Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de ADR en het Zwartboek (Kamerstuk 31066-613)
31 066 Belastingdienst
Nr. 629 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 mei 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane over de brief van 13 maart
2020 inzake de kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering
Toeslagen, het rapport van de ADR en het Zwartboek (Kamerstuk 31 066, nr. 613).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 maart 2020 aan de Staatssecretaris van Financiën
– Toeslagen en Douane voorgelegd. Bij brief van 28 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Leeswijzer
In de kabinetsreactie1 heb ik toegelicht dat ik de conclusies en aanbevelingen van de Adviescommissie omarm
en heb ik maatregelen aangekondigd om met deze aanbevelingen het maximale te doen
om gedupeerde ouders te helpen. Daarnaast zijn er aanvullende maatregelen genomen
om gedupeerde ouders verder te ondersteunen. Ook heb ik naar aanleiding van de Adviescommissie
structurele veranderingen in het toeslagenstelsel aangekondigd en heb ik noodzakelijke
aanpassingen in gang gezet om de dienstverlening bij Toeslagen te verbeteren. Gezien
deze verscheidenheid aan onderwerpen is er bij de beantwoording van de vragen van
uw Kamer gekozen om deze te bundelen naar onderwerp. De vragen die door uw Kamer zijn
gesteld laten zich categoriseren naar de volgende onderwerpen:
A. Algemene vragen, aanleiding en context hersteloperatie
B. Afwikkeling interim-advies Adviescommissie uitvoering toeslagen
C. Herstelregeling in reactie op het eindrapport Adviescommissie uitvoering toeslagen
D. Verbeteringen voor de toekomst
E. ADR
F. Zwartboek
G. Financiële paragraaf
A. Algemene vragen
Aanleiding en context hersteloperatie
In de onderstaande vragen van uw Kamer wordt nader ingegaan op de vragen die zien
op de aanleiding, signalen en context van de hersteloperatie en de lessen die daaruit
voor de uitvoering (van Toeslagen) kunnen worden getrokken – mede ook – op basis van
de inzichten uit de rapporten van de Adviescommissie en de ADR.
De leden van de SP-fractie vragen, kort gezegd, naar de relatie die de ADR en de Adviescommissie
in hun ogen leggen tussen aandacht voor fraude in de media en de mogelijkheden om
eerder de hardheid van het stelsel aan te passen. De leden van de fractie van de SP
vragen voorts in te gaan op de invloed van de media/actualiteiten op politieke besluiten.
In mijn brief van 13 maart jl. als reactie op de rapporten van de Adviescommissie
en de ADR heb ik aangegeven dat ouders de dupe zijn geworden van een combinatie van
fraudebestrijding die in een aantal gevallen gebaseerd was op institutioneel vooringenomen
handelwijzen, het ontbreken van de menselijke maat binnen Toeslagen, harde regelgeving
met een buitenproportioneel «alles of niets»- karakter en een grote maatschappelijke
en politieke druk om fraude te bestrijden. In 2013 is onder politieke druk van de
zogenoemde Bulgarenfraude de fraudeaanpak geïntensiveerd ten koste van dienstverlening.
Direct gevolg is geweest dat aan de uitvoering van toeslagen naast rechtmatigheid,
dienstverlening en efficiëntie een element werd toegevoegd, namelijk fraudebestrijding.
De stringente wetgeving en daarbinnen de strikte uitvoering van het toeslagenstelsel
hebben geleid tot een zwart-witbenadering zonder grijstinten. Wat de gedupeerde ouders
als gevolg hiervan is overkomen, had nooit mogen gebeuren. Ik dank de Adviescommissie
en de ADR voor de heldere en goed gemotiveerde adviezen in haar eindrapport. Ik deel
de conclusies van de Adviescommissie en de ADR dat naar aanleiding van de aandacht
voor fraude in de media er geen mogelijkheden zijn geweest om eerder de hardheid van
het stelsel aan te passen.
In onze brief van 4 februari jl. hebben de Minister van Financiën en ik ten slotte
aangegeven het zeer te betreuren dat aan de signalen over de hardheid van de regels
rondom de eigen bijdrage geen opvolging is gegeven.
De leden van de fractie van de SP vragen voorts naar de memo’s in het verleden rondom
de hardheid van de regels over de eigen bijdrage.
In de Kamerbrief van 4 februari2 is mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een beschrijving
gegeven van hoe wij zijn omgegaan met signalen vanuit de Belastingdienst over de eigen
bijdrage en proportioneel terugvorderen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw Kamer eerder medegedeeld
dat bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met een geauditeerde werkwijze
zal worden gezocht naar nadere stukken om het in die brief geschetste beeld zo compleet
mogelijk te maken.3 Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd.
De leden van de fractie van D66 vragen op welke wijze signalen vanuit de uitvoering
eerder en structureler bij de Kamer onder de aandacht worden gebracht.
Sinds het Belastingplan 2016 werkt de Belastingdienst met de openbaar te publiceren
uitvoeringstoetsen. Hierbij wordt door de Belastingdienst in nauw overleg met de beleidsmakers
op de diverse ministeries samengewerkt om de nieuwe (aanpassing van) wet- en regelgeving
zo uitvoerbaar mogelijk te maken en transparant te zijn over de uitvoeringsgevolgen.
In deze zaak had, terugkijkend, er indertijd voor gekozen moeten worden om de Kamer
mee te nemen in de toen uiteindelijk bewust genomen (harde) beleidskeuze om de regels
rondom de eigen bijdrage in stand te houden. Ik ben het dan ook in zijn algemeenheid
met uw kamer eens dat signalen vanuit de uitvoering structureler bij de Kamer onder
aandacht moeten worden gebracht. Volledigheidshalve merk ik op dat dit niet betekent
dat ieder individueel signaal direct aan de Kamer wordt gemeld. Ook kunnen deze signalen
worden aangemerkt als onderdeel van intern beraad. Ik kan u, samen met de voor de
betreffende toeslag beleidsverantwoordelijke bewindspersoon, wel toezeggen om uw Kamer
sneller mee te nemen in dergelijke lastige afwegingen. Graag wijs ik u op de lijst
«schrijnende gevallen» die mijn ambtsvoorganger op 17 december jl. gestuurd heeft.4 Hierin zijn diverse voorbeelden van knelpunten opgenomen. De lijst is de basis om
met de betrokken beleidsdepartementen overleg te voeren.
Aanvullend hierop staat aandacht voor de uitvoering ook op het netvlies van het kabinet.
Zo is er een Ministeriële Commissie Uitvoering ingesteld en is er een Werkagenda voor
de Uitvoering opgesteld. Een van de centrale elementen in deze agenda is het traject
Werk aan Uitvoering. Hierover is de Kamer op 14 februari jl. ingelicht en daarbij
is ook een probleemanalyse meegestuurd.5 Aanvullend op deze analyse worden handelingsperspectieven opgesteld voor structurele
verbetering van de uitvoering voor de komende jaren. Dit gebeurt aan de hand van vijf
invalshoeken, namelijk: toekomstbestendige dienstverlening, versnelling digitale agenda,
wendbaar en toekomstbestendig beleid, wet- en regelgeving, intensivering van samenwerking
en verbeteren ambtelijke sturing(sdriehoek) en vergroten statuur en aantrekkelijkheid
van de uitvoering. Nadrukkelijk komt in deze perspectieven ook de verbetering van
de samenwerking tussen uitvoering en beleid naar voren en het meer centraal zetten
van de ervaring en kennis die wordt opgedaan in uitvoering. De planning is om de Kamer
over deze handelingsperspectieven voor het zomerreces te informeren.
De leden van de fractie van D66 hebben voorts vragen over het verzanden van signalen
rondom de hardheid van de regels van de eigen bijdrage bij toeslagen, vragen naar
de documenten hierover en de bekendheid van de problematiek bij de politieke top.
In een recent Wob-verzoek zijn diverse stukken rondom de eigen bijdrage openbaar gemaakt.6 Tegelijkertijd heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uw
Kamer geïnformeerd over de omgang van het ministerie met de signalen van Toeslagen
over de eigen bijdrage voor de kinderopvang en de bekendheid van de problematiek bij
de politieke top. In deze Kamerbrief is weergegeven welk beeld uit de gevonden stukken
gereconstrueerd kan worden. Wij kunnen niet vaak genoeg benadrukken dat wij betreuren
hoe dit is gelopen. De gevonden stukken zijn gedeeld met de Adviescommissie. Voor
het delen van de stukken verwijs ik u graag naar de reactie op het commissieverzoek
van 11 maart 2020. In de brief wordt ook aangegeven dat het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid met een geauditeerde werkwijze verder zal zoeken naar nadere
stukken om het geschetste beeld zo compleet mogelijk te maken.7 Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd na het afronden van de zoektocht.
De leden van de fractie van de PVV vragen of er inzicht is in de mate van institutionele
vooringenomenheid op andere (belasting)gebieden of dat het zich beperkt tot Toeslagen.
De Adviescommissie heeft de vraag onderzocht of er sprake was van een vergelijkbare
institutionele vooringenomen handelwijze van Toeslagen in andere dossiers.8 Kenmerk daarvan was de zero tolerance-aanpak, waarbij op excessieve wijze strikt
werd gehandhaafd, vanuit de gedachte dat iedere gebleken overtreding of onregelmatigheid
een indicatie was van stelselmatig misbruik of fraude. De conclusie van de Adviescommissie
op dat punt is dat die handelwijze helaas niet uniek was, maar (gelukkig) ook niet
normaal en dat die handelwijze zich vooral voordeed in de jaren 2014–2015. In het
interim-advies van de Adviescommissie is aangegeven dat de institutionele vertaling
in instructies en een apart MT (management team) Fraude, alsmede de (vanuit de politiek
gevoede) wens om snel daadwerkelijk wat te doen aan vermoede fraude heeft geleid tot
de vooringenomenheid.9 Voeg daarbij de druk om toeslagen «snel en voortvarend» te verlenen, die kan leiden
tot een defensieve houding van: «afwijzen bij twijfel», en je krijgt een situatie
waarin veel goedwillende ouders lijden onder het strenge regime dat was bedoeld voor
een paar «kwaden». Deze bijzondere omstandigheden in combinatie met het snel uitbetalen
is specifiek voor toeslagen. Wel wordt de behandeling van signalen van fraude binnen
de Belastingdienst, zoals is toegezegd in de brief van 15 november10 jl., tegen het licht gehouden. Het gaat dan om de vraag of, bij signalen van mogelijke
fraude, gepaste middelen worden ingezet. Het betreft de waarborgen in de organisatie
die ervoor zorgen dat we de gepaste middelen inzetten en daarmee voorkomen dat we
burgers en bedrijven ten onrechte met te zware middelen benaderen. Daarbij zal ook
worden bezien welke verbeteringen hier bij nodig zijn. Wanneer feiten en omstandigheden
daarom vragen, moeten burgers kunnen rekenen op meer persoonlijke dienstverlening
en maatwerk in het toekennen en aanpassen van het recht op een toeslag.
De leden van de SP-fractie vragen naar de door de Adviescommissie gesignaleerde oneigenlijke
prikkel in de handhaving.
De opbrengst van de maatregelen bestond uit de toeslagen die te hoog of onterecht
aangevraagd bleken te zijn, en die nog niet uitbetaald waren. Als uitgangspunt werd
gehanteerd dat zonder de maatregelen de correcties hadden plaatsgevonden in de fase
van het definitief toekennen. Als een correctie bij definitief toekennen plaatsvindt,
is het te hoge voorschot reeds uitbetaald en moet daarom teruggevorderd worden. Omdat
dit door de maatregelen werd voorkomen, werd een inschatting gemaakt van het bedrag
aan voorkomen terugvorderingen dat oninbaar zou zijn geweest. Dit werd beschouwd als
opbrengst van de maatregelen. Als bij het toezicht bleek dat een reeds uitbetaald
bedrag teruggevorderd moest worden, werd dit niet meegerekend als opbrengst.
Deze benadering is ook toegelicht in de Nota naar aanleiding van het verslag bij de
Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit.11 Daarin is eveneens aangegeven dat de fraudemaatregelen ertoe leiden dat ook onterechte
aanvragen worden tegengehouden die niet als fraude te kwalificeren zijn.
Deze maatregelen zijn destijds in de brief van 10 mei 201312 aangekondigd ter voorkoming en bestrijding van fraude met toeslagen. Daarna is overleg
gevoerd met de opdrachtgevende ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om te bezien of zij bereid waren de extra
uitvoeringskosten van de Belastingdienst te dragen, omdat de «opbrengsten» (lagere
programma uitgaven) bij de departementen neerslaan.
De extra uitvoeringskosten van deze maatregelen zijn berekend op € 25 miljoen voor
de Belastingdienst en € 8 miljoen voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties,
waarvan € 3 mln. structureel kan worden ingezet voor de gemeenten, die met het GBA-loket
een belangrijke rol hebben bij het signaleren van fraude. Tussen de Belastingdienst
en de departementen is afgesproken dat de implementatie en realisatie van de maatregelen
intensief gemonitord zouden worden. Ook is afgesproken dat als de besparingen van
de extra maatregelen lager uitvallen dan € 33 miljoen per jaar de betrokken departementen
gecompenseerd zouden worden door de Belastingdienst. In de memorie van toelichting
van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit13 worden de uitvoeringkosten van de Belastingdienst vermeld, en wordt aangegeven dat
deze worden gedekt uit de besparing op de programma-uitgaven aan toeslagen. De afspraak
over de dekking en de monitoring van de € 33 miljoen aan gezamenlijke uitvoeringskosten
is vermeld in de toelichting op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties voor 2014.14 De budgetoverheveling vanaf 2014 is structureel en geldt nog steeds, de monitoring
van de opbrengsten is begin 2019 gestopt.
De leden van de fractie van de PVV vragen of en zo ja hoe uniek het is dat, op basis
van onder meer gewijzigde jurisprudentie, in beginsel strikt gehanteerde wetgeving
met terugwerkende kracht (gedeeltelijk) ongedaan wordt gemaakt. Verder vragen de leden
of er risico op precedentwerking naar andere wet- en regelgeving bestaat.
In het bestuursrecht is het niet gebruikelijk dat er terugwerkende kracht uitgaat
van jurisprudentie waarin de rechter expliciet terugkomt op een eerdere uitleg en
toepassing van de wet. Het beginsel van rechtszekerheid verzet zich er in principe
tegen dat besluitvorming op basis van strikt gehanteerde wetgeving met terugwerkende
kracht wordt teruggedraaid als de rechter terugkomt op die eerdere uitleg. Het betreft
hier aldus een unieke situatie. Echter, de andere betrokken bewindslieden en ik zijn
van mening dat hier sprake is van onbillijkheden van overwegende aard waarvan het
evident onredelijk is om deze voor rekening van de ouders te laten.
In navolging van de Adviescommissie heb ik de noodzaak gezien om een omvangrijk pakket
aan compensatieregelingen en aanvullende maatregelen te treffen. Hierbij bestaat een
risico op precedentwerking. Alle regelingen die ik heb aangekondigd in de brief15 van 13 maart jl. worden op dit moment uitgewerkt. Hierbij ga ik zorgvuldig te werk.
Ongewenste precedentwerking is een factor waar ik ook rekening mee zal houden bij
de uitwerking van de aangekondigde maatregelen.
De leden van de fractie van de PVV vragen hoeveel malafide kinderopvangorganisaties
er – voor zover bekend – er in Nederland zijn.
In 10 van de onderzochte gevallen zijn de houders/eigenaren van kinderopvangorganisaties
strafrechtelijk vervolgd.
De leden van de fractie van de PVV vragen of deze malafide kinderopvangorganisaties
inmiddels zijn gesloten.
Ja, deze kinderopvangorganisaties zijn allemaal gesloten.
De leden van de fractie van de PVV vragen waar de gedragingen van de malafide kinderopvangorganisaties
uit bestonden.
De gedragingen bestonden, in wisselende samenstellingen, onder meer uit:
− Het niet in rekening brengen van de eigen bijdrage bij de ouders;
− Het met behulp van DigiD van de ouder(s) aanvragen van kinderopvangtoeslag waarbij
de aanvraag niet in overeenstemming was met de werkelijkheid (al dan niet in samenwerking
met de ouder(s));
− Het vervaardigen van valse stukken waarbij meer uren worden gefactureerd en verantwoord
in de jaaropgaven dan daadwerkelijk door de ouder(s) afgenomen;
− In met name de jaren voor 2012: Het sluiten van overeenkomsten tussen de houders en
de ouder(s) die niet in overeenstemming waren met de werkelijkheid.
De leden van de fractie van de PVV vragen of deze malafide kinderopvangorganisaties
tevens de kinderopvangorganisaties waren die de eigen bijdrage voor de ouders voldeden.
Onder deze malafide kinderopvangorganisaties vallen tevens kinderopvangorganisaties
die geen eigen bijdrage in rekening hebben gebracht bij de ouders. In de jaaropgave
werd dan overigens veelal een bedrag opgenomen waaruit zou moeten blijken dat de eigen
bijdrage wel zou zijn betaald door de ouder(s).
Informatievoorziening aan de Kamer
In de kabinetsreactie heb ik uw Kamer toegezegd om u voorafgaand aan het te plannen
Algemeen Overleg over Toeslagen via een voortgangsrapportage te informeren over de
stand van zaken ten aanzien van de afgeronde en nog openstaande moties en toezeggingen
op het terrein van toeslagen16. Kort daarna zijn de strenge maatregelen om de verspreiding van COVID-19 te beperken
van kracht geworden. In de tussentijd is – binnen de mogelijkheden – alles in het
werk gesteld om in het belangrijke proces van de hersteloperatie toeslagen snelheid
te blijven maken.
De leden van de fractie van de PVV vragen in lijn daarmee wanneer de voortgangsrapportage
verwacht kan worden omtrent de afgeronde en openstaande moties en toezeggingen op
het terrein van toeslagen.
Het Algemeen Overleg is vanwege de COVID-19 maatregelen vooralsnog uitgesteld, desalniettemin
doe ik mijn toezegging gestand door de voortgangsrapportage als bijlage mee te sturen
bij de aanbiedingsbrief van deze beantwoording (zie bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 630).
De leden van de SP-fractie vragen de Kamer op de hoogte te houden van de voortgang,
ook van zaken die nog ingesteld of onderzocht moeten worden. Tevens zijn zij benieuwd
naar hoe gedupeerden op de hoogte worden gehouden van de voortgang.
Ik zeg graag toe om uw Kamer periodiek te informeren over de stand van zaken. Niet
alleen met betrekking tot de compensatie voor de CAF-zaken die vergelijkbaar zijn
met CAF 11, maar de algehele voortgang op dit belangrijke dossier. Ik zal u periodiek
een voortgangsrapportage sturen met de voortgang, waarvan de eerste als bijlage is
opgenomen bij de aanbiedingsbrief van deze beantwoording.
De toeslaggerechtigden die voorkomen in de populatie «waarschijnlijk vergelijkbaar
met CAF 11» en «mogelijk vergelijkbaar met CAF 11» zijn in beeld en worden in mei
geïnformeerd over de mogelijkheid tot het aanvragen van een compensatie. De toeslaggerechtigden
die in andere CAF-dossiers voorkomen en de zelfmelders worden geïnformeerd. De Herstelorganisatie
zal actief communiceren over de wijze waarop het aanmeldingsproces en vervolg verloopt.
Dit zal via persoonlijke brieven en via de landingspagina op www.toeslagen.nl geschieden.
De leden van de fractie van de PVV vragen of het mogelijk is voortgangsrapportages
van het strategisch crisisteam aan de Kamer te doen toekomen en/of de Kamer nader
te informeren omtrent de geïdentificeerde risico’s, planning en voortgang. Daarnaast
vragen deze lezen hoe de jaarlijkse uitvoeringskosten van de crisisorganisatie zijn
geraamd en of deze vallen binnen de eerder aangehaalde 110 miljoen euro.
Het Strategisch Crisisteam (SCT) komt twee keer per week samen; op maandagen worden
de voortgang en risico’s besproken, op donderdagen is er een langer overleg voor de
inhoudelijke behandeling van voorstellen. Relevante informatie voor uw Kamer met betrekking
tot de voortgang van de herstelorganisatie wordt benoemd in de voortgangsrapportage
Toeslagen die is opgenomen als bijlage bij de aanbiedingsbrief van deze beantwoording.
De jaarlijkse uitvoeringskosten van de crisisorganisatie bestaan grotendeels uit uitvoeringskosten
voor de herstelregelingen denk hierbij aan personeelskosten, huisvesting en ICT-voorzieningen.
Daarnaast zijn er kostenposten ingericht voor andere functies in de crisisorganisatie,
zoals communicatie, coördinatie, bestuurlijke adviesraad en ouder- en kindpanel. De
totale kosten hiervoor zijn geraamd op € 110 miljoen.
De leden van de fractie van de SP vragen zich af of het wellicht mogelijk is om via
transparant maken van interne werkinstructies meer zicht op rechtsbescherming en handelwijze
te mobiliseren. Hoe er wordt gehandhaafd en waarop wordt gecontroleerd hoeft goed
fraudeonderzoek niet in de weg te staan.
Ook ik ben van mening dat de Belastingdienst, waar mogelijk, transparant moet zijn
over de werkwijze waarop wordt gehandhaafd en gecontroleerd. Dit geldt ook in het
geval van fraudebestrijding. Mede daarom wordt in het Jaarplan 2020 Belastingdienst
ingegaan op fraudebestrijding. Daarnaast zijn de uitvoerings- en toezichtstrategie
(ook wel handhavingstrategie)17 en het handboek controle18 openbaar. Ten slotte is er de aanmeldings- en vervolgingsrichtlijn, die ook is gepubliceerd19. In de brief van 15 november jl. heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd dat Belastingdienstbreed
het fraudebeleid wordt onderzocht en waar nodig bijgesteld.
De leden van de fractie van D66 vragen hoe de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang
van het aantal gedupeerden dat compensatie of financiële reparatie heeft ontvangen.
Ik zal uw Kamer periodiek op de hoogte houden van de voortgang door middel van een
voortgangsrapportage. De eerste voortgangsrapportage is als bijlage opgenomen bij
de aanbiedingsbrief van deze beantwoording.
De leden van de fractie van de VVD vragen wanneer het kabinet een reactie op deelrapport
1 van het IBO Toeslagen met de Kamer deelt.
Uw Kamer heeft inmiddels een uitstelbrief ontvangen waarin is aangegeven dat IBO Toeslagen
deel 2 en de kabinetsreactie zo snel mogelijk, en i.i.g. voor de zomer aan de Kamer
verzonden
De leden van de fractie van de PVV vragen in algemene zin nader in te gaan op de berichtgeving
van Follow The Money over de toeslagenaffaire.
Hierover zijn via de vaste commissie voor Financiën nadere vragen gesteld, deze worden
separaat beantwoord.
B. Afwikkeling interim-advies Adviescommissie uitvoering toeslagen
In de onderstaande vragen wordt ingegaan op de stappen die naar aanleiding van het
interim-advies van de Adviescommissie reeds zijn gezet, de voortgang van de afwikkeling
en vragen over de uitwerking van de compensatieregeling en de vragen die zien op de
vormgeving van de aanvullende compensatie voor schrijnende gevallen.
Voortgang van de afwikkeling compensatieregeling naar aanleiding van het interim-advies
De leden van de VVD-fractie vragen of alle ouders in de CAF 11-zaak inmiddels compensatie
hebben ontvangen en wanneer. Ook de leden van de PVV-fractie vragen hiernaar.
Alle ouders waarvan het rekeningnummer bekend is (geworden) hebben de compensatie
ontvangen. Van vijf ouders ontbreekt nog het rekeningnummer. Zij hebben een buitenlands
adres of zijn vertrokken naar een onbekende bestemming. De brieven met buitenlandse
adressen zijn onbestelbaar retour gekomen. Pogingen tot opvraag van het rekeningnummer
zijn tot dusverre vruchteloos gebleken. Geprobeerd wordt via buitenlandse belastingdiensten
aan adresgegevens van deze burgers te komen. Indien de rekeningnummers van de vijf
ouders kunnen worden achterhaald, zal ook aan hen de compensatie worden uitbetaald.
De leden van de fractie van de VVD vragen wanneer de definitieve herstelbeschikkingen
zijn verstuurd.
De definitieve compensatiebeschikkingen zijn met dagtekening 26 maart 2020 verzonden.
De leden van de fractie van de PVV vragen of de conclusie gerechtvaardigd is dat maximaal
77 personen op enigerlei wijze extra zijn gecompenseerd enkel omdat zij hebben gereageerd
op de vooraankondiging.
De verzoeken van de personen die hebben gereageerd op de in de vooraankondiging opgenomen
(voorlopige) berekening van de compensatie zijn allen individueel beoordeeld of aanvullende
compensatie van toepassing is. De reacties zien op:
− een andere zienswijze met betrekking tot de hoogte van de correctiebesluiten, direct
verband houdend met de ingreep in het toeslagrecht;
− aanvullende verzoeken tot vergoeding van proceskosten;
− verzoek tot hogere vergoeding van (im)materiële schade (deze worden voorgelegd aan
de «Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade»).
Voor een groot aantal burgers wordt extra compensatie toegekend en uitbetaald. Dit
heeft betrekking op het berekenen van het aantal maanden vanaf het moment van de eerste
verlaging tot het moment van het volledige herstel. Het is dus niet zo dat alleen
deze personen die zich al reeds hebben gemeld extra worden gecompenseerd.
De leden van de fractie van de PVV vragen of ik weet of ouders betrokken bij de CAF
11-zaak als rechtstreeks gevolg betrokken waren tot gedwongen verkoop van bezittingen
en hoe deze ouders dit moeten aantonen. Daarnaast vragen deze leden welke kosten zijn
gemoeid met de compensatie van de gedwongen verkoop.
Bij beleidsbesluit20 is geregeld dat in het geval dwanginvordering door Toeslagen aantoonbaar heeft geleid
tot gedwongen verkoop van bezittingen van de ouder, de ouder op aanvraag voor deze
schade een compensatie kan krijgen. Hierbij gelden twee voorwaarden: er moet sprake
zijn van gedwongen verkoop van bezittingen door Toeslagen bij de dwanginvordering
van een terugvordering kinderopvangtoeslag over de berekeningsjaren 2012, 2013 en/of
2014 en de ouder maakt aannemelijk dat hij schade heeft ondervonden door de gedwongen
verkoop en hoe hoog die schade is. De wijze waarop de ouder dit aannemelijk kan maken,
verschilt per casus. Op dit moment zijn nog geen claims bekend, een inschatting van
de totale kosten die samenhangen met compensatie van de gedwongen verkoop is nu nog
niet te maken. Deze verzoeken worden, naast de andere verzoeken tot een hogere vergoeding
van (im)materiële schade, voorgelegd aan de «Commissie aanvullende schadevergoeding
werkelijke schade».
De leden van de fractie van de PVV vragen verder of er ouders betrokken bij de CAF
11-zaak zijn die noodgedwongen bezittingen hebben verkocht, maar hier desondanks geen
schade van hebben ondervonden en hoe dit gebrek aan schade is vastgesteld.
Deze vraag wordt zo begrepen dat het gaat om ouders die zelf het initiatief hebben
genomen tot verkoop van hun bezittingen. Dit is een situatie die niet valt onder de
hiervoor genoemde voorwaarden uit het beleidsbesluit. Gegevens omtrent ouders die
zelf het initiatief tot verkoop hebben genomen zijn niet bekend. Evenmin zijn er (nog)
geen gevallen bekend op dit vlak.
De leden van de fractie van de PVV vragen waarom de hiervoor genoemde compensatie
enkel op aanvraag is.
De benodigde gegevens om te bepalen of er recht bestaat op aanvullende compensatie
zijn niet (allemaal) bij ons voorhanden, daarom is aanvullende compensatie alleen
op verzoek mogelijk. In de vooraankondigingen van 17 december 2019 is expliciet gewezen
op de mogelijkheid tot aanvullende compensatie, waarbij de ouder ons gegevens moet
verschaffen.
De leden van de fractie van de PVV vragen of er met betrokkenen (telefonisch) contact
opgenomen wordt om de hiervoor genoemde compensatie toe te lichten?
In de vooraankondigingsbrief van 17 december 2019 is melding gemaakt van de mogelijkheid
tot aanvullende compensatie. De ouders die daaromtrent – vrijwel altijd telefonisch
– vragen stelden zijn geïnformeerd over de achtergrond van de regeling en voorgenomen
werkwijze. Daarnaast heeft met een aantal ouders een persoonlijk gesprek plaatsgevonden
bij de ouders thuis of op een belastingkantoor. Met de definitieve compensatiebeschikking
van 26 maart 2020 zijn de ouders, die verzocht hebben om vergoeding van hogere werkelijke
schade, geïnformeerd dat dit verzoek wordt voorgelegd aan een onafhankelijke externe
commissie («Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade»).
De leden van de fractie van de PVV vragen of er CAF 11-ouders zijn waar het recht
op toeslag is vervallen in 2020 ten gevolge van overschrijding van de vermogensgrens.
En indien dit het geval is of dit een rechtstreeks gevolg is van het niet reageren
op de vooraankondigingsbrief.
Er zijn op dit moment nog geen ouders die een beroep op de regeling voor compensatie
van gevolgschade voor 2020 als gevolg van het uitkeren van de compensatie hebben gedaan.
Bij de definitieve compensatiebeschikking van 26 maart 2020 is ook een extra forfaitaire
vergoeding van 1% toegekend voor de mogelijk hogere vermogensrendementsheffing in
box 3 en een eventueel daaruit voortvloeiende inkomensafhankelijke afbouw van de hoogte
van de toeslagen.
De leden van de fractie van de PVV vragen daarnaast welke kosten er gemoeid zijn met
de compensatie op verzoek.
Ook de kosten de gemoeid zijn met de eenmalige compensatie indien uitbetaling van
de compensatieregeling, als gevolg heeft dat de vermogensgrens bij toeslagen wordt
overschreden, zijn op dit moment niet bekend. Zoals hiervoor aangegeven zijn er nog
géén ouders die een beroep op de regeling hebben gedaan. Daarnaast beschikt de Belastingdienst
nog niet over gegevens over het vermogen van ouders per 1 januari 2020, die nodig
zijn voor een mogelijke cijfermatige inschatting van de kosten.
De leden van de fractie van de PVV vragen naar de kosten die gemoeid zijn met de extra
box 3 compensatie.
Het totale bedrag dat als extra compensatie is toegekend voor mogelijke effecten in
box 3 en eventueel daaruit voorvloeiende afbouw in inkomensafhankelijke toeslagen
is € 42.051.
De leden van de fractie van de PVV merken op dat 287 ouders recht hadden op compensatie,
tegen een totaalbedrag van € 4.232.503 daarvan hebben 282 ouders reeds de compensatie
ontvangen. Deze leden vragen of dit bedrag tevens de eerdergenoemde eventueel aanvullende
compensatie bevat en wat de uitvoeringskosten waren om de compensaties te bewerkstelligen.
Het totaalbedrag van € 4.232.503 is op basis van de vooraankondiging. Dit is inclusief
de extra compensatie voor mogelijke effecten in box 3, maar exclusief de aanvullende
compensatie voor het vervallen van het recht op toeslag als gevolg van het overschrijven
van de vermogensgrens en de aanvullende schadevergoedingen. Daarnaast bestaat er nog
steeds het recht op bezwaar maken, waardoor het uiteindelijke compensatiebedrag hoger
kan uitvallen. Het uitkeren van de compensatieregeling voor CAF 11 is uitgevoerd binnen
de bestaande capaciteit bij Toeslagen. Het is niet mogelijk om een uitsplitsing te
geven van de kosten die gemoeid zijn met de inspanningen om de regeling voor CAF 11
uit te voeren. Voor de totale hersteloperatie worden de uitvoeringskosten begroot
op € 110 miljoen.
De leden van de PVV-fractie vragen of de betreffende ouders naar hun tevredenheid
zijn gecompenseerd en of de Staatssecretaris al reactie van de ouders heeft gehad.
De reacties van ouders op de vooraankondigingsbrief, uitbetaling van de (voorlopige)
compensatie en de tot dusverre gevoerde informatieve oudergesprekken zijn overwegend
positief. De mate waarin tot tevredenheid is gecompenseerd is individueel verschillend
en kan nu (nog) niet worden vastgesteld. 80 ouders hebben inmiddels verzocht om een
hogere vergoeding voor geleden schade. Deze verzoeken worden voorgelegd aan de «Commissie
aanvullende schadevergoeding werkelijke schade».
Ik heb regelmatig contact met ouders via onder meer twitter, oudergesprekken en informatieve
bijeenkomsten. Ook het serviceteam van de gedupeerdenlijn heeft veel contacten met
ouders. In die contactmomenten worden reacties gedeeld.
De leden van de fractie van de PVV vragen naar het aantal te verwachten bezwaren tegen
de definitieve compensatiebeschikkingen?
Op dit moment is daar nog geen uitspraak over te doen. Het is mogelijk dat betrokken
ouders zich niet zullen neerleggen bij de definitieve beschikking en dan is het maken
van bezwaar vanzelfsprekend mogelijk. Bezwaar tegen de definitieve compensatiebeschikking
(grondslag Beleidsbesluit Compensatieregeling CAF 11 d.d. 6 december 2019) wordt voorgelegd
aan de onafhankelijke Bezwaarschriftenadviescommissie.
Verzoeken tot vergoeding van hogere werkelijke schade worden voorgelegd aan «Commissie
aanvullende schadevergoeding werkelijke schade».
De leden van de fractie van de PVV vragen of de 22 ouders die bericht hebben gehad
dat zij niet gecompenseerd zouden worden evident geen recht op kinderopvangtoeslag
hebben.
De betreffende casussen zijn allemaal voorgelegd aan de Commissie van Wijzen. In alle
22 casussen was er sprake van evident géén recht op kinderopvangtoeslag. Het ging
hierbij bijvoorbeeld om situaties waarin er geen sprake was van een correctie van
de kinderopvangtoeslag in de jaren 2012, 2013 en 2014, de correctie niet het gevolg
was van het CAF 11 onderzoek, dat er sprake was van een ernstige onregelmatigheid
als omschreven in het rapport van de Adviescommissie, of er is geen kinderopvang afgenomen,
er is niet gereageerd op uitvraagverzoeken van Toeslagen en er is ook geen bezwaar
aangetekend.
De leden van de fractie van het CDA vragen om van de 22 CAF 11-ouders die geen recht
hadden op compensatie per geval te specificeren wat de reden was dat er geen recht
op compensatie bestond.
Ik kan hier niet ingaan op de individuele casussen. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld
in antwoord op vragen van het lid Leijten21 zijn de ouders die geen recht hebben op compensatie conform het eerste advies van
de Adviescommissie allen beoordeeld door een Commissie van Wijzen. Aan deze ouders
is aangegeven dat er bij de volgende situaties geen recht is op compensatie als: er
geen onderzoek in het kader van het CAF 11 is geweest voor de jaren 2012, 2013 en
2014, dat heeft geleid tot een verlaging van de kinderopvangtoeslag; er evident geen
recht is op kinderopvangtoeslag, bijvoorbeeld omdat het kind te oud was voor de kinderopvang
of omdat er geen gebruik is gemaakt van kinderopvang; ook na (herhaalde) verzoeken
geen informatie is aangeleverd die het recht op kinderopvangtoeslag moet vaststellen,
er geen contact met Toeslagen is opgenomen en er ook geen bezwaarschrift is ingediend.
Elke ouder heeft hierbij in een brief ook de omschrijving ontvangen waarom hij/zij
specifiek geen recht heeft op de compensatie. Daarbij is aangegeven dat de ouder kan
reageren op deze brief met zijn/haar eigen zienswijze. Op dit moment hebben we geen
reactie van deze ouders ontvangen.
Aanvullende compensatie voor eventuele hogere werkelijke schade voor schrijnende gevallen
zoals aangekondigd in kabinetsreactie
De leden van de fractie van de PVV vragen hoeveel schrijnende gevallen er worden verwacht.
In de kabinetsreactie heb ik aangegeven dat in aanvulling op de compensatieregeling
en de daarin opgenomen forfaitaire bedragen voor materiële en immateriële schade ik
het ook mogelijk maak dat ouders in voorkomende gevallen meer schade vergoed krijgen.
Daarvoor is echter onontkoombaar dat ouders aannemelijk maken dat sprake is van aanvullende
schade en dat die schade het gevolg is van het hiervoor bedoeld vooringenomen optreden
van Toeslagen. De beoordeling van deze verzoeken zal door een onafhankelijke commissie
plaatsvinden. Het is op voorhand niet te zeggen hoeveel ouders voor deze bijzondere
vergoeding in aanmerking komen.
De leden van de fractie van de PVV vragen wanneer iemand voldoet aan de definitie
van schrijnend geval en hoe ouders kunnen weten of zij gekwalificeerd worden als schrijnend
geval.
Of er sprake is van een «schrijnend geval» is geen zelfstandig criterium om te beoordelen
of een ouder in aanmerking komt voor een hogere schadevergoeding, maar hangt af van
in welke mate de ouder gedupeerd is door de handelwijze van Toeslagen. Om in aanmerking
te komen voor een hogere schadevergoeding moeten ouders aannemelijk maken dat sprake
is van aanvullende schade en dat die schade het gevolg is van het hiervoor bedoeld
vooringenomen optreden van Toeslagen. De beoordeling van deze verzoeken zal door een
onafhankelijke commissie plaatsvinden. Bij de beoordeling van de dossiers staat een
transparante en ruimhartige opstelling van Toeslagen jegens de ouders centraal. Ouders
zullen altijd de mogelijkheid hebben om, na de beoordeling van een dossier, inzicht
te krijgen in de afwegingen die bij medewerkers van Toeslagen centraal hebben gestaan.
De leden van de fractie van de SP vragen hoe de aanvulling op de compensatieregeling
en de forfaitaire bedragen vormgegeven wordt door de onafhankelijke commissie. Zij
vragen hierbij in het bijzonder of de commissie zelf haar werkwijze bepaalt, naar
de transparantie van de werkwijze en de toetsbaarheid hiervan.
Ouders die menen dat hun werkelijke schade hoger is dan de vergoeding die uit de compensatieregeling,
en de daarin opgenomen forfaitaire bedragen, voortvloeit, kunnen bij Toeslagen een
verzoek tot aanvullende vergoeding indienen. Toeslagen zal deze verzoeken aan een
onafhankelijke Commissie aanvullende schadevergoedingen werkelijke schade voorleggen
en het advies van deze Commissie volgen. Op dit moment wordt het instellingsbesluit
van deze commissie opgesteld. Zodra deze gereed is, deel ik die met uw Kamer.
Het instellingsbesluit waarmee de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke
schade wordt ingesteld bepaalt dat de commissie zelf haar eigen werkwijze vaststelt
en dat zij haar oordeel rapporteert aan Toeslagen. Ik zal de commissie wel enkele
kaders meegeven om deze verzoeken in behandeling te kunnen nemen. Zodra ik deze gereed
heb, zal ik ze delen met uw Kamer. Om meer schade vergoed te krijgen moet door ouders
aannemelijk worden gemaakt dat sprake is van aanvullende schade – die in onvoldoende
mate is vergoed met de forfaitaire bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding
die op grond van de compensatieregeling zijn toegekend – en dat die schade het gevolg
is van het door de Adviescommissie vastgestelde institutioneel vooringenomen optreden
van Toeslagen.
C. Herstelregeling in reactie op het eindrapport Adviescommissie uitvoering toeslagen
In haar eindrapport gaat de Adviescommissie in op twee groepen. De groep ouders die
op mogelijk vergelijkbare wijze als in het CAF 11-dossier zijn behandeld en de groep
ouders die zijn getroffen door de hardheid van het stelsel door de reguliere werking
en handhaving van de regelgeving rondom de Kinderopvangtoeslag en de uitleg die daaraan
in uitvoering en rechtspraak is gegeven. Ik ga hierna in op de vragen met betrekking
tot beide groepen en de vragen die zijn gesteld over de gekozen drempel van € 1.500.
Vervolgens zal worden ingegaan op de planning, ondersteuning en communicatie richting
de ouders en de benodigde (cultuur)veranderingen in de organisatie.
Compensatieregeling voor situaties vergelijkbaar aan CAF 11
De leden van de fractie van de VVD vragen te reflecteren op het achteraf bijstellen
en handmatig afleiden van informatie, en vragen welke stappen en acties worden ondernomen
op de korte en lange termijn om dit te verbeteren.
De informatie over CAF-zaken en de betrokken ouders werd vanwege de grote aantallen
primair gegenereerd uit de systemen en archieven door middel van data-analyse. Omdat
een deel van de informatie niet gestructureerd wordt vastgelegd in de systemen en
daarmee niet oproepbaar is door middel van massale query’s, moeten de ontbrekende
gegevens aangevuld worden aan de hand van handmatige analyses. Door de grote aantallen
was er bij de handmatige vulling slechts een eerste beoordeling. Hierdoor was het
mogelijk dat er bij een nadere, intensieve bestudering van het dossier aanvullende
informatie werd gevonden. Bij de beoordeling of een ouder in aanmerking komt voor
compensatie vindt echter altijd een intensieve analyse plaats op het gehele dossier.
Zoals de Adviescommissie al constateert, betekent dit niet dat de bestanden niet deugen
of dat de verstrekte informatie niet betrouwbaar is, maar dat de gegevens een nadere
toelichting behoeven. Desondanks heb ik besloten om nader onderzoek te laten doen
naar de wijze waarop gegevensbeheer binnen Toeslagen plaatsvindt. Zodra dat onderzoek
is afgerond deel ik de resultaten met uw Kamer.
De leden van de fractie van de VVD vragen wanneer er wordt gestart met de aangekondigde
acties voor de schrijnende gevallen.
Ouders kunnen zich reeds melden via het servicenummer. Ik streef ernaar om voor de
zomer de loketten waar ouders zich kunnen melden gereed te hebben. Beoordeling van
de dossiers zal binnen zes maanden starten. Dit is mede afhankelijk van het spoedwetgevingstraject
voor de hardheidsregeling en het werven van de benodigde capaciteit voor de uitvoering
bij Toeslagen. Zoals hiervoor aangegeven zijn de uitvoeringsconsequenties van de herziening
en hardheidstegemoetkoming zeer fors. Hoewel ik ernaar streef om in 2020 en 2021 zoveel
mogelijk ouders die in aanmerking komen voor een herziening of tegemoetkoming het
daarbij behorende bedragen uit te keren, kan ik niet uitsluiten dat dit in sommige
gevallen langer zal doorlopen.
De leden van de fractie van de VVD vragen of de vijf criteria voor vergelijkbaarheid
met CAF 11 uitputtend zijn of dat er bij nader inzien nog andere criteria in acht
genomen dienen te worden. Daarnaast vragen deze leden welke dit zijn en waarom, en
zo nee waarom de Staatssecretaris overtuigd is dat deze uitputtend zijn.
De vijf criteria zijn uitputtend voor het beoordelen of er bij een CAF-zaak sprake
is van vergelijkbaarheid met CAF-11. De vijf criteria zijn de punten waarop het toezicht
bij een vooringenomen groepsbenadering afweek van de «reguliere» werkwijze, dus beoordeling
op basis van deze vijf criteria zal daarom het beste duiden wanneer er sprake is van
vergelijkbaarheid met CAF-11 en wanneer niet.
Door Toeslagen zal worden onderzocht of op CAF-dossierniveau sprake is geweest van
een groepsgewijze, (institutionele) vooringenomen aanpak volgens de criteria van de
Adviescommissie.
De «modus operandi» van Toeslagen bevat dan (één of meerdere van) de volgende indicatoren.
1) collectieve stopzetting zonder voorafgaande individuele beoordeling die dit rechtvaardigde
(»zachte stop»);
2) breed uitvragen van bewijsstukken over één of meerdere jaren;
3) gevolgd door een zero tolerance-onderzoek naar fouten, tekortkomingen en ontbrekende
bewijsstukken met (soms/veelal) een tweede check wanneer bij eerste lezing geen grond
voor afwijzing was gevonden;
4) het niet nader uitvragen van informatie bij gebleken tekortkoming daarin;
5) het afwijzen of reduceren van de KOT-aanspraak bij de minste of geringste onregelmatigheid
in de stukken.
Het opdrachtformulier behorend bij het betreffende CAF-(onderzoeks)dossier en daarin
opgenomen instructies moeten worden onderzocht. Ook de periode waarin de CAF onderzoeken
plaats hadden bevat een mogelijke aanwijzing. De «mogelijke betrokken» CAF-dossiers
speelden in 2014 tot en met april 2016. Daarnaast kan steekproefsgewijze beoordeling
van de in het betreffende CAF-dossier aanwezige individuele dossiers van toeslaggerechtigden
waardevolle informatie bevatten om te beoordelen of er in dit geval sprake is van
vergelijkbaarheid met CAF-11.
De leden van de fractie van de PVV constateren dat het een groep betreft van mogelijk
meer dan 3.000 ouders en vragen wat de verwachte grootte is van deze groep.
Het genoemde aantal van 3.000 ouders is gebaseerd op het aantal toeslaggerechtigden
die betrokken zijn bij dossiers waarin volgens de Adviescommissie een vergelijkbare
vooringenomen behandeling als bij CAF-11 waarschijnlijk of mogelijk het geval is geweest.
De commissie wijst er daarbij met nadruk op dat per zaak beoordeeld moet worden of
daadwerkelijk sprake van is van een institutioneel vooringenomen aanpak. Zonder deze
beoordeling kan ik niet zeggen of en hoeveel groter de groep is dan het door de Adviescommissie
genoemde aantal van 3.000.
De leden van de fractie van de PVV vragen waarom ouders zelf een aanvraag moeten indienen
voor compensatie.
Het is voor Toeslagen niet uitvoerbaar om bij alle in het verleden toegekende kinderopvangtoeslagen
waarbij een nihil-stelling heeft plaatsgevonden zelf na te gaan of compensatie, herziening
of tegemoetkoming zou moeten plaatsvinden. Dit zou namelijk betekenen dat zeer grote
aantallen dossiers individueel en handmatig beoordeeld moeten worden. Veelal is ook
de benodigde informatie niet beschikbaar. Hiermee wordt ook aangesloten bij het advies
van de Adviescommissie. Het is daarom onontkoombaar dat ouders die menen in aanmerking
te komen voor compensatie, herziening of tegemoetkoming zich moeten melden. We gaan
ouders het wel zo gemakkelijk mogelijk maken zich te melden en de ouders zullen op
verschillende manieren en via verschillende instanties de komende tijd worden gevraagd
om zich te melden om een aanvraag in te dienen.
De leden van de fractie van het CDA vragen om bij het al dan niet op verzoek herzien
en niet alleen juridische argumenten mee te wegen, maar ook dat wat voor ouders het
meest vriendelijk is.
Ik ondersteun de opmerking van de leden van de CDA-fractie hierover en volg de aanbevelingen
van de Adviescommissie hierover.
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Staatssecretaris aangeeft nader te kijken
of geconstateerde formele tekortkomingen, zoals het ontbreken van een handtekening,
ook kan leiden tot matiging van de terugvordering. Deze leden vragen of een dergelijke
formele tekortkoming zwaarder weegt dan bijvoorbeeld het (gedeeltelijk) niet betalen
van de eigen bijdrage.
Het is niet de bedoeling om een rangorde aan te brengen in de redenen waarom een kinderopvangtoeslag
kan zijn teruggevorderd. Van belang is of sprake is van een disproportionele uitkomst
waarvoor we een oplossing kunnen bieden. Van een dergelijke disproportionele uitkomst
zal naar mijn zeker ook sprake kunnen zijn indien in een concreet geval een onbedoelde
kleine formele tekortkoming heeft geleid tot een volledige terugvordering van de toeslag
waarop materieel wel recht bestond.
De leden van de fractie van de PVV vragen hoe wordt vastgesteld wie recht heeft op
compensatie en wie niet. Deze leden vragen tevens of ik er vertrouwen in heb dat Toeslagen
in alle objectiviteit kan vaststellen of er in individuele gevallen sprake is geweest
van onredelijke hardheid van het toeslagenstelsel en waar dit vertrouwen op is gebaseerd.
Ik heb er vertrouwen in dat er tot een weloverwogen en onafhankelijk oordeel gekomen
kan worden of een burger recht heeft op een compensatie of niet. Hetzelfde geldt bij
het vaststellen of burgers slachtoffer zijn geworden van een onredelijke hardheid
van het toeslagenstelsel. De Adviescommissie heeft objectieve criteria voor geformuleerd
op basis waarvan de apart opgerichte Herstelorganisatie Toeslagen met de dossiers
aan de slag gaat. Als volgende stap zal de herbeoordeling van dossiers plaatsvinden,
waarbij gekeken wordt of herstel, reparatie of compensatie aan de orde is op basis
van het eindrapport van de Adviescommissie en de kabinetsreactie daarop van 13 maart
jl. Het beoordelingsproces of een CAF-zaak vergelijkbaar is met CAF 11 is gestart
en wordt begin mei afgerond. De burgers worden daarover in mei geïnformeerd. Bovendien
zullen de onafhankelijke Commissie van Wijzen en de Bezwaarschriftenadviescommissie
de uitkomsten vanuit de Herstelorganisatie beoordelen. Medewerkers die in het verleden
betrokken zijn geweest bij de beoordeling van dossiers van deze ouders, zullen deze
rol in de Herstelorganisatie niet vervullen.
De processen voor herbeoordeling worden goed beschreven en vastgelegd. Hierbij worden
waarborgen, zoals het vier ogen principe, ingebouwd zodat de ouders verzekerd zijn
van een goede besluitvorming. De besluitvorming wordt transparant vastgelegd zowel
voor de ouders als binnen de organisatie.
De leden van de van de fractie van het CDA en de leden van de fractie van GroenLinks
vragen of het niet veel logischer is om alle ouders die in CAF-zaken zitten te informeren
en de selectie te laten plaatsvinden op afstand van toeslagen.
Ik ben het met de leden eens dat het logisch is om ouders waarvan wij weten dat zij
in een vergelijkbare CAF-zaak zitten actief te benaderen. Dit is ook mijn intentie.
In mijn brief22 van 13 maart jl. heb ik aangegeven dat wanneer wordt geconcludeerd dat sprake is
van een vergelijkbare behandeling als bij CAF 11, ouders actief op de hoogte moeten
worden gebracht van het feit dat zij mogelijk voor compensatie in aanmerking komen.
Zoals blijkt uit het onderzoek van de Adviescommissie, is echter niet in alle CAF-zaken
sprake van een vergelijkbare behandeling als bij CAF 11. De door de Adviescommissie
geïdentificeerde dossiers worden eerst door Toeslagen beoordeeld op een mogelijk vooringenomen
behandeling. Indien Toeslagen heeft vastgesteld dat in een dossier geen sprake is
van een vooringenomen behandeling wordt dit dossier voorgelegd aan de Commissie van
Wijzen. In de gevallen waarin geen sprake is van een vergelijkbare behandeling als
bij CAF 11 kunnen ouders zich ook te melden voor beoordeling van hun dossier op hardheden.
Wij zullen hen op de hoogte stellen van die mogelijkheid.
De leden van de fractie van het CDA vragen mij verder of het niet logischer is om
de selectie te laten plaatsvinden op afstand van Toeslagen. De beoordeling van de
dossiers vindt plaats binnen de apart hiervoor opgerichte directie Uitvoering Herstel
Toeslagen. Het uiteindelijke besluit of iemand recht heeft op compensatie zal genomen
moeten worden door Toeslagen. Dit doet de Belastingdienst echter niet alleen. In de
eerste plaats hebben de ADR en de Adviescommissie al een eerste onafhankelijk onderzoek
uitgevoerd, respectievelijk advies gegeven over de zaken die mogelijk of waarschijnlijk
vergelijkbaar zijn. Hun onderzoek zag echter op alle CAF-zaken. Daarnaast heb ik het
takenpakket van de onafhankelijke Commissie van Wijzen uitgebreid om ook in dit oordeel
advies te geven. Op het moment dat Toeslagen heeft vastgesteld dat in een dossier
geen sprake is van een vooringenomen behandeling dan wordt dit dossier altijd voorgelegd
aan de Commissie van Wijzen. Het oordeel van deze commissie wordt gevolgd. Tot slot
stel ik een Bezwaarschriftenadviescommissie in die een advies uitbrengt als een ouder
in bezwaar gaat. Ik meen dat ik hiermee voldoende garandeer dat het oordeel van de
Toeslagen is getoetst door onafhankelijke adviseurs. Bovendien staan de reguliere
middelen van rechtsbescherming open, zodat ouders zich ook tot de bestuursrechter
kunnen wenden als zij het niet eens zijn met dit oordeel. Met alle regelingen wil
ik echter zo veel mogelijk voorkomen dat ouders dit hoeven te doen.
De leden van de fractie van het CDA vragen hoe het proces verloopt wanneer Toeslagen
van mening is dat niet vooringenomen is gehandeld.
Een dossier dat als waarschijnlijk vergelijkbaar is aangemerkt maar waar na nader onderzoek blijkt dat niet vergelijkbaar is gehandeld,
moet worden voorgelegd worden aan de Commissie van Wijzen. Dossiers die in eerste
instantie zijn aangemerkt als mogelijk vergelijkbaar moeten altijd aan de Commissie van Wijzen worden voorgelegd, zowel bij de conclusie
dat wel vergelijkbaar als bij de conclusie dat niet vergelijkbaar is gehandeld.
Aanvragers die niet door Toeslagen zijn aangeschreven maar van mening zijn dat zij
wel voor compensatie in aanmerking komen, kunnen ook een beroep doen op de compensatieregeling.
Indien de aanvraag wordt afgewezen kan de burger bezwaar aantekenen en daarna eventueel
in beroep. Indien Toeslagen in een dergelijk dossier voornemens is de aanvraag toe
te kennen of af te wijzen moet het dossier eveneens aan de Commissie van Wijzen worden
voorgelegd.
De leden van de fractie van het CDA vragen op welke wijze wordt beoordeeld of ouders
zijn geconfronteerd met een disproportioneel hoge terugvordering. Daarnaast vragen
de leden van de fractie van het CDA welk bedrag ouders ontvangen wanneer de terugvordering
vijf jaar of langer heeft plaatsgevonden. Tot slot vragen deze leden of een ouder,
bij ontbreken van het betalen van een eigen bijdrage, de totale toeslag minus de totale
eigen bijdrage plus in rekening gebrachte invorderingsrente krijgt terugbetaald.
Er wordt op dit moment gewerkt aan de details over de beoordeling van individuele
dossiers. De beoordeling volgt uit de jurisprudentie van de Raad van State die met
terugwerkende kracht wordt toegepast op gevallen in het verleden. De uitkomst in individuele
gevallen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De ouders worden op deze
manier maximaal tegemoetgekomen. Dit houdt inderdaad in dat aan ouders – na rato van
de niet betaalde eigen bijdrage – hun totale toeslag inclusief invorderingsrente betaald
krijgen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de ouders die zijn geconfronteerd met een
disproportionele terugvordering alleen het disproportionele deel van het bedrag terugkrijgen
en geen andere compensatie. Er zijn echter ook in deze groep ouders die gevolgschade
hebben ondervonden. Deze leden vragen of deze ouders in aanmerking komen voor een
vorm van schadevergoeding voor deze gevolgschade.
Voor de groep ouders die vanuit de hardheid van het systeem zijn geconfronteerd met
een (volledige) terugvordering omdat bijvoorbeeld de kosten van de kinderopvang niet
volledig waren betaald, is in de kabinetsreactie voorzien in herstel van die hardheid.
De betrokken ouders krijgen hierbij een tegemoetkoming op basis van de toeslag waarop
ze naar huidige inzichten recht zouden hebben, dus met inachtneming van de uitspraken
van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 oktober 2019.23 Het gaat dus om een tegemoetkoming ten aanzien van alleen de nadelige gevolgen van
beschikkingen in het verleden voor de belanghebbende die onevenredig zijn in verhouding
tot de met die beschikkingen te dienen doelen. Hiermee wordt een belangrijke stap
gezet omdat in deze situaties geen sprake was van institutioneel vooringenomen handelen
door Toeslagen, maar van een reguliere uitvoering van de wetgeving volgens de destijds
geldende kaders. Voor zeer bijzondere schrijnende situaties wordt een vangnetbepaling
voorgesteld. Ouders die van mening zijn met de verschillende herstelregelingen niet
of onvoldoende geholpen te zijn en menen in een bijzondere, schrijnende situatie te
zitten, kunnen dit gemotiveerd bij Toeslagen melden. Het gaat bij deze vangnetbepaling
uitdrukkelijk niet om tegemoetkoming voor eventuele schade als gevolg van een herziening,
reparatie of compensatie. Het betreft dus geen gehele of gedeeltelijke schadevergoeding.
Het gaat alleen om een tegemoetkoming om leed te verzachten. Voor de beoordeling van
eventuele gevolgschade wordt een commissie ingesteld die adviseert of een ouder recht
heeft op compensatie van geleden gevolgschade.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen, kort gezegd, of alleen actief gekeken
wordt naar de CAF-zaken die waarschijnlijk of mogelijk vergelijkbaar waren met CAF
11.
Zoals in de kabinetsreactie is opgemerkt heeft de Adviescommissie een aantal dossiers
geïdentificeerd waarin Toeslagen waarschijnlijk vergelijkbaar of mogelijk vergelijkbaar
heeft gehandeld als bij CAF 11. De Adviescommissie heeft vervolgens een werkwijze
voorgesteld waarbij Toeslagen deze dossiers opnieuw zal beoordelen. Ik heb aangegeven
deze werkwijze over te nemen.
Ouders die voorkomen in een CAF-dossier waarvan door Toeslagen niet wordt vastgesteld
dat de aanpak vergelijkbaar is aan CAF 11, waaronder de dossiers die door de Adviescommissie
niet als «verdacht» zijn aangemerkt, maar wel menen op vergelijkbare, institutioneel
vooringenomen wijze te zijn behandeld, kunnen zichzelf melden met bewijsstukken.
Voor ouders die zijn getroffen door de reguliere werking en handhaving van de regelgeving
rondom de Kinderopvangtoeslag en de uitleg die daaraan in uitvoering en rechtspraak
is gegeven geldt, zoals ik in de kabinetsreactie heb aangegeven, dat zij zich eveneens
bij Toeslagen zullen moeten melden.
Ouders die zichzelf eerder hebben gemeld zullen in ieder geval door Toeslagen worden
benaderd en geïnformeerd op nog te organiseren bijeenkomsten. Zij hoeven zich niet
opnieuw te melden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen vervolgens wat er gebeurt wanneer ouders
die niet zijn betrokken bij een CAF-dossier dat eerder niet als «waarschijnlijk vergelijkbaar»
of «mogelijk vergelijkbaar» is aangemerkt, zich melden en wordt geconcludeerd dat
ook daar institutioneel vooringenomen is opgetreden. Zij vragen tevens of alle andere
ouders in hetzelfde dossier ook worden geïnformeerd.
Wanneer ouders zich melden, zal door Toeslagen en de Commissie van Wijzen worden beoordeeld
in hoeverre inderdaad sprake is van institutioneel vooringenomen handelen. Is dit
het geval dan bestaat natuurlijk een aanspraak op compensatie. Indien één ouder in
een door hem aangedragen CAF-dossier aannemelijk maakt dat sprake is van een groepsgewijze,
(institutioneel) vooringenomen aanpak zullen alle andere betrokken ouders worden geïnformeerd
over de mogelijkheid tot het aanvragen van een compensatie. De individuele aanvragen
zullen dan op het recht op compensatie worden beoordeeld.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar de betekenis van het criterium
«percentage afgewezen aanspraken» mede in relatie tot het percentage «zachte stop».
Een hoog percentage «afgewezen aanspraken» is een indicatie dat er sprake is geweest
van een «zero tolerance-beoordeling». Deze zero-tolerance benadering was volgens de Adviescommissie onderdeel van de institutionele vooringenomenheid.
Een laag percentage «afgewezen aanspraken» is daarentegen een contra-indicatie voor
een dergelijke zero-tolerance benadering.
Een zogenoemde «zachte stop» vond enkel plaats voorafgaand aan een individuele beoordeling
van het dossier en diende als opschorting van de nog uit te betalen toeslag. Een zachte
stop werd altijd opgevolgd door een nadere controle op de aanspraak op kinderopvangtoeslag.
Indien bij die individuele controle tekortkomingen werden gevonden, werd de aanspraak
afgewezen en werd de reeds uitgekeerde toeslag teruggevorderd. Als er geen tekortkomingen
werden gevonden, bleef de aanspraak in stand en werd ook de opschorting van de uitbetaling
van voorschotten opgeheven.
Dat neemt niet weg dat hierbij mogelijk ook zaken niet goed zijn gegaan waardoor er
ten onrechte toeslagen zijn stopgezet.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar mogelijke nadelen van het aanvragen
van compensatie voor ouders.
Bij de CAF 11 compensatieregeling zijn eerder de mogelijke gevolgen van een compensatie
voor de vermogensgrens bij toeslagen en de mogelijke effecten in box 3 onderkend.
Daarvoor is voorzien in een aanvulling op de compensatie. Die pas ik ook toe op de
compensatieregeling voor ouders betrokken in andere CAF-dossiers en die getroffen
zijn door hardheid van het stelsel. Ik voorzie thans geen nadelen van het aanvragen
van compensatie voor ouders en indien die zich toch onverhoopt voordoen dan zullen
wij hier uiteraard naar kijken.
Voor die gevallen dat ouders in de schuldhulpverlening zitten ga ik in gesprek met
gemeenten en de NVVK om afspraken te maken zodat het aanvragen van compensatie voor
die ouders geen nadelige gevolgen heeft.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat ouders zich slechts
voor een van de twee regelingen kunnen melden.
Ik begrijp de vraag van deze leden aldus dat zij vragen of ouders zich ofwel kunnen
melden voor herziening ofwel voor de hardheidsregeling.
Dat is juist. Het onderscheid tussen beide regelingen is gelegen in de datum van de
beschikking tot terugvordering van de kinderopvangtoeslag. Is dat minder dan vijf
jaar geleden dan kan een beroep worden gedaan op de herziening. Ligt die datum verder
in het verleden dan moet een beroep worden gedaan op de hardheidsregeling. Ik benadruk
dat onderscheid tussen beide regelingen (herziening voor besluiten van minder dan
5 jaar geleden en reparatie van oudere besluiten op basis van de hardheidsregeling)
niet uitmaakt voor het door ouders te ontvangen bedrag.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de Staatssecretaris in staat is om
het CAF-bestand alsnog volledig in te vullen zodat iedere individuele CAF-zaak goed
beoordeeld kan worden voor eventuele compensatie en hoeveel extra tijd het zou kosten
om dit voor alle 9.402 ouders betrokken bij een CAF-zaak te doen.
Om te beoordelen of er in een individueel dossier recht is op een compensatie, wordt
het gehele dossier door een medewerker doorgenomen en worden verschillende systemen
geraadpleegd. De beslissing wordt dus niet slechts genomen op basis van informatie
uit het CAF-bestand. Om een volledig beeld te krijgen van de CAF-populatie worden
alle ontbrekende regels alsnog handmatig ingevuld. Een voorlopige schatting is dat
dit ca. 3–4 weken zal duren zodat het bestand eind april gereed is.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben een aantal vragen gesteld om meer inzicht
te krijgen in de opbouw van de groep mensen die mogelijk compensatie krijgen. Deze
leden hebben ook gevraagd hoeveel personen die meer dan € 10.000 moest terugbetalen
vielen onder opzet / grove schuld (OGS).
De vraag van de leden van de fractie van GroenLinks gaat over personen waarbij over
alle jaren heen cumulatief meer dan € 10.000 is teruggevorderd voor kinderopvangtoeslag.
Deze terugvorderingen kunnen in meerdere berekeningsjaren hebben plaatsgevonden. Het
drempelbedrag van € 1.500 om in aanmerking te komen voor herziening of hardheidstegemoetkoming
gaat echter over één berekeningsjaar (in plaats van cumulatief over alle berekeningsjaren).
In onderstaande tabel is het aantal burgers aangegeven waarbij in één berekeningsjaar
een nihilstelling van meer dan € 1.500 heeft plaatsgevonden. Een nihilstelling is
een terugvordering als gevolg van een bijstelling van het jaarbedrag naar € 0. Dit
betreft niet 90.000 maar 109.000 personen. Een klein deel van deze groep heeft te
maken gehad met de vastgestelde hardheid van het systeem en komt in aanmerking voor
hardheidstegemoetkoming of herziening. Het precieze aantal personen dat hiervoor in
aanmerking komt is nu nog niet bekend. We gaan hierbij uit van 5–10% van de doelgroep.
Nihilstelling in één berekeningsjaar
Aantal BSN‘s
€ 1.500 – € 4.999
50.000
€ 5.001 – € 10.000
22.500
€ 10.001 – € 25.000
23.500
€ 25.001 – € 50.000
9.500
€ 50.001 – € 75.000
2.500
€ 75.001 – € 100.000
750
Meer dan € 100.000
500
Totaal BSNs met een nihilstelling van meer dan € 1.500 in één berekeningsjaar
109.000
Binnen de groep van 109.000 zijn er ongeveer 13.400 personen waarbij cumulatief over
alle jaren meer dan € 10.000 is teruggevorderd en die minstens éénmaal te maken hebben
gehad met een oordeel OGS. Er kan geen conclusie getrokken worden over het terugvorderingsbedrag
waarop direct het oordeel OGS van toepassing is. Ook is het mogelijk dat een oordeel
OGS betrekking heeft op een andere middelen dan kinderopvangtoeslag.
In de brief van 8 november 2019 heeft mijn voorganger u laten weten dat ongeveer 8.500
personen, die in het verleden (vanaf 2010) -na onderzoek- een OGS-kwalificatie hebben
gekregen, nu nog steeds kampen met een toeslagschuld.
De leden van de fractie van de SP vragen of daarbij ook aan te geven is hoeveel van
die schulden nog open staan en of daarbij kan worden aangegeven hoe lang die schuld
al bestaat.
Het is nog niet bekend welk deel van de ongeveer 109.000 personen in aanmerking komt
voor herziening of hardheidstegemoetkoming. Hier is een individuele beoordeling van
het dossier nodig. Daarom kan ook nog niet precies gezegd worden hoe groot en hoe
oud de openstaande schulden zijn van de personen zijn.
Voor de hele groep van ongeveer 109.000 personen waarbij in minimaal één berekeningsjaar
een nihilstelling van meer dan € 1.500 heeft plaatsgevonden geldt dat de terugvorderingen
in totaal optellen tot een bedrag van € 1,3 miljard. Hierbij is inmiddels € 730 miljoen
teruggevorderd en het nog openstaande bedrag is € 290 miljoen. Het overige deel van
het totaalbedrag valt in de categorie «niet verder bemoeilijken».
De leden van de fractie van de PVV vragen hoe ouders weten of ze wel of niet op vergelijkbare,
institutioneel vooringenomen wijze zijn behandeld. Daarnaast vragen deze leden wat
als afdoende bewijs constitueert om aan te tonen dat in een dossier, waarvan door
Belastingdienst/Toeslagen niet wordt vastgesteld dat de aanpak vergelijkbaar is aan
CAF 11, wel sprake is van een vergelijkbare institutioneel vooringenomen handelwijze.
Ook de leden van de SP-fractie vragen naar de beoordelingscriteria voor de vergelijkbaarheid
van CAF-dossiers met CAF 11.
De door de Adviescommissie geïdentificeerde dossiers worden eerst door Toeslagen beoordeeld
op een mogelijk vooringenomen behandeling. Indien Toeslagen heeft vastgesteld dat
in een dossier geen sprake is van een vooringenomen behandeling wordt dit dossier
voorgelegd aan de Commissie van Wijzen. In de overige gevallen dienen de ouders zich
te melden.
Er is sprake van een vergelijkbare zaak indien er ook in die zaak sprake is van geïnstitutionaliseerde
vooringenomenheid. Dit vergt een individuele beoordeling, waar per zaak moet worden
bepaald welke bewijsstukken nodig zijn. Een ouder die van mening is dat er sprake
is van een vergelijkbare zaak, kan een aanvraag tot compensatie indienen. De ouder
zal in dat geval aannemelijk moeten maken dat de beoordeling van zijn aanspraak op
kinderopvangtoeslag in enig jaar onderdeel is geweest van een institutioneel vooringenomen
handelwijze. In het eindrapport Omzien in verwondering geeft de Adviescommissie een
aantal criteria die erop kunnen duiden dat er sprake is van deze geïnstitutionaliseerde
vooringenomenheid. Het gaat om de volgende criteria:
1. een collectieve stopzetting zonder een voorafgaande individuele beoordeling die dit
rechtvaardigde;
2. het breed uitvragen van bewijsstukken over één of meerdere jaren;
3. gevolgd door een zero tolerance-controle;
4. het niet nader uitvragen van informatie bij gebleken tekortkoming daarin;
5. het afwijzen of reduceren van de aanspraak op Kinderopvangtoeslag bij de minste of
geringste onregelmatigheid in de stukken.
Voor de beoordeling van de vergelijkbaarheid gaat het niet om de optelsom van deze
kenmerken of het afzonderlijk aanwezig zijn daarvan, maar om het in samenhang voorkomen
daarvan in een dossier. De afwezigheid van één kenmerk betekent niet dat geen sprake
is van institutionele vooringenomenheid evenmin als dat de aanwezigheid van meerdere
kenmerken per definitie institutionele vooringenomenheid betekent. Juist deze samenhang
maakt dat niet op voorhand is te zeggen welke bewijsstukken er exact nodig zijn om
een vergelijkbare aanpak aan te tonen. Het opdrachtformulier behorend bij het betreffende
CAF-(onderzoeks)dossier en daarin opgenomen instructies worden onderzocht. Ook de
periode waarin de CAF onderzoeken plaats hadden bevat een mogelijke aanwijzing. De
«mogelijke betrokken» CAF-dossiers speelden in 2014 tot en met april 2016. Daarnaast
kan steekproefsgewijze beoordeling van de in het betreffende CAF-dossier aanwezige
individuele dossiers van toeslaggerechtigden waardevolle informatie bevatten om te
beoordelen of er in dit geval sprake is van vergelijkbaarheid met CAF-11.
Op dit moment wordt de crisisorganisatie verder opgebouwd. De benodigde bewijsstukken
die noodzakelijk zijn om aan te tonen dat een zaak vergelijkbaar is met de CAF11-zaak,
is hierbij ook onderwerp van gesprek. Hoewel het mijn intentie is om hier richtlijnen
voor op te stellen, kan dit nooit een limitatieve lijst vormen. Het kan immers heel
goed zijn dat een ouder alleen beschikt over andere bewijsstukken dan de stukken die
staan opgenomen in nog te maken richtlijnen. Ook deze ouder mag niet buiten de boot
vallen. Ik zeg uw Kamer toe dat ik u hierover nader informeer als dit punt nader is
uitgekristalliseerd.
De leden van de fractie van de SP vragen wat precies bedoeld wordt dat voor een deel
van de ouders die nu nog vallen onder de pauzeknop geldt dat zij hun schuld kwijtgescholden
zien en dat anderen een betalingsregeling krijgen. Daarnaast vragen deze leden hoe
deze selectie wordt gemaakt en welke gronden daarvoor gaan gelden.
Voor een aantal groepen ouders is de dwanginvordering van toeslagschulden stopgezet:
(1) de ouders betrokken in de CAF 11 zaak, (2) de ouders betrokken in alle overige
CAF-zaken, (3) ouders met een toeslagschuld en de kwalificatie OGS en (4) ouders die
zichzelf hebben gemeld met een problematische kinderopvangtoeslagschuld en hebben
aangegeven in een vergelijkbare situatie te verkeren als de CAF 11-ouders. Schulden
worden bij deze ouders kwijtgescholden als bij de beoordeling van hun persoonlijke
situatie blijkt dat de schuld – met inachtneming van de in de kabinetsreactie aangekondigde
maatregelen – niet meer verschuldigd is. Als bijvoorbeeld een ouder wordt gecompenseerd
of toeslagen worden herzien heeft dat consequenties voor de openstaande schulden.
En als gevolg daarvan ook weer voor een eventuele terugbetalingsregeling. Dit zal
per geval in de beschreven groepen beoordeeld moeten worden. Voor een ander deel geldt
dat de openstaande schuld alsnog moet worden afbetaald. Deze laatste groep wordt in
de komende maanden geïnformeerd over de mogelijkheden van een (persoonlijke) betalingsregeling.
Werkwijze Adviescommissie
De leden van de fractie van de SP vragen of de Adviescommissie ook dossiers heeft
ingezien of ouders gesproken.
De Adviescommissie ging over haar eigen werkwijze conform artikel 7, lid 1 van het
instellingsbesluit.
De commissie heeft zowel in het interim-advies als in het eindadvies haar werkwijze
toegelicht. Daarbij heeft zij benadrukt dat zij tot opdracht had om advies uit te
brengen en niet om onderzoek te doen. De commissie geeft daarom aan bij het onderzoek
niet zelf de feitelijke gang van zaken, de besluitvorming in individuele dossiers
en de verdere behandeling van afzonderlijke aanvragen kinderopvangtoeslag te hebben
onderzocht. Daarvoor ontbrak de beschikbare tijd, wat gelet op de aantallen dossiers
die moeten worden ingezien om een betrouwbaar beeld te kunnen krijgen van de gang
van zaken, begrijpelijk is. Op basis van de gevraagde en verstrekte informatie en
de informatie van de ADR, heeft de commissie een beeld kunnen vormen omtrent de gang
van zaken. In dat kader heeft zij ook een gesprek gevoerd met bij het CAF 11-dossier
betrokken ouders.
De ADR heeft onderzoek verricht en gegevens verzameld over alle toeslaggerelateerde
CAF-dossiers die bij Toeslagen in productie zijn gegaan. Dit ADR-onderzoek heeft de
Adviescommissie gebruikt om te beoordelen welke dossiers waarschijnlijk of mogelijk
in aanmerking kunnen komen voor de compensatieregeling zoals deze is geadviseerd voor
het CAF 11-dossier. Ook het zwartboek van de SP en de gesprekken met de Belangenvereniging
van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) hebben de Adviescommissie inzicht gegeven in
de persoonlijke verhalen van vraagouders.
De leden van de fractie van de SP ontvangen graag de inventarislijst van de documenten
waarover de Adviescommissie heeft beschikt gedurende het onderzoek. Daarnaast vragen
deze leden of de Adviescommissie ook gegevens heeft opgevraagd welke niet zijn verstrekt
en welke dit zijn.
Het secretariaat van de Adviescommissie is bezig met het afronden van de werkzaamheden.
Onderdeel hiervan vormt de overdracht van archiefbescheiden aan het Ministerie van
Financiën, overeenkomstig artikel 10 van het instellingsbesluit. Op basis hiervan
kan ik uw Kamer voorzien van de inventarislijst.
De Adviescommissie heeft alle gegevens gekregen waar zij om heeft gevraagd.
De leden van de SP-fractie vragen waarom de Adviescommissie geen uitspraak kan of
wil doen over het gebruik van algoritmen. Daarnaast vragen deze leden om de opbouw
van het risicoselectie-model en de gronden voor risicoselectie van voor 2012 aan uw
Kamer te sturen.
Ik heb kennisgenomen van de opmerkingen van de Adviescommissie over het gebruik van
algoritmen in haar eindrapport. In de afwegingen van de Adviescommissie om daaraan
geen conclusies te verbinden heb ik geen inzicht.
Toeslagen hanteert het model sinds mei 2013; daarvoor werd er geen gebruik gemaakt
van modellen of data-analyse om controles te doen. De door Toeslagen gebruikte risicoselectie-modellen
bevatten criteria op basis waarvan wordt beoordeeld welke aanvrager van een toeslag
in aanmerking komt voor een nadere of intensievere controle. Openbaarmaking van deze
criteria brengt het risico met zich dat fraudeurs aanvragen gaan aanpassen op de criteria
om daarmee onder de radar te blijven. Dit is uiteraard onwenselijk en werkt misbruik
en oneigenlijk gebruik van toeslagen in de hand. Om die reden kan ik het risicoselectie-model
niet met uw Kamer delen.
Het risicoclassificatiemodel van Toeslagen maakt op basis van beoordeelde dossiers
een inschatting van de juistheid van een nieuwe toeslagaanvraag. Het model bevat duizenden
voorbeelden van aanvragen die na controle moesten worden aangepast en duizenden voorbeelden
van aanvragen die in controle volledig juist bleken. Door de kenmerken van deze juiste
en onjuiste aanvragen te analyseren wordt duidelijk welke kenmerken maken dat een
aanvraag vaak onjuist is en welke kenmerken maken dat een aanvraag vaak juist is.
De kenmerken hebben zowel betrekking op de aanvrager (bijvoorbeeld inkomen, gezinssamenstelling)
als op de aanvraag (aantal aangevraagde uren, afstand tussen kinderopvang en woonadres).
Deze kenmerken vormen samen het «model». Door vervolgens van elke nieuwe toeslagaanvraag
te kijken in hoeverre de aanvraag lijkt op een juiste of op een onjuiste aanvraag
kan een inschatting worden gemaakt over de juistheid van een aanvraag en een risicoscore
worden bepaald. De aanvragen met de hoogste risicoscore worden aangeboden voor controle
en worden allemaal handmatig door een toeslagmedewerker behandeld, de andere aanvragen
worden direct uitbetaald.
Door steeds nieuwe voorbeelden van juiste en onjuiste aanvragen toe te voegen verandert
door de tijd het beeld van een gemiddelde juiste of onjuiste aanvraag. Het model «leert»
als het ware van nieuwe voorbeelden die worden aangeboden en past daarop het oude
beeld van een juiste of onjuiste aanvraag aan. Zo kunnen nieuwe patronen in aanvragen
snel worden herkend door het model en worden meegenomen bij het bepalen of een aanvraag
controle nodig heeft of niet.
De leden van de fractie van de SP spreken hun zorg uit over de rol die de voorzitter
van de Adviescommissie heeft gehad ten tijde van het maken van de Wet kinderopvang
en ten tijde van vele rechtszaken.
Ik deel deze zorg niet. Ik heb alle vertrouwen in de deskundigheid en onafhankelijkheid
van de leden van de Adviescommissie. Dit geldt ook voor de voorzitter.
Hardheid van het stelsel
De leden van de fractie van de SP vragen of het mogelijk is om de hardheidsclausule
in te zetten voor gezinnen die langdurig in armoede zijn geraakt, waarbij jarenlang
loonbeslag en verrekenen van toeslagen leidden tot andere schulden, waarbij ouders
en kinderen beschadigd zijn geraakt in hun vertrouwen in de overheid en zeer in hun
gevoel van eigenwaarde zijn aangetast, die hun huis verloren. De leden leggen hierbij
een relatie met de kwalificatie «opzet grove schuld».
Of ouders met een ten onrechte verleende OGS-kwalificatie in het verleden in aanmerking
komen voor enigerlei financiële tegemoetkoming, is afhankelijk van de individuele
omstandigheden van het geval. Zij kunnen afhankelijk van die omstandigheden mogelijk
in aanmerking komen voor een van de herstelregelingen op grond waarvan een tegemoetkoming
kan worden geboden. Ik kan hier niet in algemene zin een uitspraak over doen. Indien
de herstelregeling niet leidt tot het volledig wegnemen van een openstaande schuld,
kan aan die ouders met een OGS-schuldkwalificatie in het verleden alsnog een persoonlijke
betalingsregeling worden aangeboden.
De in een toekomstig wetsvoorstel op te nemen algemene hardheidsclausule voor onbillijkheden
van overwegende aard zal in principe alleen gelden voor toekomstige gevallen. Voor
het verleden zullen andere regelingen worden getroffen om de hardheid van het stelsel
te verzachten door middel van een tegemoetkoming. Daarbij zal ook een vangnetbepaling
worden voorgesteld voor bijzondere, zeer schrijnende situaties voor ouders. Ouders
die met een compensatie, herziening, hardheidstegemoetkoming of vergoeding niet geholpen
zijn en menen in een bijzondere, schrijnende situatie te zitten, kunnen zich melden
bij Toeslagen dat hun verzoek vervolgens zal beoordelen. De afbakening hiervan neem
ik mee bij de nadere uitwerking van het betreffende wetsvoorstel.
De leden van de fractie van de VVD vragen naar de uitwerking en reikwijdte van deze
hardheidsclausule.
Aan de in de kabinetsreactie aangekondigde oplossing voor de ouders die te maken hebben
gehad met de – achteraf bezien – onevenredige hardheden waartoe ook de reguliere uitvoering
van de kinderopvangtoeslag kon leiden, wordt momenteel hard gewerkt. Uitgangspunt
daarbij zijn de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
van 23 oktober 2019 die het mogelijk maken in de uitvoering van de kinderopvangtoeslag
meer maatwerk te bieden door een tegemoetkoming te bieden ten aanzien van de nadelige
gevolgen van beschikkingen in het verleden voor de belanghebbende die onevenredig
zijn in verhouding tot de met die beschikkingen te dienen doelen. Binnen het bestaande
wettelijke kader kan beleidsmatig worden toegestaan dat dit maatwerk ook wordt toegepast
op onherroepelijk vaststaande beschikkingen uit het verleden (tot vijf jaar terug).
Deze eerder rechtsgeldig tot stand gekomen beschikkingen kunnen dan met de inzichten
van nu opnieuw worden bekeken en, waar nodig, worden herzien. Deze mogelijkheid tot
herziening en de daarbij te hanteren kaders, waaronder de drempel van € 1.500, per
berekeningsjaar, zijn neergelegd in een aanpassing van het Verzamelbesluit Toeslagen.
Deze is op 22 april in de Staatscourant gepubliceerd. 24
De bestaande herzieningsmogelijkheid is echter beperkt tot vijf berekeningsjaren voorafgaande
aan het jaar waarin die herziening plaatsvindt. Deze kan in 2020 dus nog worden toegepast
op beschikkingen die betrekking hebben op het toeslagjaar 2015 en later. Voor de toeslagjaren
voorafgaand daaraan zal via een wettelijke hardheidsregeling worden voorzien in de
mogelijkheid voor die jaren een tegemoetkoming te bieden. Het wetsvoorstel daartoe
zal op korte termijn bij uw Kamer worden ingediend.
De leden van de fractie van de PVV vragen mij in te gaan op de mogelijkheid van een
herzieningsbevoegdheid die het mogelijk maakt om onherroepelijk geworden besluiten
te verruimen.
De bestaande regelgeving biedt al de mogelijkheid om een onherroepelijk vaststaande
toeslagbeschikking in het voordeel van belanghebbende te herzien. Hierbij geldt echter
de hoofdregel dat nieuwe jurisprudentie en nieuw beleid alleen doorwerken naar de
toekomst. Van deze hoofdregel kan in uitzonderingsgevallen beleidsmatig worden afgeweken
door nieuwe jurisprudentie of nieuw beleid ook te laten doorwerken naar onherroepelijke
vaststaande beschikking die betrekking hebben op berekeningsjaren tot, kortgezegd,
vijf jaar terug. Van deze bevoegdheid wordt in het Verzamelbesluit Toeslagen gebruikt
gemaakt bij de beleidsmatige invulling voor de kinderopvangtoeslag van de twee RvS-uitspraken
van 23 oktober 2019. Omdat de vijfjaarstermijn, mede vanuit de rechtszekerheid, breed
wordt gehanteerd in het bestuursrecht, acht ik het niet gewenst hiervan af te wijken
door met de herziening van vaststaande beschikkingen verder terug te gaan. In plaats
daarvan is voor de periode langer dan vijf jaar terug, in navolging van de Adviescommissie,
gekozen voor een – overeenkomstige tegemoetkoming op basis van een – wettelijke hardheidsregeling
De leden van de fractie van de PVV vragen welke termijn het kabinet bedoelt met zo
kort mogelijke termijn, en of dat nog voor de zomer is.
Ik werk aan een spoedwetsvoorstel met daarin de invoering van een zogenoemde hardheidsregeling
in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Dit voorstel zal op korte
termijn bij uw Kamer worden ingediend. De reden tot spoed is dat ik beoog de maatregelen
in dit wetsvoorstel in werking te laten treden met ingang van 1 juli 2020, zodat zo
spoedig mogelijk kan worden begonnen met uitbetalingen aan de getroffen ouders.
De leden van de fractie van de PVV vragen mij om toe te lichten wat globaal wordt
verstaan onder disproportionele beslissingen.
In wettelijke termen betreft dit besluiten waarvan de nadelige gevolgen voor de belanghebbende
onevenredig zijn in verhouding tot met die besluiten te dienen doelen. Het gaat hier
bijvoorbeeld om de situatie waarin Toeslagen de regelgeving strikt heeft toegepast,
maar waarbij de ouders als gevolg van deze toepassing wél in ernstige financiële problemen
en daardoor nog veel meer moeilijkheden zijn gekomen. Uiteraard is discussie mogelijk
over wanneer een besluit onevenredig is in een concreet geval. Bij de uitwerking van
de hardheidsregeling zullen de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State van 23 oktober 2019 en de invulling die daaraan wordt gegeven in
het Verzamelbesluit Toeslagen tot uitgangspunt worden genomen. In de beleidsmatige
invulling daarvan wordt bijvoorbeeld het volledig terugvorderen van de kinderopvangtoeslag
als slechts een deel van de kinderopvangkosten niet is voldaan, als onevenredig gezien.
Een ander voorbeeld is de situatie waarbij de gedragingen van een malafide kinderopvangorganisatie
zijn toegerekend aan ouders die geheel buiten hun schuld om met die malafide kinderopvangorganisatie
geconfronteerd zijn.
De leden van de fractie van de PVV vragen of de conclusie terecht is dat ouders die
onder de hardheidsregeling vallen in de praktijk niet anders behandeld zullen worden
dan ouders waarbij een herziening van het besluit plaats zal vinden.
In mijn brief25 van 13 maart jl. heb ik benadrukt dat het juridisch onderscheid tussen beide regelingen
(herziening voor besluiten van minder dan vijf jaar geleden en reparatie van oudere
besluiten op basis van de hardheidsregeling) in de praktijk in zoverre niet uitmaakt
voor de materiële uitkomst en het door ouders te ontvangen bedrag. In beide gevallen
krijgt de ouder datgene waarop hij of zij op basis van de huidige jurisprudentie recht
heeft (als deze jurisprudentie in de betreffende berekeningsjaren al had gegolden).
De leden van de fractie van de PVV vragen mij aan te geven hoe willekeur wordt voorkomen
bij een gebrek aan afbakening in de zin van algemene eisen en criteria die vervolgens
eenvoudig kunnen worden toegepast.
Zoals ik in mijn brief van 13 maart jl. heb aangegeven is een dergelijke afbakening
niet op voorhand te maken nu de bijzondere hardheid niet in de reden waarom Toeslagen
tot een besluit is gekomen zit, maar in de bijzondere omstandigheden waarin dit besluit
uitwerkte. Dit betekent dat er steeds gekeken moet worden naar de bijzondere omstandigheden
van het geval. In mijn brief heb ik toegelicht hoe ik uitvoering wil geven aan de
herziening van en/of tegemoetkoming met betrekking tot deze bijzondere gevallen. Hiertoe
wordt een proces opgezet met de noodzakelijke checks- and balances om willekeur te
voorkomen. Zo zal in dit proces worden voorzien in review en intervisie van de genomen
besluiten. Tegen de uitkomst van dit oordeel staan de reguliere middelen van rechtsbescherming
open, waarbij ook de Bezwaarschriftenadviescommissie en uiteindelijk de rechter zal
toetsen op willekeur.
De leden van de fractie van de PVV vragen hoe wordt omgegaan met ouders die zich wellicht
over enkele jaren nog melden.
