Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over crisisstructuur ggz en uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over een noodplan geestelijke gezondheidszorg
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 530 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 7 mei 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de brief van 20 maart 2020 over de Crisisstructuur ggz en de uitvoering
van de motie van het lid Ouwehand c.s. over een noodplan geestelijke gezondheidszorg
(Kamerstukken 25 424 en 25 295, nr. 526).
De vragen en opmerkingen zijn op 31 maart 2020 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 1 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Staatssecretaris
10
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
20 maart 2020, die tevens gezien moet worden als de reactie op de motie van het lid
Ouwehand c.s. van 18 maart jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 154), waarin de crisisstructuur van de geestelijke gezondheidszorg (ggz) toegelicht wordt
en waarin enkele maatregelen benoemd worden. Genoemde leden hechten er waarde aan
om te benadrukken dat het verlenen van hulp aan mensen die in psychische nood verkeren
gedurende een crisis niet over het hoofd gezien mag worden, en zien in de brief van
de Staatssecretaris dan ook terug dat niet alleen hijzelf, maar ook andere partijen
in de ggz zeer betrokken zijn. Voor deze leden staat het echter als een paal boven
water dat de structuur die is opgezet dienend moet zijn aan de oplossingen die in
deze crisistijd aan de psychische patiënten moet worden geboden, zowel intramuraal
als ambulant. De leden van de VVD-fractie missen op verschillende onderdelen de inhoud
bij enkele genoemde maatregelen en structuren, wat heeft geleid tot de onderstaande
vragen.
De leden van de VVD-fractie zien uit de brief nadrukkelijk naar voren komen dat de
partijen in de ggz met de Staatssecretaris in overleg zijn (geweest) met betrekking
tot de te nemen maatregelen. In het kort worden in de brief met name de maatregelen
naar voren gebracht die uit het beeld van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
afkomstig zijn. Het gaat daarbij om de meldingen die de IGJ ontvangt met betrekking
tot werknemers en het feit dat ggz-instellingen in veel gevallen de face-to-face contacten beperkt, en enkele oplossingen die hiervoor aangedragen worden. Genoemde
leden zijn van mening dat er op dit moment veel aandacht uit moet gaan naar patiënten
die zich onvoldoende geholpen voelen met beeldbellen of telefonisch contact, maar
zien ook dat er veel meer zaken aandacht verdienen. Vanuit de juist in werking getreden
Wet verplichte ggz (Wvggz) is bijvoorbeeld duidelijk dat rechterlijke machtigingen
verlopen en patiënten daardoor weer op straat terechtkomen, en ook ten aanzien van
ambulant te behandelen patiënten is het nu lastiger een vinger aan de pols te houden
op afstand. Daartegenover staat dat mensen die in een instelling zijn opgenomen, verstoken
zijn van bezoek (wat een terechte maatregel is vanuit het perspectief van de coronabestrijding),
waar zij wellicht wel een (enorme) behoefte aan hebben. Dit zijn maar enkele voorbeelden.
Daarom stellen de leden van de VVD-fractie de volgende (eerste) vraag: is het mogelijk
periodiek een overzicht te verkrijgen (een eerste op zeer korte termijn) van alle
problemen die zich op grotere schaal voordoen, en waarvoor maatregelen worden of reeds
zijn getroffen, en daarvan inzichtelijk te maken wat deze maatregelen zijn, en in
volgende periodieke terugkoppelingen telkens duidelijk te schetsen op welke manier
de getroffen maatregelen zijn of worden aangepast.
In aanvulling op die eerste vraag, zijn de leden van de VVD-fractie zeer te spreken
over de infographics die op andere beleidsterreinen breed en centraal door de rijksoverheid
worden verspreid (zoals bijvoorbeeld ten aanzien van het pakket met economische maatregelen),
waarbij genoemde leden de (tweede) vraag stellen, namelijk of dergelijke infographics
met veel informatie, ook van de veldpartijen in de ggz (naam, telefoonnummer, websites,
hulplijnen en dergelijke) en de maatregelen in deze crisis, breed en centraal verspreid
kunnen worden door de rijksoverheid.
De leden van VVD-fractie zijn verheugd in de brief te lezen dat de partijen in de
sector de handen ineenslaan en samenwerken om de juiste zorg in tijden van crisis
ook op de juiste plek te kunnen verlenen. De juiste plek in feitelijke zin betekent
niet voor iedereen dat dit in de thuissituatie zou moeten zijn. Al eerder heeft de
Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media aangegeven dat gemeenten samen
met scholen, de kinderopvang, Veilig Thuis en de jeugdzorg ervoor moeten zorgen dat
kinderen in een gevaarlijke situatie ergens anders dan thuis leskrijgen, bijvoorbeeld
in bibliotheek of klaslokaal. Het gaat dan bijvoorbeeld om kinderen die thuis misbruikt
of mishandeld worden, dus in situaties waarin de kinderen echt beter niet thuis kunnen
zijn. Voor een grote groep volwassenen geldt ook dat het juist de thuissituatie is
die (mede) heeft veroorzaakt, dat zij nu patiënt zijn bij een organisatie in de ggz.
De leden van de VVD-fractie stellen tot slot dan ook de (derde) vraag, namelijk of
de Staatssecretaris aan kan geven welke maatregelen het kabinet getroffen heeft om
ook in deze situaties zoveel mogelijk te voorkomen dat mensen opgesloten zitten in
een (thuis-) situatie die als onveilig gemarkeerd kan worden. Kan de Staatssecretaris,
na overleg met collega’s, aangeven voor de hele sector ggz (dus volwassenen en jeugd)
wat de maatregelen zijn die tot nu toe genomen kunnen worden om onveilige situaties
tot het minimum te beperken?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
Veldpartijen in de ggz werken nu aan een doorvertaling van de RIVM-richtlijn voor
toepassing in de ambulante en intramurale ggz, in samenspraak met het RIVM en de Staatssecretaris.
De leden van de CDA-fractie vragen of deze doorvertaling gereed is en zo ja, of hierin
aan de ggz-sector voldoende houvast wordt geboden.
Genoemde leden lezen dat de crisisdiensten zijn uitgebreid en dat patiënten hier met
acute zorgvragen terecht kunnen. Doet elke ggz-instelling hieraan mee of wordt dit
regionaal georganiseerd; waarbij deze leden tevens vragen of via de crisisdiensten
adequaat zorg en ondersteuning kan worden geboden en of dit – gezien de omstandigheden –
als voldoende wordt ervaren.
Wat betreft de financiële consequenties stelt de Staatssecretaris in de brief dat
ook voor de ggz sector maatregelen worden getroffen die soms generiek van karakter
zijn, maar die mogelijk ook specifieke elementen kunnen bevatten. De leden van de
CDA-fractie begrijpen dit, maar hebben wel behoefte aan een nadere toelichting op
dit punt. Kan de Staatssecretaris een uitgebreide toelichting geven wat hij precies
bedoelt en indien er al specifieke maatregelen zijn genomen, toelichten welke dat
dan zijn?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief d.d. 20 maart jl. over
de crisisstructuur ggz, als reactie op de motie van het lid Ouwehand c.s, en willen
de Staatssecretaris hierover nog maximaal drie vragen voorleggen. Genoemde leden willen
benadrukken dat goede geestelijke gezondheidszorg juist nu in deze tijd van crisis
belangrijk is. De coronacrisis is een life-event dat disruptief kan zijn voor mensen met psychische kwetsbaarheid.
De leden van de D66-fractie willen ervoor waken dat noodzakelijke zorg geen doorgang
kan vinden omdat fysiek afspreken nu verminderd mogelijk is. Door deze situatie wordt
de toegevoegde waarde van goede digitale zorg benadrukt. De huidige situatie is te
vergelijken met de omstandigheid dat men op de wachtlijst staat en noodzakelijk zorg
nodig heeft maar die nog niet krijgt. Genoemde leden zijn er tevreden over dat goede
voorbeelden worden gedeeld maar vragen de Staatssecretaris of dit voldoende is. Welke
overeenkomst ziet de Staatssecretaris met wachttijdbegeleiding en op welke manier
kan hij deze crisissituatie aangrijpen om de inzet van digitale ggz fors te vergroten
en extra te investeren in het aanbod en de kwaliteit van digitale ggz?
De leden van de D66-fractie denken dat tijdens deze crisis er een reële kans bestaat
op zorgmijding onder ggz-patiënten en/of dat ggz-patiënten uit beeld raken omdat het
aantal contactmomenten is teruggebracht. Genoemde leden maken zich met name zorgen
om de mensen met psychische kwetsbaarheid die nu in zelfisolatie zitten en geen bezoek
of zorgverleners over de vloer krijgen. Daarnaast zijn er poliklinieken die helemaal
geen fysieke afspraken meer plannen. Kan de Staatssecretaris concreet aangeven wat
er naast een-op-een beeldbellen verder gedaan wordt om de continuïteit van geestelijke
gezondheidszorg te garanderen tijdens deze coronacrisis en op welke manier zorgmijding
wordt voorkomen?
De leden van de D66-fractie willen het belang van intramurale ggz benadrukken en zij
willen tevens benadrukken dat ook hier de continuïteit van zorg prioriteit heeft,
met name crisiszorg. Kan de Staatssecretaris concreet aangeven hoe hij ervoor zorgt
dat intramurale ggz gewaarborgd blijft en specifiek voor de volgende vier punten:
het behoud van de mogelijkheid tot fysiek contact in een crisissituatie, de beschikbaarheid
van genoeg beschermingsmateriaal voor medewerkers in de ggz, het realiseren van voldoende
opnamecapaciteit in algemene zin en het realiseren van voldoende opnamecapaciteit
voor de Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ)?
Vragen en opmerkingen van de fractie van GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie willen allereerst hun waardering uitspreken voor
de inzet van zorgverleners en ambtenaren die momenteel alles op alles zetten om de
coronacrisis te bestrijden. Genoemde leden zijn zich ervan bewust dat juist ook in
de geestelijke gezondheidszorg de continuïteit van zorg van essentieel belang is.
Deze leden hechten eraan te vermelden dat momenteel veel aandacht uitgaat naar de
zichtbare vormen van (crisis-)zorg, terwijl ook de geestelijke gezondheidszorg urgente
problemen ondervindt waardoor duizenden mensen met een (complexe) zorgbehoefte in
grote onzekerheid verkeren.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben zodoende nog vragen naar aanleiding van
de brief van de Staatssecretaris van 20 maart jl. Genoemde leden zijn van mening dat
de voorgestelde maatregelen tamelijk mager van aard zijn, óók rekening houdende met
de crisistijd waarin het kabinet zich bevindt.
Zo signaleert het platform Lijm de Zorg een grote toename van angst en mogelijke suïcidale
gevoelens. Het wijst met name op het gebrek aan crisisbedden voor de groep die dit
betreft, zo constateren de leden van de GroenLinks-fractie. Alleen al de angst dat
zij nergens heen kunnen in geval van nood leidt tot paniek. Inmiddels is al in acht
regio’s gesignaleerd dat dit tekort er inderdaad is. Ook uit een enquête van Stichting
MIND, Landelijk Platform Psychische Gezondheid, blijkt dat er een duidelijke toename
is van het aantal psychische klachten zoals angst, depressie of paniek. Een derde
van de respondenten vreest dat zij zich niet zal redden de komende periode. Op dit
moment is er daarom veel behoefte aan maatwerk, naast het bieden van standaard-alternatieven
voor behandeling. Het is cruciaal dat hulpverleners juist nu contact krijgen en houden
met de cliënt, ook om zorgmijding te voorkomen.
Kan de Staatssecretaris naar aanleiding van het bovenstaande antwoord geven op de
volgende punten: is hij bereid om zo snel mogelijk met – creatieve – oplossingen te
komen om in de crisisbedden te voorzien, bijvoorbeeld door delen van hotels hiervoor
in te richten, zo ja, op welke termijn, zo nee, waarom niet en kan hij daarnaast,
met praktijkvoorbeelden, aangeven op welke manier hulpverleners handvatten krijgen
om daadwerkelijk maatwerk te bieden. Zo is er inmiddels door externen een handboek
opgesteld met een afwegingskader voor wanneer bellen, face-to-face contact of video-bellen
ingezet kunnen worden. Kan dit, in samenspraak met MIND, Lijm de Zorg en andere stakeholders,
als handvat meegegeven worden en kan de Staatssecretaris tevens, in samenspraak met
zijn collega’s van VWS, ervoor zorgen dat de inmiddels bestaande overzichtslijst van
welke hulplijnen in welke situatie gebeld kunnen worden, breed gedeeld en kenbaar
gemaakt wordt?
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat de beschikbaarheid van persoonlijke
beschermingsmiddelen (pbm’s) voor zorgverleners in ggz-instellingen en mantelzorgers
sterk varieert. Ook wordt een toenemende druk gelegd op mantelzorgers en naasten van
de diverse patiëntgroeperingen. Vanwege de regelmatig wegvallende professionele hulp
is juist die rol van mantelzorgers en naasten belangrijker geworden. Daarnaast zijn
veel ggz-instellingen overgeschakeld naar online werken, maar sommige hulpverleners
en/of hun cliënten hebben geen laptop met camera, terwijl beeld en het maken van notities
wel essentieel zijn.
Deze leden vragen de Staatssecretaris in te gaan op de volgende punten: wanneer is
de voorraad pbm’s op orde zodat zoveel mogelijk reguliere geestelijke gezondheidszorg
weer doorgang kan vinden, kan hij daarbij aangeven op welke manier hij met zijn collega’s
van VWS scherp blijft op de onbelemmerde beschikbaarheid van pbm’s voor bovengenoemde
groepen, op welke manier(en) wordt door het kabinet, eventueel in samenspraak met
gemeenten, concreet gezorgd voor ondersteuning voor de onmisbare mensen om de patiënt
heen en wat wordt gedaan om digitale middelen zo snel mogelijk toegankelijk te maken
voor zorgverleners en hun cliënten.
De leden van de GroenLinks-fractie ontvangen verschillende signalen van ggz-instellingen
die in liquiditeitsproblemen zijn gekomen vanwege de coronacrisis. Aangezien er ook
vóór deze coronacrisis al sprake was van een schrijnend tekort aan geestelijke gezondheidszorg,
vragen deze leden hoe de Staatssecretaris het behoud van het aanbod in deze periode
borgt en hoe is hij voornemens is de motie van het lid Klaver c.s.1 op dit gebied uit te voeren.
Het kabinetsbeleid roept burgers op om zo veel mogelijk thuis te blijven. De leden
van de GroenLinks-fractie constateren echter dat circa 40.000 mensen in Nederland
geen vast woonadres hebben en dak- of thuisloos zijn, waardoor het bijzonder lastig
is om aan deze maatregel te voldoen. Deze leden vernemen daarnaast uit het veld dat
gemeenten niet in staat lijken procedurele eisen aan te passen. Zij vragen of de Staatssecretaris
bereid is om ook voor deze doelgroep de kostendelersnorm – althans tijdelijk – landelijk
af te schaffen en zo nee, waarom niet; tevens vragen zij of hij bereid is om in overleg
te treden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over directe maatregelen
om de druk waaronder zorgverleners momenteel staan – eventueel tijdelijk – te verlagen
en zo ja, op welke termijn dit kan plaatsvinden en zo nee, waarom niet.
Tenslotte ontvangen de leden van de GroenLinks-fractie signalen dat op dit moment
cliënten – gedwongen – worden ontslagen bij eetstoornis- en revalidatieklinieken bij
gebrek aan voldoende apparatuur en/of personeel. Herkent de Staatssecretaris deze
signalen en zo ja, kan hij een inschatting geven van het aantal mensen dat om deze
reden niet terecht kan bij een instelling, welke maatregelen getroffen worden om dit
op korte termijn te verhelpen en zo nee, of hij bereid is dit alsnog op te pakken
in samenspraak met de desbetreffende instellingen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief met
daarin de uitwerking van de motie over een noodplan geestelijke gezondheidszorg. Deze
leden hebben naar aanleiding van de brief de volgende drie vragen.
De leden van de SP-fractie vinden het goed te lezen dat allerlei betrokken partijen
samenwerken op dit ingewikkelde thema. Deze leden zien dat een aantal vraagstukken
nu in veel verschillende sectoren speelt, waaronder de bezoekersregelingen en het
tekort aan beschermingsmiddelen. Kan worden toegelicht hoe aan beide vraagstukken
specifiek voor de ggz wordt gewerkt; hoe wordt bijvoorbeeld maatwerk bij de bezoekersregeling
toegepast en kunnen medewerkers binnen de ggz nog veilig hun werk doen?
De leden van de SP-fractie begrijpen uit de brief dat er allerlei methoden worden
ingezet om de patiënten toch zorg te kunnen bieden, bijvoorbeeld via beeldbellen en
de inzet van platforms. Deze leden lezen echter ook dat de crisisdiensten zijn uitgebreid
waarbij patiënten met acute zorgvragen terecht kunnen. Deze leden vragen welk aanbod
de ggz deze patiënten met een acute zorgvraag momenteel kan bieden.
De leden van de SP-fractie vinden het zeer belangrijk dat de ggz nadrukkelijk onderdeel
uitmaakt van de nationale crisisaanpak. Wel vragen genoemde leden aandacht voor de
financiële situatie van veel ggz-aanbieders en hun teruglopende omzet. Is de Staatssecretaris
bereid, zo vragen deze leden, om zorgverleners binnen de ggz te vertrouwen en zorginstellingen
niet (financieel) te straffen nu zij bepaalde zorg door de corona-uitbrak in 2020
niet kunnen leveren?
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid (PvdA) hebben met belangstelling
en enige zorg de brief over de crisisstructuur in de ggz gelezen. Vanwege de nijpende
situatie en het grote effect van de coronacrisis op het gehele zorgstelsel hebben
zij zorgen over het noodplan zoals het nu voorligt. Daarom hebben genoemde leden enkele
vragen over de stand van zaken en de noodaanpak op het gebied van de ggz.
Erkent de Staatssecretaris dat in de ggz vele problemen worden ervaren zoals die ook
voor de rest van de zorgsector gelden, zoals bij voorbeeld het gebrek aan beschermingsmiddelen
voor medewerkers, het uitblijven van coronavirustesten voor medewerkers, snel oplopende
wachttijden, sluitingen van onder andere beschermd wonen faciliteiten, zorgen over
mogelijke liquiditeitsproblemen vanwege afzeggingen en zorg die niet meer geleverd
kan worden; welke concrete stappen neemt hij om deze problemen op te lossen?
Erkent de Staatssecretaris tevens dat er door de coronacrisis een grotere vraag naar
maatwerkoplossingen is, wat een hoge druk legt op mantelzorgers en familieleden door
bijvoorbeeld het wegvallen van dagbesteding, waardoor snelle en specifieke oplossingen
moeten worden gevonden voor onder andere videobelapplicaties die AVG-verantwoord zijn
voor zorgdoeleinden, alternatieve manieren waarop zorgverleners toch bij cliënten
langs kunnen gaan, of manieren waarop familieleden kunnen worden ontzien wanneer de
zorg hen teveel wordt? Welke acties worden ondernomen om in deze maatwerkoplossingen
te kunnen voorzien en gebeurt dit in samenspraak met familieleden en naasten, aangezien
deze keuzes in toenemende mate een effect hebben op hun leven?
De leden van de fractie van de PvdA zetten tevens vraagtekens bij de invoering van
de regionale doorzettingsmacht, waartoe eerder is opgeroepen. Zeker in het geval van
hoog complexe problematiek, wanneer een cliënt specialistische ggz dringend nodig
heeft, achten genoemde leden het van groot belang dat deze regionale doorzettingsmacht
wordt verankerd, zo nodig in de wet, en uitgevoerd. Aangezien de coronacrisis de problematiek
van cliënten die vastlopen in het systeem alleen maar verder verergert en deze problemen
ook voorkomen bij mensen met minder complexe casuïstiek, vragen deze leden aan de
Staatssecretaris welke stappen hij neemt om de regionale doorzettingsmacht te verankeren
en uitvoerbaar te maken voor betrokken partijen om verdere stagnatie in het systeem
waar kwetsbare personen de dupe van worden te voorkomen.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de crisisstructuur
ggz en de uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over een noodplan geestelijke
gezondheidszorg. Zij willen de Staatssecretaris hierover de volgende drie vragen stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat de zorg aan ggz-patiënten
zoveel mogelijk blijft doorgaan. Zij krijgen signalen dat de zorg niet overal gecontinueerd
wordt. Zij vragen de Staatssecretaris daarom in de crisisstructuur een concrete aanpak
op te nemen, waarbij financiers (overheden, zorgverzekeraars) zekerheid bieden aan
zorginstellingen en zorginstellingen op hun beurt alles doen om contact met hun cliënten
te houden, daarbij maatwerk bieden in de behandeling en ook te leren van opgedane
positieve ervaringen met e-health in de ggz.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of hij bereid is om
het project «aandacht op afstand» van MIND – dat is gestart om mensen met psychische
nood, die nu minder hulp en therapie krijgen, extra te ondersteunen en hun isolement
te doorbreken – actief te ondersteunen, om te voorkomen dat mensen met psychische
nood tussen wal en schip geraken.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de kostendelersnorm een belemmering
vormt om kwetsbare mensen, zoals dak- en thuislozen, tijdelijk onderdak te bieden.
Tegelijkertijd krijgen ook dak- en thuislozen de oproep om zoveel mogelijk binnen
te blijven. Is de Staatssecretaris bereid om in overleg met zijn collega van SZW te
kijken naar de mogelijkheden om de kostendelersnorm tijdelijk te bevriezen?
Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie
De leden van de fractie van de PvdD willen de Staatssecretaris naar aanleiding van
zijn brief graag de volgende vragen stellen.
De leden van de PvdD-fractie vragen of er inmiddels specifieke, landelijke richtlijnen
zijn welke zorg wél door kan gaan en welke zorg uitgesteld wordt, inclusief richtlijnen
over wanneer fysiek contact noodzakelijk is, en wanneer digitaal contact voldoende
is?
Deelt de Staatssecretaris de mening van genoemde leden dat noodzakelijk fysiek contact
nooit opgeschort of vervangen mag worden door digitaal contact vanwege een gebrek
aan beschermingsmateriaal en zo ja, hoe gaat hij ervoor zorgen dat er voldoende beschermingsmateriaal
beschikbaar is?
Hoe wordt geborgd dat de acute psychiatrische hulp door kan gaan onder de huidige
verzwarende omstandigheden?
Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om het omvallen te voorkomen van ggz-
en Jeugdzorginstellingen, waarvan sommige door de coronacrisis in acute financiële
nood verkeren, bijvoorbeeld door middel van ondercuratelestelling?
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van de brief over
de crisisstructuur en een noodplan voor de geestelijke gezondheidszorg.
Op het moment van schrijven was het ziekteverzuim onder medewerkers iets verhoogd.
Wat is de huidige stand van zaken en kan de Staatssecretaris dieper ingaan op de vraag
hoe het personeelstekort door de gevolgen van het coronavirus wordt opgevangen?
Het Outbreak Management Team (OMT) adviseert om patiëntcontact bij voorkeur via beeldbellen
te laten verlopen. De leden van de 50PLUS-fractie vragen de Staatssecretaris of alle
ggz-instellingen voldoende zijn toegerust om dit te faciliteren en zo niet, welke
maatregelen genomen worden om dit zo snel mogelijk te regelen.
In de brief geeft de Staatssecretaris aan dat de crisisdiensten zijn uitgebreid. De
leden van de 50PLUS-fractie vragen in hoeverre die vraag is toegenomen en of de uitbreiding
voldoende is om aan de vraag te kunnen voldoen.
II. Reactie van de Staatssecretaris
Inleiding
Hierbij dank ik uw Kamer voor de vragen naar aanleiding van mijn brief van 20 maart
2020 over de crisisstructuur geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de uitvoering van
de motie van het lid Ouwehand c.s. over een noodplan geestelijke gezondheidszorg (Kamerstuk
25 424, nr. 526). De coronacrisis heeft grote impact op ons allemaal, zo ook op mensen die zorg of
ondersteuning krijgen binnen de ggz, voorzieningen voor beschermd wonen of maatschappelijke
opvang. Ook op de professionals die zorg verlenen aan deze mensen. Zorgverleners zien
zich geplaatst voor beperkingen in de behandeling van mensen die ggz of opvang nodig
hebben en maken zich zorgen over het mentale welzijn van deze mensen nu en in de nabije
toekomst.
Ik zie om mij heen dat er hard gewerkt wordt om goede zorg te verlenen en heb veel
respect voor hoe zorgverleners, cliënten en hun naasten met de situatie omgaan. Organisaties
in het veld delen goede voorbeelden met elkaar, verschillende partijen, zoals MIND
Korrelatie, Slachtofferhulp Nederland en 113 Zelfmoordpreventie breiden hun activiteiten
uit en mensen bieden zich vrijwillig aan om hierin te ondersteunen. Ik ben ervan onder
de indruk hoe snel er wordt ingespeeld op deze crisis. Zorgverleners die zich met
hart en ziel inzetten, cliënten die begrip tonen voor de situatie en mantelzorgers
die ondanks de grote impact die dit ook op hen heeft, hun steentje blijven bijdragen.
Het doet mij goed om dat te zien en geeft vertrouwen in deze moeilijke tijd.
Hierbij treft u de reactie op uw vragen aan.
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
Vraag 1
Is het mogelijk periodiek een overzicht te verkrijgen (een eerste op zeer korte termijn)
van alle problemen die zich op grotere schaal voordoen, en waarvoor maatregelen worden
of reeds zijn getroffen, en daarvan inzichtelijk te maken wat deze maatregelen zijn,
en in volgende periodieke terugkoppelingen telkens duidelijk te schetsen op welke
manier de getroffen maatregelen zijn of worden aangepast.
Met de crisisstructuur, zoals ik deze aan uw Kamer heb verwoord in mijn brief van
20 maart jl. (Kamerstuk 25 424, nr. 526) houd ik doorlopend de vinger aan de pols in de ggz. Alle relevante partijen voor
de ggz van patiënten en naasten tot professionals, werkgevers en financiers zijn in
deze structuur vertegenwoordigd. Dat betekent ook dat ik zeer snel op de hoogte ben
van problemen in het veld en dat ik snel met deze partijen afspraken kan maken over
noodzakelijke maatregelen. Via de periodieke brief over de stand van zaken rond COVID-19
wordt uw Kamer op de hoogte gehouden van de relevante problemen en toegepaste maatregelen
die uit de crisisstructuur voor de ggz naar voren komen. Als voorbeeld noem ik u de
richtlijn voor de ggz die continue geactualiseerd wordt, waarover uw Kamer met voorliggende
brief ook wordt geïnformeerd over de belangrijkste inhoudelijke aanpassingen. Ik wil
uw Kamer graag op deze manier blijven informeren. Waar dit, gegeven de aard van de
problematiek, gepast is, zal ik uw Kamer tussentijds separaat informeren over maatregelen
in de ggz.
Vraag 2
In aanvulling op die eerste vraag, zijn de leden van de VVD-fractie zeer te spreken
over de infographics die op andere beleidsterreinen breed en centraal door de rijksoverheid
worden verspreid (zoals bijvoorbeeld ten aanzien van het pakket met economische maatregelen),
waarbij genoemde leden de (tweede) vraag stellen, namelijk of dergelijke infographics
met veel informatie, ook van de veldpartijen in de ggz (naam, telefoonnummer, websites,
hulplijnen en dergelijke) en de maatregelen in deze crisis, breed en centraal verspreid
kunnen worden door de rijksoverheid.
Het is begrijpelijk dat mensen zich door het coronavirus somber, gespannen of misschien
zelfs angstig voelen. Daarom zullen we een infographic maken voor cliënten in de ggz
en algemeen publiek, zodat zij weten waar zij terecht kunnen met vragen op het vlak
van hun mentale gezondheid. We dragen daarbij handvatten en tips aan gebaseerd op
de WHO-richtlijn voor mentale gezondheid gedurende de corona-crisis. Ook zullen we
verwijzen naar de veldpartijen in de ggz (website, telefoonnummer, hulplijnen en andere
contactmogelijkheden). Naar verwachting is de infographic begin mei gereed.
Vraag 3
De leden van de fractie van de VVD hebben gevraagd naar welke maatregelen voor de
hele sector ggz (dus volwassenen en jeugd) het kabinet heeft getroffen om zoveel mogelijk
te voorkomen dat mensen opgesloten zitten in een (thuis-) situatie die als onveilig
gemarkeerd kan worden.
Laat ik vooropstellen dat het juist in deze tijd extra belangrijk is om oog te hebben
voor (thuis)situaties die mogelijk niet veilig zijn. Want juist nu bestaat er een
grotere kans op spanningen thuis, wat zeker voor kinderen en volwassenen in een kwetsbare
situatie risicovol kan zijn. Zowel het kabinet als diverse veldpartijen hebben maatregelen
genomen om te voorkomen dat onveilige situaties ontstaan en ook om deze vroegtijdig
te signaleren.
Het kabinet heeft geregeld dat er voor kinderen in een kwetsbare situatie noodopvang
beschikbaar is. Gemeenten en scholen regelen dit met betrokken partijen. Ze doen dit
in overleg met Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en andere betrokkenen.
Er komt een extra campagne – via verschillende kanalen – om in deze tijd nog meer
aandacht voor dit onzichtbare probleem te vragen en betrokkenen te ondersteunen door
het geven van handelingsperspectieven.
MIND Korrelatie is bereid om bij spanningen thuis en bij opvoedvragen laagdrempelig
professioneel te adviseren. De boodschap daarbij is: bel of chat met de Kindertelefoon,
de Luisterlijn of Mind Korrelatie. Bij vragen over (on)veiligheid kan contact worden
opgenomen met Veilig Thuis en bij acuut gevaar kan altijd direct worden gebeld met
112.
De Kindertelefoon en de Luisterlijn zetten zich in om voldoende capaciteit beschikbaar
te hebben. Op dit moment is er voldoende capaciteit beschikbaar, het ministerie staat
hierover in nauw contact met de Kindertelefoon en de Luisterlijn.
Als een kind of volwassene hier toestemming voor geeft, kunnen de Kindertelefoon en
de Luisterlijn contact opnemen met instanties zoals Veilig Thuis.
Het is belangrijk dat professionals die contact hebben met kinderen en gezinnen alert
zijn en de kindcheck uitvoeren. Naar deze kindcheck wordt ook verwezen in de richtlijn
«GGZ en COVID-19». Als een professional zich zorgen maakt over de onveiligheid van
kinderen en volwassen dan kunnen professionals hiervoor contact opnemen met Veilig
Thuis. Ook kunnen zij helpen ouders te adviseren en afstemmen met de gemeente en wijkteams
waar nodig.
Diverse organisaties zetten zich onverminderd in voor een veilig thuis voor kinderen,
volwassen en ouderen zoals de Sociale wijkteams, Veilig Thuis, Centra Seksueel Geweld,
Raad voor de Kinderbescherming, Gecertificeerde Instellingen, Reclassering, politie
en OM.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
Vraag 4
Veldpartijen in de ggz werken nu aan een doorvertaling van de RIVM-richtlijn voor
toepassing in de ambulante en intramurale ggz, in samenspraak met het RIVM en de Staatssecretaris.
De leden van de CDA-fractie vragen of deze doorvertaling gereed is en zo ja, of hierin
aan de ggz-sector voldoende houvast wordt geboden.
Uw Kamer is op 31 maart jl. geïnformeerd dat de richtlijn «GGZ en COVID-19» gereed
is (Kamerstuk 25 295, nr. 200). De richtlijn is opgesteld in nauwe samenwerking tussen verschillende organisaties
binnen de ggz2 en wordt door het RIVM onderschreven. In de richtlijn staan maatregelen om infectierisico’s
te verkleinen en hoe te handelen als toch een patiënt of medewerker is besmet, met
inachtneming van de zorg die patiënten nodig hebben. Uitgangspunt is dat behandelaren
samen met patiënten en naasten op zoek gaan naar de best passende vorm van zorg. Toch
is het vaak onvermijdelijk dat de behandeling of begeleiding (deels) vervangen wordt
door meer digitale vormen, zoals beeldbellen. Partijen blijven met elkaar in gesprek
op basis van de ervaringen die nu worden opgedaan om te bekijken op welke punten de
richtlijn moet worden aangescherpt. Op de site https://www.ggzstandaarden.nl/ is steeds een actuele versie beschikbaar. Akwa GGZ is opdracht gegeven om het versiebeheer
te coördineren.
Vraag 5
De leden van de CDA-fractie vragen of de uitbreiding van de crisisdiensten regionaal
wordt geregeld en of elke ggz-instelling hieraan mee doet. Tevens vragen deze leden
of via de crisisdiensten adequaat zorg en ondersteuning kan worden geboden en of dit
als voldoende wordt ervaren.
De ggz-crisisdiensten zijn georganiseerd in 28 regio’s voor acute ggz. In elke regio
is één ggz-aanbieder verantwoordelijk voor de crisisdienst(en) in samenwerking met
regionale ketenpartners. Uitbreiding van de capaciteit wordt regionaal georganiseerd
en sluit aan bij de aanpak van de veiligheidsregio’s. De crisisdiensten leveren de
zorg die zij doorgaans ook leveren, met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM.
Uitgangspunt is dat de crisisdiensten face-to-face contact hebben met cliënten. Bij
uitzondering kan voor een crisisbeoordeling gebruik gemaakt worden van beeldbellen,
als dat op dat moment nodig is en niet onverenigbaar is met acute situatie die zich
aandient. De crisisdiensten leggen nog steeds huisbezoeken af en op de beoordelingslocaties
kunnen mensen worden ontvangen en psychiatrisch beoordeeld worden. Daarbij wordt rekening
gehouden met (mogelijk) besmette cliënten. Ik laat intensief volgen of de crisisdiensten
de zorgvraag in hun regio aankunnen, rekening houdend met mogelijke fluctuaties in
zorgvraag en/of personele capaciteit, als gevolg van de corona-uitbraak. Vooralsnog
krijg ik van de crisisdiensten geen signalen dat de zorg niet afdoende geboden kan
worden.
Vraag 6
De leden van de CDA-fractie vragen om een uitgebreide toelichting bij de tekst dat
ook voor de ggz sector (financiële) maatregelen worden getroffen die soms generiek
van karakter zijn, maar die mogelijk ook specifieke elementen kunnen bevatten. Deze
leden vragen wat precies wordt bedoeld en indien er al specifieke maatregelen zijn
genomen, welke dat dan zijn.
Zorgaanbieders in de ggz kunnen actief zijn binnen de domeinen van de Zorgverzekeringwet,
de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en
de Wet forensische zorg. De maatregelen die binnen die domeinen in overleg met zorgverzekeraars,
zorgkantoren, gemeenten en de Dienst Justitiële Instellingen (DJI) worden genomen
om duidelijkheid en zekerheid te kunnen bieden aan zorgaanbieders en zorgverleners
over de financiële gevolgen van de coronacrisis (zie Kamerstuk 25 295, nrs. 200 en 219, Kamerstuk 33 628, nr. 74 en het antwoord op de vraag van GroenLinks later in dit vso over uitvoering van de
motie van het lid Klaver c.s.3), zijn ook voor ggz-aanbieders van toepassing. De afspraken met zorgverzekeraars,
zorgkantoren, gemeenten en DJI hebben een voorliggend karakter, hetgeen betekent dat
zorgaanbieders die steun nodig hebben zich eerst tot hen moeten richten. Per domein
wordt hier nu nadere uitwerking aan gegeven.
Het kan zo zijn dat er bij specifieke ggz-aanbieders na het verkrijgen van deze steun
nog een omzetdaling resteert. Deze aanbieders kunnen bezien of zij met deze resterende
omzetdaling in aanmerking komen voor een van de financiële regelingen van het Rijk,
zoals de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), de Tijdelijke
Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO) en de Tegemoetkoming Ondernemers
Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS).4
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Vraag 7
De leden van de D66-fractie constateren dat de huidige situatie, waarin noodzakelijke
zorg geen doorgang kan vinden omdat fysiek afspreken nu verminderd mogelijk is, vergelijkbaar
is met de omstandigheid dat men op de wachtlijst staat. Zij vragen welke overeenkomst
ik zie met wachttijdbegeleiding en op welke manier deze crisissituatie kan worden
aangegrepen om de inzet van digitale ggz fors te vergroten en extra te investeren
in het aanbod en kwaliteit van digitale ggz.
Voor mensen met een ggz-zorgvraag die nog niet in behandeling zijn, waren al verschillende
vormen van (digitale) zelfhulp en ondersteuning beschikbaar. In het Informatie- en
Verwijscentrum dat nu wordt opgericht, worden initiatieven die juist in deze periode
bruikbaar zijn, verzameld en gedeeld. Daarnaast kan digitale zorg in deze tijd een
belangrijke uitkomst bieden voor mensen die al in behandeling zijn voor een psychisch
probleem, maar waarbij het bijvoorbeeld door gezondheidsklachten moeilijker is geworden
om de behandelaar fysiek te ontmoeten. Ik ben blij dat we de afgelopen tijd al flink
hebben ingezet op de inzet van digitale ggz. In 2018 is het versnellingsprogramma
Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional voor de GGZ gepubliceerd, de zogenoemde
VIPP GGZ. Met die regeling wordt onder andere de opschaling van e-health toepassingen
gestimuleerd. Aanvullend heeft het ministerie vanwege COVID-19 extra geld vrijgemaakt
voor de Stimuleringsregeling eHealth thuis (SET), waarmee zorg- en welzijnsorganisaties
extra kunnen investeren in digitale zorg op afstand. Rond de uitbraak van COVID-19
zien we dat veel zorgaanbieders in korte tijd voor veel cliënten een omslag hebben
kunnen maken naar digitale zorgverlening via beeldbellen en e-health. Bestaande mogelijkheden
worden geïntensiveerd toegepast. Branche- en beroepsverenigingen ondersteunen hun
achterbannen in die omslag en intensivering. Zo informeert de LVVP de achterban over
toepassingen die veilig beeldbellen biedt, onder andere via e-mental health en virtuele
spreekkamers. GGZ Nederland verzamelt op de website beschikbare zelfhulp- en anonieme
e-health-applicaties bij psychische problematiek, informatie over veilige apps om
een (video)verbinding met cliënten op te zetten, praktische tips voor videobellen
bij een groepsbehandeling en webinars over digitaal behandelen. Om aanbieders te helpen
bij het declareren van digitale zorg, heeft de NZa op de website nader toegelicht
hoe een op afstand gegeven consult geregistreerd kan worden. Ik hoop en verwacht dat
de ervaringen die we nu noodgedwongen door de crisis opdoen, zullen bijdragen aan
de beschikbaarheid van kwalitatief goed digitaal aanbod in de ggz, zowel voor wachttijdbegeleiding
als binnen de behandeling.
Vraag 8
De leden van de D66-fractie denken dat tijdens deze crisis er een reële kans bestaat
op zorgmijding onder ggz-patiënten en/of dat ggz-patiënten uit beeld raken omdat het
aantal contactmomenten is teruggebracht. Genoemde leden maken zich met name zorgen
om de mensen met psychische kwetsbaarheid die nu in zelfisolatie zitten en geen bezoek
of zorgverleners over de vloer krijgen. Daarnaast zijn er poliklinieken die helemaal
geen fysieke afspraken meer plannen. Kan de Staatssecretaris concreet aangeven wat
er naast een-op-een beeldbellen verder gedaan wordt om de continuïteit van geestelijke
gezondheidszorg te garanderen tijdens deze coronacrisis en op welke manier zorgmijding
wordt voorkomen?
Ook het Ministerie van VWS kreeg eerder signalen dat sommige behandelingen stop gezet
werden. In de recent vastgestelde richtlijn «GGZ en Covid-19» van 21 april 2020 is
inmiddels echter uitdrukkelijk opgenomen dat patiënten de behandeling die zij nodig
hebben ook in deze lastige tijd krijgen. En dat betekent dat een face-to-face behandeling
voorop staat. Wanneer alternatieven even goed mogelijk zijn, of wanneer dit vanwege
de fysieke kwetsbaarheid van de patiënt, medepatiënten of de zorgverlener zelf noodzakelijk
is, kan face-to-face behandeling vervangen worden door beeldbellen of een andere vorm
van digitale behandeling. Naast genoemde richtlijn zijn er in de praktijk hulpmiddelen
ontwikkeld om de afweging van de professionals op dit punt te ondersteunen, waaronder
het afwegingskader «Ambulant contact & Corona (Kenniscentrum HAN Sociaal). Dit afwegingskader
is inmiddels breed onder relevante organisaties verspreid. Daarnaast is inmiddels
een richtlijn beschikbaar met betrekking tot de invulling van dagbesteding. Ook daar
is het uitgangspunt dat de activiteiten, al dan niet in aangepaste vorm, zoveel mogelijk
doorgang vinden. Ik zie dat zorgaanbieders op allerlei manieren hun inzet plegen om
het contact met cliënten te behouden, ook waar het gaat om outreachende hulpverleningsvormen
zoals FACT. Ik ben met deze aanbieders in gesprek om te bezien wat nodig is en ondersteunend
kan zijn. Door volle inzet op continuering van zorgaanbod en aan te moedigen dat mensen
met mentale klachten zich juist wel melden bij de huisarts of gebruik maken van de
hulplijnen, probeer ik zoveel mogelijk te voorkomen dat mensen buiten beeld raken.
Tot slot is vanwege de uitbraak van het Coronavirus de Stimuleringsregeling EHealth
Toepassingen (SET) uitgebreid. De SET regeling beoogt meer gebruik van eHealth toepassingen
die in de thuissituatie kunnen ondersteunen en structurele inbedding van e-health
bevorderen.
Vraag 9
De leden van de D66-fractie willen het belang van intramurale ggz benadrukken en zij
willen tevens benadrukken dat ook hier de continuïteit van zorg prioriteit heeft,
met name crisiszorg. Kan de Staatssecretaris concreet aangeven hoe hij ervoor zorgt
dat intramurale ggz gewaarborgd blijft en specifiek voor de volgende vier punten:
het behoud van de mogelijkheid tot fysiek contact in een crisissituatie, de beschikbaarheid
van genoeg beschermingsmateriaal voor medewerkers in de ggz, het realiseren van voldoende
opnamecapaciteit in algemene zin en het realiseren van voldoende opnamecapaciteit
voor de Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ)?
In mijn brief van 20 maart 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de crisisstructuur
ggz, heb ik aangegeven dat er vijf werkgroepen zijn geïnstalleerd waaronder één voor
de intramurale zorg. In deze werkgroep heeft het aanbod van intramurale ggz de aandacht.
De ggz streeft ernaar om die zorg te verlenen die de patiënt nodig heeft. Dat betekent
ook dat fysiek contact in crisissituaties mogelijk blijft, met inachtneming van de
richtlijnen van het RIVM. In de richtlijn «GGZ en COVID-19» wordt beschreven hoe professionals
hiermee om moeten gaan.
Waar het gaat om de beschikbaarheid van voldoende opnamecapaciteit monitoren de NVvP
en GGZ Nederland de stand van zaken over de intramurale ggz inclusief die voor de
psychiatrische afdelingen in de algemene- en academische ziekenhuizen (PAAZ/PUK).
Zij hebben daarmee regionaal en landelijk inzicht in de beschikbare capaciteit voor
intramurale zorg. Informatie uit de netwerken van genoemde organisaties wordt weer
gedeeld binnen de crisisstructuur ggz. Voorts houdt de Inspectie Gezondheidszorg en
Jeugd (IGJ) vanuit haar rol ook toezicht op de ontwikkelingen binnen de ggz, ook de
inspectie is aangesloten op genoemde crisisstructuur zodat monitoring zo adequaat
mogelijk vorm krijgt.
Voor de beschikbaarheid van voldoende beschermende middelen verwijs ik u naar het
antwoord op vraag 12.
Vragen en opmerkingen van de fractie van GroenLinks
Vraag 10
De fractieleden van GroenLinks constateren, aan de hand van het platform Lijm de Zorg,
dat er in 8 regio’s een tekort is aan crisisbedden. Ook blijkt uit een enquête van
Stichting MIND, Landelijk Platform Psychische Gezondheid, dat er een toename is van
het aantal psychische klachten zoals angst, depressie of paniek. Deze leden geven
aan dat er op dit moment behoefte is aan maatwerk en dat het cruciaal is dat hulpverleners
contact houden met de cliënt. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Staatssecretaris
bereid is zo snel mogelijk met creatieve oplossingen te komen om in de behoefte aan
crisisbedden te voorzien, bijvoorbeeld door delen van hotels hiervoor in te richten,
zo ja, op welke termijn, en zo nee, waarom niet.
Voorop staat dat behandeling in de ggz altijd een kwestie is van maatwerk, want iedere
cliënt heeft een eigen unieke situatie. Zorgverleners spelen daar zo goed mogelijk
op in, in lijn met de geldende professionele standaard. De sector is op diverse niveaus
bezig om enerzijds invulling te geven aan de vereiste voorzorgsmaatregelen vanwege
COVID-19 en anderzijds de verbinding met cliënten te behouden.
In de situatie waarin we ons nu als samenleving bevinden, leveren de ggz-crisisdiensten
de zorg die zij regulier ook leveren. Hierbij is de kwaliteitsstandaard «generieke
module acute psychiatrie» leidend. Dit houdt momenteel in dat de crisisbeoordeling,
zowel ambulant als op de beoordelingslocatie, zo veel mogelijk face-to-face plaatsvindt
met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM. Voor zover het naar het oordeel
van de professional gezien de omstandigheden nodig is en op dat moment passend is
bij het ziektebeeld van de cliënt, kan voor de crisisbeoordeling ook gebruik gemaakt
worden van beeldbellen. Er kan in aanvulling op het beeldbelcontact ook gebruik gemaakt
worden van e-health modules passend bij de situatie van de patiënt. Op veel locaties
wordt de acute deeltijdbehandeling, een vorm van groepstherapie die in de crisisdienstteams
wordt gegeven, nog steeds aangeboden. Dit kan ook in digitale vorm worden omgezet
indien dat noodzakelijk is. Zo nodig, blijft ook opname in de instelling mogelijk.
Met betrekking tot de drukte op de crisisdiensten is het beeld wisselend en verschilt
het per dag en per crisisdienst. Bij de meeste crisisdiensten is het nu even druk
zoals gebruikelijk of rustiger. Wel wordt er een toename van het aantal crisispatiënten
verwacht, vanwege de lagere instroom in de reguliere ggz. Dat zou tot gevolg kunnen
hebben dat personen mogelijk langer wachten met het zoeken van zorg, totdat het te
laat is en zij in een crisis belanden. GGZ Nederland geeft aan dat er geen signalen
zijn dat de crisisdiensten te weinig capaciteit of crisisbedden beschikbaar hebben
en dat de capaciteit voldoende is om de vraag aan te kunnen. Wel worden er voorbereidingen
getroffen om een toename in de zorgvraag op te kunnen vangen. De situatie wordt nauwgezet
gemonitord en ggz-instellingen werken scenario’s uit om de capaciteit op te kunnen
schalen als dat nodig is. Gedacht kan worden aan scenario’s waarbij een aanvullend
beroep wordt gedaan op zzp’ers en vrijgevestigde zorgaanbieders en waarbij extra opnamebedden
georganiseerd worden.
Een van de maatregelen die al wordt genomen is dat in samenwerking met de regionale
ketenpartners ook (extra) afdelingen worden ingericht voor met het coronavirus besmette
cliënten, ten behoeve van cohort-verpleging. Dit sluit aan bij de inmiddels ingezette
regionale aanpak van de veiligheidsregio’s. Dit draagt eraan bij dat er voldoende
ggz-crisisbedden in de kliniek zelf beschikbaar zijn en er geen noodzaak is om delen
van hotels of andere locaties voor ggz-crisisbedden in te richten. Instellingen blijven
de situatie nauwgezet monitoren en VWS heeft wekelijks overleg met de betrokken organisaties
waarin zij hun concrete signalen hierover bij VWS kunnen neerleggen.
Vraag 11
Er is inmiddels door externen een handboek opgesteld met een afwegingskader voor wanneer
bellen, face-to-face contact of video-bellen ingezet kunnen worden. Kan dit, in samenspraak
met MIND, Lijm de Zorg en andere stakeholders, als handvat meegegeven worden en kan
de Staatssecretaris tevens, in samenspraak met zijn collega’s van VWS, ervoor zorgen
dat de inmiddels bestaande overzichtslijst van welke hulplijnen in welke situatie
gebeld kunnen worden, breed gedeeld en kenbaar gemaakt wordt?
Het is in de ggz inderdaad niet altijd passend om face-to-face behandelcontact te
vervangen door digitaal contact. Tegelijkertijd is het aan professionals om die afweging
zorgvuldig te maken. De door landelijke organisaties in de ggz (met consultatie van
MIND) ontwikkelde richtlijn «GGZ en COVID-19» geeft daar handvatten voor. Daarnaast
zijn hulpmiddelen ontwikkeld om professionals verder te ondersteunen in de besluitvorming
op dit punt. Zo heeft het Kenniscentrum HAN Sociaal een afwegingskader «Ambulant contact
& Corona» gemaakt. Dit afwegingskader is onder de aandacht gebracht bij de opstellers
van de richtlijn «GGZ en COVID-19» en partijen als V&VN en F-ACT Nederland hebben
het verspreid onder hun leden.
Verder is de periode waar we nu in zitten voor veel mensen stressvol. Voor mensen
met psychische klachten kan dat extra gelden. Op www.rijksoverheid.nl is daarom een overzicht gemaakt van vragen over het coronavirus en ggz. Op deze website
is ook een overzicht te vinden van hulplijnen die mensen direct kunnen bellen als
ze last hebben van angst, somberheid of andere klachten. Daarnaast verwijzen de landelijke
organisaties van zorgaanbieders, zorgprofessionals, cliënten en hun naasten naar dit
overzicht vanaf hun websites naar het overzicht op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-COVID-19/veelgeste… over het coronavirus en de geestelijke gezondheidszorg. Bovendien zal een infographic
worden gemaakt, zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 12
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat de beschikbaarheid van persoonlijke
beschermingsmiddelen (pbm’s) voor zorgverleners in ggz-instellingen en mantelzorgers
sterk varieert. Ook wordt een toenemende druk gelegd op mantelzorgers en naasten van
de diverse patiëntgroeperingen. Vanwege de regelmatig wegvallende professionele hulp
is juist die rol van mantelzorgers en naasten belangrijker geworden. Daarnaast zijn
veel ggz-instellingen overgeschakeld naar online werken, maar sommige hulpverleners
en/of hun cliënten hebben geen laptop met camera, terwijl beeld en het maken van notities
wel essentieel zijn.
Deze leden vragen de Staatssecretaris in te gaan op de volgende punten: wanneer is
de voorraad pbm’s op orde zodat zoveel mogelijk reguliere geestelijke gezondheidszorg
weer doorgang kan vinden, kan hij daarbij aangeven op welke manier hij met zijn collega’s
van VWS scherp blijft op de onbelemmerde beschikbaarheid van pbm’s voor bovengenoemde
groepen.
Het kabinet werkt met man en macht om zoveel mogelijk persoonlijke beschermingsmiddelen
beschikbaar te krijgen voor de Nederlandse gezondheidszorg. In verschillende Kamerbrieven
heeft de Minister van VWS u geïnformeerd over de sporen die hiervoor worden gevolgd:
de inkoop van beschermingsmiddelen via het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH),
de productie van beschermingsmiddelen in Nederland en het hergebruiken van beschermingsmiddelen.
Zorgmedewerkers moeten beschermd hun werk kunnen uitvoeren. De beschermingsmiddelen
die we ter beschikking hebben, moeten dan ook eerlijk worden verdeeld zodat de beschikbare
beschermingsmiddelen daar terecht komen waar ze het hardste nodig zijn. Sinds 13 april
jl. is het nieuwe verdeelmodel van kracht, waarin ook de ggz benoemd wordt. Naar aanleiding
daarvan heeft GGD GHOR Nederland op maandag 20 april jl. laten weten dat inmiddels
de meerderheid van de chirurgische mondmaskers en de FFP1-maskers aan de (langdurige)
zorg (buiten het ziekenhuis) wordt uitgeleverd. Het merendeel van de FFP2-maskers
wordt uitgeleverd aan de curatieve medisch specialistische zorg. Dit is conform verwachting,
gegeven de typen handelingen die in de verschillende sectoren worden uitgevoerd en
het bijbehorende besmettingsrisico voor de zorgmedewerker.
Het verdeelmodel zal de komende weken doorontwikkeld worden. Ook de zorg door mantelzorgers
wordt betrokken bij de verdeling. Dit betekent dat ook zij, conform de RIVM-richtlijnen,
beschermingsmiddelen geleverd kunnen krijgen als dat passend is bij de zorg die zij
verlenen. Juist ook voor deze groep is het van belang goed aan te geven wanneer welke
bescherming nodig is bij zorg aan mensen met (verdenking op) COVID-19.
Vraag 13
Op welke manier(en) wordt door het kabinet, eventueel in samenspraak met gemeenten,
concreet gezorgd voor ondersteuning voor de onmisbare mensen om de patiënt heen en
wat wordt gedaan om digitale middelen zo snel mogelijk toegankelijk te maken voor
zorgverleners en hun cliënten.
Ik vind het belangrijk om ook naasten van patiënten te ondersteunen in deze zware
tijd. Daarom heeft MantelzorgNL de openingstijden van de mantelzorglijn verruimd en
een uitgebreide lijst van vragen en antwoorden opgesteld om mantelzorgers van de juiste
informatie te voorzien.
Op dit moment breng ik de initiatieven die voor de mentale steun voor zorgpersoneel
bruikbaar zijn in beeld en deel deze onder de betrokken organisaties.
Dit wordt ook afgestemd met de landelijke organisaties van zorgaanbieders, zorgprofessionals
en cliënten en hun naasten via de crisisstructuur ggz. De VNG is namens de gemeenten
bij dit overleg aangesloten. Begin mei verwacht ik een overzicht te kunnen publiceren.
Voor mentale ondersteuning kunnen zorgprofessionals verder ook terecht binnen de eigen
zorgorganisatie, maar ook elders is hulp te krijgen. Zo bieden vakbond CNV en Werkgeversorganisatie
Regioplus «Sterk in je Werk – Extra Coaching». Professionele coaches bieden op vrijwillige
basis een luisterend oor en laagdrempelige mentale ondersteuning en verwijzen zo nodig
door naar gespecialiseerde hulp. Zorgprofessionals kunnen zich 7 dagen per week aanmelden
op Sterk in je werk. Zorgprofessionals die zich vóór twaalf uur aanmelden op de site, worden dezelfde
dag nog teruggebeld en anders vóór 12 uur de dag erna.
Verder is extra geld vrijgemaakt voor de Stimuleringsregeling e-health thuis (SET),
waarmee zorg- en welzijnsorganisaties extra kunnen investeren in digitale zorg op
afstand. Rond de uitbraak van COVID-19 zien we dat veel zorgaanbieders in korte tijd
voor veel cliënten een omslag hebben kunnen maken naar digitale zorgverlening via
beeldbellen en e-health. Bestaande mogelijkheden worden geïntensiveerd toegepast.
De landelijke organisaties van zorgaanbieders, zorgprofessionals, cliënten en hun
naasten ondersteunen hun achterbannen in die omslag en intensivering.
Vraag 14
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de Staatssecretaris het behoud van het
ggz-aanbod in deze periode borgt en hoe hij voornemens is de motie van het lid Klaver
c.s.5 op dit gebied uit te voeren.
Zorgaanbieders in de ggz kunnen actief zijn binnen de domeinen van de Zorgverzekeringwet,
de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en
de Wet forensische zorg. De afgelopen weken is vanuit VWS constructief overleg gevoerd
met de zorgverzekeraars, de zorgkantoren en de gemeenten om in deze onzekere tijden
zo snel mogelijk duidelijkheid en zekerheid aan zorgaanbieders en zorgverleners te
kunnen bieden over de financiële gevolgen van de coronacrisis. Bij de maatregelen
staat steeds voorop dat we zorgverleners op korte termijn in staat willen blijven
stellen om te doen wat nodig is en daarbij voor de lange termijn de continuïteit van
zorg en ondersteuning te borgen.
De VNG heeft haar leden op 18 maart jl. opgeroepen gecontracteerde zorgaanbieders
door te betalen, ook als er geen of een andere prestatie wordt geleverd.6 Door vraaguitval of verminderde inzetbaarheid van personeel (door verhoogd ziekteverzuim)
zal de omvang van zorg en ondersteuning tijdelijk feitelijk kunnen afwijken van de
normale situatie. Het Rijk heeft de oproep van de VNG kracht bijgezet door op 25 maart
jl., in afstemming met de VNG, een zeer dringend beroep op gemeenten te doen om hun
aanbieders van jeugdhulp, jeugdbescherming, jeugdreclassering en maatschappelijke
ondersteuning financieel zekerheid en ruimte te bieden, van 1 maart 2020 tot in elk
geval 1 juni 2020.7 VNG heeft hier in een handreiking nadere invulling aan gegeven zodat gemeenten eenduidig
vorm geven aan het bieden van omzetzekerheid aan hun aanbieders in het sociaal domein.8
Zorgkantoren hebben in een brief van 23 maart 2020 aanbieders in de langdurige zorg
op hoofdlijnen duidelijkheid geboden ten aanzien van onder andere de financiering
van extra kosten, de compensatie van omzetderving en het op peil houden van liquiditeit.
Waar zorgaanbieders de komende periode te maken krijgen met extra kosten voor de zorgverlening,
zullen deze worden vergoed via een nieuwe regeling van de NZa. Indien zorgaanbieders
te maken hebben met teruglopende omzet als gevolg van de coronacrisis, worden zij
daarvoor gecompenseerd. Het uitgangspunt is hierbij dat in elk geval tot 1 juni wordt
vergoed conform de omzet in het contract of een zo goed mogelijke inschatting daarvan.
De maatregelen die toezien op vergoeding van extra kosten die zorgaanbieders maken
en op de compensatie van gederfde omzet worden door de NZa uitgewerkt in een beleidsregel.
De NZa verwacht de beleidsregel in mei te kunnen publiceren. In de opdrachtbrief die
op 16 april 2020 door het Ministerie van VWS aan de NZa is gestuurd zijn de contouren
van de maatregelen uitgewerkt. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft met een brief
de uitwerking bij alle zorgaanbieders in de langdurige zorg onder de aandacht gebracht.
Over het op peil houden van liquiditeit heeft Zorginstituut Nederland (ZIN) op 31 maart
2020 een brief verzonden aan de zorgkantoren en het CAK. Hierin is bevestigd dat tot
nader aankondiging de bevoorschotting op het huidige niveau gehandhaafd blijft, en
dus niet zoals gebruikelijk zal worden aangepast op basis van de werkelijke productie,
en dat zorgkantoren de bevoorschotting kunnen ophogen voor gemaakte extra kosten als
gevolg van de uitbraak van het coronavirus.
Op 30 maart 2020 heeft de Divisie Forensische Zorg en Justitiële Jeugdinrichtingen
(DForZo/JJI) van DJI brancheverenigingen geïnformeerd over de maatregelen die worden
genomen om aanbieders van forensische zorg financiële zekerheid te bieden. De Minister
voor Rechtsbescherming heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 33 628, nr. 74). Extra kosten die optreden als gevolg van de coronacrisis worden vergoed. Het gaat
dan bijvoorbeeld om kosten als gevolg van beschermingsmaatregelen. Om de liquiditeit
op peil te houden wordt aan forensische zorgaanbieders de mogelijkheid geboden een
(extra) voorschot aan te vragen. Indien forensische zorgaanbieders te maken hebben
met een significante daling van de omzet als gevolg van de coronacrisis worden zij
hiervoor gecompenseerd. De Dienst Justitiële Instellingen (DJI) zal voor zover nodig
zo soepel mogelijk omgaan met regelgeving en termijnen die een belemmerend effect
kunnen hebben op de continuïteit van de zorg in deze periode.
Op 5 april jl. hebben zorgverzekeraars de verschillende brancheverenigingen in de
curatieve zorg geïnformeerd over de wijze waarop zij de continuïteit van zorg gaan
borgen op korte en langere termijn.9 Zorgverzekeraars bieden zorgaanbieders de mogelijkheid om een continuïteitsbijdrage
aan te vragen. Het doel hiervan is de capaciteit van het zorgaanbod gedurende de coronacrisis
in stand te houden, wanneer vraaguitval het dekken van doorlopende kosten van het
zorgaanbod bemoeilijkt. Dit aanbod geldt voor gecontracteerde en ongecontracteerde
zorgaanbieders, voor zorg gedekt onder de zorgverzekering (basisverzekering) en voor
zorg gedekt onder aanvullende zorgverzekeringen, voor de periode van 1 maart tot en
met 30 juni, met de mogelijkheid van verlenging indien noodzakelijk. De hoogte van
de continuïteitsbijdrage is een percentage van de in normale omstandigheden door zorgverzekeraars
vergoede omzet, waarbij dit percentage afhankelijk is van de vaste kosten in een bepaalde
zorgsector en de mate waarin de zorgverlening in de sector ondanks de huidige situatie
toch doorgang kan vinden. De continuïteitsbijdrage hoeft niet te worden terugbetaald,
maar wordt, voor zover billijk en mogelijk, wel verrekend met de productie gedurende
de looptijd van de continuïteitsbijdrage en met de eventuele hogere productie als
gevolg van inhaaleffecten daarna.
Een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de continuïteitsbijdrageregeling is
dat de zorgaanbieder geen aanspraak maakt op relevante rijksregelingen in het kader
van de coronacrisis, behalve eventueel voor het deel omzetdaling dat mogelijk resteert
na aftrek van de vergoeding door de regeling van zorgverzekeraars. Voor dat deel omzetdaling
kunnen ggz-aanbieders – indien zij voldoen aan de voorwaarden en rekening houdend
met de vergoedingen die zij eventueel verder nog krijgen vanuit zorgkantoren, gemeenten
en DJI – in aanmerking komen voor de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid
(NOW), de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO) en de Tegemoetkoming
Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS).10
De Minister van VWS heeft een aanwijzing aan de NZa gegeven,11 opdat de juiste prestatiebeschrijvingen en daarmee de betaaltitels beschikbaar komen,
zowel voor extra zorgkosten als voor de continuïteit van zorg in verband met corona
(deze aanwijzing heeft betrekking op zowel de zorg in het basispakket, delen van de
aanvullend verzekerde zorg als de forensische zorg). De zakelijke inhoud van deze
aanwijzing is door middel van een aparte brief bij het parlement voorgehangen (Kamerstuk
25 295, nr. 274).
Tot slot hebben er vanuit VWS ook gesprekken plaatsgevonden met banken. In deze gesprekken
is gebleken dat zorgaanbieders ook terecht kunnen bij hun bank. Banken bieden (zorg)ondernemers
de mogelijkheid om aflossingsverplichtingen op hun leningen op te schorten voor zes
maanden. Ook wanneer een zorgaanbieder tijdelijk extra liquiditeit nodig heeft kan
hij zich melden bij zijn bank. Wanneer zicht is op een continuïteitsbijdrage zal de
bank overwegen of een kredietuitbreiding verantwoord is.
Vraag 15
Het kabinetsbeleid roept burgers op om zo veel mogelijk thuis te blijven. De leden
van de GroenLinks-fractie constateren echter dat circa 40.000 mensen in Nederland
geen vast woonadres hebben en dak- of thuisloos zijn, waardoor het bijzonder lastig
is om aan deze maatregel te voldoen. Deze leden vernemen daarnaast uit het veld dat
gemeenten niet in staat lijken procedurele eisen aan te passen. Zij vragen of de Staatssecretaris
bereid is om ook voor deze doelgroep de kostendelersnorm – althans tijdelijk – landelijk
af te schaffen en zo nee, waarom niet.
VWS heeft samen met het RIVM, IGJ, Valente, VNG en Como een richtlijn vastgesteld
die beschrijft hoe de opvang voor dak- en thuisloze mensen georganiseerd moet worden
tijdens de coronacrisis. De richtlijn is bedoeld voor gemeenten en opvangorganisaties
en ziet op het zo goed mogelijk helpen en ondersteunen van dak- en thuisloze mensen,
rekening houdend met de RIVM-richtlijnen om het besmettingsgevaar zo klein mogelijk
te houden. Er vindt meerdere keren per week overleg plaats met Valente en VNG om de
ontwikkelingen te monitoren en bij te sturen waar nodig.
Het is niet nodig om de kostendelersnorm vanuit de wetgever generiek op te schorten
voor alle kostendelende bijstandsgerechtigden gedurende de coronacrisis. Het behoort
nu al tot de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de gemeente om al dan niet
in specifieke situaties een uitzondering te maken en de kostendelersnorm niet van
toepassing te verklaren. Hierbij gaat het uitdrukkelijk om maatwerk te leveren voor
mensen in een crisissituatie, dakloze mensen of mensen die dakloos dreigen te raken.
De gemeente dient vast te stellen dat het gaat om tijdelijk verblijf. Het is aan de
gemeente om vast te stellen of de huidige periode waarbij sprake kan zijn van tijdelijke
opvang gedurende de coronacrisis hierop van toepassing is.
Vraag 16
Tevens vragen zij of hij bereid is om in overleg te treden met de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) over directe maatregelen om de druk waaronder zorgverleners momenteel
staan – eventueel tijdelijk – te verlagen en zo ja, op welke termijn dit kan plaatsvinden
en zo nee, waarom niet.
Ik heb zeer veel waardering voor medewerkers die in deze moeilijke tijd actief zijn
in de maatschappelijke opvang. Ik herken het beeld dat zij momenteel onder (extra)
hoge druk staan.
Ik vind het vooral van belang dat organisaties lokaal het gesprek aangaan met de gemeente
als zij knelpunten ervaren bij de opvang van dak- en thuisloze mensen en dat gezamenlijk
gezocht wordt naar oplossingen. Rijk en gemeenten hebben financiële afspraken gemaakt
over de meerkosten die het directe gevolg zijn van extra maatregelen die (onder andere)
in de opvang als gevolg van de crisis genomen moeten worden.
Vraag 17
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan signalen te ontvangen dat op dit moment
cliënten – gedwongen – worden ontslagen bij eetstoornis- en revalidatieklinieken bij
gebrek aan voldoende apparatuur en/of personeel. Herkent de Staatssecretaris deze
signalen en zo ja, kan hij een inschatting geven van het aantal mensen dat om deze
reden niet terecht kan bij een instelling, welke maatregelen getroffen worden om dit
op korte termijn te verhelpen en zo nee, of hij bereid is dit alsnog op te pakken
in samenspraak met de desbetreffende instellingen?
Ook in de ggz wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat binnen afzienbare termijn
meer ruimte nodig is voor mensen die intramuraal worden behandeld en besmet zijn met
COVID-19. Dat betekent dat de mogelijkheden voor cohort-verpleging worden ingericht.
Met het oog op deze cohort-verpleging wordt bezien in hoeverre sommige cliënten vervroegd
met ontslag kunnen. Instellingen stellen voorwaarden aan vervroegd ontslag, wat betekent
dat mensen niet zomaar naar huis worden gestuurd. In de richtlijn «GGZ en COVID-19»
zijn voorwaarden opgenomen voor vervroegd ontslag. Zo dient te worden gekeken naar
de woonomstandigheden van een cliënt. Navraag in het veld leert dat er op dit moment
in de ggz geen mensen zijn voor wie de intramurale behandeling wordt omgezet in een
poliklinische, vanwege gebrek aan personeel of apparatuur. Ik vind het belangrijk
om te melden dat er op dit moment ook een andere beweging plaatsvindt. Sommige mensen
worden langer in een instelling behandeld, omdat het voor hen niet mogelijk is om
zich aan de algemene regels omtrent corona (social distancing) te houden.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Vraag 18
De leden van de SP-fractie vinden het goed te lezen dat allerlei betrokken partijen
samenwerken op dit ingewikkelde thema. Deze leden zien dat een aantal vraagstukken
nu in veel verschillende sectoren speelt, waaronder de bezoekersregelingen en het
tekort aan beschermingsmiddelen. Kan worden toegelicht hoe aan beide vraagstukken
specifiek voor de ggz wordt gewerkt; hoe wordt bijvoorbeeld maatwerk bij de bezoekersregeling
toegepast en kunnen medewerkers binnen de ggz nog veilig hun werk doen?
Voor de informatie over beschermingsmiddelen in de ggz verwijs ik u naar mijn antwoord
op vraag 12.
Voor de bezoekersregelingen in de ggz geldt het volgende. In de richtlijn «GGZ en
COVID-19» is beschreven hoe in de ggz met de bezoekregeling kan worden omgegaan. Uitgangspunt
is dat zowel veiligheid van cliënt en medewerker enerzijds als contact houden en professionele
inzet anderzijds kunnen worden gefaciliteerd. Met de bedoeling de kans op besmetting
zo klein mogelijk te houden, zullen instellingen ruimte moeten hebben om hun eigen
afwegingen en keuzes te maken, waarbij een compleet bezoekverbod reëel kan zijn. Maatwerk
wordt dus toegepast door organisaties zelf te laten bepalen wat zij passend achten.
Wanneer er bijvoorbeeld met name ouderen in een locatie verblijven kan de instelling
ervoor kiezen restrictiever te zijn dan in de richtlijn is opgenomen.
Gezien de grote mentale risico’s van isolatie is een algehele bezoekersstop in de
ggz vooralsnog niet aan de orde en zal er voorlopig sprake zijn van maatwerk. Bezoek
van naasten geeft persoonlijke aandacht en rust in een periode dat deze kwetsbare
groep daar extra behoefte aan heeft en kan de stabiliteit ten goede komen. Indien
geen bezoek mogelijk is proberen veel instellingen contact te onderhouden met naasten
door (beeld)bellen of andere digitale vormen van communicatie.
Via de crisisstructuur blijf ik in gesprek met de sector over persoonlijke beschermingsmiddelen,
de druk op cliënten en mantelzorgers en andere actuele ontwikkelingen om medewerkers
zo veilig mogelijk hun werk te kunnen laten doen.
Vraag 19
De leden van de SP-fractie vragen welk aanbod de ggz de patiënten met een acute zorgvraag
momenteel kan bieden.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 10.
Vraag 20
De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor de financiële situatie van veel ggz-aanbieders
en hun teruglopende omzet. Is de Staatssecretaris bereid, zo vragen deze leden, om
zorgverleners binnen de ggz te vertrouwen en zorginstellingen niet (financieel) te
straffen nu zij bepaalde zorg door de corona-uitbraak in 2020 niet kunnen leveren?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord vraag 14.
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
Vraag 21
Erkent de Staatssecretaris dat in de ggz vele problemen worden ervaren zoals die ook
voor de rest van de zorgsector gelden, zoals bij voorbeeld het gebrek aan beschermingsmiddelen
voor medewerkers, het uitblijven van coronavirustesten voor medewerkers, snel oplopende
wachttijden, sluitingen van onder andere beschermd wonen faciliteiten, zorgen over
mogelijke liquiditeitsproblemen vanwege afzeggingen en zorg die niet meer geleverd
kan worden; welke concrete stappen neemt hij om deze problemen op te lossen?
De ggz ervaart net als andere onderdelen van de zorgsector problemen, als gevolg van
de coronacrisis. Ik vind het van groot belang dat deze problemen zo snel mogelijk
worden aangepakt, en ik zet me daar dan ook met mijn collega-bewindspersonen en de
partijen in het veld voor in. Belangrijke resultaten van die inzet heeft u kunnen
lezen in de brief die uw Kamer hierover op 21 april jl. heeft ontvangen.
Vraag 22
Erkent de Staatssecretaris tevens dat er door de coronacrisis een grotere vraag naar
maatwerkoplossingen is, wat een hoge druk legt op mantelzorgers en familieleden door
bijvoorbeeld het wegvallen van dagbesteding, waardoor snelle en specifieke oplossingen
moeten worden gevonden voor onder andere videobelapplicaties die AVG-verantwoord zijn
voor zorgdoeleinden, alternatieve manieren waarop zorgverleners toch bij cliënten
langs kunnen gaan, of manieren waarop familieleden kunnen worden ontzien wanneer de
zorg hen teveel wordt? Welke acties worden ondernomen om in deze maatwerkoplossingen
te kunnen voorzien en gebeurt dit in samenspraak met familieleden en naasten, aangezien
deze keuzes in toenemende mate een effect hebben op hun leven?
Ik volg de ontwikkelingen van de groep kwetsbare personen en hun mantelzorgers nauwgezet
en ik spreek mijn grote waardering uit voor 4,5 miljoen mantelzorgers die hun naasten
verzorgen onder deze moeilijke omstandigheden. Onze gezamenlijke inzet is erop gericht
om ook voor mantelzorgers heldere communicatie over de publieke gezondheidsrichtlijnen
te geven en de gevolgen hiervan voor mantelzorgers in beeld brengen. De maatregelen
van het kabinet die gelden tot en met 19 mei 2020, hebben verregaande impact op het
zorgen voor een naaste. Zo moet het hele gezin (huishouden) bijvoorbeeld thuisblijven
als er een zieke in huis is (behalve als men in een cruciaal beroep werkzaam is) en
is dagbesteding vaak afgeschaald. Ik wil stimuleren dat mantelzorgers zich vooral
op de zorgtaken kunnen richten. Daarom heeft MantelzorgNL de openingstijden van de
mantelzorglijn verruimd en een uitgebreide lijst van Q&A’s opgesteld om mantelzorgers
van de juiste informatie te voorzien. Ook is er een richtlijn mantelzorgondersteuning
gepubliceerd op de website van de rijksoverheid12 met de verschillende vormen van ondersteuning en zorg voor mantelzorgers. Centraal
in de richtlijn staat de zorgladder die in beeld brengt hoe zorg en ondersteuning
opgeschaald kan worden van het eigen netwerk tot aan crisisopvang. Aansluitend hierop
is er ook een richtlijn over dagbesteding en dagopvang13 waarbij het uitgangspunt is de continuïteit van zorg en ondersteuning. Ook nu wordt
van gemeenten en aanbieders een uiterste inspanning gevraagd om in goed overleg met
de cliënten, naasten en hun mantelzorger, passende zorg en ondersteuning te leveren,
rekening houdend met de (soms gewijzigde) omstandigheden en de richtlijnen van de
RIVM.
Vraag 23
De leden van de PvdA vragen welke stappen ik neem om de regionale doorzettingsmacht
voor mensen met een hoogcomplexe zorgvraag te verankeren en uitvoerbaar te maken voor
betrokken partijen, om verdere stagnatie in het systeem waar kwetsbare personen de
dupe van worden te voorkomen.
Op 13 maart jl. heb ik u het zogenoemde «Plan van aanpak toegankelijkheid en beschikbaarheid
hoogcomplexe ggz» van verzekeraars en ggz-aanbieders toegestuurd (Kamerstuk 25 424, nr. 528). Kern van dit plan is dat patiënten waar een hoogcomplex zorgaanbod voor nodig is,
met prioriteit een behandelaanbod op maat krijgen en dat de toegankelijkheid en beschikbaarheid
van zorg voor deze doelgroep wordt verbeterd. Partijen hebben aangegeven dit in te
vullen door per 1 april van start te gaan met een landelijk sluitend netwerk van aanbieders
en financiers, in de vorm van zeven regiotafels. Zo’n regiotafel staat onder leiding
van een grote ggz-aanbieder in die regio. Zij hebben als taak passend behandelaanbod
te vinden en als dat vanuit de inhoud is geformuleerd en gevonden, zorgt de zorgverzekeraar
voor passende financiering. De tafels hanteren het principe van doorzettingskracht
op basis van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dat betekent dat er net zo lang wordt
opgeschaald, totdat er passende zorg of ondersteuning is gevonden. Daarvoor stellen
partijen zich garant.
De regiotafels zijn een sluitstuk van het aanbod van opschalingsmogelijkheden dat
al langer bestaat, met hoogcomplexe voorzieningen in de ggz, zorgbemiddeling door
zorgverzekeraars en het werk van de Unit Complexe Zorgvragen van het ministerie. Hierbij
moet wel moet wel worden opgemerkt dat ondanks al deze mogelijkheden en inspanningen
die alle betrokkenen plegen, er situaties zullen blijven waarin het lastig is om aanbod
te vinden dat precies voldoet aan de zorgbehoefte en individuele verwachtingen. Ook
in dat geval worden patiënten niet losgelaten, maar zoeken professionals met hen naar
een ander perspectief.
Wat mij betreft nemen zorgaanbieders en zorgverzekeraars met dit plan hun verantwoordelijkheid
voor de hoogcomplexe doelgroep. In mijn Kamerbrief had ik al aangegeven dat het nu
zaak is dat partijen aan de slag gaan. In de twee weken tussen de aanbieding van het
plan aan uw Kamer en 1 april, de startdatum van de regiotafels, zijn de gevolgen van
COVID-19 ook voor de ggz steeds zichtbaarder geworden. Deze tijd vraagt van partijen
een herprioritering en andere inzet van menskracht en middelen. ZN en GGZ Nederland
hebben mij laten weten dat de crisis rond COVID-19 niets afdoet aan het belang dat
zij hechten aan goede zorg voor de hoogcomplexe patiëntgroep. Voor vrijwel alle regio’s
is inmiddels een plan gereed voor het opzetten en inregelen van de regionale casuïstiektafels.
Door de Corona-crisis zijn nog niet alle noodzakelijke verbindingen in de regio tot
stand gebracht, dat zal in de komende periode tot stand worden gebracht. Wel constateren
ZN en GGZ Nederland dat door de crisis een dynamiek ontstaat waarbij regionale spelers
zich verenigen om de zorg voor kwetsbare en zieke patiënten te organiseren en de doorstroom
gestimuleerd wordt. Beide branchepartijen kondigen aan dat zij een projectleider aanstellen
voor de landelijke monitoring van dit plan. Daarnaast heb ik met de VNG afgesproken
dat zij op papier gaan zetten hoe zij hun aandeel in het organiseren van passend aanbod
voor mensen met een hoogcomplexe zorgvraag gaan invullen, aansluitend bij het plan
dat er al ligt.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
Vraag 24
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat de zorg aan ggz-patiënten
zoveel mogelijk blijft doorgaan. Zij krijgen signalen dat de zorg niet overal gecontinueerd
wordt. Zij vragen de Staatssecretaris daarom in de crisisstructuur een concrete aanpak
op te nemen, waarbij financiers (overheden, zorgverzekeraars) zekerheid bieden aan
zorginstellingen en zorginstellingen op hun beurt alles doen om contact met hun cliënten
te houden, daarbij maatwerk bieden in de behandeling en ook te leren van opgedane
positieve ervaringen met e-health in de ggz.
Voorop staat dat de inzet van eenieder erop gericht is dat zorg zoveel mogelijk door
kan gaan. Dit moet echter wel veilig voor zowel patiënt als zorgverlener gebeuren.
Daarom is het ook zo belangrijk dat de veldpartijen een richtlijn «GGZ en COVID-19»
hebben vastgesteld. Voor de inzet richting- en met financiers verwijs ik u naar de
Kamerbrief van 7 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219) waarin uw Kamer wordt geïnformeerd over de resultaten van het overleg met zorgverzekeraars,
de zorgkantoren en de gemeenten met als doel in deze onzekere tijden zo snel mogelijk
duidelijkheid en zekerheid te kunnen bieden aan aanbieders en zorgverleners over de
financiële gevolgen van de crisis. Zorgaanbieders volgen de richtlijn «GGZ en COVID-19»
die hen handvatten biedt om door te gaan met behandelingen.
Binnen de opgezette crisisstructuur vindt uitwisseling plaats van ervaringen en aanpak
in de ggz gedurende deze crisis. En op verschillende manieren, zoals via ledennieuwsbrieven
van brancheorganisaties en social media zorgen veldpartijen dat goede voorbeelden
van alternatieve zorgverlening worden verspreid. Daarbij is vanzelfsprekend aandacht
voor innovatieve methoden met betrekking tot zorg op afstand (zoals beeldbellen of
applicaties voor e-mental health) worden ingezet.
Vraag 25
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of hij bereid is om
het project «aandacht op afstand» van MIND – dat is gestart om mensen met psychische
nood, die nu minder hulp en therapie krijgen, extra te ondersteunen en hun isolement
te doorbreken – actief te ondersteunen, om te voorkomen dat mensen met psychische
nood tussen wal en schip geraken.
Ik vind het belangrijk dat wordt voorkomen dat psychische problemen tijdens de coronacrisis
verergeren en dat mensen worden geholpen mentaal overeind te blijven door het geven
van een steun in de rug, te zorgen voor afleiding en het verschaffen van betrouwbare
informatie. Daarom heb ik met MIND de mogelijkheden verkend voor het verlenen van
een subsidie om het project «aandacht op afstand» deels te financieren. MIND heeft
de aanvraag voor deze subsidie op 14 april 2020 bij mij ingediend.
Vraag 26
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de kostendelersnorm een belemmering
vormt om kwetsbare mensen, zoals dak- en thuislozen, tijdelijk onderdak te bieden.
Tegelijkertijd krijgen ook dak- en thuislozen de oproep om zoveel mogelijk binnen
te blijven. Is de Staatssecretaris bereid om in overleg met zijn collega van SZW te
kijken naar de mogelijkheden om de kostendelersnorm tijdelijk te bevriezen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 15.
Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie
Vraag 27
De leden van de PvdD-fractie vragen of er inmiddels specifieke, landelijke richtlijnen
zijn welke zorg wél door kan gaan en welke zorg uitgesteld wordt, inclusief richtlijnen
over wanneer fysiek contact noodzakelijk is, en wanneer digitaal contact voldoende
is?
In de richtlijn «GGZ en COVID-19» staan maatregelen om infectierisico’s te verkleinen
en hoe te handelen als een patiënt of medewerker toch is besmet, met inachtneming
van de zorg die patiënten nodig hebben. Uitgangspunt is dat behandelaren samen met
patiënten en naasten op zoek gaat naar de best passende vorm. Toch zal de behandeling
of begeleiding die normaal via fysiek contact plaatsvindt soms (deels) vervangen worden
door meer digitale vormen, zoals beeldbellen.
Het is belangrijk dat patiënten zoveel mogelijk de noodzakelijke behandeling en begeleiding
blijven krijgen voor hun psychische klachten. Afspraken worden alleen uitgesteld als
dit verantwoord is en dit gebeurt zo veel mogelijk in goed overleg met de patiënt.
Voor de meest kwetsbare patiënten worden in de richtlijn de voorwaarden genoemd waaronder
persoonlijk contact mogelijk blijft. Dit geldt ook voor de opname vervangende dagbehandeling
en de groepsbehandeling van ernstig getraumatiseerde patiënten.
Ook de ambulante behandeling en begeleiding zoals F-ACT en IHT (intensive home treatment)
voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening gaan zo veel mogelijk door,
waar mogelijk face-to-face, uiteraard onder de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen
conform de richtlijnen van het RIVM.
Vraag 28
Deelt de Staatssecretaris de mening van genoemde leden dat noodzakelijk fysiek contact
nooit opgeschort of vervangen mag worden door digitaal contact vanwege een gebrek
aan beschermingsmateriaal en zo ja, hoe gaat hij ervoor zorgen dat er voldoende beschermingsmateriaal
beschikbaar is?
Het is uiteraard zeer onwenselijk dat een noodzakelijke fysieke ontmoeting vervangen
wordt door digitaal contact vanwege een gebrek aan beschermingsmateriaal. Daarom werken
we er met man en macht aan om dit materiaal voldoende beschikbaar te hebben (zie voor
een toelichting daarop mijn antwoord op vraag 12).
Vraag 29
De leden van de PvdD-fractie vragen hoe geborgd wordt dat de acute psychiatrische
hulp onder de huidige verzwarende omstandigheden door kan gaan.
Alle ggz-aanbieders die acute zorg leveren geven prioriteit aan de acute zorg en maken
met hun regionale partners afspraken om de continuïteit van zorg te waarborgen. De
ggz-crisisdiensten leveren onder de huidige omstandigheden de zorg die zij regulier
ook leveren, met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM. Recentelijk is ook
het testbeleid uitgebreid, zodat ook in de ggz werkende medewerkers met klachten laagdrempelig
kunnen worden getest. Zoals in andere sectoren ook speelt, is het van belang dat voldoende
persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar zijn. Het kabinet blijft zich uiteraard
inspannen voor voldoende beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen.
In samenwerking met de veiligheidsregio’s en regionale ketenpartners worden (extra)
afdelingen opgezet waar patiënten met een (mogelijke) besmetting met het coronavirus
verpleegd kunnen worden. Indien het noodzakelijk wordt, is uitbreiding van de personele
capaciteit mogelijk door bijvoorbeeld interne herverdeling van medewerkers.
Vraag 30
De leden van de fractie van de PvdD vragen welke mogelijkheden de Staatssecretaris
ziet om het omvallen te voorkomen van ggz- en Jeugdzorginstellingen, waarvan sommige
door de coronacrisis in acute financiële nood verkeren, bijvoorbeeld door middel van
ondercuratelestelling.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 14 van
de Groen Links-fractie.
Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie
Vraag 31
Op het moment van schrijven was het ziekteverzuim onder medewerkers iets verhoogd.
Wat is de huidige stand van zaken en kan de Staatssecretaris dieper ingaan op de vraag
hoe het personeelstekort door de gevolgen van het coronavirus wordt opgevangen?
In het kader van de monitoring van de voortgang van het Actieprogramma Werken in de
Zorg rapporteert het Ministerie van VWS tweemaal per jaar over de meeste actuele ziekteverzuimcijfers
van het CBS. Het meest actuele CBS ziekteverzuimpercentage heeft betrekking op het
derde kwartaal van 2019 en is voor de branche ggz 5,5%. Het meest recente beeld dat
via de crisisstructuur ggz wordt ontvangen, is dat het ziekteverzuim weliswaar enigszins
verhoogd is, maar dat dit op dit moment niet leidt tot problemen in het bieden van
zorgcontinuïteit.
Voor voldoende personeel in de zorg, inclusief de ggz, is een aantal maatregelen genomen.
Allereerst kunnen artsen en verpleegkundigen die sinds 1 januari 2018 niet langer
BIG-geregistreerd zijn, zelfstandig ingezet worden. Ook wordt de verplichte herregistratie
voor de Wet BIG tot nader order uitgesteld, zodat zorgprofessionals zich kunnen concentreren
op hun werk. Daarnaast is ruim twee weken geleden het platform «Extra handen voor
de zorg» van start gegaan. Door dit platform worden mensen met een zorgachtergrond
die willen helpen, gekoppeld aan zorgorganisaties die tijdelijk nieuwe collega’s zoeken.
Dit platform staat ook open voor mensen die willen helpen in de ggz en ggz instellingen
die op zoek zijn naar extra personeel.
Vraag 32
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat het RIVM aanbeveelt om zoveel mogelijk
gebruik te maken van beeldbellen en vragen of alle ggz-instellingen voldoende zijn
toegerust om beeldbellen te faciliteren en zo niet, welke maatregelen genomen worden
om dit zo snel mogelijk te regelen.
Ik wil vooropstellen dat het in de ggz erg belangrijk is om zorgvuldig af te wegen
welke vorm van behandeling het beste past bij de situatie en de cliënt. In veel gevallen
kan face-to-face behandeling goed vervangen worden door digitaal behandelen, bijvoorbeeld
in de vorm van (beeld)bellen. Maar dat kan lang niet altijd, ook niet in deze crisissituatie.
Zo blijkt face-to-face contact bijvoorbeeld belangrijk bij patiënten die zorg krijgen
van een F-ACT-team, niet in de laatste plaats omdat zij niet altijd de beschikking
hebben over digitale middelen. Het is aan professionals om een goede afweging te maken
in de wijze van zorgverlening en de richtlijn geeft daartoe ook expliciet de ruimte.
GGZ Nederland geeft aan dat haar leden versneld ervaring opdoen met alternatieven
voor face-to-face contacten. Het beeld van GGZ Nederland is dat het inzetten van digitale
zorg in deze periode betrekkelijk voorspoedig is gegaan, zowel op de poliklinieken
als bij het werken in de wijk. Veel zorgaanbieders hebben contact opgenomen met hun
cliënten en in onderling overleg besloten hoe de zorg (behandeling én begeleiding)
samen voort te zetten. Daarbij wordt face-to-face contact ook voortgezet, indien noodzakelijk.
De andere branchepartij van ggz-instellingen, MeerGGZ, geeft aan dat hun leden reeds
in bepaalde mate de mogelijkheid hadden om digitaal behandelgerelateerd contact met
cliënten te hebben en dat door deze crisis de capaciteit sinds medio maart wordt uitgebreid
waar dit nodig is en op korte termijn gerealiseerd kan worden. Om zorgaanbieders en
patiënten te ondersteunen bij de omslag naar digitaal behandelen, heeft het ministerie
vanwege COVID-19 extra geld vrijgemaakt voor de Stimuleringsregeling eHealth thuis
(SET), waarmee zorg- en welzijnsorganisaties extra kunnen investeren in digitale zorg
op afstand. Zorgaanbieders kunnen hier bijvoorbeeld gebruik van maken om de F-ACT-doelgroep
ta faciliteren.
Vraag 33
De leden van 50PLUS-fractie vragen in hoeverre de vraag naar crisiszorg is toegenomen
en of de uitbreiding van de crisisdiensten voldoende is om aan de vraag te voldoen.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 10.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.