Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda VTC Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 juni 2020
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2176
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 juni 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 29 mei 2020 over de geannoteerde agenda
VTC Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 juni 2020 (Kamerstukken 21 501-02 en 25 295, nr. 2168), over de brief van Verslag van de videoconferentie van de leden van de Raad Buitenlandse
Zaken Handel inzake COVID-19 van 16 april 2020 (Kamerstukken 21 501-02 en 25 295, nr. 2160) en over de brief van 8 mei 2020 over het Fiche: Herziening verordening uitzonderlijke
handelsmaatregelen voor landen in stabilisatie- en associatieproces (Kamerstuk 22 112, nr. 2875).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 juni 2020 aan de Minister van Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 8 juni 2020 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
blz.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en Reactie van de Minister
2
Algemeen
2
Wereldhandelsorganisatie (WTO) – stand van zaken
2
Handelsaspecten van de COVID-19 pandemie en implicaties voor handelsbeleid
Voortgangsrapportage Handelsakkoorden
21
Fiche: Herziening verordening uitzonderlijke handelsmaatregelen voor landen in stabilisatie-
en associatieproces
31
Overig
31
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda die zij
aan de Kamer heeft doen laten toekomen. Voorgenoemde leden hebben hier nog enkele
vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Handel op 9 juni 2020 en hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie danken de Minister voor het toezenden van de geannoteerde
agenda en het verslag van de voortgang van onderhandelingen over de diverse handels-
en investeringsverdragen. Zij hebben hier enkele vragen over.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de eerstvolgende digitale vergadering van de Raad Buitenlandse Zaken Handel
en overige geagendeerde stukken. Zij hebben hierover de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van
de geannoteerde agenda en de Voortgangsrapportage handelsakkoorden.
Wereldhandelsorganisatie (WTO) – stand van zaken
De leden van de VVD-fractie hebben ook enkele vragen over de Wereldhandelsorganisatie.
Is er enig zicht op terugkeer naar het normale geschillenbeslechtingssysteem, of valt
dit onder de huidige Amerikaanse president niet te verwachten?
1. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ziet vooralsnog geen toenadering aan de zijde van de VS om te onderhandelen
over een langetermijnoplossing voor de verlamming van het beroepslichaam (Appellate Body) van de WTO. Het kabinet blijft het belang van constructieve samenwerking tussen de
EU en de VS, waaronder op terrein van geschillenbeslechting in de WTO, benadrukken.
Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie benadrukken dat zij eraan hechten dat
een hervormde WTO het oneerlijke concurrentievoordeel van China adresseert. Is er
op dit terrein dit jaar nog enige vooruitgang te verwachten? Welke inzet geeft de
Minister de onderhandelaars van de Commissie met China op dit punt mee?
2. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is voorstander van modernisering van de WTO, onder meer met het oog op
een mondiaal gelijk speelveld. Een belangrijke rol is weggelegd voor de trilaterale
samenwerking van de EU met de VS en Japan die zich richt op het aanpakken van oneerlijke
concurrentie vanuit niet-marktgedreven economieën, specifiek op het terrein van industriële
subsidies. Het kabinet is voorstander van een gezamenlijke inzet van de trilaterale
partners en steunt een spoedige presentatie van deze inzet in WTO-verband. Een ander
dossier dat urgent is in het licht van een gelijk speelveld met China is de discussie
over de speciale positie van zelfbenoemde ontwikkelingslanden in de WTO. Het kabinet
zet in op een gedifferentieerde benadering van de behandeling van ontwikkelingslanden
in WTO-onderhandelingen. Het is onwenselijk dat zeer ontwikkelde economieën profiteren
van de voordelen die bestemd zijn voor ontwikkelingslanden, die – zonder een flexibele
behandeling – mogelijk nadelen zouden ondervinden van nieuwe WTO-regels. Hoewel in
eerdere EU-China-toppen afspraken met China zijn gemaakt over het verder brengen van
de besprekingen over industriële subsidies en de behandeling van ontwikkelingslanden
in de WTO is concrete vooruitgang vooralsnog uitgebleven.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om aan te geven wat de benoemingsprocedure
is voor het invullen van de nieuwe directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie,
wanneer de deadline is voor kandidaten om zich te melden en wat het profiel van de
nieuwe directeur-generaal volgens de Minister moet zijn.
3. Antwoord van het kabinet:
De Directeur-Generaal van de Wereldhandelsorganisatie, de Braziliaan Roberto Azevêdo,
heeft half mei aangekondigd vroegtijdig terug te treden. In plaats van per 1 september
2021 zal de functie per 1 september 2020 vrijkomen. Het is gebruikelijk dat na aanmelding
van de kandidaten, in een proces van negen maanden van interviews en informele consultaties
wordt toegewerkt naar een kandidaat die steun krijgt van alle WTO-leden. Tijdens deze
negen maanden trekken de overige kandidaten zich terug op het moment dat duidelijk
wordt dat zij onvoldoende gesteund worden. Omdat de periode tot 1 september 2020 te
kort is om een volledig proces te doorlopen en de WTO-leden doordrongen zijn van het
belang van een tijdige opvolging, wordt gepoogd om nu een versneld proces in te richten,
dat geen afbreuk doet aan de kwaliteit van dit proces. Kandidaten kunnen zich melden
tussen 8 juni en 8 juli. Vervolgens kunnen kandidaten zich per VC presenteren aan
de WTO-leden, waarna de inzet is om in augustus op basis van consensus tot besluitvorming
te komen.
Het kabinet hecht uiteraard aan een competente opvolger van DG Azevêdo. Het is van
belang dat de nieuwe DG WTO een multilateralist is, die in staat is om landen te verenigen
ondanks uiteenlopende belangen. De kandidaat moet aanvaardbaar zijn voor de grootste
leden en handelsblokken binnen de WTO. Verder is het zaak dat de nieuwe DG WTO bereid
is om risico’s te nemen en creativiteit te tonen om de WTO-besprekingen te revitaliseren.
De leden van de D66-fractie horen graag van de Minister hoe de EU, naast het tijdelijke
geschillenbeslechtingssysteem, de paralyse van de WTO wil doorbreken? Hoe zet de EU
zich in om de VS weer aan tafel te krijgen en een andere engagement van China te realiseren?
Welke hervormingen ziet de Minister als noodzakelijk om twee ideologisch zeer uiteenlopende
landen zoals de VS en China bij de WTO te kunnen betrekken?
4. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is voorstander van een multilaterale oplossing voor de fundamentele verschillen
van inzicht over de te varen koers in internationale handel. Het is zaak om met oude
en nieuwe partners de handen ineen te slaan om op deelterreinen voortgang te boeken.
De VS is voor de EU een uitermate belangrijke handelspartner. Deze samenwerking is
de afgelopen 70 jaar grotendeels de basis geweest voor de huidige WTO-regels. Het
is van belang dat de EU en de VS elkaar opnieuw vinden in gezamenlijke belangen. Het
kabinet blijft inzetten op een positieve bilaterale handelsagenda en een dialoog over
internationale handelskwesties, inclusief over versterking en modernisering van multilaterale
handelsregels. Het kabinet zet zich in om meer samenwerking met China te bewerkstelligen,
met het oog op de Nederlandse belangen. Tegelijkertijd spoort het kabinet de EU aan
een assertieve houding aan te nemen ten aanzien van oneerlijke concurrentie op mondiaal
niveau.
Het kabinet is van mening dat hervormingen binnen de WTO gericht op de volgende onderwerpen
cruciaal zijn om marktgedreven en meer hybride economieën met elkaar te kunnen verenigen
in een op regels gebaseerd multilateraal handelssysteem: een level playing field; een onafhankelijk en bindend geschillenbeslechtingssysteem; notificaties en transparantie;
en gedifferentieerde behandeling voor die landen die dat daadwerkelijk nodig hebben
vanuit het perspectief van ontwikkeling.
De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen van de Minister over de toekomst
van de WTO, nu het geschillenbeslechtingsmechanisme al tijden buiten werking is gesteld
en een compromis over hervormingen ver weg lijkt. Deze leden vragen of de Minister
indicaties heeft van de te verwachten inzet van de Verenigde Staten tijdens de Algemene
Raad, en of daaruit ruimte voortvloeit voor openingen in de impasse.
5. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ziet vooralsnog geen indicatie van inhoudelijke toenadering van de Verenigde
Staten ten behoeve van een langetermijnoplossing voor de impasse rondom geschillenbeslechting.
Het kabinet blijft in EU-verband het belang van de dialoog met de VS benadrukken.
De leden van de GroenLinks-fractie steunen de Minister zeer in haar pleidooi dat juist
duurzaamheid ook een prominente rol moet krijgen in de hervormingen van de WTO. Deze
leden vragen of de Minister hier, naast tariefliberalisatie voor duurzame goederen,
concrete voorstellen voor heeft.
6. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet streeft er in EU-verband naar om onder de WTO-leden steun te verwerven
voor meer aandacht voor handel en milieu; dit door middel van een breed gesteunde
verklaring bij de volgende Ministeriële Conferentie. Het is van belang daarbij voort
te bouwen op werkzaamheden in het WTO-comité inzake handel en milieu. In dit kader
kunnen bijvoorbeeld de handelspolitieke aspecten van de circulaire economie verkend
worden. Daarnaast dringt het kabinet, zoals eerder gemeld, binnen de EU aan op het
heropenen en uitbreiden van de onderhandelingen over liberalisering van groene goederen
en diensten in de WTO. Daarnaast hecht het kabinet aan spoedige conclusie van de onderhandelingen
over visserijsubsidies met als doel het tegengaan van overbevissing, overcapaciteit
en illegale visserij, in lijn met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals).
Ook vragen deze leden of de Minister de RBZ Handel zal aangrijpen om steun te verwerven
bij haar Europese ambtsgenoten voor deze positie.
7. Antwoord van het kabinet:
Tijdens de videoconferentie van de RBZ Handel zal ik de prioriteiten van het kabinet
op dit terrein in de WTO, zoals uiteengezet onder het vorige antwoord, toelichten.
Ter ondersteuning van de gedachtenvorming hierover dient ook het Frans-Nederlandse
non-paper over handel, duurzaamheid en sociaaleconomische effecten. Onderdeel van
dit non-paper vormt het voorstel om milieu een prominente rol te geven in de WTO.
De leden van de PvdA-fractie delen de zorgen over de stand van zaken aangaande de
Wereldhandelsorganisatie en diens voortbestaan. In grote lijnen steunen de leden de
inzet van het kabinet om tot hervormingen te komen. In het bijzonder de inzet op duurzaamheid.
Tegelijkertijd wijzen de leden erop dat wereldhandel in den brede in toenemende mate
onder maatschappelijke druk staat. Het wegvallen van dit draagvlak kan funest zijn.
Herkent de Minister deze zorg?
8. Antwoord van het kabinet:
Draagvlak voor handelspolitiek is van groot belang. Handelsbeleid is wereldwijd het
onderwerp van maatschappelijk en politiek debat. Uit recent onderzoek van Eurobarometer
uit november 2019 blijkt dat de inwoners van de EU over het algemeen een positief
beeld hebben van internationale handel en EU-handelsbeleid.1 Zo toont het Eurobarometer survey dat 6 van de 10 respondenten vinden dat ze profiteren
van internationale handel en dat de EU een open en transparant handelsbeleid voert.
Wel zijn er verschillen tussen lidstaten. Zo zijn Nederlanders bovengemiddeld positief;
78% van de respondenten vindt dat ze profiteren van internationale handel. Dat is
in lijn met het gegeven dat één derde van ons totale inkomen wordt verdiend over de
grens. Uit de Eurobarometer blijkt dat Nederlandse jongeren positiever zijn dan ouderen.
Ook geeft het survey een beeld van aan welke deelonderwerpen EU-burgers veel waarde
hechten. De Nederlandse respondenten van het onderzoek hechten bijvoorbeeld bovengemiddeld
veel waarde aan duurzaamheid als prioriteit in EU-handelsbeleid. Zo vindt 71% dat
het waarborgen van de milieustandaarden en gezondheidsstandaarden van de EU de belangrijkste
prioriteit moet blijven. Het kabinet ziet hierin brede steun voor het Europees handelsbeleid
dat uitgaat van substantiële duurzaamheidshoofdstukken in handelsverdragen die niet
alleen de Europese milieu- en gezondheidsstandaarden waarborgen, maar er ook naar
streven om internationale milieu- en gezondheidsstandaarden te waarborgen.