We roepen de ouders op om zichzelf zo spoedig mogelijk te melden. Ook in het geval
ouders zich pas over enkele jaren bij Toeslagen melden, zullen hun dossiers beoordeeld
worden. In het wetsvoorstel wordt wel voorzien in een einddatum. Zoals ik eerder in
antwoord op vragen van de VVD heb aangegeven, ligt het initiatief daarvoor bij de
ouders.
De leden van de fractie van de PVV vragen waarom ouders die niet met een herziening
of reparatie geholpen zijn, en menen in een bijzondere, schrijnende situatie te zitten
zich opnieuw moeten melden bij Toeslagen. Daarnaast vragen deze leden of Toeslagen
dan haar eigen conclusie, dat de ouder geen recht heeft op herziening of reparatie,
tegen het licht houdt en of het niet praktischer is direct vast te stellen of er sprake
is van een schrijnend geval.
Toeslagen spant zich maximaal in om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van
de groep ouders die menen in het verleden onrecht te zijn aangedaan, als gevolg waarvan
zij mogelijk beschouwd kunnen worden als een schrijnend geval. Het is echter niet
mogelijk om op basis van de informatie die Toeslagen ter beschikking staat alle schrijnende
gevallen in beeld te brengen. Daarom roep ik de ouders ook op om zichzelf kenbaar
te maken bij Toeslagen. Om een goede uitvoering door de crisisorganisatie niet in
de knel te laten komen en omdat deze casussen een gedegen onderzoek vereisen, vergt
dit een ander tijdspad dan de zaken waarin sprake is van herziening en reparatie.
Ik ben voornemens uw Kamer zo spoedig mogelijk de Uitvoeringstoets te doen toekomen
waarin ik de uitvoeringaspecten van deze werkzaamheden nader duid.
De leden van de fractie van de PVV vragen hoe wordt voorkomen dat, wanneer noch Toeslagen
noch ouders beschikken over de benodigde documenten of informatie over de jaren 2005–2009,
een discussie ontstaat.
Het is noodzakelijk dat de betrokken ouders over de hierboven genoemde jaren kunnen
aantonen dat er sprake is geweest van kinderopvang waarvoor kosten zijn betaald. Ik
besef dat het niet eenvoudig is 10 – 15 jaar na dato nog over alle noodzakelijke documenten
te beschikken. Daarbij kan ook gebruik gemaakt worden van informatie die wordt verzameld
via banken en kinderopvanginstellingen. Toeslagen zal zich, samen met de betrokken
ouders, maximaal inspannen om tot een beeld te kunnen komen over die jaren en waar
er (deels) recht op kinderopvangtoeslag bestaat dit recht aan ouders te geven.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen, kort gezegd, naar de uitwerking van
de hardheidsregeling voor een situatie uit 2008. Zij vragen tevens of het juist is
dat de Belastingdienst over 2008 geen gegevens meer heeft.
De hardheidsregeling wordt op dit moment nader uitgewerkt. Dit wetsvoorstel zal op
korte termijn bij uw Kamer worden ingediend. Voor ouders die menen in aanmerking te
komen voor een tegemoetkoming op basis van deze regeling wordt in ieder geval een
laagdrempelige, toegankelijke voorziening gecreëerd, zowel digitaal als fysiek. Ouders
die zich eerder bij Toeslagen hebben gemeld, zullen actief worden benaderd.
In de kabinetsreactie heb ik aangegeven dat de uitvoering geen eenvoudig proces is.
De beschikbaarheid van informatie is daarbij een punt van aandacht. Toeslagen beschikt
nog wel over gegevens over het berekeningsjaar 2008 maar het is onwaarschijnlijk dat
Toeslagen voor de beginjaren van het Toeslagenstelsel (2005 tot en met 2009) over
alle noodzakelijke informatie beschikt om de aanspraak op een tegemoetkoming voor
alle ouders volledig te kunnen beoordelen. Mogelijk hebben ook ouders geen documenten
meer uit deze periode. Het is van belang in ieder geval voor een deel van de periode
waarin kinderopvangtoeslag werd ontvangen aannemelijk gemaakt kan worden dat er ook
een recht bestond en opvang werd genoten. Toeslagen zal zich daarvoor, samen met ouders,
maximaal inspannen. Daarbij kan ook informatie van banken en kinderopvanginstellingen
worden betrokken.
De leden van de fractie van de SP vragen de Staatssecretaris in te gaan op de situatie
dat ouders mogelijk in aanmerking komen voor herziening, maar die geen administratie
meer hebben.
Dit is een terecht zorgpunt. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie volgt uit de beoordeling
van de uitvoerbaarheid van de hardheidsregeling op hoofdlijnen dat het voor de beginjaren
van het Toeslagenstelsel (2005 tot en met 2009) onwaarschijnlijk is dat Toeslagen
over alle noodzakelijke informatie beschikt om het recht op reparatie voor alle ouders
volledig te kunnen beoordelen. Mogelijk hebben ook ouders geen documenten meer uit
deze periode. Dit heeft tot gevolg dat mogelijk voor een deel van de ouders niet kan
worden vastgesteld of zij in aanmerking komen voor reparatie en dat deze niet kan
worden toegekend. Voor zover hiervan sprake is, wordt nader onderzocht welke rol kinderopvangorganisaties
hierbij kunnen spelen. Ook is er op dit moment overleg gaande met de banken gaande
om te bezien of mogelijk met het opvragen van bankgegevens dit ondervangen kan worden.
De leden van de fractie van de SP vragen of ouders die zijn betrokken in een CAF-dossier
en die menen op een met CAF 11 vergelijkbare wijze te zijn behandeld maar niet door
de Adviescommissie zijn «geselecteerd» toch in aanmerking kunnen komen voor compensatie.
Verondersteld wordt dat deze vraag ziet op ouders die voorkomen in een CAF-dossier
waarvan door Toeslagen niet is beoordeeld of de aanpak vergelijkbaar is aan CAF 11
maar die wel menen op vergelijkbare, institutioneel vooringenomen wijze te zijn behandeld,
Deze ouders kunnen zich dan melden. Toeslagen zal dit signaal gaan onderzoeken. Hierbij
zal dan, op basis van de door de AUT geformuleerde criteria, worden beoordeeld of
in dit CAF-dossier sprake is van een met CAF 11 vergelijkbare institutioneel vooringenomen
werkwijze. Is dat het geval dan kunnen ouders aanspraak maken op compensatie.
Ouders zullen aannemelijk moeten maken dat ook in het CAF-dossier waarin zij voorkomen
sprake is geweest van met CAF-11 vergelijkbare werkwijze. Zij kunnen daarvoor informatie
aandragen waaruit bijvoorbeeld blijkt dat er sprake is geweest van een stopzetting
zonder voorafgaande individuele beoordeling, er een brede uitvraag heeft plaatsgevonden
van bewijsstukken over één of meerdere jaren, bij een tekortkoming in de overgelegde
bewijsstukken geen nadere informatie werd gevraagd, of niet expliciet werd aangegeven
waaruit de tekortkoming in de bewijsstukken bestond of de aanspraak is afgewezen of
verlaagd bij een minimale onregelmatigheid in de verlangde informatie.
Als Toeslagen tot het (voorlopige) oordeel komt dat ook in het betreffende CAF-onderzoek
sprake is van een institutioneel vooringenomen handelwijze dan wordt dit – overeenkomstig
het advies van de AUT – voorgelegd aan de Commissie van wijzen. Komt deze Commissie
tot hetzelfde oordeel dan ontvangen ook de andere bij het betreffende CAF-onderzoek
betrokken ouders hiervan mededeling. Komt Toeslagen tot het oordeel dat geen sprake
is geweest van een institutioneel vooringenomen handelwijze dan wordt de aanvraag
tot compensatie afgewezen. Een eventueel bezwaar van de ouder hiertegen zal worden
voorgelegd aan de onafhankelijke Bezwaarschriftenadviescommissie. Ook kan deze ouder
-waarbij op het niveau van het CAF-onderzoek geen sprake is van een institutioneel
vooringenomen handelwijze – mogelijkerwijs een beroep doen op de herstelmogelijkheden
voor de «hardheden» in het systeem (proportionele vaststelling of matiging van de
terugvordering).
De leden van de fractie van de SP vragen of de «alles of niets»-benadering in de AWIR
en de Wet kinderopvang ook echt zo bedoeld zijn als ze zijn uitgepakt. Ook vragen
zij of hier een analyse van is gemaakt of dat deze alsnog gemaakt zou kunnen worden.
De voorwaarden die zijn gesteld aan het recht op kinderopvangtoeslag zijn een direct
gevolg van de keuze voor gerichtheid (precisie) en tijdigheid (werken met de actualiteit)
van de regeling.
De gerichtheid uit zich in een ingewikkeld systeem met een tal van aanvullende grondslagen
waarvan de waarde moeilijk vooraf te schatten is en/of gedurende het toeslagjaar kan
veranderen. Om fraude te voorkomen en efficiëntie te bevorderen is in de uitvoering
strikt gehandhaafd op al deze grondslagen. Een geringe tekortkoming in bijvoorbeeld
de betalingen van de opvang kon de terugvordering van alle voorschotten tot gevolg
hebben. Door de systematiek van de toeslagen, waarbij hogere voorschotten worden verstrekt
aan ouders met een beperktere draagkracht, pakte dit «alles-of-niets» karakter van
de regelgeving (Awir en Wko) bovendien extra hard uit voor ouders die het financieel
al niet ruim hadden. Dit blijkt ook uit de analyses in het rapport van de Adviescommissie,
het onderzoeksrapport van de ADR en het eerste deelrapport van IBO Toeslagen. Het
kabinet zal een aantal wijzigingen voorstellen om hardheden uit het stelsel te halen.
Het kabinet werkt daarnaast aan opties voor een herziening van het toeslagenstelsel.
De leden van de fractie van de SP vragen of het «alles of niets» karakter in de wet
in combinatie met het OGS-beleid onderdeel is geweest van de wetsgeschiedenis en de
interpretatie van de wet, of dat dit een latere invulling is geweest.
Ervan uitgaande dat de leden van de SP met het «alles of niets» karakter van de wet
specifiek doelen op de eigenbijdrage-problematiek van de kinderopvangtoeslag, dan
geldt dat dit een interpretatie van de wet is geweest door Toeslagen die in de jurisprudentie
van de Raad van State is bevestigd. De uitvoering en rechtspraak hebben elkaar op
dit onderdeel als het ware versterkt.
De leden van de SP-fractie vragen of ook casussen van vóór CAF worden beoordeeld op
institutionele vooringenomenheid. Voorts vragen zij of de ouders in deze dossiers
zich kunnen melden voor de compensatieregeling of dat zij onder de herziening vallen.
De Adviescommissie heeft een aantal dossiers van voor CAF bezien. Zij concludeert
dat uitsluitend in het dossier Eftel waarschijnlijk vergelijkbaar of mogelijk vergelijkbaar met het CAF-11 dossier is gehandeld. Daarnaast heeft de Adviescommissie
overwogen dat het Bebegim- dossier nader onderzoek behoeft. Deze dossiers zullen dan
ook door Toeslagen nader worden beoordeeld. De andere genoemde dossiers vooralsnog
niet.
Zoals eerder is opgemerkt kunnen ouders in de andere dossiers zich wel met bewijsstukken
melden, Toeslagen zal dan alsnog een beoordeling uitvoeren. Mocht blijken dat toch
sprake is van een met CAF 11 vergelijkbare behandeling dan hebben de betrokken ouders
een aanspraak op compensatie.
Indien er geen sprake is van een met CAF 11 vergelijkbare behandeling kan het zijn
dat de betrokken ouders in aanmerking komen voor herziening of tegemoetkoming omdat
zij zijn getroffen door de onredelijke hardheid van het stelsel.
De leden van de SP-fractie vragen, kort gezegd, naar het onderscheid van de ouders
in CAF-dossiers die op een met CAF 11-vergelijkbare wijze zijn getroffen en ouders
die zijn getroffen door de hardheid van het toeslagenstelsel. Voorts vragen deze leden
of de enige reden is geweest dat de inschatting is dat de kans gering is dat rechter
schadevergoeding zal toekennen.
De Adviescommissie maakt een onderscheid tussen ouders die op mogelijk vergelijkbare
wijze als in het CAF 11-dossier zijn behandeld; en ouders die zijn getroffen door
de reguliere werking en handhaving van de regelgeving rondom de Kinderopvangtoeslag
en de uitleg die daaraan in uitvoering en rechtspraak is gegeven. Hier is in de uitvoering
echter strikt genomen niets misgegaan anders dan met de blik van nu het strikt volgen
van de regels onwenselijk wordt beschouwd. Dit is een cruciaal onderscheid. De inschatting
in het eindrapport van de Adviescommissie dat de «kans gering is dat de rechter schadevergoeding
zal toekennen» is dus niet de (enige) reden geweest voor deze vormgeving.
De eerste categorie ouders heeft recht op compensatie omdat Toeslagen op een institutioneel
vooringenomen wijze heeft gehandeld en de gebruikelijke middelen van rechtsbescherming
daar geen of onvoldoende bescherming tegen boden. Ouders krijgen alsnog de kinderopvangtoeslag
toegekend en daarenboven een financiële tegemoetkoming voor hetgeen hen is aangedaan.
De tweede categorie ouders is getroffen door de harde regelgeving met een buitenproportioneel
«alles of niets»-karakter. Zij krijgen alsnog waar zij, naar de inzichten van nu,
aanspraak op hebben. In bijzondere gevallen ontvangen zij eveneens een aanvullende
vergoeding.
De leden van de fractie van de SP vragen zich af hoe er omgegaan zal worden met ouders
die wettelijk geen recht hadden op kinderopvang, maar die zich daarvan niet bewust
waren. Bijvoorbeeld stellen waarvan één promoveert, maar daarop uitloopt en hierdoor
de kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen.
Voor alle ouders geldt dat zij alleen recht hebben op kinderopvangtoeslag als aan
alle voorwaarden wordt voldaan. Blijkt achteraf dat ten onrechte een voorschot is
verleend, dan dient dit bedrag in beginsel in zijn geheel terugbetaald te worden.
Alleen in bijzondere omstandigheden waarin een dergelijke terugvordering in de individuele
omstandigheden van de ouder duidelijk onevenredig uitpakt, kan er ruimte zijn tot
gehele of gedeeltelijke matiging hiervan; bijvoorbeeld als de ouder buiten zijn schuld
en invloed in de omstandigheid is gekomen dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan
of als deze niet wist en ook niet kon weten dat niet aan de voorwaarden werd voldaan.
Dit vergt een individuele toets per geval. Bij (beurs)promovendi bepaalt de feitelijke
invulling van de relatie met de universiteit de fiscale behandeling van het inkomen
en het recht op kinderopvangtoeslag.26 Ook in geval van een eventuele uitloop is de feitelijke situatie van belang.
De te hanteren € 1.500-grens
De leden van de VVD-fractie vragen om de keuze om het grensbedrag van € 10.000 te
verlagen naar € 1.500 te onderbouwen met een aantal concrete voorbeelden.
Ik heb ervoor gekozen om de grens van € 10.000 te verlagen naar een bedrag van € 1.500
per berekeningsjaar om te waarborgen dat een zo groot mogelijke groep ouders met een
beperkte financiële armslag in aanmerking kan komen voor herziening of tegemoetkoming.
Ik geef hierbij twee voorbeelden van ouders die met de voorgestelde grens van € 10.000
niet in aanmerking zouden komen voor herziening of tegemoetkoming.
Door een grens van € 10.000 te hanteren komt een groot aantal gezinnen met één kind
dat voor drie dagen naar de dagopvang gaat niet in aanmerking voor herziening of de
hardheidstegemoetkoming. Het maximale bedrag aan kinderopvangtoeslag dat deze ouders
ontvangen is namelijk vanaf een verzamelinkomen van € 30.000 lager dan de grens van
€ 10.000.
Ook ouders met een gezin dat bestaat uit twee kinderen, die allebei drie dagen buitenschoolse
opvang genieten, zouden buiten de boot vallen, omdat in alle gevallen – dus ook voor
ouders die een verzamelinkomen hebben lager dan € 20.000 – het toegekende bedrag aan
kinderopvangtoeslag lager ligt dan de grens van € 10.000.
De leden van de fractie van het CDA vragen, kort gezegd, naar de reden voor de drempel
van € 1.500. Ook de leden van de D66-fractie vragen hiernaar.
In de kabinetsreactie heb ik opgemerkt dat de Adviescommissie constateerde dat niet
voor iedereen die geconfronteerd is met een terugvordering in de kinderopvangtoeslag,
sprake was van een disproportionele maatregel met grote gevolgen. Op basis van de
jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtsspraak van de Raad van State komt ook
niet iedereen met een terugvordering in aanmerking voor herziening of tegemoetkoming.
Een drempelbedrag brengt dit tot uitdrukking. Ik heb daarom besloten om een grens
op te nemen voor het minimale bedrag waarbij ouders voor herziening of tegemoetkoming
in aanmerking kunnen komen. De Adviescommissie sloot met de drempel van € 10.000 per
berekeningsjaar aan bij de grens die sinds 2017 wordt gehanteerd voor de persoonlijke
betalingsregeling voor toeslagschulden. Ik vind de grens van € 10.000 te hoog, vooral
voor ouders met een beperkte financiële armslag, die vaak de hoogste toeslagen ontvangen.
Ik heb daarom gekozen voor een bedrag van € 1.500 om te waarborgen dat een zo groot
mogelijke groep ouders met een beperkte financiële armslag in aanmerking kan komen
voor herziening of tegemoetkoming. Het betreft derhalve situaties waarin het gaat
om een of meer beschikkingen tot vaststelling of tot terugvordering die leiden tot
een terug te vorderen bedrag van ten minste € 1.500 per berekeningsjaar. Ter illustratie:
in de situatie dat ouders één kind slechts één dag naar de buitenschoolse opvang brengen
ontvangen de ouders bij een verzamelinkomen tot € 30.000 al meer dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag.
Dit bedrag aan kinderopvangtoeslag stijgt wanneer er meer opvanguren worden afgenomen.
Wanneer één kind drie dagen naar de buitenschoolse opvang gaat ontvangen ouders tot
een verzamelinkomen van € 100.000 al meer dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag. Ik
verwacht daarom vrijwel alle ouders met een beperkte financiële armslag te kunnen
helpen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoeveel extra ouders in aanmerking kunnen
komen voor compensatie nu het drempelbedrag niet € 10.000 (90.000 personen) maar € 1.500
bedraagt. Voorts vragen deze leden hoeveel vertraging het proces hierdoor gaat oplopen.
Tevens vragen deze leden naar welke inkomensgroepen geholpen worden door het drempelbedrag
te verlagen.
De Adviescommissie noemt in haar rapport het aantal van 90.000 personen waarbij over
alle jaren heen cumulatief meer dan € 10.000 is teruggevorderd. Deze terugvorderingen
kunnen in meerdere berekeningsjaren hebben plaatsgevonden. Het voorgestelde drempelbedrag
van de Adviescommissie gaat echter over één berekeningsjaar in plaats van cumulatief
over alle berekeningsjaren. Het aantal BSN-toeslagjaarcombinaties waarbij een nihil
stelling heeft plaats gevonden van meer dan € 10.000 sinds de invoering van het Toeslagenstelsel
is ruim 35.000. Door het drempelbedrag te verlagen naar € 1.500 komen ruim drie keer
zoveel BSN-toeslagjaarcombinaties mogelijk in aanmerking voor herziening of tegemoetkoming,
namelijk ruim 110.000. Daarbij merk ik voor de volledigheid op dat alleen ouders in
aanmerking komen voor herziening of tegemoetkoming waarvan de neerwaartse bijstelling
van de toeslag ook daadwerkelijk het gevolg was van – naar de huidige inzichten –
onredelijke hardheid van het stelsel. Op basis van voorlopige inzichten schat ik in
dat maximaal 5 tot 10% van de ouders die te maken hebben gehad met een nihil stelling
van € 1.500 in aanmerking komt voor herziening of tegemoetkoming. Het totale aantal
is daarmee naar verwachting 11.000. Zoals ook in de kabinetsreactie aangegeven vind
ik de geadviseerde grens van € 10.000 te hoog, vooral voor ouders met een beperkte
financiële armslag, die vaak de hoogste toeslagen ontvangen. Met de verlaging van
de grens waarborg ik ook dat gedupeerde ouders in kwetsbare groepen zonder belemmeringen
in aanmerking kunnen komen voor deze regeling. Aan de inrichting van de herstelorganisatie
wordt op dit moment druk gewerkt. Ik informeer uw Kamer via de Uitvoeringstoets binnenkort
nader.
De hoogte van de Kinderopvangtoeslag is afhankelijk van het inkomen, het aantal kinderen
en het soort opvang. Het is daarom niet mogelijk om in algemene termen vast te stellen
welke inkomensgroepen hierdoor worden geholpen. Door het verlagen van het drempelbedrag
komt een grotere groep ouders in aanmerking voor herziening of tegemoetkoming. Voor
ouders met een lager verzamelinkomen is het bedrag aan Kinderopvangtoeslag hoger.
Deze groep ouders wordt daarom over een bredere linie geholpen, omdat een groter aantal
ouders met een laag inkomen meer dan € 1.500 aan toeslag ontvangt. Door het verlagen
van het drempelbedrag komen ook meer ouders met een hoger inkomen in aanmerking voor
herziening of tegemoetkoming.
In onderstaande grafiek is het recht op kinderopvangtoeslag weergegeven voor verschillende
verzamelinkomens van de ouders voor vier verschillende situaties. Deze grafiek laat
zien dat door het verlagen van het drempelbedrag alle inkomensgroepen in deze situaties
worden geholpen en na verlaging van het drempelbedrag in aanmerking komen voor herziening
of tegemoetkoming.
De leden van de fractie van de VVD vragen welke mogelijkheden er bestaan voor ouder(s)
om alsnog in aanmerking te komen voor compensatie wanneer zowel Toeslagen als de ouder(s)
niet over de benodigde informatie beschikken.
Indien ouders menen dat zij in aanmerking komen voor een herziening of tegemoetkoming
ter zake van hun kinderopvangtoeslag over deze jaren, dan kunnen zij contact opnemen
met Toeslagen. Het initiatief daarvoor ligt bij de ouders. Het is daarbij wel van
belang dat ouders, in ieder geval voor een deel, inzicht kunnen verschaffen in de
gemaakte kosten kinderopvang over deze periode. Toeslagen zal zich maximaal inzetten
om de gegevens nog te achterhalen, eventueel met stukken van de ouders of andere instanties
zoals de banken en kinderopvanginstellingen. Maar als er uiteindelijk op geen enkele
manier aannemelijk kan worden gemaakt dat er sprake was van onredelijke hardheid zal
het in deze gevallen niet mogelijk zijn de ouders te compenseren.
De leden van de fractie van D66 vragen waarom destijds is gekozen voor het verhogen
van de grens voor een persoonlijke betalingsregeling van € 1.500 naar € 10.000.
Dit is gebeurd vanwege een tekort aan uitvoeringscapaciteit en naar aanleiding van
een reorganisatie van het proces.
Planning, ondersteuning en communicatie richting de ouders
De leden van de fractie van het CDA vragen welke concrete maatregelen er worden voorgesteld
om de bejegening van ouders te verbeteren.
Ik heb uw Kamer vorig jaar27 geïnformeerd over de wijze waarop de cultuur binnen de Belastingdienst en de vaardigheden
van medewerkers verbeterd dienen te worden. Een mensgerichte werkwijze van medewerkers
naar de toeslaggerechtigde is daarbij van belang. Op dit moment wordt in kaart gebracht
op welke wijze de competenties van leidinggevenden en medewerkers bij Toeslagen kunnen
worden versterkt om tot een meer mensgerichte aanpak van toeslaggerechtigden te komen.
Ik informeer uw Kamer periodiek middels de voortgangsrapportages hoe dit traject zich
ontwikkelt.
In eerdergenoemde brief aan uw Kamer werd gesproken over een serie gesprekken die
binnen de organisatie gehouden zullen gaan worden om de toeslagen affaire met elkaar
te evalueren, en daaruit lessen te trekken voor de toekomst. Ook heb ik hier tijdens
het webinar over gesproken. Op dit moment wordt gezocht naar een goede procesbegeleider
voor dit traject.
In eerste instantie zal door de begeleider en de leiding van Toeslagen met ouders
gesproken worden over hoe zij Toeslagen de afgelopen jaren hebben ervaren. Deze inbreng
zal gebruikt worden voor de interne gesprekken, waarbij eerst in wat kleiner verband
een reconstructie gemaakt zal worden hoe het systeem heeft gewerkt wat heeft geleid
tot de huidige affaire.
Vanuit deze introspectie zullen lessen getrokken worden en zal een «waardekompas»
ontwikkeld worden, dat richting geeft aan onze ontwikkeling naar de toekomst. Vervolgens
zal de gehele organisatie in een gespreksronde worden betrokken om de reconstructie
en het waardekompas te bespreken.
De leden van de fractie van de PVV vragen hoe iedereen die recht heeft op compensatie
wordt gewezen op het bestaan van digitale en fysieke balies om zich te melden. Tevens
vragen deze leden of iedereen die recht heeft op compensatie een uitnodiging krijgt
om zich te melden.
Laat ik beginnen om aan te geven dat de mogelijkheid om zich te melden al reeds door
mijn ambtsvoorganger aan de Kamer is toegezegd en sinds de zomer van 2019 ingericht
is. Sinds 2 januari jl. is de mogelijkheid hiervoor ingericht bij een specifiek telefoonnummer,
hetgeen ook een toezegging was door mijn voorganger. Zoals ik uw Kamer heb toegezegd
zal Toeslagen alle ouders die zich reeds gemeld hebben en waarvan Toeslagen beschikt
over de benodigde gegevens in ieder geval een brief sturen. In deze brief informeren
we ouders zo goed mogelijk onder welke omstandigheden zij mogelijk voor een tegemoetkoming
in aanmerking komen en hoe zij zich kunnen melden indien dat het geval lijkt. Ik streef
ernaar om de brief aan de ouders die binnen een CAF overig zaak vielen uiterlijk 31 mei
te sturen. Voor de ouders die zich al gemeld hebben is het streven uiterlijk medio
juni om hen te laten weten hoe het vervolgproces er uit gaat zien. Ouders uit de CAF-overig
groep, ouders die OGS is verweten en ouders die zich hebben gemeld bij Toeslagen,
BOinK en de SP hebben inmiddels een brief ontvangen met een uitnodiging voor een van
de webinars. Daarnaast heb ik het kinderopvangveld (kinderopvangorganisaties, oudervertegenwoordigingen,
Sociaal Werk Nederland) en de VNG gevraagd op hun websites aandacht te besteden aan
de mogelijkheid. In de komende tijd gaan we ouders op allerlei manieren proberen te
benaderen.
De leden van de D66-fractie vragen, kort gezegd, naar de termijn waarbinnen ouders
een herziening of tegemoetkoming zullen ontvangen.
Een eenduidige termijn is niet eenvoudig te geven. Ik streef er naar om in 2020 en
2021 zoveel mogelijk ouders die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming deze uit
te keren, maar ik kan niet uitsluiten dat dit in sommige gevallen langer zal doorlopen.
De tijd die nodig is om tot een beslissing over (de hoogte van) de tegemoetkoming
te komen hangt onder meer af van het aantal ouders dat een beroep doet op de regeling,
de volledigheid van de gegevens die in de systemen van Toeslagen beschikbaar zijn
en van de kwaliteit van de bewijsstukken die ouders kunnen aandragen.
Toeslagen zal met ouders zo helder en transparant mogelijk een tijdspad vaststellen.
Ik zal erop toezien dat ouders niet onnodig in lange, tijdrovende procedures verwikkeld
raken.
De leden van de fractie van D66 vragen op welke wijze de crisisorganisatie ervoor
zorgt dat de zwaarst gedupeerden als eerste worden geholpen.
De CAF-vergelijkbare casussen, zoals genoemd in het rapport van de Adviescommissie,
worden door de crisisorganisatie als eerste opgepakt. Het tijdspad waarop en de volgorde
waarin gedupeerde ouders worden geholpen en de werkwijze daarbij worden op dit moment
nog nader uitgewerkt. In de uitwerking probeer ik de uitvoering zo vorm te geven dat
burgers zelf specifieke omstandigheden kunnen aandragen die behandeling met voorrang
rechtvaardigheden. Ik denk daar bijvoorbeeld aan situaties als gedwongen verkoop van
huis of geen leefgeld. Ook zullen we bekende schrijnende gevallen, bijvoorbeeld uit
gesprekken met ouders of het Zwartboek van de SP, voorrang geven. Ik bekijk daarnaast
ook naar de mogelijkheid in hoeverre bekende data-indicatoren, zoals de omvang van
de terugvordering in verhouding tot de draagkracht van burgers, kunnen helpen in de
prioritering.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of hoeverre ouders geïnformeerd worden
over de redenen van een eerdere terugvordering.
Het uitgangspunt in alle communicatie met ouders is dat zij zo helder en inzichtelijk
mogelijk worden geïnformeerd over hun situatie en hun mogelijke aanspraak op herziening
of tegemoetkoming. Het antwoord op de vraag waarom zij in het verleden een bedrag
aan kinderopvangtoeslag moesten terugbetalen maakt daar zonder meer onderdeel van
uit.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe het kabinet er concreet voor gaat
zorgen dat de ouders die het hardst getroffen zijn het eerst geholpen gaan worden
en of de ouders die meer dan € 10.000 zijn misgelopen het eerst aan de beurt zijn.
