Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden (Kamerstuk 33625-293)
2020D15352 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brieven
inzake Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden (Kamerstuk 33 625, nr. 293), Nieuwe jongerenstrategie «Youth at heart» (Kamerstuk 34 952, nr. 104), en Reactie op moties ingediend tijdens het VAO Versterking Maatschappelijk Middenveld
van 14 november 2019 (Kamerstuk 34 952, nr. 105).
De voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Algemeen
2
Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden
2
Nieuwe jongerenstrategie «Youth at heart»
8
Reactie op motie ingediend tijdens het VAO Versterking Maatschappelijk Middenveld
12
Overig
13
II
Antwoord / Reactie van de Minister
14
III
Volledige agenda
14
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken. Zij hebben
hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geagendeerde
brieven van de Minister. Zij willen hun waardering uitspreken voor de inzet van het
kabinet bij het bestrijden van het coronavirus in ontwikkelingslanden en de uitwerking
van de eerder aangekondigde steunmaatregelen. Toch maken zij zich grote zorgen over
de gevolgen van het virus, evenals de gevolgen van crisismaatregelen, voor de gezondheid
en de economische weerbaarheid van inwoners van ontwikkelingslanden. Over de inzet
van de financiële middelen en de andere onderliggende stukken hebben zij dan ook nog
enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over de gevolgen van de COVID-19 pandemie
voor ontwikkelingslanden. Met name arme gezinnen en kwetsbare groepen zullen hard
geraakt worden. Zij hebben kennisgenomen van de verschillende brieven en hebben daar
nog enkele vragen bij.
De leden van de SP-fractie hebben de onderhavige stukken gelezen en bestudeerd en
hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor haar brief Nederlandse inzet
bestrijden coronacrisis in ontwikkelingslanden en voor de nieuwe jongerenstrategie
«Youth at heart». Mede gezien de recente ontwikkelingen hebben deze leden nog een
aantal vragen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de geagendeerde stukken voor het schriftelijk overleg Ontwikkelingssamenwerking.
Zij hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de jongerenstrategie
«Youth at heart», de bijbehorende kabinetsbrief van 17 februari 2020, de kabinetsbrief
van 21 februari 2020, en de kabinetsbrief «Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis
ontwikkelingslanden» van 14 april 2020. Zij hebben een aantal vragen.
Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor haar uitgebreide brief over de
Nederlandse inzet bij het bestrijden van de coronacrisis in ontwikkelingslanden. Zij
hebben nog een vraag over het besluit van de Amerikaanse regering om de financiering
van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op te schorten. Komt hierdoor het delen
van wetenschappelijke informatie, het onderzoek naar mogelijke vaccins of het beschikbaar
stellen van tests in gevaar?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een algemene schets te geven of en
hoe de beleidsdoelen zoals opgeschreven in de beleidsnota «Investeren in Perspectief»
aangepast dienen te worden vanwege de mondiale COVID-19 crisis. Deze leden vragen
de Minister om voor de zomer een paper op te stellen waarin de noodgedwongen beleidsaanpassingen
worden opgenomen en welke gevolgen een 1.5 meter samenleving heeft op reguliere vormen
van internationale samenwerking. Tevens vragen deze leden de Minister om daarbij aan
te geven welke gevolgen deze crisis heeft voor het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(SDGs) in de Nederlandse focusregio’s.
Kan de Minister aangeven of er internationaal ook lage en middeninkomenslanden worden
ondersteund bij een effectieve strategie tegen het COVID-19. Ziet zij met de leden
van de CDA-fractie ook het grote risico dat de gevolgen van een lockdown en dat dergelijke drastische maatregelen meer schade dan goed doen. Doordat mensen
onmiddellijk in financiële nood komen en dus hun levensonderhoud in gevaar komt. De
aan het woord zijnde leden zien dat reguliere zorg verder onder druk komt te staan,
onderwijs stil ligt en hoe langer dat duurt daarmee ook de kansen op perspectief voor
jongeren worden verkleind. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre
de reguliere programma’s aangaande het bieden van beroepsonderwijs en werk aan jongeren
doorgaan en in hoeverre die programma’s geïntensiveerd worden nu economische kansen
voor jongeren hard achteruit gaan.
De Verenigde Naties waarschuwen voor een sterke toename van gender-gerelateerd geweld
als gevolg van de COVID-19 crisis en de onevenredige impact van de crisis op vrouwen
en meisjes. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dit nader toe te lichten
en in kaart te brengen hoe de situatie hieromtrent veranderd is in de Nederlandse
focusregio’s en welk beleid (nationaal en internationaal) hierop gemaakt wordt?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een helder overzicht te geven van
alle uitgaven door haar ministerie aan de COVID-19 crisis en tevens een overzicht
te verstrekken van uitgaven door andere ministeries aan corona gerelateerde zaken
welke bijdrage aan de 0,7%-norm voor officiële ontwikkelingshulp van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister de laatste cijfers te geven van de kapitaalvlucht uit Afrika.
In de brief spreekt de Minister van 15.000 COVID-19 gevallen in Afrika. De leden van
de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoeveel dat er nu zijn en daarbij te
specifiëren voor de focusregio’s. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een
korte update te geven van de situatie in Jemen, de Gazastrook, de situatie in de vluchtelingenkampen
van de Rohingya’s, de Griekse vluchtelingenkampen en de Venezolaanse vluchtelingen
in Zuid-Amerika.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister uiteen te zetten hoe ervoor gezorgd
wordt dat wanneer er een vaccin is voor COVID-19 de lage en middeninkomenslanden niet
achter in de rij hoeven te staan, maar ook daar het vaccin verstrekt wordt.
In de laatste algemene brief van het kabinet aangaande de aanpak van COVID-19 crisis
geeft de Minister aan dat er mogelijk nog meer steun volgt opvolgend het noodpakket
van 100 miljoen dat de Minister reeds heeft ingezet. De leden van de CDA-fractie vragen
de Minister om de Kamer te informeren alvorens ze een nieuw pakket inzet en in dit
schriftelijk overleg toe te lichten op welke manier de Kamer geïnformeerd blijft over
het resultaat van de reeds uitgetrokken 100 miljoen en in hoeverre Nederlandse organisaties
gebruik kunnen maken van deze extra middelen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat het kabinet op korte termijn EUR 100
miljoen heeft vrijgemaakt voor de bestrijding van COVID-19. De Minister benoemt in
de brief dat de aanpak van COVID-19 ook ten koste kan gaan van de reguliere zorg en
de behandeling van andere ziektes als tuberculose, malaria en HIV/Aids. Zo leidt in
veel ontwikkelingslanden het instellen van een lockdown tot het stopzetten van reguliere vaccinatieprogramma’s. Voorlopige resultaten van
een studie naar het effect hiervan, wijzen erop dat het aantal kinderen in Afrika
dat zal overlijden door het wegvallen van vaccinatieprogramma’s wel eens velen malen
groter zou kunnen zijn dan het aantal sterfgevallen door corona die hiermee voorkomen
worden.1
Deelt de Minister de ernstige zorgen van de leden van de D66-fractie over de gevolgen
van lockdowns in ontwikkelingslanden voor de reguliere zorg? Denkt de Minister dat binnen de huidige
inzet van het kabinet voldoende rekening is gehouden met de impact van corona-maatregelen
op de reguliere zorg? In hoeverre is daarbij rekening gehouden met toegang van kwetsbare
groepen tot de zorg? In hoeverre is de Nederlandse inzet gericht op het continueren
van bestaande vaccinatieprogramma’s?
De aan het woord zijn de leden realiseren zich dat steun vanuit heel Europa nodig
zal zijn om de corona-crisis in ontwikkelingslanden het hoofd te bieden. De Minister
heeft aangegeven dat de Europese Commissie werkt aan een overzicht van de beschikbare
middelen van andere EU-lidstaten voor de bestrijding van de Corona-crisis.2
Is de Minister bereid de Kamer op de hoogte te houden van dit overzicht? Kan de Minister
daarbij inzichtelijk maken welke bijdragen additioneel zijn en welke bijdragen er
binnen de bestaande begrotingen worden vrijgemaakt?
De COVID-19 pandemie heeft eens te meer laten zien dat het verminderen van het risico
op rampen en het verhogen van de paraatheid om met rampen om te kunnen gaan van groot
belang zijn. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister bereid is om
hier meer in te investeren en aandacht aan te besteden, en daarbij specifiek de risico’s
omtrent klimaatverandering en biodiversiteitsverlies mee te nemen? Zo ja, op welke
manier?
De beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen blijft een groot probleem
voor ontwikkelingslanden, zo constateren de leden van de GroenLinks-fractie. De schaarse
middelen gaan vaak naar landen die vroeg kunnen bestellen en op tijd kunnen betalen.
Is het kabinet bereid om in internationaal verband in te zetten op sterkere coördinatie
met betrekking tot de verdeling van deze middelen, om te garanderen dat ook arme landen
toegang hebben? Zo ja, op welke manier?
De Minister merkt terecht op dat bij de ebola-crisis meer additionele sterfgevallen
waren te betreuren omdat de reguliere gezondheidszorg vanwege de crisis overbelast
raakte, dan sterfgevallen die direct aan ebola waren toe te schrijven. Op welke manier
zet het kabinet zich in om dit effect in ontwikkelingslanden zoveel mogelijk te beperken
bij de huidige pandemie, zo vragen deze leden?
De financieringsnoden van ontwikkelingslanden waren voor de coronacrisis al enorm.
Nu exportinkomsten sterk zijn teruggevallen en de kapitaaluitstroom juist is toegenomen,
hebben landen acute behoefte aan liquiditeit in harde valuta, zoals het kabinet terecht
opmerkt. Kan de Minister ingaan op recente besprekingen bij de G20 en de voorjaarsvergaderingen
van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en uiteenzetten in hoeverre
de uitkomsten daarvan aansluiten bij de behoeften van ontwikkelingslanden? Wat is
volgens het kabinet nog meer nodig en op welke manier wordt daaraan gewerkt?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de herkomst van de 100 miljoen
euro die is vrijgemaakt binnen de huidige budgettaire kaders. Kan de Minister hier
nader op ingaan? In hoeverre heeft dit gevolgen voor lopende programma’s en projecten?
Op welke manier wordt de continuïteit van lopende programma’s geborgd?
Deze leden hebben de indruk dat de 100 miljoen euro vooral via centrale kanalen wordt
ingezet. Op welke manier worden ambassades, vooral in de focusregio’s, betrokken bij
het vormgeven van de COVID-19 respons op landenniveau? Welke bijdrage zouden de ambassades
kunnen leveren? Welke financiële middelen zijn hiervoor beschikbaar?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn teleurgesteld dat de Minister ervoor kiest
om de middelen om ontwikkelingslanden bij te staan bij de bestrijding van het virus
alleen te zoeken binnen de huidige budgettaire kaders. Kan zij deze keuze toelichten?
Waarom wordt er niet voor gekozen om extra additionele middelen vrij te maken voor
ontwikkelingslanden? Hoe beoordeelt zij de breed gedragen oproep om 1% van de middelen
voor de ondersteuning van de Nederlandse economie te reserveren voor coronahulp in
ontwikkelingslanden? Is zij bereid om daaraan gehoor te geven?
