Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van de leden Van Nispen en Groothuizen t.v.v. nr. 6 over het handhaven van de huidige praktijk voor de betekening van exploten
35 457 Regels over een tijdelijke voorziening voor de betekening van exploten op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en wijziging van de Loodsenwet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Luchtvaartwet BES in verband met de uitbraak van COVID-19 (Verzamelspoedwet COVID-19)
Nr. 7
                   GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN NISPEN EN GROOTHUIZEN TER VERVANGING VAN DAT
               GEDRUKT ONDER NR. 6
            
Ontvangen 25 mei 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In het opschrift wordt «Regels over een tijdelijke voorziening voor de betekening
                     van exploten op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en wijziging»
                     vervangen door «Wijziging».
                  
II
In de beweegreden vervalt «enkele spoedeisende tijdelijke voorzieningen te treffen
                     in het kader van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en».
                  
III
Artikel 1 vervalt.
IV
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «en vervallen».
2. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.
3. Het tweede, derde en vierde lid vervallen.
Toelichting
               
Dit amendement handhaaft de huidige praktijk dat de betekening van exploten in persoon
                     of aan woonplaats dient plaats te vinden (artikel 46 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
                     Als dat niet kan, mag een afschrift aan de woonplaats in een gesloten envelop worden
                     achtergelaten en als ook dat feitelijk onmogelijk is wordt het afschrift per post
                     bezorgd. Daarbij moet dan de reden van deze «feitelijke onmogelijkheid» worden vermeld
                     (artikel 47 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
                  
Het wetsvoorstel luidt dat van deze feitelijke onmogelijkheid om in persoon of aan
                     woonplaats te betekenen steeds sprake is zolang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven
                     dat personen afstand houden wegens besmettingsgevaar met COVID-19. Dit betekent dat
                     de deurwaarder kan volstaan met het verstrekken van een afschrift per post, onder
                     vermelding van de richtlijnen van het RIVM om afstand te houden (vaak standaard met
                     een stempel).
                  
Volgens de indieners is het belangrijkste doel van de betekeningsvoorschriften om
                     ervoor te zorgen dat een exploot degene voor wie het bestemd is daadwerkelijk bereikt.
                     Dat is, vanwege de aard van deze stukken, van groot belang. Door het aanbieden van
                     exploten via de post is dat minder gegarandeerd. De voorgestelde generieke uitzondering
                     is ook niet nodig, omdat de huidige wet al in de mogelijkheid voorziet om uit te leggen
                     waarom in een bepaalde situatie niet goed mogelijk is in persoon of aan woonplaats
                     te betekenen en waarom er voor is gekozen het exploot in de brievenbus te stoppen
                     of per post aan te bieden. Die reden zou bijvoorbeeld kunnen zijn gelegen in de situatie
                     ter plaatse of de aard van het exploot. Indieners achten het, ook voor de controleerbaarheid
                     achteraf, wenselijk als de deurwaarder in het exploot de daadwerkelijke reden van
                     de feitelijke onmogelijkheid van uitreiking in persoon vermeldt, en niet slechts kan
                     volstaan met vermelding van het feit dat de RIVM-richtlijnen voorschrijven dat afstand
                     wordt gehouden.
                  
De indieners zijn er voorts niet van overtuigd dat de risico’s voor deurwaarders een
                     generieke uitzondering rechtvaardigen en waarom niet gewoon met beschermingsmiddelen
                     zoals mondkapjes kan worden gewerkt. Dat geldt immers ook voor andere beroepen waarbij
                     contact met anderen plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld boa’s en personeel in penitentiaire
                     inrichtingen. Het is de indieners voorts niet duidelijk geworden welke alternatieven,
                     zoals aangetekend versturen met bericht van ontvangst, de regering serieus heeft onderzocht
                     of overwogen. Uit de Nota naar aanleiding van het Verslag volgt veeleer dat de regering
                     er voor kiest de werkwijze die de deurwaarders zelf hebben gekozen (tijdelijk) codificeert.
                     In het licht van het belang dat is gemoeid met de betekeningsvoorschriften, kunnen
                     indieners zich daarmee niet verenigen.
                  
Met het handhaven van de huidige praktijk en het schrappen van de generieke uitzondering
                     wordt er volgens de indieners beter geregeld dat een exploot degene voor wie het bestemd
                     is ook daadwerkelijk bereikt. De huidige wet biedt nu al de mogelijkheid om daar van
                     af te wijken, maar dan moet de feitelijke onmogelijkheid in dat specifieke geval wel
                     vermeld worden in het exploot. Volgens de indieners doet dit meer recht aan de positie
                     van de ontvanger van het exploot (bijvoorbeeld schuldenaren) enerzijds en de positie
                     en de belangen van gerechtsdeurwaarders anderzijds.
                  
Het amendement wordt gewijzigd in verband met een technische correctie in het opschrift
                     van artikel 8.
                  
Van Nispen Groothuizen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
Michiel van Nispen, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M. Groothuizen, Tweede Kamerlid