Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda ingelaste bijeenkomst NAVO-ministers van Defensie op 15 april 2020 (Kamerstuk 28676-339)
28 676 NAVO
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 340 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 april 2020
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister voor Defensie over de brief van 9 april 2020 inzake de geannoteerde
agenda van de ingelaste bijeenkomst NAVO-Ministers van Defensie op 15 april 2020 (Kamerstukken
28 676 en 25 295, nr. 339).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 april 2020 aan de Minister voor Defensie voorgelegd.
Bij brief van 14 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De griffier van de commissie, De Lange
Vragen en antwoorden
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over het aanhoudende belang van de
afschrikking en verdediging van het bondgenootschap.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
ingelaste bijeenkomst van NAVO-Ministers van Defensie op 15 april aanstaande, in het
kader van de uitbraak van COVID-19. Zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele
vragen en zijn zo vrij geweest tevens het verslag van de bijeenkomst van de Ministers
van Defensie op 12 en 13 februari 2020 (Kamerstuk 28 676, nr. 334) hierbij te betrekken.
De leden van de GroenLinks-fractie danken de Minister voor het toesturen van de geannoteerde
agenda van de ingelaste bijeenkomst van NAVO-Ministers van Defensie. Zij hebben enkele
vragen.
De leden van de SP-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de organisatie
van de ingelaste videobijeenkomst van de NAVO-Ministers van Defensie. Daarbij hebben
deze leden een aantal indrukken, vragen en opmerkingen naar aanleiding van de geannoteerde
agenda en ook op basis van de publieke berichtgeving.
Vraag 1
De eerste vraag is wie de initiatiefnemer is van deze ingelaste vergadering? Waarom
wordt daartoe nu pas besloten? Wat is de onmiddellijke aanleiding om het nu te doen?
Deze leden vragen of de Minister van Defensie de opvatting deelt dat er te lang is
gewacht, aangezien het volgens deze leden al weken duidelijk is dat de pandemie niet
alleen gevolgen heeft voor zeer grote delen van de burgermaatschappij, maar ook voor
de gereedheid van de troepen van de NAVO-bondgenoten.
Antwoord
De Ministers van Buitenlandse Zaken spraken tijdens hun bijeenkomst op 2 april jl.
over de uitbraak van COVID-19. Uw Kamer is over de uitkomsten van deze bijeenkomst
geïnformeerd (Kamerstuk 28 676, nr. 338). In navolging op deze bespreking komen, op initiatief van de secretaris-generaal
van de NAVO, de Ministers van Defensie op 15 april bijeen. De Ministers spreken over
steunmaatregelen, maar kijken ook vooruit en starten een strategische discussie over
de langetermijngevolgen van de uitbraak. Voorafgaand aan de ministeriële bijeenkomsten
hebben de strategische en operationele commandanten van de NAVO maatregelen getroffen
om de veiligheid van NAVO-militairen in missies, operaties en activiteiten te waarborgen.
De uitbraak van COVID-19 stelt bondgenoten voor ongekende uitdagingen. Hoewel de NAVO
niet de eerst aangewezene is, speelt het bondgenootschap een rol in de bestrijding
van deze crisis. Sinds het uitbreken van de crisis heeft de NAVO bijvoorbeeld het
Euro-Atlantic Disaster Response Coordination Centre (EADRCC) in werking gesteld. Dit wordt gebruikt om vraag en aanbod bij elkaar te
brengen, bijvoorbeeld om te voorzien in luchttransport voor medische goederen. Een
ander voorbeeld is de NATO Support and Procurement Agency (NSPA) dat bondgenoten kan helpen met de aanschaf van goederen, zoals tenten om een
noodhospitaal in te kunnen richten.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting op wat er momenteel gedaan wordt
om effecten van het coronavirus op de gereedheid van eenheden te minimaliseren. Deze
leden vragen daarbij ook aan te geven wat de verwachte gevolgen van stilgelegde of
afgeschaalde oefeningen en de civiele inzet van militairen is op de toekomstige gereedheid
van het bondgenootschap, zoals de beschikbaarheid en getraindheid van eenheden die
op de rol staan voor de VJTF, NRF en vlootverbanden in de komende maanden en jaren?
Antwoord
Opleiden, trainen en oefenen in nationaal en internationaal verband is essentieel
voor het bereiken of het op peil houden van de operationele gereedheid van defensie-eenheden.
Om de inzetbaarheid ook op termijn te garanderen gaat opleiden, trainen en oefenen
binnen Defensie in deze crisistijd zoveel mogelijk door, maar worden er protocollen
gebruikt of uitgewerkt om zo veel als mogelijk te werken binnen de richtlijnen van
het RIVM. Op dit moment is er nog geen negatief effect op de beschikbaarheid en getraindheid
van eenheden. Als de beperkingen echter langer voortduren loopt op termijn de operationele
gereedheid terug. Defensie analyseert continue nauwlettend de gevolgen van de beperkende
maatregelen en neemt mitigerende stappen indien nodig.
Vraag 3
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over de risico’s dat de
verdere modernisering van krijgsmachten van lidstaten in het gedrang komt. Zijn er
binnen het bondgenootschap gesprekken gaande om dit te voorkomen dat extra geld voor
de bestrijding van het coronavirus en economisch herstel niet ten koste gaat van investeringen
in defensie?
Antwoord
De NAVO stelt op basis van een analyse van de veiligheidssituatie doelstellingen op
voor capaciteiten die nodig zijn om de gezamenlijke veiligheid te waarborgen. Deze
capaciteitendoelstellingen worden verdeeld onder de bondgenoten, en ook Nederland
heeft deze geaccepteerd. Hoewel er belangrijke stappen zijn gezet, kan Nederland nog
onvoldoende invulling geven aan deze capaciteitendoelstellingen. Het kabinetsbeleid
om de defensie-uitgaven in de richting van de NAVO-norm van twee procent van het BBP
te bewegen blijft dan ook onveranderd. Nederland zal deze positie in de vergadering
uitdragen.
Vraag 4
En in hoeverre loopt de modernisering van krijgsmachten vertraging op omdat werk in
de defensie-industrie stil komt te liggen? Kan de Minister hierbij ook aangeven of
derde landen eveneens wapenontwikkeling stilleggen of minder investeren in defensie,
of dat de NAVO-lidstaten dit in grotere mate doen en zo een relatieve achterstand
oplopen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Antwoord
De noodzakelijke kabinetsmaatregelen ter bescherming van de volksgezondheid als gevolg
van COVID-19, leggen ook beperkingen op voor de defensie-industrie. Dit heeft zijn
weerslag op de uitvoering van Defensiematerieelprojecten. Zoals bekend heeft het kabinet
noodmaatregelen gepresenteerd en daarin verschillende generieke steunmaatregelen aangekondigd
om ZZP’ers, MKB-ondernemers en grootbedrijven financieel te helpen in deze moeilijke
tijd. Deze maatregelen staan ook de defensie-industrie ter beschikking. Om de effecten
van de crisis in kaart te brengen, onderhoudt Defensie nauw contact met het Ministerie
van Economisch Zaken en Klimaat en de stichting Nederlandse Industrie voor Defensie
en Veiligheid.
Het Ministerie van Defensie heeft in het kader van deze crisis een brief verstuurd
naar ongeveer vijfhonderd bedrijven, waarin de partners worden verzocht om hun uitdagingen
en knelpunten vroegtijdig kenbaar te maken zodat daar waar mogelijk passende maatregelen
getroffen kunnen worden. Het gaat om knelpunten bij aanbestedingen en de uitvoering
van contracten als gevolg van de COVID-19-uitbraak. Defensie zal in deze uitzonderlijke
tijden de nodige coulance betrachten bij de beoordeling van verzoeken van ondernemers.
Daarnaast heeft Defensie maatregelen getroffen om ketenpartners, die relevant zijn
voor het vitale proces «inzet Defensie», eventueel uit te zonderen in het geval dat
een verregaande lockdown noodzakelijk blijkt.
Het mogelijke effect van COVID-19 en de noodzakelijke overheidsmaatregelen op de modernisering
van de krijgsmacht is vooralsnog niet duidelijk. Ook over de concrete effecten van
deze crisis op de defensie-industrie in derde landen is nu geen gedetailleerd beeld
voorhanden. Derde landen delen deze informatie doorgaans niet op grond van overwegingen
van nationale veiligheid en/of vanwege het commercieel-vertrouwelijke karakter van
die informatie.
Vraag 5
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de bijeenkomst van Ministers in het teken
staat van de gevolgen van de coronacrisis. Hun eerste vraag betreft daarom op welke
wijze de verspreiding van het virus direct de inzet van de NAVO raakt. Deze leden
vragen aan te geven hoeveel besmettingen momenteel bekend zijn binnen de huidige NAVO-missies?.
De Minister van Defensie refereerde hier immers al aan in een recente uitzending van
Op1, waar zij aangaf dat er één Nederlandse besmetting op missie was geconstateerd.
Op welke wijze wordt hier binnen de NAVO-missies breed mee omgegaan? Hoe wordt medische
hulp aan deze patiënten georganiseerd?
Antwoord
In alle missies worden preventieve COVID-19 maatregelen genomen door het gastland,
de missieleiding, de zogenoemde lead nation en/of de nationale contingenten. Binnen de NAVO-missies zijn COVID-19 besmettingen
geconstateerd. Als de medische zorg binnen de missie of het gastland niet kan worden
gegarandeerd worden besmette militairen naar het thuisland gerepatrieerd.
Nederland heeft militairen met lichte ziekteverschijnselen en/of een positieve test
op COVID-19 waar nodig teruggehaald. In vrijwel alle gevallen keren de militairen
na hersteld te zijn terug in de missie. Daarnaast zijn militairen teruggehaald waarvan
de werkzaamheden als gevolg van COVID-19 tijdelijk zijn stilgelegd. Dit wordt in relatie
tot de COVID-19-uitbraak niet-essentieel personeel genoemd.
Vraag 6
Gezien de Coronacrisis vragen de leden van de D66-fractie in welke mate de inzet van
de extra middelen die het kabinet heeft vrijgemaakt hetzelfde blijft. Blijven de NAVO-prioriteiten
naar aanleiding van de coronacrisis hetzelfde of worden andere prioriteiten gesteld?
Deze leden vragen wat het betekent voor de Nederlandse inzet indien deze prioriteiten
worden bijgesteld.
Antwoord
De NAVO stelt op basis van een analyse van de veiligheidssituatie doelstellingen op
voor capaciteiten die nodig zijn om de gezamenlijke veiligheid te beschermen. De langetermijngevolgen
van de COVID-19-uitbraak zijn nog niet duidelijk, maar zouden het bondgenootschap
kunnen noodzaken de doelstellingen aan te passen. Dat is op dit moment niet aan de
orde. De prioritering blijft daarom vooralsnog onveranderd. Voor Nederland betekent
dat de prioritering zoals beschreven in het nationaal plan dat eind 2018 aan de NAVO
is gestuurd.
Vraag 7
De leden van de D66-fractie zijn tevreden over het feit dat, zoals toegezegd in het
algemeen overleg van 5 februari 2020, nu ook inzicht is gegeven in de brutobedragen
wat betreft de militaire inzet van de bondgenoten en de schema’s die in het verslag
van de vorige bijeenkomst zijn toegevoegd. De leden constateren dat in de tabel met
brutobedragen te zien is dat Nederland op de negende plaats staat van de 29 Europese
bondgenoten plus Canada in 2024. Wanneer de absolute getallen worden vertaald in percentages
van het bruto binnenlands product, blijkt dat Nederland in 2024 op de 26e plek van
de 29 bondgenoten staat. Dat verschil is groot, maar geeft wat de aan het woord zijnde
leden betreft wel goed inzicht in het feit dat Nederland het in vergelijking met de
betreffende bondgenoten naar verhouding minder slecht doet dan regelmatig wordt gesteld.
Deze leden vragen of de Minister van Defensie dat met de D66-fractie eens is. Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
Nee. De NAVO-bondgenoten zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de veiligheid van
het bondgenootschap. Daarvoor is afgesproken dat iedere bondgenoot een naar draagkracht
eerlijk deel (fair share) van de last op zich neemt die dat met zich meebrengt. Onze bondgenoten verwachten
dit ook van ons en van elkaar. Om de lasten te kunnen vergelijken moeten absolute
getallen worden vertaald in percentages van het bruto binnenlands product (bbp). Op
basis van die berekening komt Nederland in 2024 op de 26e plek van de 29 bondgenoten
te staan.
Overigens bestaat de lastenverdeling binnen het bondgenootschap niet alleen uit een
financiële component. Ook (de aanschaf van) militaire capaciteiten (capabilities) en bijdragen aan NAVO-operaties en activiteiten (contributions) maken deel uit van lastenverdeling binnen de NAVO. Met het nationaal plan heeft het
kabinet de politieke intentie uitgesproken om structureel te investeren in een aantal
prioritaire capaciteiten die aansluiten bij de capaciteitendoelstellingen van de NAVO.
Met de extra middelen die het kabinet heeft vrijgemaakt kan een deel van de prioriteiten
uit het nationaal plan worden ingevuld. We investeren in extra F-35»s, de ondersteuning
en inzetbaarheid van onze special forces en in het cyber- en informatiedomein. Ook investeren we in ons personeel. Op dit
moment geeft Defensie daarmee geen invulling aan het gehele nationaal plan. Ook aan
de overige capaciteitendoelstellingen geeft Nederland thans nog onvoldoende invulling.
Vraag 8
Gezien de economische gevolgen van de coronacrisis zal in veel bondgenoten, waaronder
Nederland, waarschijnlijk het Bruto Nationaal Product dalen. De leden van de D66-fractie
constateren dat, indien de investeringen in Defensie in deze landen overeind blijven,
het gevolg dat veel landen ineens dichter in de buurt komen van de 2%-NAVO norm niet
onwaarschijnlijk is. Deze leden kunnen zich voorstellen dat, indien meer landen de
2% halen vanwege een lager BNP en de absolute investeringen hiermee mogelijk dalen,
dit consequenties heeft voor de NAVO en benodigde investeringen. Deze leden vragen
aan te geven hoe dit wordt geduid. Zij vragen of de Minister van Defensie bereid is
hierover in gesprek te gaan met haar collega’s tijdens het aanstaande overleg en of
voorts kan worden gegarandeerd dat geen nieuwe intentie-uitspraken gedaan worden of
overeenkomsten ondertekend worden over de hoogte van het huidige percentage van 2%
of bedragen die Nederland bereid is extra uit te geven, zonder dit van tevoren te
hebben voorgelegd aan de Tweede Kamer?
Antwoord
De NAVO stelt op basis van een analyse van de veiligheidssituatie doelstellingen op
voor capaciteiten die nodig zijn om de gezamenlijke veiligheid te beschermen. Deze
capaciteitendoelstellingen worden verdeeld onder de bondgenoten, en ook Nederland
heeft deze geaccepteerd. Op dit moment geeft Defensie geen invulling aan het gehele
nationaal plan. Ook aan de overige capaciteitendoelstellingen geeft Nederland thans
nog onvoldoende invulling. Datzelfde geldt voor andere bondgenoten.
Uiteindelijk gaat het er binnen de NAVO om of bondgenoten voldoende invulling geven
aan de capaciteitsdoelstellingen. Op dit moment is aanpassing van de capaciteitendoelstellingen
niet aan de orde (zie ook het antwoord op vraag 6). De bestaande doelstellingen, en
de noodzaak voor financiering daarvan, blijven dus van kracht. Herziening van de NAVO-norm
van twee procent is eveneens niet aan de orde.
Vraag 9
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister op de bijeenkomst van 12 en 13 februari
de volgende oproep heeft gedaan: «Nederland riep de bondgenoten op om, in navolging
van de afspraken die zijn gemaakt over militaire mobiliteit, te komen tot een meer
concrete benadering van EU-NAVO samenwerking. Hoewel er belangrijke stappen worden
gezet en de organisaties elkaar steeds beter weten te vinden, zou Nederland graag
zien dat de samenwerking op een concrete en output-georiënteerde manier wordt versterkt.»
De aan het woord zijnde leden steunen dit van harte. Zij vragen aan te geven in welke
mate deze oproep ook gaat leiden of heeft geleid tot concrete actie. Zijn er al formele
of informele toezeggingen naar aanleiding van het verzoek van Nederland? Zo nee, welke
volgende stappen om tot actie over te gaan is de Minister van plan te nemen, zo vragen
deze leden.
Antwoord
Volgend op de vergadering van de NAVO-bondgenoten en de bijeenkomsten in EU-kader
van de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie, respectievelijk in februari
en in maart van dit jaar, zijn tussen de Hoge Vertegenwoordiger (HV) en de SG NAVO
verschillende ideeën gewisseld ten aanzien van de verdere versterking van het partnerschap.
Concreet zijn daarbij onder andere reguliere gecombineerde bijeenkomsten van het Politiek
en Veiligheidcomité (PSC) van de EU de Noord Atlantische Raad (NAC), alsmede een buitengewone
gecombineerde vergadering waarin het vijfde voortgangsrapport betreffende de samenwerking
gezamenlijk gepresenteerd zou kunnen worden. Voorts zijn grootschalige gecoördineerde
oefeningen en meer intensieve samenwerking op het terrein van disruptieve technologie
en klimaatverandering als mogelijke prioriteiten genoemd. Ten aanzien van militaire
mobiliteit is geopperd om de bestaande structurele EU-NAVO dialoog betreffende militaire
mobiliteit de komende periode te focussen op de transport infrastructuur en zorg te
dragen voor gezamenlijke informele bijeenkomsten.
Tot slot geldt dat ook ten aanzien van de COVID-19 uitbraak door beide organisaties
is benadrukt dat een gezamenlijke respons vereist is. Daarom zal een vertegenwoordiger
van de EU bij de komende NAVO- vergadering aanwezig zijn, evenals de Ministers van
Finland en Zweden. De samenwerking ten aanzien van COVID-19 krijgt thans reeds vorm
in het gezamenlijk tegengaan van desinformatie. Daarnaast hebben zowel de EU als de
NAVO Taskforces in het leven geroepen vanwege de COVID-19-uitbraak. Nederland zal tijdens de bijeenkomst
op 15 april oproepen tot coördinatie tussen de Taskforces aan beide zijden.
Vraag 10
Voorts lezen de leden van de D66-fractie dat de bijeenkomst van 12 en 13 februari
werd afgesloten met een ingelaste sessie met de landen die een bijdrage leveren aan
de Resolute Support missie in Afghanistan. Deze leden verwachten een iets uitgebreidere
toelichting van hetgeen daar besproken is, zeker gezien de late agendering. Zij vragen
aan te geven wat besproken is in de bijeenkomst en wat de inbreng van Nederland was.
Antwoord
Tijdens de werksessie over NAVO-missies en operaties spraken de bondgenoten onderling
onder meer over Resolute Support. De werksessie over Resolute Suport was op verzoek van de Verenigde Staten toegevoegd aan de agenda. Dit bood de bondgenoten
de gelegenheid om met de operationele partners in de missie van gedachte te wisselen,
alsook met de waarnemend Minister van Defensie van Afghanistan en de vertegenwoordigers
van de EU, de VN en de Wereldbank.
Tijdens de werksessie over Resolute Support herhaalden diverse bondgenoten het inmiddels bekende adagium «in together, adjust together, out together». De secretaris-generaal van de NAVO onderstreepte het belang van betrokkenheid in
Afghanistan, en riep bondgenoten op bereid te zijn om het troepenniveau aan te passen
indien nodig. De Verenigde Staten gaf een update over de onderhandelingen in Doha.
Veel bondgenoten spraken steun uit voor een stabiel Afghanistan en voor de besprekingen
tussen de Verenigde Staten en de Taliban, die op dat moment nog niet tot een conclusie
waren gekomen. Nederland heeft gepleit voor een inclusief intra-Afghaans vredesproces.
Bovendien heeft Nederland aangegeven dat commitment van de NAVO en de internationale
gemeenschap in Afghanistan nog altijd nodig is om de juiste voorwaarden voor vrede
te scheppen, waaronder een duurzaam en zelfredzaam veiligheidsapparaat. Nederland
heeft aangegeven verdere details van de VS over het onderhandelingsproces te verwelkomen.
Vraag 11
Voorts begrijpen de aan het woord zijnde leden dat eerder is gesproken over uitbreiding
van de NAVO-missie in Irak. Zij vragen welke gevolgen de uitbraak van COVID-19 voor
deze intentie heeft en of dit tevens kan worden toegelicht voor Defender20? In hoeverre
wordt deze Amerikaanse oefening voortgezet, stilgelegd of uitgesteld?
Antwoord
Op 2 april jl. stemden de Ministers van Buitenlandse zaken in met een uitbreiding
van de NAVO-missie in Irak (NMI), binnen het bestaande mandaat. Het principebesluit
hiertoe was al tijdens de bijeenkomst van NAVO-Ministers van Defensie in februari
2020 genomen.1 Zodra de veiligheids- en gezondheidssituatie in Irak dat toestaat zal NMI een aantal
trainings- en adviestaken overnemen van de anti-ISIS coalitie.
De VS heeft vanwege de uitbraak van COVID-19 de oefening Defender 2020 grotendeels afgelast. De troepenverplaatsing door Nederland is in zijn geheel afgelast
en de Nederlandse steunverlening is aangepast naar het afwikkelen van verplaatsingen
die reeds in gang waren gezet. Slechts enkele beperkte delen van de oefening, waar
eenheden reeds in het oefengebied aanwezig waren, zijn doorgegaan. Dit betrof geen
activiteiten in Nederland.
Vraag 12
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de op 6 april opgerichte
Taskforce in het kader van COVID-19. Deze is binnen de bestaande mandaten opgericht
en betreft met name de uitwisseling van informatie over militaire ondersteuning die
nationaal wordt verleend door de Ministeries van Defensie door verschillende lidstaten
en de gewenste afstemming hierover. Tevens is opdracht gegeven tot het uitwerken van
eventuele additionele steunmaatregelen voor bondgenoten en voor partners van het bondgenootschap.
Deze leden vragen een specifieke uitleg in een uitgebreide brief over wat deze Taskforce
precies gaat doen. Wat wordt concreet bedoeld met additioneel steunmaatregelen uitwerken.
Is het de bedoeling dat deze Taskforce structureel wordt? Zo nee, tot wanneer loopt
dit mandaat? Wie is opdrachtgever van deze Taskforce? Uit welke middelen wordt dit
betaald? De leden van de D66-fractie vragen de Kamer hierover structureel te informeren,
tevens wanneer bestaande mandaten gewijzigd worden.
Antwoord
De EU Ministers van Defensie wisselden op 6 april jl. van gedachten over de oprichting
van een Taskforce binnen de Europese Dienst voor Externe Actie (EDEO).) Deze Taskforce is bedoeld om de uitwisseling van informatie over militaire ondersteuning die nationaal
wordt verleend door de Ministeries van Defensie te gaan faciliteren. De Taskforce wordt ingesteld in opdracht van de Ministers van Defensie van de EU-lidstaten met
het oog op mogelijke afstemming, de uitwisseling van best practices en eventuele gezamenlijk te definiëren lessen die geleerd kunnen worden naar aanleiding
van de COVID-19 pandemie. Een nadere uitwerking van de Taskforce zal op korte termijn worden besproken op basis van een voorstel van de Europese Dienst
voor Externe Actie (EDEO). Voorzien is dat de Taskforce wordt gefinancierd vanuit de huidige beschikbare financiële middelen en dat het functioneren
plaatsvindt binnen de bestaande mandaten. Tot slot geldt dat het hier om een tijdelijke
maatregel gaat voor de periode waarin de uitwisseling van informatie in het kader
van COVID-19 nodig wordt geacht.
Ook de NAVO heeft besloten tot het oprichten van een Taskforce ten behoeve van het coördineren van verplaatsingen van personeel en materieel. Tijdens
de bijeenkomst van de NAVO Ministers van Defensie zal worden gesproken over mogelijke
additionele steunmaatregelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het steunen van overbelaste
(medische) faciliteiten met personeel en materieel en het uitvoeren van medische evacuaties.
In het verslag van de bijeenkomst op 15 april zal zoals verzocht uitgebreider worden
ingegaan op deze NAVO-Taskforce.
Vraag 13
De Minister van Defensie schrijft dat de Ministers van Buitenlandse Zaken tijdens
hun overleg van 2 april 2020 hebben besloten tot de oprichting van een taskforce en
opdracht hebben gegeven eventuele additionele steunmaatregelen voor bondgenoten uit
te werken. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of dit inmiddels is gebeurd.
Inzien dit niet het geval is, vragen deze leden op welke termijn dit zal gebeuren
en welke steunmaatregelen het precies betreft. Zij vragen een nadere duiding van welke
maatregelen Nederland een voorstander is, en van welke maatregelen die ter tafel liggen
niet.
Antwoord
De Taskforce van de NAVO, onder leiding van de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR), is reeds operationeel. SACEUR zal op 15 april een toelichting geven van
de werkzaamheden van de Taskforce en welke additionele maatregelen genomen (kunnen) worden. Het gaat dan bijvoorbeeld
om het steunen van overbelaste (medische) faciliteiten met personeel en materieel
en het uitvoeren van medische evacuaties.
Vraag 14
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de NAVO beschikt over medische capaciteiten
en/of hulpmiddelen die ter ondersteuning van bondgenoten in de strijd tegen COVID-19
kunnen worden ingezet, en zo ja, wat de aard en omvang hiervan is.
Antwoord
De NAVO als organisatie beschikt niet over eigen medische capaciteiten en/of hulpmiddelen.
Deze behoren toe aan de individuele bondgenoten.
Vraag 15
De Minister van Defensie haalt volgens de leden van de GroenLinks-fractie terecht
de gevolgen van de mondiale COVID-19 uitbraak voor lopende missies aan. De leden van
de GroenLinks-fractie vragen om een nauwkeurige assessment van de consequenties van
COVID-19 en de daarmee gepaard gaande stopzetting van missie-activiteiten op de lopende
missies van de NAVO waaraan Nederland deelneemt. Indien de Minister van Defensie (nog)
geen inzicht heeft in de consequenties voor het succes van de missies, vragen de leden
van de GroenLinks-fractie op welke termijn zij dit wel denkt te hebben.
Antwoord
De COVID-19 maatregelen hebben in alle missies een effect op de dagelijkse werkzaamheden.
Met terugtrekking van niet-essentieel personeel is het onvermijdelijk dat het operationele
tempo afneemt of zelfs tijdelijk stopt. Het is nu nog te vroeg de impact hiervan te
beoordelen. Behoud van het essentiële personeel, dat bijvoorbeeld zorgt voor bewaking
en beveiliging, stelt de missies in staat het tempo te verhogen wanneer restricties
worden opgeheven. De continuïteit voor de langere termijn – en daarmee het doel van
een missie – is daarmee gewaarborgd.
Vraag 16
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat zal worden
gesproken over de veiligheidsimplicaties van de COVID-19 uitbraak, omdat statelijke
en niet-statelijke actoren misbruik zouden kunnen maken van de ontstane situatie.
Deze leden vragen of de NAVO reeds signalen heeft gekregen dat bepaalde statelijke
of niet-statelijke actoren tot actie overgaan, in het fysieke domein dan wel het cyberdomein.
Antwoord
In het fysieke domein is de dreiging van het NAVO-grondgebied als gevolg van COVID-19
niet veranderd. Wat betreft acties in het cyberdomein geldt dat de NAVO en haar bondgenoten
dagelijks blootstaan aan cyberaanvallen. In de jaarverslagen van de AIVD en de MIVD
is opgenomen dat er staten zijn die offensieve cyberprogramma’s tegen Nederland uitvoeren.
Ook internationale organisaties zoals de NAVO zijn daarbij dikwijls doelwit. Aanvallers
opereren opportunistisch. Crises zoals de COVID-19 uitbraak, waarbij goede en veilige
informatiestromen cruciaal zijn voor democratieën, organisaties en burgers, bieden
aanvallers juist kansen. Zo waarschuwt het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC)
voor phishingmails omtrent COVID-19. Volgens het NCSC gebruiken actoren de huidige ontwikkelingen
voor het versturen van valse e-mails of het verspreiden van malware.
De antwoorden op de 17, 35 en 36 gaan specifiek in op vragen over desinformatie op
social media.
Vraag 17
De Minister van Defensie beschrijft volgens de leden van de GroenLinks-fractie terecht
de negatieve effecten van desinformatie bij de bestrijding van COVID-19. De leden
van de GroenLinks-fractie vragen of Nederland of NAVO-bondgenoten signalen hebben
dat statelijke of niet-statelijke actoren actief nepnieuws verspreiden omtrent COVID-19.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat er concreet besproken zal worden over
het «tegengaan van desinformatie». Liggen er concrete voorstellen voor? Aan welke
maatregelen wordt gedacht?
Antwoord
In Nederland staan de betrokken ministeries en diensten doorlopend met elkaar in contact
om signalen over en van desinformatieactiviteiten te delen, duiden en daarop zo nodig
te reageren. Vooralsnog zijn er geen signalen van een gecoördineerde desinformatiecampagne
in Nederland.
Desinformatie houdt echter niet op bij de grenzen en kan worden ingezet om onze multilaterale
verbanden te ondermijnen. Er zijn aanwijzingen voor verspreiding van desinformatie
door statelijke actoren omtrent COVID-19, zoals bijvoorbeeld terug te lezen is in
een factsheet die de NAVO publiceerde. Hierin wordt de door Russische functionarissen verspreide
misleidende berichtgeving over de rol van NAVO in de bestrijding van COVID-19 op een
rij gezet.2
Ook de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) analyseerde dat door staten gefinancierde
media het informatiedomein doelbewust proberen te beïnvloeden ten nadele van de EU
en bondgenoten, door op grote schaal narratieven en propaganda te verspreiden en te
versterken die het vertrouwen in de EU en Europese publieke instellingen pogen te
ondergraven.3
Het is van belang desinformatiecampagnes tijdig en juist te signaleren en duiden,
om deze reden vindt informatie-uitwisseling plaats tussen de NAVO en haar bondgenoten.
Om de impact van desinformatie te verkleinen, is proactieve, heldere en op feiten
gebaseerde communicatie essentieel. De Ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO
benadrukten in een gezamenlijke verklaring op 2 april dat tijdige en nauwkeurige informatie
van cruciaal belang is om deze pandemie te overwinnen en desinformatie te bestrijden.
Nederland zet in op het versterken van de strategische communicatie door NAVO, en
samenwerking hierop met de EU.
Vraag 18
Over de steunmaatregelen van de bondgenoten vragen de leden van de SP-fractie of in
het verslag van de bijeenkomst een overzicht kan worden gegeven van alle initiatieven
van alle afzonderlijke bondgenoten en partners en daarbij tevens een appreciatie te
geven van de kwaliteit van de inspanningen en het tempo ervan? Deze leden vragen of
de Minister van Defensie de opvatting deelt dat in alle gevallen de burgerautoriteiten
de leiding moeten hebben over de ondersteuning door de krijgsmacht van de civiele
maatschappij bij de bestrijding van de pandemie en de gevolgen ervan? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord
De NAVO, net als de Nederlandse krijgsmacht, is niet de eerst aangewezene bij de bestrijding
van de uitbraak van COVID-19. Zoals uw Kamer op 7 april jl. is geïnformeerd in het
antwoord op vragen van het lid Karabulut over de mogelijke inzet van delen van de
krijgsmacht ter ondersteuning van de bestrijding van de COVID-19 pandemie (kenmerk
2020D13448), worden capaciteiten van Defensie ingezet op basis van een verzoek van civiele autoriteiten.
De NAVO heeft een website gelanceerd, www.nato.int/covid19,waarop een overzicht te vinden is van de activiteiten die de NAVO onderneemt en de
manieren waarop bondgenoten elkaar ondersteunen.
Vraag 19
Deze leden vragen aan te geven waarom zo lang is getwijfeld met de inzet van de Karel
Doorman in de Cariben4 en tevens aan te geven of daarbij is overlegd hebt met Britse en Franse Minister
van Defensie over de inzet van hun marineschepen. Zo ja, welke afspraken zijn daarbij
gemaakt? Deze leden vragen of, in het licht van de plannen van de Amerikaanse regering,
kan worden uitgesloten dat de Karel Doorman wordt betrokken bij militaire druk op
Venezuela? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Reeds bij het uitbreken van de COVID-19 crisis is besloten om Zr.Ms. Karel Doorman
zo snel als mogelijk gereed te stellen. Hiertoe heeft het schip versneld een opwerktraject
afgerond en is de bemanning preventief in quarantaine gegaan. Het vergde daarnaast
enige tijd om het schip te bevoorraden, beladen en bemannen. Ten aanzien van het meenemen
van goederen moest er in coördinatie met de overige departementen een zorgvuldige
afweging worden gemaakt. Op 9 april jl. is de inzet in de MCCB besproken en besloot
de Minister van Defensie om Zr.Ms. Karel Doorman op 13 april jl. te laten uitvaren.
Hierover is de Kamer op 9 april jl. geïnformeerd (Kamerstuk 35 420, nr. 19).
Zr.Ms. Karel Doorman wordt ingezet ten behoeve van alle Caribische delen van het Koninkrijk
om ondersteuning te kunnen leveren aan de lokale civiele autoriteiten bij het bestrijden
van de COVID-19 crisis. Ook de extra schepen die Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk
naar het gebied hebben gestuurd worden ingezet in het kader van COVID-19. Zoals gebruikelijk
zal het Koninkrijk der Nederlanden de relevante buurlanden via de diplomatieke kanalen
informeren over de inzet van Zr.Ms. Karel Doorman. Defensie staat in nauw contact
met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk voor het delen van informatie en om mogelijkheden
tot samenwerking in het kader van COVID-19 te identificeren. Op het Franse eiland
Martinique is daartoe een coördinatiepunt ingericht, waar het Ministerie van Defensie
onderdeel vanuit maakt. De operatie van de VS waar vermoedelijk naar wordt verwezen
betreft een intensivering van bestaande anti-drugsoperaties in de regio. Zr.Ms. Karel
Doorman wordt niet in dit kader ingezet.
Vraag 20
Over de langetermijngevolgen van de pandemie voor het bondgenootschap lijkt het de
leden van de SP-fractie verstandig een bezinningsperiode in het lassen. De NAVO was
naar het oordeel van deze leden al lang in crisis en die crisis werd afgelopen najaar
manifest bij de Turkse inval in de Syrische provincie Idlib en de analyse van de Franse
president Macron dat de NAVO hersendood is. De pandemie heeft de NAVO niet in de gelegenheid
gesteld dat te veranderen. Integendeel. De in december 2019 door de NAVO afgesproken
reflectieperiode wordt met tien hooggeplaatste personen in een commissie vervat. Deze
leden vragen of de Minister van Defensie de opvatting deelt dat de reflectie een veel
breder terrein moet beslaan dan nu het geval is en dat daarbij in het licht van de
ervaringen met de pandemie veel meer lagen van de maatschappij moeten worden betrokken?5 Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het reflectieproces heeft tot doel ervoor te zorgen dat de NAVO toegerust is en blijft
om dreigingen voor het grondgebied van de NAVO het hoofd te bieden en dat de politieke
dimensie van de NAVO wordt versterkt. Die dreigingen kunnen, zoals uw Kamer terecht
stelt, van velerlei aard zijn. In het mandaat van het reflectieproces staat geen beperking
voor het type dreiging. Zo zal onder meer worden bezien hoe de NAVO als militair bondgenootschap
het beste om moet gaan met kansen en bedreigingen die uitgaan van nieuwe technologieën.
Het is aannemelijk dat ook de gevolgen van COVID-19 pandemie in dit proces worden
meegewogen. De leden van de groep functioneren zonder last en ruggespraak. Het is
daarom aan hen zelf te bepalen wat zij precies agenderen en wie zij consulteren.
Vraag 21
Deze leden vragen of de Minister van Defensie de mening deelt dat de NAVO in samenwerking
met de rest van de maatschappij dient stil te staan bij wat veiligheid is in een ruime
betekenis van dat woord. Zij vragen om in dit licht de koers van de NAVO van de laatste
vijf, zes jaar te evalueren en om op te houden met de Koude Oorlog tegen Rusland en
inmiddels ook China. Zij vragen of de Minister van Defensie bereid is te pleiten om
de koers volledig te verleggen naar diplomatie, waarbij het vijandbeeld wordt afgelegd
en niet langer een nieuwe wapenwedloop wordt aangejaagd met behulp van miljardenuitgaven.
Deze leden vragen of de Minister van Defensie de opvatting deelt dat dit in dit nieuwe
tijdgewricht niet langer houdbaar is en of de Minister de opvatting deelt dat de lasten
die de NAVO-politiek de burgermaatschappij oplegt veel te hoog zijn, zeker nu blijkt
dat de maatschappelijke prioriteiten liggen bij de wereldwijde volksgezondheid?
Antwoord
Veiligheid is een breed begrip, zoals ook in de Geïntegreerde Buitenland en Veiligheidsstrategie6, Defensienota7 en Nationale Veiligheidsstrategie8 is aangegeven. De veiligheidssituatie waarin Nederland en het bondgenootschap verkeren
vergt een evenwichtige aanpak, waarbij een breed instrumentarium moet worden ingezet.
Nederland bepleit in de NAVO en in andere fora een gebalanceerde benadering waarin
zowel druk wordt uitgeoefend als een dialoog wordt gevoerd. Daarin speelt de inzet
van diplomatieke middelen (evenals contacten op militair niveau) een belangrijke rol.
Vraag 22
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of de Minister van Defensie de opvatting
deelt dat in het verlengde van deze crisis blijkt dat onderzoek en onderwijs veel
belangrijker zijn dan interstatelijke vijandschappen. Zij vragen opvatting van de
Minister over hoe zij deze zienswijze inbrengt in de bijeenkomst van 15 april 2020.
Voorts vragen deze leden een ruime uiteenzetting van dit gespreksonderwerp in het
verslag van de vergadering.
Antwoord
Het kabinet herkent zich niet in de geschetste tegenstelling. De krijgsmacht en de
het onderwijs zijn beide cruciale verantwoordelijkheden van de regering die zijn vastgelegd
in de Grondwet.
Vraag 23
Deze leden vragen of de Minister van Defensie de opvatting deelt dat het nadenken
over een alternatieve veiligheidsarchitectuur onontkoombaar is en zij verzoeken om
een reactie op deze analyse.
Antwoord
In het kader van deze vraag wordt het nota overleg over een Europese krijgsmacht van
en voor Europeanen van belang geacht, naar aanleiding waarvan op 23 september jl.
de motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 35 189, nr. 7) werd aangenomen. Via deze motie is de regering reeds verzocht «een onderzoek te
laten doen door een onafhankelijk adviesorgaan naar de optimale vormgeving van de
Europese veiligheidsarchitectuur en de optimale taakverdeling tussen de NAVO en de
EU.» In januari van dit jaar is door Defensie en door Buitenlandse Zaken, bij wijze
van uitvoering van deze motie een adviesaanvraag ingediend bij de Adviesraad Internationale
Vraagstukken. Het kabinet heeft de AIV gevraagd te kijken naar de rol van de EU, de
NAVO en coalitions of the willing binnen de Europese Veiligheidsarchitectuur. Daarbij gaat het niet alleen over de
rol van de organisaties op zich, maar ook en vooral in relatie tot elkaar. Voorzien
is dat de mogelijke lange termijn effecten van het COVID-19 virus in algemene zin
zullen worden meegenomen in het advies dat in juni van dit jaar wordt verwacht.
Vraag 24
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister van Defensie de mening van secretaris-generaal
Stoltenberg deelt dat investeringen in de richting van de 2% BBP moeten blijven doorgaan?
Zij vragen of de Minister van Defensie van mening is dat andere prioriteiten gesteld
zouden moeten worden en of hiertoe mogelijkheden worden gezien. Deze leden vragen
of de Minister bereid is hiervan een belangrijk punt te maken?
Antwoord
Ja. Zie de antwoorden op vragen 3 en 6.
Vraag 25
Voorts vragen deze leden of herziening en hervorming van de huidige NAVO-strategie
van open-door policy en wereldwijde operaties ook tot de mogelijkheden behoort.
Antwoord
De COVID-19 crisis geeft geen aanleiding het standpunt van het kabinet ten aanzien
van het Open Deurbeleid of over operaties van de NAVO te herzien.
Vraag 26
Ten aanzien van het voornemen het beleid van afschrikking en verdediging van de NAVO
voort te zetten stellen de leden van de SP-fractie de volgende vragen en opmerkingen.
Zij vragen een evaluatie van de ervaring van de door de pandemie gekortwiekte oefening
Defender 2020 in het licht van de 4 keer 30 doelstelling en wat de conclusie is die
de NAVO trekt9.
Antwoord
De verder verslechterende veiligheidssituatie vraagt erom dat de NAVO in staat is
snel te kunnen reageren. Daartoe werken de bondgenoten momenteel aan het verbeteren
van de gereedheid en het reactievermogen van hun strijdkrachten. Het NATO Readiness Initiative (NRI), maar ook oefeningen zoals de Amerikaanse oefening Defender 2020, dragen bij aan het verbeteren van de gereedheid van de NAVO. Het NRI houdt in dat
de NAVO-landen gezamenlijk binnen dertig dagen, dertig gemechaniseerde bataljons,
dertig squadrons gevechtsvliegtuigen en dertig oorlogsschepen naar een artikel-5 situatie
of een crisis moet kunnen sturen.
De VS heeft de Amerikaanse oefening Defender 2020 vanwege de uitbraak van COVID-19 grotendeels afgelast. De troepenverplaatsing door
Nederland is in zijn geheel afgelast en de Nederlandse steunverlening is aangepast
naar het afwikkelen van verplaatsingen die reeds in gang waren gezet. Slechts enkele
beperkte delen van de oefening, waar eenheden reeds in het oefengebied aanwezig waren,
zijn doorgegaan. Dit betrof geen activiteiten in Nederland.
Ondanks de afgelasting zijn er in de planning, de uitgevoerde verplaatsingen en afwikkeling
van in gang gezette verplaatsingen lessen geleerd die de interoperabiliteit en gereedheid
van het bondgenootschap ten goede komen. Nederland hecht belang aan verbeterde militaire
mobiliteit en continueert de leidende positie die Nederland internationaal heeft.
Vraag 27
Deze leden vragen welke NAVO-oefeningen zijn stilgelegd vanwege pandemie en welke
niet. Hoe vindt besluitvorming hierover plaats?
Antwoord
De maatregelen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan beperken NAVO-oefeningen
in belangrijke mate. De mate waarin hangt onder meer af van de aard van de oefening
en de locatie. Besluitvorming geschiedt in overleg met NAVO Allied Command Operations (ACO) en Allied Command Transformation (ACT).
Vraag 28
Deze leden vragen of de Minister van Defensie bereid is opvolging te geven aan de
oproep van de secretaris-generaal van de VN, Guterres, voor een wereldwijd-staakt-het-vuren
en dit te bespreken met haar collega’s.
Antwoord
Nederland onderschrijft het doel van de oproep van de secretaris-generaal van de VN
en heeft daartoe een verklaring ondertekend.
Vraag 29
Welke EU- en NAVO-operaties zullen op elkaar worden afgestemd?
Antwoord
oepen een rol kunnen gaan spelen in de afstemming tussen de COVID-19 gerelateerde
activiteiten van de EU en de NAVO. Dat geldt o.a. voor de impact van COVID-19 op missies
en operaties. De Taskforces moeten zorgen voor passende uitwisseling van informatie tussen beide organisaties
en duplicatie voorkomen.
Nederland zal op 15 april wederom, zoals ook reeds in NAVO-verband en tijdens de bijeenkomst
van de EU Ministers van Defensie op 6 april jl. is gedaan, aandacht vragen voor het
belang van een goede afstemming tussen de activiteiten die in NAVO-kader worden ontplooid
en de activiteiten die in EU-verband plaatsvinden.
Afstemming en samenwerking is ook buiten het werk van de Taskforce van belang. Nederland acht het daarom van belang dat een vertegenwoordiger van de
EU op 15 april bij de vergadering aanwezig zal zijn, evenals de Ministers van Defensie
van Finland en Zweden.
Vraag 30
Deze leden vragen of de Minister van Defensie de opvatting deelt dat de pandemie de
eerste en grootste gevolgen heeft voor arme landen? Indien dit het geval is, vragen
deze leden of er mogelijkheden zijn om in NAVO-verband te bespreken om EU en NAVO
militaire inspanningen in de Sahel om te vormen tot acties ter bestrijding van het
coronavirus.
Antwoord
Ontwikkelingslanden worden inderdaad hard geraakt door COVID-19 crisis. Nederland
stelt daarom een pakket van EUR 100 miljoen beschikbaar om de impact van de COVID-19
pandemie in ontwikkelingslanden te mitigeren. Als onderdeel van het pakket van EUR
100 miljoen investeert Nederland in preventie om verdere verspreiding van COVID-19
tegen te gaan. Zo ontvangt UNICEF een extra bijdrage ten behoeve van inspanningen
op het terrein van water, sanitatie en hygiëne (WASH), onder andere in de Sahelregio.
Zoals bekend ligt een beslissing over NAVO-inzet in de Sahel op dit moment niet voor.
Niet de NAVO, maar de VN is de eerst aangewezen organisatie om op te treden tegen
de bestrijding van COVID-19. Dat neemt niet weg dat indien de NAVO om bijstand wordt
gevraagd door nationale autoriteiten en er een duidelijk toegevoegde waarde is, de
NAVO in afstemming met andere organisaties, inclusief de EU, ondersteuning bij logistiek
of coördinatie kan bezien.
Vraag 31
Deze leden vragen of het klopt dat de Amerikaanse en Britse krijgsmacht hebben besloten
om geen mededelingen meer te doen over het aantal zieken dat aan Covid-19 lijdt10 en aan te geven welke landen nog meer tot deze beslissing zijn gekomen. Deze leden
vragen er bij de bondgenoten op te wijzen dat het geen enkele zin heeft deze cijfers
geheim te houden, omdat daarmee ook de werkelijkheid van de ernst van de pandemie
verbloemd wordt en een reëel beleid voor de volksgezondheid verhinderd? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord
De Amerikaanse krijgsmacht voorziet de media dagelijks van informatie over het aantal
met COVID-19 besmette personeelsleden. Verschillende NAVO-bondgenoten, waaronder Canada,
Noorwegen, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, hebben om operationele redenen besloten
om informatie over de verspreiding van COVID-19 binnen de krijgsmacht niet openbaar
te maken. Deze informatie kan namelijk inzicht geven in de inzetbaarheid van de krijgsmacht.
De informatie wordt echter wel gedeeld met nationale autoriteiten en eventueel met
lagere overheden waardoor de aantallen besmettingen worden meegerekend in nationale
cijfers. Op vertrouwelijke basis wordt de informatie gedeeld met NAVO-bondgenoten.
Het kabinet ziet dan ook geen aanleiding om bij bondgenoten aan te dringen op meer
openbaarheid. Bondgenoten beraden zich doorlopend op hun beleid op dit terrein.
Vraag 32
Zij vragen in dat licht ook aan te geven hoe de paraatheid van de NAVO-troepen in
Litouwen is.
Antwoord
De NAVO-aanwezigheid in de Baltische Staten en Polen dient als geruststellende maatregel
voor deze landen en ter afschrikking van Rusland. De aanwezige multinationale battlegroups zijn in staat aan deze doelstellingen invulling te geven.
Vraag 33
Deze leden vragen of de Minister van Defensie of de NAVO overigens ook contact heeft
met Russische autoriteiten over de gegevens over en weer en of de Minister bekend
is met het aantal zieke Russische militairen.
Antwoord
Er is geen contact tussen de NAVO en de Russische autoriteiten over dit onderwerp.
Evenmin zijn er officiële cijfers bekend over het aantal besmette Russische militairen.
Vraag 34
De leden van de SP-vragen of het klopt dat de Amerikaanse krijgsmacht speciale maatregelen
heeft genomen om de troepen die kernwapentaken hebben extra te beschermen zodat zij
op sterkte blijven en of dat ook geldt voor de Amerikaanse troepen die kernwapens
bewaken in Europa. Deze leden vragen of de Minister kan garanderen dat de kernwapentaken
veilig worden uitgevoerd. Indien dat niet het geval is, vragen zij of de Kamer daarover
– desnoods vertrouwelijk- kan worden geïnformeerd11
Antwoord
Tijdens de COVID-19-uitbraak nemen bondgenoten, waaronder de VS, maatregelen die ervoor
zorgen dat zij hun werkzaamheden op een veilige manier uit kunnen blijven voeren.
Dat geldt ook voor Nederland en de kernwapentaak die Nederland heeft.
Vraag 35
Met betrekking tot de «infodemie» zijn de leden van de SP-fractie van mening dat de
NAVO daarin geen enkele taak heeft. Deze leden gaan ervan uit dat wetenschappelijke
kennis en journalistieke vrijheid van nieuwsgaring en meningsuiting leidend moeten
zijn. De bemoeienis van staatsinstellingen, zeker van militaire afdelingen daarvan,
zijn ongewenst. Juist vanwege eigenbelang. Deze leden vragen wat wordt bedoeld met
een «overvloed aan informatie»? Welke overvloed is er? Wat is de grens van genoeg
en te veel?
Antwoord
Ik verwijs hierbij naar de waarschuwing van de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO)
dat de uitbraak en reactie op COVID-19 gepaard gaan met een «infodemie». Hiermee doelt
men op een overvloed aan informatie, sommige correct en andere niet, waardoor het
voor mensen moeilijker is om betrouwbare informatie te vinden. Transparantie over
de bestrijding van COVID-19 en de maatregelen die overheden en multilaterale samenwerkingsverbanden
daartoe treffen is van uiterst belang.
De NAVO signaleerde de verspreiding van misleidende berichtgeving door Russische functionarissen
over haar rol in de bestrijding van COVID-19. Dit soort campagnes kunnen onze multilaterale
samenwerkingsverbanden ondermijnen, en raken daarmee aan onze veiligheidsbelangen.
Om de impact van desinformatie te verkleinen is proactieve, heldere en op feiten gebaseerde
communicatie essentieel, ook vanuit de NAVO.
Vraag 36
Deze leden vragen aan te geven wat de exacte plannen zijn bij het tegengaan van desinformatie
en op welke wijze interventie in de vrijheid van nieuwsgaring en de vrijheid van meningsuiting
worden gegarandeerd. Deze leden vragen of de Minister van Defensie de opvatting deelt
dat de militaire geheimhoudingscultuur juist achterdocht en wantrouwen in de hand
werken? Indien dat het geval is, vragen de leden van de SP-fractie of de Minister
van Defensie de opvatting deelt dat wetenschappelijk en journalistiek onderzoek juist
ruim baan moeten krijgen?
Antwoord
Zoals gemeld in de brief over de beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie
van 18 oktober jl. staan bij de aanpak van desinformatie rechtsstatelijke waarden
en grondrechten voorop: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van pers, het recht op
informatie en het bevorderen van transparantie.12
Toegang tot betrouwbare en onafhankelijke informatie is in deze tijd cruciaal. Wetenschappers
en journalisten vervullen hierin een belangrijke rol. Het kabinet ziet bij het adresseren
van desinformatie primair een rol voor de wetenschap en journalistiek, al dan niet
in samenwerking met internetdiensten. Wanneer echter de nationale veiligheid, politieke,
maatschappelijke en/of economische stabiliteit in het geding is, ligt er tevens een
taak voor de overheid. De vrijheid van meningsuiting staat hierbij altijd voorop.
Dit kan betekenen dat de Nederlandse overheid actief misleidende informatie tegenspreekt.
Daarnaast is transparante en heldere overheidscommunicatie essentieel, zowel in nationaal
als in internationaal verband.
Nederland zet dan ook in op het versterken van pro-actieve, heldere en op feiten gebaseerde
communicatie door de NAVO over haar rol in het bestrijden van COVID-19. Tevens kan
de NAVO op haar gerichte desinformatie actief adresseren. Waar het desinformatie gericht
op de NAVO-bondgenoten zelf betreft, hebben de bondgenoten een eigen verantwoordelijkheid
in het adressen van desinformatie.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
T.N.J. de Lange, griffier