Brief regering : Aanscherpen Rechtsgronden Jeugdbeschermingsketen
31 839 Jeugdzorg
Nr. 724 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2020
Op 19 maart 2019 heeft uw Kamer een door de leden Bergkamp (D66) en Van der Staaij
(SGP) ingediende gewijzigde motie aangenomen, waarin de regering wordt verzocht om
een verkenning van de heersende opvattingen over aanscherping van de rechtsgronden
voor kinderbeschermingsmaatregelen.1 Ik heb het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) gevraagd deze verkenning uit te voeren.
In aanvulling hierop heeft het NJi de mogelijkheden geïnventariseerd tot verdere normering
van het feitenonderzoek en verbetering van de rechtsbescherming van kinderen en ouders
in de jeugdbeschermingsketen. De resultaten hiervan vindt u in de bijlage bij deze
brief2.
Aanscherping rechtsgrond «ernstig bedreigde ontwikkeling»
Indien een kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, dan kan een kinderrechter
besluiten dit kind onder toezicht te stellen. Daarbij toetst de kinderrechter of de
ouders de zorg die nodig is voor het wegnemen van de bedreiging niet of onvoldoende
accepteren en of de verwachting is gerechtvaardigd dat de ouders binnen een voor het
kind aanvaardbare termijn in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging
en opvoeding weer op zich te nemen.
In de verkenning van het NJi uiten de geïnterviewde vertegenwoordigers van cliënten
hun zorgen over de transparantie en eenduidigheid van de besluitvorming over een kinderbeschermingsmaatregel.
Zij geven aan dat richtlijnen daarbij kunnen helpen. Over de vorm hiervan lopen de
meningen uiteen.
De meeste geïnterviewden zijn geen voorstander van aanscherping van de rechtsgrond
«ernstig bedreigde ontwikkeling» in de vorm van een gesloten wettelijk normenkader.
Dit kan nauwelijks op draagvlak rekenen, omdat dit het vereiste maatwerk in de jeugdbeschermingsketen
in de weg staat.
Ik deel deze constatering. Iedere situatie van een kind is uniek en moet als zodanig
gewogen kunnen worden. Een gesloten wettelijk normenkader beperkt de ruimte voor professionals
om in te spelen op per situatie verschillende dynamische en complexe gezinsproblematiek.
Dit neemt niet weg dat er mogelijkheden tot verbetering zijn in de beoordeling of
er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling. Er is wel draagvlak voor de ontwikkeling
van hulpmiddelen ter ondersteuning van de professional bij het beoordelen of een kind
ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Gesignaleerd wordt dat de taal die wordt
gesproken, niet hetzelfde is binnen de jeugdbeschermingsketen. Zo worden de begrippen
«veiligheid» en «ernstige ontwikkelingsbedreiging» niet eenduidig en helder gehanteerd.
Een gezamenlijk afwegingskader kan daarin verbetering brengen. Met de jeugdbeschermingsketen
en de betrokken beroepsgroepen ga ik in gesprek over de ontwikkeling van een gezamenlijk
kader en wat daarvoor nodig is.
Daarnaast is er in de verkenning aandacht voor de twee andere gronden voor het opleggen
van een kinderbeschermingsmaatregel, te weten de acceptatie van hulp en de aanvaardbare termijn. Over deze gronden wordt kritisch gedacht, omdat deze onvoldoende aansluiten op de
praktijk en niet consistent worden toegepast. Ik wil deze gronden nader (laten) bezien
in de eindevaluatie van de herziene Kinderbeschermingswetgeving, waarvan de voorbereidingen
medio 2020 zullen starten en die in 2021 wordt uitgevoerd. Ter voorbereiding op deze
evaluatie zal ik met de partners in de jeugdbescherming hierover het gesprek aangaan.
Doorontwikkeling feitenonderzoek in de jeugdbescherming
Besluiten in de jeugdbescherming moeten gebaseerd zijn op goed onderbouwde onderzoeken
en verzoekschriften waarin feiten, meningen en interpretaties goed van elkaar zijn
onderscheiden. Daarover is iedereen het eens. Doorontwikkeling van het feitenonderzoek
is belangrijk en daaraan wordt gewerkt met het actieplan «Verbetering Feitenonderzoek
in de Jeugdbeschermingsketen».3 Het NJi heeft verkend of, zoals ook verzocht in de motie, een aanscherping van dit
Actieplan gewenst is in de vorm van de ontwikkeling van een normenkader voor het feitenonderzoek.
Uit de verkenning blijkt dat de meningen hierover zijn verdeeld. De voorstanders benadrukken
dat een vastgelegd normenkader voor het feitenonderzoek leidt tot helderheid waaraan
een onderzoek moet voldoen en waarop ook getoetst kan worden. De tegenstanders wijzen
erop dat een strakker normenkader het professioneel handelen en het maatwerk kan belemmeren.
Het feitenonderzoek zou volgens hen verbeteren door kinderen en ouders beter te betrekken
bij het onderzoek en door professionals met hulpmiddelen te ondersteunen bij oordeelsvorming
en beslissingen.
In de verkenning van het NJi wordt voorts bijzondere aandacht gevraagd voor het doen
van feitenonderzoek bij complexe scheidingen. In dit verband merk ik op dat het Programma
Scheiden zonder Schade een subsidie heeft verstrekt voor het project «Doorontwikkeling
aanpak bij Complexe Scheidingen». Dit project wordt in een samenwerkingsverband met
alle gecertificeerde instellingen uitgevoerd en ziet op een doorontwikkeling van de
handreiking uit 2014.
Rechtsbescherming van kinderen en ouders
Uit de verkenning van het NJi blijkt in zijn algemeenheid dat de geïnterviewden van
mening zijn dat het civiele kinderbeschermingsrecht voor kinderen en ouders adequate
rechtsbescherming biedt. Maar er zijn ook partijen die opteren voor verdergaande rechtsbescherming,
bijvoorbeeld door middel van strengere bewijsregels, naar analogie van het strafrecht.
Ik vind dit in de jeugdbescherming niet opportuun, omdat ik het in het belang van
het kind vind dat een rechter alle feiten, meningen en interpretaties kan wegen, zowel
inhoudelijk als op rechtmatigheid.
Recent hebben wij uw Kamer middels een beleidsbrief geïnformeerd over onze voornemens
om te komen tot een effectievere en eenvoudigere jeugdbeschermingsketen; met waarborgen
omkleed.4 De inzichten die uit de verkenning van het NJi naar voren komen zal ik hierbij ook
betrekken.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Indieners
-
Indiener
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming