Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het rapport ‘Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht’ (Kamerstuk 28973-237)
2020D20954 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond er bij enkele
fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet
over de brief van 24 april 2020 inzake het rapport «Longontsteking in de nabijheid
van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht» (Kamerstuk 28 973, nr. 237).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Clemens
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van het kabinet
11
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Longontsteking in
de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht». Deze leden
hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de uiteenzetting van de onderzoeksmethode dat
de prevalentie (het voorkomen) van longontsteking in de afzonderlijke jaren 2014 tot
en met 2017 vergeleken wordt tussen twee gebieden: het nieuwe onderzoeksgebied in
de provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht, en een controlegebied bestaande uit
landelijke gebieden met geen/zeer weinig intensieve veehouderij, verspreid door heel
Nederland. Kan het kabinet aangeven wat de bevolkingsdichtheid en verstedelijkingsgraad
is in het onderzoeksgebied, in vergelijking met het controlegebied?
Genoemde leden lezen dat het onderzoek zich toespitst op de gebieden Gelderland, Overijssel
en Utrecht. Dit gebied heeft een hoge veehouderijdichtheid, maar een lagere achtergrondconcentratie
fijnstof dan het VGO onderzoeksgebied in delen van Noord-Brabant en Limburg. Is of
wordt ook onderzocht wat de oorzaak is van de lagere achtergrondconcentratie fijnstof
in de onderzochte gebieden, ten opzichte van het onderzoeksgebied in delen van Noord-Brabant
en Limburg? Kan het kabinet tevens aangeven wat de achtergrondconcentratie fijnstof
was in de controlegebieden?
De leden van de VVD-fractie lezen tevens dat personen die op een veehouderij wonen
uitgesloten zijn van het onderzoek. Kan het kabinet aangeven wat de reden is dat deze
personen zijn uitgesloten van het onderzoek? Deze leden zijn benieuwd welke resultaten
onderzoek naar longontsteking bij deze groep oplevert. Is het kabinet voornemens om
een apart onderzoek in te stellen naar deze doelgroep? Zo nee, waarom niet?
Uit dit onderzoek in Utrecht, Gelderland en Overijssel kan geconcludeerd worden dat
er in plattelandsgemeenten met veel intensieve veehouderij meer longontstekingen voorkomen.
Dit onderzoek levert geen informatie over de oorzaak die deze associatie verklaart.
Andere deelonderzoeken binnen het VGO-III-onderzoeksprogramma naar ziekteverwekkers
bij patiënten met een longontsteking, bij geitenhouders, en op geitenbedrijven zullen
meer inzicht moeten opleveren in de oorzaak (of oorzaken) van de verhoogde incidentie
van longontsteking bij omwonenden van geitenhouderijen. Kan het kabinet aangeven welke
onderzoeksmethodes de andere deelonderzoeken zullen hanteren?
Er worden op dit moment in de (pluim)veesector verschillende maatregelen genomen om
onder andere fijnstof terug te dringen. Na lezing van het rapport zouden de leden
van de VVD-fractie graag willen pleiten voor een afgebakend gebied waar ontwikkelingen
van de veehouderijen heel precies worden bijgehouden en waarbij gemonitord wordt wat
de ontwikkelingen van de volksgezondheid zijn. Wanneer maatregelen en de effecten
op de volksgezondheid gemonitord worden, kan er makkelijker bepaald worden welke maatregelen
een positief effect hebben. Kan worden toegelicht hoe het kabinet tegenover dit voorstel
staat?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het deelrapport «Longontsteking
in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht» en de bijbehorende
reactie van het kabinet. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat er in plattelandsgemeenten
met veel intensieve veehouderij meer longontstekingen voorkomen. Tegelijk levert het
onderzoek geen informatie over de oorzaak die deze associatie verklaart. Genoemde
leden hebben hier enkele vragen bij.
Het kabinet schrijft dat andere deelonderzoeken binnen het VGO-III-onderzoeksprogramma
naar ziekteverwekkers bij patiënten met een longontsteking meer inzicht zullen moeten
opleveren in de oorzaak (of oorzaken) van de verhoogde incidentie van longontsteking
bij omwonenden van geitenhouderijen. De leden van de CDA-fractie vragen welke andere
deelonderzoeken dit betreft, door wie die uitgevoerd worden, wat daarbij de (hoofd)vragen
zijn en op welke termijn deze deelonderzoeken worden opgeleverd.
Genoemde leden vragen waarom het totale VGO-III-onderzoeksprogramma enkele maanden
vertraging oplevert als gevolg van de coronacrisis. Wat is hier exact de reden voor?
Deelt het kabinet de mening van deze leden dat juist nu vanwege de coronacrisis inzicht
in de oorzaak van de verhoogde ziektedruk er zo snel mogelijk moet zijn? Dat zou toch
juist eerder aanleiding moeten zijn om (zo mogelijk) deze onderzoeken te versnellen?
Correlatie Q-koorts en coronavirus
Tijdens het plenaire debat over de ontwikkeling rondom het coronavirus van 7 mei 2020
heeft de Minister van VWS aangegeven dat er momenteel onder andere door de Universiteit
Wageningen onderzoek wordt gedaan naar de correlatie tussen de Q-koorts uitbraak en
de corona-uitbraak van nu en dat daartoe de luchtkwaliteit wordt onderzocht. De leden
van de CDA-fractie vragen wat de huidige stand van zaken is van de onderzoeken naar
deze correlatie. Op welke termijn kan de Kamer over de resultaten hiervan worden geïnformeerd?
De correlatie tussen Q-koorts en corona zou er ook op kunnen wijzen dat het hebben
gehad van Q-koorts kan betekenen dat je vatbaarder bent voor corona. Huisartsen vanuit
Brabant en de GGD geven immers aan dat er vermoedens zijn dat men op sommige plekken
vatbaarder is en ernstiger ziek is geraakt juist door een relatie met Q-koorts in
het verleden. De Minister van VWS zegde in hetzelfde debat op 7 mei toe dat dat hij
bereid is een onderzoek daartoe te laten uitvoeren. De leden van de CDA-fractie vragen
wat hier nu de stand van zaken is. Is een dergelijk onderzoek inmiddels uitgezet,
en zo ja, waar? Zo nee, waarom niet en/of op welke termijn wordt hier wel een onderzoek
naar uitgezet en wanneer kunnen de resultaten hiervan worden verwacht?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet betreffende
veehouderij en gezondheid omwonenden alsmede het deelrapport «Longontsteking in de
nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht». Deze leden zien
dit als een bevestiging dat het wonen in de nabijheid van veehouderijen een verhoogde
kans geeft op longontstekingen en menen dat de resultaten van dit onderzoek gedurende
deze coronacrisis extra van belang zijn. Genoemde leden willen het kabinet nog enkele
vragen stellen.
De leden van de D66-fractie constateren dat uit eerder onderzoek in Limburg en Noord-Brabant
(2009–2016) vergelijkbare resultaten naar voren zijn gekomen. Deze leden hebben enkele
vragen over het onderzoek zelf. De resultaten van dit onderzoek betreffen met name
de gevolgen van wonen in de nabijheid van geitenhouderijen en pluimvee. Deze leden
riepen eerder al het kabinet op om onderzoek te doen naar de gezondheidsrisico’s voor
omwonenden van veehouderijen, niet alleen betreffende het coronavirus en longontsteking
maar ook in zijn algemeenheid. Wat zijn volgens het kabinet de gevolgen voor de volksgezondheid
en specifiek longontstekingen, wanneer men woont in de nabijheid van andere vormen
van veeteelt? Indien deze resultaten niet beschikbaar zijn, zijn er dan internationale
onderzoeken die hierover wetenschappelijk bewijs leveren? Wordt er in het onderzoek
onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen geitenhouderijen en in welke mate
deze geitenhouderijen hun stallen hebben ingericht op bijvoorbeeld luchtfilters?
De leden van de D66-fractie constateren dat sinds 2009 dieren standaard tegen de Q-koorts
bacterie worden gevaccineerd. Desondanks komen er rondom bedrijven met meer dan vijftig
geiten steeds meer longontstekingen voor dan op andere plaatsen in Nederland. Daarbij
komt dat, ondanks dat provincies een moratorium hebben ingesteld voor het verlenen
van nieuwe milieuvergunningen voor geitenhouders, nog steeds uitbreiding plaatsvindt
door het invullen van reeds verleende milieuvergunningen. Zo is tussen 2010 en 2019
het aantal geiten in Nederland verdrievoudigd naar 614.000 in 2019. Is het kabinet
bereid om een volstrekte stop uit te roepen op de uitbreiding van geitenhouderijen,
zolang studies geen uitsluitsel geven over de negatieve invloed van de sector op de
volksgezondheid?
De leden van de D66-fractie menen dat juist nu tijdens deze coronacrisis de onderzoeksresultaten
belangrijk zijn voor beleidskeuzes. Deze leden hebben enkele vragen over de consequenties
voor het beleid naar aanleiding van dit deelrapport. Is het kabinet het met deze leden
eens dat juist nu tijdens de coronacrisis deze onderzoeksresultaten van belang zijn?
Kan het kabinet in dit licht aangeven waarom er enkele maanden vertraging is in het
uitvoeren van de vervolgonderzoeken? Zijn deze deelrapporten alsmede andere (inter)nationale
onderzoeken van invloed op het beleid rondom de bestrijding van het coronavirus? Is
het kabinet het met deze leden eens dat dit onderzoek het belang van preventie in
de zorg aantoont? Hoe gaat het kabinet zich inzetten voor preventie om te voorkomen
dat er in de buurt van veehouderijen meer longontstekingen komen?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen al jaren provinciaal en landelijk aandacht
voor het verband tussen geitenhouderijen en de volksgezondheid. Genoemde leden zijn
van mening dat de resultaten van het onderzoek vragen om doortastend overheidsbeleid.
In de brief valt te lezen dat diverse provincies uit voorzorg een moratorium hebben
ingesteld om uitbreiding of nieuwvestiging van geitenhouderijen al dan niet tijdelijk
tegen te gaan. Deze leden vragen welke provincies nog geen moratorium hebben ingesteld,
of het kabinet van plan is deze provincies hier ook op te attenderen, en of deze bevindingen
niet vragen om landelijke aanbevelingen. Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie
hoeveel Nederlanders in totaal op minder dan 500 meter, minder dan 1.000 meter en
tussen de 1 à 2 kilometer wonen van een geitenhouderij. Tot slot vragen zij wat het
aandeel is van mensen die permanente longschade overhouden aan een longontsteking.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich tevens grote zorgen over de relatie
tussen COVID-19 besmettingen en dieren. Geiten lijken hier vooralsnog niet vatbaar
voor, maar deze leden horen graag van het kabinet wat van dit onderzoek geleerd kan
worden als het gaat over andere luchtwegaandoeningen en de luchtkwaliteit rondom stallen.
Als het gaat over de Q-koorts, varkenspest of nu COVID-19, wordt Noord-Oost-Brabant
steeds relatief hard getroffen. Is het kabinet bereid verder onderzoek te doen naar
de invloed van luchtkwaliteit op de infectie en verspreiding van dierziekten en virussen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport
over longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel
en Utrecht. Deze leden hebben naar aanleiding van het rapport onderstaande opmerkingen
en vragen.
Onderzoek
De leden van de SP-fractie vinden de resultaten van dit onderzoek van groot belang
en zeer actueel. Zeker ook aangezien de luchtvervuiling door bijvoorbeeld veehouderijen
mogelijk verband houdt met de bevattelijkheid van mensen voor COVID-19. Genoemde leden
vragen dan ook of de nu gepresenteerde resultaten (al) iets kunnen leren over een
mogelijk verband tussen luchtkwaliteit, wonen in de nabijheid van veehouderijen en
het lopen van een groter risico op besmetting, ziekte of overlijden door het coronavirus.
Uit het gepresenteerde onderzoek blijkt dat in plattelandsgemeenten met veel intensieve
veehouderij meer longontstekingen voorkomen, met de nabijheid van veehouderijen als
mogelijke oorzaak. Het onderzoek levert echter geen informatie over de oorzaak van
deze associatie, andere onderzoeken moeten hierover meer duidelijkheid geven, zo wordt
aangegeven. De resultaten van deze onderzoeken worden echter pas medio 2022 verwacht.
De leden van de SP-fractie begrijpen dat het onderzoek enige vertraging oploopt door
de corona-uitbraak maar achten de resultaten van dit onderzoek van groot belang, zoals
hiervoor aangegeven juist ook in verband met deze corona-uitbraak.
De leden van de SP-fractie willen dan ook benadrukken dat verdere uitloop van het
onderzoek voorkomen moet worden en zij vragen dan ook of gegarandeerd kan worden dat
van verdere uitloop geen sprake zal zijn.
Geiten
De leden van de SP-fractie vragen wat omwonenden van geitenhouderijen geadviseerd
wordt ter bescherming van hun gezondheid tot het moment van het verschijnen van de
resultaten van de aangekondigde vervolgonderzoeken.
Genoemde leden vinden het een ernstige bevestigende conclusie dat de meta-analyse
een associatie laat zien bij een woonafstand van minder dan 500 meter, namelijk dat
er sprake is van circa 70% meer longontsteking. Deze leden vragen om een nadere reactie
op deze bevinding en vragen of deze bevinding leidt tot een verandering in beleid.
De leden van de SP-fractie zijn groot voorstander van de ingestelde moratoria met
betrekking tot de uitbreiding en/of nieuwvestiging van geitenhouderijen. Echter, de
bevoegdheid van een moratorium ligt bij de provincies. Deze leden zijn benieuwd of
voor de verschillende provincies inzicht gegeven kan worden over de standpunten van
die provincies op dit gebied. Beschikken reeds alle provincies waar geitenhouders
actief zijn over een dergelijke maatregel? En kan het kabinet aangeven in hoeverre
de provincies deze moratoria consequent handhaven en op welke wijze? Zo nee, in welke
provincies staat het moratorium nog ter discussie, met welke redenen en wat gaat het
kabinet ondernemen om het afzien van een dergelijk moratorium te voorkomen?
Deze leden wijzen erop dat de geitenpopulatie sinds 2000 in omvang is verdrievoudigd.
Zelfs een hevige gezondheidscrisis als de Q-koortsepidemie en het afkondigen van moratoria
hebben aan deze intensieve groei geen halt weten toe te roepen.1
Omwonenden van veehouderijen verkeren al geruime tijd in onzekerheid over de potentiële
gevolgen voor hun gezondheid. Daarnaast wijzen de leden van de SP-fractie erop dat
zeker in de meest veedichte regio’s er dikwijls meerdere grootschalige veehouderijen
in de nabijheid van woonhuizen te vinden zijn, waardoor omwonenden met meervoudige
overlast worden geconfronteerd als het gaat om stank, lawaai, aantasting van de leefomgeving
en risico’s voor de gezondheid.
Nu het bewijs tussen verhoogde prevalentie van longontsteking en luchtwegklachten
in relatie tot de nabijheid van geitenhouderijen zich overtuigend opstapelt, achten
deze leden de tijd rijp om de omvang van de geitenstapel terug te dringen teneinde
de volksgezondheid afdoende te borgen.
De leden van de SP-fractie vragen welke maatregelen het kabinet hiertoe kan treffen
en in hoeverre de bereidheid daarvoor bij het kabinet aanwezig is. Mocht het kabinet
hier geen noodzaak toe zien dan zullen deze leden zich beraden op (initiatief)voorstellen
van eigen hand.
Pluimvee
De leden van de SP-fractie vinden de gezondheidsrisico’s van fijnstof (voor de omwonenden
van veehouderijen) van groot belang en zien een reductie hiervan als belangrijke stap.
Dit onderwerp behoeft blijvende aandacht, zo menen deze leden. Kan een tussenstand
gegeven worden van de ontwikkelingen ten aanzien van deze reductie, in aanvulling
op de door het kabinet aangehaalde brief van 4 september 2019?
De leden van de SP-fractie vragen daarnaast in hoeverre verklaard kan worden dat de
eerder in Noord-Brabant en Limburg gevonden associatie tussen pluimveehouderijen en
longontsteking niet wordt gezien in het nieuwe onderzoeksgebied. Kan het kabinet daarop
reflecteren en deelt het kabinet de mening dat vervolgonderzoek hiernaar nodig is?
Schapen
De leden van de SP-fractie hebben in verband met de overdraagbaarheid van het coronavirus
van dier-op-dier en dier-op-mens bij nertsenhouderijen gepleit voor het versneld sluiten
van deze bedrijfstak. De nieuw gevonden verhoogde associatie tussen de aanwezigheid
van nertsen en de kans op longontsteking sterkt deze leden in hun mening dat de risico’s
van de nertsenhouderij voor de volksgezondheid van dien aard zijn dat versneld afbouwen
noodzakelijk is om meerdere redenen.
Rapport
De leden van de SP-fractie vinden de resultaten van het gepresenteerde onderzoek verontrustend.
Genoemde leden begrijpen dat uit de resultaten ten aanzien van geiten blijkt dat voor
zowel Utrecht, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant als Limburg gevonden is dat er
in plattelandsgemeenten met veel intensieve veehouderij meer longontstekingen voorkomen.
Voor pluimvee werd in Noord-Brabant en Limburg wel een associatie gevonden tussen
wonen in nabijheid van een pluimveehouderij en een verhoogd risico op longontsteking
maar dat dit niet het geval is voor de provincies Utrecht, Overijssel en Gelderland.
En als het gaat om schapen is een dergelijk verhoogd risico gevonden voor de provincies
Gelderland, Overijssel en Utrecht maar juist weer niet voor Noord-Brabant en Limburg.
De leden van de SP-fractie vragen om een nadere toelichting en reflectie op deze verschillen
en zij vragen wat deze resultaten betekenen voor het toekomstige beleid op dit onderwerp.
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport «Longontsteking
in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht». Genoemde
leden hebben de volgende vragen.
Hoe oordeelt het kabinet over deze onderzoeksresultaten? Deelt het kabinet de opvatting
dat gezien de conclusies van het voorliggende onderzoek het onwenselijk is dat geitenboerderijen
zich nog verder uitbreiden in gebieden die nadrukkelijk de hoofdfunctie wonen hebben?
Is het kabinet bereid tot het uitvaardigen van een landelijk verbod op de uitbreiding
van geitenhouderijen? Hoe kijkt het kabinet aan tegen geitenboerderijen die zich bevinden
in een woongebied en die recentelijk zijn uitgebreid?
Is het kabinet net als de leden van de PvdA-fractie van mening dat met het instellen
van een verbod op de uitbreiding van geitenboerderijen niet kan worden gewacht op
de uitkomsten van aanvullend onderzoek (VGO-III)?
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van het rapport «Longontsteking
in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht».
Genoemde leden zijn verontrust door de bevestiging dat ook in deze gebieden er een
correlatie is aangetoond tussen een verhoogde kans op longontsteking en het wonen
in de nabijheid van geitenhouderijen. Zij begrijpen de bezorgdheid die dit bij omwonenden,
geitenhouders en hun gezinnen kan veroorzaken, zeker in het licht van de Q-koorts
uitbraak 15 jaar geleden. Is op basis van dit onderzoek een significant hogere kans
door geitenhouderijen dan andere (pluim)veehouderijen aangetoond? Deze leden zien
dat er nog geen verder onderzoek is gedaan naar een causaal verband tussen wonen in
de nabijheid van een geitenhouderij en een verhoogde kans op longontsteking. Welke
conclusies kan het kabinet op basis van dit onderzoek betrouwbaar trekken, vragen
deze leden. Welke mogelijke verklaring voor de correlatie achten de onderzoekers zelf
waarschijnlijk? Zijn er concrete aanwijzingen voor directe veroorzakers van longontsteking
bekend in de geitenhouderij, naast Q-koorts? Zo ja, is het kabinet bereid om in afwachting
van verder onderzoek maatregelen te treffen die de kans op longontsteking voor omwonenden
beperken?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het begrijpelijk dat het kabinet de uitkomst
van de wetenschappelijke discussie over onderzoeksmethoden afwacht alvorens het definitieve
rapport naar de Kamer te sturen. Genoemde leden achten het in het belang van de volksgezondheid
om zo snel mogelijk inzicht te verkrijgen in de eventuele risico’s die geitenbedrijven
met zich meebrengen. Is het kabinet bereid de rapporten die ingaan op een causaal
verband eerder naar de Kamer te sturen? Tot slot vragen deze leden of de uitkomsten
van dit onderzoek ook betekenen dat omwonenden van geitenbedrijven of geitenhouders
zelf een grotere kans hebben op ernstige klachten bij besmetting door het COVID-19
virus. Zo ja, is deze informatie bij het RIVM bekend en wat betekent dit voor de voorzorgsmaatregelen
ter bestrijding van het virus in gebieden rondom geitenbedrijven?
Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie
De leden van de fractie van de PvdD hebben met belangstelling kennisgenomen van het
rapport «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel
en Utrecht» en zijn ontsteld over de begeleidende brief van het kabinet. Het onderzoek
bevestigt opnieuw wat al sinds 2009 bekend is: de geitenhouderij vormt een gezondheidsrisico
voor omwonenden. Helaas moeten deze leden constateren dat het kabinet te weinig heeft
geleerd van de Q-koorts epidemie waarbij 95 mensen zijn overleden en minstens 500
mensen chronisch ziek zijn geworden, omdat dezelfde argumenten die toen voor een drama
hebben gezorgd, nu opnieuw worden gebezigd om gebrek aan maatregelen te verbloemen.
Gebrek aan sluitend wetenschappelijk bewijs wordt aangegrepen om onder het mom van
meer onderzoek tijd te rekken; maatregelen uit voorzorg blijven uit om de belangen
van de sector te beschermen en locaties van geitenhouderijen worden niet vrijgegeven
waardoor omwonenden niet weten welk risico zij lopen. De commissie Van Dijk concludeerde
tien jaar geleden al dat een combinatie van dergelijke argumenten tijdens de Q-koorts
epidemie tot een gebrek aan daadkracht van de overheid leidde waardoor de volksgezondheid
het onderspit moest delven. De leden van de PvdD-fractie roepen het kabinet op niet
opnieuw dezelfde fout te maken en het probleem bij de bron aan te pakken door het
aantal geiten dat in Nederland wordt gefokt, gebruikt en gedood snel omlaag te brengen.
Te beginnen door nu zo snel mogelijk een stelsel van productierechten in te voeren
voor de geitenhouderij en de hoeveelheid rechten stapsgewijs naar beneden te brengen.
De leden van de PvdD-fractie vinden het onacceptabel dat 11 jaar na de eerste bevestiging
dat omwonenden binnen een straal van twee kilometer van een geitenhouderij 40 tot
60% meer kans hebben op een longontsteking, het kabinet nog steeds stelt dat meer
onderzoek nodig zou zijn en ondertussen nalaat om maatregelen te nemen. Het kabinet
stelt correct dat de specifieke mechanismen die longontsteking veroorzaken nog niet
bekend zijn, maar dat het vaker voorkomt, is nu herhaaldelijk bewezen en beschreven
in rapporten in 2009, 2011, 2016 en 2017.2
En nog altijd is er geen landelijke stop op de groei van de geitenhouderij ingesteld.
Niet eens tijdelijk, waardoor het aantal geiten sinds de Q-koorts epidemie enorm is
toegenomen, van 396.725 in 2012 naar maar liefst 614.645 in 2019. Zelfs in provincies
met een provinciale geitenstop nam het aantal geiten in 2019 verder toe. Genoemde
leden vragen hoe het kabinet deze groei beoordeelt. Erkent het kabinet dat door deze
groei van het aantal geiten ook de gezondheidsrisico’s zijn vergroot? Voelt het kabinet
hier een verantwoordelijkheid voor?
De leden van de PvdD-fractie vragen waarom het kabinet niet uit voorzorg actie onderneemt
om het aantal geiten te beperken. Is het kabinet het met deze leden eens dat de huidige
stand van de wetenschap is dat geitenhouderijen een gezondheidsrisico vormen – ook
al is de onderliggende oorzaak nog onbekend – en dat op basis daarvan maatregelen
moeten worden genomen om omwonenden beter te beschermen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat het voorzorgsbeginsel (gelukkig) vaker
wordt toegepast als het gaat om de volksgezondheid, zoals momenteel bij de coronacrisis.
Scholen, horeca en kappers gingen halsoverkop dicht om de volksgezondheid te beschermen,
ook al was de precieze werking van (de verspreiding van) SARS-CoV-2 nog niet tot in
detail onderzocht. Onder het motto «voorzorg» zijn rigoureuze maatregelen genomen,
en dat is maar goed ook. De leden van de PvdD-fractie vragen waarom het kabinet in
het geval van de longontstekingen rond geitenhouderijen wel de precieze werking tot
in detail wil laten onderzoeken alvorens eventueel maatregelen te treffen. Waarom
geldt voor de bescherming van omwonenden van veehouderijen het voorzorgsbeginsel niet?
Hoe legt het kabinet het uit aan omwonenden, die al wekenlang thuis moeten blijven
om hun longen te beschermen tegen COVID-19, dat zij wel extra risico lopen op een
longontsteking door de geitenhouderij, zonder dat de overheid daar iets tegen doet?
Het kabinet stelt de moratoria op de vestiging of uitbreiding van geitenhouderijen
door een aantal provincies te steunen. Kan het kabinet bevestigen dat de zorg voor
de volksgezondheid de grondwettelijke taak van het Rijk is? Waarom stelt het kabinet
(uit voorzorg, voor de volksgezondheid) geen landelijke stop in op de nieuwvestiging,
omschakeling en uitbreiding van geitenhouderijen? Erkent het kabinet daarbij dat een
moratorium slechts een eerste stap is, met als doel de gezondheidsrisico’s niet toe
te laten nemen, maar dat de risico’s hierdoor ook niet afnemen?
Deelt het kabinet het inzicht van de leden van de PvdD-fractie dat de enige effectieve
manier voor een verlaging van de ziektedruk rond geitenhouderijen het verminderen
van het aantal geiten is? Zo nee, waarom niet? Genoemde leden pleiten al langer voor
een systeem van productierechten voor de geitenhouderij (in het kader van de fosfaat-
en stikstofuitstoot), waardoor de fok gecontroleerd en beperkt kan worden. De sector
heeft de laatste jaren laten zien dat de benodigde krimp van het aantal dieren en
zelfs een stand still in de geitenhouderij niet vanzelf gaat worden bereikt, gelet
op de eerder genoemde explosieve groei. Erkent het kabinet dat hiervoor ingrepen vanuit
de overheid nodig zijn? Niet alleen vanwege de volksgezondheid, maar ook voor het
beperken van het enorme dierenleed dat speelt in de geitenhouderij. Om de productie
van geitenmelk (o.a. voor geitenkaas) op gang te houden, moet de moedergeit een geitenlammetje
krijgen dat direct na de geboorte bij haar wordt weggehaald en in een doos wordt gezet.
(Een deel van de) vrouwelijke geitenlammetjes wordt aangehouden voor de melkproductie,
maar de mannelijke geitenbokjes gelden steeds meer als «waardeloos bijproduct». De
sterfte onder pasgeboren geitenlammetjes is ongekend; ruim 30% van de lammetjes sterft
voortijdig in de stallen, met uitschieters tot wel 61% op één bedrijf.3 Omdat in Nederland de afzetmarkt voor het vlees van geiten die als «bijproduct» worden
geboren beperkt is, worden de geitenbokjes veelal geëxporteerd naar Zuid-Europese
landen en/of onverdoofd geslacht, zodat hun vlees als halal kan worden verkocht. Nu
door de coronacrisis de exportmogelijkheden en afzetmogelijkheden in de horeca zijn
beperkt, worden de pasgeboren geitenbokjes massaal zeer vroeg naar de slacht afgevoerd.
De afgelopen maanden zijn tienduizenden pasgeboren geitenbokjes afgevoerd naar de
destructie of verwerkt als hondenvoer.4 Zelfs vanaf een leeftijd van drie dagen oud. De problematiek die al jaren speelt,
is door de coronacrisis nog schrijnender en zichtbaarder geworden.
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat omwonenden recht hebben op informatie
over de locatie van geitenhouderijen en over (in het verleden) afgegeven vergunningen.
Hiermee kunnen zij, in ieder geval zolang de landelijke overheid weigert het probleem
bij de bron aan te pakken, een gedegen risico-inschatting voor hun gezondheid maken
en nagaan welke mogelijkheden er zijn om in verweer te komen tegen besluiten van de
(lokale) overheid wanneer zij van mening zijn dat hun gezondheid door beleid van de
overheid wordt geschaad. Momenteel wordt omwonenden de informatie over de precieze
locatie van geitenhouderijen, en daarmee het risico dat zij lopen, onthouden. De Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland beschikt over informatie over de locatie van geitenhouderijen
in Nederland, maar weigert die informatie vrij te geven. Bovendien zijn (in het verleden
afgegeven) vergunningen lang niet altijd terug te vinden.
Is het kabinet het met de leden van de PvdD-fractie eens dat omwonenden in staat moeten
worden gesteld om zelf een verantwoordelijke keuze te maken of zij de in het rapport
genoemde gezondheidsrisico’s willen lopen, en dat openbare informatie over de locaties
van geitenhouderijen daarvoor onontbeerlijk is? Deze leden vragen of het kabinet met
hen van mening is dat omwonenden recht hebben op dergelijke informatie, en of het
kabinet dientengevolge die informatie zal delen. Erkent het kabinet dat het een democratisch
recht is om in verweer te komen tegen overheidsbeleid indien iemand van mening is
dat het zijn/haar belang schaadt? Zo ja, erkent het kabinet dat burgers die mogelijkheid
wordt ontnomen doordat zij geen informatie krijgen over de locatie van geitenhouderijen
en over (in het verleden afgegeven) vergunningen? Is dit kabinet bereid daar iets
aan te doen?
Ook rond schapenhouderijen zijn aanwijzingen gevonden voor een hogere incidentie van
longontstekingen, die eerder niet gevonden werden. De leden van de PvdD-fractie roepen
het kabinet ook in dit geval op om het voorzorgsbeginsel te hanteren. Totdat onomstotelijk
bewezen is dat schapenhouderijen geen gezondheidsrisico’s vormen, dient een landelijk
moratorium ingesteld te worden op de nieuwvestiging, omschakeling en uitbreiding van
schapenhouderijen. Graag ontvangen deze leden een reactie van het kabinet.
Wat betreft de pluimveehouderij stellen het rapport en het kabinet dat fijnstofemissies
een punt van zorg blijven, ook als het gaat om de volksgezondheid. Kan het kabinet
de Kamer informeren hoe het staat met de uitvoeringsagenda van de pluimveesector om
de fijnstofemissies voor 2029 te halveren? Worden de resultaten gemonitord? Wanneer
zal overgegaan worden op bindende wetgeving om de fijnstofemissies te reduceren? Is
eventuele wetgeving hiervoor al ontwikkeld door de Staatssecretaris van I&W?
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Longontsteking
in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht» en de reactie
van het kabinet hierop. Genoemde leden hebben de volgende vragen.
In de reactie van het kabinet is te lezen dat diverse provincies vanuit het voorzorgsprincipe
een moratorium hebben ingesteld om uitbreiding en/of nieuwvestiging van geitenhouderijen
(tijdelijk) tegen te gaan. Geldt dit voor alle provincies met geitenhouderijen? En
zijn de verschillende provincies voornemens het moratorium in stand te houden totdat
er meer duidelijkheid is over de oorzaak van de verhoogde ziektedruk en er gerichte
maatregelen zijn genomen die het risico reduceren? Mocht een provincie het moratorium
voor die tijd opheffen, is het kabinet dan bereid in gesprek te gaan met de betreffende
provincie?
Door de coronacrisis zijn de resultaten van het onderzoek naar de oorzaak van de verhoogde
ziektedruk pas medio 2022 bekend. Dat is pas over twee jaar. De leden van de 50PLUS-fractie
willen graag weten of er in de tussentijd nog andere maatregelen genomen kunnen worden
om het aantal longontstekingen bij omwonenden van een geitenhouderij te reduceren.
En is er een mogelijkheid, gezien de resultaten van dit onderzoek, het onderzoek naar
de oorzaak eerder te laten plaatsvinden?
II. REACTIE VAN HET KABINET
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.