Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 439 Wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het introduceren van meerdere griffierechtcategorieën voor lagere geldvorderingen
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 24 april 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding
1
2.
Inhoud wetsvoorstel
3
3.
Financiële gevolgen
5
4.
Advies en consultatie
5
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
tot wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het introduceren
van meerdere griffierechtcategorieën voor lagere geldvorderingen (hierna: het wetsvoorstel).
Zij onderkennen dat de toegang tot het recht van fundamenteel belang is in onze democratische
rechtsstaat. Nederland staat al jaren in de top vijf in de «rule of law index», omdat
onze rechtspraak van zeer hoge kwaliteit is en de toegang tot het recht goed is gewaarborgd.
Tegelijkertijd menen deze leden dat toegang tot het recht niet onbegrensd kan zijn.
Procederen is kostbaar en neemt veel tijd in beslag. Griffierechten zorgen er mede
voor dat mensen een bewuste en serieuze afweging maken voordat zij besluiten te procederen.
Om te voorkomen dat er teveel gerechtelijke procedures worden gevoerd en dus om de
kwaliteit van onze rechtspraak te behouden, is het heffen van griffierechten noodzakelijk.
Lang niet in alle gevallen is het voeren van een gerechtelijke procedure de juiste
oplossing. Daarom is het goed dat de regering ook inzet op versterking van buitengerechtelijke
conflictoplossing, zoals het uitbreiden van de mogelijkheden voor mediation. Kan de
regering hiervan de laatste stand van zaken schetsen? Deelt de regering de inschatting
dat een toename van gerechtelijke procedures door verlaging van griffierechten de
noodzaak voor buitengerechtelijke conflictoplossing groter maakt?
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij zijn verheugd dit wetsvoorstel te ontvangen zodat de toegang tot het recht voor
mensen, bij kleine(re) geldvorderingen vergroot kan worden. Deze leden zijn ervan
overtuigd dat het wetsvoorstel die toegang tot het recht kan vergroten. Zij hebben
daarover verder geen vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij verwelkomen het wetsvoorstel als een stap in de goede richting dat aansluit bij
een pleidooi dat zij, samen met leden van de CDA-fractie, eerder hebben gehouden.1 Deze leden zijn van mening dat de toegang tot de rechter voor iedereen daadwerkelijk
mogelijk moet zijn en menen dat de hoogte van de griffierechten op dit moment een
te grote beperking is. Voornoemde leden zijn van mening dat de hoogte van griffierechten
in kleine vorderingen momenteel disproportioneel is ten opzichte van het financiële
belang. Daardoor wordt de gang naar de rechter voor natuurlijke personen en ondernemers
te zeer belemmerd. De hoge griffierechten dragen ook bij aan het ontstaan van schuldenproblematiek.
Indien een gedaagde, bijvoorbeeld in een incassoprocedure, wordt veroordeeld tot het
vergoeden van de griffierechten aan de in het gelijkgestelde eiser, wordt de gedaagde
doorgaans immers veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht. Aangezien veel
schuldenaren kampen met ernstige schuldenproblematiek, vergroten hoge griffierechten
het schuldenprobleem. Ook vanuit dit oogpunt verwelkomen de aan het woord zijnde leden
het wetsvoorstel. Wel hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel, waarin kort gezegd meerdere griffierechtcategorieën voor lagere geldvorderingen
worden geïntroduceerd. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de toezegging meer differentiatie
aan te brengen in de griffierechten voor vorderingen tussen € 500 en € 5.000. Deze
leden juichen het toe dat de regering tegemoet is gekomen aan de bezwaren die vanuit
de rechtspraktijk worden geuit tegen hoge griffierechten voor relatief kleine vorderingen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben hier expliciet voor gepleit en onderschrijven dan ook de doelstellingen
de griffierechten meer in verhouding met elkaar te brengen, schuldenproblematiek aan
te pakken en de toegang tot het recht laagdrempeliger te maken. Toch hebben zij nog
een aantal vragen over het concrete voorstel van de regering en alternatieve voorstellen
van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de Raad voor de rechtspraak (Rvdr).
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel dat tot doel heeft om in de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz)
meer evenwicht aan te brengen in de griffierechttarieven voor geldvorderingen van
€ 500 tot € 5.000, zodat deze tarieven beter in verhouding komen te staan tot de hoogte
van de vordering. Deze leden juichen het toe dat dit wetsvoorstel aansluit bij het
pakket aan maatregelen dat wordt genomen in het kader van de Brede Schuldenaanpak,
waarmee het kabinet zich inzet om ervoor te zorgen dat minder mensen te maken krijgen
met problematische schulden.
Voornoemde leden zijn van mening dat het wetsvoorstel bijdraagt aan het verlagen van
de drempel voor burgers en midden- en kleinbedrijven (MKB) om de gang naar de rechter
te maken bij lage geldvorderingen.
