, omdat het zo'n ontzettende kuil is van allemaal
regels en dingen. Dan denk ik: we kunnen zo veel optuigen, maar hoe kan dit nou? Wat
doen we nu om mensen meteen te kunnen helpen en om die lange wachtlijsten tegen te
gaan? Hoe zorgen we ervoor dat die acute zorg meteen wordt ingevuld?
Staatssecretaris Blokhuis:
De ggz moet helpen als er echt sprake is van een crisissituatie, zoals het woord «acuut»
ook doet vermoeden. Zo hebben we dat in Nederland ingeregeld. Ik kom straks nog even
terug op de termen «acuut» en «crisiszorg». Ik kom straks ook terug op de wijze waarop
dat nu geregeld is met de inkoop. Daar is meer geld voor vrijgemaakt dan ooit eerder
is gedaan. Is dat geen antwoord?
Mevrouw Diertens (D66):
Nee. Ik heb al moeite...
De voorzitter:
Mevrouw Diertens! Mevrouw Diertens!
Mevrouw Diertens (D66):
Sorry?
De voorzitter:
De discussie gaat via de voorzitter. We gaan wel proberen om ons te houden aan de
interrupties. Ik denk dat de Staatssecretaris ook concreet moet antwoorden, want anders
gaan we dat niet redden. Een korte verduidelijking van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Sorry, excuses, voorzitter. We zijn hier al zo lang over aan het praten, maar wat
heb je nou aan een precieze definitie van «crisiszorg» als je je al heel lang niet
goed voelt en eindelijk het initiatief hebt genomen om naar je huisarts te gaan en
er dan achter komt dat er eigenlijk geen hulp voor je is of dat het heel lang gaat
duren? Dan denk ik: wij hebben hier allerlei mooie definities, maar hoe helpen wij
de patiënten om echt eens verder te komen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij gaat dit hele debat daarover, en alle debatten hiervoor. Het is makkelijker
gezegd dan gedaan, maar natuurlijk moet er hulp zijn. Maar laten we ook niet uit het
oog verliezen dat er niet alleen bijna 94.000 hulpverleners klaarstaan, maar dat er
per jaar ook meer dan 1 miljoen mensen behandeld en geholpen worden. Het is afschuwelijk
dat er mensen zijn die niet geholpen worden, want daar werkt het systeem niet goed
en daar is het alle hens aan dek om het zo goed mogelijk te regelen. Ik vind de uitgangspositie
die mevrouw Diertens formuleert heel terecht: ga eens uit van de patiënt en van hoe
die dingen beleeft. Daar heb ik volgens mij het nodige over gezegd.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Daar wil ik toch nog even op doorgaan. De Staatssecretaris geeft in de verzamelbrief
aan dat hij voor de contourennota onder andere de zorgvraag en het zorgaanbod in beeld
wil brengen. Nu kent hij mijn drie b's: de zorg moet beschikbaar, betaalbaar en bereikbaar
zijn. Maar we hebben het hier al over de vierde b: de basis op orde. Hoe kan de Staatssecretaris
aan de ene kant aangeven dat hij nog goed in kaart moet brengen wat de zorgbehoefte
is – wat ook in de brief van de NZa wordt aangegeven trouwens – en aan de andere kant
aangeven dat hij wel weet welke zorg we nu nodig hebben?
Staatssecretaris Blokhuis:
Als dat laatste zo is overgekomen, moet ik dat terugnemen. Ik heb niet gezegd dat
ik precies weet welke zorg er in Nederland nodig is. Dat weet ik absoluut niet. Ik
ben ook geen professional in de zorg. Gelukkig zijn er heel veel mensen die er wel
verstand van hebben. Er is een enorm zorgaanbod, maar de stuurgroep, waarover we het
nu al meermaals hebben gehad en die in beeld brengt hoe het nu toch komt dat we die
wachtlijsten hebben bij pervasieve stoornissen en andere, moet bijvoorbeeld in beeld
brengen waarom mensen fout gediagnosticeerd worden of waarom het voorliggende veld
van de gemeente – het sociale domein en ontmoetingsplekken en zo – niet méér betrokken
worden bij hulpverlening aan mensen die zich eenzaam en depressief voelen. Zulk soort
vragen moeten we veel breder in ogenschouw nemen. Als je dat doet, breng je de vraag
beter in beeld. Volgens mij moeten we dat ook doen in het kader van de notitie die
ik heb toegezegd voor dit najaar. De vraag moet helder in beeld zijn. Daarmee bedoel
ik ook dat we de vraag serieus moeten nemen en niet vanuit de hulpverleningskant moeten
zeggen dat iemand weliswaar met een vraag komt, maar dat iemand eigenlijk iets anders
wil. Dus ook de vraagsteller moeten we serieus nemen. Vervolgens moet er bekeken worden
welk passend aanbod daarvoor is.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik ben nu toch helemaal in verwarring. In januari hebben wij al gesproken over het
voorbeeld van Noord-Holland. Ik heb dat toen zelf ingebracht. Door samenwerking gaat
het daar veel beter. De Staatssecretaris zegt dat in kaart gebracht moet worden wat
daar de oorzaken van zijn. Ik heb het al vaker gezegd volgens mij: «kan niet» ligt
op het kerkhof en «wil niet» ligt ernaast. Is niet gewoon de kern van het verhaal
dat er een lerende cultuur ontbreekt? Er wordt een verkeerde diagnose gesteld. Dat
kan natuurlijk altijd gebeuren, want waar mensen werken worden fouten gemaakt, maar
is de kern van het verhaal niet dat men de kaarten bij de borst houdt en dat de samenwerking
en ook de openheid om zaken met elkaar te bespreken ontbreken? Is dat niet de kern,
in plaats van dat een nieuwe stuurgroep nu weer dingen in kaart probeert te brengen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Die stuurgroep gaat in beeld brengen hoe het komt dat juist bij deze diagnosegroepen
de schoen zo wringt. Dat zijn overigens ook wel de spannendste groepen voor de regio's
waar het wel goed gaat. Kennelijk hebben we daar op de een of andere manier onvoldoende
aanbod voor of stellen we verkeerde diagnoses. Wat mevrouw Van den Berg zegt over
een lerende cultuur is mij uit het hart gegrepen. Als GGNet in staat is om een deel
van de populatie opnieuw te diagnosticeren en dan tot onthutsende conclusies komt,
laat anderen dat voorbeeld dan alsjeblieft overnemen. Overigens ging dit wel over
mensen met zwaardere zorgvragen. Het is mij dus uit het hart gegrepen, maar ik kan
moeilijk tegen een zorgaanbieder zeggen dat hij moet doen wat GGNet doet. Ik wil in
die stuurgroep dus juist van de sector zelf horen wat er mogelijk is, wat ze van elkaar
leren en hoe ze willen handelen. Ik ben het wel met mevrouw Van den Berg eens dat
«kan niet» en «wil niet» naast elkaar op het kerkhof liggen of iets dergelijks, toch?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
«Kan niet» ligt op het kerkhof en «wil niet» ligt ernaast.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik ben het met mevrouw Van den Berg eens dat het ook wel in de cultuur zit waarin
mensen te weinig bereidheid hebben getoond om samen te werken. Ik bedoel, ga op werkbezoek
in de regio en je kan het soms met je neus aanwijzen. Daar spreek ik ze op aan, daar
spreekt de NZa op ze op aan en daar spreekt de IGJ ze op aan. De cultuur weegt dus
wel degelijk mee. Laten we alsjeblieft hopen dat de regio's die het wel goed doen
een goed voorbeeld zijn voor de regio's waar dat niet gebeurt.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, mag ik een derde vraag stellen?
De voorzitter:
Ja, gaat uw gang.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
De Staatssecretaris zegt – ik ga nog even door op dat punt – dat hij het onderzoek
van GGNet als een heel positief voorbeeld wil neerzetten, maar dat hij niet kan organiseren
dat dit massaal gebeurt. Dat kan ik echt niet begrijpen. In de somatisch-medische
zorg zien we dat er kwaliteitsregistraties zijn, bij orthopeden, bij cardiologen,
bij de spoedeisende hulp. Waarom kunnen we dan in de ggz niet regelen dat men wel
wat van elkaar gaat leren?
Staatssecretaris Blokhuis:
In het kader van het hoofdlijnenakkoord ggz is er, zoals mevrouw Van den Berg misschien
weet, een werkgroep bezig aan een advies over triageren en diagnosticeren. Dat gaat
precies over deze materie: hoe kun je dat het beste doen? Dat doen mensen uit de sector
die ervoor doorgeleerd hebben en er verstand van hebben. Zij geven aan: dat kun je
het beste zo doen. Ik denk dat dat product in de loop van dit jaar komt. Ik vind het
volstrekt logisch dat men in de sector tegen elkaar zegt hoe je moet triageren en
diagnosticeren. Ik vind dat niet aan de politiek. Ik denk tenminste niet dat hier
iemand is die zegt dat de politiek, de overheid, moet voorschrijven hoe er gediagnosticeerd
moet worden. Dan gaan we ons boekje ver te buiten. Er staat ook nergens in de wet
dat ik dat kan opleggen aan organisaties. Ik kan ze er wel toe oproepen. Als ik op
werkbezoek ben, stel ik standaard de vraag: kennen jullie het verhaal van GGNet en
willen jullie dat overnemen, willen jullie daar ook mee aan de gang? Maar het oordeel
over de vraag of zij goed diagnosticeren en daarbij de kwaliteit in acht nemen, is
aan de IGJ en niet aan mij.
De voorzitter:
Dank u wel. Wilt u uw vierde vraag stellen, mevrouw Van den Berg? Ik zie u twijfelen.
Nee. Dan ga ik naar mevrouw Sazias.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Ik wil hier graag even op doorgaan. Mevrouw Van den Berg zei al dat zij zich dat niet
kan voorstellen. Ik kan me dat ook niet voorstellen, vooral niet als het gaat om langdurige,
chronische patiënten. In de loop van de tijd moeten er bij hen toch gewoon een aantal
monitormomenten zijn waarop je controleert of de diagnose nog steeds geldig is en
of er geen andere dingen bij zijn gekomen? Waarom kan de Staatssecretaris dat niet
gewoon vragen aan alle zorgverleners binnen de ggz? Ik vind dat heel vreemd. Nou gaan
we weer wachten op een of andere nieuwe stuurgroep over triageren en diagnosticeren.
Ik denk dat dat daar los van staat. Je moet die diagnoses, ook en vooral voor langdurige,
chronische patiënten, kunnen monitoren. Ik denk dat dat wel degelijk vanuit de Staatssecretaris
kan komen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Mevrouw Sazias zei: je kan het vragen. En dat doe ik ook. Ik vraag het aan ze. Ik
vraag er aandacht voor, maar de kwaliteitsstandaarden op basis waarvan gewerkt moet
worden, waarin dus ook staat hoe je moet diagnosticeren, maakt de sector zelf. Volgens
mij moet dat geen pleidooi zijn vanuit de politiek, vanuit de overheid. De overheid
moet niet gaan voorschrijven hoe er gediagnosticeerd moet worden. Die kwaliteitsstandaarden
maken ze zelf. GGNet is een hele grote aanbieder en denkt er volop over mee. Die zit
daar dus ook aan de knoppen. Het lijkt me toch stug dat de Tweede Kamer gaat zeggen:
jij moet zeggen hoe er gediagnosticeerd moet worden.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Sazias.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dat is helemaal niet wat ik bedoel. Natuurlijk moeten wij niet stellen hóé er gediagnosticeerd
moet worden, maar wel dát er gediagnosticeerd moet worden. Dat moet gemonitord worden,
waarbij de diagnose van iemand na een aantal jaren in dat hele systeem opnieuw bekeken
wordt. Dat wil niet zeggen dat we bepalen hóé, maar wel dát.
Staatssecretaris Blokhuis:
Daar ben ik het helemaal mee eens. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat er wordt aangenomen
dat er bij iemand die in 2007 is gediagnosticeerd tussentijds nooit iets is gebeurd
en dat de behandeling daarom alleen maar op die diagnose is afgestemd. Maar de sector
maakt kwaliteitsstandaarden en daar staat dit precies in: hoe je moet omgaan met diagnosticeren
en hoe fluïde dat is, of een diagnose voor tien jaar geldig is, of er af en toe een
herdiagnose moet plaatsvinden, of dat het geen wet van Meden en Perzen is. Dat staat
in de kwaliteitsstandaarden. Die worden opgesteld onder aanvoering van het adequate
instituut, dat daarover gaat. Daar werkt de sector mee. U mag van mij verwachten dat
ik de sector aanspoor om dat serieus te nemen. Overal waar ik kom, vraag ik of men
het verhaal van GGNet kent en zeg ik: jongens, doe dat ook. Want niets is zo onuitstaanbaar
als dat iemand 23 verschillende medicijnen gebruikt, terwijl de onderliggende problematiek
een licht verstandelijke beperking blijkt te zijn, zodat de medicatie afgebouwd kan
worden en iemand ergens anders kan gaan wonen. Daar ben ik het gelijk mee eens.
De voorzitter:
Dank u wel. Uw derde vraag, mevrouw Sazias. Gaat uw gang.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Afrondend, voorzitter. U kunt het vriendelijk vragen, maar u kunt het ook gewoon wat
dwingender stellen. Ik vind dat uw taak.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat is volgens mij geen vraag.
De voorzitter:
Dan ga ik door naar mevrouw Van den Berg voor haar laatste vraag.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik vind het jammer dat ik hier mijn vierde interruptie voor moet gebruiken. Natuurlijk
gaan wij hier als Kamer niet zeggen hoe gediagnosticeerd moet worden. Maar de Staatssecretaris
zegt net dat de kwaliteitsstandaarden daarover gaan. Ik heb aan het begin van mijn
inleiding gezegd dat die kwaliteitsstandaarden juist niet geïmplementeerd zijn. Men
zit bijvoorbeeld ook al tweeënhalf jaar te praten over avond-, nacht- en weekenddiensten,
terwijl men dat eind 2018 zou produceren. Daar ben ik eigenlijk wel klaar mee.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind het een logische vraag van mevrouw Van den Berg of ik de sector wil aanmanen,
aansporen om sneller werk te maken van die kwaliteitsstandaarden. Het ingewikkelde
is wel dat – ik ga geen wedervraag stellen – als ze dat niet doen, ons stelsel zo
ingericht is dat ik daar niet op kan sanctioneren. Dat is even een... Ik bedoel: ik
spoor de sector aan. Ik nodig ze via deze opmerking ook niet uit om maar lekker rustig
aan te doen. Integendeel, ik spoor ze aan om daar tempo mee te maken. Het is ook een
erezaak voor de sector zelf dat er goede kwaliteitsstandaarden zijn. U weet dat zulk
soort processen binnen de ggz heel ingewikkeld zijn. Ik spoor ze daar zeker toe aan.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Je bent machteloos of je doet of je machteloos bent. Ik vraag me af en toe af of de
Staatssecretaris wel beseft hoeveel macht er kan liggen, als je maar wil. Want ik
hoor hem nu verschillende dingen zeggen. Ten eerste: daar moet ik het stelsel voor
wijzigen of de wetgeving voor aanpassen. Ja, maar dat kan. En dat willen wij. Daar
steunen wij u in. Het moet niet zo zijn dat wij straks een initiatiefwet moeten gaan
maken omdat de Staatssecretaris weigert te doen wat in het regeerakkoord zelf staat.
Er staat heel veel in het regeerakkoord wat ik niet wil, maar dit wil ik wel. En juist
dat lukt niet. Komt die aarzeling doordat je daarmee moet inbreken in een stelsel
dat we met elkaar hebben gecreëerd en dat soms een gedrocht is? Wat is de achterliggende
angst hierbij? Want ik zie die gewoon echt niet en ik snap het niet.
Staatssecretaris Blokhuis:
Als we vanuit de politiek gaan zeggen hoe de kwaliteit van de zorg geformuleerd wordt,
laten we daar voortaan de politiek over gaan en ook over hoe we aanwijzingen geven,
zo van: er zij een kwaliteitsstandaard en die moet overmorgen klaar zijn. Ik weet
niet of de politiek of de overheid zo'n kwaliteitsstandaard zou willen beoordelen
of dat die alleen wil zeggen: binnen die termijn moet er eentje zijn. Als we dat doen,
dan moeten we daar de wet voor wijzigen. Dat klinkt heel groot en dat is niet in overeenstemming
met ons huidige stelsel. Ik ben wel gehouden aan het uitvoeren van het regeerakkoord.
Daarin staat: in deze kabinetsperiode wordt er geen stelselherziening in de zorg aangebracht.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Daar hebben we des Pudels Kern te pakken. Want aan de ene kant staat in het regeerakkoord
dus dat we doorzettingsmacht willen. Maar we doen dat niet, omdat we daarmee inbreken
in het stelsel en dat gaan we niet doen. Maar als dat...
De voorzitter:
Mevrouw Kuiken is aan het woord.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Als dat nou echt de belemmerende overtuiging is, zeg ik: sorry, jongens, wat hebben
al die cliënten daaraan? Wat hebben al die mensen daaraan die nu op een wachtlijst
staan? Ik zou echt zeggen: breek het regeerakkoord open, maak hier een uitzondering
van en zorg dat je je woorden waar kan maken. Ik heb hier een zaal vol mensen die
dit willen steunen. Wat is hiervoor nodig? Welke motie moeten we indienen? Welke wet
moeten we zelf maken? Welk amendement? Vertel het ons, want als dit hetgeen is wat
u belemmert, om uw werk, uw wens en passie waar te kunnen maken, dan zijn we uw bondgenoot
om dat meteen te doorbreken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik vind dit een beetje... Ik snap deze interventie van mevrouw Kuiken niet zo goed.
Zij doet nou net alsof zij voor het eerst hoort dat er in het regeerakkoord staat
dat we geen stelselherziening in de zorg gaan toepassen. Daar kun je blij mee zijn.
Daar kun je verdrietig om worden. Daar kun je tegen in protest gaan. Maar ik werk
met dit regeerakkoord. Als mevrouw Kuiken erin slaagt om de coalitiefracties ervan
te overtuigen dat we het stelsel moeten herzien... Overigens zei zij dat je voor doorzettingsmacht
ook het stelsel moet herzien, maar ik vraag me dat af. Want de manier waarop we doorzettingsmacht
bij hoogcomplexe zorg vormgeven, is dat de verzekeraars en de aanbieders die zelf
oppakken. En dat past perfect in ons stelsel. Als we daarin verder moeten gaan, laten
we dan met elkaar de voorzet daarvoor schrijven voor de volgende kabinetsperiode.
Maar ik... U kunt wel zeggen: ben je nou zo zielig; kun je niks? Nou, ik ben gebonden
aan het regeerakkoord. Dat is inherent verbonden aan het zijn van een regeringspartij.
Mevrouw Agema (PVV):
Na de slachtpartijen van het vorige kabinet had natuurlijk niemand nog behoefte aan
wat voor stelselwijziging dan ook. Ik kan dus wel begrijpen dat dit in het regeerakkoord
terechtgekomen is, maar dat mag natuurlijk nooit zo nauw genomen worden dat daardoor
een verkeerde situatie in stand wordt gehouden, een situatie die gewoon niet nog lang
kan duren. Dan kom ik bij het onderzoek van GGNet en dan denk ik «ja, maar in de vorige
kabinetsperiode was de regering er altijd als de kippen bij om mensen te herindiceren
als zij daarmee wilde bezuinigen». Dan kon dat altijd meteen geregeld worden. Maar
aan de andere kant is er een situatie ontstaan waarin mensen bijvoorbeeld op één dag
wel 25 medicijnen krijgen, terwijl ze er misschien 8 nodig hebben. Ik vraag mij af
in hoeverre dat vergiftiging is en wanneer je nog kunt spreken over «kwaliteit van
zorg». Dat zijn natuurlijk dingen waarbij het primair de verantwoordelijkheid van
de Staatssecretaris is om voor deze mensen op te komen en de randvoorwaarden te stellen
waardoor zij een zo veilig mogelijk verblijf kunnen hebben. Vier op de tien konden
zelfs de instelling uit. Nog even los van alles wat in regeerakkoorden en noem maar
op wordt opgeschreven en nog los van wat hier allemaal ter tafel komt, is mijn vraag
aan de Staatssecretaris dus: u moet toch inzien dat u verantwoordelijk bent voor de
veiligheid van de mensen in de instellingen en dat het in hun eigen belang is dat
de indicaties up-to-date zijn? Hij moet ervoor zorgen dat er opnieuw geïndiceerd gaat
worden, zoals mevrouw Sazias ook zei. Op welke termijn gaat hij dat ondernemen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb proberen aan te geven dat ik het heel erg eens ben met het uitgangspunt van
GGNet, namelijk dat het wijs is om mensen te herindiceren. Daarmee maak je mensen
gelukkiger. Overigens haal je een deel van hen daarmee ook nog uit de zorg weg. Daar
ben ik het gelijk mee eens. Alleen, mevrouw Agema zegt dat vorige kabinetten – wat
je daar ook van mag vinden – hebben gezegd dat je zus en zo moet indiceren, maar dat
hebben die kabinetten niet gezegd. Die hebben gezegd: dit is de bezuinigingstaakstelling
en zie maar hoe je dat via indicering regelt. Het kabinet ging niet indiceren. Dat
liet het aan de gemeenten over; die mochten dat via allerlei strakke indicatieregels
gaan doen. Maar hoe je precies moest indiceren werd niet opgelegd. Dat is juist overgelaten
aan gemeenten. In ons stelsel is het zo dat de aanbieders in de ggz indiceren en een
diagnose stellen. Ik kan het niet mooier maken dan het is. Ik wil heel graag met jullie
het gesprek aangaan over de vraag hoe we het zo kunnen organiseren dat mensen een
zo actueel en zo goed mogelijke indicatie en diagnose hebben. Maar het uitgangspunt
binnen ons stelsel is zoals we het nu hebben ingeregeld – via ons Kwaliteitsinstituut
en via kwaliteitsregels. Ik spreek zowel AQUA als aanbieders en verzekeraars erop
aan met zo actueel mogelijke standaarden te werken. Mooier kan ik het niet maken.
Zo is het.
Mevrouw Agema (PVV):
Dit is onacceptabel. Dat iemand vandaag de dag is opgenomen in een ggz-instelling
en onnodig 25 pillen krijgt in plaats van 8, dat iemand misschien wel in een gesloten
instelling zit terwijl hij of zij vrij zou kunnen leven: dat moet vandaag de dag opgelost
worden door een Staatssecretaris die dat wil. Ik ben hier echt woest over! Je kunt
deze situatie niet maar laten bestaan, zo van «ja, maar ik ben de Staatssecretaris»,
en «ja, maar ik kan niks». Deze mensen worden in wezen gewoon vergiftigd doordat zij
verkeerde medicijnen krijgen. Zij worden behandeld voor dingen die hun helemaal niet
mankeren. Zij kunnen misschien een gewoon leven leiden. Ik heb een Staatssecretaris
nodig die zegt: dit houdt vandaag op; ik trek hier de streep; ik zorg voor de gezondheid;
ik ben de Staatssecretaris die opkomt voor het welzijn van deze mensen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik snap die oproep van mevrouw Agema. Laat ik het dan anders zeggen. Ik ken GGNet
vrij goed, ook uit de tijd dat ik als wethouder in Oost-Nederland werkte. Ik vind
dat ze hele goede stappen hebben gezet. Ik vind dat dat navolging verdient. Ik vind
ook dat mensen de zorg verdienen die bij hen past, iets wat mevrouw Agema als uitgangspunt
hanteert. Ik wil de Kamer beloven dat ik met GGNet en andere grote aanbieders in gesprek
ga om te kijken hoe we dit breder kunnen toepassen, met echt als doel ervoor te zorgen
dat andere aanbieders ook op die manier het goede voorbeeld van GGNet gaan overnemen.
De voorzitter:
Uw volgende interruptie, mevrouw Agema? Gaat uw gang.
Mevrouw Agema (PVV):
Dan wil ik hier toch aangeven dat dat niet genoeg is, want er zijn zo veel mensen
die een verkeerde diagnose hebben gekregen en veel te veel medicatie krijgen. Ik vind
dat echt zeer problematisch. 25 pillen in plaats van 8 of in een gesloten instelling
zitten terwijl ze in vrijheid zouden kunnen leven: dat kan echt niet. Dan is meer
nodig dan een gesprek.
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mij wisselen we nu steeds dezelfde argumenten. Ik ben net zo intrinsiek gemotiveerd
als mevrouw Agema om te zorgen dat mensen de goede medicatie, de goede indicatie en
de goede diagnose krijgen. Ik heb daar nu al een heleboel woorden aan gewijd. Ik ben
nog maar bij mijn eerste blokje. Ik wil mij er van harte voor inzetten dat het breder
wordt toegepast. Mijn handreiking aan mevrouw Agema is dat ik van harte met die partijen
in gesprek wil gaan, maar er is geen enkel wettelijk handvat voor mij om dit af te
dwingen. Dat is mijn punt.
Mevrouw Agema (PVV):
Wil de Staatssecretaris echt beweren dat hij niet de laatst verantwoordelijke is voor
de gezondheid en het welzijn van deze bewoners in deze instellingen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik wil beweren dat ik niet degene ben die persoonlijk de diagnose stelt.
Mevrouw Agema (PVV):
En dat zei ik niet.
De voorzitter:
Ik kijk even, want de Staatssecretaris heeft in ieder geval aangegeven dat hij in
gesprek wil gaan. Gezien de discussie denk ik dat het goed is om te vragen om een
terugkoppeling. Volgens mij zie ik eerst de heer Renkema nog op dit punt, en dan mevrouw
Diertens. Maar ik wil dit ook vastleggen in het kader van de toezeggingen. Wellicht
kan de Staatssecretaris in tweede termijn aangeven op welke termijn de Kamer hierover
geïnformeerd wordt. Ik zag eerst... Mevrouw Van den Berg?
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, we zijn even in verwarring. Ik had begrepen dat dit een algemeen overleg
is. Nu heb ik appcontact met een collega en hoor ik dat dit toch een notaoverleg is.
Maar het is een algemeen overleg?
De voorzitter:
Dit is een algemeen overleg. Er worden dus geen moties ingediend. Het is gewoon een
algemeen overleg, dat u zou kunnen afronden met een VAO. Ik ga naar de heer Renkema.
Uw tweede interruptie.
De heer Renkema (GroenLinks):
Het is achteraf misschien wel jammer dat het van een notaoverleg toch een AO is geworden,
want ik zie volgens mij aan alle kanten de moties komen. Weliswaar zit de Staatssecretaris
aan het eind van zijn eerste blokje, maar tegelijkertijd zitten we hier wel in de
kern van het debat. Want dat gaat niet zozeer over diagnostiek of over hoogcomplexe
zorg, maar wat mij betreft vooral over de rolopvatting van deze Staatssecretaris.
Keer op keer zegt hij dat hij mensen kan aanmoedigen en aansporen en dat hij stuurgroepen
gaat inrichten. Maar Charlotte Bouwman zat in januari niet bij Parnassia of een andere
grote ggz-instelling. Ze zat niet bij Menzis of bij een andere verzekeraar. Ze zat
in de hal van de Staatssecretaris. Mijn vraag is: kan de Staatssecretaris reflecteren
op waarom zij daar zat? Wat betekent dat voor zijn rolopvatting?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb tegen Charlotte Bouwman en tegen Lijm de Zorg gezegd dat ik mij verantwoordelijk
voel voor de ggz in Nederland, en dat ik vervolgens binnen de wettelijke ruimte die
ik heb zo veel mogelijk wil sturen op een oplossing, ook voor haar. Dat heeft geleid
tot een plan van aanpak voor hoogcomplex, die voor mensen zoals Charlotte een oplossing
biedt.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Renkema.
De heer Renkema (GroenLinks):
Het gaat mij juist niet om haar of om die groep van 300 mensen. Het gaat mij om wat
er gebeurt in de ggz en welke rol van de Staatssecretaris daarbij past. Ik hoor te
gemakkelijk: we hebben afgesproken dat we niet aan het stelsel komen. Overigens is
dat ook bij andere departementen, zoals bij Sociale Zaken. Zo gauw er een voorstel
komt, hoor ik: o, nee, we gaan geen stelselwijziging doen. Maar ik heb vanmiddag nog
steeds geen goede reflectie gehoord op welke rol de Staatssecretaris als eindverantwoordelijke
bewindspersoon heeft in wat er gebeurt in de ggz. Het blijft bij stuurgroepen en andere
instrumenten, om het vooral uit de sector te laten komen. Dat is niet de reden waarom
hier vanmiddag weer actie werd gevoerd. Dat ging niet over hoogcomplexe zorg. Er stond
een bord: 90.000 wachtenden.
Staatssecretaris Blokhuis:
Mijn visie op de ggz staat in het Hoofdlijnenakkoord GGZ dat we in 2018 hebben gesloten.
Als nieuwe slag kwam daarin het sociale domein, de gemeenten, de ontmoetingsplekken,
de huisarts et cetera, veel centraler te staan. Dat is echt een andere benadering
dan we voorheen hadden. Dat is een enorme winst. Dat vindt iedereen. Ik heb gezegd
dat ik dit najaar met een nieuwe benadering, een zorglandschap, kom. Dat is nu niet
een oplossing voor al die mensen. Dat realiseer ik me heel goed. Maar dan wil ik het
juist hebben over de vragen die de heer Renkema hier aan de orde stelt. Wanneer kun
je dan interveniëren? Ik heb in dit debat al een aantal keren aangegeven dat ik intervenieer
waar ik kan, voor zover dat binnen de wettelijke ruimte mogelijk is. Als ik bijvoorbeeld
ga zeggen hoe er gediagnosticeerd moet worden of hoe de doorzettingsmacht geregeld
moet worden, of zelf doorzettingsmacht inzet, gaat dat buiten de wettelijke mogelijkheden
die ik heb. Als we dat willen regelen: prima. Maar dan ga ik een stap verder dan vanuit
het regeerakkoord mag. Dan zou ik misschien aan de collega's van de coalitiefracties
moeten vragen hoe die daartegenover staan.
De voorzitter:
Mevrouw Diertens, uw laatste vraag.
Mevrouw Diertens (D66):
Laatste voor dit blokje of voor het hele...
De voorzitter:
Voor het geheel.
Mevrouw Diertens (D66):
Voor het hele AO? Oké.
De voorzitter:
Ik vraag de Staatssecretaris om verder te gaan.
Staatssecretaris Blokhuis:
Het zijn ook eigenlijk drie AO's. Voorzitter. Ik had het niet scherp, maar ik krijg
net van de souffleurs van achteren een mededeling over diagnosticeren en als iemand
langdurig medicatie krijgt. De bestaande richtlijn is dat er bij langdurig, uitgebreid
medicatiegebruik periodiek wordt geëvalueerd door psychiaters en apothekers. Dus bij
langdurig medicatiegebruik wordt er zo veel...
Mevrouw Agema (PVV):
Dat gaat dus niet goed.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat kan ik niet per individueel geval beoordelen. Nogmaals, ik roep aanbieders op
om dat te doen. Als iemand 25 medicijnen krijgt – wat ik absurd veel vind – ga dan
kijken of dat passend is. De bestaande richtlijn is sowieso: periodiek evalueren.
Zal ik verdergaan met de beantwoording in het eerste blokje, voorzitter?
De voorzitter:
Dat wilde ik voorstellen, maar ik zie mevrouw Sazias, ook voor haar laatste vraag.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Daar word ik een beetje moe van. Dat is de bestaande richtlijn. Maar wij weten allang
dat die bestaande richtlijn in heel veel gevallen niet gevolgd wordt. Die medicatiebeoordeling,
waar 50PLUS het al heel vaak over gehad heeft en die sowieso voor mensen met veel
medicijnen regelmatig gedaan moet worden, vindt niet plaats. Ook in dit geval kun
je mooie richtlijnen hebben, maar als die niet worden nageleefd, moet je er toch iets
aan gaan doen.
Staatssecretaris Blokhuis:
We zijn het erover eens dat er iets moet gebeuren. Dat GGNet het goeie voorbeeld in
Nederland geeft, daar zijn we het ook over eens. Verder is er niets nieuws toe te
voegen aan het hele gesprek dat we hierover hebben gehad.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u de beantwoording vervolgt. We hebben vrij uitgebreid stilgestaan
bij dit deel van het eerste blok, maar ik proef dat dit ook wel de kern van het debat
is.
Staatssecretaris Blokhuis:
Mevrouw Agema vroeg of de bezoeken van de NZa, de IGJ en van mijzelf weer zijn hervat.
Ja, die zijn hervat. We gaan ook weer fysiek op bezoek bij instellingen om het werk
te doen. Ik ga maandag bijvoorbeeld naar de regio Zuid-Limburg, waar mevrouw Regterschot
volgens mij net geweest is.
De aanpak hoogcomplexe zorg is inmiddels opgestart. De eerste casussen zijn inmiddels
ook besproken, zo zeg ik in reactie op een vraag van mevrouw Van den Berg, bij verschillende
tafels. Mevrouw Van den Berg vraagt ook hoe gemeenten daarbij zijn aangehaakt of wanneer
die aanhaken. Die heb ik gelijk aan het begin gesommeerd om mee te doen met dit plan.
Daar stonden ze gelijk positief tegenover. We gaan de puntjes op de i zetten bij de
bepaling van hoe dat dan kan. Daarover hebben we onder andere afspraken gemaakt die
ertoe moeten leiden dat we voor 1 juli meer duidelijkheid hebben over de inzet van
gemeenten als onmisbare partner hierbij.
Daarmee hebben we het eerste blok gehad.
De voorzitter:
Dat roept nog vragen op bij mevrouw Regterschot.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ik heb gevraagd om een tussenbalans bij het hoofdlijnenakkoord, waar al twee keer
eerder om is gevraagd, om vandaaruit te kunnen bepalen of we de goede stappen zetten,
we de goede afspraken maken en we aan onze basis werken. Juist die basis waar iedereen
het hier volgens mij over heeft, om met elkaar de goede dingen te gaan doen. Zo kunnen
we zien wat de rol van het Ministerie van VWS is en wat de rol van een Staatssecretaris
kan zijn om partijen bij elkaar te brengen en de nood aan de man te duiden. Ik ben
dus heel benieuwd naar de tussenbalans.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voor de zomervakantie wil ik die naar de Kamer sturen.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Dan nog twee toezeggingen waar ik naar gevraagd heb; ik ben nu mijn eerste termijn
aan het overdoen. De psychodiagnostisch werkenden. We gingen hier diagnosticeren,
en volgens mij is er nog wel een rol weggelegd voor deze doelgroep. Zij kan in de
ggz een goeie rol vervullen. Het lijkt mij nu nog meer dan voorheen noodzakelijk om
met deze groep in gesprek te gaan en te bedenken hoe deze in het hele circus misschien
een plek kan krijgen. Daarnaast had ik nog een vraag gesteld over de infographic,
die ook toegezegd was.
Staatssecretaris Blokhuis:
Die tweede verstond ik niet.
Mevrouw Regterschot (VVD):
De infographic, die toegezegd is vanuit het schriftelijk overleg ggz van 30 maart.
Staatssecretaris Blokhuis:
Die laatste heb ik even niet scherp, maar die psychodiagnostisch werkers zaten bij
het blokje overig. Daarvan kan ik zeggen dat wij die motie natuurlijk willen uitvoeren,
maar dat door corona allerlei afspraken naar achteren zijn geschoven, en dat we deze
week een afspraak met deze club hebben. Als daar informatie uit voortkomt, zal ik
de Kamer daar uiteraard over informeren.
De voorzitter:
Is er een vraag van u niet beantwoord, mevrouw Diertens? Wellicht komen een aantal
vragen nog in andere blokjes aan de orde. We kunnen allemaal onze vragen gaan herhalen,
maar nog niet alle blokjes zijn afgerond. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik wil hem ook wel bewaren, maar ik merk dat sommige bedden langer bezet blijven bij
de ggz. Ik had gevraagd naar de doorstroom, omdat dat ook een goede manier kan zijn
om wat meer ruimte te creëren.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat laatste is zeker waar en daar heeft de ggz ook steeds meer aandacht voor. Hoe
het vervolgens niet moet, hebben we gezien bij het voorbeeld van PsyQ. Juist vanuit
de gedachte «mensen zijn al heel lang in behandeling, dus zullen we er maar eens mee
stoppen?» werd het vrij abrupt afgesloten. Althans, die behandeling, want er was wel
een aanbod in FACT-teams als vervolg daarop. We zien dat dat steeds beter landt in
de ggz-sector. Je ziet dat bijvoorbeeld ook bij de behandeling van pervasieve stoornissen.
Daarom ben ik ook op dat punt benieuwd naar het advies van de stuurgroep. Ik durf
het woord «stuurgroep» bijna niet meer te zeggen, maar die stuurgroep van slimme mensen
gaat mij aan het eind van deze maand adviseren. Juist op het punt van pervasieve stoornissen
geldt dat er vaak heel lang behandeld wordt. De vraag is of je daarmee de patiënt
een dienst bewijst, of je het systeem daarmee onnodig dichthoudt voor andere mensen
en hoe we daar vervolgens mee om kunnen gaan. Daar komt een advies over, dus er is
alle aandacht voor dat we niet alleen opschalen, maar ook tijdig weer afschalen.
Ik kom bij het blokje personen met verward gedrag. Mevrouw Regterschot zegt: daar
hebben we een poosje niks over gehoord; kunt u voor het zomerreces een brief daarover
sturen? De Kamer is daar eind vorig jaar nog over geïnformeerd. Toen hebben we een
update gestuurd. Er is sindsdien veel gebeurd. We hebben in de verzamelbrief iets
gezegd over het vervoer van personen met verward gedrag, maar niet over de andere
onderdelen. Ik zeg graag toe dat we voor het zomerreces een brief zullen sturen over
de verdere aanpak van personen met verward gedrag. Die update komt dus.
Mevrouw Van den Berg had ook een vraag over personen met verward gedrag, over de bemoeizorg.
Is het niet goed om de GGD'en meer in the lead te stellen? Sowieso geldt als uitgangspunt
bij de aanpak van personen met verward gedrag dat de lokale overheid in the lead is.
De GGD is, zoals u weet, een verlengstuk van de lokale overheid. De gemeente kan daartoe
een opdracht geven. Maar wat mij betreft is het niet een wetmatigheid dat de GGD'en
dat doen. De GGD'en kunnen dat doen en zij kunnen dat ook heel goed doen, maar het
primaat ligt op lokaal niveau. Als zij daarvoor een andere partij inhuren, dan vind
ik dat ze daar vrij in moeten zijn, als ze het maar goed doen. In heel veel gevallen
zullen de gemeenten dit ook bij de GGD doen, omdat die als vanouds die zorg leveren.
Maar ik wil de gemeenten niet voorschrijven dat dat via de GGD moet. Ik vind het wel
een slim idee om het via de GGD te doen, maar dat is geen wetmatigheid.
Voorzitter. Dan kom ik bij de suïcidepreventie en daarna het blokje overig onder de
ggz. Mevrouw Dik-Faber en anderen hebben aandacht gevraagd voor het nummer 113. Daar
is ook een brief over geschreven door de organisatie 113 Zelfmoordpreventie. Zij hebben
aangedrongen op de introductie van het nummer 113. Dat staat nu te gebeuren op 1 juli.
Het was een onnoemelijk lange reis daarnaartoe, met forse betrokkenheid van het Ministerie
van Economische Zaken en met Europese regelgeving, inspraak et cetera. Het is frustrerend
dat het zo lang duurt, maar dat is nou eenmaal zo. Nu is het allemaal goed beslecht
en staan we op het punt om het nummer bereikbaar te laten zijn vanaf 1 juli. Dat nummer
is alleen niet anoniem en niet gratis. Een belangrijke wens van 113 Zelfmoordpreventie
is wel gehonoreerd: het nummer is er. Zij zeggen: er is nog een ander nummer, 0800–0113,
en dat is wel gratis en anoniem. In overleg met mij hebben ze gezegd: zullen we beide
nummers lanceren? Een gratis nummer en 113? Ik zie mevrouw Regterschot haar wenkbrauwen
fronsen. Zij zeggen: als je 113 belt, dan is het altijd goed, want dan kom je bij
de organisatie terecht; maar wij willen mensen die geen beltegoed hebben of die anoniem
willen blijven, ook de route bieden van het 0800-nummer. Dat heeft VWS ook beschikbaar
gesteld en dat wordt gefaciliteerd.
Een volgende stap is of je, als je het zo uniform mogelijk wilt, 113 gratis en anoniem
moet maken. Ik zou willen voorstellen om eerst eens te kijken hoe het werkt met die
twee nummers naast elkaar en om na een jaar te evalueren. Dat is ook de wens van de
organisatie 113 Zelfmoordpreventie: zet die nummers naast elkaar. Verreweg de meeste
mensen zullen 113 gaan bellen. Er zijn mensen die gratis willen bellen en het 0800-nummer
kiezen. Bovendien is het anoniem. Dat is een ingewikkelder nummer. Om nu al te zeggen
dat het 113 moet worden en dan gratis en anoniem? Als de Kamer zegt dat dat moet,
bent u de baas, maar u kunt ook zeggen: laten we dat eens eerst evalueren. Als de
Kamer vindt dat er geen financiële belemmeringen zijn om 113 gratis te laten zijn
– dat kost een flinke bak geld – dan gaan we dat verder uitwerken, gelijk al. Overigens
gaat er nog best wel wat tijd overheen voordat dat kan. Mijn lijn zou zijn dat het
0800-nummer gratis en anoniem is en dat we dat beschikbaar stellen. Het 113-nummer
bestaat daarnaast, dus welk nummer je ook belt, het is altijd goed. Sterker nog, het
bestaande 0900-nummer blijft ook gewoon in de lucht voor als mensen zich vergissen.
Via alle routes kom je dus bij de goede mensen terecht. Als de Kamer instemt met mijn
lijn dat 113 een nummer is naast het 0800-nummer, dan gaan we volgend jaar evalueren
hoe dat werkt. Dat zou mijn idee zijn. Als de Kamer zegt «nee, je moet meteen doorschakelen
naar anoniem en niet betalen», dan vind ik dat de Kamer ook b moet zeggen en de financiële
consequenties daarvan voor haar rekening moet nemen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
We hebben zelf ook nog even contact gehad met 113. Ik kan me voorstellen dat het best
verwarrend is om verschillende nummers te hebben waar verschillende tarieven aan hangen.
Is het een idee dat de Staatssecretaris in kaart brengt welke termijn er overheen
gaat, mochten we er als Kamer toch voor kiezen om het aan te passen, en wat de kosten
daarvan zijn? Dan weten we ook over hoeveel geld we het hebben. Er wordt gesproken
over een evaluatie volgend jaar. Zou die evaluatie naar voren kunnen worden gehaald?
Dan hebben we op enig moment gewoon alle informatie. Dan hebben we wellicht een evaluatie
van een kwartaal of iets langer, dan hebben we de kosten en het tijdpad. Dan kunnen
we er eind dit jaar, bijvoorbeeld bij de begroting, wellicht al een keuze in maken.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik wil graag toezeggen om die gevolgen in beeld te brengen, zodat de Kamer op grond
daarvan de afweging kan maken of zij wacht op de evaluatie of gelijk wil doorschakelen.
Prima.
De voorzitter:
En wanneer komt die informatie naar de Kamer?
Staatssecretaris Blokhuis:
We proberen dat over drie, vier weken te doen, maar ik wil dat wel zorgvuldig doen.
Als het later wordt, komt er dus een uitstelbriefje omdat we het zo zorgvuldig mogelijk
willen doen. Wij zijn daarbij ook afhankelijk van bijvoorbeeld het Ministerie van
Economische Zaken, dat materiaal moet aanleveren. Ik doe dus mijn best.
De voorzitter:
De toezegging is dus: voor de zomer. Afrondend, mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben blij met de toezegging dat het in kaart wordt gebracht. De evaluatie laat dan
nog een jaar op zich wachten. Ik snap ook dat het tijd nodig heeft, wil je een zinvolle
evaluatie doen. Zijn er mogelijkheden om toch een snellere evaluatie uit te voeren?
De informatie die ik krijg, is dat het verwarrend is om twee verschillende nummers
te hebben. Heb je een jaar tijd nodig om te evalueren of die verwarring er inderdaad
is of zouden we dat al eerder kunnen concluderen? Het is een open vraag aan de Staatssecretaris
of die evaluatie eerder zou kunnen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik wil die vraag graag meenemen in de brief die ik net heb toegezegd.
Voorzitter. Er zijn nog drie andere vragen bij het dossier suïcidepreventie. In de
eerste plaats vroeg de heer Regterschot of de nieuwe landelijke... Mevrouw Regterschot,
sorry! Ik ken een heer Regterschot; het is niet persoonlijk bedoeld. Mevróúw Regterschot,
zeg ik voor het verslag. Zij vroeg om het koppelen van concrete doelen aan de nieuwe
landelijke agenda. Er wordt op dit moment met de organisatie 113 Zelfmoordpreventie,
maar ook met andere belangrijke partijen, gewerkt aan een nieuwe landelijke agenda.
Ze hebben daar al ingrediënten voor aangedragen. Het is zeker de bedoeling dat er
concrete doelen in worden opgenomen. Daar mag u mij aan houden. Ik hoop dat we er
in het najaar mee kunnen komen.
Voorzitter. De heer Renkema vroeg of er wel voldoende hulp is in deze crisisperiode
bij 113 Zelfmoordpreventie. 113 Zelfmoordpreventie zag wel een toename van het aantal
aanvragen. Verschillende woordvoerders hebben al gezegd dat het gekke is dat het aantal
suïcides niet is toegenomen. Wij weten niet hoe dat in de nabije toekomst zal zijn,
maar feit is wel dat voor de coronacrisis het aantal telefoon- en chatgesprekken al
toenam en dat de organisatie mij heeft gevraagd om het gat te dichten om mensen adequaat
te kunnen helpen. Dat gat gaan we dichten. Daarover zijn we in gesprek met 113 Zelfmoordpreventie.
Er is geen enkele discussie over dat die organisatie goed bereikbaar moet zijn.
Voorzitter. Mevrouw Agema heeft gezegd dat het aantal suïcides is afgenomen. Dat is
opmerkelijk, zegt zij, in deze tijd van economische crisis en corona en zij vraagt
of ik dat kan duiden. Die duiding interesseert ons natuurlijk ook en een snelle monitoring
is dus van belang. 113 Zelfmoordpreventie heeft daarin de lead genomen door een commissie
op te richten met leden uit verschillende instellingen, bijvoorbeeld GGZ Nederland,
maar ook NS en ProRail, forensische artsen en de inspectie. Die houden wekelijks de
cijfers bij en duiden die ook. Wij houden dat natuurlijk nauwlettend in de gaten en
ik denk dat het goed is dat wij daar bijvoorbeeld na de zomer eens een meer beschouwende
opvatting over hebben, voor zover dat dan al kan. Maar er zijn dus partijen die er
nu al heel nauw bovenop zitten en monitoren hoe het loopt. Volgens mij waren dit de
vragen over 113 Zelfmoordpreventie.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik heb gevraagd hoe er wordt samengewerkt door Stichting 113 en de GGD. Men is landelijk
samen gaan werken en ik ben benieuwd naar de voortgang.
Staatssecretaris Blokhuis:
«Samenwerken met de GGD» zegt u?
De voorzitter:
De samenwerking tussen 113 en de GGD, hoor ik mevrouw Diertens vragen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat heb ik even niet scherp. Ik kan in het algemeen wel zeggen dat er een nieuwe agenda
wordt gemaakt, waarin de samenwerking met alle belangrijke actoren in het veld, waaronder
de GGD, goed wordt geschetst, ook voor de toekomst. Zullen we afspreken dat we de
vraag over de samenwerking met de GGD daarin meenemen? Ik heb hier inderdaad de vraag
voor mij liggen: excuus dat ik die niet heb meegenomen!
Voorzitter. Ik kom bij het blokje overige. Mevrouw Regterschot heeft een vraag gesteld
over die infographic en wel waarom het zo lang heeft geduurd. Dat heeft zo lang geduurd,
omdat daar heel veel partijen over mee moesten denken. Maar die infographic staat
inmiddels wel sinds half mei op rijksoverheid.nl. Het was half mei gereed en alle
maatregelen die met corona te maken hebben, ook in deze sfeer, zijn in de Kamerbrief
aan de Kamer gerapporteerd. Helaas kon het in verband met de drukte rond corona niet
eerder worden gemeld.
Voorzitter, dan nu «overig». Mevrouw Van den Berg heeft haar vraag over die lerende
cultuur uit het vorige debat herhaald. Hoe staat het daar nu mee? Daar hebben we volgens
mij bij het eerste blok ook al best veel woorden aan gewijd. Ik wil daar nog wel aan
toevoegen dat er in de GGZ voortdurend wordt gezocht naar betere behandelmogelijkheden,
meer kennis en expertise en betere kwaliteit. Digitale consulten kunnen daar bijvoorbeeld
een bijdrage aan leveren. We zien nu met corona dat er patiënten zijn die zeggen dat
ze het fijn vinden dat er zorg in de vorm van blended care naast face to face-zorg
wordt aangeboden.
De NZa stimuleert digitale consulten al door deze te vergoeden in plaats van een fysiek
consult. Ik vind dat prima, maar het uitgangspunt moet wel blijven dat het het beste
is dat het lerende werken in de GGZ vanuit een intrinsieke motivatie gebeurt. Ik heb
dat ook in de uitgebreide brief aangegeven, die wij in reactie op de motie hebben
geschreven over het punt dat mevrouw Van den Berg eerder maakte. Met intrinsieke motivatie
bereik je het meeste en we zien dat bij tal van dossiers ook gebeuren. Als er zaken
overblijven die de overheid of andere zouden moeten faciliteren, vraag ik partijen
om dat bij ons aan te geven.
Voorzitter, volgens mij hebben we het net al gehad over de vragen over diagnose. Mevrouw
Agema heeft verder nog gevraagd waarom er in de coronatijd opeens een wetsvoorstel
tussendoor komt over de zorgcontractering. Heeft VWS wel voldoende zicht op de uitvoering?
Verder zegt zij dat een lastenverlaging niet ten koste mag gaan van de rechten van
patiënten in het geval van dwang. Het laatste gaat volgens mij over de Wet verplichte
ggz, want die lastenverlaging houdt verband met de reparatiewet bij de Wet verplichte
ggz.
Sorry, ik zie mevrouw Agema protesteren, maar dat is wat hier staat. Mevrouw Agema
heeft wel gezegd: als je komt met een wijziging van de Wet verplichte ggz... Daarvan
is er nu al eentje aanhangig bij de Kamer en op eentje kunt u morgen schriftelijke
inbreng leveren. Ik denk dat mevrouw Agema terecht aan de orde stelt dat de belangen
van de patiënt in de gaten moeten worden gehouden bij de Wet verplichte ggz, want
als je wil vereenvoudigen dan... Dat gaat wel over de regeldruk!
Mevrouw Agema (PVV):
Dat gaat over de administratieve lasten, maar ik dacht dat u het over geld had. Sorry,
voorzitter.
Staatssecretaris Blokhuis:
Het gaat over de administratieve lasten, want de psychiaters zeggen: we hebben een
berg aan papier. Mevrouw Agema zegt dan op haar beurt: houd ook de positie van de
patiënt in de gaten. Dat doen we en daar hebben we morgen overigens ook een gesprek
over in de Eerste Kamer.
Over het spoedvoorstel over zorgcontractering kunnen we zeggen dat dat zich niet alleen
richt op de ggz. Als dat wordt ingediend, wat nog niet gebeurd is, is daarop gewoon
het regulier behandelingstraject in de Kamer van toepassing. Maar het is dus nog niet
ingediend. We zijn wel met gesprekken bezig, want het gewone werk gaat ook door. Ik
kan niet genoeg zeggen dat het niet speciaal ziet op de ggz.
PsyQ, daar heb ik net wat over gezegd. Ik heb daar contact over gehad met Parnassia,
waar PsyQ een dochter van is. Continuïteit van zorg moet altijd geborgd zijn, ook
bij PsyQ. Dat moet niet abrupt afgebroken worden. Er is door PsyQ gecommuniceerd over
hoe ze dat denken op te vangen. Ik heb wel tegen Parnassia gezegd: alsjeblieft, geef
mensen een zachte landing, zodat zij niet opeens na twee jaar horen dat het de week
erna stopt. Dat nemen ze ter harte. Ze zeggen ook: in een heel aantal gevallen zal
er wel vervolgzorg zijn, bijvoorbeeld in de vorm van ambulante hulpverlening via vakteams.
Dit heeft te maken met het kunnen afbouwen van dingen. Moet je bijvoorbeeld behandelingen
via PsyQ heel lang doorzetten, of moet je op een gegeven moment zeggen: we gaan nu
iets afbouwen en meer ambulante hulpverlening geven?
Er waren vragen rond het lerend vermogen, GGNet en diagnosticeren. Daar hebben we
het ook over gehad.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Gerven. Of komt u in dit blokje nog terug op die punten?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik weet niet alles uit mijn hoofd.
De heer Van Gerven (SP):
Nee, mijn vraag gaat over het PsyQ-verhaal.
De voorzitter:
Oké. Gaat uw gang, meneer Van Gerven.
De heer Van Gerven (SP):
De Staatssecretaris wandelt daar wel heel makkelijk overheen. Er waren financiële
problemen. Dat was de reden om de zorg te stoppen. Maar het kan toch niet de bedoeling
zijn dat een instelling failliet dreigt te gaan? Ik heb nog een vergelijking gemaakt.
We zijn tientallen miljarden aan het investeren om bedrijven overeind te houden, enzovoorts,
maar in de zorg zouden we dat niet kunnen. Mijn vraag is concreet: moet dan toch niet
gewoon de behoefte van de patiënt leidend zijn? Moeten we er dan niet voor zorgen
dat, linksom of rechtsom, PsyQ of Parnassia in de gelegenheid wordt gesteld dat het
wel gewoon door kan gaan, dus dat de patiënten krijgen wat nodig is?
Staatssecretaris Blokhuis:
Voor zover ik het goed heb meegekregen, is er geen sprake van dat PsyQ dreigt om te
vallen. Zij hebben gewoon, om doorstroming te organiseren voor mensen die al heel
lang op een wachtlijst stonden, tegen bepaalde patiënten gezegd: je bent nu twee jaar
in behandeling; we stoppen ermee. Daar heb ik contact over gehad met Parnassia. Daarvan
zegt Parnassia: «Zo abrupt, dat is niet goed. Dan moet je voor een fatsoenlijke afbouw
gaan zorgen en dan moet je ook eventueel flankerende zorg ernaast zetten in plaats
van de zorg bij PsyQ, als je die al afbouwt.» Op die manier communiceren we daarover.
Het is dus geen kwestie van bezuiniging of zo. Het is juist om mensen die op de wachtlijst
staan een plek te bieden. Het kan best zijn dat de conclusie op een gegeven moment
moet zijn: moet PsyQ niet meer aanbod organiseren, of moet er niet meer vergelijkbaar
aanbod zijn? Ik vind dat Parnassia of PsyQ dat gesprek moet hebben met de zorgverzekeraar,
dat zij meer mensen moeten kunnen behandelen. Er is wel een soort intrinsieke motivatie
bij PsyQ dat trajecten op een gegeven moment afgerond moeten worden en er dan een
zachte landing via een andere hulpverlener moet worden georganiseerd. Het is dus geen
kwestie van bezuiniging.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Van Gerven.
De heer Van Gerven (SP):
Als ik het allemaal goed heb gelezen, was PsyQ een bleeder, zoals dat in vakjargon
heet; er werd verlies geleden op die activiteit, zoals men dat noemt, en daarom is
er ingegrepen. Als dat soort financiële afwegingen leidend zijn, kan dat ten koste
gaan van de zorg die patiënten nodig hebben. Is de Staatssecretaris het dan toch met
de SP eens dat dat nooit het uitgangspunt mag zijn en dat de zorgbehoefte leidend
moet zijn?
Staatssecretaris Blokhuis:
Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik voeg daaraan toe dat wat mij betreft zorgcontinuïteit
ook het uitgangspunt moet zijn. Als mensen nog zorg nodig hebben, moet die geboden
blijven worden, ja.
Voorzitter. Mevrouw Dik-Faber heeft een vraag gesteld over preventie in de visie voor
ggz: neemt u een preventieplan mee? Ik heb ook een pleidooi gehoord voor een preventieakkoord
mentale weerbaarheid, mentale zorg. In die visie gaan we zeker ook aandacht geven
aan preventie. Dat gaat daar een forse rol in spelen, dus op dat punt is er een toezegging.
De heer Renkema vroeg wat de stand van zaken is rond de extra gz-psychologen, waar
hij via amendering voor heeft gezorgd. Voor 96 van de 100 plekken hebben opleidende
zorginstellingen plaatsen aangevraagd, dus bijna de totale beschikbaarheid is inmiddels
aangevraagd. Die zijn inmiddels toegewezen en worden via reguliere kanalen bekostigd.
Dat is dus bijna een Noord-Koreaanse score.
Mevrouw Regterschot had het over de tussenbalans. Daar ben ik net al op ingegaan.
Psychodiagnostisch werken had ik hier als antwoord.
In het verhaal in het najaar kom ik volop terug op preventie in de ggz.
Voorzitter. Ik denk dat dit de antwoorden zijn op de vragen rond de ggz, inclusief
zelfmoordpreventie.
Dan ga ik over naar het blok maatschappelijke opvang.
De voorzitter:
Voordat u daartoe overgaat: mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik had een vraag gesteld over preventie die niet beantwoord is. Ik weet niet of dat
vandaag de trend is. Ik had gevraagd hoe mijn motie bij de onderzoeken naar preventie
wordt opgenomen, de motie over bewegen. Op welke termijn kunnen we het visiestuk ontvangen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Het was niet mijn agenda om mevrouw Diertens te negeren tijdens dit overleg. Ik heb
die vraag net impliciet beantwoord, maar ik had misschien haar naam even moeten noemen.
In het document Visie ggz-zorglandschap dat komt, gaan we het uiteraard heel nadrukkelijk
hebben over preventie. Daar wordt die motie met elementen als bewegen bij betrokken.
Mevrouw Diertens weet net als ik dat veel behandelaren in de ggz de behoefte hebben
om bewegen en gezond eten een zwaardere plek te geven.
De voorzitter:
Als mevrouw Diertens haar microfoon wil uitzetten, gaat de Staatssecretaris verder
met de beantwoording.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik ga geen inleiding houden bij het blok maatschappelijke opvang. Ik ga gelijk de
vragen beantwoorden. Dat zijn er best wel veel, dus ik hoop dat ik een beetje tempo
daarbij kan maken. Ik doe het in vier blokken, afnemend in omvang trouwens: de brede
aanpak, waarover brede vragen liggen, de jongeren en het actieprogramma jongeren,
door decentraliseren en overig. Dat zijn de vier blokken waarin ik wil beantwoorden.
Voorzitter. Mevrouw Van den Berg vroeg waar de focus ligt bij Een (t)huis, een toekomst.
Zij zegt dat ze wil dat de focus op doorstroom ligt. Dat vind ik een heel terecht
uitgangspunt, omdat we allemaal weten dat het systeem – oneerbiedig gezegd – verstopt
zit. Ik wil wel zeggen dat de focus ligt op alle drie de punten die we hebben. In
de eerste plaats is dat preventie, want je wilt dat huisuitzettingen door betaalachterstanden
voorkomen worden. Als je huisuitzettingen voorkomt, is dat een vorm van preventie
waardoor je het überhaupt niet meer hoeft te hebben over doorstroming, net zo goed
als dat je andere instrumenten uit het bestaande wetgevingspakket kunt inzetten om
mensen gericht te helpen. Preventie is dus wat mij betreft echt de voorkant die er
letterlijk toe leidt dat je het minder hoeft te hebben over doorstroom.
Maar doorstroom is heel belangrijk voor de andere twee punten, namelijk het omklappen
van de opvang naar wonen en de derde pijler in de brief van VWS, Sociale Zaken en
Binnenlandse Zaken, namelijk wonen met begeleiding. Die hebben allebei met doorstroming
te maken. Want als je perspectief biedt op wonen met begeleiding, dan bevorder je
daarmee de doorstroming. Er zijn zelfs mensen die zonder begeleiding kunnen. Het uitgangspunt
van het plan is dan ook: er zij zo weinig mogelijk maatschappelijke opvang. Dan hoef
je het ook niet meer over doorstroming te hebben, want dan worden mensen, als het
effe meezit, maar heel kort in de opvang gehuisvest. Mijn ambitie is maximaal drie
maanden en daarna gaan ze door naar reguliere huisvesting. Of ze krijgen in een keer
een woning, met of zonder begeleiding, toegewezen, als ze zich bij het loket van de
gemeente melden.
Voorzitter. De leden Van den Berg en Regterschot hebben gevraagd hoe het precies zit
met die 200 miljoen. Hoe is de verdeling? Volgens mij staat duidelijk in de brief
dat 21 centrumgemeentes al een plan hebben ingediend. Zij hebben met elkaar best al
een pakket gepresenteerd waarmee de bulk van de cliënten wordt geholpen. Daarmee wordt
grosso modo 135 miljoen euro weggezet. Daarmee wordt dus ook het grootste deel van
de doelgroep al bediend. De andere 22 centrumgemeentes zijn ook belangrijk, want dan
hebben we een dekkend gebeuren. Ik spoor die dus ook aan om zo snel mogelijk met hun
plan te komen. Als u mij vraagt hoe de verdeling binnen die gelden zit en of er ook
geld gaat naar huisvesting, zeg ik: ja, dat gaat ook naar wonen. Er zijn ook gemeentes
die er plekken voor gaan realiseren. Maar de bulk van het geld gaat naar begeleiding.
Dat was ook nodig, omdat de woningcorporaties, Aedes als koepel en Binnenlandse Zaken
zeiden: wij kunnen meedoen met het commitment van 10.000 woonplekken als VWS aan de
lat staat voor de nodige begeleiding, want dat geeft ons comfort om mensen in een
wijk te huisvesten.
Voorzitter. Mevrouw Van den Berg vraagt hierbij of er concrete en meetbare afspraken
worden gemaakt. Ja, ze zijn meetbaar en afrekenbaar, want elke gemeente heeft een
plan ingediend, waar wij alle gemeenten ook aan gaan houden. Die plannen hebben namelijk
ook geleid tot onze inzet. Per gemeente zal de inzet dus anders zijn. We zullen ze
houden aan hun plannen. De middelen krijgen ze via een decentrale uitkering. Het is
dus ook de bedoeling dat het geld naar dit doel gaat en niet naar de lantaarnpalen,
zoals in het bekende voorbeeld. De doelstellingen zijn overall heel scherp: 10.000
woonplekken erbij en 200 miljoen inzetten voor begeleiding of huisvesting of ondersteuning
van de regiogemeente. Voor wat betreft die uitsplitsing van 10.000 woningen, die ook
heel nadrukkelijk in de brief staat aangegeven, mag u mij eraan houden dat we per
onderdeel de doelen halen van dat onderdeel. Dat zeg ik in antwoord op de vragen van
mevrouw Van den Berg op dat punt.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ik weet niet of ik nu te vroeg ben of dat dit punt nu afgerond is, maar...
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb nog een heleboel antwoorden.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Was dit punt nu afgerond? Ik vroeg me namelijk nog even iets af. Van die 200 miljoen
gaat er 135 miljoen naar de 21 gemeenten die een plan hebben ingeleverd. Ik gaf al
aan dat ik verbaasd was over het feit dat er 22 gemeenten zijn die geen plan hebben
ingeleverd. Ik vraag mij ook af hoe dat mogelijk is, als we het totaalprobleem willen
aanpakken. Maar betekent dat dan dat die gemeenten die 65 miljoen die resteert, mogen
verdelen? Of gaat het naar andere initiatieven, zoals u zelf in de brief heeft aangegeven,
zoals Skills en Credo en meer van dat soort initiatieven?
Staatssecretaris Blokhuis:
Nee, een substantieel deel van dat resterende bedrag gaat naar die andere 22 gemeenten.
Maar van die 200 miljoen in totaal gaat er ook, als er tenminste aanvragen binnenkomen,
maximaal 15 miljoen naar regiogemeenten, om die te ondersteunen bij het maken van
plannen. Want ook regiogemeenten, dus niet alleen de centrumgemeenten, maar alle gemeenten,
staan aan de lat. Die moeten helpen bij het oplossen van dit probleem. Die moeten
bijvoorbeeld prestatieafspraken maken met de woningcorporaties. Daarbij willen we
ze graag een handje helpen door middel van een projectleider. Alle gemeenten krijgen
daarvoor een aanbod. Daarvoor is er ook maximaal 15 miljoen gereserveerd. Maar als
gemeenten dat niet aanvragen, is de rest voor de andere 22 gemeenten. Er zullen nog
wat kosten gemaakt worden voor een stukje monitoring of zo, maar dat is relatief klein
in het geheel.
De voorzitter:
Dat is voldoende, begrijp ik. De Staatssecretaris gaat verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Mevrouw Regterschot vroeg ook: «Hoe zorgen die 21 gemeenten voor een duidelijk
beeld van de groep dak- en thuislozen? Heb je dan een beeld van alle gemeenten?» Nou,
wij hebben de cijfers die die 21 aanleveren wel geëxtrapoleerd naar de andere. Tegelijkertijd
is het wel zo, zoals ik net aangaf, dat de G4 daar al bij zit, waar verreweg de meeste
dak- en thuislozen opgevangen worden. Er zitten ook nog veel andere grote gemeenten
bij die het als een heel groot probleem ervaren, zoals Eindhoven, Arnhem en Nijmegen,
waar heel veel dak- en thuislozen zijn. Die zitten al bij die 21. Dat gaf ons de vrijmoedigheid
om het verhaal te vertalen naar de andere gemeenten.
Voorzitter. Mevrouw Regterschot vraagt: kan de Staatssecretaris toezeggen voor het
zomerreces een brief te sturen met duidelijke afspraken? Daarbij wordt verwezen naar
de motie van haar en het lid Westerveld over een aanvullend plan met concrete en meetbare
afspraken. Ik ben hier net in antwoord op vragen van mevrouw Van den Berg al op ingegaan:
volgens mij zitten die in het plan. Daarop mag u ons afrekenen. We zullen in de reguliere
voortgangsrapportages terugkomen, bijvoorbeeld dit najaar, op wat de stand van zaken
is. Daarin moeten we ook verantwoording afleggen over hoe ver gemeenten zijn met het
zetten van stappen naar het realiseren van deze ambitieuze doelstellingen.
De voorzitter:
Uw laatste vraag, mevrouw Regterschot. Gaat uw gang.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ik verwees enerzijds inderdaad naar de motie die ik heb ingediend met collega Westerveld.
Aan de andere kant heb ik ook verwezen naar de woorden van de Staatssecretaris zelf.
Hij zei: wat mij betreft zijn het echt meetbare doelen over aantallen mensen die je
denkt te helpen of over termijnen waarbinnen je dat gaat realiseren. Op het moment
dat we een brief krijgen, met een soort van tussenrapportage of evaluatie of ik-weet-niet-hoe-het-heet,
zou ik het fijn vinden als u dan aan het begin de uitgangspositie neerzet. Dan kunnen
we ook kijken welke stappen er gezet zijn. Kunt u dat toezeggen? Dat is eigenlijk
mijn vraag.
Staatssecretaris Blokhuis:
Als ik mevrouw Regterschot goed begrijp, dan vindt zij dat er in de eerste voortgangsrapportage
begonnen moet worden met de vertrekpositie, waarna we daaraan relateren waar we staan.
Dat is prima.
De voorzitter:
Dat is een toezegging. De Staatssecretaris gaat verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Mevrouw Regterschot vroeg ook: is het een harde toezegging over die 10.000 woningen
en zijn er afspraken gemaakt met de Minister van Binnenlandse Zaken? Haar naam staat
onder de brief. Daar ben ik heel erg blij mee, want dat geeft haar commitment aan.
Het gaat overigens niet om 10.000 flexwoningen. Het gaat ook om reguliere woningen
die de corporaties opleveren of om de inzet van particulier vastgoed, waarnaar andere
woordvoerders vroegen, of om maatschappelijk vastgoed of om zorginstellingen die vastgoed
over hebben. Dus op allerlei manieren worden er stenen ingezet. Het is een harde afspraak,
en niet alleen op rijksniveau, met de Minister voor Wonen. Ook Aedes, als koepel van
de woningcorporaties, het collectief van gemeenten, de VNG, en alle gemeenten die
hierin het voortouw nemen, committeren zich aan dit aantal. Dat is in die zin een
harde toezegging. Daar mag op afgerekend worden.
Mevrouw Diertens vroeg – ik heb wel vragen van haar hier liggen – of we niet structureel
meer geld moeten inzetten. Die 200 miljoen is incidenteel, maar moet dat niet structureel
worden? Om te beginnen ontvangen de centrumgemeenten als collectief natuurlijk structureel
middelen voor de opvang van dak- en thuislozen. Dat is 385 miljoen euro per jaar.
Daar komt deze eenmalige inzet bij om ervoor te zorgen dat een groep mensen die nu
op een wachtlijst staat of in de opvang zit, terwijl ze gewoon kunnen wonen in een
zelfstandige woning of kamer, snel geholpen kan worden, met lichte vormen van begeleiding.
Hierdoor wordt het systeem van maatschappelijke opvang in diezelfde gemeente beter
betaalbaar. Dat is de bijvangst, oneerbiedig gezegd. Een plek in de maatschappelijke
opvang kost gauw € 30.000, € 40.000. De goedkope huur van een kamer of een woning
is een fractie daarvan. Als je daar de begeleiding op zet die nodig is, kom je nooit,
of niet heel snel aan die € 30.000, € 40.000. Daar zit een verschil tussen. Dat gaan
we trouwens nog inzichtelijker maken met een maatschappelijke kosten-batenanalyse,
om het ook aantrekkelijker te maken voor gemeenten. Deze eenmalige impuls moet ervoor
zorgen dat het dure systeem van maatschappelijke opvang enorm ontlast wordt. Het gesprek
over of er daarna nog extra middelen nodig zijn, wil ik met open vizier aangaan. Maar
ik hoop dat dit in ieder geval een heel belangrijke impuls is om over te stappen van
dure maatschappelijkeopvangplekken naar regulier wonen, met lichte begeleiding of
in sommige gevallen zelfs zonder begeleiding.
Voorzitter. Mevrouw Diertens vroeg ook: hoe ga je voorkomen dat mensen straks wel
een huis hebben maar geen passende begeleiding? In de plannen van de gemeenten staat
gewoon per gemeente aangegeven hoe ze begeleiding organiseren als mensen de overstap
maken naar een woning of een kamer, naar een woonplek. Daar gaan we de gemeenten ook
aan houden. Zij moeten er gewoon voor zorgen dat er passende begeleiding is. Sterker
nog, dat is ook de voorwaarde waaronder de corporaties en Binnenlandse Zaken akkoord
gingen met deze deal.
De voorzitter:
Uw laatste vraag, mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Die had ik bewaard. Dat maatwerk is natuurlijk heel erg belangrijk in dezen. Dat wil
ik graag relateren aan mijn vorige vragen, waarop u toezeggingen heeft gedaan over
voorrang voor zwangere moeders, moeders met kleine kinderen en zwerfjongeren. Hoe
krijgen die een specifieke plek? Naar mijn idee hebben ze extra aandacht en snelle
actie nodig.
Staatssecretaris Blokhuis:
Op deze vraag ga ik zeker in. Die zit verderop in mijn mapje, maar dan doe ik het
nu. Maar ik zou er zeker op in zijn gegaan. Terecht is er aandacht voor deze superkwetsbare
groep. Dit is helemaal een kwetsbare doelgroep, maar zwangere vrouwen of gezinnen
met kleine kinderen wil je niet in de opvang hebben. Als ze er al zitten, moet er
een passende plek voor zijn. Dat sluit wel naadloos aan bij onze aanpak. De gemeenten
hebben allemaal een plan ingediend – de andere ministeries staan daarachter – om de
opvang om te klappen van grote slaapzalen naar kleinere units, met een of twee bedden.
Dat zou deze groep al heel erg tegemoetkomen, want daarmee organiseer je ook meer
privacy voor die groep. Dat is dan als je uitgaat van de opvang. Een veel mooiere
stap is nog als je mensen kunt huisvesten. Dat is de dragende gedachte achter het
hele stuk, namelijk om niet alleen de opvang kleinschaliger te maken maar om die ook
af te bouwen, zodat mensen eerder een eigen woonplek hebben. Er is vorige week nog
zo veel informatie gekomen, maar in de brief die vorige week naar de Kamer is gegaan,
in reactie op bijvoorbeeld het rapport Wachtlijsten beschermd wonen, ga ik specifiek
in op deze groep. Die zullen we er zeker serieus bij betrekken. Dus het heeft alle
aandacht.
Voorzitter. Mevrouw Van den Berg vroeg: die 50 miljoen van Binnenlandse Zaken is toch
niet alleen voor dak- en thuislozen? Hoe wordt dat verdeeld? Zij slaat de spijker
op de kop. Dat is inderdaad voor een bredere groep, maar wel degelijk ook voor dak-
en thuislozen. In ons actieplan schrijven we dat alle gemeenten prestatieafspraken
moeten maken met de woningcorporaties, specifiek over dak- en thuislozen. Dat zal
gemeenten op de gedachte brengen dat ze zich juist voor die doelgroep extra moeten
inzetten om bijvoorbeeld grond voor een aantrekkelijke prijs te kunnen verkopen. Daarvoor
is die 50 miljoen deels bedoeld. Het is dus breder inzetbaar, maar een exacte verdeling
is er niet. Binnenlandse Zaken moet daar met name een klap op geven en aangeven hoe
dat exact wordt verdeeld, maar dat zal onder andere zijn op basis van prestatieafspraken
en concrete plannen van gemeenten.
Mevrouw Dik-Faber vroeg: hoe wil je voorkomen dat gemeenten onderling gaan kissebissen
over deze kwetsbare groep en dat zij nu weer gaan dimdammen over de opvang van dak-
en thuislozen? Uitgangspunt in de Wmo 2015 is landelijke toegankelijkheid. Het heeft
nogal wat moeite gekost om dat bij alle gemeenten goed tussen de oren te krijgen,
maar het is echt de bedoeling dat alle gemeenten een open deur hebben voor mensen
die daar aankloppen. Als het aan ons ligt, worden dak- en thuislozen niet alleen in
centrumgemeenten, maar in de hele regio gehuisvest. Dus de betrokkenheid van regiogemeenten
bij de uitwerking van deze plannen is onmisbaar.
Het Rijk zal alle regiogemeenten ondersteunen om plannen te maken. We willen ze helpen
om hiervoor goed beleid te formuleren. Ik ga persoonlijk graag in gesprek met wethouders
die zeggen: aan mijn lijf geen polonaise, geen prestatieafspraken met corporaties
voor dak- en thuislozen. Daar ga ik graag het gesprek over aan. Maar we faciliteren
het dat alle gemeenten daarvoor aan de lat staan en dat regiogemeenten hiervoor plannen
maken. Ik verwees er net al naar dat we gemeenten er financieel toe in staat stellen
om die plannen te maken vanuit die 200 miljoen.
Mevrouw Dik-Faber zei ook: door thuiswerken zijn er meer... Moet ik even stoppen,
voorzitter?
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber wil een vraag stellen, maar het lijkt me handig dat u eerst even
de antwoorden geeft op de vragen die zij heeft gesteld.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb hier nog zeventien vragen van mevrouw Dik-Faber. Maar dit is de laatste op
dit punt.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Blokhuis:
Als gevolg van thuiswerken ten gevolge van corona wordt er door bedrijven vastgoed
afgestoten. Komt er een nieuw programma voor transformatie? Het simpele antwoord is
«ja». Op alle manieren wordt er bekeken hoe de transformatie handen en voeten kan
worden gegeven door de transformatiefaciliteit, het Expertteam Woningbouw et cetera.
Daar is volop aandacht voor.
De voorzitter:
Dan ga ik nu naar mevrouw Dik-Faber, denk ik. Ja, ga uw gang. Uw laatste vraag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil toch nog even doorvragen over die prestatieafspraken die gemeenten gaan maken
met woningcorporaties et cetera. De rijksoverheid maakt het mogelijk door expertise
en geld beschikbaar te stellen. Woningcorporaties hebben de bereidheid uitgesproken
om woningen te realiseren. Er is ook geld voor begeleiding, wat weer een voorwaarde
is voor de woningcorporaties om de woningen te kunnen realiseren. Het is een heel
samenspel van actoren en iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Als één partij
dat niet doet, stort het in. Het is een beetje een beladen woord geworden in dit debat,
maar toch: heeft BZK nou toch een bepaalde doorzettingskracht als op één locatie een
gemeente achterblijft? Ik weet niet of ik deze Staatssecretaris moet aanspreken of
Minister Ollongren, maar wat gebeurt er als ergens die prestatieafspraken niet van
de grond komen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Hier wreekt zich het feit dat mijn collega's van Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken
er niet bij zitten. Die vraag gaan we natuurlijk beantwoorden, maar mag dat schriftelijk?
Want dit is echt een vraag die op het bordje ligt van Binnenlandse Zaken.
De voorzitter:
Dan vervolgt u uw betoog. Ik neem aan dat dit lukt voor de zomer?
Staatssecretaris Blokhuis:
Het betoog?
De voorzitter:
Ja, het betoog dat mag ik hopen. Nee, ik bedoel de reactie die u net toezegt.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ja, die komt voor de zomer.
Mevrouw Sazias heeft gevraagd: hoe kun je borgen dat gemeenten genoeg begeleidwonenplekken
creëren? Ik ben daar volgens mij impliciet bij de beantwoording van andere vragen
op ingegaan. Elk van de gemeenten heeft een uitgewerkt plan ingediend, wat mij vertrouwen
geeft dat zij daar ook serieus werk van maken. Juist in gesprek met de woningcorporaties
zeggen zij: wij willen een deel van het contingent reserveren voor dak- en thuislozen
en wij zorgen voor de begeleiding. Dat past ook bij de plannen die zij hebben ingediend.
Dat is niet een 100%-garantie dat het gaat gebeuren, maar zij gaan wel dat commitment
aan.
Hoe dwing je gemeenten om plannen waar te maken? Dat vraagt de heer Van Gerven. Het
is eigenlijk een vraag met dezelfde strekking als die van mevrouw Sazias. Ik wil wel
benadrukken dat ik alle lof heb voor de wethouders, de lokale bestuurders. Ik heb
vorige week een virtuele oploop met ze gehad. Zij zijn stuk voor stuk zeer gedreven
om hier een succes van te maken en om, net als tien jaar geleden, een heel grote slag
te slaan in het terugbrengen van het aantal dak- en thuislozen. Het grote verschil
met toen is dat wij nu als extra doel hebben: de opvang moet kleiner en meer mensen
moeten in reguliere huisvesting.
De heer Van Gerven had een brede vraag, waar ik misschien mee had moeten beginnen.
Hij zegt: dak- en thuisloosheid stijgt al jaren, hoe kun je die trend keren? Ik denk
door de drie maatregelen, de drie hoofddoelen, die we in onze brief opschrijven. Preventie,
zo snel mogelijk signaleren als mensen in de problemen komen, bijvoorbeeld huurachterstanden.
Daar laat Sociale Zaken een heel instrumentarium op los. In de tweede plaats de opvang
zo kort mogelijk laten zijn en ook kleinschaliger. En in de derde plaats echt inzetten
op wonen met begeleiding en voor dat alles voldoende middelen beschikbaar stellen.
Voorzitter. Dat was het eerste blokje. Dan ga ik over op jongeren, het jongerenverhaal.
Dat heeft natuurlijk alles te maken met het eerste blokje, want jongeren vallen net
zo goed onder het brede plan dat we nu gepresenteerd hebben. De heer Renkema vroeg:
wat gaat de Staatssecretaris doen met het lhbti-rapport over dak- en thuisloze jongeren?
Ik denk dat de heer Renkema concreet verwijst naar het rapport over de verkenning
door Movisie, die ik heb laten uitvoeren. Daarin geeft Movisie een aantal aanbevelingen.
Ze zeggen bijvoorbeeld: je moet kleinschalige woonunits organiseren voor deze jongeren,
dat ze zich veilig kunnen voelen. Bij de professionals moet er meer aandacht worden
besteed aan opleiding en training voor deze specifieke groep. Ik zeg «specifieke groep»,
maar het zijn er veel. Het is een belangrijke groep. Ook moet de mogelijkheid tot
lotgenotencontact worden versterkt.
Die drie belangrijke elementen of aanbevelingen wil ik gaan bespreken met de betrokken
organisaties. Dat gesprek vindt op korte termijn plaats. Bijvoorbeeld ten aanzien
van het trainen van professionals: hoe kun je meer sensitiviteit met deze doelgroep
organiseren? Het uitgangspunt dat wij in dat plan hebben – zo klein mogelijke woonunits
en het liefst zelfstandig wonen – sluit perfect aan bij de betreffende aanbeveling
van Movisie. Het wordt dus nog wel vervolgd, maar de belangrijkste ingrediënten zitten
in het plan volgens mij.
De heer Renkema vroeg ook of ik de zwakke inkomenspositie van jongeren onder de aandacht
ga brengen van de nieuwe Staatssecretaris van Sociale Zaken. Ja, dat gaat deel uitmaken
van ons kennismakingsgesprek. Maar Sociale Zaken doet natuurlijk al heel veel om schuldhulpverlening
breed vorm te geven et cetera. Wat ik hierbij wel heel belangrijk vind om te onderstrepen,
is dat de huidige Participatiewet gemeenten heel veel instrumenten heeft om jongeren
in een kwetsbare inkomenspositie te helpen, binnen de marges van de wet en van het
stelsel. Als je het hebt over de kostendelersnorm of de wachttijd of de hoogte van
de bijstand: op elk van die onderdelen mogen gemeenten maatwerk bieden. Ik zit daar
ook voortdurend aandacht voor te vragen. Ik kom bij grote gemeenten waar ze dat nog
niet weten. Bizar, maar daar vraag ik voortdurend aandacht voor en we gaan dat ook
breder borgen door volop inzet van Divosa. Divosa gaat gemeenten en regio's volop
instrueren welke mogelijkheden er zijn om jongeren adequaat te ondersteunen. Het mooie
is dat gemeenten eigenlijk op basis van een hele simpele businesscase moeten kunnen
uitrekenen: o, als ik die bijstandsuitkering ietsje opplus, zodat die jongere de huur
kan betalen, dan bespaar ik daar zo veel zorgkosten mee dat ik die jongere gelukkig
maak, terwijl ik het voor de gemeente ook betaalbaarder maak. Naar dat verhaal willen
wij toe, en daar zit Divosa bovenop.
Mevrouw Dik-Faber vroeg: moet je niet een modelverordening voor de kostendelersnorm
toepassen voor gemeenten? Eigenlijk ben ik daarop ingegaan in het antwoord dat ik
gaf op hoe Divosa hierin gaat opereren, hoe wij gemeenten via de route van Divosa
laten zien welke ruimte er is om die kostendelersnorm buiten toepassing te verklaren
als je daklozen wilt helpen. Los daarvan is de huidige Staatssecretaris van Sociale
Zaken nog volop bezig met de uitvoering van de betreffende motie. Wat zijn de gevolgen
van de kostendelersnorm? Dat product verschijnt ook rond de zomer. Dat staat ook in
de brief met onze aanpak.
Mevrouw Diertens heeft gevraagd hoe het staat met de voortgang van het verminderen
van regels die in de weg staan. Ik heb die vraag impliciet al beantwoord in de beantwoording
van de heer Renkema en mevrouw Dik-Faber. Zij kijken hoe ze binnen de bestaande wettelijke
kaders zo veel mogelijk ruimte hebben om jongeren te helpen. Nogmaals, we zetten Divosa
er volop voor in om gemeenten daar zo gericht mogelijk te instrueren.
Mevrouw Diertens vroeg ook hoe we voorkomen dat 18-plussers zonder hulp van ouders
tussen wal en schip vallen. «Maatwerk is vereist», zei zij, en dat is natuurlijk ook
zo. Daarvoor geldt dan bijvoorbeeld ook dat die bijstandsnorm echt heel laag is, € 255
per maand. Een gemeente mag die opplussen om jongeren te helpen, als dat nodig is.
Dat moet je niet in alle situaties doen, maar het mag als het nodig is om jongeren
te helpen en om zware zorgvragen te voorkomen. Hetzelfde verhaal: Divosa zal gemeenten
zeer zorgvuldig instructies geven welke mogelijkheden ze binnen de marges van de wet
hebben.
Het derde blokje gaat over doordecentraliseren. De heer Renkema vroeg hoe je de voorgenomen
doordecentralisatie van beschermd wonen in relatie tot dit plan moet zien. Die doordecentralisering
wordt al jarenlang heel breed gesteund met dat plan van de commissie-Dannenberg, omdat
we daarmee ook alle gemeenten willen laten meedoen in deze belangrijke taak. We willen
die verantwoordelijkheid daar neerleggen. Dus alle gemeenten voelen zich meer genoodzaakt
om hun verantwoordelijkheid te pakken. Wij zijn ervan overtuigd dat het ook van invloed
zal zijn op het aantal dak- en thuislozen. Ik ga er dus in principe wel mee verder,
zeker in het licht van het feit dat een expertgroep van de gemeenten zelf heeft gezegd
dat men dat pad wil voortzetten.
Ik voeg daar wel aan toe dat de doordecentralisatie niet betekent dat alle middelen
in één keer naar de regiogemeenten gaan. Dat gaat gefaseerd in een periode van tien
jaar. Er is sprake van een langzame afbouw. En de bestaande cliënten blijven onder
verantwoordelijkheid van de centrumgemeente. Het is dus een hele zachte landing naar
de regiogemeenten. Mijn advies aan alle regio's is: stop dat geld voor die mensen
in één pot en help ze allemaal.
Mevrouw Kuiken vroeg: moet niet pas doorgedecentraliseerd worden als aan alle randvoorwaarden
is voldaan? Dat heeft het expertiseteam van de gemeenten ook als advies opgeschreven,
maar die zitten zelf nog wel in de stand dat zij denken dat daarvoor alle lichten
op groen staan. In het kader van de motie-Kerstens wordt in het najaar hierover de
balans opgemaakt. Eventjes nog een reminder: de commissie-Dannenberg zei dat je al
2016 met die doordecentralisatie zou moeten starten. We zitten nu op 2022 met een
hele langzame landing, maar we gaan dat heel zorgvuldig doen, want volgens mij is
niemand erop uit om daar brokken mee te maken.
Mevrouw Dik-Faber vroeg: wil de Staatssecretaris toezeggen dat er in verband met die
doordecentralisatie een uitvoeringstoets naar de gevolgen wordt gedaan? Volgens mij
is een aparte uitvoeringstoets niet nodig. Van belang is daarbij dat we bij beschermd
wonen het woonplaatsbeginsel gaan toepassen, net zoals we dat bij de jeugd doen. Dat
was mijn voorstel, maar de gemeenten hebben dat omarmd. Dat betekent dat als een gemeente
zegt «ik heb hier een cliënt beschermd wonen, ik kan hem niet kwijt, kan hij niet
in gemeente x, y of z?», de gemeente die deze cliënt heeft en overdraagt aan een andere
gemeente, de eerste jaren financieel verantwoordelijk is. Daarmee denken wij het goed
geborgd te hebben. Dat wordt dus met een breed draagvlak bij de gemeenten ingevoerd.
Daarmee denken we dat het niet nodig is om er een aparte uitvoeringstoets naast te
zetten.
Voorzitter. Het laatste blokje betreft de overige vragen. Dat zijn er maar een paar.
Mevrouw Agema, mevrouw Dik-Faber en de heer Van Gerven vroegen: hoe zit het met de
huisuitzettingen? Moet je dat ruimhartige regime niet ook blijven volgen na de coronacrisis?
Volgens mij hebben we in de brief heel duidelijk geschreven dat we huisuitzettingen
ten gevolge van betalingsachterstanden tot een absoluut minimum willen beperken. Dat
zijn geen loze woorden, we gaan daarbij alles op alles zetten, bijvoorbeeld via wetgeving
waardoor gemeenten verplicht worden om mensen met huurachterstanden een aanbod te
doen voor schuldhulpverlening. De Minister van Wonen gaat hier formeel over, maar
het kabinet spreekt met één mond. De Minister zegt: als je de betaling overneemt,
bijvoorbeeld door loonbeslag of anderszins, dan kan dat leiden tot ongewenst gedrag.
Dan zouden mensen kunnen zeggen: jongens, wat ik ook doe, welke rekening ik nou wel
of niet betaal, ik blijf hier wonen. Er moet dus wel iets van een prikkel in zitten.
Maar de prikkel naar de financiers, naar de gemeenten, is optimaal: huisuitzettingen
ten gevolge van betalingsachterstanden tot een minimum beperken.
Voorzitter. De heer Van Gerven vroeg: hoe gaan we ervoor zorgen dat maatschappelijke
problemen voorkomen worden, ondanks bezuinigingen van gemeenten op onderdelen in het
sociaal domein? In het kader van corona wordt er heel breed extra geïnvesteerd in
het sociaal domein. Daarbij kijken we niet op een dubbeltje. Er is voor de Wmo 144
miljoen beschikbaar gesteld voor gemeenten om mensen met een extra zorgvraag hulp
te bieden. Van die 144 miljoen gaat 91 miljoen naar de maatschappelijke opvang. Gemeenten
zullen ingewikkelde keuzes moeten maken. Ik vind het belangrijk om te kijken wat we
kunnen doen om maatschappelijke problemen te voorkomen. De Tijdelijke Werkgroep Sociale
Impact van de Coronacrisis, die zoals u weet onder leiding van Femke Halsema staat,
heeft een aantal aanbevelingen gedaan. De Minister van VWS en ik zijn met de werkgroep
in gesprek. Aanvullend wil ik daarbij zeggen dat de 200 miljoen uit het pakket dat
we hebben afgesproken en de 50 miljoen van Binnenlandse Zaken er ook aan moeten bijdragen
dat we de kwetsbare groep waar we het onder dit agendapunt over hebben, optimaal helpen.
Voorzitter. De laatste vraag is van mevrouw Agema: hoe duidt u de toenemende cijfers
van overlast door dak- en thuisloze mensen? We hebben de branchevereniging Valente,
de nieuwe koepelorganisatie, gevraagd of zij de cijfers kon duiden. Zij geeft aan
dat een deel van de dak- en thuisloze mensen als gevolg van de coronacrisis minder
plek had om overdag te verblijven. Dat is heel wrang. We zeggen tegen iedereen «blijf
binnen», maar voor een deel van de mensen was er geen adequate dagopvang. De bibliotheken
en de inloophuizen waren dicht. Veel mensen zijn wel 24 uur opgevangen of een substantieel
deel van de dag, maar voor een deel was dat heel moeilijk of niet te organiseren door
gemeenten. Dat leidt tot een toename van de overlast. We blijven monitoren of de overlast
als gevolg daarvan weer afneemt. In ons plan is het ons uitgangspunt om mensen 24
uur zorg te bieden, ook in de dagopvang.
Dat waren mijn antwoorden, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik over tot de tweede termijn. Ik ga er tenminste van uit dat u
daar behoefte aan heeft. Ik wil beginnen bij mevrouw Van den Berg.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter, mag ik twee tellen voor een sanitaire stop? Anders ga ik niet serieus
luisteren.
De voorzitter:
Volgens mij is daar steun voor. Gaat uw gang.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef voor de tweede termijn graag als eerste het woord aan mevrouw Van den Berg.
Gaat uw gang.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de antwoorden van de Staatssecretaris, maar ik ben
daar toch niet helemaal tevreden mee. Ik wil dus graag een VAO aanvragen, en dan ook
nog wel graag voor het zomerreces.
Voorzitter. De Staatssecretaris heeft gezegd dat hij nog met een brief komt over personen
met verward gedrag. Kan hij toch nog wat nader ingaan op de rol van de GGD daarin,
temeer daar hij zelf naar voren brengt dat hij het eigenlijk wel logisch zou vinden
als de GGD daarin leading zou zijn, en aangeven welke mogelijkheden hij dan wel heeft?
Het tweede verzoek dat ik heb, is het volgende. De Staatssecretaris gaf aan dat hij
gebonden is aan het regeerakkoord en dus geen stelselwijziging kan doen. Maar binnen
het stelsel is volgens mij heel veel mogelijk. Ik kijk alleen maar naar de aanpassing
van de Wet toetreding zorgaanbieders. Daarin is op voorstel van het CDA gerealiseerd
dat er nu verplicht overleg moet zijn met de regio bij wijziging van de acute zorg.
Zou de Staatssecretaris eens willen kijken naar de Wet marktordening gezondheidszorg
en ons voor het VAO een brief willen toesturen met de mogelijkheden die er wel zijn?
Verder gaf de Staatssecretaris aan dat hij met GGNet ging kijken hoe ook anderen een
evaluatie kunnen uitvoeren van de diagnoses. Kan hij ons daar een brief over toezeggen?
Voorzitter, mijn laatste punt. Het kan zijn dat wij wat hebben gemist, maar ik heb
ongeveer anderhalf jaar geleden gevraagd om aanpassing van de Krankzinnigenwet uit
1884 in het Caribisch gebied. Bij mijn weten is dat nog steeds niet gebeurd. Ik zou
het toch gênant vinden als we dat niet hebben afgerond voor de beëindiging van deze
kabinetsperiode.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Regterschot. Gaat uw gang.
Mevrouw Regterschot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook namens de VVD dank voor de toezeggingen die de Staatssecretaris
heeft gedaan in reactie op een aantal vragen van mijn kant. Ik zou graag nog even
een aanvullende vraag willen stellen over psychodiagnostisch werkenden. Is het ook
mogelijk om in het gesprek dat deze week plaatsvindt duidelijker hun positie in de
keten te bespreken? We hebben daar nu toch wel een belangrijk punt te pakken, namelijk
dat op de diagnostiek echt wel wat winst te behalen valt. Ik zou graag een terugkoppeling
krijgen van dat gesprek in een korte brief.
Ik blijf met de vraag zitten over het aantal illegalen dat mogelijk oneigenlijk gebruikmaakt
van de opvang. Daar heb ik vandaag ook geen antwoord op gehad. Maar het overleg van
vandaag laat zien dat vier separate onderwerpen eigenlijk veel meer tijd verdienen
dan we hier vandaag hadden om ze met elkaar te bespreken. Nadat we al die brieven
ontvangen hebben die we nu toegezegd krijgen, is het dus goed om in het najaar weer
in separate AO's verder te praten, denk ik.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu het woord aan de heer Renkema. Gaat uw gang.
De heer Renkema (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik zal het kort houden. Ik wil toch nog één keer de vergelijking
maken met de Wet publieke gezondheid, waarin is vastgelegd wat te doen bij de komst
van een infectieziekte in Nederland. Die wet zegt: als er zo'n gezondheidscrisis ontstaat,
moet er worden ingegrepen, en wel centraal. Ik blijf erbij – kijk naar de wachtlijsten
– dat ook de ggz te maken heeft met zo'n gezondheidscrisis. Die vraagt wat mij betreft
ook om centrale regie. De Staatssecretaris zoekt het nog steeds in vrij zachte sturing,
met regiotafels en stuurgroepen, maar echt ingrijpen doet hij niet, nog niet, nog
steeds niet. Dat vind ik jammer.
Bij de beantwoording van de vragen over de dak- en thuislozenzorg viel mij ook wel
op dat de Staatssecretaris daar eigenlijk veel steviger taal gebruikt, ook richting
gemeenten. Hij zegt: ik wil dat het wordt opgelost. In het eerste deel van het debat,
over de ggz, gebeurde dat eigenlijk niet.
Ik heb nog twee vragen. Is de Staatssecretaris bereid om in de notitie zorglandschap
die hij heeft aangekondigd meerdere scenario's wat betreft de inrichting, hervorming
of herordening van het ggz-stelsel op te nemen, inclusief de optie van een duidelijke
regierol voor VWS?
Tot slot nog heel kort de gz-psychologen. Er is iets gezegd over het aantal instellingen
dat aanvragen heeft gedaan. Ik heb begrepen dat er dit jaar 212 opleidingsplekken
minder zijn dan vorig jaar. Dat verbaast mij. 550 mensen die een aanvraag hebben gedaan,
zijn afgewezen. Dat heeft alles te maken met de ramingen van het capaciteitsorgaan.
Daar wil ik toch nog iets meer over horen, want ik vind het belangrijk dat het amendement
in de begroting leidt tot daadwerkelijk meer gz-psychologen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Agema. Gaat uw gang.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden. Die vond
ik buitengewoon teleurstellend als het gaat om het onderzoek van GGNet. In dit geval
had bijna de helft van de patiënten een verkeerde of verouderde diagnose. Sommige
mensen kregen wel 25 medicijnen, terwijl ze er maar 8 nodig hadden. Vier op de tien
kon zelfstandig wonen in plaats van op een instelling. Daaraan zie je dat er iets
heel ernstigs aan de hand is. En dan vragen een heel aantal partijen hier in de Tweede
Kamer om een landelijke uitrol, en dan zegt de Staatssecretaris eigenlijk: ja, ik
kan niet veel meer dan met aanbieders gaan praten. Dat komt er bij mij echt niet in.
Ik vraag me af wie er in dit land de eindverantwoordelijke is voor het welzijn van
deze mensen, want ik dacht toch echt dat het deze Staatssecretaris was, met de ggz
in z'n portefeuille. Hij moet toch iets van handvatten kunnen geven? Hij kan toch
zeggen: maar hier gaat het om het welzijn van mensen die onterecht, misschien wel
met de Wet zorg en dwang, dwangzorg krijgen en die misschien wel onder dwang medicatie
krijgen, namens de Staat. Er moet dus iets meer mogelijk zijn dan «ik ga met de aanbieders
praten». Ik vind dit echt teleurstellend en heel heftig.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber. Gaat uw gang.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Mede namens de SGP wil ik de Staatssecretaris bedanken voor
de antwoorden die gegeven zijn.
We krijgen nog nadere informatie over 113 suïcidepreventie. Dat vond ik een mooie
toezegging.
Ik heb ook van de Staatssecretaris begrepen dat hij fors gaat inzetten op preventie
als het gaat om de ggz. Dat heb ik hier dus ook even onderstreept.
Ik had nog een vraag over de afbouw van de maatschappelijke opvang en de opbouw van
begeleiding. Komt er daarvoor ook een meerjarige transitiestrategie?
Qua huisuitzettingen vind ik het eerlijk gezegd toch nog wel vrij mager. Er is een
motie van GroenLinks en de ChristenUnie op dit punt aangenomen. Ik zal hier ook verder
het debat over voeren met de Minister van BZK. Ik hoor dat er alternatieven zijn,
maar dat die niet overwogen worden omdat er verkeerde prikkels kunnen ontstaan: mensen
zouden achterover kunnen leunen en de huur niet betalen, bij wijze van spreken. Dat
vind ik heel erg gedacht vanuit wantrouwen vanuit de overheid naar de burgers toe.
Er moet toch iets te bedenken zijn, zou ik willen zeggen.
Verder hebben de gemeenten de mogelijkheid voor maatwerk, bijvoorbeeld richting jongeren
en met de kostendelersnorm. Divosa gaat aan de slag. Maar wanneer zien we de resultaten
daarvan? Want het alternatief is natuurlijk dat het Rijk het gewoon structureel gaat
organiseren. Dan moeten alle gemeenten het doen. Ik denk dat ik daarvoor nu niet de
handen op elkaar kan krijgen, maar wanneer zien we de resultaten van Divosa?
Voorzitter, ik zie dat u een beetje zenuwachtig wordt, dus ik hou het hierbij. Dank
u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ons leven staat stil. Dat is wat er feitelijk gebeurt op het
moment dat je ggz-zorg nodig hebt en die niet krijgt. Dan vraag ik me af: zijn we
in dit debat wat opgeschoten? Nou, ik geloof van niet. Er komt namelijk geen doorzettingsmacht,
want dat mag volgens de Staatssecretaris niet van het regeerakkoord. Een landelijke
uitrol van een zeer gedegen en belangrijk onderzoek van GGNet is ingewikkeld. De wachtlijsten
blijven oplopen. PsyQ in Den Haag valt om, en dan wordt er gezegd: we moeten wel zorgen
voor een zachte landing. Dat hebben we ook gezien bij Pluryn in de jeugdzorg. Daarbij
wachten ouders van kinderen nu nog steeds, al maanden, op vervangende plekken. We
accepteren in dit zorgsysteem dat er bedrijven omvallen. Het zijn bedrijven, geen
zorginstellingen. Het zijn gewoon bedrijven die geld moeten verdienen, en die vallen
op een bepaalde manier om. Ik vind het dus een teleurstellend debat.
Dat punt over 113 suïcide noteer ik dan wel. Maar goed, mevrouw Van den Berg heeft
al een VAO aangevraagd. We gaan met een aantal moties maar kijken of we iets kunnen
doen rondom die doorzettingsmacht, want ik vind dit niet acceptabel. En als ik dan
naar mevrouw Regterschot kijk en ik hoor dat we in het najaar wel weer verder kijken
in een volgende rapportage, dan getuigt dat niet van heel veel daadkracht. Ik denk
dus dat we ons gezamenlijk moeten beraden om te kijken waar we als commissie op uit
kunnen komen.
Dank u wel, voorzitter. Ik moet helaas weg. Dat is niet uit minachting, maar dat is
omdat ik nog andere verplichtingen heb.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Gerven. Gaat uw gang.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik aan de Staatssecretaris de vraag gesteld
hoe hij of het kabinet gaat voorkomen dat de rekening van de coronacrisis opnieuw
betaald gaat worden door de mensen die het minste hebben. Die vraag is natuurlijk
heel prangend als het gaat over dak- en thuislozen, een onderwerp waar we het hier
ook over hebben. Om te voorkomen dat die rekening bij de dak- en thuislozen komt te
liggen, is het ontzettend belangrijk wat voor mogelijkheden de gemeente als lokaal
bestuur heeft om te voorkomen dat dit inderdaad gebeurt. De Staatssecretaris zegt
dat er met het hele coronapakket in totaal volgens mij 566 miljoen naar de gemeenten
gaat, waaronder het gedeelte waar we het nu over hebben. Maar ik wil de Staatssecretaris
vragen of dat wel afdoende is. En is hij bereid om de gemeenten toch de mogelijkheden
te geven die nodig zijn om de coronacrisis effectief het hoofd te kunnen bieden en
het schild te kunnen vormen voor degenen in de samenleving die het hardst getroffen
worden?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Diertens. Gaat uw gang.
Mevrouw Diertens (D66):
Ook ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik wil toch nog iets zeggen
over de vele fouten die gemaakt worden in het diagnosticeren. Ik kan me herinneren
dat we het in het eerste debat in 2017 hebben gehad over de Finse methode Open dialogue,
waarvoor ook in Eindhoven een experiment plaatsvond, waarbij juist simpeler, sneller
en adequater directe hulp geboden wordt en waarbij zelfs het werkplezier van hulpverleners
en het plezier van de mensen die hulp ervaren, gewoon met sprongen vooruitgaan en
mensen sneller weer aan hun eigen arbeidsproces of school kunnen gaan deelnemen. Misschien
moeten we dus wel gaan kijken naar wat minder diagnosticeren en labelen. Dat geef
ik in overweging.
Ik ben blij met de toezegging dat we een preventievisie krijgen en dat ook bewegen
daarbij wordt meegenomen. Ik vraag me af wat de toekomst precies is als we een tweede
golf krijgen. Ik sluit me aan bij de vraag hoe we er dan directer op kunnen sturen
dat mensen niet in de kou blijven staan, want dat is de afgelopen tijd helaas ook
gebeurd.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot is het woord aan mevrouw Sazias. Gaat uw gang.
Mevrouw Sazias (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. Ik kan me goed voorstellen dat een aantal collega's teleurgesteld
zijn. Dat ben ik eerlijk gezegd ook. We wachten op een rapport van de Stuurgroep Wachttijden,
we wachten op het plan van de regiotafels, de wachten op het plan van de VNG over
de huisvesting, we wachten op de contourennota. Er moet gewoon iets gebeuren. Wat
dat betreft zijn die doorzettingsmacht en die regie hard nodig.
Ik gebruik mijn tweede termijn ook om twee vragen die ik in de eerste termijn heb
gesteld maar waar geen duidelijk antwoord op kwam, opnieuw te stellen. Ik had het
over het aanbod: wat als er onvoldoende aanbod is? Daarmee bedoel ik niet aanbod van
huisvesting, maar aanbod van behandelopties voor mensen die veel multiproblemen hebben
en waar dan niet het behandelaanbod voor is. Gaat u dat dan organiseren? Dat was mijn
vraag in de eerste termijn.
Een andere vraag die ik ook heb gesteld, betreft de suïcidepreventie. In de brief
heeft u het over een verdubbeling in de nacht bij suïcidepreventie. Nu zit er 's nachts
vaak één persoon bij de telefoon. Ik zal mijn vraag specifiek maken: vindt de Staatssecretaris
twee mensen aan de telefoon bij 113 voldoende?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van de tweede termijn van
de zijde van de Kamer. Ik geef de Staatssecretaris graag de gelegenheid om de nog
gestelde vragen te beantwoorden. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik heb dertien vragen genoteerd en ik wil even terugkomen op twee punten
uit de eerste termijn waarvan ik heb gezegd dat ik u daar nog over zou informeren.
Ik denk dat ik u daar nu nader over kan informeren. De eerste vraag was van mevrouw
Van den Berg over personen met verward gedrag en de rol van de GGD. Ik zou de Kamer
informeren over de bredere stand van zaken. Ik zeg graag toe dat ik de GGD-rol daarin
meeneem. Dat is dus een toezegging.
Er is door verschillende woordvoerders opgemerkt – daar waren geen vragen over – dat
je meer kan doen binnen het stelsel. Daar wijst mevrouw Van den Berg ook op en daar
gaan we het in het VAO vast verder over hebben. Mijn idee is: ik krijg eind deze maand
een rapportage van de stuurgroep en op basis daarvan wil ik aan het werk gaan. Misschien
komen die twee beelden – de gedachte die de Kamer heeft en de gedachte die ik daarbij
heb – bij elkaar. Maar ik denk dat dat afhangt van de timing van het VAO.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Begrijp ik het goed van de Staatssecretaris dat hij niet bereid is om een brief te
schrijven over de mogelijkheden binnen de Wet marktordening gezondheidszorg?
Staatssecretaris Blokhuis:
O, sorry. Als dat de concrete vraag is, ben ik daar natuurlijk toe bereid. Volgens
mij wilt u die brief hebben voor het VAO, maar dan moet het VAO niet morgen zijn.
De voorzitter:
Nee, dat zal niet morgen zijn. Dat zal op z'n vroegst volgende week zijn, wellicht
een week later.
De heer Renkema (GroenLinks):
Ik wil hier toch nog een vraag over stellen. We hebben het vrij uitgebreid over die
stuurgroep gehad. Nu zegt u dat u voor de zomer de resultaten van die analyse krijgt:
waarom gaat het bij bepaalde behandelcategorieën helemaal niet goed? Wanneer krijgen
wij als Kamer die analyse? En krijgen we daarbij ook een appreciatie van de Staatssecretaris
van die analyse, waarbij hij ook zegt dat hij wat er ligt, voldoende of goed vindt
of dat dat hem teleurstelt en dat hij in plaats daarvan dit, dit en dit gaat doen?
Zo'n soort brief heb ik wel op korte termijn nodig.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat laatste sowieso. Dat verslag van de stuurgroep kunnen we naar de Kamer sturen
en daar zou ik ook een duiding aan willen koppelen, want anders is het een losse flodder.
Daarom vind ik de timing een beetje spannend voor wat ik wil gaan doen of voor datgene
waarvan de Kamer in de motie zegt dat ik dat moet gaan doen. Maar als de Kamer zegt
«We gaan je eerder via moties een bepaalde kant op duwen», is dat prima.
De voorzitter:
Ik kom zo bij u, meneer Renkema. Ik haal het lijstje van de toezeggingen er even bij.
De Staatssecretaris heeft in de eerste termijn aangegeven: na ontvangst van de tussenrapportage
eind juni. Die termijn is dus al wel genoemd.
De heer Renkema (GroenLinks):
Dat is precies het punt, want ik denk dat dit iets is voor ons als commissie en mogelijk
ook voor de planning van de plenaire vergadering. Het lijkt mij zinvoller dat er een
VAO is nadat we die brief hebben gekregen dan andersom. Maar goed, ik denk dat we
dat hier niet kunnen oplossen.
Staatssecretaris Blokhuis:
We zullen alles op alles zetten om u die informatie te geven, met ook het antwoord
op de vraag van mevrouw Van den Berg om de behandelopties aan te geven die er zijn
én een duiding van die brief. Dan hebben we dat pakketje. Dat zou een mooi ingrediënt
zijn om het debat plenair af te ronden. Ik ga dus alles op alles zetten om dat zo
snel mogelijk te doen, maar ik weet niet precies wanneer dat rapport van de stuurgroep
wordt opgeleverd. Ik hou de Kamer natuurlijk aangelijnd. Als dat iets later wordt
dan gepland, moet er waarschijnlijk eerder een VAO komen, maar laten we daar contact
over houden.
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt.
Staatssecretaris Blokhuis:
Aan de diagnoses zijn heel veel woorden gewijd. Ik ga ook een brief naar de Kamer
sturen over wat er mogelijk is met het verder uitrollen van een diagnoseaanpak zoals
die van GGNet. Ik wil daar nog wel aan koppelen dat op basis van de bestaande richtlijn
– maar goed, daar was ook kritiek op – door de IGJ wordt getoetst of aanbieders voldoen
aan die richtlijn. Daarin staan bepaalde zaken, bijvoorbeeld dat iemand die langdurig
medicatiegebruik heeft, opnieuw moet worden geïndiceerd. Daar toetst de IGJ dus al
op. Het is dus niet zo dat er helemaal niks gebeurt, maar ik zal in de brief breder
aangeven wat de mogelijkheden en de onmogelijkheden zijn.
Voorzitter. Dan de vraag van mevrouw Van den Berg over de BES-eilanden en de Krankzinningenwet;
dat klinkt inderdaad redelijk archaïsch. Moet die worden veranderd? Het is een feit
dat op die drie eilanden nauwelijks sprake is van dwangmaatregelen. Dat doet de vraag
rijzen of je dan de wetgeving moet aanpassen. Ik wil mevrouw Van den Berg wel beloven
dat ik er een verkenning naar wil doen of dat opportuun is en wat de winst daarvan
is ten opzichte van het in stand houden van die wet. Ik denk niet dat we de hele systematiek
van de Wet verplichte ggz en de Wet zorg en dwang erop gaan loslaten. Ik wil dus wel
een verkenning doen naar de meerwaarde van het vervangen van de Krankzinningenwet
op de BES-eilanden door een nieuwere wetgeving.
De voorzitter:
En wanneer kunt u die verkenning doen?
Staatssecretaris Blokhuis:
Het wordt een heel pakketje, maar volgens mij moet dat ook voor de zomer kunnen. Ja,
voor het zomerreces.
De voorzitter:
Dat lijkt me voldoende. Ja.
Staatssecretaris Blokhuis:
Mevrouw Regterschot heeft in ieder geval twee vragen gesteld, maar ik heb de laatste
zo snel niet kunnen horen. Zij stelde in ieder geval een vraag over de positie van
illegalen. Zij heeft zelf met de heer El Yassini een motie ingediend. Die ging volgens
mij niet per se over illegalen, maar over mensen die niet rechthebbend zijn. Dat is
dus een nog bredere groep, met bijvoorbeeld ook Oost-Europeanen. KPMG heeft uitvraag
gedaan hoe gemeenten daarmee omgaan. Uit de eerste uitvraag van KPMG blijkt dat gemeenten
niet altijd een onderscheid maken naar verschillende groepen, maar bijvoorbeeld een
gemeente als Amsterdam doet dat wel heel strikt. In de volgende voortgangsrapportage
aan de Kamer, dit najaar, hoop ik expliciet in te gaan op de vraag hoe wij met deze
doelgroepen omgaan.
Bij de volgende vraag van mevrouw Regterschot heb ik wel een streepje gezet, maar
geen vraag opgeschreven. Vindt u het heel erg, voorzitter, als ik mevrouw Regterschot
vraag om die vraag te herhalen?
Mevrouw Regterschot (VVD):
Ik denk dat die misschien al zat in het diagnosticeren. Het gaat erom de positie van
psychodiagnostisch werkenden in het gesprek mee te nemen dat deze week plaatsvindt
en daarover ook een terugkoppeling te geven. Het gaat dus om de positie in de hele
keten die zij mogelijk zouden kunnen innemen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Genoteerd. We kunnen dat meenemen in de brief die ik daarover beloofd heb.
De heer Renkema vraagt om bij het opschrijven van een visie ook een beetje out of
the box te denken en meer te denken over welke regierol de overheid kan pakken. Ik
wil graag beloven dat ik dit zo breed mogelijk invlieg en dat moet dit najaar in een
product landen.
De ggz-psychologen, en ik krijg nu allemaal briefjes aangereikt. Mijn eerste reactie
was: u overvraagt mij, ik heb dat niet scherp en ik ga u daar schriftelijk over informeren.
Ik denk dat er een verzamelbrief komt met allerlei zaken, ook deze, over hoe de cijfers
zich tot elkaar verhouden. De heer Renkema zegt zelf dat het om de capaciteit zou
gaan. Wij zitten vaak nog boven de schatting in het advies, maar kennelijk heeft men
in het laatste advies lager gezeten dan het jaar ervoor.
Mevrouw Dik-Faber vroeg of de meerjarentransitiestrategie er nog komt. Ik weet niet
waar ik die een plek moet geven, maar ik kan me voorstellen – dit gaat over de maatschappelijke
opvang beschermd wonen – dat ik die vraag meeneem in de tussenrapportage van dit najaar
waarin we verslag doen van de stand van zaken.
Huisuitzettingen was een mededeling volgens mij. Teleurstellend, en ik ga daar een
andere Minister over aanschieten.
De resultaten van de inspanningen van Divosa komen wat mij betreft ook gewoon terug
in de volgende voortgangsrapportage over de aanpak van dak- en thuisloze jongeren.
Er is een stramien om op elk onderdeel apart te informeren, maar die pakken we daarin
mee.
De heer Van Gerven vroeg of de middelen die naar gemeenten gaan voldoende zijn, et
cetera. Ik denk dat het goed is dat we rijksbreed, dus ik niet alleen vanuit mijn
verantwoordelijkheid als Staatssecretaris, kijken of gemeenten voldoende gecompenseerd
worden in deze coronatijd en in ieder geval zodanig dat de meest kwetsbare groepen
adequaat worden geholpen. Ik wil die vraag ook graag agenderen bij de Minister van
VWS en daar gezamenlijk naar kijken. Dat is één. En twee: over de 200 miljoen plus
50 miljoen voor een deel van de doelgroep van Binnenlandse Zaken kan ik zeggen dat
de gemeenten heel blij waren dat zij dat voor dit en volgend jaar krijgen. Dat was
een eerste reactie vanuit het lokale domein, dat zij daarmee deze kwetsbare groep
toch wel substantieel kunnen helpen.
Mevrouw Diertens heeft zich vooral aangesloten bij andere vragen. Of heeft zij nog
een nieuwe vraag gesteld?
Mevrouw Diertens (D66):
Het was eigenlijk geen nieuwe vraag. Ik heb in 2017 al gevraagd naar dat voorbeeld
uit Finland, waarbij directer en sneller hulp wordt geboden aan mensen die werkelijk
meteen hulp nodig hebben. Dat is juist door minder te diagnosticeren, vooral in het
begin, en daar gewoon meer de tijd voor te nemen. Ik zou het wel belangrijk vinden
dat dit meegenomen wordt binnen zo'n nieuw plan. Wij kunnen van alles indelen en allerlei
hokjes maken, maar soms moeten we ook gewoon zeggen dat mensen geholpen moeten worden.
Dat was de vraag.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dat is mij uit het hart gegrepen. Ik wil dit ook meenemen bij het opschrijven van
de visie, waarin we ook meer kijken naar de mens als mens in plaats van als een verzameling
problemen.
Mevrouw Sazias, tot slot, vroeg hoe het zit als er niet voldoende aanbod is bij specialistische
hulpvragen. Iemand loopt vast en er is niet voldoende aanbod. Dan zijn er spelregels.
Dan zegt de aanbieder: sorry, ik kan je niet meer bieden want mijn contract zit vol
of er is niet meer behandelcapaciteit, wij hebben geen mensen meer. In dat laatste
geval moeten we kijken naar het inhuren van extra mensen. Er wordt volop opgeleid.
Dus dan moet door de aanbieder extra personeel worden aangetrokken. Als dat boven
een bepaald plafond komt dat in het contract met de verzekeraar staat, dan moeten
ze het gesprek aangaan en moet de zorgaanbieder de verzekeraar ervan overtuigen dat
het extra aanbod nodig is en dat er bijgecontracteerd moet worden. En volgens de NZa,
die de verzekeraars daarop controleert, is er op dit moment volop aandacht voor dat
daarbij geconstateerd moet worden dat het transparant moet zijn op grond van welke
reden het wel of niet kan. Dus het is allemaal mogelijk, maar we moeten het nog wel
doen, en dat is blijkbaar in Nederland af en toe wat ingewikkelder.
En de laatste vraag over 1-1-3 van mevrouw Sazias: de bezetting bij 1-1-3 's nachts
is te mager om de vragen te beantwoorden. Wij zijn in gesprek met 1-1-3 zelfmoordpreventie
om de gaten te dichten die er nu zijn. Zij willen natuurlijk ook niemand in de kou
laten staan en zij willen een optimale bereikbaarheid hebben, en daarvoor hebben ze
ook extra geld gevraagd voor dit jaar en voor volgend jaar. Ik heb in mijn eerste
termijn al aangegeven dat ik daar welwillend naar kijk, dus dat het wat mij betreft
niet zo moet zijn dat het stukloopt op geld, en dat mensen geholpen moeten worden
en dat 1-1-3 dus optimaal bereikbaar moet zijn. Daar hoort uiteraard ook de nachtbezetting
bij, maar dan ga ik wel af op het advies van 1-1-3 zelfmoordpreventie; als zij zeggen
dat er vijf mensen 's nachts nodig zijn, kan iemand wel zeggen dat dat er tien moeten
zijn, maar zij hebben daar het beste zicht op. Maar als mevrouw Sazias er vertrouwen
in heeft dat wij op basis van hun advies tot een financiële deal komen, dan hebben
we volgens mij een gesprek.
Voorzitter. Ik had nog twee dingen laten zitten in de eerste termijn, en die kan ik
nu even corrigeren. Ik heb in eerste termijn over de maatschappelijke opvang gezegd
dat er 43 centrumgemeenten zijn en er 21 plannen zijn ingediend, en dat we het verhaal
van die 21 hebben geëxtrapoleerd. Dat is even wat te eendimensionaal. Het kan ook
niet, omdat elke gemeente haar eigen specifieke problematiek heeft. We hebben wel
een landelijk beeld gevormd van de input van die 21, die al het grootste deel van
de dak- en thuislozen vertegenwoordigen. Die 21 hebben aangegeven dat ze een snelle
start kunnen maken. De 22 volgen op korte termijn. Maar het is dus niet een extrapolatie.
En ik had de toezegging gedaan dat ik schriftelijk zou terugkomen op de vraag wat
Binnenlandse Zaken gaat doen als de prestatieafspraken niet tot stand komen. Ik weet
niet of die ergens in het Oerwoud van Henriëtte staat – tenminste, het is niet dat
jij in het Oerwoud schrijft, maar wat ik allemaal gezegd heb. Het is zo dat de gemeenten
een woonvisie opstellen, waarin wordt opgenomen welk specifiek type en aantal woningen
nodig zijn. En woningcorporaties zijn verplicht om naar redelijkheid bij te dragen
aan het beleid dat gemeenten hebben vastgelegd in die woonvisie of woonzorgvisie.
Gemeenten kunnen in hun huisvestingsverordening ook bepalen welke categorieën woningzoekenden
urgentie krijgen. Daar wordt dus al volop op gestuurd door gemeenten. Een corporatie
moet zich bij de woonruimteverdeling ook houden aan de regels die in die verordening
zijn opgenomen. En het Rijk heeft de huisvesting van urgente doelgroepen zoals dak-
en thuisloze mensen als een van de vier volkshuisvestelijke prioriteiten benoemd.
Ik denk dat het goed is dat ik dit zeg voordat ik daarover een hele aparte brief moet
sturen. Er zijn dus heel veel instrumenten bij gemeenten om dat af te dwingen, en
die hebben er trouwens toe geleid dat 74 gemeenten vorig jaar met corporaties afspraken
hebben gemaakt over de huisvesting van bijzondere doelgroepen. Helaas een kleiner
deel specifiek over dak- en thuislozen, en dus ook nog een deel helemaal niet. Daar
zitten we bovenop. En op grond van dit plan zijn ze er allemaal toe verplicht om dit
te regelen.
Ik krijg net nog van Erwin Pietersma een spiekbriefje, waarop staat dat we voor de
zomer één brief sturen naar de Kamer, waarin de uitkomsten staan over de stuurgroep,
wat er extra nodig is, en hoe dat zich tot het stelsel verhoudt. Dus er komt niet
een brief over wat de stuurgroep oplevert en hoe we daarop gaan reageren, en over
welke mogelijkheden we binnen het stelsel hebben. Dat komt in één brief, want het
heeft ook alles met elkaar te maken.
Volgens mij heb ik zo gezegd wat ik wilde zeggen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. Als dat in één brief komt, dan hoop ik wel dat wij toch voor het reces
dat VAO kunnen houden, en dat die brief er dus ook voor het reces is. Want het zou
zonde zijn als het ministerie twee maanden verliest met de uitvoering.
De voorzitter:
U bent mij eigenlijk voor met die vraag, want ik heb de toezegging genoteerd, en daar
staat niet helemaal duidelijk in wat de volgordelijkheid zou kunnen zijn. Dus kan
de Staatssecretaris aangeven wanneer die brief, die brede brief, dan komt, in verband
met de planning?
Staatssecretaris Blokhuis:
Volgens mijn informatie komt het verhaal van die stuurgroep eind juni. En volgens
mij is de eerste week van juli de laatste vergaderweek van de Kamer. Dus wat ik kan
doen, is toezeggen dat ik mijn stinkende best zal doen om zo snel mogelijk een duiding
daaraan te geven en die gelijk, per kerende post, naar de Kamer te sturen. Ik weet
niet of dat ten koste gaat van de zorgvuldigheid, maar ik beloof u op basis van die
informatie in staat te stellen om moties in te dienen. En ik snap ook de urgentie
en de behoefte van de Kamer om dat nog vóór het zomerreces te doen. Dus ik weet welk
huiswerk wij te doen hebben, maar ik kan geen ijzer met handen breken. Ik doe dus
mijn best.
De voorzitter:
Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Staatssecretaris.
Onze griffier heeft een heel aantal toezeggingen genoteerd, en die neem ik nu graag
met u door. De eerste is, denk ik, al iets genuanceerd ten opzichte van wat de Staatssecretaris
net aangaf.
– 1. De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de concrete vervolgstappen na
ontvangst van de tussenrapportage eind juni van de stuurgroep over de vier hoofddiagnosegroepen
die de treeknorm niet halen.
Dus die komen waarschijnlijk pas in de laatste week voor het reces. Ik kom zo meteen
even terug bij de aanvrager van het VAO over wanneer dat gepland zal worden.
– 2. De Staatssecretaris zal in gesprek gaan met GGNet en anderen over hoe het breder
opgepakt kan worden en hoe goede voorbeelden ook breder gedeeld kunnen worden. Dat
is een toezegging aan de commissie. De diagnoses worden daar ook bij meegenomen.
– 3. De Staatssecretaris zal de tussenbalans Hoofdlijnenakkoord GGZ voor de zomervakantie
naar de Kamer sturen. Dat is richting mevrouw Regterschot.
– 4. De Staatssecretaris heeft deze week een gesprek over de psychodiagnostisch werkenden
en informeert de Kamer daar vervolgens weer over. Dit is ook richting mevrouw Regterschot.
– 5. De Staatssecretaris stuurt voor de zomer een stand-van-zakenbrief over personen
met verward gedrag, inclusief de rol van de GGD. Dat is een toezegging richting mevrouw
Van den Berg en mevrouw Regterschot.
– 6. De Staatssecretaris brengt de gevolgen van de twee verschillende telefoonnummers
van suïcidepreventie in kaart en bericht de Kamer daar voor de zomer over. Dat is
een toezegging richting mevrouw Dik-Faber.
Ik hoor iemand?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, én over de kosten.
De voorzitter:
En de kosten, ja. Dat is een toezegging richting mevrouw Dik-Faber, maar dat zei ik
al.
– 7. In de toekomstvisie Visiedocument toekomst zorglandschap GGZ, die in het najaar
naar de Kamer wordt gestuurd, wordt preventie meegenomen. Dat is een toezegging richting
mevrouw Dik-Faber en mevrouw Diertens.
– 8. In de eerste Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang wordt begonnen met het
opnemen van de uitgangspositie. Dat is een toezegging richting mevrouw Regterschot.
De negende toezegging vervalt, want we hebben net de toelichting daarop gehad; dat
ging over de Minister van BZK. Dus die brief verschijnt niet.
– 10. De brief over de Wet marktordening wordt voor het VAO naar de Kamer gestuurd.
Dat is in de richting van mevrouw Van den Berg.
– 11. Er komt een verkenning over de Zwakzinnigenwet van Caraïbisch Nederland, ook nog
voor de zomer. Ook een toezegging richting mevrouw Van den Berg.
Dat waren ze.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Mag ik één correctie doen met betrekking tot de toezegging over de positie
van de Krankzinnigenwet? Ik zei dat we voor het zomerreces uitsluitsel kunnen geven
over die verkenning. Ik zou willen vragen of de Kamer ermee instemt dat dat na het
zomerreces wordt; anders gaan we ons vertillen met alle dossiers.
De voorzitter:
Ik kijk in de richting van mevrouw Van den Berg. Het was een toezegging richting mevrouw
Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Daarmee ben ik akkoord. Alleen heb ik de Staatssecretaris iets niet horen zeggen.
Hij zegt: ik ga in gesprek met GGNet en anderen, maar niet dat daarvan een terugkoppeling
komt naar de Kamer. En daar ben ik wel van uitgegaan.
De voorzitter:
Wij ook, want anders is het geen toezegging die genoteerd zou worden. Dus volgens
mij hebben we dat ook op die manier genoteerd. Maar ik hoor de Staatssecretaris zeggen
dat dat klopt. De toezegging over de Krankzinnigenwet wordt dus: na de zomer.
Ik kijk nog even in de richting van mevrouw Van den Berg, want u was de aanvrager
van het VAO. Kunnen wij richting de plenaire Griffie doorgeleiden – en dit is tegelijkertijd
een vraag aan u allen – om het VAO in de laatste week voor het zomerreces in te plannen?
Ik constateer dat dit ook wat de overigen betreft akkoord is. We gaan dat dus doorgeleiden.
Los van de brief, dus of die er wel of niet is, zal dan het VAO gepland worden. Akkoord?
Akkoord. We zullen dat dus doorgeleiden, met mevrouw Van den Berg als eerste spreker.
Ik dank de Staatssecretaris en zijn ondersteuning zeer hartelijk voor de aanwezigheid
en de beantwoording van de vragen. Ik dank de Kamerleden. En ik dank de mensen thuis
voor hun belangstelling. Daarmee sluit ik de vergadering.
Sluiting 18.06 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier -
Mede ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.