Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 449 (R2147) Tijdelijke voorzieningen voor de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke rijkswet voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN DEEL
1. Doel en aanleiding
De impact van de uitbraak van COVID-19 op het economische leven wordt ook gevoeld
bij ondernemers met een octrooi of die een octrooi hebben aangevraagd. Ook deze ondernemers
zien opdrachten wegvallen, hebben het werk stil moeten leggen, of worden als gevolg
van de afwezigheid op kantoor beperkt in de afronding van administratieve processen
die noodzakelijk zijn voor het in stand houden of het aanvragen van een octrooi. Met
het voorliggend wetsvoorstel is beoogd te voorkomen dat als gevolg van deze impact
octrooien of octrooiaanvragen van rechtswege komen te vervallen.
Daartoe wordt voorgesteld de verschuldigde toeslag bij te late betalingen van instandhoudingstaksen
op nihil te stellen en een bevoegdheid te creëren voor de directeur van Octrooicentrum
Nederland om bij of krachtens de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: ROW 1995) gestelde
termijnen voor een bepaalde duur op te schorten. De bevoegdheid is bedoeld voor termijnen
die voor octrooihouders, aanvragers of octrooigemachtigden knellend zijn. Een besluit
tot opschorting zal algemene strekking hebben. De ROW 1995 kent ook termijnen waar
Octrooicentrum Nederland zelf aan moet voldoen. Indien deze termijnen voor Octrooicentrum
Nederland knellend zijn, kan dat vooralsnog opgelost worden met de mogelijkheden die
artikel 4:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht biedt.
Deze tijdelijke voorzieningen zijn ook van toepassing op Curaçao en Sint Maarten.
Met deze landen van het Koninkrijk heeft afstemming plaatsgevonden.
2. De Rijksoctrooiwet 1995 en het verval van octrooi of octrooiaanvraag
Het aanvragen of in stand houden van een octrooi brengt diverse gereguleerde processen
met zich, die bij of krachtens de ROW 1995 zijn verankerd. Zo is ingevolge artikel
52, eerste lid, van de ROW 1995 degene aan wie een Europees octrooi voor Nederland
is verleend, verplicht om ingevolge artikel 23, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit
ROW 1995 binnen drie maanden een vertaling in te dienen bij Octrooicentrum Nederland.
Met betrekking tot het indienen van een octrooiaanvraag is voorts in artikel 30, tweede
lid, van de ROW 1995 bepaald dat als door Octrooicentrum Nederland gebreken zijn geconstateerd
in de aanvragen, deze binnen drie maanden moeten worden hersteld.
Vanwege de uitbraak van COVID-19 en de in dat kader wereldwijd getroffen maatregelen
is het voor octrooihouders of octrooiaanvragers niet altijd mogelijk om aan deze termijnen
te voldoen. Zo beschikken zij op dit moment mogelijk niet over de financiële ruimte
om tijdig de verschuldigde taksen of toeslagen te voldoen. Daarnaast is van belang
dat de processen veel administratieve werkzaamheden en nauwkeurige afstemming tussen
diverse actoren vergen. Aangezien octrooihouders, aanvragers of hun octrooigemachtigden
nu veelal niet op kantoor aanwezig zijn, worden zij belemmerd in het tijdig indienen
van de noodzakelijke stukken. Daarbij werken octrooihouders ook veelvuldig met gespecialiseerde
betalingskantoren in het buitenland om aan de in de ROW1995 vastgelegde betaaltermijnen
te voldoen.
Ten aanzien van de meeste bij of krachtens de ROW 1995 gestelde termijnen is bepaald
dat het overschrijden daarvan leidt tot verval van een octrooi. Het gaat dan dus om
verval van rechtswege zoals bijvoorbeeld in artikel 52, vierde lid, van de ROW 1995
is bepaald. Daar waar het een termijn betreft waaraan een aanvrager van een octrooi
is gehouden, leidt het overschrijden van de termijn er veelal van rechtswege toe dat
de aanvraag niet in behandeling wordt genomen, zoals bijvoorbeeld in artikel 32, derde
lid, van de ROW 1995. Het gevolg daarvan is dat de aanvraag vervalt. Beide situaties
kunnen grote impact hebben op de betrokken ondernemer. Het verval van een octrooi
leidt er immers toe dat de betrokken uitvinding niet langer beschermd is. Concurrenten
kunnen daar alsdan vrijelijk gebruik van maken, zonder bijvoorbeeld aan de octrooihouder
een licentie te hoeven betalen of een inbreukverbod te hoeven vrezen. Het verval van
een octrooi kan dan ook grote impact hebben op de inkomstenbronnen en positie van
een octrooihouder of aanvrager op de markt waarbinnen hij opereert. Ook een gebrek
in een aanvraag leidt ertoe dat de uitvinding waarvoor de aanvraag bescherming vraagt,
vrijelijk beschikbaar komt. In geval van het niet tijdig opheffen van een gebrek in
de aanvraag, vervalt in de regel de aanvraag en daarmee ook de beoogde bescherming.
3. Bevoegdheid tot opschorting van termijnen
Teneinde te voorkomen dat de crisis rond COVID-19 tot deze onbillijke effecten leidt,
is het noodzakelijk dat octrooihouders en -aanvragers meer tijd wordt geboden om hun
rechten veilig te stellen en te behouden. Een opschorting van de wettelijke termijnen
geeft betrokkenen ruimte om, zonder verlies van recht, de processen pas af te ronden
zodra dit weer op kantoor en in het internationale verkeer mogelijk is. Ook geeft
het hen ruimte om in geval van beperkte financiële middelen aan andere dringende financiële
verplichtingen te voldoen zonder te hoeven vrezen voor het verval van hun octrooi(aanvraag)
en de daarmee gepaard gaande impact op hun positie in de markt.
Of het noodzakelijk is om een termijn op te schorten en, zo ja, voor welke duur, zal
per termijn kunnen verschillen. Sommige termijnen blijken misschien met veel kunst-
en vliegwerk nog gehaald te kunnen worden. Andere termijnen zijn eerder knellend.
Bovendien bouwen de termijnen in de ROW 1995 en de daarop gebaseerde regelgeving op
elkaar voort. De opschorting van de ene termijn heeft dan ook soms gevolgen voor andere
termijnen.
Octrooicentrum Nederland, het bureau dat krachtens artikel 15 van de ROW 1995 belast
is met de uitvoering van die wet en andere bij of krachtens die wet of bindende internationale
verplichtingen opgelegde taken, is de instantie waar de noodzaak en mogelijkheid van
opschorting het beste kan worden ingeschat. Het is aan Octrooicentrum Nederland om
in de gaten te houden dat de termijnen niet worden overschreden en dat de rechtsgevolgen
van een eventuele overschrijding worden bijgehouden in het octrooiregister. Ook speelt
Octrooicentrum Nederland een belangrijke rol in de beoordeling van de stukken voor
het aanvragen en de instandhouding van octrooien. Aldus weet Octrooicentrum Nederland
als geen ander welke termijnen in welke fase knellend kunnen zijn. Zij staan hierover
ook in nauw contact met de Orde van Octrooigemachtigden.
Daar komt bij dat Octrooicentrum Nederland verantwoordelijk is voor de diverse geautomatiseerde
processen. Een eventuele opschorting van een termijn zal in deze software van Octrooicentrum
Nederland verwerkt moeten worden. Dit is complex van aard. Er wordt nu hard gewerkt
aan het onderzoeken en voorbereiden van mogelijke opschortingen. Maar het is zeer
waarschijnlijk dat de opschorting van de ene wettelijke termijn sneller in de systemen
kan worden verwerkt dan de opschorting van een andere termijn.
Gelet op de benodigde flexibiliteit en armslag in het opschorten van de termijnen
als ook gelet op de kennis van Octrooicentrum Nederland, is ervoor gekozen de directeur
van Octrooicentrum Nederland de bevoegdheid tot het opschorten van termijnen te geven.
Deze bevoegdheid is alleen aan de orde indien opschorting naar het oordeel van de
directeur noodzakelijk is in verband met het door octrooihouders of aanvragers van
een octrooi niet kunnen voldoen aan die termijn als gevolg van maatregelen die verband
houden met de bestrijding van de verspreiding van COVID-19. Bij het besluit zal telkens
moeten worden gemotiveerd waarom de opschorting in dit kader noodzakelijk is.
Een besluit tot opschorting geldt voor alle betrokkenen en is aldus aan te merken
als een besluit van algemene strekking. Voorafgaand aan het nemen van het besluit
zullen alle bij het besluit betrokken belangen afgewogen moeten worden en zal hierop
in de motivering van het besluit moeten worden ingegaan. Verder is het besluit vatbaar
voor bezwaar en beroep. Aangezien het octrooirecht mede wordt bepaald door de op de
staat rustende verplichtingen uit het Europees Octrooiverdrag (EOV) zal bij de totstandkoming
van een besluit vanzelfsprekend moeten worden getoetst aan deze verdragsrechtelijke
verplichtingen.
Met betrekking tot deze Europese kaders, wordt voorts opgemerkt dat een voorziening
inzake het opschorten van termijnen, zoals met dit voorstel van rijkswet wordt voorgesteld,
in Europa niet uitzonderlijk is. In de octrooiregelgeving van andere landen, zoals
Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, bestaat reeds de mogelijkheid voor de directeur
van het octrooibureau om wettelijke termijnen te verlengen in geval van calamiteiten.
Spanje en Oostenrijk hebben als gevolg van COVID-19 eveneens voorzieningen tot opschorting
van termijnen getroffen.
4. Toeslag tijdelijk op nihil
In aanvulling op de mogelijke opschorting van termijnen wordt met het voorliggend
wetsvoorstel eveneens een voorziening getroffen voor de verschuldigde toeslag, bedoeld
in artikel 61, derde lid, van de ROW 1995.
Uit artikel 61, eerste en tweede lid, volgt dat voor de instandhouding van een octrooi
onderscheidenlijk Europees octrooi jaarlijks een bedrag is verschuldigd, de instandhoudingstaks.
Deze is telkens verschuldigd op de laatste dag van de maand waarin de aanvraag die
tot octrooi heeft geleid is ingediend, of ingevolge artikel 28, eerste lid, van de
ROW 1995 wordt aangemerkt te zijn ingediend. Indien bijvoorbeeld voor een octrooi
destijds op 15 april 2013 een aanvraag is ingediend, is na verlening telkens uiterlijk
30 april de jaarlijkse instandhoudingstaks verschuldigd. Uit artikel 62 van de ROW
1995 volgt dat een octrooi van rechtswege vervalt, indien de instandhoudingstaks niet
binnen zes kalendermaanden na de vervaldag (in het voorbeeld dus zes kalendermaanden
na 30 april: 31 oktober) zijn betaald. Uit artikel 61, derde lid, van de ROW 1995
volgt dat bij betaling na de vervaldatum een toeslag is verschuldigd. De ruimte om
de termijn voor het voldoen van de instandhoudingstaks te overschrijden is er dus
wel, maar dat kost extra geld, namelijk – ingevolge artikel 6, achtste lid, van het
Uitvoeringbesluit ROW 1995 – 50% van de verschuldigde instandhoudingstaks.
Ingeval de termijn voor het betalen van de instandhoudingstaks, de vervaldag, zou
worden opgeschort, zou dit octrooihouders ruimte geven en zal geen toeslag zijn verschuldigd.
Gebleken is dat de opschorting van deze termijnen softwarematig zeer complex is. Niet
alleen het opschorten zelf, maar vooral ook het – aan het eind van de opschorting
– weer terugdraaien van deze vervaldag die jaarlijks van belang is. Daarnaast zou
het opschorten van deze termijn ook aan de kant van de kantoren die de betaling van
instandhoudingstaksen voor grote aantallen octrooihouders verzorgen, de noodzakelijke
ingrepen met zich brengen.
Met het op nihil stellen van de toeslag wordt de facto ook een opschorting van de
termijn gerealiseerd. De octrooihouder wordt immers zes maanden extra gegeven voor
de betaling, zonder dat hem dit extra geld kost. De octrooihouder krijgt daardoor
ruimte voor op dat moment dringendere betalingsverplichtingen.
De verlaging van de toeslag is van toepassing op octrooien waarvoor de vervaldag is
gelegen in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 augustus 2020. Daarmee wordt
aan octrooihouders die in deze zes maanden een instandhoudingstaks verschuldigd zouden
zijn, telkens zes kalendermaanden gegund om, daar waar als gevolg van de crisis rond
COVID-19 de liquide middelen ontbreken, deze taks alsnog te betalen.
Voor de periode van 1 april 2020 tot en met 31 augustus 2020 is gekozen omdat de inschatting
is dat de directe impact van de uitbraak van COVID-19 en de in dat kader getroffen
maatregelen de komende vier maanden het meest direct gevoeld worden bij de octrooihouders.
Daarbij is de regering zich bewust van de economische impact die de huidige crisis
ook daarna nog zal hebben. Alsdan zal opnieuw moeten worden bezien in hoeverre dit
noopt tot aanvullend uitstel. Voorliggend voorstel betreft een voorziening voor de
op korte termijn gevoelde impact.
5. Regeldruk en afstemming
Het voorstel is na de toezending aan de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk met het verzoek om spoedadvies, ter kennis gebracht van de Adviescommissie
toetsing regeldruk. Daarbij is opgemerkt dat de processen waar aan moet worden voldaan
teneinde een octrooi te behouden of aan te vragen gelijk blijven. De octrooihouders
of -aanvragers wordt met de voorzieningen meer financiële ruimte of tijd geboden om
deze processen af te ronden. Voor zover de voorzieningen in het kader van de ROW 1995
effecten voor de regeldruk met zich brengen zijn deze dan ook gunstig. Een berekening
van deze gunstige effecten is op voorhand lastig te maken. Dit houdt verband met de
omstandigheid dat de procedures waar de termijnen betrekking op hebben divers van
aard zijn. Voorts is het afhankelijk van nadere besluitvorming door de directeur van
Octrooicentrum Nederland welke termijnen voor welke periode worden opgeschort. Wel
kan worden opgemerkt dat bij het besluit van de directeur tot opschorting van de termijn
alle belangen afgewogen worden en waar nodig ook deze effecten zullen worden betrokken.
Voorts wordt opgemerkt dat daar waar sprake is van effecten voor de regeldruk, deze
tijdelijk van aard zijn. De voorzieningen worden getroffen om een onevenredige impact
van de uitbraak van COVID-19 te verkleinen of weg te nemen. Het betreft derhalve geen
beleidswijzigingen die voor de lange termijn worden doorgevoerd.
Gelet op het spoedeisende karakter van dit wetsvoorstel hebben internetconsultatie
en formele consultaties niet plaatsgevonden. De voorzieningen voor de ROW 1995 zijn
door Octrooicentrum Nederland besproken met de Orde van Octrooigemachtigden. Aangezien
deze voorzieningen ook van toepassing zijn op Curaçao en Sint Maarten heeft eveneens
afstemming plaatsgevonden met de aldaar gevestigde Bureaus voor Intellectuele Eigendom.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 (bevoegdheid opschorting termijnen Rijksoctrooiwet 1995)
Dit artikel creëert de bevoegdheid voor de directeur van Octrooicentrum Nederland
om bij of krachtens de Rijksoctrooiwet 1995 gestelde termijnen op te schorten. Deze
bevoegdheid is alleen van toepassing indien opschorting naar zijn oordeel noodzakelijk
is in verband met het door een octrooihouder, of aanvrager van een octrooi (of in
diens plaats diens octrooigemachtigde), niet kunnen voldoen aan die termijn als gevolg
van de maatregelen die verband houden met de uitbraak van COVID-19. Gelet op deze
clausulering van de bevoegdheid, zal deze noodzaak bij elk besluit moeten worden gemotiveerd.
Ook zal telkens bij het besluit tot opschorting moeten worden bepaald voor welke duur
de termijn wordt opgeschort. Indien later blijkt dat een langere duur noodzakelijk
is, zal dit bij een nieuw besluit tot opschorting moeten worden vormgegeven, uiteraard
wederom voorzien van een motivering van de noodzaak daarvan.
De termijnen, bedoeld in de artikelen 61, eerste en tweede lid, en 62 van de ROW 1995
zijn uitgezonderd van de bevoegdheid van de directeur. De in artikel 2 van dit wetsvoorstel
opgenomen voorziening brengt de facto al een opschorting van deze termijnen met zich.
Daar waar in de ROW 1995 of de daarop gebaseerde regelgeving wordt verwezen naar de
op te schorten termijn of deze termijn van overeenkomstige toepassing wordt verklaard,
werkt het besluit van de directeur door naar die bepalingen, zodat alle mogelijke
onevenredige rechtsgevolgen van het overschrijden van de betrokken termijn worden
voorkomen.
Ten behoeve van de kenbaarheid zal een besluit tot opschorting telkens worden gepubliceerd
in het Bijblad bij De Industriële Eigendom, bedoeld in artikel 27 van het Uitvoeringsbesluit
ROW 1995. Dit is het blad dat periodiek door Octrooicentrum Nederland wordt uitgegeven
en waarin, met het oog op een zo doeltreffend mogelijke voorlichting aan het publiek,
gegevens omtrent onderwerpen betreffende de octrooiverlening bekend worden gemaakt.
Aangezien in het besluit telkens ook de duur van de opschorting wordt vermeld is het
niet noodzakelijk dat het einde van het besluit ook in het Bijblad wordt gemeld. Indien
dit voor de kenbaarheid toch gewenst wordt, staat het Octrooicentrum Nederland vrij
om dit te doen.
Daar waar blijkt dat het opschorten van bij of krachtens de Rijksoctrooiwet 1995 gestelde
termijnen ook terugwerkende kracht vergt, is in artikel 1, derde lid, de mogelijkheid
gecreëerd dat de directeur van Octrooicentrum Nederland aan zijn besluit deze terugwerkende
kracht verleent. De directeur kan bij dat besluit bepalen of dat inderdaad voor de
betrokken termijn noodzakelijk is en of dat voor de betrokken termijn, gelet op de
aanpassingen in de software, ook mogelijk is. Deze afweging zal per op te schorten
termijn gemaakt moeten worden.
Ingevolge artikel 81 van de ROW 1995 is in afwijking van artikel 8:7 van de Algemene
wet bestuursrecht de rechtbank Den Haag bevoegd voor beroepen ingesteld tegen besluiten
op grond van de ROW 1995. Dit artikel 81 van de ROW 1995 wordt van overeenkomstige
toepassing verklaard op door de directeur genomen besluiten tot opschorting van termijnen.
Daarmee wordt geborgd dat bij eventuele procedures over die besluiten de bij de rechtbank
Den Haag beschikbare specifieke kennis over besluitvorming in het kader van de ROW
1995 kan worden betrokken.
Artikel 2 (toeslag artikel 61, derde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 op nihil)
Met dit artikel wordt de toeslag die ingevolge artikel 61, derde lid, Rijksoctrooiwet
1995 verschuldigd is bij het niet tijdig betalen van de instandhoudingstaks op nihil
gesteld. Zoals in paragraaf 2.3 is toegelicht wordt daarmee de facto voor de geldende
termijn voor het betalen van de taks voor instandhouding van een octrooi een opschorting
gerealiseerd.
De verlaging van de toeslag is van toepassing op octrooien waarvoor de vervaldag is
gelegen in de periode van 1 april 2020 tot en met 31 augustus 2020. Een octrooihouder
die, vanwege de vervaldag van zijn octrooi, uiterlijk 30 juni de taks verschuldigd
zou zijn, kan deze taks nog tot en met 31 december 2020 betalen, zonder een toeslag
verschuldigd te zijn. Indien de vervaldag 31 juli is, kan de instandhoudingstaks nog
tot en met 31 januari 2021 zonder toeslag worden betaald, en een instandhoudingstaks
die uiterlijk 31 augustus verschuldigd zou zijn, kan nog tot en met 28 februari 2021
zonder een toeslag worden betaald.
Indien de zes kalendermaanden na de vervaldag zijn verstreken moet de instandhoudingstaks
wel betaald zijn. Van een verder uitstel is dan geen sprake. De termijnen voor betaling
van de octrooitaks die voortvloeien uit de ROW 1995 worden immers gehandhaafd. In
september 2020 treedt weer het gewone betaalregime in werking. Een octrooihouder die,
vanwege de vervaldag, uiterlijk 30 september de taks verschuldigd zou zijn, kan deze
taks nog tot en met 31 maart 2021 betalen, met een toeslag van 50 procent zoals gebruikelijk.
Artikel 3 (inwerkingtreding en vervallen)
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het
is de bedoeling dat dit koninklijk besluit tegelijk met de publicatie van de wet in
het Staatsblad wordt gepubliceerd en dat de wet zo spoedig mogelijk in werking treedt.
Vanwege de omstandigheid dat de voorzieningen voor de Rijksoctrooiwet 1995 ook zullen
gelden in Curaçao en Sint Maarten, is er niet voor gekozen om de wet in werking te
laten treden direct na publicatie van de wet in het Staatsblad.
Met het tweede lid wordt het tijdelijke karakter van de regeling tot uitdrukking gebracht.
Omdat op dit moment nog niet kan worden voorspeld wanneer de getroffen maatregelen
niet langer noodzakelijk zijn en dus kunnen vervallen of worden afgebouwd, in welk
tempo dat zal gebeuren en wat de gevolgen voor het kunnen voldoen aan de termijnen
van de Rijksoctrooiwet 1995 zullen zijn, is gekozen voor verval «op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip». Vanwege het verschil in aard tussen de voorzieningen
in artikel 1 en artikel 2, is ervoor gekozen de mogelijkheid te creëren het tijdstip
van het verval van deze artikelen te differentiëren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Groep Krol/vKA | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.