Er is gestart met de CAF-zaken. Details over de wijze waarop en de volgorde waarin
de dossiers beoordeeld gaan worden, zijn op dit moment nog niet bekend. Het streven
is om op een zo kort mogelijke termijn te starten met de uitvoering om ouders zo snel
mogelijk duidelijkheid te bieden.
De leden van de fractie van de PVV vragen door wie de ouders actief worden ondersteund.
Zoals ik uw Kamer heb toegezegd zal Toeslagen alle ouders die zich reeds gemeld hebben
en waarvan Toeslagen beschikt over de benodigde gegevens in ieder geval een brief
sturen. In deze brief informeren we ouders zo goed mogelijk onder welke omstandigheden
zij mogelijk voor een compensatie, herziening of tegemoetkoming in aanmerking komen
en hoe zij zich kunnen melden. Daarnaast worden bijeenkomsten gepland door het hele
land om ouders te informeren. Een aantal van die bijeenkomsten zijn webinars geworden.
Tot slot worden er individuele contactpersonen aangesteld per ouder of ouderpaar.
Dat is een persoonlijk aanspreekpunt die de ouder of het ouderpaar begeleidt bij de
aanvraag voor compensatie, herziening of tegemoetkoming.
De leden van de fractie van het CDA vragen hoe wordt voorkomen dat de ouders niet
opnieuw in een enorme administratieve chaos terechtkomen en op welke wijze er duidelijk
wordt gecommuniceerd naar de ouders. De leden van de fractie van de VVD vragen op
welke manier de informatiefunctie wordt uitgevoerd in de huidige situatie – dat wil
zeggen met de uitbraak van het coronavirus en de door het kabinet afgekondigde maatregelen
– en welke stappen zijn gezet om de informatiestroom richting de ouders zo goed als
mogelijk in te kunnen vullen. De leden van de fractie van de PVV vragen daarbij of
de annulering van de ouderbijeenkomsten duidelijk gecommuniceerd is. De leden van
de fractie van de PVV vragen meer specifiek of de vanaf 23 maart aangekondigde ouderbijeenkomsten
nog doorgang vinden met het oog op de uitbraak van het coronavirus. De leden van de
fractie van D66 vragen op welke manier de ouders nu op de hoogte worden gebracht en
of de ouderbijeenkomsten op een later moment georganiseerd worden. De leden van de
fractie van de VVD vragen daarnaast de ouders en uw Kamer zo snel mogelijk te informeren
over de verschillende manieren waarop er nu contact moet worden gelegd met Toeslagen.
Deze leden vragen hierbij specifiek in te gaan op de crisisorganisatie en de gewenste
taken waarbij «menselijk» contact nu bemoeilijkt wordt. De leden van de fractie van
GroenLinks vragen in hoeverre de compensatie van ouders vertraging oploopt vanwege
het coronavirus.
Om te voorkomen dat ouders door de spreekwoordelijke bomen het bos niet meer zien
in de informatie rondom toeslagen, heb ik de afgelopen weken stevig aan gestuurd op
begrijpelijke, gecoördineerde en waar mogelijk persoonlijke communicatie met de ouders.
Voor de ouders is zodoende inmiddels een breed pallet aan mogelijkheden om zich te
(laten) informeren. U moet dan denken aan brieven, bijeenkomsten (fysiek of als webinar),
persoonlijke contactpersonen, het telefoonnummer van het serviceteam gedupeerden kinderopvangtoeslag,
de website telsagen.nl/herstel en persoonlijke gesprekken met ouders.
Brieven
In de week die volgde op het verschijnen van de rapporten van de Adviescommissie en
de ADR en de kabinetsreactie zijn een kleine 20.000 betrokken ouders per brief geïnformeerd.
Het betreft hier een brief aan alle bij Toeslagen bekende adressen van
• ouders die die tijdens de CAF onderzoeken aangesloten waren bij een facilitator waar
door het Combiteam Aanpak Facilitators onderzoek naar werd gedaan vanwege een vermoede
van georganiseerde fraude;
• ouders die zichzelf de afgelopen maanden gemeld hebben omdat hun situatie mogelijk
vergelijkbaar is met CAF11 of om zijn/haar dossier op te vragen en
• ouders waarvoor gold dat dat ze in november 2019 een O/GS kwalificatie hadden met
een openstaande toeslag- of belastingschuld. Voor wie toen invordering is gepauzeerd.
In de brief werden deze ouders geïnformeerd over de kabinetsreactie op het eindadvies
van de Adviescommissie, de gevolgen voor het voorlopig uitstellen van bijeenkomsten
vanwege het COVID-19 beleid en uitgenodigd voor een tweetal webinars. Daarnaast verwees
de brief naar toeslagen.nl/herstel voor meer informatie.
In mei informeert Toeslagen alle ouders per brief over het vervolg. Toeslagen onderkent
hiervoor vier groepen.
1. CAF vergelijkbaar. Ouders die tijdens de CAF onderzoeken aangesloten waren bij een
facilitator waar onderzoek naar werd gedaan vanwege een vermoede van georganiseerde
fraude, en waarvoor geld dat er in dit onderzoek op een CAF vergelijkbare wijze is
gehandeld. Voor deze ouders geldt dat ze (mogelijk) gedupeerd zijn door vooringenomen
handelen van de Belastingdienst. Op advies van de Adviescommissie wordt deze ouders
om toestemming gevraagd of de Belastingdienst hun persoonlijke dossier mag onderzoeken
op recht op compensatie. De ouders die daarmee akkoord gaan krijgen vervolgens een
contactpersoon toegewezen, die als persoonlijk aanspreekpunt functioneert en de ouder(s)
begeleidt in het proces.
2. CAF overig. Ouders die tijdens de CAF onderzoeken aangesloten waren bij een facilitator
waarnaar onderzoek werd gedaan naar georganiseerde fraude, en waarvoor geld dat er
in dit onderzoek op niet een CAF vergelijkbare wijze is gehandeld. Deze ouders krijgen
een brief waarin hen wordt uitgelegd
a. dat de Belastingdienst hun persoonlijke dossier niet verder onderzoekt omdat er tijdens
het onderzoek niet op een CAF vergelijkbare wijze is gehandeld;
b. dat ze vervolgens de Belastingdienst kunnen vragen om hun persoonlijke dossier te
beoordelen of ze gedupeerd zijn doordat de wet te streng was (hardheid stelsel).
3. Ouders die zichzelf de afgelopen maanden gemeld hebben omdat ze van mening zijn dat
hun situatie mogelijk vergelijkbaar is met CAF11, of om hun dossier verzocht hebben.
Deze ouders worden geïnformeerd dat onderzocht wordt of ze gedupeerd zijn doordat
de wet te streng was (hardheid stelsel). Ook deze ouders krijgen, net als de groep
CAF vergelijkbaar, een contactpersoon toegewezen, die als persoonlijk aanspreekpunt
functioneert en de ouder(s) begeleidt in het proces.
4. O/GS. Ouders waarvoor in november 2019 gold dat dat ze een O/GS kwalificatie hadden
met een openstaande toeslag- of belastingschuld. Voor al die mensen is in november
«19 de invordering gepauzeerd. Hen wordt nu alsnog een persoonlijke betalingsregeling
aangeboden op basis van hun persoonlijke betalingscapaciteit. Ouders wiens persoonlijke
dossier opnieuw wordt beoordeeld die bovendien tot deze groep O/GS behoren, krijgen
deze brief nog niet omdat gedurende de nieuwe beoordeling, de invordering gepauzeerd
blijft.
De brieven die aan ouders worden verstuurd worden zo begrijpelijk mogelijk opgesteld.
Dit houdt in dat juridische termen zo veel mogelijk vermeden worden en dat er een
duidelijk handelingsperspectief in de brief staat. Voor meer informatie wordt in de
brieven verwezen naartoeslagen.nl/herstel waar ouders alle praktische en achtergrondinformatie
te vinden is. De brieven worden voorgelegd aan het ouder- en kindpanel. Het ouder-
en kindpanel wordt verder ook betrokken bij de beoordeling van de wijze waarop Toeslagen
met ouders communiceert waarbij de helderheid van de boodschap een speerpunt is.
Bijeenkomsten
Toeslagen organiseert onder andere in samenwerking met gemeenten fysieke bijeenkomsten
op verschillende plekken in het land en/of extra webinars. Ouders worden hierover
persoonlijk of per brief geïnformeerd en kunnen zich hier laten informeren over de
aanpak, vragen stellen, hun verhaal delen en eventueel op weg worden geholpen naar
(schuld)hulp die door hun gemeente kan worden gegeven. Zoveel mogelijk is ook de persoonlijke
contactpersoon van de aanwezige ouders hierbij aanwezig.
Webinars
De eerste twee webinars hebben op maandag 30 maart en donderdag 2 april plaatsgevonden.
Deze webinars zijn goed bekeken en uit de eerste evaluatie blijkt dat ze in een behoefte
voorzien. Afhankelijk van de behoefte van ouders en het geldende COVID-19 beleid volgen
er mogelijk meer webinars.
Toeslagen.nl/herstel
Voorts houd ik rekening met nieuwe vragen via het speciale telefoonnummer (0800 –
2358 358), is alle algemene informatie online staat via toeslagen.nl/herstel. De informatie
op toeslagen.nl/herstel wordt regelmatig geactualiseerd met nieuwe informatie over
het herstelproces. Via deze website zijn bijvoorbeeld ook de webinars terug te zien.
Ik breng deze informatie regelmatig actief onder de aandacht via (social)media. Daarnaast
zet ik ook laagdrempelige communicatiemiddelen in zoals video’s en infographics. Zo
is er al een aantal videoboodschappen voor de betrokken ouders opgenomen die zowel
via social media als via toeslagen.nl/herstel zijn verspreid. Op deze manier komen
er geregeld updates om ouders te informeren en procesinformatie te geven. Ik ben verheugd
te zien dat zij dat ook hebben gedaan.
Serviceteam gedupeerden Kinderopvangtoeslag (telefoonnummer)
Ik hecht er groot belang aan dat individuele ouders hun vragen kunnen blijven stellen
via het speciale telefoonnummer van het Serviceteam gedupeerden Kinderopvangtoeslag.
Dit telefoonnummer wordt zowel in brieven als op www.toeslagen.nl vermeld. Wel moet ik opmerken dat door de maatregelen rondom COVID-19 ook bij de
het Serviceteam minder medewerkers aanwezig zijn. Om zoveel mogelijk mensen goed te
woord te kunnen staan, zijn de openingstijden aangepast. Het Serviceteam gedupeerden
Kinderopvangtoeslag is gedurende deze periode bereikbaar van maandag tot en met vrijdag
tussen 9 en 17 uur.
Balies
Bij de exacte inrichting van de in de kabinetsreactie aangekondigde fysieke balies
wordt uiteraard rekening gehouden met de maatregelen rondom COVID-19. Het is op dit
moment moeilijk in te schatten hoeveel mogelijke vertraging wordt opgelopen door deze
maatregelen. Het contact met de ouders blijft echter een belangrijke pijler binnen
de herstelorganisatie. Dit wordt nu zoveel mogelijk vormgegeven door op andere manieren,
zoals telefonisch, in contact te treden met de ouders. Zodra de beperkingen vanwege
COVID-19 worden opgeheven of aangepast, wordt gestart met de fysieke ouderbijeenkomsten
en individuele oudergesprekken vanuit de herstelorganisatie.
Persoonlijke gesprekken
Het huidige beleid rondom COVID-19 laat onverlet dat ik nog steeds met regelmaat (zij
meestal via videoverbindingen) persoonlijke gesprekken voer met gedupeerde ouders.
Sinds mijn aantreden heb ik regelmatig gesproken met ouderparen en diverse malen met
groepen ouders. Naar aanleiding van de webinars hebben zich nog eens een 300-tal ouders
gemeld, met het verzoek mij persoonlijk te spreken. Ik ben voornemens hier de komende
maanden gehoor aan te geven door in het land spreekuren te organiseren. Deze gesprekken
ervaar ik keer op keer als indrukwekkend en motiveren mij om met veel energie aan
de problemen te blijven werken.
Advies vanuit de gedupeerde ouders en kinderen
Daarnaast is er een ouder- en kindpanel in oprichting dat gevraagd en ongevraagd advies
kan geven en mee kijkt op de communicatiemiddelen.
Uiteraard is er ook regelmatig contact met belanghebbende koepel-, branche- en belangenorganisaties.
Waar mogelijk betrek ik hen bij wat er voor de ouders wordt besloten, bij de communicatie
met de ouders en bij – bijvoorbeeld – het inrichten van een ouder- en kindpanel. Hierover
heb ik ook advies gevraagd aan de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman.
De leden van de fractie van de PVV vragen naar de eerste resultaten van het speciale
telefoonnummer, of de website veel wordt bezocht en naar de eerste reacties van koepel-,
branche- en belangenorganisaties.
In het eerste kwartaal van 2020 heeft het Serviceteam bijna 5500 telefoontjes beantwoord.
De bereikbaarheid was goed, de gemiddelde wachttijd was 34 seconden. De laatste weken
werd het Serviceteam gedupeerden Kinderopvangtoeslag naast nieuwe aanmeldingen voor
herbeoordeling vooral veel gebeld over de brieven die zijn verstuurd inzake de pauzering
van de invordering en de gevolgen die dit heeft voor de burger. Ook wordt er nog geregeld
gevraagd wat de stand van zaken is van de herbeoordeling. Het Serviceteam heeft vanaf
december ook proactief mensen benaderd, zoals ouders die zich al bij de Belastingdienst
hadden gemeld om hen te informeren dat de rapporten van de Adviescommissie en ADR
later dan verwacht zouden verschijnen, ouders die een dossier hebben opgevraagd om
een afspraak voor bezorging te maken, ouders die zich gemeld hebben bij BOinK of de
SP om hun gegevens aan te vullen en hen voor herbeoordeling te registreren. Daarnaast
heeft het Serviceteam vragen beantwoord van mensen die bij de ouderbijeenkomst met
de Minister-President en de Minister van Financiën op 20 januari jl. aanwezig waren.
In totaal zijn door het Serviceteam ruim 2500 personen gebeld. Sinds 1 maart wordt
de klanttevredenheid op de binnenkomende telefoontjes gemeten. Het is nu nog te vroeg
om daaruit resultaten af te leiden. Dit hangt samen met de korte tijd die verstreken
is sinds de start van de meting van de klanttevredenheid en de tot nu toe ontvangen
respons op de uitnodiging om mee te doen aan de enquête.
Vanaf 10 januari staat er op Toeslagen.nl een pagina live voor de gedupeerden van
de kinderopvangtoeslag. Hierop kon actuele niet-BSN-gebonden informatie worden gevonden.
Deze pagina is van 10 januari tot 18 maart 4336 maal bezocht. Op 18 maart is deze
pagina uitgebreid tot een landingspagina. Hierop kan, naast alle actuele informatie,
ook alle andere niet-BSN-gebonden informatie gevonden worden zoals de rapporten Donner,
de kabinetsreactie, de webinars voor de gedupeerden en videoberichten vanuit de Staatssecretaris.
Deze pagina is vanaf 18 maart tot 22 april 8869 maal bezocht.
Er heeft overleg met de brancheorganisaties plaatsgevonden. Zij hebben uitleg gekregen
over de maatregelen die het kabinet heeft genomen naar aanleiding van het eindrapport
van de Adviescommissie. Gevraagd is om samen te werken tijdens het herstel van gedupeerde
ouders. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op het meedenken over het ouder- en kindpanel,
het beschikbaar stellen van communicatiekanalen om ouders te bereiken en medewerking
aan de fysieke ouderbijeenkomsten als deze weer van start kunnen gaan. Stakeholders
zijn positief dat zij worden betrokken en hebben hun medewerking toegezegd.
De leden van de fractie van de PVV vragen of gemeenten genoeg capaciteit en financiële
middelen hebben om hulp te bieden en, indien dat niet het geval is, ik voornemens
ben daar geld voor beschikbaar te stellen.
De gevraagde capaciteit van gemeenten is onder andere afhankelijk van de omvang van
de hulpvraag van ouders, de verdeling van de getroffen ouders over de verschillende
gemeenten en de uitwerking van de werkvorm tussen Toeslagen en gemeenten. Ik kan daarom
op dit moment niet precies aangeven of alle gemeenten op dit moment voldoende capaciteit
beschikbaar hebben. Deze vraag is echter ook aan bod gekomen tijdens mijn overleg
met de verschillende gemeenten en daar zal aandacht aan worden besteed in de uitwerking.
Ik ben voornemens om hiervoor indien nodig een incidenteel bedrag te reserveren. Dit
kan binnen de bestaande middelen.
De leden van de factie van de PVV vragen wie met «ons» wordt bedoeld in de passage
«zij zullen samen met ons een «voorhoedegroep» vormen».
Toeslagen zal, samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en een aantal gemeenten
waar ouders die onderdeel waren van een CAF-zaak woonachtig zijn, samenwerken in de
voorhoedegroep.
De leden van de fractie van D66 vragen hoeveel gemeenten deel uitmaken van de voorhoedegroep.
De voorhoedegroep wordt gevormd door een aantal van de gemeenten waar veel ouders
die onderdeel waren van een CAF-zaak woonachtig zijn. Dit zijn 13 gemeenten.
De leden van de fractie van D66 vragen hoe groot de groep van gemeenten is die wel
is benaderd, maar nog geen onderdeel vormt van de voorhoedegroep en welke redenen
gemeenten hiervoor aandragen.
Op dit moment maken alle gemeenten die zijn benaderd onderdeel uit van de voorhoedegroep.
Veranderingen in de organisatie
De leden van de fractie van de PVV vragen naar het wegnemen van de institutionele
vooringenomenheid door middel van een mentaliteitsverandering en of deze veranderingen
gerealiseerd kunnen worden zonder personele sanering.
Ik merk vooraleerst op dat ook de Adviescommissie constateert dat in het verleden
sprake was van een institutionele vooringenomenheid en dat daarvan thans geen sprake
meer is. Dat neemt niet weg dat een cultuurverandering wel wenselijk is. In opmaat
naar het herstel van vertrouwen in de Belastingdienst en het terugbrengen van de menselijke
maat in de dienstverlening, is het essentieel om het verleden af te sluiten. Dat is
niet eenvoudig; Toeslagen stond in een aantal gevallen lijnrecht tegenover burgers.
Dat heeft niet alleen de getroffen ouders emotioneel en financieel geraakt, maar ook
medewerkers van Toeslagen.
Hoog tijd om te werken aan nieuw perspectief. Dat kan alleen als er:
• Wordt erkend wat fout is gegaan, wanneer en hoe keuzes zijn gemaakt die hiertoe hebben
geleid, en welke intentie en patronen daaraan ten grondslag lagen.
• Met elkaar geleerd kan worden van wat er is gebeurd en hoe er gezorgd kan worden dat
Toeslagen vanuit de maatschappelijke legitimiteit het vertrouwen stap voor stap herstelt.
Deze twee uitgangspunten dragen bij aan een veilige, open en lerende cultuur die nodig
is om het vertrouwen te herstellen en de geloofwaardigheid terug te krijgen.
Deze veranderingen teweegbrengen vraagt de komende jaren om veel aandacht voor cultuur
en leiderschap binnen de Toeslagen. Als eerste stap daarin worden nu de voorbereidingen
getroffen voor een serie gesprekken met medewerkers en leidinggevenden waarin gereflecteerd
wordt op de uitvoering van de toeslagenregeling in de periode vanaf 2012 mede op basis
van de ervaringen van de getroffen ouders en de rapporten van de Adviescommissie en
de ADR. Deze gesprekken zijn gericht op een reconstructie van de toeslagenaffaire
en de verschillende rollen daarbinnen. Daarin wordt stilgestaan bij wat er fout is
gegaan en op de achterliggende waarden, keuzes, overwegingen en intenties. De uitkomsten
van dit proces moeten de basis bieden voor de stapsgewijze ontwikkeling van een nieuwe
cultuur en een nieuw «waardenkompas». Dat willen we vormgeven in een goede wisselwerking
met de vernieuwing van de dienstverlening met meer ruimte voor maatwerk. Stap voor
stap en dicht op de werkpraktijk. De ervaringen die worden opgedaan in de hersteloperatie
worden daarbij benut. Meer informatie over de organisatie is opgenomen in de voortgangsrapportage.
De leden van de fractie van de SP stellen enkele vragen over de afvaardiging in de
bestuurlijke adviesraad van de crisisorganisatie, de invulling van de rollen en op
welke wijze verslaglegging plaatsvindt.
Op dit moment wordt het instellingsbesluit van deze Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag
opgesteld. Zodra deze gereed is, deel ik die conform de daartoe geëigende voorhangprocedure
met uw Kamer. Op dat moment zal ik uw Kamer ook informeren over de mensen die op persoonlijke
titel zitting nemen in de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag.
De Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag wordt een onafhankelijk orgaan die
de crisisorganisatie adviseert, zowel gevraagd als ongevraagd, op beleid, uitvoering
en communicatie in het kader van de hersteloperatie. De Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag
zal tevens verbindingen leggen tussen de crisisorganisatie en externe actoren (denk
hierbij aan KO-instellingen, gemeenten, financiële instellingen) die kunnen helpen
met betrekking tot de hersteloperatie. De focus van de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag
zal gericht zijn op de hersteloperatie. Dat betekent dat interne processen en inrichtingsvraagstukken
die de burger niet raken, structurele verbeteringen van het Toeslagenstelsel en het
ontvlechtingstraject van de Belastingdienst buiten de scope zullen vallen van de Bestuurlijke
Adviesraad Kinderopvangtoeslag. De voorzitter van de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag
zal adviezen schriftelijk terugkoppelen aan de Directeur-Generaal Toeslagen. De verslagen
en adviezen zullen tevens onderdeel uitmaken van de aanpak van Uitvoering Herstel
Toeslagen. Dat zal ook zorgen voor duidelijke terugkoppeling aan de Bestuurlijke Adviesraad
Kinderopvangtoeslag over wat er met de opmerkingen en adviezen concreet gebeurt.
Met betrekking tot de taken van de crisisorganisatie en het strategisch crisisteam,
vragen de leden van de fractie van de SP naar de inbedding van deze organisatie in
of ten opzichte van het Ministerie van Financiën alsmede van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en wordt gezorgd voor een «open lijn» voor informatie naar de ambtelijke top.
De hersteloperatie heeft sterke afhankelijkheden met Toeslagen en andere functies
binnen de Belastingdienst. Daarnaast is nauwe betrokkenheid, controle en sturing van
opdrachtgever (Ministerie van SZW en Ministerie van Financiën) en eigenaar (Ministerie
van Financiën) essentieel. In het Strategisch Crisis Team is de ambtelijke top vertegenwoordigd
door deelname van de secretaris-generaal (als voorzitter), de directeur-generaal Toeslagen,
de Directeur-Generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de directeur-generaal Fiscale
Zaken. Het SCT overlegt op dit moment twee keer per week met de Staatssecretaris.
Ook is er nauw contact tussen de hersteloperatie en de lopende operatie van Toeslagen,
zodat lessen die getrokken worden uit de crisis vertaald worden naar de lopende operatie,
organisatieontwikkeling en toekomstig toeslagenbeleid. Zo krijgt de crisisorganisatie
frequent sturing, om de snelheid van voortgang te waarborgen.
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel extra capaciteit er nodig is voor de uitvoering
bij Toeslagen.
Op dit moment ga ik ervan uit dat voor de uitvoering van de maatregelen circa 500
extra fte nodig zijn. De inzet van extra capaciteit is tijdelijk en is nodig in de
jaren 2020, 2021 en 2022. De uitvoerbaarheid van de maatregelen is op hoofdlijnen
beoordeeld, maar er heeft nog geen volledige uitvoeringstoets plaatsgevonden. Deze
uitvoeringstoets moet verdere invulling geven aan de inschattingen en zal voor de
zomer worden afgerond.
De leden van de fractie van D66 vragen naar de actuele ontwikkelingen in de capaciteit
van de Belastingdienst en de projectorganisatie om dit traject snel op te pakken en
af te ronden en vragen in hoeverre het aantrekken van expertise, bijvoorbeeld van
andere organisaties die veel ervaring hebben met persoonlijke dienstverlening en reparaties,
is gevorderd.
Expertise wordt in verschillende lagen van de organisatie aangetrokken en benut. Allereerst
heb ik een Bestuurlijke Adviesraad opgericht. In deze adviesraad is expertise en ervaring
aanwezig op meerdere gebieden. Er nemen experts in de kinderopvangtoeslagproblematiek
plaats in de raad. Denk hierbij aan de voorzitters van verschillende brancheverenigingen
in kinderopvang en burgemeesters uit gemeentes waar veel gedupeerden wonen. Ook zijn
experts in (strategisch) crisismanagement, communicatie, schuldenproblematiek, en
uitvoering in tijden van crisis aangesloten. Bij Toeslagen is expertise op het gebied
van organisatieontwikkeling aangetrokken voor het opzetten van de hersteloperatie.
Om zo snel mogelijk van start te kunnen met het uitvoeren van de hersteloperatie moet
de organisatie intern mensen werven, opleiden en inwerken en wordt een beroep gedaan
op een externe partij. Hiervoor is Deloitte aangetrokken. Deloitte heeft ruime ervaring
op het gebied van hersteloperaties zoals de schadevergoedingen die door banken in
het kader van derivaten producten zijn uitgekeerd.
De leden van de fractie van de PVV vragen of de extra capaciteit om misbruik aan te
pakken dezelfde capaciteit is als de in de kabinetsreactie aangehaalde capaciteit
inzake de uitvoerbaarheid.
Dat is niet het geval. De in de kabinetsreactie bedoelde capaciteit betreft de capaciteit
die benodigd is voor reparatie van het verleden. De extra capaciteit om misbruik aan
te pakken betreft geheel nieuwe capaciteit die extra nodig is om evidente gevallen
van misbruik of oneigenlijk gebruik via het opleggen van een vergrijpboete aan te
pakken. Ook nu zet Toeslagen capaciteit in om evident misbruik te beboeten. Maar omdat
in de toekomst OGS niet langer weigeringsgronden voor een persoonlijke betalingsregeling
zijn en het afzien van inning van een deel van de schuld ook in die gevallen mogelijk
wordt, wordt het risico dat misbruik loont groter. Ik vind het daarom belangrijk om
meer capaciteit in te zetten voor onderzoek naar evident misbruik.
De leden van de SP vragen wie er in het ouder-kindpanel zal komen te zitten, hoe die
geselecteerd worden en wat hun taak wordt. Verder vragen de leden van deze fractie
of de leden van het ouder-kindpanel ook verslag kunnen doen aan bijvoorbeeld de Kamer.
Voor het benaderen van ouders en hun kinderen wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt
van bestaande contacten. Dat zijn ouders die al eens in gesprek zijn geweest met mijn
ambtsvoorganger, de Minister van Financiën of mijzelf. Daarnaast zijn er ouders in
beeld die actief hebben deelgenomen aan de ouderbijeenkomst in januari met de Minister-President
en de Minister van Financiën, hun dossier hebben opgevraagd of andere toenadering
hebben gezocht tot Toeslagen, zich bij de SP hebben gemeld, of zichzelf hebben aangemeld
n.a.v. de ouderswebinars.
Voor het kindpanel zijn we nog op zoek naar kinderen waarbij we ons in eerste instantie
richten op de leeftijdscategorie 8 – 12 jaar. Deze kinderen waren in de periode 2013–2016
als kleuter bij de gastouder/kinderopvang en zitten nu als kind bij de BSO. Zij zijn
daarmee gebruiker en ervaringsdeskundige. Veel kinderopvangorganisaties hebben een
eigen actieve kinderraad. Hierin zitten vaak de meer betrokken kinderen, die ook gewend
zijn actief mee te denken over verbeterprocessen. Het is mogelijk zinvol om ook via
deze kanalen kinderen te werven. De opzet en wervingsmethode van de panels zal ik
afstemmen met de ombudsman, kinderombudsman, Bestuurlijke Adviesraad en Stichting
Missing Chapter Foundation. Zij kunnen zo nodig ook een actieve rol vervullen in het
helpen werven van ouders en kinderen.
De panels hebben als functie het geven van gevraagd en ongevraagd advies aan mijzelf
en de Belastingdienst over alle aspecten met betrekking tot herstel kinderopvangtoeslag.
De panels zijn tevens klankbord voor mijzelf en de alle betrokken departementen. De
panels bepalen zelf over welke onderwerpen zij gaan spreken. Ook zullen de panels
de communicatie van Toeslagen beoordelen.
Het ouderpanel zal direct rapporteren aan de directeur-generaal Belastingdienst, de
directeur Uitvoering Herstel Toeslagen, directeur-generaal Toeslagen en mijzelf, bij
voorkeur in een persoonlijk overleg. Het kindpanel kan ook een eigen, passende vorm
van rapportage kiezen, waar ruimte is voor creatieve ideeën en suggesties die passen
bij de belevingswereld van het kind zelf. De panels zullen niet direct rapporteren
aan de Tweede Kamer, de Tweede Kamer kan mij aanspreken betreffende de panels. De
verslagen en adviezen zullen tevens onderdeel uitmaken van de aanpak van Uitvoering
Herstel Toeslagen. Dat zal ook zorgen voor duidelijke terugkoppeling aan het ouder-kindpanel
over wat er met de opmerkingen en adviezen concreet gebeurt.
D. Verbeteringen voor de toekomst
Uw Kamer heeft ook vragen gesteld over de structurele veranderingen in het toeslagenstelsel
naar aanleiding van de Adviescommissie uitvoering toeslagen en de noodzakelijke aanpassingen
bij Toeslagen om herhaling van dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Hierna
wordt ingegaan op vragen met betrekking veranderingen die reeds in gang zijn gezet
en de vragen die zien op herziening beleid OGS. Daarnaast zal worden ingegaan op vragen
die zien op wijziging van het Toeslagen stelsel en de wenselijkheid van aanvullende
maatregelen.
Aangekondigde verbeteringen
De leden van de VVD-fractie vragen, kort gezegd, aan te geven hoe het Verbetertraject
kinderopvangtoeslag uitwerkt in de praktijk.
Het Verbetertraject is in 2018 gestart met als doelstelling om, naast de toeslagbrede
maatregelen die de Belastingdienst al heeft genomen, eraan bij te dragen dat minder
ouders te maken krijgen met hoge terugvorderingen als gevolg van de gehanteerde voorschotsystematiek.
Om dit doel te bewerkstellingen worden er langs drie lijnen verbetermaatregelen getroffen:
eerder signaleren, begeleiden van ouders en verbetering van de digitale dienstverlening.
De laatste jaren is een trendmatige daling van het aantal hoge terugvorderingen waar
te nemen. Het effect van het Verbetertraject zal naar verwachting vanaf de tweede
helft van dit jaar merkbaar worden. De maatregelen worden immers dit jaar geleidelijk
ingevoerd.
Over de voortgang is uw Kamer halfjaarlijks geïnformeerd. Het meest recent in de brief
van 17 oktober jongstleden die de Staatssecretaris van SZW, mede namens mij, aan uw
Kamer heeft gestuurd.28 In de komende voortgangsrapportage zal ik uitgebreider ingaan op de afzonderlijke
verbetermaatregelen.
De leden van de fractie van de VVD vragen welke wettelijke stappen het kabinet gaat
zetten om tot een meer menselijkere maat te komen bij de afweging of iemand wel of
geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.
In de kabinetsreactie wordt een aantal structurele verbeteringen van het toeslagenstelsel
genoemd. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over de stappen die door de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mijn ambtsvoorganger zijn genomen om de kinderopvangtoeslag
proportioneel vast te stellen. Tegelijkertijd wordt op dit moment gewerkt om in de
uitvoering ook het matigen van een terugvordering in zeer bijzondere omstandigheden
mogelijk te maken. Het voornemen bestaat om in samenspraak met de Staatssecretaris
van SZW deze maatregelen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)
en de Wet op de Kinderopvang (Wko) te codificeren. Daarbij heb ik het voornemen om
in ieder geval het proportioneel vaststellen samen met de Staatssecretaris van SZW
als separaat wetsvoorstel bij het Belastingplan 2021 aan te bieden. Daarbij wil ik
opmerken dat reeds uitvoering wordt gegeven aan proportioneel vaststellen door Toeslagen.
Hiervoor is eind vorig jaar een Verzamelbesluit Toeslagen geslagen, met terugwerkende
kracht naar 23 oktober 2019. Tevens is het beleid omtrent matiging van de terugvordering
op 22 april gepubliceerd in een nieuwe versie van het Verzamelbesluit Toeslagen
Om de menselijke maat verder tot uitdrukking te brengen in het toeslagensysteem, werk
ik daarnaast samen met de betrokken bewindspersonen aan een hardheidsclausule. Dit
maakt het mogelijk om tegemoet te komen aan die gevallen waarin de toepassing van
wet- en regelgeving op het gebied van toeslagen leidt tot niet voorziene en niet beoogde
gevolgen.
De leden van de fractie van de PVV vragen waarom het niet opportuun is om de regelgeving
met betrekking tot toeslagen te vervangen. De leden van de fractie van GroenLinks
vragen of de voorstellen ook gevolgen hebben voor andere toeslagen dan de kinderopvangtoeslag.
In de brief29 van 27 februari jl. aan uw Kamer over de aanpak van de problemen bij de Belastingdienst,
Douane en Toeslagen is gewezen op het belang dat in de lopende uitvoering van de toeslagenregelingen
geen nieuwe problemen ontstaan, achterstanden worden weggewerkt en op de noodzaak
om ook fundamenteler naar het stelsel van toeslagen te kijken. Ook de Adviescommissie
vraagt hier aandacht voor. Voor dit laatste aspect worden in het IBO Toeslagen verschillende
opties geschetst. Binnen enkele weken ontvangt uw Kamer een reactie van het kabinet
op de aanbevelingen in het IBO Toeslagen. Een kernpunt daarbij is het verzoek van
uw Kamer in de unaniem aangenomen motie van het lid Bruins c.s. om varianten te onderzoeken
ter vervanging van het huidige stelsel dat zicht biedt op een toekomstig beter en
menselijker systeem (Kamerstuk 31 066, nr. 584). In de kabinetsreactie op het IBO Toeslagen zullen we benoemen welke stappen op
korte en lange termijn worden gezet en waar nader onderzoek nodig is richting een
nieuw stelsel.
De leden van de fractie van de PVV vragen waarom het uitgesloten is dat de Raad van
State in toekomstige uitspraken niet weer meer op de zogenoemde harde lijn gaat zitten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraken van
23 oktober 2019 beredeneerd waarom teruggekomen wordt van eerdere jurisprudentie.
Een wijziging van jurisprudentie en praktijk die het kabinet onderstreept, gegeven
mijn ambtsvoorganger samen met de Staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid
al voornemens was verandering aan te brengen. Toeslagen kan sinds 23 oktober 2019,
in lijn met de uitspraak van de Raad van State, de kinderopvangtoeslag proportioneel
vaststellen op het moment dat de ouder de eigen bijdrage niet volledig heeft betaald.
De mogelijkheden om de kinderopvangtoeslag proportioneel vast te stellen en het matigen
van de terugvorderingen toeslagen is reeds opgenomen in het Verzamelbesluit Toeslagen.
De leden van de fractie van de PVV vragen of met het codificeren van maatregelen zoals
de introductie van praktische rechtsbescherming de wetgeving niet nog complexer wordt,
terwijl die complexe wetgeving nu al het probleem is.
Het is belangrijk dat de menselijke maat wordt verankerd in het toeslagenstelsel.
Het is duidelijk geworden dat de huidige wet- en regelgeving, die meermaals door jurisprudentie
is onderschreven, dit onvoldoende doet. Daarom ben ik voornemens verschillende maatregelen
te nemen om herhaling te voorkomen van situaties zoals die zijn geschetst in het rapport
van de Adviescommissie. Hierbij merk ik voor de volledigheid op dat de codificering
van de maatregelen in de wet het beleid niet complexer maakt dan dat deze is zonder
codificering. Dat neemt niet weg dat er ook stappen worden gezet om het toeslagenstelsel
aan te passen.
Opzet/grove schuld
De leden van de fractie van de PVV vragen of het mogelijk is een uitsplitsing te maken
naar de verschillende toeslagen alsmede naar de afzonderlijke kwalificatie van OGS.
De leden van de fractie van de SP vragen zich af waarom nog steeds niet duidelijk
is hoeveel mensen de kwalificatie OGS is toegekend.
De bepaling of er sprake is van OGS is opgenomen in een vrij tekstveld dat handmatig
is gevuld. Hierdoor is het niet mogelijk de groep burgers met OGS-bepalingen precies
in beeld te brengen. Op basis van zoektermen in de vrije tekstvelden komen we tot
een geschatte populatie van personen die te maken hebben of hebben gehad met OGS.
Bij twee derde van de personen bij wie OGS is vastgesteld is duidelijk op welke beschikking
dit betrekking heeft. Van deze beschikkingen hadden 50% betrekking op de kinderopvangtoeslag;
27% op huurtoeslag; 15% op zorgtoeslag; 7% op kindgebondenbudget; en minder dan 1%
op boetebeschikkingen. Bij de overige een derde is in de vastlegging onvoldoende duidelijk
op welke beschikking OGS betrekking heeft. In 2017 is de grens, waarbij in het geval
van een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling beoordeeld werd of er sprake
was van OGS, verhoogd naar € 10.000. Daardoor zijn er vanaf 2017 (vrijwel) alleen
voor de kinderopvangtoeslag verzoeken om persoonlijke betalingsregeling afgewezen
in verband met OGS.
Vanwege de verslaglegging in vrije tekstvelden kunnen we niet betrouwbaar stellen
welk deel te maken heeft gehad met de kwalificatie opzet en welk deel met grove schuld.
Het merendeel van de OGS-bepalingen zal voor grove schuld zijn afgegeven wegens non-respons,
of het niet doorgeven van wijzigingen.
De leden van de fractie van de SP vragen of een OGS-kwalificatie in het verleden een
compensatie en herziening van ouders in de weg kan staan.
De compensatie- en herzieningsregelingen maken geen onderscheid tussen OGS-gevallen
en niet-OGS-gevallen. OGS staat in het algemeen dus niet aan compensatie en herziening
in de weg.
De leden van de fractie van de PVV vragen welke indicatie ik heb dat personen met
een OGS-kwalificatie bereidwillig zijn om over te gaan tot aflossing binnen twee jaar.
Ik heb hier geen onderzoek naar gedaan. De persoonlijke betalingsregeling wordt hen
aangeboden en ik verwacht dat een deel van de toeslagschuldenaren hiervan gebruik
zal willen maken omdat deze regeling een bestaansminimum waarborgt en hen uitzicht
geeft op een schone lei na twee jaar. Ook kan een bereidwillige houding de weg naar
een (minnelijke) schuldsanering vrij maken voor schuldenaren die meer schuldeisers
dan de Belastingdienst hebben. Eén van de voorwaarden daarbij is wel dat de schuldenaar
te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden.
De leden van de fractie van de PVV vragen hoeveel van de openstaande toeslagschulden
er uiteindelijk niet geïnd of verrekend kunnen worden, in hoeverre ik verwacht dat
de OGS-schulden binnen twee jaar daadwerkelijk zijn afgelost en hoeveel van de openstaande
schuld ik verwacht in het geheel niet te kunnen innen na een periode van 5 jaar.
Op dit moment is nog niet te zeggen hoeveel van de openstaande toeslagschulden uiteindelijk
niet geïnd of verrekend kunnen worden. Ik zal hier, zo mogelijk voor de zomer – als
er meer zicht is op dit bedrag – in een van de voortgangsrapportages op terugkomen.
Informatie hierover zal ik afstemmen met mijn collega’s van de betrokken beleidsdepartementen.
Voor toeslagschulden waarvoor alsnog een persoonlijke betalingsregeling wordt verleend,
kan ik normaal gesproken nog grofweg een derde alsnog innen. Uiterlijk in de Ontwerpbegroting
zal ik uw Kamer een definitieve raming van de te verwachten derving presenteren.
De leden van de fractie van de PVV vragen of het hier gaat om personen die niet in
enige schuldsaneringsregeling zitten. Tevens vragen deze leden in hoeverre het alsnog
verlenen van een persoonlijk betalingsregeling aan OGS-gevallen dubbelop is als deze
groep al gebruikmaakt van een schuldsaneringsregeling.
In het algemeen zullen toeslagschuldenaren met een OGS-kwalificatie niet snel voor
een schuldsaneringsregeling in aanmerking komen. Eén van de voorwaarden voor de toegang
tot een schuldsaneringsregeling is namelijk dat de schuldenaar te goeder trouw is
geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. Toch kan
niet uitgesloten worden dat er binnen de OGS-populatie personen in enige schuldsaneringsregeling
zitten. Als dit het geval is, dan komt de schuldsaneringsregeling in de plaats van
de persoonlijke betalingsregeling en volgt er in beginsel ook dan een schone lei.
Er is dus geen sprake van een stapeling van regelingen.
De leden van de fractie van de PVV vragen waarom gekozen is voor een beleid om al,
in beginsel, na twee jaar af te zien van invordering bij personen met een OGS-kwalificatie.
Het bestaande beleid ten aanzien van personen met een OGS-kwalificatie is dat een
betalingsregeling van twee jaar kan worden toegestaan onder de voorwaarde (onder meer)
dat die regeling leidt tot betaling van de volledige schuld. Als een dergelijke betalingsregeling
niet wordt getroffen of nagekomen, dan wordt de schuld geheel ingevorderd. Op grond
van het geldende beleid wordt de invordering in beginsel dus niet gestaakt na twee
jaar, zoals bij een persoonlijke betalingsregeling wel het geval is.
In de toekomst verandert dit. Het feit dat er sprake is van OGS is dan niet langer
reden voor afwijzing van een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling. Ook personen
met een OGS-kwalificatie kunnen dan in aanmerking komen voor het afzien van invordering
na twee jaar. OGS kan wel een reden zijn voor het opleggen van een (vergrijp)boete.
De achtergrond van deze voorgenomen beleidswijziging is het feit dat de gevolgen van
OGS in veel gevallen disproportioneel waren. Misbruik of oneigenlijk gebruik van toeslagen
zou niet moeten leiden tot het onthouden van een persoonlijke betalingsregeling, maar
moet in de boetesfeer of strafrechtelijk worden aangepakt. Hierop wil ik in de toekomst
dan ook meer capaciteit inzetten dan tot nu toe het geval is geweest.
De leden van de fractie van de PVV vragen hoeveel van de openstaande schulden nog
kunnen worden verrekend na de tweejarige betalingsregeling.
Daar kan ik op dit moment nog geen voorspelling over doen. Hoeveel er nog na twee
jaar kan worden verrekend is onder meer afhankelijk van de invloed van de hersteloperatie
op de terug te betalen toeslagen en de individuele situatie waarin elke burger zich
bevindt, op het moment dat de betalingsregeling afgesproken wordt.
De leden van de fractie van D66 vragen om nader toe te lichten voor welke groepen
een persoonlijke betalingsregeling onmogelijk is.
Een persoonlijke betalingsregeling is onder meer afhankelijk van het inkomen en vermogen.
Uitgangspunt daarbij is dat niemand onder het bestaansminimum terecht komt. Personen
met voldoende inkomen – en dus voldoende betalingscapaciteit – en vermogen om de volledige
schuld in twee jaar te voldoen hebben geen recht op een persoonlijke betalingsregeling
gevolgd door het afzien van inning van restschuld. Wel krijgen zij de mogelijkheid
om de schuld in 24 maanden te voldoen.
De leden van de fractie van de SP vragen hoe er om wordt gegaan met gezinnen met een
OGS-kwalificatie die nog een openstaande schuld hebben en of er, bij verzoek om uitstel,
sprake kan zijn van een extra boete.
Toeslaggerechtigden met een OGS-kwalificatie in het verleden en een nog openstaande
schuld krijgen, als hun inkomens- en vermogenspositie daartoe aanleiding geeft, alsnog
een persoonlijke betalingsregeling van 2 jaar aangeboden gevolgd door het afzien van
inning van restschuld. Als deze persoonlijke betalingsregeling niet wordt geaccepteerd
of nagekomen, dan zal de Belastingdienst de openstaande schuld op andere wijze, bijvoorbeeld
via verrekening en loonbeslag, invorderen. Dit kan leiden tot extra kosten, maar is
geen reden voor het opleggen van een boete.
De leden van de fractie van de SP merken op dat vele ouders zich in allerlei bochten
hebben gewrongen om hun schulden af te betalen. Deze leden vragen op welke wijze hieraan
aandacht zal worden besteed. Ook vragen deze leden of kinderen gecompenseerd worden
voor schade die in de gezinnen is geleden.
Voor de ouders die bij het toekennen van kinderopvangtoeslag zijn gedupeerd door het
vooringenomen handelen van de Belastingdienst of de hardheden van het systeem wordt
een aantal compensatie- en herstelmaatregelen getroffen. Deze maatregelen zijn uiteengezet
in de kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie. Met deze maatregelen
wordt op een vergaande wijze tegemoetgekomen aan wat er is gebeurd. Hoe dit voor de
individuele ouders uitpakt, kan niet in zijn algemeen worden gezegd. Voor zeer bijzondere
schrijnende situaties wordt verder een vangnetbepaling voorgesteld. Ouders die van
mening zijn met de verschillende herstelregelingen niet of onvoldoende geholpen te
zijn en menen in een bijzondere, schrijnende situatie te zitten, kunnen dit gemotiveerd
bij Toeslagen melden. Deze meldingen zullen worden voorgelegd aan een onafhankelijke
Commissie. Doel van de vangnetbepaling is om ruimte te houden om maatwerk toe te passen
voor (ook onvoorziene) schrijnende situaties.
Daarnaast wijs ik in antwoord op deze vraag graag op het speciale ouder-kindpanel.
Dit panel zal bestaan uit gedupeerde ouders en gedupeerde kinderen. Het panel zal
advies geven vanuit het perspectief van gedupeerde ouders en kinderen. Deze adviezen
worden meegewogen bij nadere besluitvorming
Aanvullende maatregelen en wijziging van het stelsel
De leden van de fractie van de PVV vragen welke aanvullende maatregelen worden genomen
om het vertrouwen te herstellen en of er al een indicatie is van de kosten.
De leden van de PVV-fractie vragen daarnaast of er een indicatie van de tijdspanne
van dit langdurige traject kan worden gegeven en hoe de klantgerichte dienstverlening
wordt verbeterd, buiten de in kabinetsreactie genoemde maatregel om.
In paragraaf 4 van de kabinetsreactie heb ik uiteengezet welke structurele veranderingen
ik wil aanbrengen om herhaling van dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen.
Ik beschouw die maatregelen als uitgangspunt waarbij de aanpak van de herstelorganisatie
het instrument is om het herstel van vertrouwen waar te maken. Zoals aangekondigd
in mijn brief van 14 april30 wordt in lijn met de in januari door uw Kamer unaniem aangenomen motie van het lid
Lodders c.s.31 wetgeving voorbereid om verbeteringen en alternatieven door te voeren op weg naar
een beter en menselijker systeem. Het kabinet streeft ernaar op Prinsjesdag, als onderdeel
van het pakket Belastingplan 2021, een afzonderlijk wetsvoorstel bij uw Kamer in te
dienen met maatregelen ter verbetering van de uitvoerbaarheid van Toeslagen. Verder
onderzoek ik een aantal maatregelen om de door het lid Omtzigt genoemde praktische
rechtsbescherming van toeslaggerechtigden wettelijk te verankeren. Daarnaast loopt
sinds 2018 het Verbetertraject kinderopvangtoeslag met als doel de hoge terugvorderingen
binnen de kinderopvangtoeslag te reduceren (1) door afwijkingen in het voorschot en
het gebruik van kinderopvang door ouders eerder te signaleren en (2) door dienstverlening
richting ouders te verbeteren. Een hoeksteen van dit verbetertraject is de gegevenslevering
van kinderopvangorganisaties aan Toeslagen. In overleg met de betrokken bewindspersonen
wil ik via deze wetswijzigingen de menselijke maat tot uitdrukking brengen in het
toeslagensysteem. Allereerst streef ik naar het invoeren van een hardheidsclausule
waardoor het mogelijk wordt om tegemoet te komen aan die gevallen waarin de toepassing
van wet- en regelgeving op het gebied van toeslagen leidt tot niet voorziene en niet
beoogde gevolgen. Tot slot zal ook fundamenteler naar het stelsel worden gekeken.
Voor dit laatste aspect worden in het IBO Toeslagen hiervoor verschillende opties
geschetst. In de kabinetsreactie op het IBO Toeslagen zullen we benoemen welke stappen
op korte en lange termijn worden gezet en waar nader onderzoek nodig is richting een
nieuw stelsel.
Ik streef er naar om in 2020 en 2021 zoveel mogelijk ouders die daarvoor in aanmerking
komen herstel respectievelijk een tegemoetkoming te bieden, maar ik kan niet uitsluiten
dat dit in sommige gevallen langer zal doorlopen. Zoals ik in de kabinetsreactie heb
aangegeven wordt de crisisorganisatie die deze werkzaamheden gaat uitvoeren op dit
moment ingericht. In het proces van herstel respectievelijk een tegemoetkoming gaat
zorgvuldigheid boven snelheid. Tegelijkertijd zal ik ervoor zorgdragen dat een goede
dienstverlening door Toeslagen aan ouders centraal staat waarbij de meest schrijnende
gevallen eerst worden geholpen.
Zoals mijn voorganger uw Kamer vorig jaar heeft bericht ben ik bezig om de klantgerichte
werkwijze van medewerkers en leidinggevenden binnen Toeslagen te vergroten. Daartoe
worden verbeteringen in de dienstverleningsprocessen voorbereid. Ik zal uw Kamer voor
het zomerreces het plan van aanpak toesturen. Ook worden onder meer gesprekken gevoerd
tussen medewerkers onderling en tussen medewerkers en leidinggevenden. Dat traject
loopt nog en past binnen mijn bredere doel om de cultuur binnen de Belastingdienst
te verbeteren.
In aanloop op de in voorbereiding zijnde verbeteringen in de dienstverleningsprocessen
zijn er ten aanzien van de doelgroep die (mogelijk) gedupeerd zijn binnen de kinderopvangtoeslag
al wel een aantal stappen gezet om de dienstverlening voor deze doelgroep te verbeteren.
Zo is naar aanleiding van de toezegging richting uw Kamer door mijn ambtsvoorganger
reeds per 2 januari een serviceteam bij de Belastingdienst operationeel waar (mogelijk)
gedupeerde telefonisch contact mee kunnen opnemen. Buiten één dag waarbij er een technische
verstoring was is de bereikbaarheid op dit directe nummer goed met een gemiddelde
wachttijd van 34 seconden. De medewerkers die dit nummer bemensen handelen niet uitsluitend
telefonie af welke geïnitieerd wordt door de klant (inbound) maar benaderen klanten
ook telefonisch namens de Belastingdienst (outbound). Afgelopen maanden is er bijvoorbeeld
contact opgenomen met ouders die zichzelf bij de SP of BOink hebben gemeld als mogelijke
gedupeerde om hun melding te complementeren. Sinds de oprichting van het serviceteam
heeft deze 5500 gesprekken inbound gevoerd en 2500 gesprekken outbound.
Om in gesprek te gaan met (mogelijk) gedupeerden had ik al eerder aangekondigd om
op diverse locaties in het land ouderbijeenkomsten te organiseren. Op die wijze was
het de bedoeling om ouders te informeren over het standpunt van het kabinet, maar
zeker ook om vragen van ouders te kunnen beantwoorden en zorgen weg te nemen. Vanwege
de maatregelen tegen het Coronavirus konden fysieke bijeenkomsten geen doorgang vinden.
In plaats daarvan zijn er tot op heden twee webinars georganiseerd. In totaal hebben
ruim 900 ouders de webinars bijgewoond. De webinars zijn door ouders gemiddeld als
goed beoordeeld.
Sinds medio maart is de inrichting van de website aangepast. Tot medio maart stond
alle informatie voor (mogelijk) gedupeerden op de pagina voor toeslagen. Daarna is
er een speciale pagina gelanceerd waarbij alle informatie op een pagina voor ouders
te vinden is. Deze inrichting maakt het makkelijker om alle informatie geclusterd
aan te bieden.
Om de toekomstige dienstverlening richting ouders aan te laten sluiten bij hun behoeftes
worden klantreizen ontworpen en gerealiseerd. Hiervoor wordt aangesloten bij de inzichten
over en uitkomsten onder (mogelijk) gedupeerden. De inzichten van de klantreis worden
toegepast op de in te richten processen om het herstel uit te voeren. Hiermee wordt
geborgd dat de dienstverlening vanuit de herstelorganisatie zoveel als mogelijk aansluit
bij de behoeften van de (mogelijk) gedupeerde ouders.
Tot slot zal een ouder- en kindpanel opgezet worden.
De leden van de fractie van de PVV vragen wat het kabinet op bladzijde 2 van de kabinetsreactie
bedoelt met een wijziging van de regeling. Zij vragen of hiermee een volledig nieuw
toeslagenstelsel wordt bedoeld of dat wordt gewezen op de kortetermijnmaatregelen
zoals beschreven in het vervolg van de kabinetsreactie.
In de kabinetsreactie is gepoogd tot uitdrukking te brengen dat een verbetering van
de dienstverlening wenselijk is. Daarnaast zijn nog meer stappen nodig. Zoals aangekondigd
in de kabinetsreactie van 13 maart wordt in lijn met de in januari door uw Kamer unaniem
aangenomen motie van het lid Lodders c.s. wetgeving voorbereid om verbeteringen en
alternatieven door te voeren op weg naar een beter en menselijker systeem. Het kabinet
streeft ernaar op Prinsjesdag, als onderdeel van het pakket Belastingplan 2021, een
afzonderlijk wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen met maatregelen ter verbetering
van de uitvoerbaarheid van Toeslagen waarbij maatwerk en praktische rechtsbescherming
ten aanzien van de belanghebbende een centrale rol speelt. Daarnaast vindt de voorbereiding
plaats van de kabinetsreactie op het IBO Toeslagen. Deze kabinetsreactie staat vooral
in het teken van het uitvoering geven aan de eveneens door uw Kamer unaniem aangenomen
motie van het lid Bruins c.s. over de toekomst van het toeslagenstelsel.
De leden van de fractie van D66 vragen op welke wijze bij het werk aan een alternatief
voor het huidige toeslagenstelsel rekening wordt gehouden met het doen-vermogen en
of er ook gebruikt gemaakt wordt van de doen-vermogen-toets.
In het IBO Toeslagen deel 1 is uitgebreid aandacht besteed aan gedragsinzichten en
geconstateerd dat de systematiek van het toeslagenstelsel niet goed aansluit bij het
doen-vermogen van sommige groepen burgers. Het doen-vermogen zal daarom, zoals de
leden van de fractie van D66 terecht vragen, ook een belangrijke factor zijn bij het
werken aan een alternatief voor het huidige toeslagenstelsel. De binnenkort te verschijnen
kabinetsreactie op IBO deel 1 en deel 2 zal nader ingaan op het werken aan een alternatief
voor het huidige toeslagenstelsel en hoe het doen-vermogen daarbij wordt betrokken.
De leden van de fractie van D66 vragen een nadere toelichting over waar de IT-architectuur
knelt bij wijzigingen in de invordering.
Het Bureau ICT-Toetsing stelt in het advies over de realisatie van de Doelarchitectuur
Inning en Betalingsverkeer dat de voortgang stagneert bij wisseling van prioriteiten,
zoals in het verleden is gebeurd. Prioriteit ligt dan ook bij Uitfaseren ETM, dat
eind 2021 gereed is. Verder zijn andere, eveneens noodzakelijke werkzaamheden gepland,
zoals het door ontwikkelen van de nieuwbouwapplicaties die ETM vervangen.
Met al deze aanpassingen ligt er vanaf begin 2020 tot eind 2022 een zeer ambitieuze
agenda voor het IV-landschap van de keten Inning en Betalingsverkeer. Elke extra wens
leidt naar verwachting tot onacceptabele risico’s voor tijdige realisatie van de reeds
noodzakelijke aanpassingen, in ieder geval tot eind 2021 en waarschijnlijk ook tot
eind 2022. Het eerstvolgende moment waarop wijzigingen van het beleid met betrekking
tot kwijtschelden en verrekening mogelijk zou zijn is 1 januari 2023. Of dat ook echt
kan, kan pas eind 2021 worden bepaald in een dan op te stellen uitvoeringstoets. Eerder
kunnen daarover geen sluitende uitspraken worden gedaan.
De stapeling in het portfolio van de keten Inning en Betalingsverkeer kan ook gevolgen
hebben voor andere dossiers. Van geval tot geval moet worden beoordeeld of voorstellen
voor aanpassingen de onderdelen van het IV-landschap raken die ook door de uitfasering
van ETM worden geraakt. De Belastingdienst bewaakt dit bij de beoordeling van nieuwe
voorstellen en maakt daarbij de mogelijk optredende beperkingen inzichtelijk met uitvoeringstoetsen.
In de Uitvoeringstoets op de voorgestelde beleidswijzigingen met betrekking tot kwijtschelden
en verrekening kom ik nader terug op het onderwerp van de IT-architectuur in relatie
tot herstel en compensatie kinderopvangtoeslag.
E. ADR
De ADR heeft onderzoek gedaan naar de vergelijkbaarheid van toeslag-gerelateerde CAF-zaken
met de CAF 11 zaak. De ADR heeft in overleg met de Adviescommissie een aantal vergelijkbaarheidscriteria
onderzocht. Voor de diverse CAF-zaken zijn die criteria in beeld gebracht in aantallen
ouders en percentages per zaak bij het toezicht en bezwaarbehandeling bij Toeslagen.
Uw Kamer vraagt op een aantal onderwerpen van het ADR-rapport nadere toelichting.
De vragen zijn gegroepeerd naar onderwerp.
Informatiehuishouding
De leden van de fractie van de VVD vragen de Staatssecretaris te reflecteren op de
conclusie van de ADR en de Adviescommissie dat de informatiehuishouding niet op orde
is en hoe dit kan. De leden van de fractie van Groen Links vragen naar de oorzaak
dat de ADR op onderdelen onjuiste of onvolledige informatie heeft ontvangen van de
afdeling Toeslagen. Ook de leden van de fractie van de VVD vragen hiernaar.
De bevindingen van de ADR omtrent onjuistheid en/of onvolledigheid zien op het CAF-bestand
op persoonsniveau. Dit CAF-bestand is door Toeslagen ten behoeve van het ADR-onderzoek
samengesteld, op basis van de primaire informatiesystemen. De bevonden onvolledigheid van het CAF-bestand betreft de vullingsgraad van handmatig te vullen velden; de geautomatiseerd
te vullen velden zijn 100% gevuld. De onvolledigheid van de handmatig te vullen velden
is te wijten aan een gebrek aan personele capaciteit.
De geconstateerde onjuistheid bevond zich binnen de door de ADR gehanteerde tolerantiegrens. De ADR plaatst daarbij
de kanttekening dat bij aanvullende controles onjuistheden in het CAF-bestand zijn
geconstateerd. De in het CAF-bestand op persoonsniveau bij aanvullende controle geconstateerde
onjuistheden zien op het al dan niet stopzetten van een toeslag voordat onderzoek
bij een burger is gedaan. In het CAF-bestand op persoonsniveau was een aantal maal
opgenomen dat toeslagen waren gestopt voordat onderzoek was gedaan terwijl nadere
beoordeling door de ADR uitwees dat aan de stopzetting wel nader onderzoek was voorafgegaan.
De onjuistheden betroffen derhalve ten onrechte geconstateerde zogenaamde «zachte
stops» die dat feitelijk niet waren. De beoordeling of er destijds sprake is geweest
van een zachte stop is lastig en foutgevoelig gebleken.
Onjuistheid en/of onvolledigheid in het CAF-bestand op persoonsniveau betekent niet
zonder meer dat ook de informatiehuishouding bij Toeslagen niet op orde is. De primaire
informatiesystemen zijn de basis geweest van het CAF-bestand, maar het CAF-bestand
is geen volledige representatie van die primaire informatiesystemen. Het CAF-bestand
zal verder worden gevuld op basis van de primaire informatiesystemen. Dit is naar
verwachting eind april afgerond.
De leden van de VVD-fractie vragen welke acties in gang zijn gezet om de informatiehuishouding
te verbeteren. Tevens vragen deze leden of de informatievoorziening op een juist niveau
is, hoe ik dit op dat niveau wil brengen. Ook vragen deze leden welke stappen ik wil
ondernemen om de informatiehuishouding en het gegevensbeheer te verbeteren, wanneer
hiermee wordt gestart en of ik een overzicht kan delen van die stappen. Ook de leden
van de D66-fractie vragen naar ontwikkelingen in de verbeteringen van het gegevensbeheer.
Gelet op het advies van de Adviescommissie en de controle van de ADR daarop zal een
volledige vulling van het CAF-bestand op persoonsniveau alsnog plaatsvinden, zodat
iedere individuele zaak goed beoordeeld kan worden voor eventuele compensatie. Met
deze vulling is inmiddels gestart.
Als onderdeel van de intensivering van de toeslagenuitvoering wordt actief gezocht
naar verbetermogelijkheden op het terrein van gegevensbeheer, ter ondersteuning van
de dienstverlening.
Daarom heb ik opdracht gegeven een intern onderzoek te doen naar verbetermogelijkheden,
met name op het gebied van dossiervorming. Bevindingen uit het onderzoek naar de informatiehuishouding
van Toeslagen zullen na analyse hiervan leiden tot adviezen en naar verwachting aanpassingen.
Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 27 februari 2020 zal ik de bevindingen van dit
interne onderzoek met de Kamer delen. Wanneer de resultaten bekend zijn, kan ik ook
een duidelijker tijdpad en plan van aanpak met uw Kamer delen.
De leden van de fractie van de VVD hebben ook gevraagd op welke termijn ik verwacht
de Kamer te kunnen informeren over de bevindingen van het hiervoor genoemde onderzoek.
De resultaten worden in april opgeleverd en ik verwacht dat ik u kan informeren over
deze bevindingen en de daarmee gepaard gaande aanpassingen in de voortgangsrapportage
die ik voor het zomerreces aan de Kamer zal sturen.
De leden van de VVD-fractie en de leden van de CDA-fractie vragen op welke onderdelen
de aan de ADR verstrekte informatie onjuist of onvolledig was en hoe vaak het is voorgekomen
dat de ADR onjuiste of onvolledige informatie ontving.
De ADR is gevraagd om de informatie over toeslaggerelateerde CAF-zaken die Toeslagen
heeft verzameld en geordend te beoordelen op volledigheid en juistheid, zodat herbeoordeling
van ouderdossiers kan plaatsvinden. De ADR constateert dat deze informatie niet geheel
juist en volledig is – maar wel voldoende om te kunnen herbeoordelen – en geeft hiermee
antwoord op de aan de ADR gestelde vraag. Bij 173 burgers, behorende bij 31 CAF-zaken,
is ten onrechte door Toeslagen in het CAF-bestand op persoonsniveau aangeven dat in
het kader van de behandeling van de CAF-zaak toeslagen zijn stopgezet voordat onderzoek
bij de burger was gedaan.
Bij het CAF-bestand op persoonsniveau was op het moment van afronding van het onderzoek
19% van de velden die handmatig aangevuld hadden moeten worden, door Toeslagen nog
niet aangevuld. Het handmatig vullen is naar verwachting eind april afgerond.
De leden van de CDA-fractie vragen of de ADR, op het moment dat zij constateerde dat
informatie onjuist was, alsnog de juiste informatie heeft ontvangen.
De in het CAF-bestand op persoonsniveau bij aanvullende controle geconstateerde onjuistheden
zien op het al dan niet stopzetten van een toeslag voordat onderzoek bij een burger
is gedaan. In het CAF-bestand op persoonsniveau was een aantal maal opgenomen dat
toeslagen waren gestopt voordat onderzoek was gedaan. Nadere beoordeling van de ADR
wees echter uit dat wel nader onderzoek was gedaan voorafgaand aan de stopzetting.
Door nader te onderzoeken heeft de ADR de onjuistheid geconstateerd en heeft zij ook
kunnen constateren wat wel juist was.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de lijst met CAF-zaken in het ADR-rapport
niet volledig is, waaronder de aantallen en de namen van de CAF-zaken.
De lijst met CAF-zaken is zo compleet als mogelijk vermeld. Hierbij zijn de aantallen
burgers bij alle CAF-zaken vermeld. De namen van enkele CAF-zaken waren zodanig gekozen
dat deze te herleiden waren tot personen of organisaties. In die gevallen heeft de
ADR de betreffende namen in het rapport weggelaten.
De leden van de PVV-fractie vragen of enkel personeelsgebrek afdoende is als excuus
voor het ontbreken van, onder andere, handmatige gegevens en wat de reden is van het
gebrek aan personeelscapaciteit. Voorts vragen deze leden of er tevens een gebrek
aan gekwalificeerd personeel is. Tot slot vragen de leden van de fractie van de PVV
wanneer de gegevens compleet zijn. Ook de leden van de fractie van GroenLinks vragen
hoe lang het duurt om het CAF-bestand te vullen voor alle ouders die betrokken zijn
bij een CAF-zaak.
Zoals eerder is aangegeven is hetgeen dat ontbreekt in het CAF-bestand de informatie
die in de handmatig in te vullen velden moet worden opgenomen. Dit CAF-bestand is
gemaakt voor het ADR-onderzoek op basis van de primaire informatiesystemen. Om die
reden zijn de geautomatiseerde velden wel volledig gevuld, maar de handmatig te vullen
velden vanwege personeelscapaciteit niet helemaal. Deze velden worden alsnog gevuld
en dit is naar verwachting eind april afgerond voor de gehele CAF-populatie. Het personeel
is voldoende gekwalificeerd voor het aanvullen van de velden.
De leden van de PVV-fractie hebben tevens verzocht in dit kader nader in te gaan op
de berichtgeving van Follow The Money met betrekking op de informatievoorziening.
De vragen met betrekking tot de berichtgeving van Follow The Money worden separaat
van dit verslag beantwoord. Hiervoor verwijs ik naar de beantwoording van de vragen
over dit onderwerp die ook als bijlage is opgenomen bij de aanbiedingsbrief van deze
beantwoording (Kamerstuk 31 066, nr. 628).
De leden van de CDA-fractie vragen welke tolerantiegrens voor onjuistheden door de
ADR is gehanteerd en wat het aantal onjuistheden is.
De ADR heeft een tolerantiegrens van 2% gehanteerd. Wat betreft het aantal onjuistheden
heeft de ADR bij de steekproef die de ADR heeft uitgevoerd om vooraf de betrouwbaarheid
van het CAF-bestand te testen, op een totaal van 413 getrokken velden, één onjuistheid
geconstateerd.
De leden van de fractie van het CDA vragen of ouders nogmaals schade ondervinden als
gevolg van onjuistheden en onvolledigheden bij Toeslagen.
De onvolledigheden van het CAF-bestand worden door handmatige vulling de komende maand
weggewerkt. In het CAF-bestand was een aantal maal onterecht opgenomen dat toeslagen
waren stopgezet voordat onderzoek was gedaan. Nadere beoordeling van de ADR wees echter
uit dat wel onderzoek was voorafgegaan aan de stopzetting. De betreffende zogenaamde
«zachte stops» waren onjuist geregistreerd.
De leden van de D66-fractie vragen naar de mogelijkheid voor belastingplichtigen om
hun eigen dossier op te vragen en in te zien, bijvoorbeeld via
Wanneer burgers het verzoek doen om «inzage dossiers», wordt gevraagd welke informatie
de burger wil ontvangen. Op basis van het verzoek van de burger wordt maatwerk geleverd.
Begin mei 2020 worden de burgers over deze werkwijze geïnformeerd. Het doel is om
zo goed mogelijk aan te sluiten bij de informatiebehoefte van de burger en dat te
doen op de wijze die de voorkeur van de burger geniet. In een gesprek met de burger
worden vragen zoveel mogelijk duidelijk beantwoord. Als blijkt dat daarbij behoefte
is aan aanvullende informatie, wordt daar zoveel mogelijk gericht in voorzien of wordt
een samenvatting van het dossier geboden. Als blijkt dat behoefte bestaat aan het
gehele dossier kan dat worden verstrekt.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre het mogelijk is om ouders
te compenseren met een informatiehuishouding die niet op orde is.
Bij het compenseren van de CAF-11 ouders is gebleken dat er voldoende informatie beschikbaar
is binnen Toeslagen om de compensatieregeling uit te voeren. Daarnaast worden de ontbrekende
velden in het CAF-bestand handmatig aangevuld.
Autoriteit Persoonsgegevens en tweede nationaliteit
De leden van de VVD-fractie vragen om de bevindingen van de ADR te betrekken bij de
uitkomsten van het onderzoek door de Autoriteit Persoonsgegevens.
De Autoriteit Persoonsgegevens en de ADR hebben rechtstreeks contact gehad over de
bevindingen van de ADR. Aansluitend heeft de Autoriteit Persoonsgegevens een nadere
informatievraag aan Toeslagen gesteld, welke is beantwoord. Uiteraard zal Toeslagen
daar waar nodig de bevindingen van de ADR betrekken bij de reactie op de uitkomsten
van het onderzoek door de Autoriteit Persoonsgegevens.
De leden van de VVD-fractie vragen of nu met zekerheid de conclusie kan worden getrokken
dat de gegevens rondom tweede nationaliteit niet gebruikt worden bij een beoordeling
van een dossier. De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast naar verwijdering
van de nationaliteit uit de systemen.
De gegevens rondom (tweede) nationaliteit vanuit de Basisregistratie Personen, zijn
sinds juli 2019 niet meer raadpleegbaar binnen de systemen van Toeslagen voor medewerkers.
Deze gegevens kunnen dus nu geen rol spelen bij de beoordeling van een dossier.
De verwijdering uit de systemen is vanaf juli 2019 ter hand genomen. De gegevens dienden
uit 3 subsystemen te worden verwijderd; bij 2 systemen is dit per 27 september 2019
gerealiseerd. De verwijdering uit het 3e systeem is in fases gebeurd; momenteel is
van 400 burgers de tweede nationaliteit nog aanwezig (van de oorspronkelijke 1,4 miljoen).
Verwijdering uit deze systemen vergt zorgvuldige voorbereiding en ook specialistische
handmatige uitvoering om te voorkomen dat bestaande toekenningen geraakt worden. Verwacht
wordt dat voor die laatste 400 burgers de verwijdering van de tweede nationaliteit
eind juni 2020 zal zijn uitgevoerd. Vanaf zomer 2019 was de info al niet meer zichtbaar/toegankelijk
voor de medewerkers van Toeslagen.
De leden van de fractie van D66 vragen of in al die 100 CAF-zaken exact één onderzoeksopdracht
of query is uitgevoerd waarbij onder andere de eerste en tweede nationaliteit als
attribuut is gebruikt of dat het zo zou kunnen zijn dat de 100 zoekopdrachten bij
de behandeling van CAF-zaken met name plaatsvonden in bepaalde CAF-zaken. Tevens vragen
deze leden om wat voor zoekopdrachten het hier ging.
In de brief van 11 juni 2019 van de toenmalig Staatssecretaris van Financiën aan uw
Kamer is gemeld dat bij CAF-zaken Toeslagen na het ontvangen van een signaal een zoekopdracht
uitvoerde om gegevens uit de systemen op te vragen en deze te kunnen combineren.
De ADR heeft geconstateerd dat zoekopdrachten waarbij de eerste en tweede nationaliteit
als attribuut werden opgevraagd zijn gevonden in 100 verschillende CAF-zaken.
Het betrof zoekopdrachten waarbij van de populatie burgers die tot een CAF-zaak behoorden
data werden opgevraagd die nodig waren voor de individuele behandeling door Toeslagen.
De attributen eerste en tweede nationaliteit werden opgevraagd om een beeld te vormen
van de groep aanvragers en hadden voor zover wij nu weten geen specifieke gevolgen
voor de behandeling.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris wanneer er meer
duidelijkheid komt over het etnisch profileren van de Belastingdienst. Tevens vragen
deze leden wanneer het rapport van de Autoriteit Persoonsgegevens verschijnt.
Etnisch profileren keur ik ten strengste af. Tegelijkertijd heeft mijn ambtsvoorganger
reeds aangegeven dat we niet kunnen uitsluiten dat dit in het verleden heeft plaatsgevonden.
Op dit punt wacht ik het rapport van de Autoriteit Persoonsgegevens af. Ik heb de
Autoriteit Persoonsgegevens gevraagd naar de verwachte publicatiedatum van het rapport,
maar ik heb op dit moment geen inzicht in de werkplanning van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Met betrekking tot het vraagstuk over etnisch profileren, concluderen de leden van
de SP-fractie dat dit heeft plaatsgevonden, al schrijft de ADR dat omfloerst op en
vragen waarom de Staatssecretaris deze conclusie nog niet trekt.
Er kan geen enkel misverstand over bestaan dat ik het gebruik van de tweede nationaliteit
ten stelligste afwijs. Zoals eerder gemeld doet de Autoriteit Persoonsgegevens op
dit moment een onderzoek of de Belastingdienst (bijzondere) persoonsgegevens waaruit
ras of etniciteit blijken mogelijk onrechtmatig heeft verwerkt. Meer specifiek richt
het onderzoek zich op het verwerken van gegevens omtrent tweede nationaliteit in het
Toeslagen Verstrekkingen Systeem en/of in het kader van controle op de toeslagen voor
kinderopvang. Zodra de Autoriteit Persoonsgegevens haar onderzoek heeft afgerond zal
ik uw Kamer over de uitkomsten van dat onderzoek en mijn reactie daarop informeren.
Algoritmen
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting over het zogenoemde zelflerende
systeem.
Het risicoclassificatiemodel van Toeslagen maakt op basis van beoordeelde dossiers
een inschatting van de juistheid van een nieuwe toeslagaanvraag. Het model bevat duizenden
voorbeelden van aanvragen die na controle moesten worden aangepast en duizenden voorbeelden
van aanvragen die in controle volledig juist bleken. Door de kenmerken van deze juiste
en onjuiste aanvragen te analyseren wordt duidelijk welke kenmerken maken dat een
aanvraag vaak onjuist is en welke kenmerken maken dat een aanvraag vaak juist is.
Deze kenmerken vormen samen het «model». Door vervolgens van elke nieuwe toeslagaanvraag
te kijken in hoeverre de aanvraag lijkt op een juiste of op een onjuiste aanvraag
kan een inschatting worden gemaakt over de juistheid van een aanvraag en een risicoscore
worden bepaald. De aanvragen met de hoogste risicoscore worden aangeboden voor controle,
de andere aanvragen worden direct uitbetaald.
Door steeds nieuwe voorbeelden van juiste en onjuiste aanvragen toe te voegen verandert
door de tijd het beeld van een gemiddelde juiste of onjuiste aanvraag. Het model «leert»
als het ware van nieuwe voorbeelden die worden aangeboden en past daarop het oude
beeld van een juiste of onjuiste aanvraag aan. Zo kunnen nieuwe patronen in aanvragen
snel worden herkend door het model en worden meegenomen bij het bepalen of een aanvraag
controle nodig heeft of niet.
Uitgeworpen aanvragen worden individueel door een medewerker in behandeling genomen
en beoordeeld.
De leden van de fractie van D66 vragen in hoeverre controle kan worden uitgeoefend
op dit zelflerende systeem.
De software rekent slechts door op basis van welke kenmerken een aanvraag juist of
onjuist is gebleken. Zowel de duizenden voorbeeldaanvragen als de kenmerken waarmee
het model rekent zijn toegevoegd door medewerkers van Toeslagen.
Om de uitkomst van het model te valideren zijn uitgebreide steekproeven uitgevoerd
door controlemedewerkers, die beoordeeld hebben of de aanvragen die volgens het model
onjuist lijken ook daadwerkelijk een controle nodig hebben. Naast deze steekproeven
wordt vooraf aan elk gebruik een nieuwe steekproef getrokken op de aanvragen met de
hoogste risicoscore. Ook een gedeelte van de daadwerkelijk gecontroleerde aanvragen
worden als nieuwe voorbeelden teruggevoerd in het model.
Tot slot wordt cijfermatig ook elke maand bijgehouden of de posten die zijn aangeboden
ter controle ook daadwerkelijk hebben geleid tot een correctie. Vanaf de inwerkingtreding
van het model is dit steeds bij rond 70% van de aanvragen het geval.
De leden van de D66-fractie vragen hoe het staat met de invulling van de motie van
de leden Verhoeven en Van der Molen om een voorstel uit te werken voor toezicht op
het gebruik van algoritmes door de overheid, inclusief de gebruikte datasets (Kamerstuk
26 643, nr. 632).
Mede naar aanleiding van de motie van de leden Verhoeven en Van der Molen hebben de
ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming
op 20 december 2019 het onderzoeksrapport «Toezicht op gebruik van algoritmen door
de overheid» aangeboden aan uw Kamer.32 De kabinetsreactie op dit onderzoeksrapport zal naar verwachting in de tweede helft
van april aan uw Kamer worden aangeboden. De Belastingdienst loopt uiteraard mee in
deze rijksbrede ontwikkelingen.
De leden van de D66-fractie vragen of dit zelflerende systeem als een ingrijpend algoritme
moet worden beschouwd.
Na toepassing van het model wordt alle uitworp behandeld waarbij uiteindelijk een
medewerker bepaalt of er extra bewijsstukken moeten worden uitgevraagd bij de aanvrager
en of de aangeleverde bewijsstukken voldoen. Het model bepaalt dus niet zelf of een
aanvraag wordt toegekend of niet.
Bezwaarschriften
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wanneer er meer duidelijkheid komt over
bewijsstukken die de Belastingdienst niet zou hebben aangeleverd bij de rechter.
Sinds de zomer van 2018 verstrekt Toeslagen dossierstukken naar aanleiding van de
toezeggingen daarover door de Staatssecretaris aan de rechtbank. Op dit moment is
een hoger beroep aanhangig bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
over de vraag of, en in hoeverre het volledige dossier van een onderzoek bij een gastouderbureau
ongelakt moet worden overgelegd.
De leden van de fractie van de VVD vragen of ik de mening deel dat het vier-ogen-principe
formeel moet worden vastgesteld bij de afhandeling van bezwaarschriften om beslissingen
beter af te kunnen wegen en de kans op een overhaaste beslissing te verkleinen.
De Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat de behandeling van een bezwaar gebeurt
door een andere medewerker van het bestuursorgaan, dan degene die het primaire besluit
heeft genomen. Dit vormt de basis voor een daadwerkelijke heroverweging van het primaire
besluit. In afwachting van de implementatie van de vaktechnische structuur bij de
bezwarenteams van Toeslagen, is de werkafspraak gemaakt dat als de bezwaarbehandelaar
voornemens is het bezwaar geheel af te wijzen ruggespraak plaatsvindt. Zo moet bijvoorbeeld
ook worden voorkomen dat een bezwaar ten onrechte kennelijk ongegrond of kennelijk
niet-ontvankelijk wordt verklaard. Ik wacht de effecten van de implementatie van de
vaktechnische structuur en de evaluatie daarvan af. Deze implementatie houdt in dat
er gekwalificeerde vaktechnische aanspreekpunten in de teams bij Toeslagen, ook de
bezwarenteams, zullen worden benoemd. Zij zijn er verantwoordelijk voor om vaktechnische
vraagstukken te escaleren. Daarmee wordt een vaktechnische impuls gegeven aan de (bezwaren)teams,
waar ik veel van verwacht. Ik acht de vastlegging van het vier-ogen-principe in de
werkafspraken afdoende om de kans op een overhaaste beslissing te voorkomen afdoende.
De leden van de factie van de VVD vragen of ik wil reflecteren op de grote overschrijding
van de bezwaartermijn door de Belastingdienst. Daarnaast vragen deze leden of ik de
mening deel dat het een verkeerd beeld geeft wanneer de Belastingdienst gestelde termijnen
niet nakomt en vragen naar concrete stappen tot verbetering voor het nakomen van termijnen.
Daarnaast vragen de leden van de fractie van de PVV of ik het eens ben met de leden
van die fractie dat de overheid ook zelf het goede voorbeeld moet geven bij de naleving
van termijnen.
Ik ben het vanzelfsprekend eens met deze leden dat de Belastingdienst en Toeslagen
zich aan de wettelijk gestelde termijnen, artikel 7:10 Awb, moeten houden. Al meerdere
jaren behandelt Toeslagen het overgrote deel van de ontvangen bezwaarschriften tijdig
(2017: 96%, 2018: 94%, 2019: 92%). Vanaf kwartaal 4 van 2019 is een stijging van de
voorraad bezwaarschriften en daarmee gepaard een daling van het aandeel op tijd behandelde
bezwaren vastgesteld. Dit komt doordat Toeslagen naar aanleiding van recente jurisprudentie
(uitspraken van de Raad van State van 23-10-2019) en de bevindingen van de Adviescommissie
een koerswijziging heeft ingezet met betrekking tot haar behandelwijzen met als doel
het proces menselijker en begrijpelijker te maken.
Mijn ambtsvoorganger heeft die koerswijziging aangekondigd per kamerbrief van 15 november
201933, en die omvat:
• Uitleg (telefonisch en schriftelijk) en motivering naar de burger zorgvuldiger en
uitgebreider;
• Meer telefonisch contact met de burger om situaties te bespreken, uitleg te geven
en vragen te stellen en/of beantwoorden;
• Vaker collegiale toetsing (4-ogenprincipe) toepassen en ieder geval bij voornemen
om niet als gegrond te beoordelen.
Deze koerswijzigingen hebben ook betrekking op het proces bezwaar, waar is beoogd
het proces begrijpelijker en menselijker te maken door vaker in contact te treden
met de burger over genomen beslissingen en de motivatie op deze beslissingen beter
toe te spitsen op de situatie van de burger. Een bijgaand effect van die handelwijze
is de toegenomen capaciteitsbehoefte om het bezwaarproces uit te voeren. Tegelijkertijd
heeft een significante inzet plaatsgevonden in de periode juni tot en met september
2019 op herstelactiviteiten CAF en het bijstaan van beroep.
Als gevolg hiervan is Toeslagen het jaar 2020 begonnen met achterstanden. Deze achterstanden
omvatten ook de hoger dan gewenste voorraad bezwaarschriften en lagere tijdigheid.
Binnenkort zal hiervoor een plan van aanpak met uw Kamer worden gedeeld. Over de voortgang
van de afhandeling van de bezwaarschriften wordt u geïnformeerd in de voortgangsrapportage.
Intussen beperkt Toeslagen negatieve effecten voor de burger zo ver mogelijk, bijvoorbeeld
door toezicht-medewerkers op te leiden om ondersteuning te kunnen leveren in de bezwaarprocedure.
De leden van de fractie van de VVD vragen waarom de Belastingdienst bij onder andere
de reactietermijn voor het aanleveren van bezwaarstukken verschillende termijnen hanteert.
Toeslagen hanteert standaard drie weken als termijn voor het aanleveren van aanvullende
stukken door de burger. Deze termijn kan eventueel in overleg met de burger verlengd
worden indien de burger aangeeft meer tijd nodig te hebben.
Indien sprake is van een ingebrekestelling geldt inderdaad een andere termijn. Het
bezwaar moet dan vanaf ontvangst van de ingebrekestelling binnen 3 werkdagen worden
afgehandeld. Toeslagen zoekt dan telefonisch contact met de burger en verzoekt eventueel
ontbrekende informatie of bewijsstukken uiterlijk binnen twee werkdagen digitaal of
per fax aan te leveren.
Bij de Belastingdienst is er sprake van maatwerk bij het stellen van beantwoordingstermijnen.
De «standaard« termijn van drie weken wordt verkort of juist verlengd waar de medewerker
al dan niet in overleg met de burger dat mogelijk respectievelijk nodig acht.
De leden van de fractie van de PVV vragen hoe vaak het heden nog voorkomt dat beslistermijnen
worden overschreden zonder inhoudelijke motivatie.
In de jaren 2017 tot en met 2019 lag het aantal tijdig behandelende bezwaren ruim
boven de norm van 90%. Vanaf het vierde kwartaal van 2019 is de voorraad echter flink
gestegen door aan de ene kant een hogere instroom en anderzijds verminderde behandelcapaciteit.
Inmiddels is, met het separeren van de herstel activiteiten ten aanzien van het verleden,
weer een voorzichtig dalende trend te zien. In februari was het aantal tijdig behandelde
bezwaren gezakt tot 60%. Binnenkort wordt een plan van aanpak opgeleverd en gedeeld
met uw Kamer om de opgelopen achterstanden in het reguliere proces in te lopen.
OGS
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of bij de individuele herbeoordeling
alsnog wordt onderzocht of de kwalificatie OGS al dan niet terecht is toegekend en
of dit voor alle 600 burgers gebeurt.
In de kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie is aangegeven dat
de kwalificatie OGS in het kader van de invordering voor bestaande en nieuwe gevallen
is komen te vervallen. Toetsen op OGS bij het toekennen van een persoonlijke betalingsregeling
is komen te vervallen vanaf november 2019. Dat geldt voor alle burgers waar OGS op
van toepassing was. Alle burgers met een openstaande terugvordering waarop OGS van
toepassing was, krijgen een persoonlijke betalingsregeling voor twee jaar op basis
van hun betalingscapaciteit. Eventuele restbedragen worden na twee jaar buiten invordering
gesteld.
De leden van de fractie van de SP vragen of alsnog onderzoek kan worden gedaan naar
de vraag of de kwalificatie OGS terecht is toegekend.
De kwalificatie OGS in het kader van de invordering voor bestaande en nieuwe gevallen
is komen te vervallen. Een onderzoek of de kwalificatie OGS terecht is toegekend,
acht ik hierdoor niet nodig.
De leden van de fractie van de VVD vragen of alle individuele gevallen in de 149 CAF-zaken
in kaart worden gebracht en worden beoordeeld naar oorzaak van het stopzetten van
de toeslag en vragen hoe dit in kaart wordt gebracht.
Alle nog niet in kaart gebrachte individuele gevallen zullen handmatig worden aangevuld.
De handmatig te vullen velden in het CAF-bestand op persoonsniveau worden daartoe
op dezelfde manier gevuld als bij de gevallen die al wel in kaart waren gebracht.
De vulling geschiedt op dit moment en wordt uitgevoerd door twee teams die binnen
Toeslagen hiervoor zijn vrijgemaakt.
De leden van de fractie van de VVD vragen wat ik vind van de door de ADR gestelde
indicatie dat de criteria waar de burger bij de CAF 11-zaak last van had zich ook
kunnen hebben voorgedaan bij de behandeling van burgers buiten de toeslaggerelateerde
CAF-zaken.
De leden van de fractie van de SP vragen tevens welke conclusie ik trek uit de observatie
van de ADR dat de werkwijze voor CAF en «buiten CAF» dezelfde was.
De ADR doelt hiermee op de in beeld gebrachte criteria voor vergelijkbaarheid met
CAF-11. Naarmate deze criteria zich in combinatie meer voordoen is er volgens de ADR
sprake van grotere vergelijkbaarheid. Dat deze factoren binnen de Toeslagen afzonderlijk
(kunnen) voorkomen is niet wenselijk. Om die reden werk ik ook aan structurele veranderingen
om te voorkomen dat dit in de toekomst andere ouders overkomt. Een aantal van die
maatregelen zijn bijvoorbeeld het inbedden van een vaktechnische structuur, het terugdringen
van de bezwaartermijnen en een meer menselijke maat bij Toeslagen.
De observatie van de ADR dat de werkwijze voor CAF en buiten CAF dezelfde was voert
terug op de positionering van het CAF-team. Het CAF (Combiteam Aanpak Facilitators)-team
onderzoekt sinds september 2013 vermoedens van door facilitators georganiseerde fraude
bij belastingontduiking en toeslagen. Het team is een samenwerkingsverband van diverse
dienstonderdelen van de Belastingdienst. De behandeling van een toeslag-gerelateerde
CAF-zaak bestaat uit twee fases. Fase 1 is het vooronderzoek dat door het CAF-team
wordt uitgevoerd naar aanleiding van een signaal vanuit de directie Toeslagen over
mogelijk misbruik van toeslagen onder regie van een facilitator. Fase 2 wordt vervolgens
uitgevoerd binnen het reguliere traject van beoordeling door de directie Toeslagen
van het recht op toeslag van de individuele burger. De beoordeling van andere individuele
zaken («buiten CAF») vond ook plaats door de directie Toeslagen. Het team is een samenwerkingsverband
van diverse dienstonderdelen van de Belastingdienst. De behandeling van een toeslag-gerelateerde
CAF-zaak bestaat uit twee fases. Fase 1 is het vooronderzoek dat door het CAF-team
wordt uitgevoerd naar aanleiding van een signaal vanuit de directie Toeslagen over
mogelijk misbruik van toeslagen onder regie van een facilitator. Fase 2 wordt vervolgens
uitgevoerd binnen het reguliere traject van beoordeling door de directie Toeslagen
van het recht op toeslag van de individuele burger. De beoordeling van andere individuele
zaken («buiten CAF») vond ook plaats door de directie Toeslagen. De werkwijze van
deze twee soorten individuele beoordelingen was dus inderdaad dezelfde.
De leden van de fractie van de VVD vragen of ik voornemens ben dit in beeld te brengen.
En zo nee, waarom niet.
Ik heb geen signalen ontvangen dat in andere gevallen dan die door de ADR en/of de
Adviescommissie zijn bezien op vergelijkbaarheid met CAF-11 deze problematiek zich
heeft voorgedaan. Ik zie daarom geen aanleiding om dit te gaan onderzoeken. Indien
ouders vermoeden dat dit wel het geval is, dan kunnen zij zich uiteraard melden.
De leden van de fractie van de PVV vragen of er al een aanpak voor ogen is om de situatie
per individuele burger in kaart te brengen en vragen of de Kamer hierover nader geïnformeerd
kan worden.
Op dit moment worden de details van de aanpak nader uitgewerkt en ingericht. Ik zal
uw Kamer hierover in de volgende voortgangsrapportage informeren.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat er gaat gebeuren met ouders die
wel voldoen aan enkele van de vijf «CAF 11-kenmerken», maar waarbij geen sprake zou
zijn van institutionele vooringenomenheid. Tevens vragen deze leden hoe een ouder
kan weten of hij/zij de dupe was van een groepsgewijze aanpak en waarom het niet voldoende
is wanneer een klein deel van de ouders is benadeeld in een CAF-dossier. Tot slot
vragen deze leden of het individuele leed van een ouder toch niet afhankelijk is van
hoeveel nadeel andere ouders hebben ondervonden in eenzelfde CAF-dossier.
Als een ouder zich meldt bij Toeslagen, zal Toeslagen onderzoeken of deze ouder in
enig jaar gedupeerd is geweest door een groepsgewijze, vooringenomen aanpak. Indien
sprake is geweest van slechts enkele van de vijf door de Adviescommissie onderkende
«CAF 11-kenmerken», dan is geen sprake geweest van institutionele vooringenomenheid
en kan geen beroep worden gedaan op compensatie. Of sprake is geweest van een vergelijkbare
werkwijze kan ook door de ouder aannemelijk worden gemaakt aan de hand van specifieke
signalen.
Het betreft de volgende signalen:
• Er is sprake van een collectieve stopzetting zonder voorafgaande individuele beoordeling;
• Er heeft een brede uitvraag plaatsgevonden van bewijsstukken over een of meerdere
jaren;
• Gevolgd door een zero tolerance onderzoek naar fouten, tekortkomingen en ontbrekende
bewijsstukken met (soms/veelal) een tweede checkwanneer bij eerste lezing geen grond
voor afwijzing was gevonden
• Bij een tekortkoming in de overgelegde bewijsstukken werd geen nadere informatie uitgevraagd,
dan wel niet expliciet aangegeven waaruit de tekortkoming in de bewijsstukken bestond;
• De aanspraak op kinderopvangtoeslag is afgewezen of verlaagd bij een minimale onregelmatigheid
in de stukken.
De collectieve aanpak in een CAF-dossier is een criterium om te constateren dat er
sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
Naast een grote groep gedupeerden ouders in het CAF 11-dossier, zijn er in een aantal
gevallen in het CAF 11-dossier grove onregelmatigheden aangetroffen. Deze ouders hebben
om die reden geen compensatie ontvangen. Om die reden wordt ieder dossier individueel
beoordeeld.
De leden van de fractie van de VVD vragen waarom specifiek in juli 2016 de stap is
gezet om het stopzetten van toeslagen af te laten hangen van onderzoek in plaats van
de toeslagen voor het onderzoek al stop te zetten.
In juli 2016 is de werkwijze in de CAF-zaken gewijzigd zonder dat de aanleiding daarvoor
is vastgelegd. Vanaf dat moment is het voorschot kinderopvangtoeslag niet meer op
vergelijkbare wijze stopgezet als in de CAF 11-zaak.
De leden van de fractie van de VVD vragen waarom er vanaf 2016 is gekozen voor een
gespecificeerde rappelbrief met welke bewijsstukken nog ontbraken. Tevens vragen deze
leden wat ertoe heeft geleid dat er in 2016 verschillende kleine stappen zijn gezet
om meer duidelijkheid te verschaffen aan ouders over het stopzetten van de kinderopvangtoeslag.
De werkwijze binnen Toeslagen voor 2016 was dat er geen aparte rappelbrief werd verzonden
maar een gecombineerde stop-rappelbrief. In 2016 werd door Toeslagen onderkend dat
burgers niet meermalen de kans hadden gevraagde informatie aan te leveren. Dit was
niet volgens de geldende wet- en regelgeving. Daarom is in 2016 in de werkprocessen
rondom CAF-zaken, fraude-onderzoeken en het intensief subjectgericht toezicht het
rappelleren volgens de wet- en regelgeving ingericht.
De leden van de fractie van de VVD vragen tevens waarom toen niet is ingezien dat
de mate van handhaving onjuist was.
Zoals in de analyse van de gang van zaken in de brief van 11 juni 2019 aan uw Kamer
naar vorenkomt heeft de wens om te voldoen aan de maatschappelijke roep tot fraudebestrijding
in combinatie met strikte regelgeving geleid tot het ontstaan van een «tunnelvisie».
Het was een combinatie van beleid en uitvoering. In het eerdergenoemde spanningsveld
tussen fraudebestrijding en dienstverlening heeft de eerste de overhand gekregen.
Daarnaast is mijn beeld dat de wetgeving op onderdelen te rigide is en soms te weinig
mogelijkheden biedt om tegemoet te komen aan het maatschappelijk rechtvaardigheidsgevoel
in deze zaken. De «tunnelvisie» werd gestaafd door de uitkomsten van rechtszaken waarin
de (juridische) interpretatie van wetgeving merendeels onderschreven werd.
Na het verschijnen van het rapport van de Nationale ombudsman in 2017 zijn de gevolgen
voor de ouders duidelijk geworden en is door aanhoudende aandacht vanuit de media
en uw Kamer uiteindelijk de tunnelvisie losgelaten.
De leden van de VVD-fractie vragen om de uitsplitsing van de groep «overige gronden»
naar reden op basis waarvan de kinderopvangtoeslag is stopgezet.
Onder «overige gronden» zijn door de ADR verschillende categorieën van stopzettingsgronden
gebracht voor de kinderopvangtoeslag en voor andere toeslagsoorten waarnaar in onderstaande
tabel wordt uitgesplitst. Het veld «overige gronden» voor stopzetting uit het CAF-bestand
op persoonsniveau is handmatig gevuld. Voor de categorieën «Overig KOT, Huur, Zorg
of KGB» werd bij het handmatig vullen gekozen als op de betreffende stopzetting geen
specifieke voorgedefinieerde keuze van toepassing was. In een toelichting werd bij
de handmatige vulling dan wel de stopzettingsgrond nader uitgeschreven. Die omschrijvingen
zijn te divers en gedetailleerd om die categorieën «Overig» verder uit te splitsen.
Tabel overige categorieën stopzettingsgronden voor kinderopvangtoeslag en de andere
toeslagsoorten
Overig KOT
372
Overig Huur
183
Overig Zorg
127
Overig KGB
2
Woning voldoet niet aan eisen
19
Vertrokken onbekend waarheen (VOW)
19
N.V.T.
13
Preventief
9
Niet woonachtig op adres
4
Niet Zorgverzekerd
3
Een IST map gevonden
2
Niet gestopt (veelal na alsnog aanleveren stukken)
78
831
De leden van de fractie van de VVD vragen hoeveel niet-toeslaggerelateerde CAF-zaken er zijn.
Er waren 442 niet-toeslaggerelateerde CAF-zaken, de meeste daarvan zijn afgerond.
Er zijn 66 zaken na een eerste beoordeling zijn afgevoerd.
De leden van de fractie van de VVD vragen waar deze CAF-zaken dan op zien.
Deze CAF-zaken zien vooral toe op systeemfraude in de inkomensheffing, het onterecht
claimen van premiekortingen voor de loonheffing en onderzoeken inzake gefingeerde
dienstverbanden.
De leden van de fractie van de CDA vragen om hoeveel mensen dit gaat.
Bij de aanpak systeemfraude inkomensheffing gaat het om tussen de 150 en 200 facilitators.
Het aantal belastingplichtigen dat gebruik heeft gemaakt in een of meerdere jaren
van een dergelijke facilitator ligt rond de 150.000.
Bij de aanpak premiekortingen gaat het om een vijftal facilitators en enkele tientallen
betrokken bedrijven die in de meeste gevallen onwetend waren over de handelwijze van
de facilitator.
Bij de behandeling gefingeerde dienstverbanden gaat het per saldo om een zeer beperkt
aantal facilitators en ruim 70 individuele casusposities (burgers) waarin mogelijk
sprake was van een gefingeerd dienstverband.
De leden van de fractie van de VVD vragen wat de huidige gang van zaken is wat betreft
deze CAF-zaken.
Ten aanzien van de systeemfraude inkomensheffing is nog een twintigtal onderzoeken
regulier in uitvoering, voor de premiekorting een tweetal en voor de gefingeerde dienstverbanden
één onderzoek. Verder loopt er nog een twintigtal overige onderzoeken terwijl de rest
van de zaken die zijn onderzocht zijn afgerond.
De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de tijdlijn tot stand is gekomen over
de periode 1 januari tot en met 31 december 2019.
De tijdlijn is tot stand gekomen door het doorzoeken van de archieven van het Ministerie
van Financiën en het doorzoeken van een groot aantal verslagen. Hierbij zijn ook signalen
uit door de ADR gehouden interviews betrokken, voor zover die relevant waren voor
de tijdlijn.
De leden van de fractie van de VVD vragen waarom als startmoment de start van het
ADR-onderzoek naar de toeslaggerelateerde CAF-zaken is gekozen voor de tijdlijn.
Bij het opstellen van de tijdlijn bleek dat enkele relevante zaken al speelden in
2012 (zoals signalen over de disproportionele gevolgen van niet betalen eigen bijdrage),
derhalve is het jaar 2012 bij het onderzoek rond de tijdlijn betrokken om een zo compleet
mogelijk beeld te kunnen schetsen met de tijdlijn.
De leden van de fractie van de PVV vragen of ik van mening ben dat er in de ambtelijke
of politieke top mogelijk strafrechtelijk of onrechtmatig is gehandeld, en of ik dat
kan toelichten.
Ik ben niet geëquipeerd om uitspraken te doen over het al dan niet strafrechtelijk
of onrechtmatig handelen van personen. Tijdens het Vragenuur in de Tweede Kamer van
14 januari jl. heeft de Minister van Financiën aangekondigd een second opinion te
vragen aan een onafhankelijke buitenstaander over de verplichting aangifte te doen
van ambtsmisdrijven. In mijn brief van 20 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over
de stand van zaken en de in dit verband verstrekte opdracht. Ik zal u informeren over
de uitkomsten hiervan.
De leden van de fractie van het CDA vragen of de door de Belastingdienst opgestelde
tijdlijn die door de ADR is gebruikt in haar onderzoek aan de Kamer kan worden gestuurd.
Ook de leden van de fractie van de SP vragen naar deze tijdlijn.
Deze is als bijlage opgenomen34.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom de dossiers van de DG aan opvolgers
in dezelfde functie, het dossier van de Staatssecretaris bij overdracht aan de opvolger
in 2014 en een aantal vergaderverslagen niet aan de ADR zijn overgedragen. De leden
van de fractie van het CDA vragen tevens of al deze stukken, en andere stukken waar
de ADR naar vroeg, zonder zwarte teksten aan de Kamer kunnen worden verzonden. De
leden van de fractie van het CDA vragen daarnaast of ik kan aangeven waarom de is
geweigerd de documenten aan de ADR te verstrekken. Tot slot vragen de leden van de
fractie van de SP welke documenten niet aan de ADR zijn verstrekt.
De ADR heeft volledige medewerking gekregen bij het onderzoek en er zijn geen documenten
aan de ADR geweigerd. De ADR heeft inmiddels zelf aangegeven geen indicaties te hebben
dat er een besluit is genomen om informatie niet te verstrekken. Wel is er om stukken
verzocht die uiteindelijk niet verstrekt konden worden, omdat die niet zijn aangetroffen
na intensief zoekwerk.
In een uitgebreide zoek- en verantwoordingsslag zijn de verslagen die zijn verzocht
door de ADR en die zijn aangetroffen ook gedeeld, of is verantwoord waarom er geen
verslag is aangetroffen. Vaak was de reden dat er geen vergadering was geweest en
dus ook geen verslag.
Slechts in enkele gevallen zijn verslagen niet aangetroffen, zonder dat hiervoor een
reden bekend is (1x Bestuursraad 2016, 1x MT Toeslagen 2013, 2x MT Toeslagen 2014,
1x opdrachtgevers- en opdrachtnemersoverleg Financien/Szw 2014 1x MT Fraude 2014 en
enkele verslagen van de Ministerstaf).
Ook is er geen overdrachtsdossier aangetroffen van Staatssecretaris Weekers op Staatssecretaris
Wiebes. De reden daarvoor lijkt de zeer korte overgangstijd tussen aftreden en aantreden
te zijn.
Een overdrachtsdossier voor de Directeur-Generaal Belastingdienst werd tot het verschijnen
van het ADR-rapport niet aangetroffen. Na het verschijnen van het ADR-rapport heeft
de ADR een signaal gekregen dat er wel sprake zou zijn van een overdracht- of inwerkdossier.
Omdat op het moment dat de ADR dit signaal ontving het onderzoek naar de toeslaggerelateerde
CAF-zaken was afgesloten heeft de ADR dit signaal niet meer in haar onderzoek kunnen
betrekken.
De leden van de fractie van het CDA vragen op welke wijze de ADR om documenten heeft
gevraagd en wie de documenten heeft geweigerd. Tevens vragen deze leden of de Directeur-Generaal
en de Staatssecretaris wisten dat er documenten geweigerd zijn.
In een overleg met o.a. de SG Financiën en de DG Belastingdienst is door de ADR aangegeven
welke bronnen zij wilden gebruiken voor het onderzoek. Door medewerkers van Financiën
is vervolgens gezocht naar de informatie en deze is geordend in een tijdlijn. Deze
tijdlijn is samen met de onderliggende informatie beschikbaar gesteld aan de ADR.
Geen van de documenten die beschikbaar waren, is geweigerd.
De leden van de fractie van de SP vragen of de gehele inventarislijst van stukken
die de ADR heeft ontvangen en opgevraagd naar de Kamer kan worden verzonden.
De ADR is gehouden te voldoen aan de eisen die vanuit de beroepsorganisaties35 worden gesteld. Deze eisen zien erop toe de kwaliteit, objectiviteit en onafhankelijkheid
te waarborgen. Dossierstukken zijn onderwerp van intern beraad. Op grond van de vaste
kabinetslijn worden stukken die zien op intern beraad geen onderdeel gemaakt van het
debat met de Kamer.
Ik benadruk nogmaals dat nooit is besloten de ADR toegang te weigeren tot informatie
waar de ADR naar vroeg.
De leden van de fractie van de SP vragen om een verklaring voor het uitblijven van
politiek handelen.
Voor de reconstructie en verklaring verwijs ik naar de Kamerbrieven die de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik 12 maart jl. aan uw Kamer verstuurd hebben.
In de Kamerbrief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt
daarbij aangegeven dat de komende periode wordt benut om het bestaande beeld zo compleet
mogelijk te maken, met een geauditeerde werkwijze. Na deze zoektocht zullen wij de
Kamer nader informeren.
De leden van de fractie van de SP vragen welke besluiten er zijn genomen om de Kamer
niet te informeren en welke rol de Ministeriële Commissie Aanpak Fraude hierbij heeft
gespeeld.
Voor het eerste deel van de vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag over het
verklaren van het uitblijven van politiek handelen. Wat betreft de rol van de Ministeriële
Commissie Aanpak Fraude is geconstateerd dat hierover niet is gesproken. De Ministeriële
Commissie Aanpak Fraude richtte zich voornamelijk op departement overstijgende onderwerpen
zoals gegevensuitwisseling, mogelijke frauderisico’s met rijkssubsidies en identiteitsfraude.
De leden van de fractie van de VVD vragen waarom de ADR in de onderzoeksopdracht is
gevraagd een onderzoeksperiode te hanteren vanaf 1 januari 2013.
Het onderzoek van de ADR is uitgevoerd overeenkomstig de opdracht zoals die op 2 september
2019 met uw Kamer is gedeeld en deze is hierin afgebakend tot toeslaggerelateerde
CAF-zaken. De CAF-aanpak is gestart in september 2013. Om die reden is in de onderzoeksopdracht
van de ADR een afbakening opgenomen die zich richt op de periode vanaf 2013. Mede
op basis van gesprekken met ouders die ik heb gevoerd, bleek dat niet alleen ouders
die CAF-zaken gedupeerd zijn geraakt. Om die reden heb ik de Adviescommissie gevraagd
om haar taak uit te breiden en aandacht te besteden aan de groep ouders die geen onderdeel
uitmaken van de CAF-brede groep, maar die zich wel gedupeerd voelen.
F. Zwartboek
De signalen in het Zwartboek geven een duidelijk beeld van de problemen waar een groot
aantal ouders mee is geconfronteerd.
De leden van de fractie van de SP vragen om in te gaan op de aanbevelingen die nog
niet van kracht zijn geworden. Hieronder zal ik nader ingaan op de door de leden van
de fractie van de SP genoemde drie aanbevelingen.
1. Herzie de wet en laat mensen die slachtoffer zijn van fraude bij gastouderbureaus
niet betalen voor de misdaad van een ander. Verhaal de geleden schade niet op slachtoffers,
maar op de dader.
Ik deel deze aanbeveling van de leden van de fractie van de SP. In de kabinetsreactie
heb ik daarom aangegeven dat ik mogelijkheden in kaart breng om burgers beter te beschermen
tegen malafide partijen. Deze mogelijkheden zien onder andere op controlemaatregelen
jegens die partijen. Dit stelt Toeslagen beter in staat om echte fraudegevallen te
detecteren. In het verlengde hiervan kijk ik in het kader van de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen Toeslagen, de burger en derden, zoals genoemd door de Adviescommissie, naar
de invoering van een wettelijke aansprakelijkheid waarmee bijvoorbeeld de matiging
van de terugvordering (die niet hoeft te worden betaald door de burger) wordt verhaald
op de verwijtbare derde.
2. Erken dagbesteding en (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid als een duidelijke reden
om niet de kinderen te kunnen opvangen en kort ouders niet
Er zijn uiteenlopende redenen waardoor ook ouders die niet werken toch niet voor hun
kinderen kunnen zorgen. Dit is zeer afhankelijk van de situatie en omstandigheden
waarin het huishouden zich bevindt. Daardoor is het niet goed mogelijk hier een landelijk
uniforme oplossing voor te bieden. Als een ouder door dagbesteding of (tijdelijke)
arbeidsongeschiktheid niet kan werken, is het mogelijk dat hij of zij nog wel in staat
is om voor de kinderen te zorgen. Wanneer deze ouder daar niet toe in staat is, kunnen
deze ouders bij de gemeente aankloppen voor tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang
op basis van een sociale of medische indicatie (SMI). Doorgaans is SMI een tijdelijke
tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, bedoeld om gezinnen te ondersteunen
totdat beide ouders (weer) kunnen werken en recht krijgen op kinderopvangtoeslag of
één van de ouders weer voor de kinderen kan zorgen. Gemeenten krijgen vanuit het Rijk
jaarlijks middelen om maatwerk te bieden aan mensen die vanwege uiteenlopende redenen
kinderopvang nodig hebben, maar niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.
Gemeenten zijn het beste in staat om elke situatie te beoordelen en kunnen daardoor
maatwerk leveren. Met deze regeling kunnen ouders gerichter geholpen worden dan met
een centrale regeling zoals de kinderopvangtoeslag, die bedoeld is voor een overwegend
uniforme doelgroep.
In tegenstelling tot andere groepen die een beroep kunnen doen op een tegemoetkoming
op basis van SMI, is de groep mensen met een Wlz-indicatie wel uniform. De ernstige
en vooral blijvende situatie waarin personen met een Wlz-indicatie zitten, zonder
uitzicht op herstel of (ander) werk, en het feit dat het gaat om een landelijk, duidelijk
afgebakende groep, maakt het mogelijk hier een landelijk uniforme oplossing voor te
bieden. Om ervoor te zorgen dat ook deze gezinnen arbeid en zorg kunnen combineren
is het wenselijk om de wet op dit punt wel aan te passen. De Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een wetsvoorstel aan het voorbereiden en zal deze
dit jaar aan uw Kamer toesturen.
Naar aanleiding van onder andere vragen die gesteld zijn tijdens de begrotingsbehandeling
van SZW zal er onderzoek worden gedaan naar hoe gemeenten invulling geven aan SMI
(sociaal medische indicatie). Dit onderzoek wordt na de zomer verwacht.
3. Breng in kaart welke grenzen er door juridische procedures zijn ontstaan en presenteer
dit aan de Tweede Kamer
Volgens de Adviescommissie zijn grote aantallen huishoudens in ernstige en soms blijvende
financiële problemen gebracht, door de reguliere werking van de regelgeving rondom
de Kinderopvangtoeslag, de uitleg die daaraan in uitvoering en rechtspraak is gegeven,
en de handhaving ervan. Zo konden relatief kleine tekortkomingen tot gevolg hebben
dat de volledige aanspraak op kinderopvangtoeslag in het betreffende jaar verviel.
Bij juridische procedures is deze uitleg meermaals bestendigd, ook door de Raad van
State. Op 23 oktober 2019 is de Raad van State met twee uitspraken teruggekomen op
eerdere jurisprudentie. Deze uitspraken maken het mogelijk de kinderopvangtoeslag
proportioneel vast te stellen en terugvorderingen op toeslagen, in bijzondere omstandigheden,
te matigen.
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer eerder geïnformeerd over de stappen die met de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn genomen om de kinderopvangtoeslag
proportioneel vast te stellen. Tegelijkertijd wordt op dit moment gewerkt om in de
uitvoering ook het matigen van een terugvordering in zeer bijzondere omstandigheden
mogelijk te maken. Het voornemen bestaat om in samenspraak met de Staatssecretaris
van SZW deze maatregelen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)
en de Wet op de Kinderopvang (Wko) te codificeren.
G. Financiële paragraaf
Uw Kamer stelt vragen over de financiële consequenties van de compensatieregelingen
en aanvullende maatregelen.
De leden van de fracties van de PVV en van het CDA vragen naar een meer specifieke
en nadere uiteenzetting van de totale geraamde kosten. Daarnaast vragen de leden van
de fractie van het CDA of de betaling van € 360 miljoen inclusief de compensatie voor
CAF 11 is en waarom de compensatie maar € 30 miljoen euro is in het licht van de vraag
of een groot deel van de ouders geen compensatie krijgen.
De ingeschatte financiële gevolgen zijn gebaseerd op het verwacht aantal ouders dat
onder de regelingen valt en een inschatting van het uit te betalen bedrag aan herziening,
tegemoetkoming en compensatie. De kosten die samenhangen met de herziening en compensatie
voor CAF-11 zijn geen onderdeel van dit bedrag en zijn reeds binnen de huidige begroting
gedekt.
In de kabinetsreactie is aangegeven dat een bedrag van € 390 miljoen wordt geraamd
voor een tegemoetkoming en compensatie. € 360 miljoen daarvan betreft herziening en
een tegemoetkoming als gevolg van de onredelijke hardheid van het stelsel en € 30
miljoen is geraamd compensatie voor institutionele vooringenomenheid bij CAF-zaken.
De leden van de fractie van de PVV vragen welke waarborgen zijn ingebouwd om te voorkomen
dat het geschatte budget niet wordt overschreden.
De uitvoerbaarheid van de maatregelen is op hoofdlijnen beoordeeld, maar er heeft
nog geen volledige uitvoeringstoets plaatsgevonden. Deze uitvoeringstoets moet uitwijzen
of de ingeschatte financiële middelen voldoende zijn. Mocht het geschatte budget ontoereikend
blijken dan zal dit opnieuw ter besluitvorming worden voorgelegd.
De leden van de fractie van het CDA vragen naar de budgettering van de uitvoeringslast
van 110 miljoen euro. Ook vragen deze leden of deze budgettering voor meerdere jaren
is.
De uitvoeringslasten zijn als volgt over de jaren 2020 tot en met 2022 gebudgetteerd:
2020
2021
2022
Totaal
Uitvoeringskosten
35
55
20
110
Op dit moment wordt ervan uitgegaan dat voor de uitvoering van de maatregelen wordt
toegegroeid naar ruim 500 fte. De uitvoerbaarheid van de maatregelen is op hoofdlijnen
beoordeeld maar er heeft nog geen volledige uitvoeringstoets plaatsgevonden. Deze
uitvoeringstoets moet verdere invulling geven aan de inschattingen.
De leden van de fractie van het CDA hebben ook vragen aangaande het aantal fte, aantal
gevallen per fte en de verhouding tot het aantal ouders dat recht heeft op terugbetaling
van kinderopvangtoeslag. De leden van de fractie van D66 vragen om een korte reflectie
ten aanzien van het feit dat de uitvoeringskosten meer dan 20% van het totale uit
te keren bedrag bedragen. Deze leden vragen wat het kabinet hier een acceptabele verhouding
vindt.
Potentieel hebben de maatregelen zoals in de kabinetsreactie genoemd betrekking op
meer dan 20.000 ouders die in aanmerking komen voor compensatie, tegemoetkoming of
kwijtschelding. Op dit moment wordt ervan uitgegaan dat voor de behandeling van deze
dossiers naar een organisatie van ruim 500 fte wordt toegegroeid. De uitvoerbaarheid
van de maatregelen is op hoofdlijnen beoordeeld maar er heeft nog geen volledige uitvoeringstoets
plaatsgevonden. Deze uitvoeringstoets moet verdere invulling geven aan de inschattingen.
Voor mij staat een zorgvuldige en persoonlijke benadering van ouders voorop. Daarbij
geldt dat de complexiteit van de uitvoering voor een belangrijk deel het gevolg is
van het feit dat het antwoord op de vraag of iemand getroffen is door onredelijke
hardheid van het stelsel niet «met een druk op de knop» uit een systeem te halen is.
Dat vergt beoordeling van elk individueel dossier. Het werk dat de herstelactie met
zich mee brengt is naar verhouding complexer dan de reguliere werkzaamheden binnen
Toeslagen. Het door mij gewenste maatwerk naar de ouders toe zorgt naar verwachting
voor relatief hoge uitvoeringskosten. Die hoge kosten hebben we ervoor over.
De leden van de fractie van D66 merken op dat in de kabinetsreactie is opgenomen dat
in de komende periode bezien wordt hoe de uitvoering vereenvoudigd kan worden om daarmee
ouders zo snel mogelijk te kunnen compenseren en de uitvoeringskosten te beperken.
Deze leden onderschrijven deze inzet. Deze leden vragen om een nadere toelichting
over de mogelijke afruilen, bijvoorbeeld ten aanzien van het voorkomen van misbruik.
Op welke wijze de precieze uitvoering zal worden ingericht, een juiste behandeling
van ouders staat voorop. Dit is geen denkbare afruil. Vereenvoudiging mag er niet
toe leiden dat er makkelijk fouten kunnen worden gemaakt bij de behandeling van ouders.
Indien dit het geval is, vind ik dat onwenselijk. Misbruik zal helaas nooit volledig
uit te bannen zijn. Ik zal mij er wel voor inspannen dat de kans op misbruik of oneigenlijk
gebruik zo klein mogelijk is.
Ook vragen de leden van de fractie van D66 waarom een dergelijke vereenvoudiging niet
al eerder ingezet is als deze bijdraagt aan lagere uitvoeringskosten en een snellere
oplossing voor de ouders.
Gegeven de complexiteit voor wat betreft de informatiehuishouding en de zorgvuldigheid
waarmee de werkzaamheden moeten worden gedaan, vergt dit de nodige tijd. Hoe eerder
stappen gezet kunnen worden in mogelijke vereenvoudiging, hoe wenselijker. Dit vraagt
echter ook een zorgvuldige afweging, ook met het oog op de door de leden van de fractie
van D66 in de vorige vraag genoemde afruilen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier