Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over COVID-19 Update stand van zaken, paragraaf 8 ‘Zorg voor kwetsbare mensen’ (Kamerstuk 25295-249)
2020D16615 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 15 april 2020 COVID-19 Update stand van zaken,
paragraaf 8 «Zorg voor kwetsbare mensen» (Kamerstuk 25 295, nr. 249).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
a)
Algemeen
2
b)
Verpleeghuiszorg
4
c)
Gehandicaptenzorg
9
d)
Geestelijke gezondheidszorg
12
e)
Maatschappelijke opvang
14
f)
Kwetsbare mensen thuis
14
g)
Jeugdzorg
23
h)
Vervoer en digitale middelen
23
i)
Overige onderwerpen
24
II.
Reactie van de Minister van VWS
31
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
a) Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake de update van de stand van
zaken rondom COVID-19 en de paragraaf over de langdurige zorg (paragraaf 8 «Zorg voor
kwetsbare mensen»). In de behandeling van dit schriftelijk overleg zullen deze leden
tevens al gebruik maken van de informatie in de meest recente brief van 22 april jl.
van de Minister.1
De leden van de VVD-fractie merken dat er rondom het testbeleid en beschermingsmiddelen
stappen zijn gezet voor zorgmedewerkers buiten de ziekenhuizen, kijkende naar de laatste
brief van de Minister.2 Zo worden mantelzorgers nu ook betrokken bij het verdeelmodel van beschermingsmiddelen
die passen bij de zorg die ze verlenen, net als de door een persoonsgebonden budget
(pgb) gefinancierde zzp’ers en pgb-gefinancierde informele zorg. Ook kunnen mantelzorgers
en zorgverleners getest worden bij coronaverschijnselen, of de cliënten en/of dierbaren
die zij verzorgen. Wel merken genoemde leden dat op sommige punten nog verbetering
nodig is. Deze leden hebben daarom de volgende vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over COVID-19 Update
stand van zaken d.d. 15 en 22 april 2020 en hebben nog enkele vragen en opmerkingen
over de zorg aan kwetsbare mensen en/of de langdurige zorg.
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om aanvullende
vragen te stellen naar aanleiding van paragraaf 8 uit de voorliggende brief van 15 april
jl. Genoemde leden vinden dat de risicogroepen beschermd moeten worden. De consequentie
van deze keuze is echter dat mensen die tot de risicogroepen behoren minder tot geen
contact hebben met familie, vrienden en kennissen. Dat leidt tot verdrietige situaties,
maar soms ook tot lastige situaties voor het zorgpersoneel vanwege de psychogeriatrische
problematiek of de verstandelijke beperking van een bewoner omdat zij de maatregelen
niet begrijpen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 15 april jl. over
de situatie rondom de COVID-19-uitbraak, specifiek ten aanzien van de langdurige zorg.
Genoemde leden maken zich zorgen over het stijgende aantal besmettingen onder cliënten
en medewerkers in de verpleeghuiszorg, gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg, huisartsenzorg,
langdurige ggz en pgb-initiatieven (zoals ouder-/wooninitiatieven). Daarnaast hebben deze sectoren nu en in het verleden te maken met onder andere
tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen, testmogelijkheden en personeel. Het
gaat hier vaak om kwetsbare mensen die onze bescherming verdienen.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ernstig zorgen over de continuering
van de langdurige zorg en het beschermen van kwetsbare patiëntengroepen op de langere
termijn. De Minister geeft aan dat de corona-maatregelen gericht zijn op het beschermen
van kwetsbare, voornamelijk oudere mensen buiten de ziekenhuizen. Genoemde leden constateren
dat het bieden van die bescherming helaas niet altijd voldoende lukt en dat sommige
kwetsbare groepen, waaronder mensen met een beperking, mensen die ggz-zorg nodig hebben
en dak- en thuislozen juist minder bescherming en zorg krijgen in deze crisis.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief COVID-19 Update stand
van zaken en hebben een aantal vragen over paragraaf 8 die ingaat op de langdurige
zorg en het coronavirus. Deze leden krijgen af en toe meldingen binnen van zorgverleners
die aangeven dat de zorgaanbieder waarvoor zij werken niet altijd even goed de richtlijnen
van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) volgt. Deze leden
vragen de Minister of zorgaanbieders verplicht zijn om het advies van het RIVM te
volgen of dat dit een dringend maar toch vrijblijvend advies is. Kan de Minister aangeven
wat er gedaan wordt zodra zorgaanbieders van de richtlijnen afwijken?
In de brief lezen de leden van de SP-fractie dat wanneer risico’s ontstaan bij de
zorgverlening of bij de veiligheid van cliënten en patiënten, de Inspectie Gezondheid
en Jeugd (IGJ) verwacht dat zorgaanbieders in de verpleeghuis- en gehandicaptensector
dat zelf melden bij de IGJ. Genoemde leden hebben in het verleden meer dan genoeg
meldingen en incidenten aangekaart bij de Minister waarin zorgaanbieders onveilige
situaties niet melden. Waarom denkt de IGJ dat zorgaanbieders nu wel zullen melden?
Hoeveel meldingen zijn al gedaan en wat is precies gebeurd met deze meldingen? Deze
leden vragen tevens hoe de IGJ omgaat met zorgbestuurders die het niet zo nauw nemen
met de regels. Worden meldingen die bij de IGJ binnenkomen door zorgverleners en familieleden
wel adequaat onderzocht en wordt hier opvolging aan gegeven indien de klachten dusdanig
ernstig van aard zijn?
De leden van de SP-fractie zijn blij dat in de verpleeghuis- en gehandicaptensector
nu eindelijk beter geregistreerd zal worden. Deze leden vragen de Minister of de cijfers
per locatie en/of zorgaanbieder worden bijgehouden of dat dit steekproefsgewijs gebeurt.
Deze leden vragen voorts aan de Minister of hij het met hen eens is dat alleen goed
en gericht beleid om verdere besmettingen te voorkomen gemaakt kan worden als per
zorgaanbieder en/of locatie inzichtelijk is hoe het ervoor staat. Kan de Minister
daarop reageren?
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid (PvdA) hebben de ontwikkeling
van het coronavirus in Nederland en het beleid omtrent het tegengaan van de verspreiding
met argusogen gevolgd. Met betrekking tot de effecten op de langdurige zorg en de
cliënten die hiervan afhankelijk zijn, alsook over de zorgverleners die erin werkzaam
zijn, hebben genoemde leden de volgende vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
maatregelen die per sector worden genomen om kwetsbare mensen buiten het ziekenhuis
te beschermen tegen het coronavirus. Deze leden willen hierbij een aantal vragen stellen.
Het beschermen van kwetsbare mensen geldt als één van de pijlers voor het kabinetsbeleid.
Deelt de Minister de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie dat hierbij niet
enkel gekeken moet worden naar de directe bescherming tegen het coronavirus, maar
dat ook gekeken moet worden naar de bescherming tegen negatieve gevolgen van de getroffen
maatregelen? In hoeverre kunnen hierin maatwerkoplossingen worden getroffen die recht
doen aan de verschillende dilemma’s en belangen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan toezeggen dat kwetsbare
bewoners van instellingen (verpleeghuiszorg, gehandicaptenzorg) die naar huis worden
gehaald door familie om contact mogelijk te maken of hen beter te beschermen tegen
het coronavirus gedurende de periode dat de crisismaatregelen van kracht zijn te allen
tijde het recht behouden om terug te keren naar de instelling.
De leden van de fractie van 50PLUS hebben enkele vragen inzake de maatregelen met
betrekking tot de langdurige zorg en het coronavirus.
Het lid Van Kooten-Arissen heeft kennisgenomen van de agenda van het schriftelijk
overleg langdurige zorg en corona en heeft nog enkele vragen omtrent de situatie van
mantelzorgers en ouders met zorgintensieve kinderen in deze moeilijke periode.
b) Verpleeghuiszorg
De leden van de VVD-fractie vinden het met de uitleg in de brief begrijpelijk dat
de bezoekersregeling van verpleeghuizen wordt verlengd. Deze leden erkennen en begrijpen
ook de zorgen en emoties van de dierbaren en naasten van de bewoners van verpleeghuizen.
Daarom vinden deze leden het ook een zeer goed idee dat de Minister op korte termijn
perspectief wil bieden op een verantwoorde aanpassing van deze regeling, door nader
onderzoek te doen en een aantal kleinschalige pilots uit te voeren op de plekken waar
deze verantwoorde versoepeling plaatsvindt. De leden van de VVD-fractie signaleren
echter wel dat de inhuizing in verpleeghuizen grotendeels stilligt als het gevolg
van het coronavirus en dat daardoor een grote groep cliënten die niet meer zelfstandig
thuis kan wonen niet de zorg en sociale begeleiding krijgt die nodig is. Is de Minister
zich daarvan bewust en zo ja, wat voor stappen wil hij ondernemen om dit proces weer
op een verantwoorde manier op gang te brengen?
De leden van de PVV-fractie constateren dat verpleeghuizen hard geraakt zijn door
de verspreiding van COVID-19. Op 1 april jl. waren er in 900 van de 2500 verpleeghuizen
besmettingen. Hoe heeft deze situatie kunnen ontstaan? Hoe is de situatie nu, drie
weken later? In hoeveel verpleeghuizen waart corona? Deze leden ontvangen graag het
exacte aantal. In verpleeghuizen is sprake van een toenemend aantal besmettingen onder
bewoners en hun zorgverleners. In het advies van het RIVM naar aanleiding van het
60e OMT COVID-19 van 18 maart jl. valt te lezen dat er «extra aandacht nodig is voor
de beperkte beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen in de verpleeghuizen,
omdat juist daar kwetsbare patiënten verblijven. Daarnaast is aandacht nodig voor
de inzetbaarheid van de medewerkers in deze sector die enerzijds een risico kunnen
vormen als zij COVID-19 introduceren en anderzijds zelf risico lopen om besmet te
worden.» 3 De leden van de PVV-fractie vragen waarom er naar aanleiding van dit advies niet
voor gekozen is om de verpleeghuismedewerkers met beschermingsmateriaal te laten werken.
Het houden van anderhalve meter afstand is immers verre van realistisch. Wassen, aankleden,
haren kammen, wondverzorging, et cetera, het is allemaal lijfelijk. Dit gaat wel wat
verder dan een contactberoep. Genoemde leden vinden het onbegrijpelijk en onverantwoord
dat niet alle verpleeghuismedewerkers bescherming kunnen dragen. Te allen tijde. De
schaarste kan toch niet leiden tot adviezen die zich aansluiten bij de schaarste?
Die dingen moeten toch los van elkaar gezien worden?
De leden van de PVV-fractie lezen in het AD van 17 april jl. in een reconstructie
van de verdeling van mondkapjes: «Verpleeghuizen wekenlang genegeerd bij verdeling
mondkapjes: «Kabinet nam ons niet serieus«.4 Wekenlang trokken verpleeghuizen en de thuiszorg bij de Minister aan de bel voor
beschermingsmiddelen, maar zij stonden letterlijk achterin de wachtrij, zo weten deze
leden uit de technische briefing die de Kamer op 16 april jl. heeft gehouden en uit
de brieven van belangenorganisaties zoals V&VN, ActiZ, FNV, Nu»91, enzovoorts. 5 Herinnert de Minister zich zijn twitterbericht van 22 maart jongsleden waarin hij
foto’s van zichzelf postte terwijl hij met dozen met mondkapjes sjouwde en dat erbij
werd geschreven dat deze voor de verpleeghuizen en de thuiszorg waren? Realiseert
hij zich dat hij daarmee de indruk wekte dat voor die sectoren ruimschoots beschermingsmiddelen
beschikbaar waren, terwijl zij in werkelijkheid nog wekenlang, totdat op 13 april
jl. het nieuwe verdeelmodel werd ingevoerd, achteraan in de rij bleven staan en nog
steeds volgehouden wordt dat beschermingsmiddelen in de verpleeghuizen niet hoeven
op afdelingen waar geen corona heerst?
De leden van de PVV-fractie lezen dat het Outbreak Management Team (OMT) in zijn advies
stelt dat het uit voorzorg gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen bij bewoners
zonder (verdenking op) COVID-19 niet nodig is. Ondanks het bezoekverbod vanaf 20 maart
jl. zijn er veel mensen in verpleeghuizen getroffen door COVID-19. Is dit een gevolg
van het ontbreken van beschermingsmiddelen? Zo nee, hoe zijn deze mensen dan besmet
geraakt en waarom zijn voorzorgsmaatregelen met betrekking tot persoonlijke beschermingsmiddelen
niet nodig?
De leden van de PVV-fractie constateren dat ruim één op de tien mantelzorgers met
een naaste in een zorginstelling overweegt om hun naaste uit de zorginstelling weg
te halen. Wanneer dit gebeurt wordt de plek na 14 dagen vergeven. Genoemde leden vragen
of er een mogelijkheid is om dit beleid aan te passen zolang de coronacrisis nog duurt.
Zou de Minister zijn nog niet met het virus besmette moeder of vader in een instelling
laten waar corona heerst? Aangezien in die instellingen het ziekteverzuim ook heel
hoog is, kan het ophalen van ouders toch ook de zorg gedurende de crisis ontlasten?
Via de koepelorganisatie Ieder(in) hebben de leden van de PVV-fractie signalen gekregen
dat dit ook in de gehandicaptenzorg speelt. Kan de Minister toezeggen dat mensen kunnen
terugkeren naar hun woning en/of instelling?
De leden van de CDA-fractie hebben begrepen dat een aantal mantelzorgers besloten
heeft hun vader of moeder vanuit het verpleeghuis in huis te nemen, maar dat dit mogelijk
kan betekenen dat de plaats die men vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) in de instelling
heeft op termijn kan komen te vervallen. Iemand woont er immers (tijdelijk niet meer).
Dit was eerder ook het geval als iemand langdurig in het ziekenhuis moest verblijven.
Hoe kijkt de Minister hier bij deze specifieke casussen tegenaan?
De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe het zit met het Centrum Indicatiestelling
Zorg (CIZ). Worden daar momenteel nog indicaties gesteld? Deze leden kunnen zich voorstellen
dat dit door moet gaan, weer opgepakt moet worden? Tevens vragen deze leden wat het
betekent als iemand nog niet op de wachtlijst staat, maar met spoed een plek in verpleeghuis
of instelling voor mensen met beperkingen nodig heeft.
De leden van de D66-fractie vragen graag aandacht voor de richtlijn waardoor bij een
coronabesmetting in een verpleeghuis wordt overgegaan tot cohortisolatie, waarbij
het complete cohort of de afdeling wordt verondersteld besmet te zijn. Is het correct
dat de richtlijn vaak op deze manier wordt toegepast? Lopen cliënten binnen het geïsoleerde
cohort die nog niet besmet zijn geen onnodig risico op besmetting door deze vorm van
cohortisolatie en zijn hiervoor geen andere oplossingen mogelijk? Deze leden vragen
tevens of de Minister kan borgen dat ouderen niet hun plaats in een instelling verliezen
wanneer hun naasten vanwege de coronacrisis tijdelijk de zorg thuis overnemen. Kan
de Minister daarnaast het OMT vragen om de capaciteit van de verpleeghuiszorg mee
te nemen in de communicatie over de ontwikkelingen van het coronavirus, in lijn met
de communicatie over de capaciteit van de intensive care?
De leden van de D66-fractie constateren voorts dat bezoekersrichtlijnen in verpleeghuizen
(en tevens gehandicapteninstellingen) een grote impact hebben op de kwaliteit van
leven van de bewoners, zeker als dagbesteding of werk ook niet meer mogelijk is. Kan
de Minister aangeven op welke termijn gestart kan worden met de pilots om de bezoekersregeling
te verruimen en kan hierbij gekeken worden naar een samenloop met de mogelijkheid
om bij kwetsbare ouderen thuis één of twee vaste bezoekers aan te wijzen? In hoeverre
is het mogelijk om hier meer maatwerk te bieden bij groepen ouderen of gehandicapten,
bijvoorbeeld voor specifieke regio’s met een verminderd risico of voor gehandicapten
die geen verhoogd risico kennen?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de uitbraak van het coronavirus
toeneemt in verpleeghuizen terwijl verpleeghuizen zijn gesloten voor bezoek. Het aantal
geregistreerde sterfgevallen is sinds de publicatie van de onderliggende brief van
de Minister met circa 450 opgelopen tot ongeveer 1.430 bewoners volgens het RIVM (peildatum
20 april jl.). Daarnaast zijn er in totaal ongeveer 5.300 patiënten met (mogelijk)
COVID-19 besmetting. Het lijkt erop, gezien de RIVM-richtlijn dat verpleeghuizen voor
bezoek zijn gesloten, dat zorgverleners in verpleeghuizen zelf ongewild bijdragen
aan de verspreiding. Genoemde leden vrezen een verband tussen de toename van de besmettingen
en een beperkte inzet van persoonlijke beschermingsmaterialen in de verpleeghuizen.
Deze leden vragen het volgende aan de Minister, en zouden graag puntsgewijs een antwoord
willen ontvangen. Wanneer is voor de eerste keer een inventarisatie gedaan hoeveel
persoonlijke beschermingsmaterialen, en specifiek mondkapjes, benodigd zijn in de
verpleeghuiszorg? Wanneer is deze inventarisatie ook voor de eerste keer gedaan voor
de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg (ggz), de maatschappelijke opvang,
jeugdzorg, thuiszorg, fysiotherapeuten en huisartsenzorg? Wat was de omvang van de
ramingen in deze sectoren? Wanneer zijn deze ramingen bijgesteld? Wie maakten deze
ramingen? Kan de Minister deze gegevens in een overzichtelijk tabel met de Kamer delen,
zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.
De leden van de SP-fractie lezen dat het OMT op 14 april jl. het belang benadrukt
heeft van goede infectiepreventiemaatregelen in verpleeghuizen, naast adequaat gebruik
van persoonlijke beschermingsmiddelen moet er ook aandacht zijn voor persoonlijke
beschermingsmiddelen. Genoemde leden vragen de Minister of hij in zijn wekelijkse
brief over COVID-19 cijfers kan geven van de verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen,
en van het aantal testen onder zorgverleners en besmettingen.
De IGJ houdt telefonisch contact met zorgaanbieders van verpleeghuiszorg, zo lezen
de leden van de SP-fractie. Kan de Minister aangeven of hij wekelijks in zijn stand
van zakenbrief kan aangeven of de IGJ vaak moeten ingrijpen bij zorgaanbieders die
laks zijn met het inkopen en verdelen van persoonlijke beschermingsmiddelen en/of
die het niet nodig vinden dat zorgverleners getest worden als zij daarom vragen?
Bij het plenaire Kamerdebat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op donderdag
16 april 2020 hebben de leden Marijnissen (fractievoorzitter SP) en Segers (fractievoorzitter
ChristenUnie) een motie ingediend die de regering verzoekt om een inhoudelijke en
ethische analyse te maken van de maatregelen die nu gelden voor verpleeghuizen.6 De leden van de SP-fractie worden graag geïnformeerd over de uitkomsten van deze
aangenomen motie.
De leden van de PvdA-fractie vragen tot hoeveel extra medewerkers in verpleeghuizen
het geld dat door het vorige kabinet voor de verpleeghuissector is uitgetrokken inmiddels
heeft geleid. Zij vragen voorts of de Minister een reactie kan geven op het op 2 april
jl. in de Volkskrant verschenen artikel «De corona-angst achter de dichte deuren van
het verpleeghuis», waarin wordt gesproken over het «opgeven van locaties». 7 Genoemde leden vragen wat daar precies onder wordt verstaan en hoeveel locaties inmiddels
zijn «opgegeven», zoals in het artikel wordt beschreven. Als de Minister daar geen
inzicht in heeft, zou hij dat dat dan wel willen verwerven en delen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister de uitspraken van brancheorganisatie
ActiZ herkent en erkent dat «de zorg voor met corona besmette ouderen, zowel in verpleeghuizen
als thuis, dreigt vast te lopen».8 Welke stappen worden gezet om dat te voorkomen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister het geschetste beeld herkent in
het artikel «Eén op de vier geteste verpleeghuismedewerkers in Nijmegen besmet met
coronavirus», dat op 10 april jl. op de website van Nieuwsuur werd geplaatst.9 Kan de Minister een gedetailleerd overzicht verschaffen van de besmettingen van
medewerkers in de verpleeghuissector in de rest van Nederland?
Hoe zeker is de Minister ervan dat het lagere aantal ziekenhuis- en IC-opnames een
gevolg is van minder besmettingen als gevolg van de door hem getroffen maatregelen,
zoals wordt besproken in het op 20 april jl. verschenen artikel in Trouw «Oudere met
corona komt veel minder gauw op intensive care»?10 Zou dat lagere aantal opnamen ook een gevolg kunnen zijn van het feit dat oudere
mensen die besmet zijn met corona vaker in het verpleeghuis dan wel thuis blijven
en daar herstellen dan wel overlijden? Indien dat laatste het geval is, zou het dan
zo kunnen zijn dat het aantal besmettingen en overlijdens minder snel daalt dan de
Minister lijkt te veronderstellen? Genoemde leden vragen of de Minister van mening
is dat zicht zou moeten bestaan op het aantal mensen dat thuis is overleden en in
het verpleeghuis alvorens tot versoepeling van allerlei maatregelen over te gaan.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister tevens duidelijkheid kan verschaffen
over de vraag hoe het aantal slachtoffers in «instellingen» wordt vastgelegd. Betreffen
dit cijfers die duidelijk te ontleden zijn in bijvoorbeeld «verpleeghuis», «beschermd
wonen faciliteit» of «detentiecentrum»? Zo nee, deelt de Minister de mening van genoemde
leden dat een duidelijk onderscheid tussen deze cijfers moet worden gemaakt, zodat
beleid ten aanzien van verpleeghuizen en bijvoorbeeld het mogelijk weer ontvangen
van bezoekers kan worden gestoeld op een duidelijk beeld van de stand van zaken?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de onderhavige brief dat het OMT stelt
dat het uit voorzorg gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen bij bewoners
zonder (verdenking op) COVID-19 niet nodig en gewenst is. In de door de Kamer georganiseerde
technische briefing van woensdag 22 april jl. werd echter door mevrouw Nieuwenhuizen,
voorzitter-bestuurder van Verenso, de vereniging van specialisten ouderengeneeskunde,
uiteengezet dat het herkennen van ziekte bij deze kwetsbare groep heel ingewikkeld
is.11 Bewoners van verpleeghuizen vertonen vaak een atypisch ziektebeeld. Dit maakt het
moeilijk om te bepalen of iemand besmet is met COVID-19. Bovendien is gebleken dat
besmetting van bewoners ook via medewerkers kan plaatsvinden en dat die medewerkers
er pas later achter kunnen komen dat ze besmet zijn. Acht de Minister het daarom niet
zeer wenselijk om, als er geen schaarste meer is aan beschermingsmiddelen, zo snel
mogelijk te starten met het preventief gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
binnen een verpleeghuis om daarmee besmetting van bewoners te voorkomen?
Bewoners bij wie COVID-19 is geconstateerd, of van wie artsen vermoeden dat zij de
ziekte hebben, moeten geïsoleerd worden verpleegd. De leden van de ChristenUnie-fractie
begrijpen de noodzaak van geïsoleerd verplegen, maar zien ook de onrust die door deze
isolatie ontstaat voor met name dementerende bewoners. Genoemde leden vragen of de
Minister bereid is om te verkennen of binnen de maatregelen komende weken beter maatwerk
geboden kan worden voor deze groep bewoners binnen een verpleeghuis om de kwaliteit
van leven te verbeteren.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de Minister twee weken geleden
aankondigde dat veel meer en uitgebreider getest zou worden in de verpleeghuizen.
Vervolgens is gebleken dat het nieuwe testbeleid in de wijkverpleging en in de verpleeghuizen
moeizaam van de grond kwam. Er waren te weinig testen, het duurde te lang voor een
aanvraag daadwerkelijk tot een test leidde, en het kostte zorgmedewerkers veel moeite
en overredingskracht om zich te kunnen laten testen. Kan de Minister aangeven of bovengenoemde
knelpunten inmiddels zijn weggenomen en of het testbeleid in de wijkverpleging en
in de verpleeghuizen daarmee beter verloopt?
De leden van de 50PLUS-fractie hebben nog een aantal vragen over de ouderen die gebruik
maken van de langdurige zorg. In het OMT-advies staat dat er een balans in de verpleeghuizen
gevonden moet worden, zodat de introductie en verspreiding van het virus geminimaliseerd
worden en de leefbaarheid gewaarborgd wordt.12 Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de hygiënemaatregelen in een woongroep voor
mensen met dementie ook worden nageleefd? In de voorliggende brief staat dat het aantal
besmettingen per verpleeghuis op dit moment toeneemt. Genoemde leden vragen hoe hoog
het reproductiegetal binnen de verpleeghuizen is. Het OMT stelt dat het uit voorzorg
gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen bij bewoners zonder (verdenking op)
COVID-19 niet nodig is. Waarom is dit niet nodig? Deze leden vragen of de schaarste
aan beschermingsmiddelen invloed gehad heeft op het advies. Deze leden vragen daarbij
ook of er niets aan het advies verandert op het moment dat er voldoende beschermingsmiddelen
zijn.
De leden van de 50PLUS-fractie hebben tevens nog een aantal vragen over het personeel
in de langdurige zorg. De medewerkers binnen de langdurige zorg zijn mensen die een
hart hebben voor hun patiënten en dan ook alles op alles zetten om iedereen te kunnen
helpen. De vraag is echter nu hoe lang zij dit kunnen volhouden. Hoe worden zij geholpen
om dit vol te houden? De druk wordt namelijk steeds groter. Hoe zijn de vorderingen
op het gebied van de helpdesk?
c) Gehandicaptenzorg
Op het gebied van de gehandicaptenzorg willen de leden van de VVD-fractie aandacht
vragen voor de positie van mensen met een beperking in de anderhalvemetersamenleving.
Het frame van de anderhalvemetersamenleving is gericht op afstand, terwijl mensen met een beperking
het vaak juist moeten hebben van nabijheid. Genoemde leden willen ook dat mensen met
een beperking zich zo veel mogelijk kunnen ontplooien, het meeste uit het leven kunnen
halen wat voor hen mogelijk is en niet dat zij (nog) meer buiten de maatschappij komen
te staan. Neemt de Minister de rol van mensen met een beperking en sectoren zoals
de gehandicaptenzorg mee in de vorming van deze anderhalvemetersamenleving?