De leden stellen dat het essentieel is om toekomstige wereldhandel zo in te richten
dat deze minstens zo goed werkt voor mensen als voor multinationals. Een belangrijke
voorwaarde hiervoor is dat de belangen van mens en milieu, via vakbonden, mensenrechtenactivisten
en milieuorganisaties, een steviger positie krijgen. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?
En op welke manier wordt het wegvallend maatschappelijk draagvlak meegenomen in het
nadenken over en werken aan de hervormingen van de WTO? Ziet de Minister een duidelijke
link naar de Duurzame Ontwikkelingsdoelen als meerwaarde bij het hervormen van de
WTO? Zo ja, op welke manier zet zij zich hiervoor in, en zo nee waarom niet?
9. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet hecht aan het betrekken van het maatschappelijk middenveld bij de vormgeving
en implementatie van handelsbeleid. Via het Breed Handelsberaad kunnen werkgeversorganisaties,
bedrijven, maatschappelijke organisaties en vakbonden vroegtijdig in het proces van
onderhandelingen van bilaterale, plurilaterale en multilaterale handelsakkoorden hun
perspectief kenbaar maken. Ook worden vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties,
vakbonden en bedrijven altijd in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de Koninkrijksdelegatie
bij een WTO-top. De Europese Commissie informeert belanghebbenden tijdens onderhandelingen
en organiseert ook geregeld consultaties. Ook de WTO zet zich in voor actieve betrokkenheid
van het maatschappelijk middenveld bij haar activiteiten. Een voorbeeld met precies
dit doel is het Public Forum, een jaarlijks evenement waar de WTO wordt opengesteld
voor maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden. Bij Ministeriële Conferenties
wordt ruimte gemaakt voor betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld via informatiesessies.
Ten slotte dragen bilaterale EU handelsakkoorden bij aan het versterken van het maatschappelijk
middenveld in derde landen, doordat de zogenaamde duurzaamheidshoofdstukken voorzien
in nationale adviesgroepen. Deze nationale adviesgroepen, waarin maatschappelijke
organisaties, vakbonden en bedrijfsleven zitting hebben, zien toe op de naleving van
de duurzaamheidsafspraken. In veel handelspartners van de EU is dit de eerste keer
dat maatschappelijke organisaties bij de implementatie van het handelsbeleid en de
duurzaamheidshoofdstukken betrokken worden.
De WTO is cruciaal voor het scheppen van randvoorwaarden voor het bereiken van de
Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), onder meer ten aanzien van armoedebestrijding,
gezondheid, onderwijs en het milieu. De SDG’s zijn leidend voor de Nederlandse inzet
in bilaterale handelsakkoorden en de WTO-onderhandelingen, conform de BHOS-nota. Ook
in EU-verband zet het kabinet zich in voor duurzame handel die bijdraagt aan het welzijn
van mens en milieu in lijn met de SDG’s en de inzet om verduurzaming ook binnen de
WTO op de agenda te krijgen.
Ook hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over de overige onderwerpen die
op de agenda staan. De Minister schrijft dat de EU iets wil doen aan afhankelijkheid
van enkele landen in strategische waardeketens. Kan zij iets specifieker zijn over
de plannen? Is het idee om productie in Oost-Europa of naburige landen te stimuleren
op terreinen waar de afhankelijkheid van enkele Aziatische toeleveranciers nu groot
is? En om welke goederen of sectoren gaat het dan met name?
10. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie adresseert afhankelijkheden in strategische waardeketens in
het Europees herstelplan. In het herstelplan wordt gesproken van «open strategische
autonomie». Hierbij zegt de Commissie niet dat Europa alles weer zelf moet gaan maken.
De EU staat open en eerlijke mondiale handel voor; geïntegreerde mondiale waardeketens
zijn hier integraal onderdeel van. Volgens de Commissie is die openheid essentieel
voor economische groei en Europees herstel en draagt het bij aan de welvaart van de
EU. Wel (h)erkent de Commissie dat op specifieke terreinen en onder specifieke omstandigheden,
bijvoorbeeld zoals nu het geval is bij medische en farmaceutische producten, ongewenste
afhankelijkheden zijn ontstaan. De Commissie zal daarom met een aantal initiatieven
komen om in de toekomst eventuele risico’s te kunnen ondervangen, waaronder een strategische
investeringsfaciliteit (gericht op het vergroten van de Europese weerbaarheid en autonomie
op het gebied van sleuteltechnologieën), een farmaceutische strategie en een nieuw
actieplan ten aanzien van kritische grondstoffen, ter versterking van de strategische
weerbaarheid van de EU. Ook komt er een vervroegde herziening van het EU-handelsbeleid.
De Commissie noemt verder een versterkte EU investeringstoets en het Carbon Border Adjustment Mechanism. Per casus zal een oplossing moeten gevonden die zowel leveringszekerheid op lange
termijn zeker stelt als ook de betaalbaarheid in het oog houdt. Marktwerking blijft
het uitgangspunt en bedrijven gaan over hun waardeketens. De rol van de overheid kan
per casus verschillen.
Ten aanzien van de toename van handelsbelemmeringen hebben voorgenoemde leden een
aantal aanvullende vragen. Onderzoek van NLinBusiness toonde recent aan dat 60% van
de internationaal handeldrijvende ondernemers ernstige handelsbarrières ervaren. Op
welke wijze kan volgens de Minister het best voorkomen worden dat deze barrières vanaf
nu alleen maar minder worden en niet in het geval van een «tweede golf» opnieuw of
in nog grotere mate opgeworpen worden?
11. Antwoord van het kabinet:
In het survey geeft van de 394 respondenten die de vraag hebben beantwoord 27% aan
veel meer handelsbelemmeringen te ervaren vanwege het coronavirus en 32% een beetje.
In reactie op de COVID-19 pandemie hebben veel landen maatregelen genomen om de volksgezondheid
te beschermen. Sommige van deze maatregelen hebben ook een impact op handelsstromen.
Om de impact van COVID-19 gerelateerde handelsbeperkende maatregelen te minimaliseren
en nieuwe belemmeringen zoveel mogelijk te voorkomen, is het van belang dat noodmaatregelen
gericht, proportioneel, transparant en tijdelijk van aard zijn. Daarnaast moeten maatregelen
niet onnodig handelsbeperkend zijn, moeten zij waardeketens zo min mogelijk verstoren
en WTO-conform zijn. Het is belangrijk dat WTO-leden deze uitgangspunten onderstrepen
en volgen, zoals in de recente verklaring van de G20 handelsministers.2
De Commissie monitort handelsbelemmeringen in derde landen. Hiervoor is het ook belangrijk
dat het bedrijfsleven problemen blijft melden. Waar belemmeringen onnodig voortduren,
wordt in EU-verband gekeken welke verdere actie gepast is.
En doet de Commissie wat betreft de Minister voldoende om derde landen die onredelijke
handelsbarrières opwerpen, zowel tarifair als non-tarifair aan te spreken en te pogen
deze barrières weg te nemen? Zo nee, waar ligt de ruimte voor verbetering?
12. Antwoord van het kabinet:
De aanpak van handelsbelemmeringen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de
Commissie, lidstaten en het Europese bedrijfsleven. Deze aanpak leidt in veel gevallen
tot het oplossen van handelsbelemmeringen. De Commissie publiceert ieder jaar een
rapport, waarin het haar inzet om markttoegangsproblemen in derde landen te adresseren
uiteenzet.3 Het rapport over 2019 verschijnt naar verwachting binnenkort.
Afhankelijk van de belemmering kan economische diplomatie bijvoorbeeld een oplossing
bieden. Waar belemmeringen een grote economische impact hebben en er een systemisch
belang speelt, kan de EU ook besluiten om gebruik te maken van geschillenbeslechting
binnen de WTO of via een EU-handelsakkoord, als dat aanwezig is. Helaas zijn niet
alle belemmeringen op korte termijn op te lossen, bijvoorbeeld in gevallen waar geen
duidelijke strijdigheid is met WTO-regels. Ook nemen verschillende derde landen in
toenemende mate protectionistische handelsmaatregelen. Het is daarom meer dan ooit
van belang dat alle betrokken partijen zich inzetten om handelsbelemmeringen aan te
pakken.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie naar het non-paper dat de Minister samen
met haar Franse collega publiceerde. Zij vragen wat de status van dit stuk is. Dient
het als de inzet voor een gezamenlijke onderhandelingsstrategie in Europees verband?
En op welke wijze is het bedrijfsleven bij de totstandkoming van dit stuk betrokken
geweest?
13. Antwoord van het kabinet:
Het Frans-Nederlandse non-paper over handel, duurzaamheid en sociaaleconomische effecten
is geen formele onderhandelingsinzet. Dit non-paper vormt een bijdrage aan de discussie
over de toekomst van EU handelspolitiek. De Europese Commissie zal dit jaar een nieuwe
handelspolitieke strategie opstellen en het non-paper geeft hiervoor een aantal bouwstenen
aan. Het bedrijfsleven wordt op de gebruikelijke manier betrokken bij de vormgeving
en implementatie van handelspolitiek beleid, waaronder via het Breed Handelsberaad
en via het Meldpunt Handelsbelemmeringen.
De Minister schrijft over het belang van Europese samenwerking op het gebied van verantwoord
ondernemen, omdat dit bijdraagt aan een level playing field. De leden van de VVD-fractie zijn het hier mee eens. Zij vragen de Minister dan ook
te specificeren welke stappen zij heeft gezet om te komen tot Europa-brede plannen
voor verantwoord ondernemen, die het gelijke speelveld niet in gevaar brengen.
14. Antwoord van het kabinet:
Een Europees IMVO-beleid komt het level playing field ten goede. Het afgelopen jaar heb ik mij ingezet voor de totstandkoming van een EU
IMVO actieplan in onder andere gesprekken met andere EU-lidstaten, in gesprekken met
Eurocommissarissen en in de Raden Buitenlandse Zaken Handel en Ontwikkelingssamenwerking
van 21 en 25 november 2019. Voorts adresseert het kabinet het belang van EU-breed
IMVO beleid in formele en informele gesprekken in Europees verband, zoals in voorbereidende
raadswerkgroepen, in contacten met de Europese Commissie en met andere lidstaten,
onder andere door het organiseren van expertbijeenkomsten. Ook spant het ministerie
zich actief in voor een inhoudelijke EU-positie, waaronder een EU-mandaat, inzake
het VN-verdrag bedrijfsleven en mensenrechten.
Is zij bereid om hiervoor andermaal een lans te breken? Hoe is het krachtenveld op
dit punt in de Raad? Is het aannemelijk dat een dergelijk voorstel op voldoende steun
zou kunnen rekenen?
15. Antwoord van het kabinet:
Gecoördineerde actie op Europees niveau werd in de Raden Buitenlandse Zaken Handel
en Ontwikkelingssamenwerking van 21 en 25 november 2019 door verschillende lidstaten
gesteund. De Europese Commissie heeft recentelijk aangegeven in 2021 te willen komen
met een initiatief op het gebied van IMVO, mogelijk in de vorm van een voorstel voor
EU-wetgeving. Nederland volgt de ontwikkelingen hierop nauwgezet. Waar deze ontwikkelingen
overeenkomen met de Nederlandse beleidsinzet, blijft Nederland steun uitspreken voor
de vorderingen die worden gemaakt op gezamenlijk EU beleid. Wanneer het voorstel er
ligt, zal bezien moeten worden of dit op voldoende steun van de Raad en het Europees
Parlement kan rekenen.
De Minister schrijft ook dat het klimaatverdrag van Parijs een onderdeel moet zijn
van toekomstige handelsverdragen. Kan de Minister aangeven wat dit betekent voor de
relatie met landen die het verdrag niet ondertekend hebben, of geen stevig vijfjaarlijks
plan indienen voor hun klimaatbijdrage?
16. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet in op het opnemen van de juridisch verbindende verplichtingen die
voortvloeien uit de Overeenkomst van Parijs als essentieel element in brede en nieuwe
handelsakkoorden of bijbehorende strategische partnerschapsakkoorden. Dit houdt in
dat verdragspartijen, bij langdurige en ernstige schendingen van dit essentiële element
door de andere partij, delen van het verdrag kunnen opschorten. De Europese Commissie
heeft in de Green Deal aangegeven hier ook op in te willen zetten. Echter, uit de uitkomst van de onderhandelingen
met derden en de inzet van andere lidstaten moet blijken of dit haalbaar is.
Kan zij ook aangeven wat het voorstel betekent voor handelsbesprekingen met de Verenigde
Staten?
17. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie onderhandelt met de VS over twee beperkte handelsakkoorden.
Het betreft onderhandelingen over industriële goederen en over conformiteitsbeoordelingen.
Deze handelsakkoorden volgen niet de gebruikelijke opzet van een breed handelsakkoord.
Ze bevatten bijvoorbeeld geen afspraken over markttoegang voor landbouwproducten,
aanbestedingen of duurzaamheid. Het kabinet kan daarom steun verlenen aan de inzet
van de Commissie dat het opnemen van de juridisch verbindende verplichtingen voortvloeiende
uit de Overeenkomst van Parijs als essentieel element bij deze initiatieven niet de
inzet zijn.
En met welke andere landen voorziet zij dat het voorstel handelsverdragen bemoeilijkt,
als die landen hun huidige beleid niet aanpassen?
18. Antwoord van het kabinet:
Er worden momenteel geen onderhandelingen over brede handelsverdragen voorzien met
landen die geen partij zijn bij de Overeenkomst van Parijs, of met landen waar van
langdurige en ernstige schendingen van de juridisch verbindende verplichtingen voortvloeiende
uit de Overeenkomst van Parijs sprake is.
En kan zij schetsen hoe het voorstel in andere Europese landen is ontvangen? Heeft
zij over het voorstel met andere lidstaten naast Frankrijk gesproken?
19. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie geeft in de Green Deal aan in te zetten op het opnemen van de
juridisch verbindende verplichtingen die voortvloeien uit de Overeenkomst van Parijs
in brede en nieuwe handelsakkoorden. Binnen de Raad steunen enkele lidstaten dit voorstel.
De Minister is voornemens mondiale waardeketens te versterken en een mogelijke eenzijdige
afhankelijkheid van enkele landen of leveranciers binnen de voor de EU strategische
waardeketens te adresseren. De leden van de CDA-fractie ondersteunen dit van harte
en vragen de Minister of dit onderdeel uitmaakt van het beleid van de EU op Afrika.
20. Antwoord van het kabinet:
De EU zet zich in voor de ontwikkeling van waardeketens in Afrika. Zo presenteerde
de Europese Commissie in 2018 de Africa-Europe Sustainable Investments and Jobs Alliance
4, waarin onder meer de «Jobs and Growth Compacts» met Afrikaanse partners werden aangekondigd. Daarin worden veelbelovende waardeketens
geïdentificeerd, die bij kunnen dragen aan het creëren van eerlijke banen en duurzame
economische groei. Het belang van duurzame en eerlijke waardeketens wordt tevens benadrukt
in de Gezamenlijke Mededeling over een EU-Afrika strategie5, die begin maart 2020 is gepresenteerd.
Het ontwikkelen van waardeketens in Afrika kan samengaan met het verminderen van afhankelijkheden
voor Europa, omdat het kan zorgen voor diversificatie van toeleveringsketens. De verantwoordelijkheid
voor de inrichting van waardeketens ligt daarbij in de eerste plaats bij bedrijven,
waarbij het kabinet een rol voor de EU ziet om dit te faciliteren en stimuleren.
Ziet de Minister mogelijkheden om deze waardenketens op korte termijn te versterken
door steun aan de verschillende onderdelen van de keten?
21. Antwoord van het kabinet:
Zoals in vraag 20 aangegeven, zet de EU zet zich in voor de ontwikkeling van waardeketens
in Afrika. Het kabinet ondersteunt ook producenten aan het begin van de keten in ontwikkelingslanden
om, bijvoorbeeld via het bevorderen samenwerking in boerencoöperaties, een sterkere
positie in te nemen in de waardeketen. Ook steunt het kabinet maatschappelijke organisaties
die samenwerken met (Nederlandse) bedrijven om de handel en productie binnen hun ketens
te verduurzamen. Bijkomend resultaat van de verduurzaming is vaak dat lange termijn
relaties met leveranciers worden aangegaan en er meer transparantie en inzicht in
de eigen keten ontstaat. De waardeketen als geheel wordt daardoor versterkt.
Tevens vragen deze leden in hoeverre het bedrijfsleven wordt aangesproken op en verantwoordelijk
wordt gemaakt voor het in stand houden van de ketens. Heeft het Europese steunpakket
bijvoorbeeld als voorwaarde voor het leveren van steun het in stand houden van essentiële
ketens?
22. Antwoord van het kabinet
Het bedrijfsleven is in eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het in stand houden
van hun ketens, en heeft daar weinig aansporing voor nodig, daar dit essentieel is
voor het voortbestaan van hun bedrijf. Het kabinet ondersteunt het bedrijfsleven op
verschillende manieren om te zorgen dat de randvoorwaarden om te kunnen opereren in
(internationale) waardeketens op orde zijn, b.v. door een goed functionerende douane,
voorlichting aan het bedrijfsleven via RVO en verminderen van handelsbarrières in
EU en WTO-verband. Het Europese steunpakket bevat geen expliciete voorwaarde voor
het in stand houden van ketens.
Het kabinet spreekt daarnaast bedrijven aan op hun verantwoordelijkheid. De crisis
vergroot risico’s voor mens en milieu in de waardeketens van deze bedrijven. Conform
de verantwoordelijkheid van bedrijven onder de internationale standaarden voor maatschappelijk
verantwoord ondernemen zullen zij risico’s moeten aanpakken. Bedrijven kunnen bijdragen
aan het mitigeren van de negatieve gevolgen van de crisis voor werknemers in de productielanden.
Hier op aansluitend hebben de leden van de CDA-fractie vragen over reshoring van kritische productieketens op Europees niveau. Deze leden vragen de Minister welke
strategie de EU heeft om mondiale waardenketens die kritiek zijn voor Nederland en
Europa terug te halen naar Europa.
23. Antwoord van het kabinet:
Het vraagstuk van reshoring is onderdeel van de discussie die de Europese Commissie de komende tijd wil voeren
in het kader van het Europees herstelplan. Hierbij zegt de Commissie niet dat Europa
alles weer zelf moet gaan maken. De EU staat open en eerlijke mondiale handel voor;
geïntegreerde mondiale waardeketens zijn hier integraal onderdeel van. Volgens de
Commissie is die openheid essentieel voor economische groei en Europees herstel en
draagt het bij aan de welvaart van de EU. Wel (h)erkent de Commissie dat op specifieke
terreinen en onder specifieke omstandigheden, bijvoorbeeld zoals nu het geval is bij
medische en farmaceutische producten, ongewenste afhankelijkheden zijn ontstaan. De
Commissie zal daarom met een aantal initiatieven komen om in de toekomst eventuele
risico’s te kunnen ondervangen, waaronder een strategische investeringsfaciliteit
(gericht op het vergroten van de Europese weerbaarheid en autonomie op het gebied
van sleuteltechnologieën), een farmaceutische strategie en een nieuw actieplan ten
aanzien van kritische grondstoffen, ter versterking van de strategische weerbaarheid
van de EU. Ook komt er een vervroegde herziening van het EU-handelsbeleid. De Commissie
noemt verder een versterkte EU investeringstoets en het Carbon Border Adjustment Mechanism. Per casus zal een oplossing moeten gevonden die zowel leveringszekerheid op lange
termijn zeker stelt als ook de betaalbaarheid in het oog houdt. Marktwerking blijft
het uitgangspunt en bedrijven gaan over hun waardeketens. De rol van de overheid kan
per casus verschillen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om reshoring te agenderen in de Raad en in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat en de Europese partners een strategie te ontwikkelen voor het terughalen
van essentiële productieketens naar Europa.
24. Antwoord van het kabinet:
Het vraagstuk van reshoring is onderdeel van de brede discussie over «open strategische autonomie» die de Europese
Commissie de komende tijd wil voeren in het kader van het Europees herstelplan. Zie
vraag 23. Het kabinet acht deze inbedding van de discussie juist en is niet voornemens
om aparte agendering van reshoring aan te vragen.
Eurocommissaris Hogan zal naar verwachting een eerste reflectie geven op de mogelijke
EU-inzet om tot een plurilateraal akkoord te komen om waardeketens voor medische goederen
open te houden en invoerrechten op deze goederen te liberaliseren. De leden van de
CDA-fractie vragen de Minister nader toe te lichten wat er verondersteld moet worden
van een dergelijk akkoord en welke rol Nederland daarbij kan spelen.
25. Antwoord van het kabinet:
De COVID-19 crisis laat zien dat een plotse schaarste aan bepaalde medische goederen
kan leiden tot ongewenste prijsstijgingen, een toename aan handelsbeperkende maatregelen
en dilemma’s met betrekking tot ethische allocatie van goederen. Een internationaal
akkoord met afspraken over handel in medische goederen ten tijde van een gezondheidscrisis
kan eraan bijdragen zulke situaties in de toekomst te vermijden, dan wel de impact
hiervan te beperken. Te denken valt aan afspraken om import- en exportbeperkingen
ten tijde van crisis waar mogelijk te beperken en om rekening te houden met de positie
van ontwikkelingslanden, afspraken op het gebied van handelsfacilitatie en douaneprocedures,
afspraken over informatie-uitwisseling over handel in medische producten en prijsontwikkelingen,
en liberalisering van invoerrechten op bepaalde medische goederen.
Waar mogelijke onderdelen van een plurilateraal akkoord om nadere uitwerking vragen,
kan Nederland bijvoorbeeld in overleg met de Europese Commissie onderzoek hiernaar
laten uitvoeren. Op termijn zou Nederland mogelijk ook een rol kunnen spelen in de
outreach naar derde landen bij besprekingen over het akkoord.
Tevens vragen deze leden of het Verenigd Koninkrijk ook bij een dergelijk akkoord
wordt betrokken en wanneer dat niet van zelfsprekend het geval is, daar wel op wordt
ingezet.
26. Antwoord van het kabinet:
Het is van belang dat op termijn zoveel mogelijk WTO-leden deelnemen aan het initiatief,
of delen hiervan. In de opvolging dient de EU dan ook zowel belangrijke handelspartners,
waaronder het Verenigd Koninkrijk, als ook ontwikkelingslanden te betrekken.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister eveneens naar de betrokkenheid en rol
van het Verenigd Koninkrijk in het Essential Health Goods Agreement en hoe dit voorstel zich verhoudt tot de initiatieven van commissaris Hogan.
27. Antwoord van het kabinet:
Discussie over mogelijkheden om tot een internationaal akkoord te komen met afspraken
over handel in medische goederen ten tijde van een gezondheidscrisis vindt nog EU-intern
plaats. Naar verwachting bevat de reflectie van de Europese Commissie verschillende
onderdelen waartoe Nederland eerder heeft opgeroepen met het voorstel om mogelijkheden
voor een Essential Health Goods Agremeent te verkennen, zoals afspraken om exportbeperkingen waar mogelijk te voorkomen.
Wanneer de EU deze voorstellen op termijn met derde landen deelt, zal het Verenigd
Koninkrijk ook betrokken worden. Het is immers van belang dat uiteindelijk zoveel
mogelijk WTO-leden deelnemen aan het initiatief.
De leden van de D66-fractie horen graag van de Minister binnen welk tijdsbestek een
analyse van de Europese strategische weerbaarheid van mondiale waardeketen te verwachten
is. Ziet de Minister nu al landen of leveranciers binnen de Europese strategische
waardeketens waar de EU te afhankelijk van is? Zo ja, om welke sectoren gaat het hier?
28. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie heeft op 27 mei jl. als onderdeel van het Europees herstelplan
een pakket van maatregelen aangekondigd ter vergroting van de open strategische autonomie
van de EU. De Europese Commissie heeft al eerder de afhankelijkheid van de EU van
kritieke grondstoffen in kaart gebracht. Dit gebeurt nu ook op EU-niveau voor medicijnen.
Het ligt voor de hand dat ten behoeve van de uitwerking van het beleid voor open strategische
autonomie de afhankelijkheden van de EU voor zover dat mogelijk is, breder in kaart
worden gebracht. Nederland zal zich hiervoor inzetten.
De eerdergenoemde leden horen graag welke rol de Minister ziet voor de diversificatie
van waardeketens om waardeketens minder kwetsbaar te maken voor lokale en regionale
schokken. Kan de Minister aangeven of de afhankelijkheid van bijvoorbeeld China niet
te groot is en er gezocht kan worden naar nieuwe handelsstromen met landen die een
meer democratisch systeem hebben zoals vele landen in Latijns Amerika.
29. Antwoord van het kabinet:
De EU is zich aan het beraden op mogelijke strategieën om te zorgen dat tijdens een
volgende pandemie – of een andere crisis – de dan benodigde essentiële importen beschikbaar
zijn. Protectionisme is niet de oplossing. Eén van de strategieën kan wel zijn om
zich te richten op het flexibeler en weerbaarder maken van internationale waardeketens.
Als Europa voor een product minder afhankelijk wordt van één land of van één of enkele
bedrijven, wordt de aanvoer minder kwetsbaar voor verstoringen. Diversificatie van
waardeketens (als maatregel om risico te mitigeren) is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid
van bedrijven, maar de overheid en de EU kunnen hierbij een faciliterende rol spelen.
Het is van belang om het binnen de EU eens te worden over een gezamenlijke strategie
in dezen. Zie ook vraag 10 over «open strategische autonomie».
In dit licht horen de leden van de D66-fractie graag wanneer de Minister verwacht
dat het EU-Mexico handelsverdrag wordt voorgelegd aan de Kamer.
30. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie is nu bezig de teksten «juridisch op te schonen» en te vertalen
in alle EU-talen. Naar verwachting zal de Europese Commissie in het najaar de definitieve
teksten ter beschikking stellen aan de Raad met een voorstel tot ondertekening. Zoals
eerder aangegeven zal het kabinet zijn standpunt bepalen op basis van de definitieve
teksten en zal het de Kamer voorafgaand aan de besluitvorming in de Raad nauwgezet
betrekken, zodat een debat over het akkoord mogelijk is.
De Europese Commissie voorziet een grote afname van de wereldwijde handel in 2020.
Hoe oordeelt de Minister over het voorgestelde Europese herstelfonds met betrekking
tot handel?
31. Antwoord van het kabinet:
Het Europese herstelfonds richt zich op een spoedig en sterk herstel van de Europese
economie en daarbij zijn het herstellen en stimuleren van handel op de interne markt
en handel met derde landen essentieel. Hiervoor zullen naast het opheffen van de tijdelijke
restricties op handel ook investeringen en structurele hervormingen nodig zijn om
de concurrentiekracht van lidstaten te laten convergeren naar een hoger niveau. Voor
het kabinet is het dan ook van belang dat de publieke investeringen vanuit het Europese
herstelfonds gericht zijn op het groeivermogen van lidstaten en dat structurele hervormingen
als duidelijke voorwaarde worden gesteld voor toegang tot middelen voor publieke investeringen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzonder veel interesse kennisgenomen
van het non-paper van de Minister en haar Franse ambtsgenoot over de vormgeving van
toekomstige handelsverdragen. Deze leden zijn blij dat de Minister de duurzaamheidsambities
die de leden van de GroenLinks-fractie eerder hebben bepleit ten aanzien van reeds
onderhandelde verdragen als het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Canada CETA en
tussen de EU en de Mercosur-landen, nu ook lijkt te omarmen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het non-paper van de Minister ook implicaties
heeft voor handelsakkoorden die nu voor liggen, zoals CETA en Mercosur, of dat de
duurzaamheidsambities van de Minister slechts ingaan wanneer deze verdragen zijn geaccordeerd
en geratificeerd. Indien dit het geval is, vragen de leden van de GroenLinks-fractie
of de Minister niet met hen van mening is dat zij hiermee een kans laat lopen om reeds
een trend te zetten door groenere versies van deze akkoorden te eisen.
32. Antwoord van het kabinet:
De duurzaamheidsambities van het kabinet voor toekomstige akkoorden zijn niet afhankelijk
van het al dan niet ratificeren van CETA en Mercosur. Daarom heeft het kabinet onafhankelijk
van deze trajecten gewerkt aan het Frans-Nederlandse non-paper. De principes in het
non-paper kunnen uiteraard van invloed zijn op de verdere uitwerking van CETA, bijvoorbeeld
bij de vroegtijdige evaluatie van de duurzaamheidsafspraken of de rol van de Chief
Trade Enforcer bij de naleving van deze afspraken.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister voornemens is om, al dan
niet samen met haar Franse ambtsgenoot, de voorstellen uit haar non-paper nader uit
te werken, en zo ja, op welke termijn.
33. Antwoord van het kabinet:
Het Frans-Nederlandse non-paper dient als inbreng voor een discussie over de toekomst
van EU handelspolitiek beleid. Het is een bijdrage aan de evaluatie die de Europese
Commissie dit jaar uit zal voeren. In dat kader zal Nederland in gesprek blijven met
Franrijk, andere lidstaten en de Europese Commissie ten behoeve van de verdere uitwerking
en opvolging van de voorstellen. Daarbij zal onder andere rekening gehouden worden
met de tijdlijn van de evaluatie, van lopende onderhandelingen en de Ministeriele
Conferentie van de WTO.
De huidige coronacrisis heeft veel impact op mondiale productie- en handelsketens.
De Wereldhandelsorganisatie voorspelt een afname in wereldwijde handel in goederen
van minstens 13% en mogelijk zelfs oplopend tot 32% in 2020.6 De leden van de SP-fractie constateren dat dit beduidend hoger is dan de berekeningen
van de Europese Commissie, die in april jl. met een percentage van 9,7% kwam en vragen
zich af hoe dit verschil zo groot kan zijn? Is er bekend welke goederen hierin het
hardst geraakt zijn? En van welke goederen er te veel afhankelijkheid bestaat?
34. Antwoord van het kabinet:
Zowel de Wereldhandelsorganisatie (WTO) als de Europese Commissie geven aan dat hun
voorspellingen omgeven zijn met een grote mate van onzekerheid. Deze onzekerheid is
onder meer afhankelijk van de ontwikkeling van de virusuitbraak en de maatregelen
die overheden nemen. De verschillen in de voorspellingen komen voort uit verschillende
aannames en methodes om deze onzekerheden te ondervangen. De Commissie verwijst in
haar rapport naar enkele van de verschillen tussen de WTO-voorspelling en haar eigen
raming. Zo gaat de WTO in haar scenario’s uit van een grotere daling van het mondiale
BBP dan de Europese Commissie, wat zal leiden tot een sterkere daling van de wereldhandel.
Daar bovenop worden de prognoses in deze onzekere tijd voortdurend bijgesteld. Beide
rapporten gaan niet in op specifieke goederen, wel blijkt bijvoorbeeld uit de WTO
Trade in Goods Barometer dat de auto-industrie wereldwijd het hardst getroffen wordt.
Sectoren die het minst hard getroffen worden zijn de landbouwsector en de producenten
van elektronische componenten. Afhankelijkheden zijn complex en vaak niet eenzijdig;
op basis van de rapporten van de WTO en de Europese Commissie is niet zondermeer vast
te stellen voor welke goederen te grote afhankelijkheden gelden.
De leden van de SP-fractie constateren dat er in het nieuwe herstelplan van de Europese
Commissie gesproken wordt van de noodzaak om afhankelijkheid van andere landen te
verminderen en te streven naar een «open strategische autonomie».7 De leden van de SP-fractie vragen zich af of de Minister hiermee bedoelt dat productie
binnen de Europese Unie van bepaalde producten meer gestimuleerd moet worden, omdat
veel EU-lidstaten te afhankelijk zijn geworden van import. Dit zou in lijn zijn met
het pleidooi voor een realistischer en eerlijker handelsbeleid dat de leden van de
SP-fractie al langer houden. Zij zouden dan ook deze draai in de goede richting van
de Europese Commissie n.a.v. de coronacrisis verwelkomen en vragen om een appreciatie
van de Minister hiervan. Als de Minister bedoelt dat de eenzijdige afhankelijkheid
van essentiële producten verminderd dient te worden door uit meer landen te importen,
dan vragen de leden van de SP-fractie zich af waarom deze weg de voorkeur heeft.
35. Antwoord van het kabinet:
In het herstelplan van de Europese Commissie wordt gesproken van «open strategische
autonomie». Hierbij zegt de Commissie niet dat Europa alles weer zelf moet gaan maken.
De EU staat open en eerlijke mondiale handel voor; geïntegreerde mondiale waardeketens
zijn hier integraal onderdeel van. Volgens de Commissie is die openheid essentieel
voor economische groei en Europees herstel en draagt het bij aan de welvaart van de
EU. Wel (h)erkent de Commissie dat op specifieke terreinen en onder specifieke omstandigheden,
bijvoorbeeld zoals nu het geval is bij medische en farmaceutische producten, ongewenste
afhankelijkheden zijn ontstaan. De Commissie zal daarom met een aantal initiatieven
komen om in de toekomst eventuele risico’s te kunnen ondervangen, waaronder een strategische
investeringsfaciliteit (gericht op het vergroten van de Europese weerbaarheid en autonomie
op het gebied van sleuteltechnologieën), een farmaceutische strategie en een nieuw
actieplan ten aanzien van kritische grondstoffen, ter versterking van de strategische
weerbaarheid van de EU. Ook komt er een vervroegde herziening van het EU-handelsbeleid.
De Commissie noemt verder een versterkte EU investeringstoets en het Carbon Border Adjustment Mechanism. Per casus zal een oplossing moeten gevonden die zowel leveringszekerheid op lange
termijn zeker stelt als ook de betaalbaarheid in het oog houdt. Marktwerking blijft
het uitgangspunt en bedrijven gaan over hun waardeketens. De rol van de overheid kan
per casus verschillen.
De leden van de SP-fractie missen in het Europese herstelplan de belofte die is gemaakt
om ook internationaal maatschappelijk vergantwoord ondernemen (IMVO) onderdeel te
maken van het recover better-principe. Gaat de Minister zich hiervoor hard maken in de Handelsraad? Zo nee, waarom
niet?
36. Antwoord van het kabinet:
Het Europese herstelplan kondigt onder andere een nieuw initiatief aan op duurzaam
bestuur («sustainable corporate governance»). Dit zal in 2021 verschijnen. Zoals blijkt uit de recent door de Europese Commissie
gepubliceerde biodiversiteitsstrategie8 zullen IMVO en gepaste zorgvuldigheid hier onderdeel van zijn en zal het initiatief
mogelijk in de vorm van een wetsvoorstel zijn. Nederland volgt de ontwikkelingen hierop
nauwgezet en blijft zich hard maken voor IMVO beleid in de EU.
Het non-paper dat de Minister in samenwerking met haar Franse ambtsgenoot heeft uitgebracht
ter versterking van de duurzaamheidshoofdstukken in handelsakkoord is een stap in
de goede richting vinden de leden de SP-fractie. Wat is de reactie geweest bij andere
lidstaten? Zijn er al lidstaten die zich hebben aangesloten bij het non-paper? Hoe
gaat het proces nu verder?
37. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie en een aantal lidstaten verwelkomen het Frans-Nederlandse initiatief
als een constructieve bijdrage aan de discussie over de toekomst van handelspolitiek.
Een deel van de voorstellen kunnen verder worden uitgewerkt. De evaluatie van het
EU-handelspolitieke beleid die de Europese Commissie dit jaar zal uitvoeren, vormt
daarvoor een goed kader.
Hoe groot acht de Minister de kans dat er daadwerkelijk verandering zal kunnen worden
gerealiseerd?
38. Antwoord van het kabinet:
Handelspolitiek beleid is dynamisch. Het hangt nauw samen met mondiale economische
en maatschappelijke ontwikkelingen. Moderne handelsakkoorden verschillen van handelsakkoorden
uit de beginjaren van de WTO. Duurzaamheid heeft een belangrijke plaats verworven
binnen de Europese handelspolitiek. Het kabinet heeft er vertrouwen in dat het Nederlands-Franse
non-paper in de komende tijd zal bijdragen aan verdere verduurzaming van het handelsbeleid.
Het is echter niet mogelijk om te voorspellen in hoeverre de voorstellen in het non-paper
gerealiseerd zullen worden. Dat is onder andere afhankelijk van de inzet van andere
lidstaten, de Europese Commissie en van derde landen.
Bovendien vragen de leden van de SP-fractie zich af wat de oproep voor Europese IMVO-wetgeving
die hierin wordt geuit betekent voor zowel het nationale proces als het voor de onderhandelingen
voor een VN-verdrag, Binding Treaty on Business and Human Rights? Laat de Minister
de optie voor nationale wetgeving wel open?
39. Antwoord van het kabinet:
Nederland en Frankrijk roepen in het paper op tot Europees beleid op IMVO. Mogelijke
Europese wetgeving op IMVO – zoals recentelijk aangekondigd door de Europese Commissie –
is onderdeel van de discussie over hoe dergelijk Europees IMVO-beleid vormgegeven
zou moeten worden. Het kabinet verwelkomt Europese actie en kijkt uit naar dit aangekondigde
initiatief. Momenteel wordt bezien of, en zo ja welke, (dwingende) IMVO-maatregelen
in Nederland genomen kunnen worden. Ontwikkelingen en kansen op het gebied van Europese
IMVO-maatregelen worden hierin meegenomen en hierover wordt gerapporteerd aan uw Kamer
in het najaar.
Voor wat betreft het VN-verdrag bedrijfsleven en mensenrechten blijft het kabinet
zich in EU-verband actief en constructief inzetten om te komen tot een gezamenlijk
standpunt en onderhandelingsmandaat.
En hoe is de stand van zaken met betrekking tot een onderhandelingsmandaat van de
Raad voor deelname aan de onderhandelingen voor het VN-verdrag? Ziet de Minister kans
om dit mee te nemen in de inzet van het non-paper?
40. Antwoord van het kabinet:
De afgelopen maanden heeft Nederland nauw samengewerkt met acht gelijkgezinde lidstaten
(België, Spanje, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Oostenrijk en Polen) om steun
te verwerven voor een gezamenlijke EU-inzet voor de volgende sessie van de open-ended intergovernmental working group on transnational corporations and other
business enterprises with respect to human rights (OEIGWG) met het oog op een VN verdrag bedrijfsleven en mensenrechten. De groep vraagt
de Europese Commissie en EDEO om een juridische analyse van de verdragstekst en om
een helder tijdpad, zodat de verdere voorbereiding van de EU-inbreng goed gecoördineerd
kan worden tussen de instellingen en de lidstaten. Daarnaast blijft Nederland oproepen
tot een onderhandelingsmandaat.
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 39 roepen Nederland en Frankrijk op tot
Europees beleid op IMVO. Het kabinet onderzoekt of het haalbaar is om het EU-onderhandelingsmandaat inzake het VN-verdrag deel uit te laten maken van een beoogd EU IMVO-actieplan.
De leden van de PvdA-fractie delen de gedachte dat ook via handelsketens de internationale
strijd tegen het COVID-19 virus kan worden aangegaan. Kan de Minister aangeven hoe
zij de verantwoordelijkheden van Nederlandse bedrijven ziet in hun productieketens
tijdens deze crisis?
41. Antwoord van het kabinet:
Het Nederlandse bedrijfsleven kan bijdragen aan de aanpak van de crisis door de manier
waarop bedrijven zaken doen in het buitenland. De crisis vergroot risico’s voor mens
en milieu in de waardeketen van bedrijven. Conform de verantwoordelijkheid van bedrijven
onder de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights zullen Nederlandse bedrijven deze risico’s – in samenhang met al bestaande risico’s
op mens en milieu in de waardeketen – moeten aanpakken. Bedrijven kunnen bijdragen
aan het mitigeren van de negatieve gevolgen van de crisis voor werknemers in de productielanden.
Waar relevant adresseer ik dit ook in gesprekken met het bedrijfsleven.
Erkent zij dat deze idealiter verder gaan dan het reguliere naleven van de richtlijnen
voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (OESO)?
42. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) naleven. Deze internationale standaarden beschrijven hoe bedrijven de risico’s op
mens en milieu in hun waardeketens kunnen identificeren en aanpakken. De OESO-richtlijnen
en UNGP’s gelden in alle tijden. Deze richtlijnen en principes gaan uit van een continu
proces. Ik onderschrijf de suggestie dat de OESO-richtlijnen in de huidige tijden
niet voldoen dan ook niet.
Het kabinet moedigt bedrijven aan om verder te gaan in hun bijdrage aan het behalen
van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) via de waardeketens waarin zij opereren.
Bij het adresseren van de negatieve gevolgen van COVID19 zijn er ondernemingen die
hun logistieke keten in ontwikkelingslanden aanwenden om te helpen met het transport
van medische hulpmiddelen. Andere bedrijven gebruiken de mobiele applicaties, die
normaliter worden ingezet voor het verduurzamen van de productie, om informatie over
COVID-19 onder boeren te verspreiden. Ook zijn er ondernemingen die cashflow steun
geven aan kleine leveranciers binnen hun keten. Het kabinet steunt maatschappelijke
organisaties, zoals Solidaridad en Initiatief Duurzame Handel, om met bedrijven te
werken aan positieve bijdragen aan het bestrijden van de COVID-19 crisis in ontwikkelingslanden.
Kan de Minister tot slot op dit punt alvast toelichten wat zij bedoelt met de «mogelijk
al te eenzijdige afhankelijkheid van enkele landen of leveranciers» die zij wil adresseren?
43. Antwoord van het kabinet:
Met mogelijk al te eenzijdige afhankelijkheid van enkele landen of leveranciers wordt
bedoeld dat door een afhankelijkheid van enkel één of twee leveranciers of landen,
onder sommige omstandigheden de leveringszekerheid in gevaar kan komen. Dit speelt
vooral als het kritieke goederen betreft en betreffende landen of leveranciers zelf
niet afhankelijk zijn van Nederland of de EU. Die eenzijdige afhankelijkheid moet
in eerste instantie op Europees niveau bekeken worden. De Europese Commissie adresseert
dit in het Europees herstelplan. Voor meer toelichting verwijs ik graag naar vraag
35.
De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de Nederlandse inzet met betrekking
tot het Essential Health Goods Agreement. Graag horen zij op welke manier hierbij ook wordt gewaarborgd dat kwetsbare, lagere
inkomenslanden toegang krijgen en houden tot betaalbare medische hulpmiddelen.
44. Antwoord van het kabinet:
Toegang tot betaalbare medische goederen voor ontwikkelingslanden is van groot belang.
Nederland zal hier in de verdere verkenning en uitwerking van een akkoord met afspraken
over handel in medische goederen ten tijde van een gezondheidscrisis ook aandacht
voor blijven vragen. Denkbaar is bijvoorbeeld dat landen afspreken om in de toekomst
de minst ontwikkelde landen uit te zonderen van exportbeperkingen op medische goederen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen allereerst benadrukken dat de
coronacrisis razendsnel de imperfecties van en de weerstand tegen het wereldhandelssysteem
en de moderne vrijhandelsverdragen heeft blootgelegd. Vóór corona was al duidelijk
dat vrijhandelsverdragen een reliek van het verleden zijn geworden. De bevolking keerde
zich ertegen, de laatste jaren willen ook boeren het niet meer en de politieke steun
is inmiddels afgebrokkeld tot onder het absolute minimum. Terug naar het oude normaal
zal een kolossale vergissing zijn.
De problemen de 21ste eeuw vragen niet om de oplossingen van de jaren ’90 van de vorige
eeuw. Vrijhandelsverdragen die het nodeloos gesleep van voedsel over de hele wereld
bevorderen, die wereldwijd boeren tegen elkaar uitspelen, die boeren en burgers tegen
elkaar opzetten en die de wereldwijde klimaat- en biodiversiteitscrisis verergeren,
zijn het probleem, niet de oplossing. Investeringsverdragen die de macht van de multinationals versterken in plaats van inperken, die bovenstatelijke tribunalen speciaal
voor internationale investeerders faciliteren, die in tijden waar daadkrachtig klimaatbeleid
noodzakelijk is overheden confronteren met extra regulatory chill en die mogelijk een goudmijn voor toch al kapitaalkrachtige en machtige multinationals
zijn, zijn het probleem, niet de oplossing. Vrijhandelsverdragen die de ambities om
tot kringlooplandbouw te komen al de nek omdraaien voordat überhaupt met kringlooplandbouw
een begin is gemaakt, zijn het probleem, niet de oplossing.
Voortgangsrapportage handelsakkoorden
De leden van de VVD-fractie lezen in de voortgangsrapportage over diverse onderhandelingen
voor bilaterale handelsakkoorden die op dit moment stilliggen, zoals met Egypte, Marokko
en Tunesië en overige Afrikaanse landen. Voor een aantal van dit soort landen geldt
dat er naast een handelsrelatie ook een ontwikkelingsrelatie tussen de EU en deze
landen bestaat. Wat is vanuit het oogpunt van «hulp en handel» de ambitie van de Minister
ten aanzien van het opnieuw opstarten van (een aantal van) deze onderhandelingen?
45. Antwoord van het kabinet:
Het is in het kader van de hulp en handel-agenda van belang dat toekomstige akkoorden
met deze landen asymmetrisch zijn. Dat wil zeggen dat in de vormgeving van het akkoord
rekening wordt gehouden met verschillen in ontwikkelingsniveau en dat afspraken mogelijkheden
bieden om assistentie te verlenen voor implementatie van onderdelen van het akkoord.
Zo kunnen de EU en een derde land bijvoorbeeld een langere transitieperiode voor de
liberalisering van bepaalde producten afspreken, of gevoelige producten uitsluiten.
Daarnaast bevatten verschillende EU-handelsakkoorden bepalingen over mogelijkheden
tot bescherming van opkomende industrieën.
De keuze om onderhandelingen te hervatten is uiteindelijk ook aan de derde landen
in kwestie. Wanneer er onvoldoende ambitie is om onderhandelingen te hervatten of
handelspartners aangeven meer tijd nodig te hebben ter voorbereiding of reflectie,
dient de EU deze keuze te respecteren. Uiteraard blijft de EU in gesprek met deze
landen. Onderhandelingen met Tunesië lopen nog en gezien de democratische transitie
zou het positief zijn als onderhandelingen actief worden voortgezet. Met Marokko is
gesproken over mogelijke hervatting van onderhandelingen. Ook kunnen inzichten over
de werking van bestaande associatieakkoorden met daarin handelsafspraken tussen de
EU en deze landen aanleiding vormen tot hernieuwde discussie over hervatting van onderhandelingen.
Zo voert onderzoeksbureau Ecorys in opdracht van de Commissie momenteel een ex post evaluatie uit naar de werking van zes associatieakkoorden die de EU heeft met Algerije,
Egypte, Jordanië, Libanon, Marokko en Tunesië. Tenslotte kan de sociaaleconomische
impact van COVID-19 in de landen ook aanleiding vormen tot hervatting van besprekingen.
En kan de Minister aangeven wanneer er meer duidelijkheid komt over de status van
«mixed agreement» van een aantal van de op dit moment in onderhandeling zijnde handelsakkoorden?
46. Antwoord van het kabinet:
Of een akkoord gemengd is of EU-only is afhankelijk van de inhoud van het desbetreffende akkoord. De aard van een akkoord
zal pas definitief worden bepaald nadat de Commissie de uitonderhandelde tekst aan
de Raad heeft voorgelegd met een voorstel tot ondertekening.
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor het uitgebreide overzicht van
de stand van zaken van handelsakkoorden. Deze leden vragen de Minister om aan te geven
waar de handelsverdragen helpen om de schade als gevolg van de coronacrisis te beperken.
47. Antwoord van het kabinet:
Handelsverdragen kunnen bijdragen aan het flexibeler en weerbaarder maken van waardeketens
omdat zij voor Europese producenten de keuze uit toeleveranciers uit verschillende
landen vergroten. Waar in EU-handelsakkoorden afspraken zijn gemaakt over verlaging
van invoerrechten of nulrechten voor medische goederen, onderdelen voor deze goederen
en landbouwproducten, kan het nu voordeliger zijn om deze te importeren. Op dit moment
is het probleem vooral dat er een wereldwijde schaarste aan deze goederen is. Handelsakkoorden
dragen bij aan open, voorspelbare handel en bevorderen de mogelijkheden voor diversificatie.
Het schaarste -probleem als zodanig vraagt dat er productieverhoging gerealiseerd
wordt, zonder verstoring van mondiale waardeketens. Handelsakkoorden bieden een platvorm
voor overleg waar desgewenst mogelijke verstoring van waardeketens besproken kan worden.
Deze leden vragen de Minister welke strategie wordt gehanteerd om, wanneer landen
nu door lockdown dicht zijn, de handel direct weer opgang te kunnen brengen wanneer dat niet meer
het geval is en vragen de Minister in hoeverre het postennetwerk toegang biedt aan
Nederlandse bedrijven in den vreemde ter ondersteuning en welke vormen van hulp aan
die bedrijven en ondernemers geboden kan worden.
48. Antwoord van het kabinet:
Ook in de afgelopen maanden hebben onze posten zich voortdurend ingespannen ondernemers
te helpen bij het voortzetten van hun internationale handelscontacten en -stromen.
Als open economie is Nederland immers bij uitstek gebaat bij open grenzen en juiste
contacten om (ook medische) goederen van A naar B op de juiste plekken te krijgen.
De gevolgen van het COVID-19 virus voor bedrijven worden steeds zichtbaarder. Per
saldo staan de inkomsten van bedrijven onder grote druk, terwijl de kosten niet in
hetzelfde tempo kunnen worden gereduceerd. Zoals gecommuniceerd met uw Kamer in de
brief «Noodpakket banen en economie 2.0» (Kamerstuk 35 420, nr. 38) zijn begin april dan ook de maatregelen op het gebied van de Exportkredietverzekering
(EKV) verruimd en zijn binnen het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) en het Dutch Good Growth Fund (DGGF) extra mogelijkheden gecreëerd om werkkapitaal te verstrekken en betalings-
en aflossingstermijnen te versoepelen. Daarnaast treft het kabinet aanvullende maatregelen
om internationale ondernemers ook door de komende fase van de crisis te helpen. Daarbij
wordt nauw samengewerkt met het bedrijfsleven, ook via de gezamenlijke uitvoering
van de «Internationale Actieagenda COVID-19» van VNO-NCW en MKB Nederland. Zo versterkt
het kabinet het handelsinstrumentarium, zodat Nederlandse ondernemers kunnen werken
aan opbouw of herstel van hun marktpositie zodra landen uit lockdown komen. Het kabinet zal «kickstart-vouchers» introduceren voor coaching, extra studies naar kansrijke markten financieren, trainingsprogramma’s
voor ondernemers uitbreiden, digitale handelsmissies organiseren en deelname aan (digitale)
beurzen faciliteren. Daarnaast zal de digitale dienstverlening door onze posten worden
uitgebreid om Nederlandse ondernemers van accurate informatie te blijven voorzien
en in contact te brengen met relevante lokale partijen.
De leden van de D66-fractie horen graag dat de Commissie aan de slag gaat met het
milieugoederenakkoord (Groene Goederen Akkoord) en dat dit onderwerp recent met Eurocommissaris
Hogan is besproken. Kan de Minister toelichten hoe Nederland er voor gaat zorgen dat
de onderhandelingen weer zo snel mogelijk hervat worden?
49. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet dringt binnen de EU aan op het heropenen en uitbreiden van de onderhandelingen
over liberalisering van groene goederen en diensten in de WTO. Nederland zoekt hiervoor
steun bij andere lidstaten en bij de Europese Commissie, zodat vervolgens ook onder
WTO-leden draagvlak kan worden verkregen. Tijdens de videoconferentie van de RBZ Handel
zal ik de prioriteiten van het kabinet in de WTO toelichten, waaronder ten aanzien
van groene goederen en diensten. Ook in het Frans-Nederlandse non-paper over handel,
duurzaamheid en sociaaleconomische effecten is opgenomen dat milieu een prominente
rol krijgt in de WTO.
De leden van de GroenLinks-fractie bemerken dat er een discrepantie lijkt te zijn
tussen hetgeen over het Environmental Goods Agreement (EGA) wordt gezegd in de voortgangsrapportage en in de geannoteerde agenda. In de
voortgangsrapportage beschrijft de Minister dat Nederland weliswaar op een nieuwe
impuls van de onderhandelingen heeft aangedrongen, maar dat de steun hiervoor in de
EU beperkt is. In de geannoteerde agenda stelt de Minister echter dat de Europese
Commissie deze oproep oppakt. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister
te bevestigen dat de Europese Commissie hier een nieuwe impuls aan wil gaan geven,
en zo ja, hoe dit er concreet uit gaat zien in tijd en vorm.
50. Antwoord van het kabinet:
In de voortgangsrapportage staat aangegeven dat er vooralsnog beperkt draagvlak binnen
de WTO is voor het heropenen van de onderhandelingen over een milieugoederenakkoord.
Ook binnen de Europese Unie zijn niet alle lidstaten hier voorstander van. De Europese
Commissie heeft tot genoegen van het kabinet onlangs aangegeven te zullen onderzoeken
hoe handel in groene goederen bevorderd kan worden. Het voorstel hiervoor dient verder
uitgewerkt te worden, ook met oog op verwerven van steun in de Raad.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over het feit dat de EU sinds 2013
in onderhandeling is met China over een investeringsverdrag, terwijl de geopolitieke
verhoudingen sinds die tijd erg zijn veranderd. Deze leden vragen welke weerslag de
geopolitieke ontwikkelingen op de aard en omvang van het gewenste investeringsakkoord
heeft.
51. Antwoord van het kabinet:
Voor Nederland is, net als voor de Europese Commissie, de inhoud van het investeringsakkoord
met China belangrijker dan de snelheid waarmee het akkoord kan worden gesloten. De
Nederlandse inzet blijft gericht op stevige duurzaamheidsafspraken en het creëren
van een gelijk speelveld, met name op het gebied van staatsbedrijven en subsidies.
Tevens zet Nederland in op de noodzaak tot wederkerige en non-discriminatoire markttoegang.
Zo vragen deze leden of de duurzame onafhankelijkheid van Hongkong hierin een plaatst
krijgt.
52. Antwoord van het kabinet:
In recente EU-verklaringen is benadrukt dat de EU gebaat is bij behoud van Hongkong’s
hoge mate van autonomie binnen de Volksrepubliek China, zoals vastgelegd in de Basic Law van Hongkong en in internationale verplichtingen.9 Het kabinet sluit zich daar volledig bij aan. Zowel het kabinet als de EU zullen
de ontwikkelingen in Hongkong op de voet blijven volgen.
Deze leden lezen in de voortgangsrapportage dat wordt toegewerkt naar een investeringsgeschillenbeslechtingsmechanisme
«volgens de nieuwe EU-benadering» en vragen of de Minister hiermee doelt op het Investment Court System.
53. Antwoord van het kabinet:
Hiermee wordt inderdaad het Investment Court System bedoeld.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister op welke termijn zij voornemens
is de ratificatiewetten voor de investeringsverdragen met Vietnam en Singapore bij
de Kamer aanhangig te maken.
54. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet werkt aan de goedkeuringsstukken voor de investeringsakkoorden met Vietnam
en Singapore. De stukken zullen eerst aan de Raad van State worden verzonden voor
advies. Het tijdspad voor verdere behandeling is nog niet bekend.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of voor het aanstaande gemengde handelsakkoord
tussen de EU en Mexico een (actuele) Sustainability Impact Assessment (SIA) beschikbaar komt, nog voor dat de EU-regeringen gevraagd wordt in te stemmen
en het SIA dus nog van wezenlijke invloed kan zijn op het besluit – zoals de Minister
zelf voorstelt te doen in haar non-paper over de toekomst van handelsverdragen.
55. Antwoord van het kabinet:
In opdracht van de Europese Commissie is een Sustainability Impact Assessment (SIA) opgesteld en afgerond in september 2019. De SIA is te vinden op de website
van de Europese Unie10.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de Minister bereid is om, in samenwerking
met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, een impactanalyse van het
verdrag met Mexico op de Nederlandse landbouw op te stellen en deze met de Kamer te
delen, alvorens de regering akkoord gaat met het verdrag.
56. Antwoord van het kabinet:
Vooralsnog ziet het kabinet geen aanleiding een impact assessment uit te voeren voor de Nederlandse landbouw. In 2018 heeft het kabinet door de Wageningen
Economic Research (WeCR) van de Universiteit van Wageningen onderzoek laten doen naar
de potentiële effecten van een vrij handelsakkoord tussen de EU en Mexico. WeCR concludeerde
dat de productiekosten in Mexico lager zijn dan in de EU in drie onderzochte sectoren:
eieren, pluimveevlees en varkensvlees. Echter, WeCR concludeerde ook dat in een vrije
handelssituatie er geen grote import is te verwachten van deze producten.11
De import van agrarische producten uit Mexico betreft grotendeels groente- en fruitproducten,
zoals avocado’s, limoenen en vruchtensappen, die niet of nauwelijks in Nederland worden
geproduceerd. Het akkoord biedt verder voor de Nederlandse agrarische sector verbeterde
markttoegang door tariefliberalisatie en beslechten van non tarifaire belemmeringen.
Met name voor het MKB in de Nederlandse agrarische sector kan het exporteren van goederen
naar Mexico daardoor makkelijker worden.
Ten aanzien van het handelsverdrag met de Mercosur-landen vragen de leden van de GroenLinks-fractie
of de Minister bereid is om het Sustainability Impact Assessment, die zij deze zomer verwacht, aan de Kamer te sturen zodra zij hier beschikking over
krijgt.
57. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal uw Kamer een afschrift van het Sustainability Impact Assessment sturen wanneer deze openbaar gemaakt wordt.
De leden van de PvdA-fractie bedanken de Minister voor het overzicht van lopende handelsonderhandelingen.
Terugkijkend op de maatschappelijke kritiek op CETA, vragen de genoemde leden zich
af hoe de Minister kijkt naar het toekomstig maatschappelijk draagvlak voor vergelijkbare
verdragen. Met name de zogeheten «gemengde akkoorden» die afhankelijk zijn van nationale
ratificaties. Wat onderneemt de Minister om dit draagvlak te vergroten?
58. Antwoord van het kabinet:
Nederlanders zijn vergeleken met burgers in andere EU-lidstaten relatief positief
over internationale handel en EU-handelspolitiek. Zie hiervoor ook het antwoord op
vraag 8 met betrekking tot het onderzoek naar publieke opinie over internationale
handel en EU-handelspolitiek door Eurobarometer. Dit neemt uiteraard niet weg dat
er maatschappelijke zorgen zijn over handelsakkoorden, zoals de verhouding van handelsakkoorden
tot duurzame ontwikkeling. Mede in reactie op deze zorgen zet Nederland in op een
verdere versterking van de effectieve implementatie van duurzaamheidsafspraken in
handelsakkoorden. Zo vormt het Frans-Nederlandse non-paper over handel, duurzaamheid
en sociaaleconomische effecten een bijdrage aan de discussie over de toekomst van
EU-handelspolitiek, voorafgaand aan de opstelling van een nieuwe handelspolitieke
strategie door de Europese Commissie.
Verder blijf ik me inzetten om zowel burgers als het Nederlandse bedrijfsleven te
informeren over handelsakkoorden, zoals ook gebeurt in het geval van CETA.
Op welke termijn verwacht de Minister dat het handelsverdrag tussen de Europese Unie
en Vietnam aan het Nederlands parlement wordt voorgelegd?
59. Antwoord van het kabinet:
Met Vietnam is een afzonderlijk handelsakkoord en een afzonderlijk investeringsakkoord
gesloten. Het handelsakkoord betreft bevoegdheden die exclusief tot de EU behoren
en wordt derhalve niet door de EU-lidstaten geratificeerd. Het investeringsakkoord
is een gemengd akkoord en dient daarom tevens door de EU-lidstaten te worden geratificeerd
alvorens het in werking kan treden; in Nederland is hiervoor de goedkeuring van het
parlement vereist. Het kabinet werkt aan de goedkeuringsstukken voor het investeringsakkoord
met Vietnam. De stukken zullen eerst aan de Raad van State worden verzonden voor advies.
Het tijdspad voor verdere behandeling is nog niet bekend.
En kan de Minister toelichten hoe de rol van het maatschappelijk middenveld met betrekking
tot monitoring er uit gaat zien in het nog in ontwikkeling zijnde verdrag met Mexico?
60. Antwoord van het kabinet:
Voor zover de tekst van het politiek akkoord bekend is bij het kabinet krijgt het
maatschappelijk middenveld in het nog ter goedkeuring aan te bieden akkoord met Mexico
een rol in het monitoren van de uitvoering. Het akkoord voorziet verder een procedure
om problemen bij de uitvoering van duurzaamheidsafspraken op te lossen. Het gemoderniseerde
akkoord voorziet hierdoor in Mexico voor het eerst een platform waar het maatschappelijk
middenveld een bijdrage kan leveren aan de bespreking van onderwerpen zoals mensenrechten,
klimaat en anti-corruptie.
Kan de Minister toelichten hoe de toenemende repressie door het Egyptische leger,
alsmede een groeiende economische militaire macht, ook in de landbouwsector12 zich verhoudt tot de inzet bij het nog in ontwikkeling zijnde verdrag met Egypte?
61. Antwoord van het kabinet:
Hoewel de EU en Egypte in 2013 besprekingen hielden over het moderniseren van het
bestaande associatieakkoord uit 2004 en het aanvullende akkoord over landbouw en voedselproducten
uit 2010, vinden er momenteel geen onderhandelingen plaats met Egypte over een nieuw
handelsakkoord.