Wat is de appreciatie van de Minister van de oproep van de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) voor 500 miljard dollar aan extra ODA voor ontwikkelingslanden? Wat zou
een eerlijke bijdrage van Nederland aan die oproep zijn? En kan het kabinet garanderen
dat absolute ODA-uitgaven in ieder geval niet verder zullen dalen als gevolg van de
verwachte economische teruggang?
De leden van de SP-fractie hebben met interesse de inzet van het kabinet voor de bestrijding
van de coronacrisis in ontwikkelingslanden gelezen. De leden stellen dat door deze
crisis de wereldwijde ongelijkheid zal toenemen en dat de Nederlandse inzet erop moet
toezien dit zoveel mogelijk te voorkomen. Bijvoorbeeld als het gaat om de wereldwijde
strijd om schaarse beschermingsmiddelen, hoe kunnen we toe naar meer coördinatie en
samenwerking internationaal, in plaats van de huidige concurrentie met hoge prijzen
tot gevolg? Wat staat er nationaal en internationaal aan wetten en regels in de weg
om dit organiseren? Wat voor hervormingen zijn er nodig op nationaal, Europees en
multilateraal niveau om deze contraproductieve realiteit in de toekomst te vermijden?
Deelt de Minister de mening van de leden van de SP-fractie dat de huidige concurrentiestrijd
voor beschermingsmiddelen laat zien dat dit meer leed veroorzaakt dan strikt noodzakelijk?
De leden van de SP-fractie zijn blij te lezen dat er 100 miljoen beschikbaar wordt
gesteld, maar vragen de Minister in detail te delen met de Kamer uit welke begrotingslijnen
van artikel 4 dit precies komt? Kan de Minister daarbij ook aangeven welke potjes,
fondsen of projecten hierdoor geen doorgang meer kunnen vinden? Is daarmee ook het
noodhulp budget voor 2020 volledig uitgeput? Zo ja, hoe worden noden door toekomstige
rampen of humanitaire crises straks gelenigd? Is de Minister het met de leden van
SP-fractie eens dat er additionele budgetten nodig zijn voor ontwikkelingssamenwerking
en humanitaire hulp, aangezien de coronacrisis in veel landen nog maar aan het begin
staat én andere lopende projecten niet komen stil te staan? Zo nee, waarom niet? Bovendien,
vragen de leden, zijn er mogelijkheden dat het noodhulppakket ook ten goede komt aan
kleinere, lokaal geïntegreerde partners opdat de snelheid en efficiëntie van de hulp
beter gewaarborgd wordt dan enkel via multilaterale partners?
Wederom vragen de leden van de SP-fractie aandacht voor de schuldenproblematiek. Hoewel
de leden erkennen dat het kabinet belangrijke stappen heeft gezet ten gunste van de
uitgave van Special Drawing Rights (SDRs) en de oproep voor een breed schuldenmoratorium, vragen de leden dit kabinet
ook te onderzoeken welke structurele oorzaken ten grondslag liggen aan de immer toenemende
schuldenlast. In hoeverre ziet de Minister een verband tussen de deregulering van
kapitaalstromen en de kwetsbaarheid van ontwikkelingslanden voor financiële schokken?
Welke maatregelen zouden landen hiertegen kunnen nemen? Welke wetten en regels, alsook
afspraken vastgelegd in vrijhandels- en investeringsakkoorden beletten ontwikkelingslanden
momenteel van het reguleren van kapitaaluitstroom? Meer specifiek vragen de leden
van de SP-fractie wat de positie is van het kabinet met betrekking tot de oproep van
UNCTAD voor het annuleren van 1 triljoen aan openstaande schuld?3
Zoals een onderzoek van Oxfam International laat zien4, kunnen mogelijk een half miljard mensen extra in de armoede belanden als gevolg
van de coronacrisis. De leden van de SP-fractie vragen een reactie op dit rapport.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie de Minister om in de langere termijn hulp
de macht van het kapitaal aan banden te leggen en voor structurele oplossingen voor
de ongelijkheid te richten op het versterken en opbouwen van de macht van de arbeid.
De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van de Minister over de Nederlandse
inzet bij het bestrijden van de coronacrisis in ontwikkelingslanden onder meer over
de waarschuwing van de Verenigde Naties voor sterke toename van gender-gerelateerd
geweld als gevolg van de coronacrisis en de onevenredige impact van de crisis op vrouwen
en meisjes. De COVID-19 crisis legt machtsongelijkheid meer dan eens bloot en laat
ook weer zien hoe overheden crises misbruiken om de ruimte van (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers
en vrouwenrechten in het algemeen in te perken. Op welke manier gaat de Minister bij
de Nederlandse inzet de hulp en focus op het versterken van vrouwenrechtenorganisaties
en de aanpak van de krimpende maatschappelijke ruimte behouden?
Ook vragen de aan het woord zijnde leden hoe de Minister er in de nieuwe regeling
die is gepubliceerd waardoor het voor organisaties die één miljoen of meer niet aan
andere programma’s kunnen besteden, het mogelijk is te her-alloceren voor COVID-19
response, voor gaat zorgen dat dit binnen de grenzen van haar eigen beleidskader met
betrekking tot gender sensitief en gender responsive beleid blijft?
De Minister biedt flexibiliteit aan programma’s die boven de één miljoen te besteden
hebben. Toch zullen er ook kleinere lopende programma’s zijn die noodzakelijke activiteiten
zullen willen of moeten aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden, zoals lokale partner(vrouwen)organisaties.
Het gaat bij veel van deze programma’s wellicht niet om hele grote bedragen, maar
juist die kleinere (lokale) projecten kunnen een grote impact hebben. Biedt de Minister
de mogelijk voor de lopende programma’s met een besteedbaar budget onder de één miljoen
om te her-alloceren voor COVID-19 response?
Na het adresseren van de medische aanpak van het virus, is het bijna onvermijdelijk
dat zich daar omheen ook sociale, economische en politieke problemen zullen voordoen.
Zal de nieuwe regeling mogelijk ook gaan gelden voor langere termijn projecten gericht
op sociale, economische en politieke ontwikkeling van landen?
De Minister schrijft in haar brief ook dat veel Afrikaanse landen al achter liepen
op het bereiken van de SDGs in 2030, maar dat de coronacrisis de voortuitgang richting
de SDGs teniet dreigt te doen. De Minister heeft in haar beleidsnota «Investeren in
Perspectief» onder meer de inzet op innovatieve financiering, bijvoorbeeld door middel
van impact bonds en blended finance, en het betrekken van private partijen om te investeren in ontwikkelingsprogramma’s
opgenomen. Eerder is al door de Verenigde Naties berekend dat 2,5–3 biljoen nodig
is om de SDGs in ontwikkelingslanden te bereiken, hetgeen door de huidige crisis nog
verder onder druk komt te staan. De financiering hiervan moet dus ook van andere bronnen
dan alleen overheidsfinanciering komen. Welke nieuwe innovatieve financieringsmodellen
zijn gestart? Wat zijn randvoorwaarden van het ministerie om dergelijke modellen te
ondersteunen? Welke successen zijn behaald? Welke lessen zijn er geleerd en kunnen
deze gedeeld worden?
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen dat SDG 3 Goede gezondheid en welzijn,
en daarvan in het bijzonder de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg
en de waarborging van seksuele rechten (SRGR) onder druk staat. Als gevolg van de
COVID-19 crisis kunnen er tekorten ontstaan van essentiële middelen, door problemen
met aanvoer van grondstoffen, fabrieken die stil liggen, en producten die niet vervoerd
kunnen worden en als gevolg van een virus zijn veel mensen aan huis gebonden. Dit
kan tot gevolg hebben dat veilige toegang tot abortus, HIV-medicatie, anticonceptie,
zwangerschapscontroles en veilige bevallingen die onder normale omstandigheden al
moeilijk zijn nu nog moeilijker gaan worden, zeker voor kwetsbare groepen zoals meisjes
en andere jongeren. Het risico is groot dat maatschappelijke organisaties die werkzaam
zijn op dit terrein grote gevolgen ondervinden voor hun werk door een gebrek aan digitale
voorzieningen, onveilige digitale hulpmiddelen, verbod op samenkomsten en waarschijnlijk
ook onvoldoende flexibele financiering. Voor het overeind houden van SRGR zijn deze
organisaties van groot belang en daarom willen de aan het woord zijnde leden graag
van de Minister weten of zij ook hier mogelijkheden ziet om SRGR, inclusief HIV/aids
te verankeren in de COVID-19 respons en gerelateerde noodhulp, en welke flexibiliteit
ingebouwd kan worden om organisaties in staat te stellen hun werk te blijven doen.
Wat betreft de inzet voor internationale coronabestrijding zouden de leden van de
ChristenUnie-fractie een concreter beeld willen hebben van de daadwerkelijke situatie.
In de brief wordt gesproken over 15000 vastgestelde gevallen in Afrika, maar hoe zijn
deze over de landen verdeeld en wat is de respons in elk van die landen? Zijn er specifieke
hulpvragen uit getroffen landen gekomen? Zijn er inmiddels nieuwe cijfers over de
verspreiding?
In het licht van de wereldwijde coronapandemie constateert de Minister terecht dat
het gezondheidssysteem in veel Afrikaanse landen zwak is.5 Tevens wordt vastgesteld dat Afrikaanse landen naar verwachting ook economisch fors
geraakt worden door het coronavirus, alleen al vanwege de omvangrijke informele economie
en het grote aantal «dagloners». De leden van de SGP-fractie verwelkomen dat Nederland
een bedrag van EUR 100 miljoen gealloceerd heeft voor het bestrijden van de coronacrisis.
Is Nederland bereid hier indien nodig een bedrag aan toe te voegen, zo vragen deze
leden? Zij verwijzen daarbij ook naar oproepen als «No country is safe until every
country is safe» van onder meer vertegenwoordigers van Amref Flying Doctors, Cordaid
en Philips Nederland, en naar het verzoek van het Rode Kruis om additionele financiële
middelen vrij te maken voor de internationale noden, waaronder voor rampen-risicovermindering,
paraatheid en innovatie. Graag vernemen zij hoe de Minister deze oproepen beoordeelt,
en in hoeverre zij de noodzaak ziet om hier concreet gevolg aan te geven. De leden
van de SGP-fractie roepen de Minister op (extra) budgetten niet als vanzelfsprekend
via multilaterale organisaties te alloceren, maar steun en financiering ook via kleinere
en/of gespecialiseerde (non-gouvernementele) organisaties te laten verlopen. Gedegen
kennis van de lokale context blijft immers cruciaal voor effectieve interventies.
Tot slot verzoeken deze leden de Minister om, onder meer op basis van de aangenomen
motie Van der Staaij,6 niet alleen te investeren in versterking van gebrekkige gezondheidszorgsystemen in
ontwikkelingslanden, maar eveneens te (blijven) investeren in een goede voedselvoorziening
en het mitigeren van economische nadelen voor met name mensen in de informele economie.
De leden van de SGP-fractie zien de WHO als een belangrijke internationale organisatie
voor het gecoördineerd bestrijden van het coronavirus. Wat is de inzet van de Minister
om binnen de WHO een open en effectieve dialoog te bevorderen over de bestrijding
van het coronavirus, maar ook over de oorza(a)k(en) ervan – in het bijzonder in het
licht van «wildmarkten» in China? Beaamt de Minister bovendien dat ook onder meer
Taiwan, die een bewezen effectieve aanpak van het coronavirus organiseerde, op serieuze
en zinvolle wijze gehoord en betrokken dient te worden bij de coronabestrijding in
WHO-verband? Zo ja, hoe kan en wil zij dit bevorderen?
Nieuwe jongerenstrategie «Youth at heart»
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de nieuwe jongerenstrategie
van de Minister. Zij hebben hier nog enkele vragen over. Terecht wijst de Minister
in haar brief op het belang van onderwijs en werkgelegenheid voor jongeren in focuslanden,
om hen in hun thuisland perspectief te bieden. De voorgenoemde leden plaatsen deze
inzet ook in het kader van de afspraken in het regeerakkoord, waarin een focus op
het tegengaan van de grondoorzaken van migratie is afgesproken. Kan de Minister bevestigen
dat de jongerenstrategie in dit perspectief bezien moet worden? Zo ja, kan zij toelichten
waarom het tegengaan van de grondoorzaken van migratie niet in de onderliggende jongerenstrategie
vermeld wordt? Op welke wijze is bij het formuleren van deze strategie rekening gehouden
met de grondoorzaken van migratie en de manier waarop deze het best weggenomen kunnen
worden? Op welke manier kan de jongerenstrategie een bijdrage leveren aan het verbeteren
van de terugkeer van uitgeprocedeerde migranten, bijvoorbeeld door hen aansluiting
te laten vinden bij een door het ministerie ondersteund project in hun thuisland?
Kan zij eveneens toelichten met welke maatschappelijke organisaties gesproken is gedurende
de totstandkoming van de strategie?
In de jongerenstrategie wijst de Minister terecht op het belang van de aansluiting
tussen onderwijs en de praktijk. De leden van de VVD-fractie menen echter dat voor
het structureel verbeteren van het onderwijs in focuslanden op dit punt niet alleen
het opzetten van eigen programma’s een mogelijk middel is, maar dat het ook effectief
kan zijn om hierover in dialoog te gaan met de betrokken focuslanden. Is de Minister
dit van plan?
De leden van de VVD-fractie lezen eveneens in de jongerenstrategie dat aansluiting
gezocht zal worden met de handelsagenda. Kan zij toelichten hoe deze aansluiting eruit
ziet? Wordt het Nederlandse bedrijfsleven betrokken bij het opzetten van werkgelegenheidsprojecten?
Kan de Minister toelichten met welke sectoren zij contact heeft binnen het Nederlandse
bedrijfsleven ten behoeve van de jongerenstrategie?
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de nieuwe jongerenstrategie «Youth
at heart». Deze leden vragen de Minister ten eerste welke gevolgen de huidige crisis
heeft voor deze strategie. Dient deze in de ogen van de Minister aangepast te worden?
Aangezien de Minister stelt dat de jongerenstrategie in het hart van het Nederlandse
ontwikkelingssamenwerkingsbeleid staat en jongeren waarschijnlijk onevenredig hard
economisch getroffen worden door de crisis, vragen deze leden de Minister in hoeverre
er nu extra ingezet wordt op het perspectief voor jongeren. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister in aanvulling op de beschreven jongerenstrategie de gevolgen van
COVID-19 crisis te analyseren op de drie kernthema’s zoals geformuleerd in de brief,
namelijk werk, onderwijs en maatschappelijke positie van jongeren.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de jongerenstrategie
«Youth at heart» en hebben hierover nog enkele vragen.
Kan de Minister toelichten welk deel van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2020 wordt vrijgemaakt voor de jongerenstrategie
«Youth at heart»? Kan de Minister daarbij onderscheid maken tussen de uitgaven voor
onderwijs, werk en de maatschappelijke positie van jongeren?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de nieuwe
jongerenstrategie en verwelkomen deze. Investeren in het perspectief van jongeren
is van het grootste belang. Wat betekent de COVID-19 pandemie voor de strategie? Welke
delen van de strategie verdienen bijzondere aandacht in de huidige context en in hoeverre
kan de inzet op deze onderdelen worden versneld?
Deze leden hebben de indruk dat de nieuwe programma’s vooral gericht zijn op de aanbodkant
van de arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden. Deelt de Minister deze inschatting en
kan zij nader ingaan op de concrete wijze waarop de verschillende programma’s pogen
bij te dragen aan banengroei voor jongeren?
Deze leden vragen zich ook af hoe het kabinet kijkt naar de rol van overheden van
ontwikkelingslanden bij het bereiken van de doelstellingen van de jongerenstrategie.
Zijn er programma’s binnen de strategie die zullen werken aan het versterken van de
capaciteiten van overheden, zoals Ministeries van Werkgelegenheid of vergelijkbare
instituties?
Deze leden delen de analyse dat de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
(SRGR), vaak specifiek van meisjes en jonge vrouwen, van groot belang is om kansen
op het gebied van onderwijs en werk te kunnen benutten. Vroegtijdige zwangerschappen
en gedwongen huwelijken vormen bijvoorbeeld een grote belemmering voor de kansen van
jonge meisjes. Hoe verhoudt de nieuwe jongerenstrategie zich tot de inzet van Nederland
op het gebied van SRGR? Is de Minister bereid om binnen deze strategie extra aandacht
te besteden aan interventies die meisjes en jonge vrouwen ondersteunen met toegang
tot essentiële goederen, diensten, informatie en voorlichting op dit gebied? Een hoger
aandeel vrouwelijke leerkrachten op scholen kan ook een grote bijdrage leveren, zo
denken deze leden. Zij vervullen een voorbeeldfunctie voor jonge meisjes, dat een
baan ook voor hen is weggelegd, en kunnen bovendien meisjes op school betere ondersteuning
bieden op het gebied van SRGR. Is de Minister bereid om bij interventies op onderwijsgebied
structureel aandacht te besteden aan het opleiden en werven van meer vrouwelijke leerkrachten?
Deze leden zijn blij dat de strategie zich onder andere richt op goed onderwijs. Bij
de interventies gaat de strategie in op verschillende manieren waarop het beroepsonderwijs
wordt versterkt. Kan de Minister ingaan op de wijze waarop ook wordt gewerkt aan het
versterken van de capaciteit van instellingen in het hoger onderwijs?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de gevolgen van de COVID-19
pandemie voor onderwijssystemen in ontwikkelingslanden, nu veel landen hebben besloten
om de scholen te sluiten. Op welke manier spelen de onderwijsprogramma’s die door
Nederland worden ondersteund hierop in? In hoeverre kunnen deze programma’s hun interventies
snel aanpassen om bijvoorbeeld digitale vormen van onderwijs mogelijk te maken?
Met betrekking tot het ondersteunen van beroepsopleidingen en trainingen vragen deze
leden zich af in hoeverre daarbij wordt rekening gehouden met lange termijn trends,
zoals klimaatverandering, milieuvervuiling en biodiversiteitsverlies. Wordt binnen
de strategie specifiek aandacht besteed aan het ondersteunen van opleidingen rond
deze thema’s, zoals duurzaam bosbeheer?
Door de huidige coronacrisis wordt er noodzakelijkerwijs minder gereisd en meer thuisgewerkt,
waardoor we allemaal meer gewend raken aan digitale interacties, zo merken deze leden.
Is het kabinet bereid om er op aan te sturen dat trainingen en korte cursussen in
het kader van de jongerenstrategie, waar mogelijk, meer gaan inzetten op digitale
hulpmiddelen, en dat op deze manier het aantal langeafstandsvluchten voor korte cursussen
kan worden verminderd?
De leden van de PvdA-fractie willen de Minister bedanken voor de strategie «Youth
at heart». Wel willen de leden graag weten wat de (eventuele) gevolgen van de COVID-19
crisis zijn op de strategie «Youth at heart»? Kunnen de geplande programma’s die zich
richten op onderwijs en jongerenwerkgelegenheid nog wel doorgang vinden? Denkt de
Minister dat het nog mogelijk is om eind 2020 een internationale conferentie te organiseren?
De Minister geeft in de strategie aan dat het behalen van onder meer SDG 4 op het
gebied van kwaliteitsonderwijs nog niet op koers ligt. Er zijn een aantal lopende
programma’s die een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van onderwijs in focuslanden,
waaronder het Orange Knowledge Programme, het Challenge Fund for Youth Employment,
het Nexus Skills And Jobs programma, het Global Partnership for Education en het «Education
can not wait»-programma. Hoe ziet de Minister de toekomst van kennissamenwerking in
dit kader?
Vooral meisjes en jonge vrouwen ervaren grote obstakels tot het volgen van onderwijs,
bijvoorbeeld door menstruatie, vrouwelijke genitale verminking of zwangerschap. Juist
door de COVID-19 crisis staat voor veel vrouwen de toegang tot menstruatieproducten
en veilige, schone sanitaire voorziening, maar ook tot anticonceptie en veilige abortus
nog meer onder druk. Is de Minister bereid zich in te spannen voor het waarborgen
en bevorderen van toegang tot deze essentiële voorzieningen, en hierbij niet alleen
het perspectief maar ook de stem van jongeren actief te betrekken?
De huidige COVID-19 crisis maakt de noodzaak voor vernieuwing en innovatie in ontwikkelingslanden
op onderwijsgebied extra urgent. Te denken valt aan bijvoorbeeld online onderwijs.
Nederland wil zich internationaal als digitale koploper positioneren. Hoe ziet de
Minister de toekomst van Nederlandse kennissamenwerking op dit punt?
De leden van de PvdA-fractie willen graag weten of er binnen de begroting van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking als gevolg van de herschikking van middelen die
ingezet worden in de strijd tegen COVID-19 nog voldoende middelen beschikbaar zijn
om de strategie «Youth at heart» te financieren? Op dit moment komen de extra middelen
uit het noodhulpbudget, de COVID-19 crisis komt bovenop andere crises waar veel mensen
al onder gebukt gaan, zoals gewapende conflicten, honger, onvoldoende toegang tot
zorg en sprinkhanenplagen die voedselzekerheid ondermijnen. Het virus zal helaas niet
voorkomen dat er ook andere crises zich zullen aandienen. Is de Minister bereid gehoor
te geven aan de oproep om 1% van het pakket aan Nederlandse noodmaatregelen te oormerken
voor de internationale bestrijding om de extra uitgaven uit de begroting van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor de bestrijding van de COVID-19 crisis op
te vangen? En is de Minister bereid om meer te investeren in de rampen-risicovermindering,
paraatheid en innovatie? Hoe kan de Minister zorgen dat investeringen via kanalen
als de Wereldbank, rekening houden met rampenrisico's, en daarbij specifiek klimaatverandering
en herstel van ecosystemen meenemen?
De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich goed vinden in de aanpak die de Minister
kiest in het vergroten van de perspectieven voor jongeren in ontwikkelingslanden.
Het lijkt hen inderdaad van belang dat onderwijs beter aansluit op behoeften van de
lokale economieën. Is de Minister het echter met deze leden eens dat ook rechtszekerheid
een belangrijke factor is voor de kansen die jongeren hebben op werk en op het kunnen
starten van een eigen onderneming? Zo ja, hoe kan aan deze belangrijke voorwaarde
voor ontwikkeling worden bijgedragen door het Nederlandse beleid?
De leden van de SGP-fractie zijn in algemene zin buitengewoon positief over de inzet
voor onderwijs, werk en de politiek-maatschappelijke participatie van jongeren in
lage- en middeninkomenslanden. Deze leden erkennen dat de voorgestelde aanpak in belangrijke
mate kan bijdragen aan het realiseren van SDGs 4 (onderwijs) en 8 (waardig werk en
economische groei). Zij waarderen de inzet om de dialoog en samenwerking tussen overheid,
onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld in doellanden te
bevorderen, zodat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter overeenkomen. Anders gezegd:
zodat jongeren de kennis en vaardigheden opdoen om zich te ontwikkelen tot goede werknemers
en/of ondernemers. Deze leden steunen het uitgangspunt hierbij zo goed mogelijk aansluiting
te zoeken op de lokale context. Ook feliciteren de leden van de SGP-fractie de Minister
met het aanstellen van een Ambassadeur voor Jongeren, Onderwijs en Werk, en wensen
de ambassadeur veel succes bij het uitvoeren van de werkzaamheden.
De leden van de SGP-fractie vragen in algemene zin naar de gevolgen van de coronacrisis
voor de uitvoering van de jongerenstrategie. Kan de komende jaren op de oorspronkelijk
beoogde wijze worden geïnvesteerd in en door middel van de zeven genoemde programma’s?7 Kan de Minister verduidelijken hoe capaciteit en budgetten over de diverse genoemde
mechanismen verdeeld worden? Voor welke programma’s is of wordt wel gekozen voor concrete
streefcijfers, voor welke niet, en waarom, zo willen deze leden weten? Op welke wijze
wordt inzicht verkregen in de efficiëntie en effectiviteit van programma’s bij het
ontbreken van streefcijfers? Kan de Minister tevens de keuze toelichten voor de specifieke
focus- of partnerlanden binnen bijvoorbeeld de programma’s Nexus Skills and Jobs,
Prospects en Orange Corners, zo vragen de leden van de SGP-fractie?
Ook vragen de leden van de SGP-fractie in hoeverre de coronacrisis invloed heeft op
de ambitie om juist op de terreinen onderwijs, werk en jongerenparticipatie wereldwijd
een «voortrekkersrol» te vervullen? Hoe ziet de Minister die voortrekkersrol precies,
en zijn er andere landen die evenals of in navolging van Nederland eenzelfde jongerenstrategie
uitrollen, zo vragen de leden van de SGP-fractie?
De leden van de SGP-fractie steunen in het kader van onderwijs de inzet op het ontwikkelen
van digitale kennis, sociale vaardigheden, en aanpassings- en probleemoplossend vermogen.
Terecht gaat daarbij bijzondere aandacht uit naar kwetsbare groepen zoals meisjes
en vluchtelingen. Inzake vluchtelingen vragen de leden van de SGP-fractie naar het
draagvlak voor gerichte onderwijs-, werk- en ondernemerschapsprojecten onder de autoriteiten
van gastlanden. Wat betreft de positie van meisjes steunen deze leden de inzet om
gedwongen (kind)huwelijken en tienerzwangerschappen tegen te gaan. Wil de Minister
in dat kader waar nodig extra inzetten op veiligheid en rechtsbescherming, in lijn
met SDG 16?8 Wat wordt daarnaast bij (onbedoelde) zwangerschappen concreet de inzet op goede moeder-
en kindzorg? Wat de leden van de SGP-fractie betreft vervangt deze zorg het (mede)
mogelijk maken van «veilige abortus».
De leden van de SGP-fractie steunen de kabinetsinzet op beter beroepsonderwijs en
verbetering van het imago daarvan. Dit kan werkloosheid helpen tegengaan. De leden
van de SGP-fractie steunen tevens de speciale focus op de landbouw- en ICT-sector.
In hoeverre zijn of worden het Nederlandse Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
maar ook Nederlandse kennisinstellingen zoals agrarische hogescholen of de Wageningenuniversiteit
(WUR), betrokken bij de inzet op onderwijs en ondernemerschap binnen de agri- en energiesector?
Kan de Minister tot slot toelichten wat naar verwachting de gevolgen zijn van beter
onderwijs en meer werkgelegenheid in de beoogde lage- en middeninkomenslanden op de
omvang van (irreguliere) migratie naar Europa?
Reactie op moties ingediend tijdens het VAO Versterking Maatschappelijk Middenveld
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor het toezenden van een reactie
op de tijdens het VAO Maatschappelijk Middenveld ingediende moties. Zij hebben hier
enkele vragen over. Zo lezen zij dat «beperkte inzet buiten de focusregio’s en -landen
mogelijk blijft» bij het aanvragen van subsidie in het beleidskader. Kan de Minister
toelichten of zij tot dusver signalen of aanvragen heeft ontvangen van maatschappelijke
organisaties om gesubsidieerde projecten uit te voeren buiten de focusregio’s? Zo
ja, om welke projecten gaat het en in welke landen zullen deze projecten plaatsvinden?
Kan de Minister toelichten wat in dit verband haar interpretatie van «beperkte inzet»
is? Wat is het maximumbedrag dat gealloceerd zal worden voor projecten buiten de focusregio’s?
En deelt de Minister daarbij eveneens de observatie dat het aanbrengen van focus in
het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid dit beleid effectiever maakt? Zo ja, kan zij
toezeggen dat met het toekennen van subsidie voor projecten buiten focusregio’s grote
terughoudendheid zal worden betracht, teneinde de effectiviteit van het beleid te
bevorderen?
Tot slot vragen de voorgenoemde leden of de Minister kan toelichten of zij aanleiding
ziet in de recente ontwikkelingen rondom het coronavirus om terughoudendheid te betrachten
bij het al te snel toekennen van subsidies en het tekenen van contracten. Deze leden
wijzen er namelijk op dat als gevolg van de snelle ontwikkelingen rondom het coronavirus
de uitdagingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking in de focusregio’s aan
voortdurende verandering onderhevig is. Is de Minister bereid toe te zeggen dat ze
waar mogelijk terughoudendheid zal betrachten bij het toekennen van subsidies of het
tekenen van contracten binnen het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld
zolang de situatie rondom het coronavirus nog zo diffuus is? En kan zij toelichten
in hoeverre zij overweegt om eventuele gebudgetteerde bijdragen binnen het beleidskader
vooralsnog te reserveren voor een eventuele additionele bijdrage aan de internationale
inzet gericht op het bestrijden van het coronavirus in ontwikkelingslanden?
Tot slot hebben de leden van D66-fractie met belangstelling kennisgenomen van de toelichting
van de Minister op de opvolging van de moties ingediend tijdens het VAO Versterking
Maatschappelijk Middenveld. Zij lezen dat het binnen het beleidskader mogelijk is
voor maatschappelijke organisaties om vanuit het gekozen thema verbindingen te leggen
met andere thema’s.
Welke mogelijkheden biedt het beleidskader voor maatschappelijke organisaties om in
te spelen op de uitdagingen van de corona-crisis? Kan de Minister aangeven in hoeverre
de corona-crisis vertragingen oplevert voor de uitvoer van het subsidiekader? Zijn
er NGO’s die problemen ondervinden bij het aanvragen van subsidies?
Overig
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor het beantwoorden van de vragen
in het schriftelijk overleg Noodhulp. Daarin geeft de Minister aan dat de Nederlandse
ontwikkelingsorganisaties gebruik kunnen maken van het Nederlandse Noodpakket voor
Werkgelegenheid (NOW). De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een korte
toelichting op de gesprekken die gevoerd zijn met de sector over het functioneren
van de sector in de huidige crisis en tegen welke problemen de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties
en Nederlandse ontwikkelingsprojecten aanlopen.
Wederom willen de leden van de CDA-fractie de inbreng afsluiten met de Minister kracht
en wijsheid toe te wensen in deze uitzonderlijke crisis.
Tenslotte hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog enige vragen over de mogelijk
negatieve gevolgen van contraterrorisme-maatregelen voor ontwikkelingsprojecten die
niet direct onder humanitaire hulpverlening vallen. Kan de Minister ingaan op de wenselijkheid
en uitvoerbaarheid van de maatregelen in de context van dergelijke projecten? Is zij
in gesprek met haar collega’s van de ministeries van Financiën en Justitie en Veiligheid
over de impact van de maatregelen voor ontwikkelingsprojecten die niet humanitaire
hulpverlening betreffen?
De leden van de PvdA-fractie hebben nog een vraag over een specifieke voorwaarde die
in het Maatschappelijk Middenveld-beleidskader is opgenomen waarin staat dat indieners
verplicht zijn om uit te sluiten dat Nederlandse steun in welke vorm dan ook terechtkomt
bij organisaties en/of personen op sanctielijsten en dit geldt niet alleen voor directe
samenwerking, maar ook voor het aannemen van onderaannemers en natuurlijke personen
inclusief deelnemers aan workshops, trainingen en andere ontvangers van hulp. Deze
leden willen graag weten hoe de praktische gevolgen van deze voorwaarden uitpakken
voor NGO’s en hun medewerkers. Kan de Minister aangeven hoe zij de wenselijkheid en
uitvoerbaarheid van deze regels kan waarborgen? Gaat de Minister in overleg met (potentiële)
hulporganisaties hoe waarborgen wel en niet in de praktijk kunnen worden gebracht?
Is de Minister in overleg met haar collega’s van de ministeries van Financiën en Justitie
en Veiligheid over de impact en gevolgen van deze maatregelen op ontwikkelingssamenwerkingsprojecten?
Tot slot hebben de leden van de PvdA-fractie nog steeds grote zorgen over de acute
humanitaire nood in vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden. Kan de Minister aangeven
hoeveel kwetsbare kinderen er nog vastzitten, hoeveel kinderen inmiddels al zijn opgehaald
door andere EU landen, en wat de situatie is voor kinderen die naar het Griekse vasteland
zijn gebracht?
En is Minister bereid zich nogmaals in kabinetsverband in te spannen om te zorgen
dat ook Nederland deze kinderen gaat opvangen, zoals veel gemeenten en ngo's hebben
bepleit?
Tot slot zouden de leden van de ChristenUnie-fractie graag meer willen weten over
het «Partnership for improving Prospects for host communities and forcibly displaced
persons». Kan de Minister de Kamer een brief sturen waarin zij hier meer informatie
over geeft?
II. Antwoord / Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
Nederlandse inzet bestrijden coronacrisis ontwikkelingslanden. Kamerstuk 33 625, nr. 293 – Brief regering d.d. 14-04-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Nieuwe jongerenstrategie «Youth at heart». Kamerstuk 34 952, nr. 104 – Brief regering d.d. 17-02-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Reactie op moties ingediend tijdens het VAO Versterking Maatschappelijk Middenveld
van 14 november 2019. Kamerstuk 34 952, nr. 105 – Brief regering d.d. 21-02-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.