De leden van de PVV-fractie vinden het zeer zorgelijk dat ook in de gehandicaptenzorg
onvoldoende beschermingsmiddelen voorhanden zijn. In zijn stand van zakenbrief van
15 april jl. schreef de Minister dat in 11% van de gehandicapteninstellingen corona
heerst. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Deze leden maken zich grote zorgen over het
ontbreken van deze middelen en de gevolgen daarvan in de gehandicaptenzorg. Wil de
Minister ervoor zorgen dat bij de verdeling van beschermingsmiddelen de gehandicaptensector
op de juiste wijze wordt meegenomen? Kan de Minister ervoor zorgen dat mensen in instellingen
en thuis toegang krijgen tot voldoende bescherming? Dit geldt ook voor mensen die
hun zorg via een pgb regelen.
De leden van de PVV-fractie lezen dat uit diverse achterbanraadplegingen van Ieder(in)
blijkt dat in meer dan 60% van de gevallen reguliere therapieën, (para)medische en
maatschappelijke zorg en ondersteuning gestopt zijn. Tevens constateren zij dat bij
meer dan 75% de dagbesteding, dagopvang of het (speciaal) onderwijs zijn gestopt.
Ondanks de richtlijnen en aansporingen gaat het opstarten van zorg, ondersteuning
en (para)medische zorg niet snel genoeg. Wil de Minister zorgaanbieders, zorgverzekeraars
en gemeenten nadrukkelijk aansporen om deze zorg zo snel mogelijk op te starten? Welke
rol ziet de Minister hierin voor zichzelf?
De leden van de PVV-fractie constateren dat ook in de gehandicaptensector verkend
wordt hoe cliënten met een normale gezondheid hun activiteiten weer kunnen hervatten
door terug te keren naar hun baan of naar de dagbesteding. Het beschikbaar stellen
van testen voor mensen met een beperking kan hen helpen eerder te participeren en/of
het kan helpen de bezoekregeling te verruimen. Kunnen mensen met een beperking bij
klachten ook getest worden?
De leden van de CDA-fractie horen aangrijpende verhalen van ouders met kinderen met
een beperking. De zorg die vaak deels werd uitbesteed komt ineens volledig terecht
bij deze ouders. Het zou voor deze gezinnen helpen wanneer de dagbesteding, dagopvang,
geheel of gedeeltelijk weer wordt opgestart. Gemeenten zijn hier terughoudend in.
Toch zien genoemde leden veel mogelijkheden om, doordat gebouwen leeg zijn, deze zo
in te richten dat in kleine groepjes dagbesteding kan worden georganiseerd. Is men
bereid om meer dagbesteding aan te beiden aan kinderen met een zware beperking? Kunnen
goede voorbeelden van zorgaanbieders en gemeenten niet uitgewisseld worden? Is de
Minister bereid om gemeenten aan te spreken die daarin achterblijven? Hoe kijkt de
Minister aan tegen voorzichtige experimenten met ouderen om op deze wijze ook mantelzorgers
te ontzorgen?
De leden van de D66-fractie constateren dat in de gehandicaptenzorg de anderhalve
meter afstand vaak praktisch niet te handhaven is of dat het leidt tot een verminderde
kwaliteit. Zorg voor gehandicapten kenmerkt zich immers door nabijheid en persoonlijke
aandacht. Deze leden vragen of de Minister bereid is om parallel aan het verzoek bij
de ouderenzorg te werken aan eenduidige richtlijnen voor het preventief gebruik van
persoonlijke beschermingsmiddelen en dit mee te nemen in de verdeling van de middelen?
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de uitkomsten van een
enquête van Ieder(in) waaruit blijkt dat bij 60% van de mensen met een beperking de
zorg die zij nodig hebben, gestopt of verminderd is vanwege de corona-epidemie en
dat bijna de helft er lichamelijk op achteruitgaat door de coronamaatregelen. Welke
aanvullende maatregelen is de Minister van plan om te nemen om de noodzakelijke zorg
voor deze kwetsbare groep zo veel als mogelijk doorgang te laten vinden? Is de Minister
voornemens om een plan van aanpak voor de langere termijn op te stellen voor mensen
die vanwege een beperking niet in een anderhalvemetersamenleving tot hun recht komen?
De leden van de D66-fractie benadrukken dat bezoek van naasten in de gehandicaptenzorg
vaak van grote waarde is. Genoemde leden vragen of de Minister bereid is om naasten
mee te nemen in de verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen en testcapaciteit
zodat sneller de mogelijkheid ontstaat een bezoek aan de instelling te brengen of
de verzorging verantwoord thuis te kunnen doen. Kan de Minister tevens borgen dat
gehandicapten niet hun plaats in een instelling verliezen wanneer hun naasten vanwege
de coronacrisis tijdelijk de zorg thuis overnemen?
De leden van de GroenLinks-fractie zien ook in de gehandicaptenzorg een zorgwekkende
stijging in het aantal besmettingen en sterftegevallen. Terwijl onderhavige brief
nog uitging van tenminste 564 bevestigde besmettingen (peildatum 14 april) is dit
gestegen naar tenminste 810 bewoners van gehandicapteninstellingen (peildatum 20 april).
Het aantal locaties is niet gestegen, merken genoemde leden op. Dat wijst ook hier
op de vorming van brandhaarden. Deelt de Minister de vrees dat er enkele brandhaarden
ontstaan in gehandicapteninstellingen en wat is de Minister voornemens te doen om
deze uitbraak zo spoedig mogelijk in te dammen? Ieder(in) ontvangt signalen dat mensen
met een beperking die in deze coronatijd naar huis zijn gehaald om contact mogelijk
te maken, hun plek in een woning en/of instelling dreigen te verliezen. Kan de Minister
toezeggen dat mensen die een naaste vanwege de coronacrisis tijdelijk naar huis hebben
gehaald het recht op terugkeer naar de woning en/of instelling behouden? Tevens merken
de leden van de GroenLinks-fractie op dat het merendeel van de zorg in de gehandicaptensector
geen intramurale maar ambulante zorg betreft.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat er nog geen expliciet crisisplan
ligt voor mensen met een beperking of een chronische aandoening, terwijl in bijvoorbeeld
Australië, een dergelijk plan wél is opgesteld. Dit is gericht op het voorkomen en
opheffen van extra achterstand, isolement, gezondheidsrisico en afstand tot de samenleving
voor mensen met een beperking. In alle fases van de crisis, zowel in de acute fase,
als in de fases waarin maatregelen worden afgeschaald, belegd in een speciale «covid-commissie
handicap». Gehandicaptenorganisaties en cruciale stakeholders in het veld zijn hier nauw bij betrokken. Heeft de Minister kennisgenomen van dit
plan in Australië? Genoemde leden vragen of de Minister bereid is dit plan in overweging
te nemen en op korte termijn de Kamer te informeren of een dergelijke «covid-commissie
handicap» ook kan bijdragen aan de Nederlandse aanpak?
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat veel mensen met een beperking of
een chronische aandoening aangewezen zijn op fysiotherapie. Wanneer deze behandelingen
langere tijd stil komen te liggen kan dit ernstige gezondheidsschade veroorzaken.
Bovendien brengt gebrekkige toegang tot de fysiotherapie op den duur fysiotherapeuten
in liquiditeitsproblemen. Kan het RIVM advies uitbrengen onder welke voorwaarden fysiotherapie
weer op reguliere basis doorgang kan vinden? Kan de Minister ervoor zorgen dat een
overleg wordt gestart met de beroepsvereniging voor paramedische zorg (Paramedisch
Platform Nederland) en met cliëntenorganisaties met als doel deze zorg zo snel mogelijk
te hervatten en richtlijnen op te stellen?
De leden van de SP-fractie hebben naast de zorgen over de situatie in de verpleeghuizen
ook grote zorgen over de situatie in de gehandicaptenzorg. Ook de huidige situatie
in de gehandicaptenzorg heeft een grote impact op cliënten, hun familie en zorgverleners.
Genoemde leden vragen de Minister of hij in zijn wekelijkse stand van zakenbrief over
COVID-19, cijfers kan geven van de verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen,
het aantal testen onder zorgverleners en besmettingen in de gehandicaptenzorg.
De leden van de SP-fractie ontvangen regelmatig verhalen van familieleden die (bijvoorbeeld)
een kind, broer of zus in een gehandicaptenzorginstelling hebben die maandenlang geen
bezoek meer krijgt van familie. Hoewel de bezoekersregeling minder streng is voor
de gehandicaptensector, horen deze leden veel zorgen van familieleden dat zij hun
(zwaar) beperkte kind de komende periode ook niet meer kunnen zien. De Minister geeft
in zijn brief aan dat hij de komende weken inventariseert welke aanvullende initiatieven
een plek kunnen krijgen om goede en veilige zorg te verlenen in combinatie met mogelijk
meer ruimte voor de kwaliteit van leven van bewoners. Kan de Minister aangeven of
hij en/of het OMT in genoemde initiatieven ook een mogelijke versoepeling van de bezoekersregeling
in de volgende fase onderzoekt? Kan de Minister voorts aangeven wanneer de Kamer hierover
geïnformeerd wordt?
De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze in de huidige aanpak aandacht wordt
gegeven aan de zorg voor mensen met een handicap die buiten een instelling zorg ontvangen.
Kan de Minister erop toezien dat het perspectief van degenen die thuis zorg ontvangen
niet wordt vergeten? Worden de specifieke behoeften en beperkingen van mensen met
een handicap meegenomen in de scenario’s voor een eventuele exit strategie? Genoemde
leden vragen daarbij of de Minister kan toezeggen dat in de gehandicaptenzorg, net
als in de verpleeghuiszorg, maatwerk kan worden geleverd bij het mogelijk toelaten
van bezoekers. Welke prioriteit wordt gegeven aan mensen met een chronische beperking
bij het hervatten van de reguliere zorg? Kan de Minister toezeggen dat mensen met
een handicap niet achter in de rij belanden bij bijvoorbeeld fysiotherapie, logopedie
of ergotherapie? Kan tevens de toezegging worden gedaan dat inwoners van een instelling
die vanwege corona tijdelijk naar huis zijn gehaald en verzorgd door familie, hun
recht op terugkeer behouden zodat ze hun plek in een woning of instelling niet kwijtraken?
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de situatie van mensen
met een beperking. De coronacrisis raakt mensen met een lichamelijke of geestelijke
beperking hard. Uit onderzoek van Ieder(In) blijkt dat bij 60% van de mensen met een
beperking de zorg die zij nodig hebben, gestopt of verminderd is vanwege de coronamaatregelen.
Bovendien geldt dat een one-size-fits-all aanpak voor de anderhalvemetersamenleving voor deze groep niet voldoende is. Is de
Minister het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat de transitiestrategie
inclusief moet zijn om te zorgen dat een afschaling ook voor mensen met een beperking
verantwoord en veilig kan plaatsvinden? Is de Minister bereid om in overleg met gehandicaptenorganisaties
hiervoor een integrale aanpak te ontwikkelen en daarbij te kijken naar het plan dat
in Australië is opgesteld en dat gericht is op het voorkomen en opheffen van extra
achterstand, isolement, gezondheidsrisico en afstand tot de samenleving voor mensen
met een beperking?
De leden van de fractie van 50PLUS maken zich zorgen over mensen met een beperking.
In meer dan 60% van de gevallen is de reguliere therapie gestopt. Kan de Minister
dit probleem onderzoeken? Tevens hebben deze leden het signaal ontvangen dat iemand
met een beperking die tijdens het coronavirus naar huis wordt gehaald zijn plek in
een woning en/of instelling kan verliezen. Kan de Minister verzekeren dat deze persoon
nooit vanwege deze reden de plek in de woning en/of instelling mag verliezen?
d) Geestelijk gezondheidszorg
De leden van de VVD-fractie hebben er al jaren een punt van gemaakt dat de wachtlijsten
in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) een heel groot knelpunt zijn. Er zijn recent
wat eerste stappen genomen om daar een aanpak op uit te rollen. Nu de verwachting
is dat de toestroom van patiënten in de ggz nog groter zal worden door de coronacrisis,
vrezen genoemde leden dat de wachtlijstproblematiek alleen nog maar groter wordt.
Wordt dit gegeven (de reeds bestaande wachtlijstproblematiek en de nieuwe extra te
verwachten toestroom) meegenomen in de uitwerking van de scenario’s? Deze leden vragen
tevens of inzichtelijk gemaakt kan worden in de uitwerking van deze scenario’s hoe
groot de extra instroom is per regio en welke maatregelen hiervoor getroffen worden.
Regelmatig is door verschillende partijen gevraagd naar de doorzettingsmacht om de
problemen in de ggz van meer regie te voorzien. Kan de Minister aangeven bij de uitwerking
van de scenario’s welke doorzettingsmacht (onder andere vanuit het ministerie) de
Staatssecretaris hierin heeft, en op welke manier deze aangewend wordt?
Het zou prettig zijn om een overzicht te ontvangen van de zaken die opgepakt zijn
om de coronacrisis in de ggz het hoofd te kunnen bieden. In de onderhavige brief worden
enkele zaken opgesomd, die door organisaties in het veld zijn aangeboden. Een volledig
overzicht zouden de leden van de VVD-fractie zeer wenselijk vinden. Kan dit overzicht
naar de Kamer worden gestuurd?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben sinds de uitbraak van de corona-crisis op
allerlei manieren hun zorgen geuit over de continuering van de zorg in de ggz en in
de jeugdzorg. Genoemde leden ontvangen signalen dat de motie Klaver c.s.,13 waarin wordt opgeroepen om er zorg voor te dragen dat GGZ-instellingen niet in acute
liquiditeitsproblemen belanden, niet volledig wordt uitgevoerd. Deze leden zijn blij
dat er afspraken zijn gemaakt betreffende een continuïteitsbijdrage, maar ontvangen
desondanks signalen dat verschillende GGZ-instellingen zich alsnog in zwaar weer begeven.
Kan worden gegarandeerd dat geen enkele GGZ-instelling omvalt vanwege de coronacrisis?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich hier zorgen over, omdat de geestelijke
gezondheidszorg al voorafgaand aan de corona-uitbraak in een crisis verkeerde. Genoemde
leden vragen bovendien, gelet op de lange wachtlijsten in de ggz en tegelijkertijd
de regionale verschillen hieromtrent, of het aanstellen van een Landelijk Coördinatiecentrum
Patiënten Spreiding ook van toegevoegde waarde kan zijn in de ggz. Deze leden ontvangen
hier graag een inhoudelijke reflectie op.
De leden van de SP-fractie vinden het van groot belang dat er aandacht is voor mentaal
welzijn bij een brede doelgroep. Het lid Marijnissen (SP) heeft de motie van het lid
Segers (ChristenUnie) dan ook medeondertekend.14 Deze leden vinden het positief dat er vele initiatieven worden genomen, maar zij
vragen wel wanneer er precies initiatieven kunnen worden verwacht gericht op de extra
kwetsbare groep mensen die zorg dienen te ontvangen binnen de ggz, en die nu geconfronteerd
worden met (gedeeltelijke) uitstel van zorg. Deze leden willen daarbij niets afdoen
aan het feit dat de hulpverleners binnen de ggz hun uiterste best doen binnen de situatie
waarmee zij te maken hebben.
Wanneer zal, zo vragen de leden van de SP-fractie, er meer duidelijkheid zijn inzake
het handelingsperspectief bij het bevorderen van de mentale gezondheid in de periode
direct na de crisis, bijvoorbeeld door in kaart te brengen welk type mentale klachten
op langere termijn tijdige nazorg vereisen. Juist die groep die nu zorg nodig heeft,
krijgt wellicht te maken met een verergering van klachten. Hoe wordt hiermee omgegaan?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister concreet aan te geven hoe
de motie Segers c.s. aangaande preventieve maatregelen voor mentaal welzijn wordt
uitgevoerd en wanneer de Kamer hierover uitgebreider geïnformeerd wordt.15
e) Maatschappelijke opvang
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich er zorgen over dat dak- en thuislozen
hard worden geraakt in deze crisis. Zij vrezen dat het aantal dak- en thuislozen niet
afneemt, maar nog verder zal toenemen vanwege de aanstaande economische recessie.
De coronacrisis veroorzaakt ook veel onrust in de maatschappelijke opvang onder hulpverleners.
De Minister stelt dat vanwege het gebrek aan beschermingsmaterialen en mondkapjes,
het ziekteverzuim in korte tijd toenam. Is de capaciteit hiervan nu wel op orde? Waar
blijkt dat uit? Wat is het aandeel van dak- en thuislozen die nu uit het oog zijn
verloren van opvanginstellingen? Welke lessen worden getrokken uit de effecten van
de coronacrisis op dak- en thuislozen en op welke wijze bevorderen deze lessen het
denken over het toekomstig beleid?
De leden van de SP-fractie vinden het goed dat er aandacht is voor dak- en thuislozen,
ook deze groep wordt hard geraakt door de corona-uitbraak. Hoe gaat het specifiek
met deze groep, bijvoorbeeld welke initiatieven lopen er om hen te ondersteunen bij
de beschikbaarheid van slaapplaatsen met voldoende afstand, bij de manier waarop zij
de dag veilig kunnen doorbrengen enzovoorts? Ook vragen genoemde leden om een verdere
uitwerking van de (zogenaamde) evidente redenen waaronder huisuitzettingen toch plaats
kunnen vinden, een stand van zaken met betrekking tot de beschikbaarheid van beschermingsmiddelen
in deze sector en een stand van zaken met betrekking tot het testbeleid. De leden
van de SP-fractie zijn zeer teleurgesteld dat de motie-Van Kent is verworpen waarin
de regering werd verzocht de kostendelersnorm gedurende de coronacrisis voor alle
groepen uitkeringsgerechtigden op te schorten.16 Deze leden ontvangen hierover graag een duidelijke toelichting en vragen nogmaals
om dit standpunt te herzien.
f) Kwetsbare mensen thuis
De leden van de VVD-fractie merken dat zorgmedewerkers en hun cliënten en/of dierbaren
de informatie vaak te onduidelijk vinden, of de informatie moeilijk kunnen vinden.
Het gaat dus niet om de capaciteit, of het beleid, maar wel om de duidelijkheid en
toegankelijkheid van de informatie. Herkent de Minister deze signalen en zo ja, welke
stappen gaat hij zetten om alle stukken met informatie nog duidelijker en toegankelijker
te maken? Verschillende informatiebronnen kunnen elkaar ook tegenspreken. Er zijn
situaties bekend dat mantelzorgers met mondkapjes bij een cliënt over de vloer komen
terwijl de zorgverlener de zorg aan die cliënt zonder persoonlijke beschermingsmiddelen
moet verlenen omdat de RIVM-richtlijn gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
in die situatie niet voorschrijft. Herkent de Minister dit soort signalen en zo ja,
welke stappen gaat hij zetten om ervoor te zorgen dat er een eenduidig beleid voor
het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen wordt gehanteerd?
De leden van de VVD-fractie lezen in de meest recente brief van 22 april 17 dat daarin daarnaast wordt gesteld dat de GGD is gevraagd om de organisatie van het
testen van zorgmedewerkers buiten ziekenhuizen op zich te nemen. Als er geen arts
beschikbaar is voor de triage, dan zijn GGD ‘s bereid om de triage te doen. Dit zal
vooral het geval kunnen zijn voor kleinere zorginstellingen, stelt de Minister. Wat
wordt verstaan onder «kleinere zorginstellingen»? De leden van de VVD-fractie merken
dat hierover nog veel onduidelijkheid bestaat en deze leden willen voorkomen dat er
geen eenduidige definitie wordt gehanteerd, of dat elke GGD een eigen definitie hanteert
en dat de praktijk niet aan zal sluiten bij de wensen van de Minister. Is de Minister
het daarmee eens? Zo ja, wat voor stappen gaat hij ondernemen om dit scenario te voorkomen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat zorg verleend via een pgb, wat zowel zzp’ers
als informele zorgverleners kan betreffen, nu ook wordt meegenomen in het verdeelmodel
beschermingsmiddelen. Er zijn echter nog veel signalen dat beschermingsmiddelen niet
bij pgb-gefinancierde zorg terechtkomen. Het is de Minister bekend dat een van de
redenen daarvan is dat zorgverleners van pgb-gefinancierde zorg (vooral zzp’ers en
informele zorgverleners) de weg naar het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) nog niet
goed weten te vinden. Wat gaat hij eraan doen om de beschermingsmiddelen zo snel mogelijk
ook bij alle pgb-gefinancierde zorg terecht te laten komen?
De leden van de PVV-fractie hebben bij herhaling te kennen gegeven ernstige zorgen
te hebben over de zorg en huishoudelijke hulp bij mensen thuis. Negen op de tien ouderen
en gehandicapten wonen immers thuis. Het is niet mogelijk gebleken dat voor de laatstgehouden
technische briefings over het coronavirus in de Kamer personen werden afgevaardigd
die de Kamer konden informeren over de situatie in de zorg thuis en de huishoudelijke
hulp. De leden van de PVV-fractie ervaren hier een ernstige informatieachterstand
en vragen de Minister de Kamer te informeren over de zorg thuis en de huishoudelijke
hulp.
De berichten die de leden van de PVV-fractie van individuele zorgvragers en hun partners
ontvangen zijn buitengewoon zorgelijk. Er is een grote uitval onder zorgmedewerkers.
Hoe groot is deze in de wijkverpleging en hoe groot is deze in de huishoudelijke hulp,
zo vragen genoemde leden aan de Minister. Veel zorgmedewerkers melden zich ziek uit
angst besmet te raken, hun cliënten te besmetten of een kwetsbare partner te besmetten.
Ze geven al weken aan geen of onvoldoende beschermingsmiddelen te hebben, waardoor
ze nog banger zijn. Deze leden vragen hoe groot deze groep is. Ook hulpbehoevenden
houden de deur gesloten. Ze willen niet dat er iemand over de vloer komt die de hele
dag door onbeschermd bij andere ouderen over de vloer komt. Toch zijn ze wel hulpbehoevend.
Dit leidt tot vervuiling, complicaties en calamiteiten. De leden van de PVV-fractie
vragen hoeveel calamiteiten in de zorg thuis sinds het uitbreken van het coronavirus
gemeld zijn bij de IGJ. In de stand van zakenbrief van 22 april jl. lezen genoemde
leden dat er meldingen bij de IGJ zijn gedaan. Om wat voor meldingen gaat het? Ook
horen deze leden dat wijkverpleging en huishoudelijke hulp vanuit de instellingen
zijn afgeschaald. Hoe groot is de omvang hiervan? Waarom krijgen mensen niet de zorg
die ze wel nodig hebben? De wijkverpleging en de wijkziekenverzorging worden bekostigd
vanuit de Zorgverzekeringswet. Hier geldt een recht op zorg. Waarom krijgt een deel
van de mensen niet de zorg die ze nodig hebben en waar ze wel recht op hebben? Hoe
wordt de situatie van cliënten gemonitord? Deze leden vragen voorts of thuiszorg tijdig
weer wordt opgeschaald wanneer zich problemen voordoen. Hoe zorgt de Minister dat
afgeschaalde thuiszorg zo snel en zo volledig mogelijk weer veilig opgestart wordt?
De leden van de PVV-fractie constateren dat mantelzorgers kwetsbare mensen mede uit
angst op besmetting niet meer bezoeken. Hoe gaat de Minister er concreet voor zorgen
dat mantelzorgers op korte termijn daadwerkelijk toegang hebben tot beschermingsmiddelen
zodat zij veilig hun cruciale rol weer kunnen oppakken?
De leden van de PVV-fractie vragen of het klopt dat de daling van het aantal IC-patiënten
op de intensive care (deels) komt omdat ouderen minder vaak worden doorverwezen naar
het ziekenhuis en dus vaker thuis worden behandeld (en overlijden). Op welke manier
gaat de Minister bijhouden hoeveel ouderen thuis sterven aan de gevolgen van het coronavirus?
Bekend is dat Verenso in antwoord op het verzoek van deze leden hiertoe een poging
doet met de huisartsen, maar bekend is ook dat de huisartsen voor 90% aangesloten
zijn op het systeem dat daarvoor gebruikt wordt en dat vermoedelijk – vanwege het
vrijwillige karakter – slechts de helft van de huisartsen hiermee gaat werken. De
leden van de PVV-fractie hopen dat de Minister snapt dat dat echt niet kan. Dat mensen
die vermoedelijk aan corona zijn overleden ook als «vermoedelijk cv» geregistreerd
zouden moeten worden, omdat dat in een beschaafd land georganiseerd moet kunnen worden.
Dit probleem is zo enorm groot dat het RIVM drie weken geleden al stelde dat het werkelijke
aantal coronadoden toen al twee keer zo hoog was. In werkelijkheid telde de teller
van het RIVM toen 713 coronadoden en de statistiek van het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS) daarenboven nog een 1450 vermoedelijke coronadoden. Het werkelijke
aantal overledenen was toen dus al drie keer hoger dan in de statistieken van het
RIVM. Deze leden hopen dat de Minister begrijpt dat dit echt niet kan. Ouderen tellen
mee. Ook als ze zijn overleden aan corona.
De leden van de PVV-fractie vragen wanneer de Kamer op de hoogte gesteld wordt van
de stand van zaken voor wat betreft de zorg thuis. De impact van de coronacrisis op
mantelzorgers met een thuiswonende naaste met dementie is zwaar onderbelicht. De Kamer
kan niet ongeïnformeerd blijven. Hoe zorgt de Minister ervoor dat alle aanbieders
van dagbesteding op korte termijn een alternatief bieden voor weggevallen dagbesteding
conform de landelijke richtlijn dagbesteding en -opvang Zvw, Wlz, en Wo2015? Op welke
wijze wordt naleving van de richtlijnen voor dagbesteding, mantelzorgondersteuning
en huishoudelijke hulp gemonitord?
De leden van de PVV-fractie constateren dat vooral kleine aanbieders en zorgverleners
die voor een pgb-budgethouder werkzaam zijn nog steeds problemen ondervinden bij het
verkrijgen van beschermende materialen. Hoe gaat de Minister dit op korte termijn
oplossen?
De leden van de PVV-fractie geven aan dat de heer Jos de Blok, de oprichter van één
van de grootste thuiszorgorganisaties, namelijk Buurtzorg Nederland, de mondkapjesschaarste
niet snapt. Heeft de Minister inmiddels contact gehad met de heer De Blok over zijn
aanpak en kanalen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie lezen in de voorliggende brief dat het tweede ankerpunt
voor de te nemen maatregelen het beschermen van kwetsbare groepen betreft. Als er
niets bekend is over de situatie in de zorg en huishoudelijke hulp thuis en negen
op de tien ouderen en gehandicapten woont thuis, waar worden de te handhaven maatregelen
dan op gebaseerd? Hoe worden conclusies getrokken? Hoe wordt bekend of maatregelen
werken, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de Minister met gemeenten en zorgaanbieders
heeft afgesproken om bij »kwetsbare mensen thuis zo lang als mogelijk in te zetten
op stut en steun in de thuissituatie.» Genoemde leden vragen hoe zij deze afspraken
moeten lezen. Maken gemeenten met zorgaanbieders ook afspraken aan welke voorwaarden
moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor (extra) middelen? Deze leden merken
dit op omdat zij ook berichten ontvangen dat mensen die afhankelijk zijn van zorg
thuis (bijvoorbeeld wijkverpleging) geheel verstoken blijven van deze zorg thuis.
Deze leden vragen tevens hoe de verhouding is van deze coronacrisis tot de zorgplicht
van zorgaanbieders. De leden van de CDA-fractie zijn bezorgd over de mantelzorgers.
Zij hebben geen andere keuze dan voor hun dierbare(n) te zorgen. Zijn zij voldoende
in beeld en kunnen zij aan voldoende materiaal komen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat huisartsen ouderen die mogelijk aan corona
zijn overleden zouden gaan melden. Zij vragen of dit inmiddels loopt. Zo ja, wat is
de huidige stand van zaken? Zo nee, waarom nog niet? Kan bij deze melding onderscheid
worden gemaakt tussen een vermoeden van en «een zeker weten» dat sprake is van COVID-19?
Hoe zijn de cijfers nog vergelijkbaar wanneer deze meldingen worden meegenomen?
De leden van de CDA-fractie horen verontruste verhalen van budgethouders (pgb) in
het kader van de verdeling van beschermingsmiddelen. Zij begrijpen dat budgethouders
dit materiaal nu kunnen bestellen (een pakket) bij de GGD »s. Is dit inmiddels goed
bekend bij budgethouders? Hoe zit het met de kosten hiervan? Moeten budgethouders
dit zelf betalen of wordt hier een andere regeling voor getroffen? Genoemde leden
begrijpen dat indicaties die «gewoon» aflopen op papier kunnen worden verlengd of
op afstand door een wijkverpleegkundig worden besteld. Klopt dat?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de continuering van zorg in de
thuissituatie, bijvoorbeeld omdat kwetsbare ouderen vanwege het coronavirus terughoudend
zijn met het vragen van zorg terwijl dat wel noodzakelijk is. Kan de Minister aangeven
of naast de oproep om reguliere zorg zoveel mogelijk doorgang te laten vinden ook
verdere actie ondernomen wordt om deze vorm van zorgmijding te voorkomen? Welk aandeel
van de overledenen aan het coronavirus betrof de thuissituatie? Kan de Minister aangeven
of hij wil zorgdragen dat de richtlijnen en de verdeling van persoonlijke beschermingsmiddelen
voldoende ruimte bieden om alle noodzakelijke zorg in de thuissituatie te kunnen aanbieden?
Daarnaast zijn veel mantelzorgers overbelast en wordt dit verergerd door het uitvallen
van dagbesteding. Op welke wijze zijn gemeenten en aanbieders actief om ervoor te
zorgen dat dagbesteding zo veel mogelijk op een verantwoorde manier doorgang kan vinden?
De leden van de D66-fractie zouden voorts willen weten of de situatie op dit moment
kan voorkomen dat thuiszorgaanbieders doorbetaald worden door de gemeente terwijl
zij geen zorg meer leveren aan hun cliënten en tegelijkertijd wel het personeel wordt
ingezet voor andere zorgvormen. Daarmee zouden zij dubbele inkomsten hebben. Kan de
Minister ingaan op deze mogelijkheid en aangeven hoe de landelijke en lokale overheden
daarmee omgaan?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de continuering van de thuiszorg.
Deze leden merken op dat ze signalen ontvangen dat de zorg aan huis op plekken stokt.
Het voornoemde signaal blijkt ook uit onderzoek van de Patiëntenfederatie Nederland.
Daaruit blijkt dat 85% van de cliënten of naasten in de thuiszorg nadelige gevolgen
ervaart van afgezegde zorg of ondersteuning. De Patiëntenfederatie stelt voor dat
een regionale structuur voor niet acute zorg, zoals het Regionaal Overleg Niet Acute
Zorg (RONAZ) in Brabant, mogelijk een rol kan spelen. Ziet de Minister dat óók en
zo ja, kan hij dit voorstel overnemen? Zo nee, hoe borgt de Minister dat afgeschaalde
thuiszorg zo snel en volledig mogelijk weer wordt opgestart? Ook mantelzorgers zijn
onmisbaar. Eén op de drie Nederlanders biedt mantelzorg. Bij ruim 600.000 Nederlanders
betreft dit intensieve mantelzorg. Door de effecten van de coronacrisis valt een groot
deel van deze mantelzorg weg. Is de Minister het met de leden van de GroenLinks-fractie
eens dat het bieden van persoonlijke beschermingsmaterialen mogelijk een rol kan spelen
om mantelzorgers weer hun taken te kunnen laten oppakken? Kan de Minister deze vraag
aan het OMT voorleggen en is de Minister het met genoemde leden eens dat mantelzorgers
zo snel mogelijk toegang moeten kunnen krijgen tot beschermingsmiddelen? Zo ja, binnen
welke termijn is er beschermingsmateriaal beschikbaar voor mantelzorgers?
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de mensen die in een kwetsbare positie
thuisblijven. Zij krijgen meldingen binnen dat mensen de thuiszorg stopzetten omdat
ze bang zijn besmet te raken. Kan de Minister aangeven of hij deze meldingen ook binnenkrijgt
en hoe groot dit probleem is? Zijn er mogelijkheden via richtlijnen of via een oproep
onder zorgaanbieders om dit probleem aan te pakken?
Daarnaast krijgen de leden van de SP-fractie ook meldingen binnen van zorgverleners
die nu verplicht vakantie en/of verlofdagen moeten opnemen van hun werkgever of in
de huishoudelijke verzorging en/of geen beschermende materialen meekrijgen. Hoe reageert
de Minister op dit soort signalen? Welke maatregelen kan en/of gaat de Minister treffen
om ervoor te zorgen dat zorgverleners die nu keihard werken niet geconfronteerd worden
met slechte arbeidsvoorwaarden van de zorgaanbieders zelf? Welke maatregelen kunnen
de Inspectie SZW en de vakbonden hierin nemen?
Voorts krijgen de leden van de SP-fractie veel vragen binnen over welke aanvullende
maatregelen lokale coalities en wethouders kunnen nemen om kwetsbare mensen in de
thuissituatie nog beter te kunnen ondersteunen. Kan de Minister suggesties geven welke
aanvullende maatregelen wethouders en gemeenteraden op dit punt kunnen nemen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat er momenteel nog weinig aandacht is
voor een specifieke kwetsbare groep in de samenleving: de eenverdienersgezinnen met
een (chronisch) zieke partner. Momenteel zijn er werknemers met een kwetsbaar gezinslid
thuis, die door hun werkgever verplicht worden om te komen werken. Dit terwijl thuiswerken
en/of thuisblijven het besmettingsgevaar voor het zieke familielid flink zou beperken.
Welke oplossingen ziet de Minister voor deze problematiek? Is hij bereid om hierover
in overleg te treden met werkgevers en daarbij ook de mogelijkheid te onderzoeken
om voor werknemers met een kwetsbaar gezinslid een tijdelijk «corona-beschermverlof»
op basis van een doktersadvies of een GGD-advies in te stellen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke zorg en ondersteuning er beschikbaar
is voor gezinnen waarbij beide ouders ziek zijn en er geen of weinig sociaal netwerk
is om de kinderen op te vangen of te begeleiden bij thuisonderwijs.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vernomen dat mantelzorgers ook worden
meegenomen in het verdeelmodel voor de schaarse middelen en in het testbeleid. Wanneer
gaan de mantelzorgers dit daadwerkelijk merken? Waar kunnen zij terecht om beschermingsmiddelen
te krijgen en om getest te worden, en welke voorwaarden gelden hierbij, zo vragen
genoemde leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister specifieke ondersteuningsmaatregelen
kan treffen voor mantelzorgers die hun naaste niet naar het verpleeghuis durven te
laten gaan gezien de verspreiding van het coronavirus in verpleeghuizen en de bezoekersstop.
Wat gaat de Minister doen om onzekerheid bij mantelzorgers over de opname in het verpleeghuis
weg te nemen?
De zorgen van de leden van de 50PLUS-fractie gaan uit naar de thuiszorg. In de thuiszorg
is de grootste ziektestijging onder de medewerkers te zien. De ziekmeldingen stegen
in maart jl. met 54% ten opzichte van 2019. Veel medewerkers in de thuiszorg zijn
bang. De vele ziekmeldingen zorgen er mede voor dat thuiswonende ouderen minder hulp
krijgen. Hoe gaat ervoor gezorgd worden dat het aantal ziekmeldingen afneemt?
Tevens gaan de zorgen van deze leden uit naar de mantelzorgers. Er is de toezegging
gedaan dat de mantelzorgers worden meegenomen in het verdeelmodel voor de beschermende
middelen. Mantelzorgers worden nu meer belast dan voor het coronavirus het geval was.
Vooral mantelzorgers van mensen met dementie. Hoe kan meer ondersteuning op afstand
worden geboden?
Het lid Van Kooten-Arissen wenst onderstaand een aantal punten naar voren te brengen
met betrekking tot mantelzorgers en ouders met zorgintensieve kinderen.
Algemeen
Het lid Van Kooten-Arissen wil allereerst haar zorgen uitspreken over het feit dat
veel ouders nu zelf 24/7 uur voor hun zorgintensieve kind – en hun andere kinderen
– moeten zorgen. Velen geven aan al chronisch oververmoeid te zijn en dat wordt nu
alleen maar erger, door corona. Het is niet alleen zorg, het is ook het vermaken van
het kind, het bieden van een vaste structuur en het vaak moeten reguleren van het
opspelende gedrag van het kind in kwestie. Ouders ervaren deze tijden als ontzettend
zwaar.
Nog meer dan anders zijn ouders aan het overleven, ouders vrezen overspannen te raken
en de zorg helemaal niet meer aan te kunnen, ook niet «na corona». Want als dit voorbij
is zijn zij meer dan opgebrand. Ouders ervaren enorme stress en druk om alle ballen
in de lucht te houden: thuisonderwijs, therapie, zorg en begeleiding. Daarnaast krijgen
ouders zelf lichamelijke klachten door de stress en door de vaak fysieke zorg die
ze nu 24/7 uur moeten geven zonder hulp.
Heel veel ouders geven aan dat hun kind de vaste structuur en de veilige haven van
de dagopvang, school, logeeropvang of zorginstelling erg mist.
Hierdoor zijn kinderen totaal ontregeld. Terwijl zonder school de ontwikkeling stagneert
en er zelfs is sprake van achteruitgang. De ontregeling kan leiden tot een toename
van epilepsie, toenemende agressie, huilen en gedragsproblemen. Ook is te zien dat
het kind is gestopt met praten en zich de hele dag verstopt. Kinderen snappen totaal
niet wat er aan de hand is. Begrijpen niet waarom ze niet geknuffeld worden. Waarom
ze papa en mama niet kunnen zien of waarom ze hun vaste begeleiders niet meer zien.
Daarnaast betekent twee maanden geen logeeropvang dat ouders al twee maanden geen
nacht kunnen doorslapen. Erkent de Minister deze zware omstandigheden voor ouders
van zorgintensieve kinderen in tijden van corona?
Zorgen om de anderhalvemetersamenleving in relatie tot zorgintensieve kinderen
Het lid Van Kooten-Arissen stelt dat de anderhalvemetersamenleving niet haalbaar is
bij de zorg voor zorgintensieve kinderen. Hoe worden luiers verschoond, wordt eten
gegeven, medicijnen toegediend of een rolstoel geduwd? Dat kan niet op anderhalve
meter afstand. Hoe zit het met het leerlingenvervoer als de scholen eventueel weer
opengaan? Hoe wordt dat gedaan op anderhalve meter afstand? Kan de Minister bij deze
vragen aangeven welke oplossingen hij aandraagt? Erkent de Minister dat veel van deze
kinderen behoren tot een risicogroep door alle onderliggende medische en vaak chronische
diagnostiek? Dit is een groep waar de samenleving voorzichtig mee wil omgaan en alle
risico’s voor hen probeert uit te sluiten of zo goed mogelijk probeert te ondervangen.
Is de Minister dat met het lid Van Kooten-Arissen eens?
Voor de groep zorgintensieve kinderen waar het hier om gaat, is zelf rijden voor veel
ouders niet haalbaar, omdat opvang, school of dagbesteding ver weg van huis zijn.
Wat als ouders hun kwetsbare kind niet naar school durven sturen als de scholen weer
opengaan? Ouders vrezen voor de leerplichtambtenaar. Behoren deze ouders op zijn minst
tot het maatwerk waar de premier het over had in het plenaire debat over de ontwikkelingen
rondom het coronavirus op 22 april jl.? Kan de Minister voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media (BVOM) de zorgen van deze ouders wegnemen en toezeggen dat de leerplichtambtenaar
in deze bijzondere tijden niet bij hen op de stoep zal staan?
Het lid Van Kooten-Arissen vraagt of het voor deze kwetsbare kinderen wel verstandig
is om de scholen voor speciaal onderwijs te openen. De kinderen waarover het hier
gaat zijn immers veel kwetsbaarder dan andere kinderen. Deze angst voor de kwetsbaarheid
van de kinderen wordt duidelijk uitgesproken door de ouders. Op welke manier heeft
de Minister voor BVOM extra maatregelen getroffen op speciaal onderwijs scholen die
de veiligheid van zowel de kinderen als de zorgverleners en docenten garandeert? Welke
extra hulp wordt de scholen voor speciaal onderwijs geboden, ten opzichte van het
reguliere onderwijs, om het onderwijs veilig te laten verlopen voor deze extra kwetsbare
kinderen?
Gevolgen stop reguliere zorg & therapie
Het lid Van Kooten-Arissen stelt dat bij veel kinderen er verergering van de fysieke
klachten of bijkomende gezondheidsschade én ook psychische klachten zijn in verband
met het stopzetten van therapieën. Dit heeft als gevolg dat kinderen met progressieve
ziekten nu achteruit hollen, psychische klachten nemen toe en andere gebruikelijke
klachten nemen eveneens toe. Hierdoor is de roep vanuit ouders om de reguliere zorg
weer te hervatten groot en zal de vraag en druk op de zorg enkel toenemen.
Veel ouders geven aan dat zij graag de therapieën weer op zouden starten, eventueel
in de thuissituatie. Is het volgens de Minister mogelijk therapie op afstand te doen,
en is de Minister bereid dergelijke therapie te organiseren? Waarom wel of waarom
niet? Tevens vraagt genoemd lid op welke wijze dit zal gebeuren.
Coronatesten en beschermende middelen
Het lid Van Kooten-Arissen constateert dat ouders getest willen worden op corona en
tevens dat hun kwetsbare kinderen getest worden. Kan de Minister aangeven of daar
mogelijkheden toe zijn of dat daar, en op welke termijn, mogelijkheden toe komen?
Verder zijn er bij de ouders van zorgintensieve kinderen veel zorgen over zorgverleners
zonder afdoende en gekwalificeerde beschermingsmiddelen. Daarbij, hoeveel verschillende
zorgverleners kunnen veilig worden toelaten in huis? Hoeveel contacten mogen die zorgverleners
elders hebben? Ouders durven geen pgb-ers meer in te zetten thuis, omdat zij ook op
andere adressen komen. Omgekeerd durven pgb-ers ook niet meer in de thuissituatie
bij gezinnen te werken vanwege besmettingsgevaar. Dat wordt versterkt omdat er geen
beschermende middelen voorhanden zijn.
Ouders zijn bang dat hun zorgintensieve kind, dat vaak tot een risicogroep behoort
of anderszins kwetsbaar is, in geval van een coronabesmetting ernstig ziek wordt.
Begrijpt de Minister dat en wat is zijn antwoord op de zorgen van deze ouders?
Ook dienen er thuis en op de dagbesteding voldoende beschermende middelen voorhanden
te zijn. Kan de Minister aangeven of hij alles in het werk stelt om dit mogelijk te
maken? Zeker voor kwetsbare groepen moet er duidelijkheid komen over het effect van
(stoffen) mondkapjes. Buiten de vraag of ze beschikbaar zijn, vraagt genoemd lid of
ze nu wel of niet werken. In andere landen, bijvoorbeeld België, wordt aangeraden
om een mondkapje te dragen en staan er van overheidswege instructies online om stoffen
mondkapjes te maken. Kan de Minister aangeven of er studies zijn gedaan naar de effectiviteit
van dergelijke mondkapjes en of hij bereid is om naar de mogelijkheden van stoffen
mondkapjes voor mantelzorgers te kijken? Zorgverleners met een Algemeen GegevensBeheer
(AGB)-code kunnen online, bijvoorbeeld via Coolblue, door de TU Delft goedgekeurde
mondkapjes bestellen. Ouders die zorg verlenen of ouders die langskomen in een zorginstelling
kunnen deze mondkapjes echter niet bestellen, terwijl zij dezelfde intensieve zorg
verlenen aan dezelfde kwetsbare kinderen. Kan de Minister een oplossing aandragen
waardoor ook de ouders van zorgintensieve kinderen de mogelijkheid krijgen voldoende
en gekwalificeerde beschermingsmiddelen te bestellen, eventueel met een speciale mantelzorgcode?
Ouders in vitale beroepen
Het lid Van Kooten-Arissen stelt dat voor sommige ouders en hun zorgintensieve kinderen
er noodopvang is. Dat wordt als prettig ervaren, alleen geeft men aan dat er te weinig
opvang is. De vaste structuur wordt erg gemist evenals vertrouwde personen.
Het is zelfs zo dat ouders in vitale beroepen soms de opvang voor hun zorgintensieve
kind af moeten dwingen. Hoe is deze opvang momenteel geregeld? Dit lid vraagt tevens
hoe kan worden voorkomen dat vitale krachten in conflict raken over de opvang voor
hun kinderen waar ze vanuit overheidsbeleid recht op hebben. Welke oplossingen ziet
de Minister?
Financiële gevolgen
Veel ouders van zorgintensieve kinderen geven aan dat deze coronasituatie financieel
gezien niet lang voor hen kan duren. Ze houden het financieel niet vol. Nóg een zorg
erbij, naast alle andere zorg en zorgen. Veel van dit soort ouders hebben maar één
inkomen. De andere ouder is gestopt met werken om de zorg aan hun zoon of dochter
te kunnen bieden. Ouders met zorgintensieve kinderen en mantelzorgers geven aan dat
betaald zorgverlof of calamiteitenverlof hen enorm zouden helpen deze periode te overbruggen.
Is de Minister het met het lid Van Kooten-Arissen eens dat ouders van zorgintensieve
kinderen en mantelzorgers in het algemeen in de coronacrisis financiële ondersteuning
behoeven? Is de Minister bereid een betaald zorgverlof in overweging te nemen, en
waarom wel of niet?
Het lid Van Kooten-Arissen geeft aan dat ouders die zelfstandig ondernemer zijn geen
tot erg moeilijk hulp van gemeenten krijgen, ondanks de Tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers (TOZO) voor zzp’ers. Deze ouders geven aan in de bijstand
terecht te zullen komen, omdat inkomsten drastisch terug zijn gelopen en ze door alle
zorg thuis nu ook geen tijd hebben om extra werk te zoeken. Gelukkig mogen sommige
van deze ouders zichzelf uitbetalen uit het pgb en knopen zij zo de touwtjes aan elkaar.
Deze mensen draaien echter het dubbele aantal zorguren dan dat ze zichzelf mogen betalen.
Kan de Minister aangeven hoe een gat is ontstaan tussen het aantal gewerkte en uitbetaalde
zorguren, en wat daaraan wordt gedaan? Ook zijn er alleenstaande ouders die onbetaald
verlof moeten opnemen voor de zorg van hun kinderen. Zorgverlof is immers niet berekend
op het coronavirus. Ouders gebruiken nu vakantiedagen en persoonlijke uren, terwijl
ze deze straks hard nodig hebben voor alle reguliere afspraken in en om het ziekenhuis.
Hoe kan volgens de Minister de rest van het jaar voorzien worden in de zorg voor de
kinderen, als alle vrije dagen al opgemaakt zijn tegen de tijd dat het half mei is?
Medicatie/hulpmiddelen
Het lid Van Kooten-Arissen maakt zich daarnaast zorgen over de lange levertijden van
essentiële medicatie. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat bijvoorbeeld epilepsieaanvallen
enorm toenemen. Begrijpt de Minister dat op deze manier door het coronavirus de druk
op de zorg op de lange termijn zal toenemen, en dat er daarom zo snel mogelijk moet
worden ingegrepen? Hoe zorgt de Minister ervoor dat de levertijden voor essentiële
medicatie weer verkort worden?
Verder is het lid Van Kooten-Arissen van mening dat het zorgwekkend is dat aanvragen
voor hulpmiddelen stilliggen en verschillende gemeenten aangeven hier momenteel niet
de capaciteit voor te kunnen missen om dit in te lopen. Ouders krijgen hierdoor fysieke
klachten omdat til-voorzieningen nu niet geleverd worden. Wanneer verwacht de Minister dat dit soort voorzieningen
weer geleverd worden? Wat doet de Minister om deze onwenselijke situatie op te lossen?
Gevolgen voor familie
Verder heeft het lid Van Kooten-Arissen zorgen om broers en zussen van zorgintensieve
kinderen die wel weer naar school mogen en die dan mogelijk besmettelijk kunnen zijn
voor een zorgintensieve huisgenoot. Hetzelfde geldt voor mensen die op hun werk besmet
kunnen raken, maar thuis kwetsbare gezinsleden hebben. Er zijn geen maatregelen genomen
om werknemers te beschermen die thuis kwetsbare gezinsleden hebben. Ze zitten geklemd
tussen werkgever of school en een kwetsbare thuissituatie. Is de Minister het met
het lid Van Kooten-Arissen eens dat het in het algemeen belang veel verstandiger zou
zijn als gezonde mensen met kwetsbare gezinsleden thuis zouden kunnen blijven zodat
de kwetsbare gezinsleden niet ziek worden en hele gezinnen omvallen? Kan georganiseerd
worden dat voor kinderen met kwetsbare gezinsleden een minder risicovol alternatief
komt dan het reguliere onderwijs? Kan de Minister een politiek signaal geven dat hij
ervan uitgaat dat werkgevers hun werknemers toestaan thuis te blijven als er een fragiele
thuissituatie is in hun gezin?»
Het lid Van Kooten-Arissen geeft aan dat een concrete maatregel zou kunnen zijn om
werknemers met gezinsleden die extra risico lopen een «corona beschermverlof» te geven
op basis van doktersadvies of GGD-advies. Genoemd lid is van mening dat op deze manier
veel extra ellende en veel extra kosten voorkomen kunnen worden, door de meest kwetsbare
gezinnen echt te beschermen en niet nodeloos bloot te stellen aan het virus. Een «beschermverlof»
voor gezinnen, die van ziekenhuis of huisarts te horen krijgen dat ze thuis moeten
blijven in verband met het coronavirus, biedt uitkomst. Misbruik is eenvoudig te voorkomen
door middel van een verklaring van ziekenhuis, GGD en/of huisarts. Is de Minister
daartoe bereid of wil hij de mogelijkheden voor een dergelijk verlof nader onderzoeken?
Betrek de mensen bij de oplossingen en kijk naar de lange termijn
Het lid Van Kooten-Arissen vraagt of de Minister het met haar eens is dat, omdat om
goede oplossingen te bedenken voor deze groep veel maatwerk nodig is, en tijdelijke
en kortetermijnoplossingen vaak niet werken, er met ingang van nu vooruit gedacht
moet worden, met de nadruk op kinderen en gezinnen. Wat hebben ouders en gezinnen
het komende jaar nodig, en welke indicaties en zorgpakketten horen daarbij?
De vragen en suggesties uit deze bijdrage zijn opgehaald uit verschillende mantelzorg-netwerken
waartoe de ouders van zorgintensieve kinderen behoren. Contactgegevens zijn bekend
bij genoemd lid. Wil de Minister toezeggen om hen snel te betrekken bij het werken
aan oplossingen en maatwerk voor ouders van zorgintensieve kinderen?
g) Jeugdzorg
De leden van de GroenLinks-fractie hebben zorgen over mogelijke liquiditeitsproblemen
onder jeugdzorginstellingen, want ook hier ontvangen deze leden signalen over. Kan
de Minister ook hier een toezegging doen dat geen enkele jeugdzorginstelling omvalt
vanwege de coronacrisis?
De leden van de SP-fractie constateren dat jeugdzorginstellingen niet in acute nood
verkeren, maar wel risico’s lopen met betrekking tot financiën en personeel. Kan de
Minister de Kamer hierover blijvend informeren indien deze problemen groter worden?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de stand van zaken is rond het proces
van verplaatsing van kinderen en jongeren vanuit de Hoenderloo Groep naar andere locaties
van Pluryn of andere jeugdhulpinstellingen, en in hoeverre de coronacrisis invloed
heeft op dit proces van herplaatsing. Genoemde leden vragen of de Minister ervan op
de hoogte is dat de aanpak van de coronacrisis bij de Hoenderloo Groep in de ogen
van de ouders erg langzaam en onduidelijk is verlopen, er inschattingsfouten lijken
te zijn gemaakt en dat directbetrokkenen (ouders, medewerkers, cliënten) ontevreden
zijn over de communicatie en ondersteuning vanuit Pluryn in deze crisis. Hoe gaat
de Minister ervoor zorgen dat kinderen en ouders zo snel mogelijk de gewenste rust
en duidelijkheid krijgen?
h) Vervoer en digitale middelen
De leden van de D66-fractie ontvangen signalen dat aanbieders van zorgvervoer (doelgroepenvervoer)
hard geraakt worden door de gevolgen van het coronavirus. Zij vragen of de Minister
in contact is met de sector om de continuïteit van het vervoer te waarborgen. Zo nee,
is de Minister daartoe bereid? Kan daarnaast deze sector meegenomen worden in het
onderzoek naar nut en noodzaak van persoonlijke beschermingsmiddelen voor contactberoepen,
aangezien bij het zorgvervoer de anderhalve meter afstand vaak praktisch niet te handhaven
valt?
De leden van de D66-fractie constateren dat in deze situatie digitale middelen vaker
ingezet worden in de langdurige zorg. Het gebruik van digitale middelen kan ook op
de lange termijn van belang zijn om goede kwaliteit van zorg te kunnen leveren bij
personeelstekorten. Kan de Minister onderzoeken hoe deze ontwikkeling gebruikt kan
worden om ook na de coronacrisis gebruik te blijven te maken van digitale middelen
waar dat zinvol en mogelijk is?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat de noodregeling Stimuleringsregeling E-health
Thuis, die opgezet is om e-health mogelijk te maken, veel aanvragen heeft opgeleverd.
Zorgaanbieders zoeken op dit moment immers naar allerlei vormen van zorg die ze nog
wel kunnen leveren. Deze leden vragen wanneer de uitslagen van deze noodregeling bekend
zijn en per wanneer deze activiteiten derhalve kunnen starten.
i) Overige onderwerpen
Opschalen reguliere zorg
De leden van de VVD-fractie zijn erg blij met het fenomeen dat voorzichtig aan gestart
wordt met de hervatting van de reguliere zorg. Om alle uitgestelde zorg op een zo
efficiënt mogelijke manier in te halen, moeten de zorgpaden zo efficiënt mogelijk
ingericht zijn. Dat betekent ook een goede afstemming tussen curatieve zorg enerzijds
en langdurige zorg en ondersteuning anderzijds. Genoemde leden vragen daarom in hoeverre
afstemming plaatsvindt tussen ziekenhuiszorg en de vvt-sector (verpleging, verzorging
en thuiszorg). Nadat patiënten in het ziekenhuis zijn behandeld, vindt veel revalidatiezorg
of nazorg namelijk plaats door middel van wijkverpleging of elders in de vvt-sector.
Tegelijkertijd is juist de vvt-sector nu zwaarbelast door de coronacrisis. Deze leden
vragen daarom om een goede afstemming tussen beide sectoren om de opschaling van reguliere
zorg op een juiste manier te laten verlopen.
De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze bij het weer opschalen van (uitgestelde)
reguliere zorg als ook bij het vormgeven van nazorg aan corona-patiënten rekening
wordt gehouden met de specifieke situatie in thuiszorg, wijkverpleging en verpleeghuizen
(tekort aan personeel, wachtlijsten, cliëntenstops et cetera)?
Administratieve druk zorgsector
De leden van de VVD-fractie willen de administratieve druk in de zorgsector zo veel
mogelijk beperken en in deze crisis is dat nog belangrijker, zodat de sector zich
kan concentreren op de enorme druk die er al op ligt. Deze leden krijgen signalen
dat veel potentiële problemen dreigen te ontstaan met betrekking tot de administratieve
verwerking en financiële verantwoording van zorghandelingen in deze sector. In een
sector waarin 10 verzekeraars actief zijn en er 31 zorgkantoren en 350 gemeenten bestaan,
dreigt een wirwar aan administratieve methoden te ontstaan die na deze crisis voor
flinke problemen kunnen zorgen. Is de Minister bereid om daar al afspraken over te
maken binnen de zorgsector, zodat duidelijkheid en inzicht kan worden verschaft voor
alle actoren?
Benutting van het budgettaire kader Wlz voor 2020
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Minister heeft besloten om vooruitlopend
op de Voorjaarsnota op grond van de Maartbrief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
het bedrag van € 480 miljoen vrij te maken voor het Wlz-kader 2020. 18 De NZa is gevraagd om hiervan zo snel mogelijk € 425 miljoen in overleg met de zorgkantoren
te verdelen over de regio’s. De NZa geeft aan dat de verwachte tekorten op het Wlz-kader
2020 zijn toegenomen ten opzichte van het beeld in de Januaribrief. Kan de Minister
dit toelichten? Wat zijn de randvoorwaarden bij deze verdeling? Genoemde leden vragen
voorts of zij het goed begrijpen dat deze middelen alleen worden aangewend om de groeiende
zorgvraag, de inzet van extra middelen om de wachtlijsten te beheersen en de benodigde
manoeuvreerruimte om de zorginkoop soepel te laten verlopen en niet in verband met
de coronamaatregelen?
Testen, traceren en rapporteren
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister er duidelijkheid over kan geven
of alle zorgmedewerkers, patiënten en bewoners die klachten ervaren nu getest worden
op de dag dat zij klachten krijgen. Indien dit niet dezelfde dag gebeurt, binnen welke
tijdspanne vindt dit dan wel plaats? Hoeveel testen worden momenteel per dag uitgevoerd?
De Minister geeft in de voorliggende brief in paragraaf 2 aan dat het nog weken zal
duren, namelijk tot medio mei, voordat werkelijk alle zorgmedewerkers getest kunnen
worden. Klopt het dat dit nog steeds het geval is? Zo ja, wat betekent dit in termen
van risico’s die kwetsbare mensen lopen in verpleeghuizen, wijkverpleging en andere
zorginstellingen? Kan de Minister hier een concreet antwoord op geven, ingecalculeerd
het tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister kan toelichten waarom er tot 26 maart
jl. een zeer beperkte testcapaciteit bestond, terwijl dit binnen enkele dagen (op
31 maart) kon worden opgeschaald tot 41 laboratoria die in totaal 17.500 tot zelfs
29.000 tests per dag konden uitvoeren. Welke stappen heeft de Minister genomen om
binnen deze zeer beperkte tijd de testcapaciteit zo op te schalen? Was er sprake van
een tekort aan materialen dat binnen die enkele dagen was opgelost, of kwam deze opschaling
voort uit concrete actie die de Minister heeft genomen?
De leden van de fractie van de PvdA willen graag een reactie van de Minister op de
conclusie van het OMT dat het restrictieve testbeleid dat hij in eerste instantie
hanteerde, heeft bijgedragen aan de verspreiding van het virus in verpleeghuizen en
het overlijden van veel verpleeghuisbewoners. Is de Minister van mening dat dit restrictieve
beleid, dat bijdroeg aan het achterblijven van de toevoer van testmaterialen, aan
de verspreiding van het coronavirus heeft bijgedragen? Zo nee, betekent dit dat de
Minister immer van mening is geweest dat een veel eerdere uitbreiding van de testmogelijkheden
op besmetting met het virus overbodig was? Bedoelt de Minister met de passage in paragraaf
2 van de voorliggende brief «Met de instelling van de Landelijke Coördinatiestructuur
Testcapaciteit, de opdracht aan de Taskforce Diagnostiek en de aanstelling van de
Speciaal Gezant ben ik steviger gaan sturen op de testcapaciteit en de beschikbare
testen», dat hij pas vanaf, namelijk eind maart actief ging zorgen voor het vergroten
van de testcapaciteit? Zo nee, wat heeft hij daar concreet aan gedaan voor die datum
en met welk resultaat, zo vragen genoemde leden.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister met de passage uit paragraaf 2
van de brief »Ik hecht eraan dat leveranciers van testmaterialen op de hoogte zijn
van het nieuwe testbeleid. Diagned, de koepelorganisatie van fabrikanten en importeurs
van testmaterialen voor diagnostiek, heeft de leverancier van testmaterialen geïnformeerd
over het nieuwe testbeleid», bedoelt dat voor eind maart sprake was van een bewust
restrictief testbeleid en dat pas daarna is gekozen voor een ruimer testbeleid, waardoor
actie op het ruimer opzetten van testcapaciteit vereist was? Kan de Minister precies
aangeven wat het verschil is tussen het oude en het nieuwe beleid ten aanzien van
de noodzakelijk geachte testcapaciteit, het aantal mensen dat volgens hem getest moest
worden, uit welke groep deze mensen afkomstig waren en in hoeverre hij het in het
oude dan wel nieuwe beleid noodzakelijk achtte dat zorgmedewerkers buiten de ziekenhuizen
werden of worden getest?
De leden van de PvdA-fractie vragen tenslotte of de Minister een duidelijk en gedetailleerd
overzicht kan geven van welke verschillen er bestaan in testcapaciteit, testbeleid
en het aantal besmette zorgmedewerkers, het aantal besmette verpleeghuisbewoners,
en het verschil tussen het aantal bewoners van verpleeghuizen dat is overleden tussen
het noorden van het land, waar het testbeleid geldt van prof. dr. A.W. Friedrich,
hoogleraar en afdelingshoofd Faculteit Medische Wetenschappen/UMCG, en de rest van
Nederland?
Persoonlijke beschermingsmiddelen
De leden van de CDA-fractie merken op dat naast de pijnlijke keuze om de verpleeghuizen
en instellingen voor mensen met beperkingen te sluiten voor bezoek, de schaarste aan
beschermingsmiddelen terecht de gemoederen bezig blijft houden. Genoemde leden zien
de frustratie van de schaarste rond persoonlijke beschermingsmiddelen zoals schorten
en mondkapjes in eigenlijk alle vormen van de langdurige zorg. Deze leden stellen
zich op het standpunt dat de RIVM-richtlijnen zoveel mogelijk in acht genomen moeten
worden indien geen sprake is van een verdenking of een positief geval van COVID-19.
Bij constatering van COVID-19 dienen de bewoners geïsoleerd te worden en moeten zorgverleners
persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken. Deze leden vragen of de Minister het
eens is met het advies van het OMT dat gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
afgeraden wordt op afdelingen waar geen COVID-19 is geconstateerd. Zij vragen of dit
advies alleen terug te voeren is op schaarste of dat men ervan overtuigd is dat het
naleven van de RIVM-richtlijnen besmetting kan voorkomen. Hoe wordt de oproep beoordeeld
van de heer De Blok (Thuiszorg Nederland), dat overal waar zorgverleners kwetsbare
ouderen verzorgen en verplegen men ook bij geen vermoeden van COVID-19 persoonlijke
beschermingsmiddelen moet gebruiken?
De leden van de CDA-fractie lezen in paragraaf 4 van de onderhavige brief tevens dat
er sinds kort een nieuw verdeelmodel bestaat, waardoor meer materiaal beschikbaar
is voor de verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een beperking. Kan de Minister
eens aangeven hoe dit uitpakt? Is er al meer duidelijkheid over de vraag of dit nieuwe
verdeelmodel aansluit bij de behoeften in de praktijk? Ook dient er meer getest te
worden in verpleeghuizen en in instellingen voor mensen met een beperking. Deze leden
vragen of bekend is of dit nu meer plaatsvindt en of dit in een percentage is aan
te geven. Daarnaast vragen deze leden of voldoende (extra handen) personeel beschikbaar
is om personeel thuis te houden bij bijvoorbeeld verkoudheidsklachten. Worden hier
ook afspraken tussen instellingen onderling over gemaakt? Kan het zorgkantoor hierin
bemiddelen?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over mensen die zorg ontvangen en die
extra kwetsbaar zijn voor het coronavirus, zoals ouderen. Bij veel zorgvormen is de
anderhalve meter afstand in de praktijk vaak onmogelijk te handhaven. Bij ouderen
moet koste wat kost voorkomen worden dat zij besmet raken. Daartoe worden immers maatregelen
genomen die diepingrijpend zijn in de samenleving. Genoemde leden vinden het dus logisch
dat zorgverleners vragen om het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen zoals
mondneusmaskers. Ook bij ouderenzorg die niet op een specifieke afdeling met een coronabesmetting
plaatsvindt, maar preventief. Deze leden ontvangen veel signalen dat zorgverleners
angstig zijn bij de uitvoering van hun werk indien zij geen beschikking hebben over
persoonlijke beschermingsmiddelen. De richtlijnen op dit gebied zijn volgens ActiZ,
V&VN en anderen onduidelijk of negatief, waardoor in veel gevallen het verzoek om
persoonlijke beschermingsmiddelen afgewezen wordt.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij wil reageren op deze signalen.
Moet voor deze kwetsbare groep niet het zekere voor het onzekere genomen worden? Klopt
het dat nog steeds sprake is van onduidelijkheid over het risico van pre- en asymptomatische
besmetting? Is de Minister bereid om het OMT hierover om nader advies te vragen en
met de ouderenzorgsector snel tot duidelijke richtlijnen te komen over het preventief
gebruik van mondneusmaskers, waarbij de gezondheid van de ouderen en medewerkers voorop
staat? Kan de Minister tevens per sector aangeven wanneer de schaarste aan persoonlijke
beschermingsmiddelen voldoende is afgenomen, zodat ruimte ontstaat voor preventief
gebruik?
De leden van de D66-fractie lezen dat een ander aspect van de richtlijn is dat alleen
op een specifieke afdeling met een coronabesmetting het gebruik van mondneusmaskers
geadviseerd wordt, terwijl het aantal besmettingen binnen verpleeghuizen blijft toenemen.
Genoemde leden vragen of de Minister bereid is nader onderzoek te doen naar de effectiviteit
om het gebruik van mondneusmaskers binnen een verpleeghuis niet te beperken tot alleen
de afdeling waar een coronabesmetting geconstateerd is. Zijn er gevallen bekend dat
zorgprofessionals nog geen klachten hebben en toch patiënten en/of cliënten hebben
besmet? Deze leden vragen tevens of medewerkers voldoende zijn geïnstrueerd hoe omgegaan
moet worden met persoonlijke beschermingsmiddelen. Daarnaast vragen zij of er ook
voldoende fysieke faciliteiten (zoals omkleedruimtes) zijn om hier uitvoering aan
te geven.
De leden van de D66-fractie merken dat de wijziging in het verdeelmodel heeft gezorgd
voor een grotere toedeling van persoonlijke beschermingsmiddelen voor de langdurige
zorg. Dat is positief, maar alsnog maken veel instellingen zich zorgen omdat de voorraad
onvoldoende is. Deze leden vragen of het op dit moment mogelijk is om snel de benodigde
middelen te leveren bij een plotselinge toegenomen vraag door bijvoorbeeld een coronabesmetting.
Staat de ijzeren voorraad van persoonlijke beschermingsmiddelen ook open voor de noden
in de langdurige zorg? Zijn na de wijziging van het verdeelmodel van persoonlijke
beschermingsmiddelen ook alle (kleinschalige) zorgaanbieders in de langdurige zorg,
zoals specifiek ouder- en/of familie-initiatieven van pgb-houders, goed aangesloten
bij het ROAZ?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister of hij het in het NRC-artikel geschetste
beeld «Onrust bij thuiszorg en wijkverpleging om gebrek aan bescherming», herkent
vanuit onder meer de thuiszorg en wijkverpleging dat (in ieder geval toen) de situatie
«vrijwel onhoudbaar» is en patiënten en zorgverleners «in gevaar» worden gebracht
door een gebrek aan bescherming?19 Hoe kan het dat weken nadat daarover de eerste signalen zijn gegeven de situatie
klaarblijkelijk niet verbeterd is, sterker nog, er sprake is van «groeiende onrust»
in de thuiszorg, de wijkverpleging, de gehandicaptenzorg, de ggz, de kraamzorg en
in verpleeghuizen? Hoe ernstig is de situatie volgens de Minister als vakbonden aangeven
dat de situatie «onacceptabel» is en nu zelfs (in deze tijd) dreigen hun achterban
op te roepen niet meer naar het werk te gaan? Begrijpt de Minister deze oproep, zo
vragen genoemde leden. Kan de Minister reageren op de uitspraak van de voorzitter
van de V&VN in genoemd NRC-artikel: «Het duurt gewoon te lang. De inkoop is niet oké,
de productie is niet oké en de distributie is niet oké»? Herkent en erkent de Minister
het gevoel bij veel medewerkers in de thuiszorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg,
kraamzorg, GGD en verpleeghuizen dat er blijkbaar onvoldoende aandacht voor hun veiligheid
bestaat? Heeft de Minister begrip voor het gevoel bij veel van deze zorgmedewerkers
dat zij op het verkeerde been zijn gezet met de suggestie dat ze vanaf 6 april zouden
worden getest terwijl, naar later bleek, er sprake was van allerlei «mitsen en maren»?
De leden van de PvdA-fractie vragen welk advies de Minister heeft voor zorgmedewerkers
die tijdens hun werkzaamheden onvoldoende beschermd zijn. Wanneer is de veiligheid
van deze zorgmedewerkers, die namens de hele samenleving deze crisis in de frontlinie
bestrijden, afdoende gewaarborgd?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de Minister terugkijkt – in het licht van
het artikel in de Stentor over zorgpersoneel op de Veluwe dat ontslag neemt uit angst
voor corona20 – op zijn uitspraken over beschermingsmiddelen tijdens de persconferentie van dinsdag
7 april jl.? Kan de Minister zich voorstellen dat die uitspraken door zorgmedewerkers
die «in de frontlinie, maar zonder geweer», zoals zij het zelf uitdrukken, hun werkzaamheden
moeten verrichten als een klap in hun gezicht zijn ervaren? Is de Minister het met
de eerdergenoemde woordvoerder van ActiZ eens dat «het voortdurende tekort aan persoonlijke
beschermingsmiddelen in de ouderenzorg onacceptabel is»? Zo nee, in welke zin is de
Minister het oneens met deze uitspraak?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke boodschap de Minister heeft voor zorgmedewerkers
die ten einde raad, vanwege het gebrek aan beschermingsmiddelen, geen andere oplossing
zien dan ontslag te nemen uit het vak waar ze met zoveel bezieling voor hebben gekozen.
Is de Minister van mening dat de zorgsector, tegen de achtergrond van het grote personeelstekort
waarvan voor de coronacrisis al sprake was, het zich kan veroorloven om op deze wijze
afscheid te nemen van mensen? Welke stappen worden genomen om te voorkomen dat dit
vaker zal gebeuren?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister de signalen herkent dat behalve
van een groot tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen ook sprake is van een in
bedoeld krantenartikel genoemde «enorme bureaucratie» om zorgmedewerkers te testen,
zodat dit «uiterst traag» verloopt, maar ook dat deze werkelijkheid in schril contrast
staat tot de op de persconferentie van 31 maart jl. gewekte en door een bestuurder
van een zorginstelling in bedoeld artikel verwoorde verwachting dat zorgmedewerkers
uit (onder meer) de verpleeghuissector met ingang van 6 april jl. getest konden worden.
Welke concrete actie onderneemt de Minister om op zo kort mogelijke termijn een einde
te maken aan deze bureaucratie, zodat de tijdens deze persconferentie bij zorgmedewerkers
gewekte verwachtingen ook onverkort kunnen worden waargemaakt?
De leden van de PvdA-fractie vragen wat volgens de Minister de verklaring is voor
het hoge percentage besmette verpleeghuismedewerkers. Genoemde leden vragen of de
Minister van oordeel is dat in ieder geval de tot dan toe geldende richtlijnen omtrent
het gebruiken van beschermingsmiddelen, het gebrek aan voldoende beschermingsmiddelen,
het in zeer beperkte mate testen van medewerkers in verpleeghuizen en/of de tot nu
toe van kracht zijnde instructie dat medewerkers met milde klachten en zolang ze geen
koorts hebben aan het werk dienden te blijven aan die hoge besmettingsgraad hebben
bijgedragen? Zo nee, wat is volgens hem dan de oorzaak hiervan? Daarbij vragen deze
leden of de Minister bereid is tot aanpassing van genoemde richtlijnen. Zo ja, kan
de Minister garanderen dat bij het bijvoorbeeld aanscherpen van de richtlijnen rondom
het gebruik van beschermingsmiddelen voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar zijn?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister van mening is dat aanpassing van
het «ziekmeldingsbeleid» feitelijk neerkomt op de volgende keuze tussen twee kwaden:
eerder mogen ziekmelden betekent minder beschikbare personeelsleden en dus mogelijk
minder zorg voor bewoners, terwijl handhaving van de regels leidt tot onacceptabel
hoge besmettingspercentages onder medewerkers en mogelijk meer risico voor bewoners.
Hoe is de Minister voornemens dit dilemma op te lossen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister de uitspraak deelt van de Koninklijke
Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) dat van hulpverleners
niet gevraagd en verwacht mag worden dat zij zonder afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen
zorg verlenen aan (vermoedelijk) met COVID-19 besmette patiënten, in het bericht van
10 april jl. «Zorgverlening zonder voldoende beschermingsmiddelen».21 Deelt de Minister de conclusie van de KNMG dat de risico’s voor hulpverleners in
ieder geval op het moment van schrijven van dat bericht te groot waren? Hoe is de
stand van zaken op dit moment?
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of hij van mening is dat de heer De
Blok (Buurtzorg Nederland) in een interview in NRC gelijk had met de opmerking dat
een «enorme inschattingsfout» is gemaakt doordat zorgverleners onvoldoende getest
en onvoldoende beschermd zijn.22 Zo nee, waarom wordt die uitspraak niet gedeeld en waarom heeft de Minister alsnog
besloten meer te testen? Klopt het dat zorgverleners inmiddels de grootste «besmettingshaard»
voor het coronavirus zijn geworden? Kan de Minister een overzicht geven met cijfers
waaruit dat of het tegendeel blijkt? Als deze cijfers er niet zijn, kan de Minister
deze boven tafel krijgen en alsnog met de Kamer delen? Heeft de IGJ contact gehad
met Buurtzorg Nederland over persoonlijke beschermingsmiddelen en zo ja, wat was de
reden dan wel strekking daarvan? Vindt de Minister het een goede zaak als de IGJ een
organisatie zou aanspreken over het «te veel» gebruiken van beschermingsmiddelen,
ook als die organisatie deze middelen zelf zou hebben aangeschaft? Hoe reageert de
Minister op de stelling in het genoemde interview dat de schaarste aan beschermingsmiddelen
«ook komt door de (gekozen) infrastructuur»? Ziet de Minister kans deze (nog) te verbeteren?
Zo ja, op welke wijze en wanneer? Herkent de Minister de opmerking van de heer De
Blok dat zorgverleners nu «emotioneel belast» zijn omdat ze niet weten of ze patiënten
hebben besmet die overleden zijn? Daarnaast vragen deze leden hoe de Minister in dat
licht aankijkt tegen uitingen over «onderbescherming» en «schijnveiligheid».
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister zich kan voorstellen dat zorgverleners
het idee hebben dat een snellere versoepeling van de RIVM-richtlijnen bij het gebruik
van beschermingsmiddelen, terwijl de geluiden over het besmettelijker zijn van corona
zijn toegenomen, wellicht niet ingegeven is door hun gezondheid, maar door het gebrek
aan beschermingsmiddelen. Zo nee, welke andere argumenten draagt de Minister aan om
het tegendeel te bewijzen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister inzicht kan bieden over de vraag
hoe wordt voorzien in de behoefte aan persoonlijke beschermingsmiddelen in de gehandicaptenzorg,
zowel intramuraal als thuis. Deelt de Minister de mening van genoemde leden dat de
afgelopen periode te weinig aandacht is uitgegaan naar de noden van zorgmedewerkers
en cliënten in de gehandicaptenzorg? Welke concrete actie wordt door de Minister ondernomen
om hier verandering in te brengen?
Personeel in de zorg
De leden van de VVD-fractie constateren dat betreffende het onderwerp verlofrechten
van zorgverleners de mogelijkheden voor het inzetten van (nog) niet-gekwalificeerde
zorgverleners tijdelijk zijn verruimd. Dit geeft (adem)ruimte voor de gekwalificeerde
zorgverleners die er de afgelopen periode ongelooflijk veel tijd en energie in hebben
gestoken om alle extra zorg op te vangen. In deze periode zijn gekwalificeerde zorgverleners
niet in staat om verlof op te nemen, omdat ze nog steeds hartstikke hard nodig zijn,
maar er ontstaat wel een stuwmeer aan verlofrechten. Zorgaanbieders vinden het daarom
belangrijk dat de niet-gekwalificeerde zorgverleners ingezet kunnen worden zolang
het nodig is om de reguliere zorgverleners de rust te kunnen geven die ze verdienen.
Staat de Minister open voor verlenging van de regeling die inzet van niet-gekwalificeerde
zorgverleners mogelijk maakt totdat de reguliere zorgmedewerkers gebruik hebben kunnen
maken van hun verlofrechten, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de D66-fractie constateren dat veel sectoren in de langdurige zorg reeds
voor de coronacrisis te kampen hadden met personeelstekorten. Door de coronacrisis
worden deze tekorten via meerdere factoren verergerd, terwijl de zorgvraag groter
is. Kan de Minister aangeven op welke manier de zorg gecontinueerd wordt op het moment
dat te veel zorgmedewerkers door ziekteklachten niet kunnen werken? Op welke manier
is er aandacht voor oververmoeidheid bij zorgpersoneel? Genoemde leden vragen of er
voor hen bijvoorbeeld op grote schaal professionele mentale ondersteuning beschikbaar
is. Verder is in deze coronacrisis het beroep van verpleegkundige terecht weer aangeduid
als vitaal en cruciaal. Op welke manier kunnen verpleegkundigen ook beter betrokken
worden in de landelijke en lokale besluitvorming over hun werk op de korte termijn
en ook na de coronacrisis?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat veel GGD ‘s verschillende richtlijnen
hanteren om medewerkers en bewoners in de langdurige zorg in aanmerking te laten komen
voor een test. Is de Minister bereid om in gesprek te gaan met GGD ‘s om tot een uniforme
richtlijn te komen waarbij de veiligheid van cliënten en medewerkers voorop staat?
Voorts constateren genoemde leden dat mensen in de langdurige zorg (zoals verpleegzorg)
bijvoorbeeld in Frankrijk meer vrijheid krijgen bij een grootschaliger testbeleid.
Is de Minister bereid om te onderzoeken in hoeverre lessen getrokken kunnen worden
uit het testbeleid van andere landen en op welke termijn een verdere uitbreiding van
het testbeleid mogelijk zou kunnen zijn in de langdurige zorg?
De leden van de GroenLinks-fractie spreken hun waardering uit voor alle medewerkers
in de zorg. Onder meer verzorgenden, verpleegkundigen en artsen leveren een fenomenale
prestatie onder zeer moeilijke omstandigheden. In het bijzonder willen genoemde leden
nog stilstaan bij de beroepsgroep die weleens vergeten wordt: de geestelijke verzorgers.
Op hen wordt een groot beroep gedaan om terminale coronapatiënten te begeleiden in
het sterfproces, de nabestaanden adequaat op te vangen en ondersteuning te bieden
aan IC-medewerkers. Genoemde leden zijn blij dat de Minister deze beroepsgroep als
vitaal beroep heeft aangemerkt.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister kan toezeggen dat de bonus voor
zorgpersoneel waarover wordt nagedacht naar aanleiding van een aangenomen Kamermotie,23 tevens zal gelden voor medewerkers in de thuiszorg, wijkverpleging en in verpleeghuizen?
Kinderkampen
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben verschillende zorgen ontvangen van organisatoren
van kinderkampen en kindervakanties. Deze vakanties zijn van pedagogisch belang en
kunnen in het bijzonder voor kinderen uit kwetsbare gezinnen een uitkomst bieden in
de komende zomervakantie. Deelt de Minister dit? Wanneer verwacht de Minister duidelijkheid
te kunnen geven aan de organisaties of deze kampen en vakanties wel of niet door kunnen
gaan? Deze leden vragen tevens, indien er mogelijkheden zijn, welke voorwaarden aan
leeftijden, groepsgrootte en omgangsvormen qua begeleiding en catering gesteld behoren
te worden.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.