Voorts zijn deze leden van mening dat, hoewel bij het inrichten van het griffierechtenstelsel
vereenvoudiging werd beoogd, deze wetswijziging die het stelsel iets compliceert voldoende
gerechtvaardigd is daar de wijziging overduidelijk in het belang is van rechtzoekenden
en voldoende toegang tot de rechter wordt gewaarborgd.
De aan het woord zijnde leden hebben nog wel behoefte aan het stellen van een enkele
vraag.
De leden van de SGP-fractie hebben er met belangstelling kennis van genomen dat voor
vorderingen in de categorie tussen € 500 en € 12.500 meer categorieën worden ingevoerd
als dit wetsvoorstel doorgang vindt. Daarmee is met name voor kleinere vorderingen
sprake van een tarief aan griffierechten dat beter aansluit bij de hoogte van de vordering.
Zij hebben naar aanleiding van dit voorstel de vraag of ook overwogen is om bij de
categorieën tot € 12.500 te kiezen voor een drempelbedrag aan griffierecht en daarbij
een percentage van de hoogte van de vordering. Zij hebben namelijk de indruk dat –
ook bij de invoering van meer categorieën nog sprake is van schoksgewijze verhoging
van de griffierechten. Graag ontvangen zij een reactie waarom hier niet voor wordt
gekozen.
2. Inhoud wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie zijn content met de introductie van meerdere griffierechtcategorieën.
Dit maakt het goedkoper voor natuurlijke personen en het MKB om naar de rechter te
gaan. Zij stellen dat in dit geval beperkte complexiteit van het systeem gerechtvaardigd
is, omdat de gevolgen van invoering van meerdere griffierechtcategorieën beperkt zijn
voor de ICT.
Deze leden zijn wel bezorgd over de verwachte toename van het aantal rechtszaken.
In het advies van de Rvdr van 30 oktober 2019 is de verwachting te lezen dat de categorie
zaken met een financieel belang t/m € 5.000 groeit met 23.000 zaken per jaar. Deelt
de regering deze inschatting? Kan de regering een inschatting geven van de verwachte
toename van het aantal rechtszaken in deze en de andere categorieën, mede gelet op
de huidige ontwikkelingen in de samenleving als gevolg van COVID-19?
Zowel MKB-Nederland als de Koninklijke Beroepsvereniging voor Gerechtsdeurwaarders
(hierna: KBvG) hebben gepleit voor invoering van een aparte procedure voor onbetwiste
schuldvorderingen, zoals ook in België bestaat. Ondanks dat deze procedure is toegesneden
op de Belgische situatie, achten voornoemde leden het voorstelbaar dat zo’n procedure
nader zou kunnen worden onderzocht. Mede gelet op het feit dat het aantal onbetwiste
schuldvorderingen kan toenemen als gevolg van de COVID-19 crisis. Graag ontvangen
deze leden een reactie hierop.
De aan het woord zijnde leden ondersteunen de verkenning van de rechtspraak naar maatschappelijke
effectieve rechtspraak gericht op het MKB. Op welke termijn zijn de resultaten van
deze verkenning beschikbaar?
De leden van de D66-fractie lezen in het advies van de Rvdr dat ook in veel zaken
met een belang tussen € 5.000 en € 12.500 schuldenproblematiek een rol kan spelen.
De Rvdr adviseert daarom de verhoging in die categorie niet, althans niet onverkort,
door te voeren. De aan het woord zijnde leden vragen de regering op dit punt in te
gaan en uiteen te zetten waarom zij dit advies niet opvolgt.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren tot hun spijt dat vooral rechtspersonen
aanzienlijk lagere griffierechten gaan betalen. De positieve effecten van dit voorstel
voor natuurlijke personen beperken zich tot de eerste gewijzigde categorie (€ 500–€ 1.500),
en betreft dan nog een marginale griffierechtverlaging met € 28. Voor de overige categorieën
blijft de hoogte van het griffierecht voor natuurlijke personen ongewijzigd (€ 236)
of wordt voor de categorie € 5.000–€ 12.500 zelfs verhoogd met € 82 naar € 318. Voor
vorderingen hoger dan € 12.500 gaan natuurlijke personen zelfs € 173 méér aan griffierecht
betalen. Het overtuigt niet om het disproportionele verschil in de hoogte van griffierechten
voor natuurlijke- en rechtspersonen te rechtvaardigen door het argument dat in het
conflict met rechtspersonen de in het ongelijk gestelde natuurlijke personen dan niet
het hogere, voor rechtspersonen geldende tarief hoeven te betalen. Daarmee miskent
de regering dat de hoogte van het griffierecht de toegankelijkheid tot recht en de
rechter bepaalt. Deze leden willen een progressieve vorm van griffierechtenheffing,
waarbij rechtspersonen met een relatief grote financiële draagkracht en relatief grote
toegang tot recht en rechtspraak, te denken valt hierbij aan multinationals en andere
grote ondernemingen, verhoudingsgewijs aanzienlijk méér bijdragen aan de kosten van
de rechtspleging dan natuurlijke personen, voor wie een rechtsgeding al snel een bijzonder
uitzonderlijke en vooral kostbare aangelegenheid is. Graag ontvangen deze leden een
reactie hierop. Kan de regering reageren op een in het Nederlands Juristenblad uitgewerkt
voorstel, dat leidt tot een meer systematisch verband tussen het tarief en het financieel
belang van de zaak en tot een verdergaande verschuiving van griffierechten van zaken
met een gering financieel belang naar die met groot financieel belang?2
De aan het woord zijnde leden vragen voor de afzonderlijke rechtsgebieden (personen-
en familierecht, handelszaken, bestuursrecht etc.), procespartijen (multinationals,
grote nationale rechtspersonen, natuurlijke personen etc.) en de afzonderlijke categorieën
financieel belang, uiteen te zetten hoe hoog het griffierecht daarvoor is. Deze leden
vragen hoe de maatschappelijke kosten van rechtspraak zich weerspiegelen in de griffierechten
die bij deze afzonderlijke categorieën in rekening worden gebracht en vragen de regering
voorts naar een appreciatie. Vindt zij dat natuurlijke- en rechtspersonen (waaronder
multinationals en andere grote ondernemers) via de griffierechten naar draagkracht
bijdragen in de kosten voor rechtspraak en gelijkelijk toegang hebben tot recht en
rechtspraak?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de hoogte van de griffierechten van
zeer grote betekenis is voor de toegang tot het recht, een fundament van onze rechtsstaat.
Het «toegangskaartje voor de rechtszaal» mag niet te duur worden, als de drempel te
hoog wordt kunnen mensen hun recht niet halen. Deze leden zijn van mening dat over
de gehele linie de griffierechten te hoog zijn. In het verleden zijn de griffierechten
verhoogd, en enkele pogingen daartoe zijn gelukkig verijdeld, maar daarvoor was geen
fundamenteel ander argument dan dat de staatskas verder moest worden gevuld. Kan een
overzicht worden gegeven van de inkomsten uit de griffierechten van de afgelopen jaren?
Als het argument in het verleden was dat de staatskas moest worden gevuld, waarom
is een belangrijk vereiste bij dit wetsvoorstel dan dat dit budgetneutraal moet plaatsvinden?
Andere keuzes zijn toch ook mogelijk? Waarom is het budget het vertrekpunt, in plaats
van een visie op de hoogte van de griffierechten, in relatie tot de toegang tot het
recht?
Voornoemde leden vragen hoe vaak het voorkomt dat onvermogenden zelfs het laagste
tarief niet of nauwelijks kunnen betalen. Het heffen van griffierecht bij personen
die niet over inkomen of vermogen beschikken kan een ontoelaatbare belemmering van
het recht op toegang tot de rechter opleveren. Zou er niet een wettelijke hardheidsclausule
moeten komen, die door de rechter ambtshalve kan worden vastgesteld?
In beantwoording op eerdere schriftelijke vragen over evenwichtigere griffierechttarieven
antwoordde de Minister voor Rechtsbescherming dat de kostprijs van incassozaken bij
de kantonrechter waar de gedaagde niet komt opdagen lager zijn dan de griffierechten.3 Vindt de regering dat te verantwoorden? Hoe verhoudt dit zich tot het verlangen van
de Minister de schuldenproblematiek terug te dringen? Is het niet rechtvaardiger die
griffierechttarieven fors te verlagen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering bereid is het griffierechtenstelsel
in zijn geheel nog eens door te lichten om te bezien of er meer verbeteringen zijn
door te voeren om meer evenwicht aan te brengen in het griffierechttarief en de hoogte
van de vordering.
3. Financiële gevolgen
De leden van de D66-fractie zien dat de Rvdr een onderscheid maakt tussen twee vormen
van budgetneutraliteit, waarbij de regering een keuze maakt voor variant twee (het
gelijk blijven van het verschil van de totale kosten van de behandelde zaken en de
totale inkomsten uit griffierechten. Deze leden vragen de regering in te gaan op zijn
keuze en het pleidooi van de Rvdr voor de andere variant, te weten het gelijk blijven
van de totale inkomsten aan griffierechten. Voornoemde leden vragen de regering haar
keuze toe te lichten en daarbij in te gaan op de voor- en nadelen van de door de Rvdr
bepleitte variant.
4. Advies en consultatie
De leden van de D66-fractie lezen in het advies van MKB Nederland dat wordt gepleit
voor het opnemen van een evaluatie-moment. Dat sluit goed aan bij de gedachte van
deze leden dat het wetsvoorstel een goede eerste stap is, maar er meer moet gebeuren
om de toegang tot de rechter te waarborgen en de schuldenproblematiek aan te pakken.
Deze leden vragen daarom de wet uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding te laten evalueren.
Indien de regering daartoe niet bereid is, vernemen zij graag wat daarvoor de redenen
zijn.
Voornoemde leden vragen de regering tenslotte in te gaan op de stand van zaken van
het specifieke project gericht op het MKB dat de rechtspraak aan het verkennen is
in het kader van maatschappelijk effectieve rechtspraak. Deze leden zijn benieuwd
of dat project inmiddels is gestart en hoe het eruit ziet, dan wel zal gaan zien.
Indien het project nog niet is gestart, vernemen zij graag wanneer dit wel is voorzien.
De leden van de SP-fractie merken op dat de regering als uitgangspunt voor de nieuwe
tarieven budgetneutraliteit heeft genomen. De Rvdr merkt echter op dat budgetneutraliteit
ook op andere wijze kan worden geïnterpreteerd. In de opvatting van «budgetneutraliteit»
van de regering is er in feite sprake van een verhoging van de griffierechten, aldus
de Rvdr. Waarom heeft de regering voor haar opvatting gekozen en is de regering bereid
om er op de andere wijze, zoals beschreven door de Rvdr, naar te kijken? Zou de regering
bereid zijn het uitgangspunt van budgetneutraliteit los te laten? Bijvoorbeeld als
de Kamer dat zou wensen?
In het kader van de doelstellingen is het prettig te zien dat de regering de griffierechten
in zaken bij geldvorderingen onder € 5.000 wenst te verlagen. Voornoemde leden merken
op dat vooral rechtspersonen van die verlaging profiteren. Kan de regering die keuze
toelichten? Is de regering bereid natuurlijke personen verder tegemoet te komen dan
hij eerder voorstelde? Dat zou toch juist helpen bij de aanpak van schuldenproblematiek?
Dit in navolging van de vragen van de Rvdr en de NOvA.
Kan het verlagen van de griffierechten voor rechtspersonen niet juist leiden tot meer
incassozaken, wat juist tot negatieve gevolgen leidt voor schuldenaars? Waarom is
ervoor gekozen juist de on- en minvermogenden over te slaan bij de verlagingen?
Tegenover die verlaging van de griffierechten bij geldvorderingen onder € 5.000 staat
juist een verhoging van de griffierechten in de overige zaken. Deelt de regering de
mening dat ook bij zaken met een hogere geldvordering dan € 5.000 schuldenproblematiek
kan optreden en dat dit aangepakt dien te worden? Bijvoorbeeld in het MKB. Dit in
navolging van vragen van de RvdR hierover. Graag ontvangen deze leden een reactie
hierop.
De RvdR merkt terecht op dat zaken met extreem hoge financiële belangen buiten proportioneel
laag belast worden met griffierechten. De leden van de SP-fractie lazen in de memorie
van toelichting dat de regering hogere tarieven in die categorie zaken niet ziet zitten
vanwege de budgetneutraliteit. De regering redeneert namelijk, in de eerdergenoemde
schriftelijke vragen, dat de financiering van de rechtspraak dan sterk afhankelijk
wordt van een klein aantal zaken en dat dit financiële risico’s oplevert. Kan de regering
toelichten waarom hogere tarieven niet mogelijk zouden zijn bovenop haar huidige voorstel?
Daarmee worden de griffierechten in die zaken meer proportioneel en valt het financiële
risico wat de regering beschrijft weg.
In navolging op die zaken met hoge financiële belangen informeerde de Rvdr naar griffierechten
in speciale rechtsgebieden, namelijk octrooi- en aanbestedingszaken. De regering beantwoordt
dat met de tegenvraag of het opportuun is voor specifieke rechtsgebieden griffierechten
in te stellen. Kan de regering haar eigen vraag beantwoorden?
De leden van de SP-fractie merken op dat de Rvdr informeerde naar de verhouding van
griffierechten tussen kantonzaken, hoger beroep en de Hoge Raad. De regering gaf aan
het niet bezwaarlijk te vinden dat de griffierechten voor kantonzaken in die verhouding
hoger zijn. Kan zij dit toelichten?
De aan het woord zijnde leden zijn erg benieuwd naar de beantwoording van de vraag
van de NOvA over de samenhang van deze wetswijziging met de voorgenomen stelselherziening
van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Kan de regering daarop ingaan? Wat betekent
deze wijziging voor de instroom van zaken en op zijn beurt dus voor de gesubsidieerde
rechtsbijstand?
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.