Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 437 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten, alsmede invoering grondslag voor compensatieregeling (Fiscale verzamelwet 2021)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 13 mei 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Fiscale Verzamelwet
2021 en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van de Fiscale verzamelwet
2021. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Fiscale
verzamelwet 2021. Deze leden waarderen het zeer dat een begin gemaakt is met het meer
spreiden van de fiscale wetgeving qua indieningsdatum en daarmee ook met de parlementaire
behandeling van de fiscale wetgeving. Zij hopen dat de regering dit voortzet en dat
het volgend jaar mogelijk is om nog meer fiscale wetgeving eerder in het jaar in te
dienen en te behandelen. Kan de regering bevestigen dat alle maatregelen die anders
in Overige fiscale maatregelen zouden zijn opgenomen nu in onderhavig wetsvoorstel
zijn opgenomen?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Fiscale
verzamelwet 2021. Deze leden verwelkomen dat de regering met de Fiscale verzamelwet
een belangrijke stap zet bij het compenseren van gedupeerden van de toeslagenaffaire.
Deze leden hebben een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de Fiscale verzamelwet
2021. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierbij
enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
Fiscale verzamelwet 2021. Hierover hebben zij enkele aanvullende vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen van het wetsvoorstel
en hebben daarbij geen verdere opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben daarover enkele vragen.
De leden van de fractie van 50PLUS hebben met instemming kennisgenomen van de voorliggende
Fiscale verzamelwet 2021, maar deze leden zijn teleurgesteld dat de afschaffing van
het mantelzorgcompliment (in de successiewet) in deze verzamelwet is opgenomen.
Deze leden hebben verder nog enkele vragen over de gevolgen van de voorgenomen maatregelen.
ALGEMEEN
1. Inleiding
–
2. Giftenaftrek en ANBI’s
De leden van de VVD-fractie vragen naar de uitvoering van de motie van de leden Omtzigt
en Lodders over een modelpublicatie na overleg met de goededoelensector1. Deze leden hebben in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 28 april
20202 gelezen hoe er volgens de regering uitwerking wordt gegeven aan de motie. De Raad
van State is gevraagd naar maatregelen om geldstromen uit onvrije landen tegen te
gaan. Wanneer wordt deze voorlichting verwacht? Het doel van de motie is het kunnen
controleren van giften en donaties van niet EU-lidstaten en giften die direct of indirect
afkomstig zijn uit onvrije landen. Met het gebruikmaken van het formulier op vrijwillige
basis wordt hier volgens de leden van de VVD-fractie niet aan voldaan. De leden van
de VVD-fractie hebben eerder aangegeven voorstander te zijn van een verplicht gebruik
van het standaardformulier zodat kan worden gecontroleerd of aan de minimumeisen wordt
voldaan. Kan de regering aangeven waarom de uitvoering van de motie niet in deze Fiscale
verzamelwet is meegenomen? De regering heeft eerder aangegeven dat de afweging is
gemaakt op basis van administratieve lasten om het standaardformulier niet verplicht
te stellen. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om het standaardformulier
boven een bepaald bedrag per jaar of per vijf jaar verplicht te stellen?
De leden van de VVD-fractie vragen welke invloed de huidige coronacrisis heeft op
de implementatie van de drie verschillende speerpunten van de anbi-wetgeving in de
Fiscale verzamelwet 2021. Verloopt implementatie nog volgens schema?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van zaken met de uitvoering van de
verschillende verbetervoorstellen zoals toegelicht in de brief van de Staatssecretaris
van Financiën van 28 maart 20193. Graag een toelichting per verbetervoorstel.
De leden van de D66-fractie verwelkomen het slimme invulveld voor de giftenaftrek.
Daarmee wordt de giftenaftrek gebruiksvriendelijker en neemt het risico op fouten
bij het opvoeren van instellingen af. Deze leden lezen dat dat het slimme invulveld
voor de inkomstenbelasting in de aangifte wordt ingebouwd, maar dat dit niet geldt
in de aanvraag voor een voorlopige aanslag. Deze leden vragen de regering om dit toe
te lichten.
De leden van de D66-fractie vragen om de stand van zaken met betrekking tot de invulling
van de motie van Weyenberg/Omtzigt over het belang van goed functionerende en transparante
anbi’s4. Hoe staat het met het plan om de kennis en vaardigheden op financieel en organisatorisch
vlak van dit soort organisaties te bevorderen?
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke mogelijkheden zij ziet de giftenaftrek
te verlagen of af te bouwen. Mede gelet op de huidige crisissituatie waarin de rijksoverheid
een zeer groot deel van de lasten draagt achten zij het wenselijk dat de meest vermogenden
een eerlijke bijdrage leveren aan de overheidsinkomsten en de financiering van publieke
voorzieningen die nog steeds sterk onder druk staan en mogelijk nog sterker onder
druk komen te staan.
De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen de drie voorstellen die zijn voortgekomen
uit het gezamenlijke verbetertraject Giftenaftrek / anbi’s en sociaal belang behartigende
instellingen (sbbi’s). Zij vragen naar de algemene gevolgen van de voorstellen op
de geefbereidheid. Kan de regering reflecteren op hoe genoemde voorstellen passen
bij de ambitie van eerdere beleidsvisies om de geefbereidheid te vergroten? Gelet
op de afname in traditionele vrijgevigheid, verlaging van de giftenaftrek en mogelijke
economische consequenties van de coronacrisis is het belangrijk om dit speerpunt in
ogenschouw te nemen bij de aangekondigde voorstellen. Daarnaast vragen deze leden
of de overheid ook in nauwe samenwerking met filantropie deze voorstellen blijft evalueren.
Deze leden vragen of de regering in kaart kan brengen wat de voorstellen voor gevolgen
hebben voor het aantal anbi’s, welke tot nu toe sterk gestegen is. Tot slot, er komen
meerdere verbetervoorstellen niet terug in de Fiscale verzamelwet 2021, zoals de invoering
van het zogenoemde slimme invulscherm voor de giftenaftrek bij de aangifte Inkomstenbelasting,
een versoepeling van de liquidatiebepaling en verduidelijkingen van het bestedingscriterium
(anti-oppoteis). Kan de regering aangeven hoe het daarmee staat?
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering ervoor heeft gekozen om de drie
maatregelen die worden voorgesteld worden nu te nemen, en niet met een totaalpakket
aan maatregelen te komen, inclusief maatregelen die bijvoorbeeld belemmeringen van
praktische of fiscale aard bij anbi’s wegnemen.
Deze leden wijzen daarnaast op het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties,
dat op veel weerstand vanuit de sector heeft gestuit. Hebben de drie voorgestelde
maatregelen op enige manier gevolgen voor bijvoorbeeld de inhoud, de inwerkingtreding
of de noodzaak van dit wetsvoorstel?
Hoe voorkomt de regering een opeenstapeling van regelgeving voor anbi’s, door op diverse
momenten extra regelgeving in te voeren dan wel aan te kondigen, zo vragen de leden
van de SGP-fractie.
2.1. Het niet langer in aftrek komen van contante giften voor de giftenaftrek
De leden van de PVV-fractie zijn voorstander van het tegengaan van fraude. Het niet
langer in aftrek komen van contante giften voor de giftenaftrek kan bijdragen aan
het fraudebestendiger zijn van de giftenaftrek.
De leden van de PVV-fractie constateren echter spanning tussen enerzijds het niet
langer in aftrek komen van contante giften en anderzijds het speerpunt van het stimuleren
van geefgedrag.
In hoeverre heeft de regering inzicht in het geefgedrag van belastingplichtigen en
in welke mate wordt dat geefgedrag (negatief) beïnvloed door het niet langer in aftrek
komen van contante giften voor de giftenaftrek?
De leden van de CDA-fractie hechten zeer veel waarde aan de giftenaftrek in de inkomsten-
en vennootschapsbelasting. De giftenaftrek is een van de weinige instrumenten waarbij
het initiatief van de belastingplichtige centraal staat. De belastingplichtige wordt
gestimuleerd dan wel beloond om te geven aan goede doelen, maar de overheid stuurt
niet welk goed doel door de burger of het bedrijfsleven ondersteund wordt. Juist omdat
de giftenaftrek zo waardevol is, is het van belang om te bewaken dat er geen misbruik
van wordt gemaakt. De leden van de CDA-fractie hebben daarom begrip voor de wijziging
om contante giften niet langer in aftrek te laten komen, omdat een kwitantie van een
contante gift veel fraudegevoeliger is. Deze leden vragen de regering of de aankoop
van bonnetjes of muntjes om daarmee een gift te spreiden in de tijd, zoals de aankoop
van kerkbonnen, blijft kwalificeren voor de giftenaftrek. Geldt hierbij ook dat de
girale aankoop van dergelijke bonnen of munten aftrekbaar blijft voor de giftenaftrek
en dat dit niet geldt voor de contant betaalde aankoop van dergelijke bonnen of munten?
De leden van de CDA-fractie willen in het kader van de giftenaftrek ook nog aandacht
vragen voor de problemen bij periodieke giften op twee levens. Een periodieke gift
kent als voorwaarde dat deze eindigt uiterlijk bij overlijden en dat het totale beloop
van de termijnen afhankelijk moet zijn van een onzekere factor. Anders zou geen sprake
zijn van een periodieke gift, maar van de schenking van een vast bedrag in termijnen.
Hierdoor geldt een voorwaarde van een minimaal vereiste sterftekans van 1%. Bij een
schenking op twee levens wordt nauwelijks aan deze eis voldaan. Kan de regering aangeven
bij welke opgetelde leeftijd van de twee schenkers voldaan is aan de minimaal vereiste
sterftekans (hierbij mag verondersteld worden dat de man en de vrouw even oud zijn)?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat het nut is van dit vereiste. De
voorwaarden van de giftenaftrek zijn immers allemaal gebaseerd op de uitvoeringspraktijk
en het belang van goede doelen. Daarom zijn periodieke giften immers eerder aftrekbaar
dan incidentele giften, want die zijn voordeliger voor goede doelen, omdat zij kunnen
vertrouwen op de periodieke geldstroom. De leden van de CDA-fractie merken echter
op dat een goed doel geen enkel belang heeft bij de voorwaarde dat een schenking vervalt
bij het overlijden, laat staan aan een vereiste sterftekans. De Belastingdienst is
hier voor de uitvoering eveneens niet bij gebaat. Dus waarom is deze eis dan toch
noodzakelijk voor de giftenaftrek? Deze leden vragen de regering tevens aan te geven
wat op dit moment het beleid van de Belastingdienst is bij het beoordelen van de sterftekans
en op welke jurisprudentie dat beleid gestoeld is.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Belastingdienst in de laatste jaren een aantal
omvangrijke fraudezaken, waarbij kwitanties werden verstrekt zonder dat de daarop
vermelde bedragen zijn geschonken, heeft gedetecteerd en aangepakt. Deze leden vragen
de regering om hier een aantal geanonimiseerde voorbeelden van te geven. Om wat voor
soort aantallen en bedragen ging het bij dergelijke omvangrijke fraudezaken?
De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de omvang van de fraude die bij
de contante giften aan anbi’s plaats heeft gevonden, of het hierbij overwegend ging
om witwaspraktijken of dat hierbij eerder sprake was van belastingontduiking en -ontwijking
door bedrijven of vermogende individuen. Zij constateren dat het volledig onmogelijk
maken om contante giften fraude kan beperken. Tegelijkertijd lijkt het hen fraude
niet uit te sluiten aangezien fraude ook goed langs girale weg plaats kan vinden.
Deze leden zijn benieuwd hoe de regering van plan is om meer in algemene zin fraude
met de giftenaftrek te bestrijden naast wat in dit wetsvoorstel is benoemd.
2.2. Beperken automatische toekenning ANBI-status aan overheidsinstellingen
De leden van de VVD-fractie lezen over de uitwerking van de motie Lodders/Omtzigt5 over het automatisch toekennen van de anbi-status van overheidsinstellingen waar
dan ook ter wereld. Deze leden vragen of de aanpassing van de anbi-status van overheidsinstellingen
waar ook ter wereld alleen geldt voor overheidsinstellingen die nog geen anbi-status
bezitten of dat deze wetsaanpassing de anbi-status intrekt van alle overheidsinstellingen
buiten de onder a en b genoemde? De leden van de VVD-fractie zien graag dat er ook
naar in het verleden afgegeven anbi’s wordt gekeken en ontvangen op dit punt graag
een uitgebreide toelichting van de regering. Wat verandert de wetsaanpassing aan de
procedure om een anbi-status aan te vragen?
De leden van de fractie van de PVV lezen dat het automatische toekennen van de anbi-status
wordt beperkt, desalniettemin blijft een automatische toekenning bestaan. Indien er
sprake is van een automatische toekenning, vindt er dan achteraf nog altijd een toetsing
plaats of de desbetreffende instelling wel aan alle voorwaarden voldoet om te kwalificeren
als anbi (inclusief integriteitstoets)? Zo niet, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie achten het zeer verstandig dat buitenlandse overheden
van buiten de EU en de Europese Economische Ruimte (EER) en buitenlandse publiekrechtelijke
lichamen niet meer automatisch kwalificeren als anbi. Deze leden zijn tevreden dat
het na deze wijziging niet meer zo is dat de overheid van Noord-Korea in Nederland
de anbi-status heeft, maar een Nederlandse voetbalvereniging niet. Wel blijven de
overheden van alle EU- en EER-landen de anbi-status behouden. Kan de regering aangeven
hoe wenselijk zij het acht dat alle overheden van bijvoorbeeld Malta of Hongarije
automatisch kwalificeren als anbi? Zijn hier ook alternatieven voor mogelijk?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering deze maatregel als een eerste stap
ziet om de geldstromen uit onvrije landen te beperken. Deze leden verzoeken de regering
aan te geven wanneer dit daadwerkelijk gaat gebeuren deze kabinetsperiode. Want het
niet meer aftrekbaar maken is een belangrijke stap, maar nog niet voldoende.
De leden van de D66-fractie vragen de regering om nader in te gaan op de mogelijke
gevolgen van deze beperking voor universiteiten en universitaire medische centra,
hogescholen en mbo-scholen. Deelt de regering dat voorkomen moet worden dat deze beperking
een belemmering vormt voor de fondsenwerving voor deze groep. Kan de regering daarbij
ingaan op de aandachtspunten zoals naar voren gebracht door de Nederlandse Orde van
Belastingadviseurs (NOB)?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij inzicht heeft in de
hoeveelheid instellingen die geraakt worden door dit voorstel. Is er een potentieel
gevaar dat buitenlandse overheidsinstellingen massaal aanvragen zullen indienen bij
de Belastingdienst voor de anbi-status (nu dat niet meer automatisch gaat) en hiermee
een (te) grote druk leggen op de Belastingdienst?
2.3. Aanscherping integriteitstoets ANBI’s
De leden van de VVD-fractie willen nogmaals benadrukken dat zij van mening zijn dat
de huidige definitie van «het algemeen nut» een abstracte definitie is. Door deze
abstracte en onduidelijke definitie is het voor instellingen die een anbi-status aanvragen
gemakkelijker om te voldoen aan de gestelde eisen. Dit subjectieve aspect baart de
leden van de VVD-fractie zorgen. De anbi-status moet er zijn voor algemeen geaccepteerde
goede doelen en moet kunnen worden getoetst op objectieve gronden. Op de lijst met
anbi-instellingen staan te veel instellingen waarbij een categorie van algemeen nut
botst met een andere categorie van algemeen nut. Een gedachte die volgens de leden
van de VVD-fractie niet overeenkomstig is met het oorspronkelijke doel van de anbi-status.
De leden van de VVD-fractie zouden graag een aanpassing zien van de definitie en de
eisen en vragen de regering naar de mogelijkheden tot aanpassing.
Een duidelijke definitie zorgt naar inziens van de leden van de VVD-fractie voor de
verheldering die nodig is om duidelijk te krijgen of organisaties in hun doelstellingen,
uitlatingen en handelen zich houden aan de Grondwet, Europees Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en internationaal recht
zoals is verzocht in demotie Omtzigt/Lodders over geen recht op de anbi-status voor
bepaalde organisaties6. Deze leden delen de mening dat het goed is dat de integriteitstoets is aangescherpt
maar die zich niet houden aan het hierboven omschreven. In de memorie van toelichting
lezen deze leden dat de verzoeken om overlegging van een Verklaring omtrent gedrag
(VOG) zeer beperkt zal zijn. Welke andere maatregelen zijn onderzocht om aan het verzoek
in motie Omtzigt/Lodders over geen recht op de anbi-status voor bepaalde organisaties7 tegemoet te komen?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat wordt bedoeld met «gerede twijfel»
bij de integriteitstoets? Is hier vanuit de Belastingdienst een richtlijn voor of
hebben inspecteurs de vrijheid dit zelf aan te voelen? Waarom is de verwachting dat
de gerede twijfel bij inspecteurs maar maximaal vijf keer per jaar zal plaatsvinden,
met andere woorden; waar is deze verwachting op gebaseerd?
De leden van de PVV-fractie constateren dat in de memorie van toelichting de navolgende
passages staan opgenomen:
«Startpunt is dat de inspecteur gerede twijfel heeft over de integriteit van de instelling
of een of meer van de bestuurders, feitelijk leidinggevenden of gezichtsbepalende
personen van die instelling. Deze twijfel omtrent de integriteit kan voortkomen uit
zijn eigen ervaringen met de betreffende instelling of een of meer van de genoemde
personen maar ook uit bijvoorbeeld signalen van burgers.»
Verder op dezelfde pagina:
«Bij ruim 99% van de aanvragen van een VOG wordt een VOG verstrekt. Bij het voorgaande
is van belang dat de VOG geen toets op integriteit is, maar een screening van het
justitiële verleden van iemand (zie onderstaande tekstbox voor een nadere toelichting).»
En voorts:
«Naar verwachting zal het aantal gevallen waarbij de inspecteur zal verzoeken om overlegging
van een VOG per jaar op de vingers van een hand te tellen zijn.»
Indien de inspecteur twijfelt aan de integriteit van een instelling, persoon etc.
kan de inspecteur een VOG aanvragen, waarbij wordt gesteld dat de VOG geen toets op
integriteit is. Het wel of niet verkrijgen van de VOG, die dus geen toets is op integriteit,
wordt in dit kader wel leidend als instrument voor de inspecteur om de integriteit
te meten en om de anbi-status te kunnen intrekken.
Kan de regering toelichten waarom voor het instrument van de VOG is gekozen en niet
voor andere instrumenten die de Belastingdienst (of de FIOD) ter beschikking staan?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering hierbij tevens nader in te gaan
op de constatering dat in 99% van de gevallen een VOG wordt verstrekt en dat naar
verwachting het aantal gevallen waarbij de Belastingdienst verzoekt om een VOG vijf
of minder bedraagt. Wat is, meer in zijn algemeenheid, de praktische (meer)waarde
van een al dan niet afgegeven VOG?
De leden van de PVV-fractie merken op dat de ene inspecteur anders tegen integriteit
kan aankijken dan de andere. Een religieuze inspecteur zal wellicht anders reageren
op signalen van burgers, de eigen ervaringen en het beoogde nut van een anbi dan bijvoorbeeld
een atheïstische inspecteur.
Hoe is de regering voornemens willekeur uit te sluiten bij het bij het opvragen van
de VOG door inspecteurs? Hoe wordt een dergelijke (niet verkregen) VOG vervolgens
intern bij de Belastingdienst geadministreerd en welke waarborgen zijn er dat de (niet
verkregen) VOG niet tevens intern voor andere doeleinden worden aangewend, bijvoorbeeld
bij het aanvragen van een toeslag?
De leden van de PVV-fractie merken op dat in de memorie van toelichting een voorbeeld
wordt aangehaald waarbij een penningmeester geen VOG verkrijgt en waarbij de anbi-status
wordt ingetrokken, tenzij de penningmeester de functie neerlegt.
Hoe denkt de regering te voorkomen dat personen binnen een anbi op papier een andere
functie krijgen, maar feitelijk hun werkzaamheden binnen de anbi voortzetten?
De leden van de PVV-fractie constateren dat in het kader van integriteit er een taak
ligt voor de sector zelf. Hierbij wordt verwezen naar het Centraal Bureau Fondsenwerving
(CBF) dat kennelijk reeds aan meer dan 590 goede doelen het CBF-keurmerk heeft afgegeven.
Staat een goed doel gelijk aan een anbi of zijn niet alle goede doelen een anbi?
Hoeveel aanvragen heeft het CBF in totaal ontvangen, kortom hoe vaak heeft het CBF
geen keurmerk afgegeven en was daar dan automatisch de integriteit in het geding?
Is dat in lijn met de verwachting van de regering dat het slechts om een handvol VOG-aanvragen
per jaar gaat? Graag een totaaloverzicht waar mogelijk.
Wordt er onderzoek gedaan naar de goede doelen die niet in aanmerking komen voor het
CBF-keurmerk? En zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie vinden het ook zeer verstandig dat de integriteitstoets
voor anbi’s wordt uitgebreid. Deze leden vragen de regering daarbij op welke wijze
nu getoetst wordt of de instelling, de bestuurders, de feitelijk leidinggevenden en
de gezichtsbepalende personen voldoen aan de integriteitstoets. Wordt dan nu ook al
gevraagd om een VOG te overleggen? Wat gebeurt er als feitelijk leidinggevenden of
gezichtsbepalende personen geen VOG bezitten en deze nog moeten aanvragen?
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de gerede twijfel die de inspecteur
moet hebben over de integriteit van de instelling of een van de bestuurders van de
instelling, alvorens hij verzoekt om een VOG. Er wordt voorts gesproken over «signalen»
die daarop kunnen wijzen. Kan de regering uitgebreider ingaan op welke signalen hier
gedoeld wordt? Waaruit dient de gerede twijfel te bestaan? Hoe dient de inspecteur
dit te motiveren? Hoe wordt voorkomen dat zich een praktijk zal ontwikkelen waarin
anbi’s voor alle personen waarvoor de integriteitstoets geldt, een VOG voorhanden
willen hebben?
De leden van de D66-fractie lezen dat het aantal gevallen waarbij de inspecteur zal
verzoeken om overlegging van een VOG naar verwachting per jaar op de vingers van één
hand te tellen zijn. Op basis van welke informatie wordt deze conclusie getrokken?
Wordt bijgehouden hoe vaak dit daadwerkelijk het geval zal zijn? Ook schrijft de regering
in reactie op het advies van de Raad van State dat de anbi voldoende tijd krijgt («een
redelijke termijn») om te handelen (bijvoorbeeld afscheid nemen van de persoon die
de gevraagde VOG niet kan overleggen) als de verzochte VOG uitblijft. Waar denkt de
regering aan, zodat dit netjes geregeld kan worden?
De leden van de D66-fractie hebben ook nog enkele vragen over het toezicht op reeds
bestaande anbi’s. Deze leden lezen dat de Belastingdienst, mede op basis van signalen
van burgers of instanties zoals de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of
de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, bekijkt of een anbi
nog wel acteert overeenkomstig het algemeen nut. Deze leden vragen om een nadere toelichting
hoe die praktijk eruitziet.
Ook lezen deze leden het toezicht op de circa 43.000 bestaande anbi’s risicogericht
plaatsvindt. Allereerst vernemen deze leden graag wat zij zich bij een dergelijke
risicogestuurde aanpak voor moeten stellen. Welke indicatoren worden daarvoor gebruikt?
Hoeveel mensen zijn werkzaam bij deze afdeling? Hoeveel anbi’s zijn er, als gevolg
van dit toezicht, de afgelopen jaren bekeken? Daarbij merkt de regering op dat aandacht
besteedt wordt aan specifieke anbi-gerelateerde aspecten zoals het «algemeen nut karakter,
de besteding van giften, de feitelijke activiteiten en de integriteitstoets.» Ook
hierover ontvangen deze leden graag meer informatie, met name kijkend naar het algemene
nut en de jurisprudentie die daarbij een belangrijke rol speelt. Kan de regering op
basis van deze jurisprudentie een definitie geven van «algemeen nut»? En hoe wordt
in de praktijk omgegaan met de eis van minimaal 90% besteding aan het algemene nut
die voortvloeit uit de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994.
Hoe wordt hierbij omgegaan met meer indirecte kosten zoals (financiële) administratie
kosten en kantoorkosten?
De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe vaak de anbi-status de afgelopen
jaren is ingetrokken en/of geweigerd en hoeveel anbi’s er in diezelfde periode bij
zijn gekomen? En hoe wordt kijkend naar de intrekking omgegaan met de 90%-eis? Immers,
pas op uiterlijk 1 juni van een jaar dienen anbi’s hun jaarverslag uiterlijk gepubliceerd
te hebben op basis waarvan deze eis gecontroleerd kan worden. Klopt dit? En hoe wordt
in een dergelijk geval omgegaan met de reeds genoten voordelen? De leden van de D66-fractie
vragen of de regering verwacht dat door de aangescherpte integriteitstoets vaker de
anbi-status van een instelling zal worden ingetrokken.
De leden van de SP-fractie constateren dat de integriteitstoets hoofdzakelijk ziet
op het verleden van de bestuurders van een anbi, maar dat de huidige integriteitstoets
nooit heeft geleid tot intrekking van de anbi-status terwijl klaarblijkelijk wél sprake
is geweest van (grootschalige) fraude. Deze leden concluderen hieruit dat de integriteitstoets
ineffectief is gebleken en vragen de regering waarom zij verwacht dat aanscherping
van de integriteitstoets, opnieuw door het gedrag van bestuurders iets uitgebreider
te beoordelen, gaat leiden tot het voorkomen van fraude. Zij constateren dat de regering
het uitgangspunt lijkt te hanteren dat een anbi zelf fraude door donateurs moet voorkomen
en dat de Belastingdienst hierop toeziet. Welke aanleiding heeft de regering te denken
dat anbi´s hiertoe in staat zijn en waarom wordt geen actievere opsporing van malafide
donateurs en anbi´s nagestreefd? De leden van de SP-fractie constateren dat fraude
door donateurs aan anbi’s gewoon door zal gaan en pleiten voor grootschalige controle
op anbi’s en hun donateurs omdat alleen op die manier kan worden voorkomen dat echte
fraudeurs, individuen of bedrijven die geen zin hebben om belasting te betalen, niet
meer weg komen met hun gedrag. De huidige «gereedschapskist» voor toezicht op anbi’s
gaat uit van toezicht als problemen zich al ruimschoots hebben voorgedaan. De leden
van de SP-fractie vragen de regering hoe de 43.000 anbi’s gecontroleerd worden door
de volgens Investico 45 hiervoor aangestelde medewerkers bij de Belastingdienst, welke
resultaten van hen wordt verwacht en of toezicht op anbi’s de afgelopen jaren heeft
geleid tot het aantonen van fraude. Indien dit laatste niet het geval is vragen zij
de regering aan te geven hoe de fraude met contant geld dan wel is aangetoond en waarom
niet wordt gekozen voor intensivering van deze methode.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er bij de aanscherping van de integriteitstoets
anbi’s voldoende geborgd is dat anbi’s ook zorgvuldig worden getoetst om te voorkomen
dat deze ten onrechte beschuldigd dan wel verdacht worden. Daarnaast vragen zij wie
de kosten van het aanvragen van de VOG in deze (spaarzame) gevallen zal dragen.
De leden van de SGP-fractie vragen wat de regering verstaat onder een «redelijke termijn»?
Zowel de Raad van State als de NOB vragen aandacht voor de termijnen voor respectievelijk
het aanleveren van een VOG na het verzoek hierom en voor het nemen van maatregelen
door de anbi na het uitblijven van een verzochte VOG. Kan de regering deze termijnen
nader specificeren?
De leden van de fractie van 50PLUS vragen in hoeverre het voorstel ook tot opschoning
leidt van de bestaande «voorraad» anbi-instellingen? Hoeveel tijd kost het om de bestaande
«voorraad» van anbi-instellingen helemaal op te schonen op basis van de aangescherpte
toekenning? Is het straks mogelijk om te rapporteren over exacte aantallen?
3. Technische aanpassing van de Successiewet 1956
De leden van de D66-fractie vragen de regering om toe te lichten waarom deze technische
aanpassing niet eerder is doorgevoerd, gezien het feit dat de Tweede Kamer al in 2015
is geïnformeerd over het ontbreken van een reële mogelijkheden voor een alternatief.
Deze leden vragen of er sinds die brief nog relevante ontwikkelingen zijn? Welke mogelijkheden
voor een alternatief zijn onderzocht?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of dit wetsvoorstel iets verandert aan
het effectieve beleid of dat er alleen sprake is van een technische aanpassing aan
het beleid sinds 1 januari 2015.
Wat was destijds de reden om het mantelzorgcompliment af te schaffen? Wat zijn vijf
jaar later de gevolgen hiervan?
De leden van de fractie van 50PLUS hechten veel waarde aan het mantelzorgcompliment
en de leden van de fractie zijn nog steeds van mening dat er een alternatief moet
worden ontwikkeld voor de oorspronkelijke uitzondering. Welke voorstellen zijn er
gedaan voor een alternatief voor het mantelzorgcompliment? Wat was precies het budgettaire
beslag van het oorspronkelijke mantelzorgcompliment en deelt de regering de mening
dat dit geld zou kunnen worden aangewend voor een alternatief? Deelt de regering de
mening dat de timing van de juridische afwikkeling van het mantelzorgcompliment erg
ongelukkig is in het licht van de ernstige gezondheidscrisis?
4. Kennisgeving liquide middelen en operationalisering nieuwe Verordening liquide
middelen
De leden van de VVD-fractie vragen wat de verordening verandert aan de huidige manier
van controleren door- en verplichtingen van- de Douane? Heeft de verordening invloed
op het proces dat goederen moeten doorlopen die door de Nederlandse Douane moeten
worden gecontroleerd? Een proces wat in vergelijking met andere Europese landen al
tijdrovender is. Welke andere Europese landen hebben de verordening ingevoerd en verschilt
de Nederlandse implementatie van de implementatie door andere Europese landen? Zo
ja, welke verschillen en waarom? De leden van de VVD-fractie lezen dat een persoon
die 10.000 euro of meer vervoert dit moet aangeven. Waarom is er gekozen voor 10.000
euro?
De leden van de PVV-fractie constateren dat bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur ook andere goederen zullen worden aangewezen, die worden aangemerkt als waardevolle
goederen.
Kan de regering aangeven of hier tevens cryptovaluta en/of de daar bijbehorende papieren
dan wel hardwarematige portemonnees toe gaan behoren?
Een dergelijke papieren portemonnee voor cryptovaluta kan eenvoudig met de post verstuurd
worden, in beginsel betreft het immers slechts een reeks van karakters. Een hardwarematige
portemonnee is doorgaans verglijkbaar qua grootte met een USB-stick en dus eveneens
eenvoudig via de post of koerier te versturen dan wel mee te nemen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat bij de aanvulling in nationaal recht bewust
gekozen is voor een kennisgevingsplicht op verzoek van de Douane en geen aangifteplicht.
Verwacht de regering dat bedrijven en burgers die zich «professioneel» bezig houden
met witwassen en terrorismefinanciering gehoor geven aan een dergelijk gegevensverzoek?
De regering geeft reeds aan dat de groep burgers en bedrijven die het betreft naar
verwachting beperkt is. In hoeverre verwacht de regering dat met deze regeling daadwerkelijk
wordt bijgedragen aan de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering?
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van het aanpakken van witwassen
en terrorismefinanciering. Deze leden vragen of andere lidstaten ook hebben gekozen
voor een aanvulling op Verordening (EU) 2018/1672 en zo ja, hoe landen die aanvulling
vormgeven?
De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering is gekomen tot de grens van € 10.000.
Kiezen andere lidstaten hetzelfde bedrag?
De leden van de D66-fractie vragen wanneer de algemene maatregel van bestuur is voorzien,
waarmee ook andere goederen worden aangewezen, die worden aangemerkt als waardevolle
goederen.
Deze leden vragen om verder toe te lichten waarom de definitie van documenten niet
verder is uitgewerkt of wordt afgebakend, bijvoorbeeld in de vorm van een waardegrens.
Zijn er andere lidstaten die de definitie van documenten wel verder afbakenen? Deze
leden vragen hoe het toezicht op documenten in de praktijk zal worden vormgegeven.
De leden van de D66-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat het briefgeheim in de praktijk
niet wordt geschonden.
De leden van de D66-fractie vragen, mede naar aanleiding van het advies van de Autoriteit
Persoonsgegevens, om verder in te gaan op de evenredigheid tussen de privacy-inbreuk
en het doel. Ook gezien het feit dat de historische analyse beschrijft dat de Financiële
Inlichtingen Eenheid (FIU)-Nederland slechts in enkele gevallen bescheiden als verdacht
zou hebben verklaard. Om hoeveel gevallen gaat het? Deze leden vragen of de regering
de Privacy Impact Assessment aan de Kamer kan doen toekomen.
De leden van de D66-fractie lezen in de uitvoeringstoets dat de Douane geen personele
gevolgen van deze maatregelen verwacht, omdat het vervoer van liquide middelen via
vracht-, post- en koerierszendingen niet vaak voorkomt en er geen aangiftelicht voor
liquide middelen wordt geïntroduceerd. Betekent dit de effectiviteit van deze maatregel
dus ook beperkt is?
De leden van de D66-fractie vragen hoe in wet- en regelgeving wordt vastgelegd dat
de Douane de opgedragen taak beperkt tot locaties waar de Douane al aanwezig is.
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom de grens voor vervoerders van
liquide middelen met € 10.000 substantieel hoger ligt dan de grens voor contante betalingen
die op € 3.000 komt te liggen. Zij vragen de regering waarom voor een dergelijk verschil
bestaat, welke gevolgen dit heeft voor de bestrijding van witwaspraktijken en of zij
het mogelijk en wenselijk acht om deze grenzen op elkaar te laten aansluiten.
De leden van de fractie van de ChristenUnie erkennen het belang van de operationalisering
van een nieuwe Verordening liquide middelen. Er wordt gesteld dat vereist is «dat een inmenging in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang
van het (economische) welzijn van het land. Een inmenging is noodzakelijk wanneer
sprake is van een dringende maatschappelijke behoefte daartoe.» Wat voor waarborgen zijn er om deze inmengingen grondwettelijk en gerechtvaardigd
te houden? Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe de uitbreiding
tot waardevolle goederen en documenten zich verhoudt tot het vrije verkeer van goederen.
Wanneer is een belemmering hiervan gerechtvaardigd? Anderzijds vragen deze leden of
de regering inschat dat dit de inspecteur voldoende in staat stelt om effectief op
te treden of dat er meer middelen en bevoegdheden worden overwogen. Tot slot vragen
deze leden welke goederen precies worden aangewezen die worden aangemerkt als waardevolle
goederen.
5. Belastingplicht kansspelen op afstand
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de regering denkt om te gaan met in het buitenland
gevestigde bedrijven (zonder vergunning) die kansspelen op afstand aanbieden. Zijn
er aanwijzingen dat die bedrijven bereid zijn om een vergunning voor het aanbieden
legale kansspelen op afstand aan te vragen?
De leden van de CDA-fractie achten het noodzakelijk om de belastingplicht voor illegale
kansspelen zo precies mogelijk te regelen, omdat hierbij niet kan worden aangesloten
bij de vergunninghouder, want die is er immers niet. Aanbieders van illegale kansspelen
houden zich per definitie niet aan de regels, dus is het aannemelijker dat ze zich
ook niet zullen houden aan de fiscale wetgeving. Hoe pakt de voorgestelde wijziging
uit als er meerdere personen of lichamen zijn die de opbrengsten genieten van het
aanbieden van het illegale kansspel?
De leden van de D66-fractie lezen dat in het geval van illegaal aangeboden binnenlandse
casinospelen en tijdelijk zonder vergunning aangeboden kansspelen op afstand, degene
die de opbrengst geniet van het aanbieden van het kansspel in plaats van de vergunninghouder
belastingplichtig wordt en dat dit in de meeste gevallen niet tot een wijziging van
de belastingplichtige leidt. Deze leden vragen om een nadere toelichting. Hoe werkt
deze belastingheffing bij illegale activiteiten? Hoe ontwikkelen deze belastinginkomsten
zich? Wanneer worden kansspelen tijdelijk zonder vergunning aangeboden? De leden van
de D66-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de implementatie
van de Conventie van Macolin.
De leden van de SP-fractie constateren dat bij kansspelen op afstand de belastingheffing
vergelijkbare problemen kent als het toezicht op deze kansspelen. Zij vragen de regering
hoe vergunninghouders in beeld gaan worden gebracht, hoe gebruik van deze kansspelen
en bijbehorende transacties gaan worden bijgehouden en hoe dit zich verhoudt met de
gegevensbescherming en het principe van netneutraliteit.
6. Invoering delegatiegrondslag voor een compensatieregeling
De leden van de VVD-fractie lezen dat de mate van institutionele vooringenomenheid
voor dossiers buiten de CAF 11-dossiers wordt getoetst op basis van de samenhang tussen
vijf kenmerken. Deze leden vragen op welke manier deze samenhang wordt bekeken en
wanneer de samenhang zodanig is dat er sprake is van institutionele vooringenomenheid.
Welke invloed heeft het opdrachtformulier op de onderzochte samenhang tussen de vijf
kenmerken?
De leden van de PVV-fractie merken op dat de compensatieregeling betreffende CAF 11-zaken
op dit moment is opgenomen in de Fiscale verzamelwet 2021. De Staatssecretaris van
Financiën – Toeslagen en Douane heeft in haar brief aangegeven de compensatieregeling
over te hevelen naar het spoedwetsvoorstel inzake de hardheidsregeling. Kan de regering
aangeven wat de stand van zaken is van dit spoedwetsvoorstel en/of de compensatieregeling
daadwerkelijk wordt overgeheveld?
Kan de regering een nadere toelichting geven op hoe in de praktijk getoetst gaat worden
of er sprake is van institutionele vooringenomenheid of niet?
Er wordt gesproken over indicatoren en criteria die al dan niet gezamenlijk kunnen
leiden tot intentionele vooringenomenheid. Acht de regering het niet opportuun om
hieromtrent duidelijkheid te verschaffen wellicht door omkering van de bewijslast
(er was sprake van institutionele vooringenomenheid in deze gevallen, tenzij anders
blijkt).
Hoe is de regering voornemens een en ander te vervatten in de ministeriële regeling?
Hierbij wordt tevens in de memorie van toelichting gesproken van opdrachtformulieren
die een mogelijke indicatie vormen voor institutionele vooringenomenheid, maar dat
dat nader onderzoek vergt.
Kan de regering aangeven hoe dit onderzoek er uit ziet alsmede hoe dit vordert?
De leden van de PVV-fractie merken op dat in de uitvoeringstoets van de compensatieregeling
wordt aangegeven dat de regeling veel capaciteit van de Belastingdienst vergt en dat
dit ten koste gaat van het reguliere werk. Indien nu al capaciteitsproblemen ontstaan,
hoe verwacht de regering dan toekomstige capaciteitsproblemen op te vangen aangaande
aanvullende compensatieregelingen? Die betreffen immers een veelvoud van het aantal
CAF 11-zaken.
De leden van de CDA-fractie beoordelen het als positief dat er een wettelijke grondslag
wordt aangebracht voor de compensatieregeling en zij zien met belangstelling de definitieve
regeling tegemoet. Zij vragen de regering aan te geven hoeveel geld er al is uitgekeerd
aan de slachtoffers van de kinderopvangtoeslagaffaire en voor de verschillende groepen
aan te geven wanneer hun dossiers beoordeeld zullen worden.
De leden van de D66-fractie sluiten zich aan bij het door de Raad van State geuite
begrip voor de open formulering en het streven om zoveel mogelijk duidelijkheid te
geven over de kernelementen en de reikwijdte van de beoogde regeling.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering een actuele overzichtstabel kan
maken voor de relevante wet- en regelgeving, ministeriële regelingen en beleidsbesluiten
die bijdragen aan de compensatie en het financieel herstel van gedupeerden. Deze leden
vragen de regering om ook aan te geven wanneer de Kamer de uitvoeringstoetsen voor
de overige compensatie- en reparatieregelingen ontvangt.
De leden van de D66-fractie vragen om uitgebreider in te gaan op de aandachtspunten
in de uitvoeringstoets van deze compensatieregeling. Zo lezen deze leden dat de kosten
voor het berekenen en uitkeren van de tegemoetkomingen is opgevangen met de inzet
van personeel binnen de huidige bezetting van de Belastingdienst en dat dit leidt
tot knelpunten in de uitvoering van het reguliere werk. Herkent de regering deze knelpunten?
Hoe worden deze knelpunten voorkomen?
De leden van de D66-fractie vragen hoe het onderzoek naar de rol van de opdrachtformulieren
in het kader van institutionele vooringenomenheid eruit gaat zien en wat de planning
daarvan is. Deze leden vragen de regering welke criteria zij voornemens is op te nemen
in de ministeriële regeling om te bepalen of er sprake is van een groepsgewijze institutioneel
vooringenomen behandeling.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan aangeven of de extra compensatie
voor het box 3 effect van 1% vaker is gebruikt en waarop dit percentage is gebaseerd.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering hoe het onderzoek naar de
rol van de opdrachtformulieren in het kader van institutionele vooringenomenheid eruit
gaat zien en wat de planning daarvan is.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering welke criteria zij voornemens
is in de ministeriële regeling op te nemen om te bepalen of er sprake is van een groepsgewijze
institutioneel vooringenomen behandeling.
De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat compensatie geschiedt «voor
zover de reguliere bestuursrechtelijke rechtsmiddelen onvoldoende toereikend zijn».
Deze leden constateren dat deze eufemistische zinsnede verbloemt dat ouders die slachtoffer
zijn geworden van de »institutionele vooringenomenheid» vele malen de reguliere bestuursrechtelijke
middelen hebben gebruikt om hun problemen aan te kaarten. Deze leden benadrukken dat
de Raad van State, die in zijn advies heeft gesteld dat onvoldoende duidelijk is wanneer
hier sprake van is, het hoogste bestuursrechtelijke college is. Zij vragen de regering
hoe geconstateerd kan worden dat de bestuursrechtelijke middelen ontoereikend zijn
maar dat hier geen gevolgen aan worden verbonden. Deze leden constateren dat in deze
zaak de rechtsstaat jarenlang voor tienduizenden ouders in het geding is geweest en
dat de hoeder van deze rechtsstaat, de Raad van State, hier telkens zijn goedkeuring
aan heeft verleend door enkel op de procedure te toetsen zonder naar het menselijke
aspect te kijken en hiermee een werkwijze die slechts een interpretatie van de Belastingdienst
was bekrachtigde. Zij vragen de regering of hieruit conclusies voor het functioneren
van de Nederlandse rechtsstaat worden verbonden en welke gevolgen dit gaat hebben.
De leden van de ChristenUnie-fractie erkennen het belang van een ruimhartige compensatieregeling
voor gedupeerde ouders en daarmee de noodzaak van invoering van een delegatiegrondslag.
In het licht van het terechte ongeduld bij deze getroffenen verzoeken deze leden de
regering haast te maken met deze invoering.
7. Budgettaire aspecten
–
8. EU-aspecten
–
9. Gevolgen voor burgers en bedrijven
De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering aangeeft dat de maatregelen
in dit wetsvoorstel geen of slechts zeer beperkte structurele gevolgen voor de administratieve
lasten voor burgers en bedrijven.
Hoe verhoudt zich dat met de opmerking in de uitvoeringstoets aangaande de compensatieregeling
waarin gesteld wordt dat gedupeerde ouders zelf extra gegevens (vaak moeilijk verkrijgbare
gegevens) aan moeten leveren om een hogere compensatie te verkrijgen? Beschouwt de
regering dat als een incidenteel gevolg?
10. Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoeringsgevolgen voor de Belastingdienst
haalbaar zijn. Wat zijn de uitvoeringsgevolgen voor Financiële Inlichtingen Eenheid
(FIU-)Nederland? Wat is de verwachte toename aan informatie en aan noodzakelijke analyses?
Welke capaciteit heeft FIU-Nederland nu beschikbaar en is dit volgens de regering
voldoende? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie constateren dat wordt gesteld dat de Belastingdienst alle
maatregelen uitvoerbaar acht alsmede dat er geen additionele uitvoeringskosten voor
de Belastingdienst zijn.
Hoe is de regering tot deze conclusie gekomen?
In de uitvoeringstoets van de compensatieregeling wordt aangegeven dat er nu al een
zware wissel wordt getrokken op de capaciteit van de Belastingdienst en dat reguliere
werkzaamheden hier reeds al onder leiden. Voorts wordt er opgemerkt dat uitbreiding
van de regeling zeker niet met de bestaande bezetting is op te vangen.
De leden van de fractie van 50PLUS vragen of de regering specifiek kan toelichten
hoe het opschonen van alle bestaande instellingen met een anbi-status, op basis van
de nieuwe regels omtrent automatische toekenning en de integriteitstoets, zal worden
uitgevoerd. Gaat dat automatisch op basis van periodieke vernieuwing van de status,
of wordt er actief geschoond? Is daar echt geen noemenswaardige capaciteit mee gemoeid?
11. Advies en consultatie
–
12. Evaluaties
De leden van de PVV-fractie constateren dat in de Verordening liquide middelen een
evaluatiebepaling is opgenomen. Uiterlijk op 3 december 2021 en vervolgens om de vijf
jaar, dient de Europese Commissie bij het Europees parlement en de Raad een verslag
in over de uitvoering van deze verordening. Er is geen aanvullende nationale evaluatie
voor hetgeen valt onder de genoemde verordening voorzien.
Is de regering van mening dat een verslag van de Europese Commissie gelijk staat aan
een grondige evaluatie van wetgeving? Kan de regering aangeven hoe deze de wetgeving
gaat evalueren in het geval van een Nexit?
13. Transponeringstabel
–
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel XII
De leden van de PVV-fractie constateren dat volgens de artikelsgewijze toelichting
er, onder andere, geen recht op compensatie bestaat in situaties waarin dit nadeel
te wijten is aan ernstige onregelmatigheden die aan de belanghebbende toerekenbaar
zijn.
Hoe is de regering voornemens het begrip «ernstige onregelmatigheden» te definiëren?
BIJLAGE – Uitvoeringstoetsen
De leden van de PVV-fractie constateren dat het doel van het slim invulveld is dat
er minder verwarring ontstaat omtrent een eventuele anbi-status, zowel voor de belastingplichtige
als voor de inspecteur.
Onder het kopje Risico Procesverstoringen staat:
«De ANBI-lijst in het aangifteprogramma is een momentopname en kan daardoor bij recente
intrekkingen van de ANBI-status afwijken van de op de website van de Belastingdienst
gepubliceerde lijst. Hieraan wordt aandacht gegeven in de toelichting bij het biljet,
mede om te voorkomen dat de lijst een onterechte verwachting oproept.»
Indien een belastingplichtige uit de anbi-lijst kiest die de Belastingdienst aanlevert,
waarom mag die belastingplichtige daarop dan niet vertrouwen?
Waarom verwacht de regering dat de belastingplichtige aanvullend onderzoek doet aangaande
recent door de Belastingdienst vastgestelde dan wel ingetrokken anbi-status?
Indien de Belastingdienst de gepubliceerde lijst op de website actueel kan houden,
waarom kan de Belastingdienst de lijst niet actueel houden in het zogenoemde slimme
invulveld?
Wat als er recent een anbi-status is toegekend, is het dan eveneens mogelijk dat die
anbi dan niet in de lijst voor komt en derhalve dat de belastingplichtige onterecht
zijn gift niet in aftrek kan brengen?
Het implementeren van een slim invulscherm gaat € 140.000 kosten. Is er garantie dat
dat bedrag niet overschreden wordt? Wat is de kans dat het bedrag lager uit valt?
Wie gaat het slim invulveld implementeren? Is dat de ICT-afdeling van de Belastingdienst
zelf?
BIJLAGE – Advies Autoriteit Persoonsgegevens
–
OVERIG
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan reageren op de vragen gesteld
door de NOB.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om tevens in te gaan op de door de
NOB gestelde vragen in haar commentaar op onderhavig wetsvoorstel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.