Ook danken de genoemde leden de Minister voor het overzicht van de investeringsakkoorden.
Ook hierop ontvangen de leden graag een reflectie op het afnemend maatschappelijk
draagvlak. Kan de Minister daarnaast een stand van zaken geven van de oprichting van
het Multilateraal Hof?
62. Antwoord van het kabinet:
De nieuwe modeltekst, die de Nederlandse inzet voor de (her-)onderhandelingen van
investeringsakkoorden vormt, is uitgebreid in de Tweede Kamer besproken. Ook hebben
er consultaties met belanghebbenden, maatschappelijke organisaties en experts plaatsgevonden.
Daarnaast is een conceptversie van de modeltekst besproken tijdens een bijeenkomst
van het Breed Handelsberaad. Tot slot heeft er ook een internetconsultatie plaatsgevonden.
De input die partijen en organisaties bij deze gelegenheden hebben geleverd, is meegenomen
bij het opstellen van de modeltekst. De tekst bevat belangrijke vernieuwingen waarmee
het kabinet tegemoet komt aan verschillende zorgpunten. Zo sluit de nieuwe modeltekst
bijvoorbeeld brievenbusmaatschappijen uit van investeringsbescherming en expliciteert
de tekst afspraken over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook
stapt de modeltekst af van de gangbare praktijk dat arbiters worden benoemd door partijen
bij het geschil, en bevat kwaliteits- en ethische eisen waaraan arbiters moeten voldoen.
Tot slot zorgt de nieuwe modeltekst voor meer transparantie in geschillenbeslechtingsprocedures.
De modeltekst wordt internationaal gezien als een belangrijke vernieuwing en verduurzaming
van bilaterale investeringsverdragen.
In het verlengde van het streven om het investeringsbeschermingsregime te moderniseren,
zetten de EU en Nederland in op de oprichting van een multilateraal investeringshof
(MIC). Hierover wordt binnen UNCITRAL, de VN Commissie voor Internationaal Handelsrecht,
gesproken. De EU, Nederland en de andere EU-lidstaten pleiten voor het oprichten van
een MIC dat bestaat uit een gerecht in eerste instantie, en een hoger beroep mechanisme.
De EU en de EU lidstaten hebben in januari 2019 een paper ingediend met concrete voorstellen
over het oprichten van een MIC.13 Tijdens de 38e bijeenkomst op 20-24 januari 2020 in Wenen besprak de UNCITRAL Working
Group III de volgende hervormingsvoorstellen: (i) een «stand-alone review»
of een beroepsorgaan; (ii) een multilateraal investeringshof; en (iii) de selectie
en benoeming van arbiters en rechters. Het verslag van de bijeenkomst is te vinden
op de UNCITRAL website.14De besprekingen tijdens deze bijeenkomst waren enkel verkennend van aard. De UNCITRAL
onderhandelingsronde die voor maart/april 2020 was gepland ging in verband met de
COVID-19 pandemie niet door. De datum en de precieze agenda voor de volgende onderhandelingsronde
is nog niet definitief vastgesteld.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat in de Voortgangsrapportage
handelsakkoorden geen nadere duiding is gegeven van het mislukken van de onderhandelingen
met de Verenigde Staten. Tot op heden hebben deze leden zich met name via media als
de Financial Times, Politico en De Boerderij moeten laten informeren over deze onderhandelingen.
Deze leden merken voorts op dat op 18 maart de deadline is verstreken die de Amerikaanse
president Trump de Europeanen had gesteld en dat tot die datum onderhandelaars van
de VS en de EU tevergeefs hebben geprobeerd om tot een zogenaamde «mini-deal» te komen.
Ondanks dat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie het toejuichen dat deze
onderhandelingen mislukt zijn, willen deze leden nog wel een nadere toelichting. Klopt
het dat de inzet van de Verenigde Staten erop gericht is geweest dat in de VS geproduceerde
genetisch gemanipuleerde gewassen sneller op de Europese markt zouden worden toegelaten?
63. Antwoord van het kabinet:
Zoals eerder toegelicht in Kamerstuk 31 985, nr. 66 (vergaderjaar 2019–2020) verlopen de onderhandelingen tussen de VS en de EU niet
op grond van mediaberichten, maar op grond van door de Raad goedgekeurde mandaten
op 15 april 2019. De mandaten zijn tevens gepubliceerd.15 Inhoudelijke besprekingen tussen de lidstaten en de Commissie over concrete voorstellen
van de Commissie en de besluitvorming hierover vinden plaats in de context van de
Raad. Het kabinet beoordeelt elk resultaat van onderhandelingen op basis van het mandaat
dat de Raad heeft gegeven en betrekt uw Kamer via de geëigende procedures bij eventuele
besluitvorming hierover.
Welke consequenties heeft de Amerikaanse president Trump verbonden aan het mislukken
van de onderhandelingen? Wanneer staat de volgende onderhandelingsronde op de agenda?
Kunt u bevestigen dat het in theorie mogelijk is dat de onderhandelingen over de conformiteitsbeoordelingen
ertoe kunnen leiden dat er meer landbouwproducten uit de VS de Europese markt opkomen,
namelijk in het geval dat er tot een overeenstemming wordt gekomen over de conformiteitsbeoordelingen
van landbouwproducten?
64. Antwoord van het kabinet:
De gesprekken met de VS om te komen tot een positieve handelsagenda die de bilaterale
handel versterkt, lopen door. Er is op dit moment geen onderhandelingsronde gepland.
Het kabinet beoordeelt elk resultaat van onderhandelingen op basis van het mandaat
dat de Raad heeft gegeven.
Alle landbouwproducten die in de EU geïmporteerd worden uit de VS moeten voldoen aan
de Europese eisen voor voedselveiligheid en labelling. De import- en exportwaarde
van landbouwproducten tussen de VS en de Europese en Nederlandse markt voor specifieke
producten kan fluctueren los van eventuele afspraken over conformiteitsbeoordelingen.
Voorbeeld hiervan is de toegenomen import van amandelen uit de VS de afgelopen drie
jaar en de Nederlandse export van dranken naar de VS het afgelopen jaar.16
Dan merken de leden op dat in de Voortgangsrapportage handelsakkoorden de rapportage
over het verdrag met Oekraïne is weggevallen. Dat bevreemdt deze leden, omdat recent
nog dit verdrag is opengebroken waarbij de quota (tarieflijnen) voor de invoer van
vers kippenvlees uit dat land met 250% verhoogd zijn, dit tot woede van de Nederlandse
Minister van Landbouw. Deze leden vragen dan ook de rapportage over dit verdrag standaard
mee te nemen en de Kamer te blijven informeren over ontwikkelingen hierover.
65. Antwoord van het kabinet:
De EU en Oekraïne hebben onderhandeld over de aanpassing van de bestaande tariefregeling
voor vlees van pluimvee. Op 5 december heeft de Raad ingestemd met de sluiting van
de herziene Associatieovereenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de EU
en Oekraïne. Begin februari is de herziene overeenkomst in werking getreden. Uw kamer
is hierover geïnformeerd in de voortgangsrapportage van februari17. In de voortgangsrapportage wordt in beginsel niet blijvend over handelsakkoorden
gerapporteerd die in werking zijn getreden.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van
het resultaat van de onderhandelingen tussen Mexico en de Europese Commissie. Er is
zowel overeenstemming bereikt over een verregaande liberalisering van landbouwtarieven
als over een investeringsverdrag. Deze leden willen met klem benadrukken dat dergelijk
verdragen lijnrecht ingaan tegen de grote uitdagingen van deze tijd. Waar van de Nederlandse
en Europese boeren verlangd wordt om mee te werken aan het bestrijden van de klimaat-
en biodiversiteitscrisis, daar zet de Europese Commissie de grenzen voor spotgoedkope
landbouwproducten wagenwijd open voor een land dat veel lagere productiestandaarden
voor in ieder geval landbouwproducten hanteert. Daarnaast verstevigt dit investeringsverdrag
de machtspositie van multinationals nog verder. Tot slot creëert dit verdrag opnieuw
onduidelijkheid over het gevoerde beleid van de regering: dienen Nederlandse boeren
te produceren voor de regionale markt of voor de wereldmarkt?
66. Antwoord van het kabinet:
Ten aanzien van de gevolgen van EU-Mexico voor de kringlooplandbouw is aan te geven
dat de markten voor landbouwgoederen internationaal zijn en kringlopen zich over landsgrenzen
heen kunnen uitstrekken. Natuurlijke omstandigheden zoals landbouwgrond, lokaal klimaat
etc., technologische ontwikkelingen en diverse andere factoren zorgen er bovendien
voor dat internationale afhankelijkheden van grondstoffen en landbouwproducten een
gegeven zijn. De gewenste ontwikkeling naar duurzame landbouw en circulaire landbouwsystemen
vormt een integraal onderdeel van de Nederlandse inzet bij handelsakkoorden.
Deze leden merken op dat een vergelijkbaar verdrag met een gelijkgezind land als Canada
op groot politiek en maatschappelijk verzet kan rekenen en vragen de Minister of zij
gelijkluidende kritiek op de verdragen met Mexico voor wil zijn door nu al duidelijkheid
te scheppen over de positie van de Nederlandse regering. Is zij bereid om aan de Europese
Commissie en de Raad te laten weten dat een verdrag waarin in ieder geval de landbouw
is opgenomen en een verdrag waar investeringsbescherming is opgenomen op een tegenstem
van de Nederlandse regering kan rekenen?
67. Antwoord van het kabinet:
Landbouw en investeringsbescherming maken onderdeel uit van het onderhandelingsmandaat
dat is gegeven aan de Europese Commissie door de Raad en waar ook Nederland, als lid
van de Raad, mee instemde. Het kabinet zal de balans opmaken van de voor- en nadelen
van het nog goed te keuren EU-Mexico Global Agreement als alle daartoe noodzakelijke stukken beschikbaar zijn. De Kamer zal over het in
de Raad in te nemen standpunt van het kabinet nauwgezet worden betrokken voordat de
Raad besluit over het akkoord.
Deze leden hebben voorts nog enkele vragen over de te volgen procedure. Klopt het
dat dit een gemengd verdrag is, waar zowel het handelsgedeelte als het investeringsgedeelte
tegelijk zullen worden voorgelegd aan de Raad, het EP, en het Nederlandse parlement,
zoals het verdrag met Canada? Of wordt het verdrag in tweeën geknipt, waarbij alleen
het investeringsverdrag zal worden voorgelegd aan de nationale parlementen, zoals
bij de verdragen met Vietnam?
68. Antwoord van het kabinet:
Het betreft de modernisering van een bestaand associatieakkoord met een handels- en
een politiek deel. Een associatieakkoord is in beginsel een gemengd akkoord, waarbij
geldt dat uiteindelijk de inhoud van het akkoord bepaalt welke aard het akkoord heeft
(gemengd of niet). Een gemengd akkoord wordt na goedkeuring door de Raad en het Europees
Parlement voorgelegd aan de nationale parlementen voor goedkeuring van nationale ratificatie.
Er zijn, zover bekend aan het kabinet, geen concrete plannen van de Europese Commissie
om het handelsdeel – dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt –
apart te behandelen van het politieke deel van het voorziene gemoderniseerde EU-Mexico
Global Agreement. Evenmin is op dit moment een discussie voorzien in de Raad over
dit onderwerp.
Tot slot willen deze leden een update van de positie van de Europese Commissie over
het mandaat van de onderhandelingen met Thailand. Dit zogenaamde ASEAN-mandaat stamt
uit 2007. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben de Minister erop gewezen
dat dit mandaat gedateerd en achterhaald is en de Minister heeft dit ook erkend. Is
de regering bereid om medestanders voor deze positie te vinden?
69. Antwoord van het kabinet:
Nederland heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 21 november 2019 aangegeven
dat de EU zou moeten overwegen opnieuw naar de onderhandelingsinzet voor de onderhandelingen
met Thailand te kijken, mochten deze onderhandelingen hervat worden. Dit punt is op
30 januari 2020 tevens onder de aandacht gebracht tijdens een onderhoud van de Minister
voor BHOS met de EU-handelscommissaris Phil Hogan. De Europese Commissie heeft aangegeven
positief tegenover dit verzoek te staan. Er is momenteel nog geen zicht op de daadwerkelijke
hervatting van de onderhandelingen.
Fiche: Herziening verordening uitzonderlijke handelsmaatregelen voor landen in stabilisatie-
en associatieproces
Kan de Minister toelichten aan de leden van de VVD-fractie op welke wijze de unilaterale
handelsmaatregelen voor de Westelijke Balkan reciprociteit kennen?
70. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie heeft het voorstel gedaan om unilaterale handelsmaatregelen
voor landen in het associatie- en stabilisatieproces op de Westelijke Balkan te verlengen.
Deze unilaterale handelsmaatregelen maken het mogelijk dat de EU eenzijdig specifieke
invoerrechten schorst voor landen en regio’s op de Westelijke Balkan en kennen dus
geen reciprociteit. Daarnaast sluit de EU stabilisatie- en associatieovereenkomsten
inclusief handelsafspraken met individuele landen op de Westelijke Balkan. In aanvulling
daarop dienen de unilaterale maatregelen de marktoegang voor de Westelijke Balkan
te verbeteren met het oog op economische intergratie van, en stabiliteit in, de regio.
Overig
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor het delen van het non-paper dat
samen met Frankrijk is opgesteld. Deze leden vragen de Minister of dit voorstel van
Nederland en Frankrijk besproken wordt in deze raad en verzoeken nadrukkelijk een
appreciatie van een discussie hierover op te nemen in het verslag van deze raad.
71. Antwoord van het kabinet:
Het non-paper van Nederland en Frankrijk is als zodanig niet geagendeerd voor de komende
Raad. Nederland en Frankrijk zullen wel wijzen op de bijdrage die dit paper kan vormen
aan de komende brede herziening van het EU-handelsbeleid. Uw Kamer zal via het verslag
van de Raad op de hoogte gesteld van mogelijke reacties op het paper in deze Raad.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een toelichting te geven op de stand
van de Nederlandse staalindustrie.
72. Antwoord van het kabinet:
De Nederlandse staalindustrie wordt hard getroffen door de COVID-19 pandemie. De vraag
naar staal is sterk teruggelopen, vooral vanuit de auto-industrie. Maar ook voorafgaand
aan de pandemie had de staalindustrie het moeilijk door de structurele overproductie
van ruw staal op de wereldmarkt met als gevolg lagere staalprijzen. Op multilateraal
niveau vinden besprekingen plaats om deze overproductie aan te pakken. Intussen worden
de negatieve gevolgen van de overproductie en de daarmee samenhangende stijgende importen
in de EU beperkt door vrijwaringsmaatregelen. Voor Nederland is het van belang dat
deze vrijwaringsmaatregelen gebalanceerd zijn, en zowel rekening houden met de belangen
van de staalproducerende als de staalverwerkende industrie. Tegelijk zet Nederland
in op verduurzaming van de sector (Klimaatakkoord18). De staalindustrie staat voor een grote verduurzamingsopgave om te voldoen aan de
Nederlandse klimaatplannen. Daarbij wordt ondersteuning geboden door de Nederlandse
overheid. Zowel het innovatie- als verduurzamingsbeleid is hierop gericht.
De leden van de CDA-fractie zouden graag meer inzicht krijgen in de zaak Uniper versus
Nederland. Onder het Energie Handvest moet een investeerder eerst een notificatie
indienen en dan drie maanden onderhandelen met de staat, voordat ze een arbitragezaak
kunnen beginnen. Uniper heeft dit in december gedaan, dus hadden ze in principe midden
maart een zaak mogen beginnen, maar ze hebben dat niet gedaan. Deze leden vragen de
Minister daarom een algemene update hoe het staat met de onderhandelingen en in het
bijzonder naar deze drie maanden termijn en het feit dat er nog geen zaak is gestart.
73. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in het antwoord van de regering van 23 januari 2020 op de vragen
van het lid Ouwehand van 5 december 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1526) heeft Uniper de Nederlandse regering in kennis gesteld van een mogelijke claim op
basis van het Energiehandvestverdrag. Deze mogelijke claim is gebaseerd op schade
die Uniper meent te lijden door de inwerkingtreding van de Wet verbod op kolen bij
elektriciteitsproductie. Artikel 26 van het Energiehandvest geeft de mogelijkheid
aan voor die bepaling kwalificerende investeerders om eventueel een claim voor te
leggen aan (onder andere) een arbitragetribunaal na het verlopen van een minimumperiode
van drie maanden waarbinnen op verzoek van de investeerder een minnelijke oplossing
voor het geschil wordt gezocht.
Het uitbreken van Covid-19 vraagt van beide partijen bijzondere flexibiliteit. Uniper
volgt samen met de Staat een pragmatische aanpak die met zich meebrengt dat – sans préjudice voor de rechten van Uniper en van de Staat – de dialoog is voortgezet voorbij de
minimumtermijn van drie maanden in het kader van het verkennen van de mogelijkheden
voor minnelijke geschilbeslechting waartoe het Energiehandvestverdrag verplicht.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat de positie van de regering is,
of de regering iets aan Uniper heeft beloofd of toegezegd en wat Uniper van de regering
vraagt.
74. Antwoord van het kabinet:
In het antwoord van de regering van 23 januari 2020 op de vragen van het lid Ouwehand
van 5 december 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1526) heeft de regering aangegeven dat zij van mening is dat de Wet verbod op kolen bij
elektriciteitsproductie rechtmatig is en dat de daarin voorziene overgangsperiode
exploitanten de mogelijkheid biedt om een groot deel van de investeringen in hun centrale
te kunnen terugverdienen. Daarnaast biedt de overgangsperiode hen de mogelijkheid
de centrale geschikt te maken voor andere brandstoffen dan kolen, zodat de exploitatie
van de elektriciteitscentrale kan worden voortgezet. Deze positie is ook bij Uniper
bekend. De positie van Uniper is kenbaar gemaakt in de publieke consultatie op de
Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie.19 De regering heeft Uniper niets beloofd of toegezegd. De regering heeft richting Uniper
enkel aangegeven open te staan om op grond van nieuwe informatie en nadere inzichten,
die Uniper deelt bovenop hetgeen in het kader van de consultatie van de Wet verbod
op kolen bij elektriciteitsproductie is aangegeven, overleg te willen voeren in het
kader van de verplichte dialoog om tot een minnelijke geschilbeslechting te komen.
In het verleden is gebleken dat landen die de juridische verdediging «binnenshuis»
doen vaak verliezen, omdat ambtenaren niet gespecialiseerd zijn. De beste manier is
om een open procedure te hebben waarbij verschillende advocatenkantoren een offerte
kunnen indienen waarin ze hun ervaring en prijzen uiteenzetten zodat de regering een
geïnformeerde keuze kan maken. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister daarom
hoe de regering te werk gaat wat betreft de organisatie van de juridische verdediging.
75. Antwoord van het kabinet:
De regering beschikt over relevante expertise ten aanzien van het beoordelen en afwikkelen
van juridische claims ten aanzien van investeringen en het beroep op de bescherming
van eigendom. Zowel de juridische diensten van het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat als van het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben specialisten op het
gebied van investeringsbeschermingsovereenkomsten en investeringsarbitrage, energierecht,
EU-recht en eigendomsrecht actief ingezet bij deze procedure. Voorts is bij de voorbereiding
van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie gebruik gemaakt van de expertise
van het kantoor van de Landsadvocaat. Deze expertise zal ook op passende momenten
in deze procedure worden ingezet. Tot slot heeft het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat arbitragespecialisten van het advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek
in de arm genomen om de Staat te vertegenwoordigen en ondersteunen in deze procedure.
De keuze voor specifiek dit kantoor is ingegeven door het bijzondere karakter van
de claim van Uniper. Zoals in het antwoord van de regering van 23 januari 2020 op
de vragen van het lid Ouwehand van 5 december 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2019/20,
nr. 1526) is aangegeven, is er sprake van een intra-EU investering. Dit heeft specifieke juridische
gevolgen voor de positie van zowel Uniper als de Staat ingevolge het zogeheten Achmea-arrest
van het Hof van Justitie (arrest HJEU van 6 maart 2018, zaak C-284/16, Slowakische
Republik/Achmea). Het advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek heeft juist in
deze zaak opgetreden en kent daarom de specifieke problematiek van intra-EU investeringsarbitrage
goed en heeft daarin ook unieke expertise. Tevens heeft dit kantoor ruime expertise
op het gebied van internationale investeringsarbitrage, ook op energieterrein.
Tenslotte roepen de leden van de CDA-fractie de Minister wederom op om vaart te zetten
achter het opstellen van de Nederlandse Afrikastrategie. Graag ontvangen deze leden
met spoed de update van de Minister aangaande de Afrikastrategie.
76. Antwoord van het kabinet:
Zoals toegezegd tijdens het AO Handelsbevordering op 29 januari 2020 (Kamerstuk 34 952, nr. 107) zal de Kamer voor het zomerreces een Kamerbrief ontvangen met informatie over de
Taskforce Handelsbevordering Nederland – Afrika, die is opgezet ter uitvoering van de motie Amhaouch C.S. (Kamerstuk 34 952, nr. 69).
Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie of de Minister bereid is om tijdens de
RBZ Handel ook de zorgen over het escalerend politiegeweld in de Verenigde Staten
te agenderen. Welke gevolgen heeft dit voor de Europees-Amerikaanse handelsbetrekkingen?
Betekent het gebruik van onder meer traangas en rubberkogels in de VS tegen ongewapende
demonstranten en journalisten dat de exportvergunningen op grond van de exportcriteria
die de zowel Nederland als de EU hanteert nog afgegeven kunnen worden voor dit soort
goederen? Gaat u dit in Europees verband aankaarten? En zo ja, wat is daarbij uw inzet?
En zo nee, waarom niet?
77. Antwoord van het kabinet:
Een discussie over de situatie in de Verenigde Staten staat niet op de agenda van
de RBZ Handel. Op bilateraal niveau spreekt Nederland met de VS over de ontwikkelingen.
Er is momenteel geen aanleiding om het huidige exportbeleid van dit type goederen
richting de VS te heroverwegen. De VS kent een democratische rechtsstaat met voldoende
waarborgen om incidenten te onderzoeken, op te helderen en waar nodig te vervolgen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen
over de informatiepositie van de Tweede Kamer. De leden van deze fractie moesten via
de Financial Times vernemen dat de Nederlandse en de Franse regering gezamenlijk een
zogenaamd «non-paper» hebben opgesteld. Deze leden vinden dat de Minister de Kamer
proactief op de hoogte dient te brengen van dit soort initiatieven en vragen de Minister
of zij de Kamer proactief op de hoogte wil blijven houden over de vervolgstappen omtrent
dit Nederlands-Franse alternatief.
78. Antwoord van het kabinet:
Het non-paper dient als inbreng voor de discussie over de toekomst van handelspolitiek
en is een bijdrage aan de evaluatie die de Europese Commissie dit jaar uit zal voeren.
Het kabinet zal de Kamer informeren over de voortgang van dit traject.
Deze leden willen de Minister eraan herinneren dat het de Financial Times is geweest
die op 8 juli 2019 de eerste appreciatie van deze Minister over het omstreden Mercosur-akkoord
heeft mogen optekenen, nog voordat de Kamer hiervan (in oktober) door de Minister
op de hoogte werd gesteld. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen dat
de Minister toezegt om in het vervolg de Kamer eerder te informeren dan de Financial
Times.
79. Antwoord van het kabinet:
Op de uitspraken in de Financial Times ben ik eerder ingegaan in reactie op vragen
van het lid Ouwehand.20 Ten tijde van het interview met de Financial Times in mei waren de onderhandelingen
nog gaande tussen de Europese Commissie en Mercosur. In het interview heb ik het brede
belang van het EU-Mercosur Associatieakkoord benadrukt en ook dat een Associatieakkoord,
zoals dat met Mercosur, een platform biedt om de samenwerking op duurzame ontwikkeling
te bevorderen. Ik heb gezegd dat ik me hiervoor maximaal zal inzetten. Dit platform
zal er zonder een dergelijk akkoord niet komen. Het kabinet heeft eerder toegezegd
uw Kamer nauwgezet te betrekken bij de standpuntbepaling voor het EU-Mercosur Associatieakkoord.
Daarin wordt een integrale benadering gehanteerd waarbij voor- en nadelen, waaronder
ook de in de motie genoemde zorgen, worden meegenomen.21 Daarbij is aangegeven dat de teksten van het EU-Mercosur Associatieakkoord momenteel
juridisch geschoond en vertaald worden. De verwachting is dat deze later dit jaar
beschikbaar zullen komen en niet voor november 2020 aan de Raad ter ondertekening
zullen worden voorgelegd. Het kabinet zal geen standpunt innemen voordat de daartoe
benodigde stukken beschikbaar zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier