Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 15
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 15 april 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 31 maart 2020 over de tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud
van werkgelegenheid (Kamerstuk 35 420, nr. 8).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 april 2020 aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 10 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Inleiding
Met belangstelling heb ik de reacties gelezen van de fracties van de VVD, de PVV,
het CDA, D66, GroenLinks, de SP, de PvdA, de ChristenUnie, 50PLUS en de SGP. Met genoegen
constateer ik dat veel fracties hun waardering uitspreken voor de bereidheid van het
kabinet om ondernemers zoveel mogelijk te ondersteunen om werkgelegenheid te behouden
en de voortvarendheid waarmee de Noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid
(NOW) tot stand is gekomen en in uitvoering wordt genomen.
De NOW maakt het mogelijk om werkgevers financieel tegemoet te komen in een tijd waarin
als gevolg van de uitbraak van het coronavirus in binnen- en buitenland maatregelen
zijn genomen die een enorm impact hebben op het matschappelijk leven en die ook ingrijpende
gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt. Met de NOW worden bedrijven die dat nodig hebben
tegemoetgekomen in hun loonkosten. De regeling is zodanig ingericht dat werkgevers
en werknemers snel worden bediend met als doel het behoud van werkgelegenheid en het
voorkomen van werkloosheid.
Graag ga ik in op de vragen die de leden van genoemde fracties hebben gesteld. Ik
houd daarbij de volgorde van het verslag aan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen. Arbeidskrachten die aan het werk
zijn via een payrollbedrijf lijken tussen wal en schip te vallen omdat de inlener
omzetverlies heeft, maar niet de werkgever is en de payroll-werkgever geen of nauwelijks
omzetverlies heeft. De leden van de fractie van de VVD vragen om aan te geven op welke
manier payroll-werkgevers met behulp van deze Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging
Werkgelegenheid (NOW) kunnen of zouden moeten bijdragen aan het behoud van werkgelegenheid,
en op welke manier de Minister hierover met deze bedrijven communiceert.
Payrollwerkgevers kunnen, als zij aan de voorwaarden voldoen, via de NOW een tegemoetkoming
aanvragen en worden gecompenseerd voor de loonkosten van de mensen die bij hen in
dienst zijn. Voor payrollwerkgevers gelden dezelfde voorwaarden als voor andere werkgevers,
waaronder een omzetverlies van ten minste 20%. De communicatie met bedrijven verloopt via de gebruikelijke kanalen, waaronder rijksoverheid.nl
en sociale media. Daarnaast staat het kabinet in nauw contact met sociale partners.
De leden van de fractie van de VVD merken op dat er een risico is dat de compensatie
uit de NOW onvoldoende is voor bedrijven waar de kern van de omzet in slechts een
deel van het jaar valt (seizoenswerk) en dat daarmee meer banen verdwijnen dan gewenst.
Zij vragen welke andere noodmaatregelen er voor deze bedrijven van toepassing zijn
om zoveel mogelijk banen te behouden en in hoeverre ondernemers hun geschatte omzetverlies
tussentijds kunnen bijstellen als blijkt dat zij toch minder of juist meer omzet behalen
dan verwacht.
Ook de leden van de fracties van het CDA, GroenLinks, de PvdA, de ChristenUnie en
50PLUS stellen vragen over de positie van bedrijven die seizoensmatig werken.
De NOW is zo vormgegeven dat op zeer korte termijn een robuuste regeling kan worden
uitgevoerd waarbij snelle ondersteuning van bedrijven voorop staat. De NOW is een
generieke maatregel die niet specifiek is toegesneden op bijzondere omstandigheden
als seizoenswerk. Voor een dergelijke generieke maatregel is gekozen om snelle invoering
mogelijk te maken en de regeling voor een ieder zo eenvoudig mogelijk te houden. De
NOW is bedoeld voor een zeer groot aantal ondernemers. Dit aantal kent een grote diversiteit
in soorten, samenstellingen en sectoren van bedrijven. Deze elementen maken dat er
niet altijd ruimte is om rekening te houden met bedrijfsspecifieke kenmerken of om
gedetailleerde voorwaarden te stellen. Daarnaast is overwogen dat in de praktijk een
deel van de bedrijven de omzet in 2019 niet op maandbasis zal hebben bijgehouden.
Een meer precieze toespitsing van het omzetverlies op een specifieke periode is in
dergelijke gevallen niet goed mogelijk. Naast de andere maatregelen die zijn opgenomen
in het Noodpakket banen en economie1, zal kabinetsbreed bekeken worden of aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn
voor bedrijven die hun omzet in een beperkt deel van het jaar realiseren. Dit zouden
dan maatregelen moeten zijn buiten de NOW om, omdat de NOW, zoals aangegeven, niet
is toegesneden op specifieke situaties die meer maatwerk vereisen.
Op het moment dat een werkgever een aanvraag doet voor subsidie op grond van de NOW
moet hij zijn geschatte omzetdaling doorgeven. Vervolgens beschikt UWV op die aanvraag.
Lopende de subsidieperiode kan het omzetverlies niet tussentijds bijgesteld worden.
Bij de definitieve vaststelling is duidelijkheid over de daadwerkelijke omzetdaling,
waarover de werkgever een bewijs moet meesturen. Wanneer de subsidie, na afloop van
de subsidieperiode, wordt vastgesteld zal het UWV dan ook op basis van de daadwerkelijk
gerealiseerde omzetdaling overgaan tot nabetaling of zal de aanvrager een gedeelte
van het subsidiebedrag, of het gehele bedrag als de omzetdaling lager is dan 20%,
terug moeten betalen. Overigens kan de werkgever zijn aanvraag tot en met 31 mei doen.
Wie het moeilijk vindt om een schatting te doen, kan tot die datum wachten.
De leden van de VVD-fractie vragen zich daarnaast af op welke manier en met welke
frequentie de Minister de Kamer wil informeren over de voortgang van het aantal aanvragen,
de bijbehorende bedragen en het aantal behouden arbeidsplaatsen.
UWV zal met enige regelmaat cijfers publiceren over het aantal aanvragen en toekenningen
van de NOW en het verleende subsidiebedrag. Ik zal voor het einde van de maand een
korte analyse doen toekomen over het gebruik van de NOW.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Er bereiken de leden van de PVV-fractie geluiden dat er, voor de bekendmaking van
het noodpakket, werknemers zijn ontslagen op basis van de coronacrisis. Zo zijn er
mensen die in de periode van 1 maart tot en met 17 maart van hun werkgever te horen
hebben gekregen dat er door de coronacrisis geen werk meer voor hen was en vervolgens
zonder werk en inkomen thuis zijn komen te zitten. Zij vragen wat gedaan gaat worden
doen om (aantoonbaar op basis van de coronacrisis) ontslagen werknemers die door de
huidige criteria geen recht hebben op bijstand en op basis van de zogenaamde wekeneis
geen recht hebben op een uitkering uit de Werkloosheidswet (WW) maar door de coronacrisis
wel in financiële problemen zijn gekomen, tegemoet te komen.
De NOW-regeling is ervoor bedoeld om werkgelegenheid te behouden en werkloosheid te
helpen voorkomen. De realiteit is echter dat de maatregelen die worden genomen om
het coronavirus te bestrijden een forse economische impact zullen hebben en dat ontslagen
ondanks alle inspanningen van velen niet voorkomen kunnen worden.
De NOW-regeling stimuleert werkgevers om hun personeel in dienst te houden. De NOW
is ook van toepassing op de loonkosten voor werknemers waarvoor de werkgever geen
loondoorbetalingsplicht heeft. Denk bijvoorbeeld aan werknemers met een oproepcontract
of een flexibel contract, mits zij in dienst blijven gedurende de aanvraagperiode.
Werkgevers kunnen dus ook werknemers met flexibele contracten met behulp van de tegemoetkoming
in de loonkosten in dienst houden. Ditzelfde geldt voor uitzendbureaus die uitzendkrachten
in dienst hebben en houden. Het kabinet doet dan ook nadrukkelijk een oproep aan bedrijven
om deze mensen in dienst te houden.
Voor wie toch werkloos wordt zijn er de reguliere vangnetten van de WW en de bijstand.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie lezen op pagina 5 dat erkend wordt dat met een meetperiode
van drie maanden voor de omzetdaling «het desondanks kan voorkomen dat de gebruikte
tijdvakken voor 2019 niet representatief zijn, bijvoorbeeld door groei van de onderneming
of seizoenspatronen» en dat een correctie daar niet mogelijk is. Deze leden begrijpen
de gedachte hierbij, de regeling moet zo eenvoudig mogelijk zijn om «op zeer korte
termijn zeer veel aanvragen te kunnen behandelen», maar maken zich zorgen over wat
dit betekent voor bijvoorbeeld de kwekers van seizoensproducten. Zij moeten hun omzet
in een beperkt aantal maanden van het jaar verdienen en zien zich nu geconfronteerd
met hoge omzetverliezen en maken extra kosten voor het moeten laten weggooien van
producten. Zij vragen of ik alsnog bereid ben om te kijken of voor deze groep, binnen
of buiten de NOW, een voorziening kan worden getroffen.
Een reactie op deze vraag is opgenomen in de beantwoording van de vragen van de leden
van de fractie van de VVD die dit thema ook aan de orde hebben gesteld.
De leden van de CDA-fractie lezen dat om moverende redenen het «concernbeginsel» (pagina
6) gehanteerd wordt: omzetverlies wordt op concernniveau bekeken. Zij vragen of ik
de mening deel dat dit voor bepaalde bedrijven heel nadelig kan werken, bijvoorbeeld
bedrijven die internationaal opereren en/of bedrijven met arbeidsintensieve bedrijfsonderdelen
die door de coronacrisis zo hard worden geraakt dat de werkgelegenheid in gevaar komt.
Die bedrijven dreigen van de NOW in haar huidige vorm te worden uitgesloten, omdat
als gevolg van het concernbeginsel ook andere, minder getroffen bedrijfsonderdelen
en/of -activiteiten meetellen bij het bepalen van de omzet.
In de regeling is ervoor gekozen te focussen op het belang van werkbehoud in deze
periode. In zijn algemeenheid geldt dat er terughoudend moet worden omgegaan met een
beroep op publieke middelen. Waar bedrijven zelf schokken kunnen opvangen, zijn zij
primair zelf aan zet. De keuze is gemaakt om de omzetdaling op concernniveau te bepalen.
Voor concerns met Nederlandse en buitenlandse dochters geldt dat zij niet de omzetdaling
moeten meetellen van de rechtspersonen in de groep die geen Nederlands SV-loon hebben.
Achtergrond voor de keuze van concernbeginsel is dat op dat niveau de omzetdaling
en de inzet van personeel in het gehele concern samenvalt. Onder het concern vallen
immers alle entiteiten die omzet genereren en/of waar de werknemers in dienst zijn.
Daarnaast is het aantrekkelijk omdat hier zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij
de bestaande controleplicht in het jaarrekeningenrecht, en beperkt het de mogelijkheden
tot strategisch gedrag tussen de entiteiten binnen het concern.
Dit kan er inderdaad toe leiden dat sommige werkmaatschappijen met een forse omzetdaling
geen subsidie krijgen, omdat andere onderdelen van het concern wel goed blijven draaien.
Het is mogelijk dat concerns die niet minstens 20% omzetdaling op concernniveau hebben
ook besluiten tot ontslagen overgaan bij de onderdelen die minder goed lopen of stil
zijn gevallen. Met het oog op meer werkbehoud zou daarom gekozen kunnen worden om
deze werkmaatschappijen wel in aanmerking te laten komen voor de NOW. Hieraan zouden
evenwel een aantal nadelen verbonden zijn. Allereerst zou het betekenen dat subsidie
wordt verleend aan werkmaatschappijen die onderdeel zijn van een concern dat als geheel
over deze periode maar beperkt geraakt wordt door de huidige omstandigheden of daar
zelfs voordeel uit haalt en de daaruit voorvloeiende winst uitkeert aan de aandeelhouders.
Deze concerns zouden dan ook overheidssteun ontvangen en dit ook mogen behouden. Een
tweede overweging is dat de jaarrekening van een werkmaatschappij in de regel niet
onderworpen is aan dezelfde controle door een accountant als de jaarrekening van een
concern. Dit geldt in het bijzonder voor de intra-concern-betalingen die voor het
vaststellen van de omzet in de jaarrekening van het concern als geheel niet relevant
zijn, maar voor het vaststellen van de omzet in de jaarrekening van een werkmaatschappij
van doorslaggevende betekenis kunnen zijn. Een keuze voor vaststelling van het omzetverlies
op het niveau van een werkmaatschappij zou daarom additionele controlemechanismen
vergen, ook om strategisch gedrag van het concern (het schuiven met personeel en omzet
tussen werkmaatschappijen) tegen te gaan. Daar staat tegenover dat er mogelijk wel
meer banen behouden kunnen blijven. Alles afwegende heb ik nu deze keuze niet gemaakt.
Binnen het concern moet keuzes worden gemaakt of de onderdelen die nog steeds voldoende
omzet draaien, of zelfs winst maken, de slechtdraaiende onderdelen zullen moeten steunen.
De achtergrond van die keuze is dat concerns geacht worden deze schokken zelf op te
vangen.
De leden van de fractie van het CDA vragen of ik bereid ben om voor dergelijke bedrijven
een hardheidsclausule in de NOW op te nemen en of ik bereid ben om het criterium van
omzetverlies op de omzet behaald in Nederland toe te passen.
Indien er alsnog voor gekozen zou worden om vaststelling van omzetverlies op het niveau
van werkmaatschappij mogelijk te maken, zal dat niet kunnen in de vorm van een formele
hardheidsclausule. Een hardheidsclausule is past niet bij de randvoorwaarden van de
regeling. De regeling is een noodmaatregel die eenvoudig moet zijn voor het UWV om
snel grote aantallen aanvragen te kunnen behandelen. Een hardheidsclausule brengt
deze uitgangspunten in gevaar. In dat geval zou per geval beoordeeld moeten worden
of er mogelijk bijzondere omstandigheden zijn. Dit is niet doenlijk. In dat geval
zal daarom naar de aanpassing van de regeling zelf gekeken moeten worden, waarbij
voldoende waarborgen zouden moeten worden ingebouwd om de hierboven genoemde bezwaren
te mitigeren.
Overigens geldt het criterium van omzetverlies alleen voor de Nederlandse onderdelen
van het concern en buitenlandse onderdelen die werknemers in dienst hebben die in
Nederland sociaal verzekerd zijn. Een bedrijf hoeft dus niet zijn buitenlandse dochters
mee te tellen die qua personeelsbestand geen relatie hebben met Nederland.
De leden van de fractie van het CDA merken op dat het concernbeginsel ook voor organisaties
als kerken bijzonder nadelig kan uitpakken. Zij vragen of ik bereid ben om hiernaar
te kijken, zodat in voorkomend geval toch afzonderlijke lokale kerkgemeenschappen
voor de NOW in aanmerking kunnen komen in plaats van dat op koepelniveau wordt gekeken.
Kerkgenootschappen bezitten op grond van de wet rechtspersoonlijkheid, net als hun
zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd. De wet stelt dat Boek
2 in beginsel niet van toepassing is, maar overeenkomstige toepassing daarvan is geoorloofd,
voor zover deze is te verenigen met hun statuut en met de aard der onderlinge verhoudingen.
De concernbegrippen en het jaarrekeningenrecht zijn dus in beginsel niet van toepassing,
maar voor de kerken is overeenkomstige toepassing toegestaan. Hierbij zal dus in beginsel
worden aangesloten bij de toepassing die de kerken nu gebruiken voor hun jaarrekeningen.
Indien zij zelfstandig een jaarrekening opstellen, zal hier van worden uitgegaan.
Of de kerkgenootschappen in aanmerking komen is afhankelijk van de vraag of ze aan
de voorwaarden voldoen.
Relevant voor dergelijke organisaties is dat bijvoorbeeld ook subsidies en giften
als element van de omzet worden beschouwd.
De leden van de CDA-fractie lezen op pagina 8 over de inspanningsverplichting om de
loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden en werknemers dus door te betalen. Een daling
van de loonsom zal dan ook gevolgen hebben voor de hoogte van de uiteindelijke subsidie
waar de werkgever aanspraak op kan maken. Verderop staat dat «Het voorschot dat in
het kader van de NOW wordt verstrekt, is in beginsel gebaseerd op de loonsom over
het aangiftetijdvak januari 2020. Als de loonsom over de maanden maart-april-mei lager
is, wordt de hoogte van de subsidie verminderd met 90% van het bedrag waarmee de loonsom
is gedaald».
Zij vragen of in dit licht het voorbeeld klopt dat een ondernemer die 30% omzetverlies
heeft, in aanmerking komt voor (maximaal) 90% maal 30% compensatie van de loonkosten
over maart, april en mei. Tevens vragen zij of het klopt dat als de (gemiddelde) loonsom
in die periode lager is dan de loonsom over januari, bijvoorbeeld omdat een werkgever
oproepkrachten niet doorbetaalt, de compensatie wordt gekort met (maximaal) 90% van
de lagere loonsom.
Ik kan bevestigen dat beide voorbeelden kloppen.
De leden van de fractie van het CDA vragen vervolgens of ik het herken dat het risico
dat payrollwerknemers niet kunnen werken als gevolg van de coronacrisis voor een groot
deel bij de opdrachtgever komt te liggen. Dit omdat payrollbedrijven kunnen blijven
doorfactureren aan hun klanten (waarmee zij niet voldoen aan de voorwaarde voor tenminste
20% omzetverlies), terwijl deze klanten (Midden- en kleinbedrijf (MKB), horeca) in
financieel zwaar weer zitten en facturen mogelijk niet kunnen betalen. Zij vragen
of bij het omzetcriterium rekening is gehouden met dergelijk oninbare facturen.
Om een beroep op de regeling te kunnen doen moet een werkgever, ook een payrollwerkgever,
te maken hebben met omzetverlies. Indien er gefactureerd wordt, doordat het contract
met de onderneming waar de werknemers werk verrichten doorloopt, is er geen sprake
van omzetverlies. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met een eventuele betalingstermijn
van een factuur of met problemen met het innen van deze facturen. Het payrollbedrijf
zal dan ook afspraken moeten maken over de wijze van betaling van deze facturen of
het stopzetten van contracten. Deze regeling beoogt namelijk geen liquiditeitsproblemen
op te lossen, maar werkgevers die omzetdaling hebben te compenseren. In het Noodpakket
banen en economie, waarvan de NOW een onderdeel is, is een combinatie van maatregelen
opgenomen en zijn er verschillende andere regelingen die ten doel hebben bedrijven
te helpen met de noodzakelijke liquiditeit.
Het veilig huisvesten, inrichten van quarantainelocaties en vervoeren van arbeidsmigranten
tijdens de coronacrisis, leidt tot hogere kosten voor werkgevers en huisvesters. Zij
kunnen deze extra kosten niet doorberekenen aan arbeidsmigranten of aan hun klanten.
Deze leden vragen of er regelingen, binnen of buiten het Noodpakket banen en economie2 zijn, waaruit deze kosten gedekt zouden kunnen worden.
Ik begrijp dat deze crisis veel van mensen vraagt. Het kabinet probeert dan ook zo
goed mogelijk om ondersteuning te bieden aan wie dat nodig heeft. Veel bedrijven en
ook instellingen hebben inspanningen verricht om hun bedrijfsvoering zo in te richten
dat iedereen op een veilige manier kan werken en wonen. Ook bij deze werkzaamheden
kan dit aan de orde zijn. Ik heb waardering voor de inspanning die werkgevers hiervoor
verrichten. Binnen het noodpakket zijn geen specifieke regelingen getroffen, voor
deze kosten. Wel kunnen natuurlijk werkgevers van arbeidsmigranten, als ze aan de
voorwaarden voldoen, een beroep doen op de NOW.
De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat aanvragen voor de NOW in volgorde worden
behandeld. Zij vragen of bedrijven die eerder een aanvraag voor de Regeling Werktijdverkorting
(wtv-regeling) hebben gedaan, die is gestopt en waarvoor de NOW in de plaats komt,
derhalve als eerste geholpen worden. Ook de leden van de fractie van D66 stellen deze
vraag en voegen daaraan de vraag toe of het eerste voorschot overgemaakt kan worden
voor de salarisbetaling van april.
De eerder ingediende wtv-aanvragen zijn aangemerkt als aanvragen in het kader van
de NOW. De aanvragers hebben hierover bericht ontvangen. Zij dienen aanvullende informatie
aan te leveren, waarna hun aanvraag in behandeling wordt genomen. Het gaat dan met
name om het verwachte omzetverlies. Aanvragen voor de NOW worden op volgorde van binnenkomst
afgehandeld. In zijn algemeenheid beschikken de aanvragers van de NOW die in eerste
instantie een aanvraag voor de wtv-regeling hadden ingediend door de bevoorschotting
eerder over het geldbedrag dan wanneer hun wtv-aanvraag zou zijn gehonoreerd. Bij
de wtv-regeling was immers sprake van het pas achteraf uitbetalen van de WW-uitkeringen.
Het streven is om het eerste voorschot binnen twee tot vier weken na ontvangst van
de volledige aanvraag aan de werkgever te verstrekken, maar inmiddels is duidelijk
dat dit voor een groot aantal aanvragen veel sneller kan. Op 9 april 2020 hebben 9.000
werkgevers al de eerste termijn van het voorschot ontvangen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat ten gevolge van de coronacrisis bepaalde
sectoren met personeelstekorten kampen, terwijl in andere sectoren mensen minder of
geen werk hebben. Zij vragen om de mogelijkheden op een rijtje zetten, waarmee mensen
die nu thuiszitten snel (tijdelijk) in een andere sector aan het werk kunnen (detachering,
collegiale uitleen etc.) en vragen of er aanknopingspunten zijn om dit gemakkelijker
te maken.
Mensen die hun baan hebben verloren en nu thuis zijn kunnen mogelijk snel aan de slag
via tijdelijk werk bij de ondernemingen die nu zitten te springen om personeel. Dergelijke
initiatieven zijn er al en die juich ik ook toe.
Het is mogelijk dat werkgevers die normaal veel werk hebben, maar van wie het personeel
nu thuis zit, werknemers aan een andere werkgever uitlenen. Als dat bij wijze van
hulpbetoon, zonder winstoogmerk gebeurt, is er sprake van collegiale uitleen. Hiervan
is sprake als slechts de loonkosten plus een kleine opslag in rekening worden gebracht.
Collegiale uitleen kan bijdragen aan het voorkomen van tekorten in andere sectoren
en werkgevers kunnen daarmee hun omzetverlies beperken. De vergoeding heeft natuurlijk
wel gevolgen voor de omzetdaling en daarom kan dit gevolgen hebben voor het recht
op en/of hoogte van de NOW.
Voor detachering of andere uitleen-/inleenconstructies geldt de Wet allocatie arbeidskrachten
bij intermediairs (Waadi). In dat geval gelden er daardoor een aantal overige voorwaarden,
waaronder de loonverhoudingsvorm en een registratieplicht bij de KvK.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen wat naar huidige inzichten de verwachting is van
het gebruik van de NOW.
Er is op de SZW-begroting een bedrag van 10 miljard euro opgenomen voor deze regeling.
Dit bedrag is gebaseerd op de inschatting dat een kwart van de werkgevers – ongeveer
100.000 – (gemeten naar loonsom) gebruik maakt van de regeling, en dat zij gemiddeld
een omzetdaling verwachten van 45%. Zoals ook in de toelichting bij de regeling gemeld,
betreft dit een grove inschatting die met flinke onzekerheid is omgeven. In de eerste
dagen na openstelling van de NOW hebben ruim 66.000 werkgevers een aanvraag ingediend.
Deze leden vragen daarnaast of er een eerste beeld beschikbaar is van het aantal WW-aanvragen
en de ontwikkeling van de werkloosheid sinds de start van de crisis. Deze leden vragen
of hierbij ook specifiek wordt gekeken naar de positie van mensen met een contract
voor bepaalde tijd, of een oproep- of nulurencontract. Zij vragen of er een beeld
is van het aantal mensen met een dergelijk contract dat door de crisis niet meer aan
het werk is en welk deel hiervan aanspraak kan maken op een WW-uitkering.
Er moet op gerekend worden dat het aantal WW-aanvragen stijgt. UWV en CBS publiceren
in de loop van de week van 13 april WW-cijfers.
Deze leden vragen daarnaast op welke manier werkgevers- en werknemersorganisaties
zich inzetten om zoveel mogelijk banen te behouden en op welke manier het commitment
aan de aangekondigde regelingen zich doorvertaalt naar de achterbannen van deze organisaties.
Werkgevers- en werknemersorganisaties spannen zich in om de gevolgen van de coronacrisis
voor de werkgelegenheid zo goed mogelijk op te vangen, maar een nader beeld kan ik
u daarvan nu niet geven. Wat ik wel kan aangeven is dat de Stichting van de Arbeid
in een brief aan cao-partijen het belang heeft onderschreven van het voorkomen (of
beperken) van werkloosheid, waar de door de overheid beschikbaar gestelde compensatie
nadrukkelijk in voorziet. De Stichting van de Arbeid roept cao-partijen op om alles
in het werk te stellen om alle werknemers – met een vast, tijdelijk en ander flexibel
contract – in dienst te houden en door te betalen.
3
De Stichting van de Arbeid heeft werkgevers en werknemers op decentraal en centraal
niveau opgeroepen om gezamenlijk met behulp van de maatregelen uit het noodpakket
maatwerk te vinden om de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in sectoren en bedrijven
zo optimaal mogelijk in stand te houden.
De leden van de D66-fractie vragen of het naar verwachting lukt om bij de al eerder
ingediende aanvragen voor de werktijdverkorting die nu worden behandeld als een aanvraag
van de NOW, de eerste voorschotten over te maken voor de salarisbetaling van april.
Deze leden vragen of deze aanvragen ook als eerste zullen worden behandeld als het
loket voor de NOW open gaat.
Deze vraag is reeds beantwoord bij de vragen van de leden van de fractie van het CDA.
De leden van de D66-fractie vragen waarom ervoor gekozen is om voor de bepaling van
de omzetdaling de verwachte omzet te vergelijken met een kwart van de omzet over 2019.
Deze leden vragen of er een beeld is hoeveel ondernemingen door deze vormgeving niet
in aanmerking kunnen komen voor de NOW of een lager percentage van de loonkosten gecompenseerd
krijgen, omdat de omzet sterk varieert over het jaar heen. Daarnaast vragen deze leden
of ook de optie is overwogen om de te verwachten omzet te vergelijken met dezelfde
periode vorig jaar. Deze leden vragen ook op welke manier wordt omgegaan met sterk
groeiende en startende bedrijven, die door de vormgeving van de bepaling van omzetverlies
mogelijk geen aanspraak kunnen maken op de NOW, of maar deels doordat op dit moment
de omzet en de loonsom veel hoger zijn dan in de periode waarmee wordt vergeleken.
Binnen de NOW is de omzetdaling als uitgangspunt genomen. Een lagere omzet betekent
dat er minder geld beschikbaar is om salarissen te betalen. Meer specifiek moet de
omzetdaling van ten minste 20% zich voordoen over een aangesloten periode van drie
maanden die start op 1 maart, 1 april of 1 mei 2020 (meetperiode). De 3 maanden in
de meetperiode worden vergeleken met 25% van de omzet in 2019. De omzet over heel
2019 hebben werkgevers voorhanden. Dat sluit immers ook aan bij de jaarrekeningsystematiek.
Het is met het oog op een robuuste uitvoering niet mogelijk om achteraf een andere
periode vast te stellen; ook omdat niet alle werkgevers de omzet maandelijks bijhouden.
Startende ondernemingen die op 1 januari 2019 nog niet bestonden, hanteren een andere
berekening van de omzetdaling, zodat zij ook een beroep op de regeling kunnen doen.
Voor startende ondernemingen geldt dat de omzet in de driemaandsperiode in 2020 (meetperiode)
naar rato wordt vergeleken met de omzet vanaf de kalendermaand dat de bedrijfsuitoefening
is begonnen.
De gekozen berekeningswijze van de omzetdaling is eenvoudig vast te stellen en goed
controleerbaar. Daarin wordt in zekere mate met verschillende factoren rekening gehouden,
maar gezien het streven naar eenduidigheid en eenvoud kan geen rekening worden gehouden
met alle factoren en bedrijfsspecifieke kenmerken, zoals seizoensinvloeden en groei
van ondernemingen. Dit is nodig omdat de regeling een noodmaatregel is die eenvoudig
moet zijn om snel grote aantallen aanvragen te kunnen behandelen.
Niet na te gaan is hoeveel werkgevers daardoor niet in aanmerking komen voor de NOW
of een lager percentage gecompenseerd krijgen. De verwachting is dat negatieve effecten
van de gekozen benadering zich met name zullen laten gevoelen in specifieke seizoensgebonden
sectoren. Hierdoor kunnen echter ook positieve effecten ontstaan voor andere werkgevers.
In de regeling waarvan snelle uitvoering zeer gewenst was, is hiervan, noodzakelijkerwijs,
geabstraheerd.
Deze leden vragen daarnaast op welke manier de voortzetting van de subsidie voor culturele
instellingen wordt meegenomen in de omzetbepaling in de culturele sector. Deze leden
vragen of dit van invloed kan zijn op de eventuele aanspraak op de NOW, en of dit
effect beoogd is.
Eventuele subsidieontvangsten van een onderneming worden inderdaad meegenomen in de
omzetbepaling. Dat kan ervoor zorgen dat de omzetdaling, bijvoorbeeld in de culturele
sector, gemitigeerd wordt en dat de subsidie waar men op grond van de NOW recht heeft
lager wordt. Dit is vanuit de doelstelling van de NOW geen onwenselijk effect. Hoe
meer de geldstromen binnen een onderneming (minimaal) constant blijven, hoe meer gewaarborgd
is dat werknemers in dienst van de onderneming door hun werkgever doorbetaald kunnen
worden.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie waarom ervoor is gekozen om de maximale
aanspraak op compensatie te baseren op de loonsom van januari. Deze leden vragen of
er ook is gekeken naar de optie om de loonsom gelijk te houden met dezelfde periode
vorig jaar (maart-mei 2019) zodat sectoren met veel seizoenswerk, zoals bijvoorbeeld
de horeca, een groter deel van hun loonsom gecompenseerd zouden kunnen krijgen. Deze
leden vragen ook of de gekozen vormgeving mogelijk van invloed kan zijn op het blijven
inzetten van mensen met een oproep- of nulurencontract in deze sectoren.
Gekozen is voor de loonsom van januari 2020, omdat deze het meest actueel is en nu
vastligt in de polisadministratie. Daarbij is overwogen dat de loonsom van een jaar
geleden voor veel bedrijven geen goed beeld geeft als de personeelsomvang door krimp
of groei substantieel is gewijzigd. Voor veel bedrijven zal dat het geval zijn. Specifiek
met betrekking tot seizoenswerk geldt dat nu bedrijven in bijvoorbeeld de horeca gesloten
zijn, het niet aannemelijk is dat zij nu nog tijdelijke arbeidskrachten nieuw in dienst
gaan nemen.
Door de keuze om de loonsom te baseren op die van januari 2020 stimuleert de NOW om
ook oproepkrachten in dienst te houden en te blijven betalen ter hoogte van hun loon
in januari 2020. Als de werkgever minder betaalt daalt de loonsom over de maanden
maart-april-mei en wordt de subsidie lager vastgesteld.
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat mensen die voor een uitzendbureau
of payrollorganisatie werken, door hun feitelijke werkgever kunnen worden doorbetaald
doordat deze aanspraak kan maken op de NOW.
De uitzend- of payrollwerkgever kan, indien hij aan de voorwaarden voldoet, voor zijn
eigen werknemers zelf een beroep doen op de NOW, zodat zij deze kunnen doorbetalen.
Voor ingeleende krachten, zoals payroll- en uitzendkrachten, geldt dat zij niet mee
tellen in de loonsom van het bedrijf waar ze de werkzaamheden verrichten. Zij vallen
onder hun payrollbedrijf of uitzendbureau. Ook kan het uitzend- of payrollbedrijf
afspraken maken met de inlener over het door laten lopen van hun contract. In dat
geval hoeft het payrollbedrijf of uitzendbureau geen beroep te doen op de NOW.
Deze leden vragen hoe wordt omgegaan met een situatie waarbij de uitzend- of payrollwerkgever
niet voldoet aan de eis van ten minste 20% omzetdaling doordat in veel verschillende
sectoren wordt gewerkt.
Het kan zijn dat er geen sprake is van 20% omzetdaling, omdat er nog voldoende omzet
wordt gegeneerd in andere sectoren of andere activiteiten. Dit geldt niet alleen voor
payrollbedrijven, maar ook voor andere ondernemingen die hun omzetverlies kunnen compenseren
met andere activiteiten. Indien de payroll- of uitzendwerkgever daardoor niet kan
voldoen aan de eis van ten minste 20% omzetdaling komt deze, net als alle andere werkgevers
die hier niet aan voldoen, niet in aanmerking voor de NOW.
De leden van de D66-fractie vragen of er een beeld is van hoeveel mensen die werken
voor een uitzend- of payrollwerkgever op dit moment worden doorbetaald door hun werkgever
en hoeveel mensen uitstromen naar de WW. Deze leden vragen daarnaast of er ook een
beeld is van hoeveel mensen die met een fictief dienstverband werken, worden doorbetaald,
aangezien dit ook vaak mensen betreft die voor veel verschillende opdrachtgevers werken,
maar die hun verloning regelen via een derde organisatie.
Werkgevers die hun werknemers doorbetalen zijn op dit moment niet specifiek in beeld.
Hier kunnen dus geen gegevens over verstrekt worden.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast wat de voorwaarden zijn voor directeuren-grootaandeelhouders
(DGA’s) om mee te kunnen tellen als loonsom voor de NOW. Zij vragen of het klopt dat
alleen als er werkgeverspremies zijn afgedragen, er aanspraak kan worden gemaakt.
Zij vragen of dit ook geldt voor DGA’s die vrijwillig verzekerd zijn.
Het loon van directeuren-grootaandeelhouders (DGA’s) komt inderdaad alleen in aanmerking
voor de NOW als de werkgever over dat loon premies afdraagt voor de werknemersverzekeringen.
De werkgever dient deze premies af te dragen als het gaat om een werknemer die, op
grond van de wet- en regelgeving, verplicht verzekerd is voor de WW, ZW, en/of WIA.
De meeste DGA’s zijn niet verplicht verzekerd, hebben daarom geen SV-loon, en komen
dus niet in aanmerking voor de NOW. DGA’s kunnen vanzelfsprekend wel op een andere
manier verzekerd zijn, bijvoorbeeld via een private arbeidsongeschiktheidsverzekering
of een vrijwillige verzekering bij UWV. Bij dergelijke verzekeringen is er geen sprake
van het SV-loon en draagt de werkgever geen premies werknemersverzekeringen af via
de loonaangifte.
De leden van de D66-fractie zouden het onbegrijpelijk vinden als grote organisaties
die straks ondersteuning krijgen vanuit de NOW toch over zouden gaan tot het uitkeren
van dividend of bonussen. Deze leden hebben begrepen dat dit ook voor de Minister
geldt en vragen om nader toe te lichten wat de belemmeringen zijn om een dergelijke
voorwaarde op te nemen bij de NOW. Deze leden vragen of er andere mogelijkheden zijn
om te voorkomen dat bedrijven die gebruikmaken van de steunmaatregelen toch overgaan
tot het uitkeren van dividend of bonussen en of de Minister, als dat onverhoopt zou
gebeuren, acties zal ondernemen. Ook de leden van de fractie van GroenLinks vragen
waarom er niet voor is gekozen om een voorwaarde op te nemen over het niet uitkeren
van een dividenduitkering. Zij vragen zich ook af of een oproep daartoe wel voldoende
is en of ik bereid ben een dergelijke voorwaarde alsnog toe te voegen als blijkt dat
de oproep te weinig effect heeft. Tenslotte stellen ook de leden van de fracties van
de SP en 50PLUS hierover vragen.
De NOW is gericht op het behoud van werkgelegenheid en is niet gericht op het ingrijpen
in de bedrijfsvoering. Het doel van de subsidieverstrekking ten behoeve van de loonkosten
is dat voorkomen wordt dat werknemers worden ontslagen en hun ervaring en kennis voor
ondernemingen verloren gaat. Inderdaad geldt in zijn algemeenheid dat er terughoudend
moet worden omgegaan met een beroep doen op publieke middelen. Waar bedrijven zelf
schokken kunnen opvangen, zijn zij primair zelf aan zet. Ik heb dan ook eerder een
moreel appèl gericht aan werkgevers om alleen een beroep te doen op de NOW als dit
noodzakelijk is. Het uitkeren van dividenden of bonussen tijdens een periode waarin
tevens een beroep op subsidie van de overheid wordt gedaan, past mijns inziens dan
ook niet bij elkaar. Tegelijkertijd is er niet voor gekozen deze voorwaarde expliciet
in de regeling te stellen. Het controleren of dividenden of bonussen binnen een onderneming
zijn uitgekeerd in 2020, zou de regeling minder eenvoudig maken en voor de uitvoering
en controle op naleving ingewikkelder.
Het achteraf toevoegen van de voorwaarde om geen dividend te mogen uitkeren aan de
regeling ligt juridisch ingewikkeld, omdat het gaat om een verzwarende (negatieve)
voorwaarde.
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat als bedrijven besluiten om een
groot deel van hun tijdelijke contracten niet te verlengen, de mogelijke aanspraak
op de NOW sterk wordt verminderd.
Uitgangspunt voor de hoogte van de subsidie is de loonsom van januari 2020. Indien
de werkgever nadien besluit een aantal contracten niet te verlengen is de loonsom
over de maanden maart-april-mei 2020 dus een stuk lager en wordt de subsidie lager
vastgesteld.
Deze leden vragen of er nog kan worden afgezien van verlenging van een contract voor
bepaalde tijd indien eerder schriftelijk is gecommuniceerd dat het contract zou worden
omgezet naar een contract voor onbepaalde tijd. Zij vragen op welke manier dit het
recht op NOW kan beïnvloeden.
Indien de loonsom over de maanden maart-april-mei lager is dan de loonsom over januari
2020 kan dit leiden tot een lagere subsidievaststelling en wellicht ook tot terugvordering.
Indien is toegezegd een contract voor bepaalde tijd te verlengen of om te zetten in
een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, dan kan de werknemer de werkgever hier
aan houden. Er is dan een nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Als de werkgever
daar vanwege bedrijfseconomische reden op wil terugkomen, dan kan dat met in achtneming
van het ontslagrecht. Als de werkgever dat ontslag doorzet dan kan dat een korting
op de subsidie van 150% van de loonsom van de betrokken werknemers betekenen.
De leden van de fractie van D66 vragen of het klopt dat ongeacht de hoogte van de
toegekende subsidie, 90% van de verminderde loonsom wordt ingehouden op het te subsidiëren
bedrag op het moment dat de loonsom in de periode maart-mei lager ligt dan de loonsom
in januari.
Deze veronderstelling is juist; indien de loonsom in de periode maart-mei 2020 lager
is dan in januari 2020, wordt het subsidiebedrag verlaagd met 90% van het verschil
in loonsom.
Ten slotte vragen deze leden of het te verrekenen bedrag afhankelijk is van het percentage
aan subsidie, of dat het in alle gevallen gelijk is aan 90% en betekent dit dan een
meer dan evenredige bijstelling van de subsidie ten opzichte van de lagere loonsom.
Het te verrekenen bedrag is in alle gevallen gelijk aan 90% van de loonkosten. Er
is echter een verschil tussen loonsom en loonkosten. De loonkosten worden benaderd
door de loonsom te verhogen met het forfaitaire percentage voor extra kosten van 30%.
De verrekening is dus in alle gevallen gelijk aan het verschil in loonsom maal 1,3
maal 0,9. De bijstelling van het subsidiebedrag is hiermee hoger dan de daling in
loonsom, maar niet hoger dan de daling in loonkosten voor de werkgever.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom er niet voor gekozen is om een voorwaarde
op te nemen over het doorbetalen van werknemers met een tijdelijk of nulurencontract.
Zij vragen om nader toe te lichten waarom dit te complex is. Ook vragen zij of ik
bereid ben de voorwaarde alsnog toe te voegen als blijkt dat werkgevers te weinig
gehoor geven aan de oproep van de Minister om mensen met een flexibel contract in
dienst te houden en door te betalen.
De NOW is gericht op het doorbetalen van loon voor behoud van werkgelegenheid, maar
niet op ingrijpen in de bedrijfsvoering. In een aantal gevallen volgt de verplichting
tot het doorbetalen van loon reeds uit de wet. Onafhankelijk van de vraag of er een
vast of tijdelijk contract is aangegaan, is de werkgever bij een vaste urenomvang
er wettelijk toe gehouden om het loon door te betalen over deze vaste uren zolang
de arbeidsovereenkomst loopt. Als er sprake is van een flexibele arbeidsomvang voorziet
de NOW ook in een tegemoetkoming in de loonkosten van werkgevers wanneer zij meer
loon betalen dan waar zij wettelijk toe verplicht zijn, met een maximum tot het salaris
dat in januari 2020 is betaald. De NOW stimuleert de werkgever daarmee om in de situatie
waar geen loondoorbetalingsverplichting bestaat op grond van de wet, toch het loon
door te betalen. In de loonsom die wordt gebruikt voor de vaststelling van de NOW
worden namelijk ook de lonen van werknemers met een flexibele urenomvang meegenomen.
Als de werkgever minder betaalt en de loonsom over de maanden maart-april-mei daalt,
wordt de subsidie lager vastgesteld. De wijze van subsidievermindering, die nader
is toegelicht in de wijzigingsregeling van de NOW4, is een effectieve prikkel voor het in dienst houden en doorbetalen van werknemers
met een flexibel contract. Voor het opnemen van een dergelijke voorwaarde is niet
gekozen. Dit zou in deze zeer uitzonderlijke omstandigheden een te grote inbreuk maken
op de noodzakelijke flexibiliteit voor werkgevers.
Zoals aangegeven in het antwoord op een vraag van de leden van de fractie van D66
ligt het juridisch ingewikkeld om na openstelling van de subsidieregeling verzwarende
voorwaarde toe te voegen.
Voorts vragen deze leden zich af waarom er niet voor is gekozen om een voorwaarde
op te nemen over het niet uitkeren van een dividenduitkering. Zij vragen zich af of
enkel een oproep daartoe wel voldoende is. Zij vragen of ik bereid ben de voorwaarde
alsnog toe te voegen als blijkt dat de oproep te weinig effect heeft.
Het antwoord op deze vraag is opgenomen bij de beantwoording van vragen hierover van
de leden van de fractie van D66.
Daarnaast maken de leden van de fractie van GroenLinks zich zorgen om werkgevers die
een seizoenspatroon hebben met een duidelijke piek in de maanden maart, april en mei.
De regeling compenseert hier nu niet voor, wat alsnog zou kunnen leiden tot groter
verlies van werkgelegenheid in deze sectoren. Zij vragen of ik deze zorg deel, of
bekend is om hoeveel werknemers het ongeveer gaat en hoe ingewikkeld het is om een
optie toe te voegen om een andere referteperiode te kiezen.
Het antwoord op deze vraag is opgenomen in de beantwoording van de vragen van de leden
van de fractie van de VVD, die deze vraag ook hebben gesteld. Om hoeveel werknemers
het gaat kan ik niet duiden. In veel gevallen, zoals (een deel van) de horeca, is
dit sterk afhankelijk van het weer en kan het seizoenspatroon in de omzet van jaar
tot jaar anders uitvallen. Daarnaast is kenmerkend voor seizoenarbeid dat een deel
van het personeel niet geworven zal worden zolang de seizoensomstandigheden dat niet
noodzakelijk maken. Dan zijn er ook geen loonkosten voor dit personeel.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de NOW ook geldt voor maatschappelijke
instellingen (stichtingen, niet-gouvernementele organisaties).
Ja, dit is het geval. Relevant voor dergelijke organisaties is dat bijvoorbeeld ook
subsidies en giften als element van de omzet worden beschouwd.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat als bedrijven een beroep doen op
de NOW en alsnog ontslag wegens bedrijfseconomische redenen aanvragen, zij een boete
krijgen. Het kan echter ook voorkomen dat bedrijven ervoor kiezen om geen beroep op
de NOW te doen en alsnog ontslag wegens bedrijfseconomische redenen aanvragen. Het
zou wat deze leden betreft goed zijn als het UWV in dergelijke gevallen bedrijven
actief wijst op de mogelijkheid om gebruik te maken van de NOW-regeling, als alternatief
voor ontslag. Gevraagd wordt of ik UWV hiertoe opdracht kan geven.
Deze afspraak is reeds gemaakt met UWV. UWV wijst werkgevers via haar website op de
NOW, ook op de specifieke website waar ontslagaanvragen kunnen worden ingediend.5 De werkgever die een ontslagaanvraag overweegt wordt op die manier op de mogelijkheid
van het aanvragen van de NOW gewezen en ook op de gevolgen die het voortzetten van
een eventuele ontslagaanvraag heeft voor de NOW subsidie. Tevens zal UWV proberen
telefonisch contact te krijgen met alle werkgevers die sinds 1 maart een ontslagaanvraag
om bedrijfseconomische redenen hebben ingediend en die de komende maanden een dergelijke
ontslagaanvraag indienen. UWV zal deze werkgevers, als zij hen bereiken, ook telefonisch
wijzen op de mogelijkheid van de NOW en gelegenheid bieden de ingediende ontslagaanvraag
alsnog in te trekken. Op deze wijze wordt zoveel mogelijk gewaarborgd dat de werkgever
op de hoogte is van de NOW en dat onnodige ontslagaanvragen worden voorkomen.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de groepen die alsnog tussen
wal en schip lijken te vallen, ondanks de ruime regelingen die zijn opgezet. Volgens
de Federatie Nederlandse Vakbonden (FNV) zijn er inmiddels al 75.000 tot 100.000 mensen
hun baan kwijtgeraakt. Gevraagd wordt of ik deze aantallen herken en wat gedaan zou
kunnen worden zodat bedrijven deze mensen toch weer in dienst nemen.
Hoewel de NOW gericht is op behoud van werkgelegenheid is niet te voorkomen dat ten
gevolge van de coronacrisis mensen werkloos worden. Daar moeten we reëel in zijn.
De wederindiensttredingsvoorwaarde verplicht werkgevers al om werknemers, met wie
zij het dienstverband wegens bedrijfseconomische redenen hebben opgezegd, werkzaamheden
aan te bieden als zij binnen 26 weken weer iemand in dienst nemen voor diezelfde werkzaamheden.
De werkgever moet deze werkzaamheden als eerste aan zijn voormalig werknemer aanbieden
onder de gebruikelijke voorwaarden.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat niet alle flexwerkers recht hebben
op een WW-uitkering, omdat zij niet voldoen aan de referte-eis. Het gaat hier ook
om mensen die een aantal maanden per jaar in loondienst werken, denk bijvoorbeeld
aan de orkestmusici. Zij vallen nu buiten elke regeling. Zij vragen of het mogelijk
is om tijdelijk de referte-eis te verkorten, zodat deze mensen niet meteen met een
enorme inkomensterugval te maken krijgen. Zij wijzen erop dat er ook mensen zijn die
wel een WW-uitkering hebben, maar die binnenkort afloopt. In deze tijden is solliciteren
veel lastiger. Zij vragen of er een mogelijkheid is om WW-uitkeringen te verlengen.
Aanpassingen van de WW zijn op dit moment niet mogelijk. We begrijpen dat dit geen
soelaas biedt voor bepaalde groepen mensen, maar UWV verwerkt het gros van de WW-aanvragen
geautomatiseerd. Aanpassingen betekenen op zulke korte termijn dat er geen automatisering
meer mogelijk is en aanvragen dus handmatig moeten verwerkt. Daarmee zou de tijdige
verstrekking van WW-uitkeringen in gevaar komen. Mocht men niet in aanmerking komen
voor een WW-uitkering of loopt de WW-uitkering af en kan men niet in het levensonderhoud
voorzien, dan kan als aan de voorwaarden wordt voldaan een bijstandsuitkering worden
aangevraagd bij de gemeente.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat er ook een groep werkenden is die
deels in loondienst en deels als zelfstandige werken. Zij kunnen vanwege het urencriterium
geen aanspraak maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
(Tozo), maar hebben ook niet genoeg aan de loondoorbetaling (als dat al gebeurt).
Zij vragen wat gedaan kan worden voor deze groep.
Deze situatie is een voorbeeld van diversiteit aan problemen die zich voordoen. Ongeacht
het aantal uren waarvoor een werknemer in dienst is, kan de werkgever een beroep op
de NOW doen. Dat betekent dat, wanneer de werkgever deze werknemers in dienst houdt,
ze ook loon blijven ontvangen voor het aantal uren waarop ze in dienst zijn. Wanneer
de inkomsten als zelfstandige wegvallen, kan dit loon – net als voor andere werknemers
die bijvoorbeeld in deeltijd werken – in de praktijk niet toereikend zijn om rond
te kunnen komen. Wanneer deze werkenden geen beroep kunnen doen op de Tozo vanwege
het niet halen van het urencriterium, kunnen zij een beroep doen op de reguliere bijstand.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie steunen van harte alle maatregelen die erop gericht zijn
zoveel mogelijk werkgelegenheid te behouden. Deze leden betreuren het echter wel om
te lezen dat ook het behoud van werkgelegenheid voor mensen met een onzeker flexcontract,
niet als voorwaarde wordt gesteld om aanspraak te kunnen maken op deze regeling. Nu
al verliezen werkenden met een tijdelijk of nulurencontract en oproep- en uitzendkrachten,
massaal hun werk als gevolg van de coronacrisis. Volgens deze leden zouden werkgevers
om in aanmerking te komen voor de loonkostencompensatie ook de werkgelegenheid voor
mensen met een onzeker flexcontract moeten garanderen. Zij vragen of ik bereid ben
om dit alsnog als voorwaarde te stellen. De leden van de SP-fractie lezen in de voorliggende
brief dat de Minister werkgevers oproept om verantwoordelijkheid te nemen voor hun
flexwerknemers en het loon van flexwerkers zoveel mogelijk door te betalen. Zij vragen
of overwogen is om het niet uitsluitend bij een vrijblijvende oproep te laten, maar
om dit als harde voorwaarde te stellen voor de regeling. Zij vragen wat de argumenten
waren om dit niet te doen, mede gelet op het aantal mensen met een onzeker contract
wat nu al zijn of haar baan heeft verloren. Zij vragen of ik erken dat ook 10% loonkosten
voor een werkgever een prikkel kan zijn medewerkers met een onzeker contract niet
meer op te roepen. Zij vragen ook welke maatregelen concreet getroffen worden om ervoor
te zorgen dat de ruim 2 miljoen werknemers in Nederland met een onzeker contract,
hun baan en inkomen behouden.
Uitzend- en payrollwerkgevers kunnen, net als iedere andere werkgever, een beroep
doen op de NOW indien zij aan de voorwaarden voldoen. Voor werknemers met een oproep-
of nulurencontract geldt dat ook hun werkgevers subsidie kunnen krijgen om hun salaris
door te betalen. De loonsom is gebaseerd op de loonsom in januari 2020. Indien de
loonsom lager is in de maanden maart-april-mei 2020 dan leidt dit tot een lagere subsidievaststelling
en terugvordering. Hiermee worden werkgevers gestimuleerd om ook het loon van hun
flexibele werknemers door te betalen. Er is niet gekozen voor het opnemen van een
bepaling dat het loon van de werknemers met een flexibel contract verplicht doorbetaald
moet worden. In deze uitzonderlijke omstandigheden is ervoor gekozen om alleen verplichtingen
op te leggen die strikt noodzakelijk zijn, en te voorkomen dat werkgevers door aanvullende
verplichtingen in de problemen komen met hun bedrijfsvoering. Een verbod op ontslag
miskent tevens dat een werkgever in bepaalde gevallen toch niet anders kan dan contracten
van flexibele werknemers niet te verlengen om zijn onderneming levensvatbaar te houden,
nog los van het feit dat er ook andere, niet aan corona gerelateerde redenen kunnen
zijn om toch afscheid te moeten nemen van vaste en/of tijdelijke werknemers.
Er wordt een beroep op de betrokken werkgevers gedaan om werknemers zoveel mogelijk
in dienst te houden, maar er is begrip voor werkgevers die hierin een andere afweging
moeten maken om hun bedrijf in stand te kunnen houden.
Zoals toegezegd zal de regeling gemonitord worden met daarbij bijzondere aandacht
voor of deze regeling in voldoende mate tegemoet komt aan het beoogde doel.
De leden van de SP-fractie constateren dat als salarisplafond twee keer het maximumdagloon
zoals we dat uit de WW kennen, wordt genomen. Deze leden erkennen dat het goed is
dat dit wordt gemaximeerd zodat salarissen van bijvoorbeeld piloten of profvoetballers
van drie ton per jaar, niet voor 90% met belastinggeld worden doorbetaald. Zij vragen
waarom is gekozen voor twee keer het maximumdagloon en bijvoorbeeld niet voor één
maal, en of dit laatste niet logischer zou zijn aangezien dit bij de WW ook het plafond
is. Ook de leden van de fractie van de PvdA stellen de vraag waarom gekozen is voor
twee keer het maximumdagloon.
De NOW is een subsidieregeling om werkgevers tegemoet te komen in hun loonkosten met
het doel behoud van werkgelegenheid. Als gekozen zou worden voor éénmaal het maximumdagloon
zou in te veel gevallen de subsidie beperkt moeten worden waardoor het twijfelachtig
is of werkgevers er wel voldoende mee geholpen zijn en hun personeel kunnen behouden.
Met een grens van tweemaal het maximumdagloon worden de meeste salarissen volledig
meegewogen in de loonsom. Zoals aangegeven in de toelichting op de regeling is hierbij
een afweging gemaakt tussen de verantwoordelijkheid van de overheid om bedrijven in
de huidige uitzonderlijke situatie tegemoet te komen en het beroep dat de overheid
op het bedrijfsleven doet om zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen om te doen wat
in breder maatschappelijk belang is. Anders dan bij de NOW gaat het bij de WW niet
om een tegemoetkoming voor doorbetaling van loon en de kosten die daaruit voortvloeien
voor de werkgevers, maar om een inkomensvoorziening voor iemand die niet meer werkt.
Dat zijn twee wezenlijk verschillende situaties die los van elkaar beoordeeld dienen
te worden. Die beoordeling heeft geleid tot een andere invulling van het maximumbedrag
dat in aanmerking komt voor de subsidie in het kader van de NOW respectievelijk de
WW-uitkering.
De leden van de SP-fractie lezen dat er diverse maatregelen worden getroffen om misbruik
en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Zij vragen wat er gebeurt indien een bedrijf
nu een voorschot krijgt van 80%, failliet gaat en achteraf blijkt geen recht te hebben
gehad op deze regeling.
Bij faillissement van ondernemingen waarvoor geldt dat nog een terugvordering van
NOW-subsidie aan de orde is, zal de subsidie uit de boedel van de gefailleerde onderneming
gevorderd moeten worden. De kans is reëel dat de boedel onvoldoende is om de terugvordering
te realiseren.
Zij vragen tevens of ik ook bereid om bedrijven die nu een beroep doen op deze vorm
van staatsteun, te verbieden om winst uit te keren aan hun aandeelhouders voor tenminste
het lopende boekjaar.
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van
de leden van de fractie van D66 hierover.
De leden van de fractie van de SP stellen dat er bovendien ook veel grote bedrijven
met enorme reserves zijn die deze klap best op kunnen vangen. Deze leden vragen om
deze bedrijven uit te zonderen van deze regeling. Zij vragen of ik de mening deel
dat grote bedrijven met voldoende reserve, nu niet in aanmerking hoeven te komen voor
deze regeling, zodat ons belastinggeld daar terecht komt waar het het hardst nodig
is.
De NOW is gericht op het behoud van werkgelegenheid in alle bedrijven, ongeacht hun
grootte. Ook grote bedrijven kunnen met een forse omzetdaling te maken krijgen. Deze
bedrijven hebben dan ook recht op gebruik van de NOW om hun werknemers in dienst te
kunnen houden. Bovendien zou het mee laten wegen van het aspect of een bedrijf over
voldoende reserve beschikt de regeling en de uitvoering compliceren wat afbreuk zou
doen aan de wens om bedrijven snel tegemoet te komen. In algemene zin heeft het kabinet
wel de oproep gedaan om alleen gebruik te maken van het financiële noodpakket indien
daar een financiële noodzaak toe bestaat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie constateren, met grote zorg, dat er op dit moment, vanwege
de coronacrisis al grote groepen uitzend- en flexkrachten niet meer worden opgeroepen
en/of naar huis worden gestuurd. Hierdoor hebben deze werknemers geen inkomen meer
en kloppen zij bij UWV of de gemeente aan voor een WW- of bijstandsuitkering. Deze
leden vragen de Minister hoeveel extra mensen er tot op heden, vanwege de coronacrisis,
een WW- of bijstandsuitkering hebben aangevraagd en hoeveel van deze mensen die bij
het UWV hebben aangeklopt hebben geen of vrijwel geen WW-rechten opgebouwd en hoeveel
van deze mensen niet door vermogens- en partnertoets bij de gemeente heen komen en
daardoor dus geen inkomen hebben. Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie
hebben deze thematiek aan de orde gesteld.
Er moet op gerekend worden dat het aantal WW-aanvragen stijgt. Op basis van data uit
de enquête beroepsbevolking is mijn beeld dat het grootste deel van de mensen met
een oproep- of uitzendcontract recht heeft op WW. 68% geeft namelijk zelf aan meer
dan zes maanden voor de huidige werkgever te werken. Een nog groter deel heeft direct
daarvoor ook nog bij een andere werkgever gewerkt. Dit zou betekenen dat deze groep
voldoet aan de referte-eis van de WW, namelijk dat iemand meer dan 26 van de laatste
36 weken gewerkt heeft. Voldoet men ook aan de overige vereisten, dan is er recht
op WW.
Vanwege de doelstelling, baan- en inkomenszekerheid voor werknemers en hun gezinnen,
van de NOW vragen deze leden de Minister ook welke maatregelen hij gaat nemen om zorg
te dragen voor de groep uitzend- en flexkrachten die nu op straat staan.
Zoals toegezegd zal de regeling gemonitord worden met daarbij bijzondere aandacht
voor het punt of deze regeling in voldoende mate tegemoet komt aan het beoogde doel.
Prioriteit is immers het behoud van werkgelegenheid en het voorkomen van werkloosheid.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of ik de mening deel dat een moreel appèl
– kijk nu al de talloze ontslagen bij bijvoorbeeld KLM, in de horeca, cultuur of bij
uitzendbureaus – weinig effect gaat hebben. Zij vragen waarom er niet voor gekozen
is om de regeling zo in te richten dat er een algehele uitsluiting van de regeling
is bij het toch ontslaan van werknemers.
Zij vragen hoe nu wordt voorkomen dat werkgevers de boete van 50% van het loon van
de werknemer voor lief nemen en gaan uitrekenen wat voor hen het voordeligst is. Aansluitend
vragen zij of ik de mening deel dat extra maatregelen moeten worden genomen om deze
groep werknemers bescherming te bieden en of ik bereid ben om aanvullende voorwaarden,
zoals behoud van alle banen, te stellen aan bedrijven die een aanvraag doen voor de
NOW. Indien dat niet het geval is vragen zij waarom niet en wat de belemmeringen hierbij
zijn.
Er wordt op werkgevers een moreel appèl gedaan zoveel mogelijk werkgelegenheid te
behouden. Er is echter niet voor gekozen om ontslag geheel uit te sluiten als een
werkgever een NOW subsidie heeft aangevraagd. De reden daarvoor is dat ontslag toch
noodzakelijk kan zijn omdat de financiële situatie ondanks de NOW veel slechter blijkt
te zijn dan voorzien. Een werkgever zal in zo’n geval een afweging moeten maken en
het kan niet worden uitgesloten dat, ondanks de korting op de NOW, ontslag de meest
rationele keuze is voor een bedrijf. De NOW maakt ontslag niet onmogelijk. Echter,
in de ontslagprocedure moet de werkgever wel kunnen onderbouwen waarom de NOW geen
of onvoldoende soelaas biedt en waarom (ondanks de al dan niet aangevraagde) NOW,
ontslag toch noodzakelijk is. Als de werkgever dit niet voldoende aannemelijk kan
maken wijst UWV de ontslagaanvraag af. Bovendien leidt het doen van de ontslagaanvraag
tot een aanzienlijk lagere NOW subsidie. Gevraagd wordt waarom behoud van alle banen
niet als voorwaarde voor de NOW is gesteld. Zoals gezegd kan er ondanks de NOW toch
een noodzaak voor ontslag bestaan. Het zou onwenselijk zijn wanneer als gevolg van
een verplichting alle banen te behouden financiële problemen van een werkgever nog
groter worden en zelfs mogelijk tot faillissement leiden.
De leden van de PvdA-fractie vragen ook of de bereidheid er is om naar de specifieke
groep van uitzendkrachten in fase A van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU)
cao of fase 1/2 van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen
(NBBU) cao te kijken. Zij vragen of er overleg is geweest met de uitzendsector en
in welke mate zij gebruik gaan maken van de NOW. Zij vragen eveneens welke garanties
er zijn te geven dat uitzendondernemingen werknemers in dienst houden voor wie er
geen opdrachten meer zijn en welke mogelijkheden er zijn om deze groep werknemers
ook een inkomen te garanderen. Zij willen weten welke maatregelen er nog zijn voor
het geval dat blijkt dat uitzendondernemingen geen gebruik gaan maken van de NOW en
uitzendkrachten alsnog in de bijstand of de WW terechtkomen.
De NOW geldt ook voor uitzendkrachten, met of zonder uitzendbeding. De uitzendwerkgever
kan via de NOW een tegemoetkoming aanvragen en worden gecompenseerd voor de loonkosten
voor mensen die hij nog in dienst heeft.
Voor uitzendwerkgevers gelden dezelfde voorwaarden als voor andere werkgevers. Als
de opdrachtgever de uitzendkracht geen werk meer aanbiedt en het uitzendbeding is
ingeroepen, dan kan het uitzendbureau de uitzendkracht door deze regeling een tijdelijk
contract voor de duur van de tegemoetkoming aanbieden.
De leden van de PvdA-fractie constateren verder dat er ook werknemers die in hun proeftijd
of tussen twee banen zaten nu werkloos thuis zitten. Deze leden vragen om een inschatting
van de grootte van deze groep werknemers. Om ook deze werknemers bescherming te bieden
vragen de leden van de PvdA-fractie of ik bereid ben om voor deze groep werknemers
een tijdelijk noodfonds, bijvoorbeeld in analogie van de Tozo, in te richten die hen
een inkomen kan bieden waarmee zij toch nog de huur en boodschappen kunnen betalen.
Ik kan geen inschatting geven van het aantal mensen waarvan het contract is beëindigd
tijdens de proeftijd of die tussen twee banen zaten. Mensen van wie het contract is
beëindigd tijdens de proeftijd kunnen mogelijk aanspraak maken op WW. Mocht er geen
WW-recht zijn, bijvoorbeeld omdat men tussen twee banen zat, dan is er mogelijk recht
op bijstand.
Ook constateren de leden van de PvdA-fractie dat er voor vele mensen met een WW-uitkering,
maar ook andere uitkeringen, nog amper vacatures zijn of dat het onmogelijk is om
een sollicitatiegesprek te voeren met als risico dat zij hun WW-rechten verliezen.
Om die reden vragen deze leden welke mogelijkheden er zijn om ook voor uitkeringsgerechtigden
tijdelijk ondersteuning te bieden Zij vragen of ik bereid ben om de WW-rechten van
mensen met een WW-uitkering met drie maanden te verlengen.
Ook in deze lastige tijden blijft UWV stimuleren om te solliciteren naar werk. Tegelijkertijd
is het duidelijk dat ten gevolge van de coronamaatregelen de arbeidsmarkt zeer sterk
in beweging is. Voor velen is het lastig om werk te vinden, maar er zijn ook sectoren
waar juist behoefte is aan extra personeel. De uit de arbeidsverplichtingen voorkomende
sollicitatieplicht blijft gehandhaafd. UWV heeft voldoende mogelijkheden om op individuele
basis een goede afweging te maken hoe om te gaan met deze verplichtingen. Werkzoekenden
kunnen naast solliciteren nog allerlei andere activiteiten ondernemen zoals het netwerk
in beeld brengen, toekomstige acties formuleren enzovoort. Ook daartoe worden zij
door UWV gestimuleerd.
Als werkzoekenden niet aan hun sollicitatieplicht kunnen voldoen vanwege beperkingen
door het coronavirus, bijvoorbeeld omdat een sollicitatiegesprek niet door kan gaan,
dan heeft dat geen gevolgen voor de uitkering.
Los van uitvoeringstechnische bezwaren is verlenging van de WW niet aan de orde. Mocht
de WW-uitkering aflopen en kan iemand niet in zijn levensonderhoud voorzien, dan kan
als aan de voorwaarden wordt voldaan een bijstandsuitkering worden aangevraagd bij
de gemeente.
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom is gekozen voor twee keer het maximum dagloon.
Het antwoord op deze vraag is in het voorgaande reeds gegeven op eenzelfde vraag van
de leden van de fractie van de SP.
Daarnaast horen deze leden graag welke garantie er valt te geven dat de opslag van
30% voor het overgrote deel van de werknemers genoeg zal zijn voor het betalen van
het werkgeversdeel van de pensioenpremies.
De subsidie van 90% (gerelateerd aan de omzetdaling) is een tegemoetkoming in de loonkosten,
die zijn opgehoogd met een forfaitaire opslag van 30%. Deze opslag betreft onder andere
werkgeverspremies en werknemersbijdragen aan pensioen, en de opbouw van vakantiebijslag.
Voor deze werkwijze is gekozen omwille van de uitvoerbaarheid door UWV. De hoogte
van de pensioenpremies en premies werknemersverzekeringen verschillen per bedrijfstak
en per werkgever.
In de keuze van het percentage van 90% komt tot uitdrukking dat he kabinet een afweging
heeft tussen de verantwoordelijkheid van de overheid om bedrijven in deze bijzondere
situatie tegemoet te koen en het beroep dat de overheid doet op het bedrijfsleven
om onder deze bijzondere omstandigheden ook een eigen verantwoordelijkheid te nemen
om te doen wat van breder maatschappelijk belang is.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat sommige sectoren juist hun omzetten behalen
in het voorjaar en de zomermaanden en vrijwel geen omzet halen in de wintermaanden,
zoals horeca, sportclubs en dergelijke. Zij vragen naar de bereidheid om ook deze
werknemers bescherming te bieden en te kijken of het mogelijk is om het omzetverlies
te vergelijken met de zomermaanden van afgelopen jaar.
Op dit punt is reeds ingegaan bij de beantwoording van vragen van de leden van de
fractie van de VVD hierover,
Daarnaast vragen deze leden op welke wijze er in de regeling rekening wordt gehouden
met eventuele cao-loonsverhogingen in de periode 1 februari – 31 mei of bijvoorbeeld
met vacatures die na 1 februari zijn ingevuld. Kortom: met zaken die de loonsom over
de subsidieperiode hoger doen uitvallen dan over de referteperiode.
De loonsom van januari 2020 is leidend voor de vaststelling van de subsidie. Bij de
definitieve vaststelling van de subsidie, na afloop van de subsidieperiode, wordt
de loonsom van januari 2020 vergeleken met de loonsom van de maanden maart 2020 tot
en met mei 2020. Als de loonsom gedaald is, wordt de subsidie ook lager. Bij het vaststellen
van de loonsombepaling is geprobeerd zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de actuele
loonkosten van een onderneming door het referte-niveau te kiezen zo dicht mogelijk
bij de huidige periode, maar voordat dat de effecten van de Corona-crisis zichtbaar
waren. Dat is januari 2020. Deze systematiek houdt in dat geen rekening kan worden
gehouden met eventuele cao-loonsverhogingen
De leden van PvdA-fractie constateren dat werknemers door hun werkgever verplicht
worden vakantie- of minuren op te nemen. Zij vragen of ik de mening deel dat het ongewenst
is als werkgevers een aanspraak doen op de NOW en tegelijkertijd werknemers verplicht
vakantie- of minuren op te laten nemen en welke maatregelen worden genomen om dit
te voorkomen.
De NOW is een subsidiemaatregel als tegemoetkoming in de loonkosten. Het doel van
de NOW is behoud van werkgelegenheid. Werkgevers verplichten zich ertoe om gedurende
de tijd waarvoor subsidie wordt verstrekt geen verzoek om ontslag wegens bedrijfseconomische
redenen bij UWV in te dienen.
Los hiervan staat de vraag hoe de werkgever omgaat met de gevolgen van het wegvallen
van bedrijvigheid voor de personeelsinzet. In de cao of het bedrijfsreglement van
een onderneming kan geregeld zijn dat er collectieve vakantie-afspraken gelden (bijv.
in het onderwijs en de bouw). In de individuele arbeidsovereenkomst met de werknemer
is doorgaans vastgelegd wat de arbeidsduur van die werknemer is. Afhankelijk van wat
daar afgesproken is, kan de werkgever de mogelijkheid hebben om zijn werknemer te
verzoeken om verlofdagen op te nemen in de periode van verminderde bedrijvigheid wegens
de uitbraak van het coronavirus. Het is echter in de regel aan de werknemer om te
bepalen wanneer hij zijn verlof wil genieten. De werkgever mag dan dus geen «dwang»
uitoefenen. Dit geldt voor de wettelijke minimumvakantiedagen. Ten aanzien van de
bovenwettelijke vakantiedagen kan dit anders liggen, afhankelijk van wat bij cao,
bedrijfsreglement of schriftelijke overeenkomst is afgesproken. Overigens wordt het
loon tijdens de (minimum)vakantiedagen doorbetaald. De werkgever behaalt dus geen
extra voordeel als in de periode waarover NOW-subsidie wordt verkregen zijn werknemers
vakantie opnemen. Wel heeft hij het voordeel dat als de werkgelegenheid op een gegeven
moment weer aantrekt, hij minder te maken heeft met personeel dat dan verlof geniet.
Eenzelfde lijn geldt ten aanzien van het opnemen van minuren. Minuren betekent dat
de werknemer nu minder uren werkt om deze op een later moment in te halen door extra
uren te werken. Dit is mogelijk op basis van vrijwilligheid, mits de uren blijven
binnen de grenzen die de Arbeidstijdenwet stelt en de afspraak in overeenstemming
is met bijvoorbeeld het bepaalde in de van toepassing zijnde cao, het bedrijfsreglement
en de individuele arbeidsovereenkomst.
De leden van PvdA-fractie constateren dat bedrijven die gebruikmaken van de NOW geen
toestemming krijgen van UWV bij het opzeggen van arbeidsovereenkomsten wegens bedrijfseconomische
redenen. Deze leden vragen of dit verbod ook geldt voor bedrijven die geen gebruik
maken van de NOW. Zij vragen of ik ook bezorgd ben dat bedrijven na het eindigen van
de NOW (31 mei 2020) massaal wel hun personeel vanwege bedrijfseconomische redenen
gaat ontslaan. Deze leden vragen of het mogelijk is om hier nog verdere aanvullende
voorwaarden te stellen. Zij vragen aanvullend op welke wijze er gemonitord gaat worden
of en zo ja, in welke mate werkgevers die van de NOW gebruik maken al hun werknemers,
inclusief werknemers met een flexibel contract, in dienst houden. Zij vragen ook op
welke wijze er gemonitord gaat worden of en in welke mate werkgevers er bewust voor
kiezen geen gebruik te maken van de NOW.
De NOW maakt ontslag niet onmogelijk. De NOW regelt wel de gevolgen voor de hoogte
van de subsidie als er toch ontslag wordt aangevraagd. Werkgevers die tijdens de NOW-periode
een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen indienen bij UWV, worden door
UWV bij de aanvraag op de mogelijkheid van het aanvragen van de NOW en de gevolgen
van een ontslagaanvraag op de NOW gewezen. Werkgevers hebben de gelegenheid de ontslagaanvraag
binnen 5 werkdagen na indiening in te trekken. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de
werkgever die de ontslagaanvraag toch doorzet, een weloverwogen keuze maakt. Bovendien
zal UWV, waar relevant, de NOW meewegen in de ontslagtoets. UWV vraagt de werkgever
te onderbouwen waarom de NOW geen of onvoldoende alternatief biedt voor ontslag. UWV
wijst de aanvraag af wanneer de werkgever dit niet aannemelijk kan maken. De gestelde
voorwaarde geldt overigens niet ten aanzien van bedrijven die geen gebruik maken van
de NOW.
De NOW geldt voor drie maanden met de mogelijkheid om deze periode te verlengen. Het
ligt in de lijn om dan de voorwaarde aan te houden dat de werkgever geen verzoek tot
ontslag om bedrijfseconomische redenen doet. Daarna zal bekeken moeten worden hoe
de situatie zich heeft ontwikkeld. Nu is niet aan te geven of er indicaties zijn dat
werkgevers dan massaal personeel ontslaan.
Deze leden vragen welke inspectiecapaciteit is er om verkeerd gebruik en misbruik
van de regeling tegen te gaan en hoe dat toezicht gaat plaatsvinden. Zij vragen of
er een mogelijkheid komt voor individuele werknemers of vakbonden om verkeerd gebruik
of misbruik van de regeling melden.
Bij de uitwerking van de NOW is een afweging gemaakt tussen snelle en adequate dienstverlening
enerzijds en de belangen van tijdige en correcte naleving van de regeling anderzijds.
De snelheid van de tegemoetkoming is vooropgesteld. Binnen die kaders is gekozen voor
een robuuste regeling waarbij het risico op misbruik zo veel mogelijk wordt beperkt.
Uitgangspunt is dat de werkgever verantwoording aflegt over de wijze waarop hij aan
de subsidievoorwaarden voldoet. Daarbij bestaat de mogelijkheid om achteraf zijn administratie
te controleren.
Er wordt voorts gebruik gemaakt van diverse controlemechanismen. Bij het verlenen
van de subsidie wordt uitgegaan van informatie die al bij de overheid bekend is. Bij
de vaststelling van de subsidie wordt gebruik gemaakt van gegevensuitwisseling tussen
UWV en de Belastingdienst. UWV heeft de mogelijkheid te veel verstrekte subsidie terug
te vorderen. Bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit kan UWV aangifte doen
bij het Openbaar Ministerie (OM). Op grond van informatie van UWV en/of op grond van
signalen en meldingen kan de Inspectie SZW onder gezag van het OM een opsporingsonderzoek
instellen. In gezamenlijkheid wordt bezien hoe de beheersmaatregelen, waaronder toezicht,
concreet vormgegeven kunnen worden en welke capaciteit daarop kan worden ingezet.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de artikelen 15 en 16 van de regeling, waarin
is opgenomen dat het subsidiebedrag kan worden teruggevorderd, of naar beneden kan
worden bijgesteld als er niet aan verplichtingen uit artikel 13 is voldaan, of niet
aan het doel van de regeling uit artikel 3 is voldaan, nog ruimte bieden om strenger
te zijn ten aanzien van werkgevers die ervoor kiezen om alsnog werknemers te ontslaan.
De verplichting van de werkgever in artikel 13, onderdeel b, van de regeling houdt
in dat de werkgever over de periode 18 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 geen ontslagaanvraag
doet wegens bedrijfseconomische redenen. Het niet naleven van deze verplichting heeft
gevolgen voor de hoogte van de uiteindelijke subsidie. Die gevolgen zijn geregeld
in artikel 7, vijfde lid, van de regeling. Dit is aangepast met de wijzigingsregeling
van de NOW.
Artikel 15 en 16 van de regeling bieden geen ruimte om ten aanzien van het schenden
van deze voorwaarde nog strenger op te treden, aangezien de gevolgen van het schenden
van deze specifieke verplichting reeds in de NOW zijn geregeld. Er kan op grond van
de genoemde artikelen niet achteraf worden besloten verdergaande bezwarende gevolgen
te verbinden aan de subsidieverlening bij schending van deze specifieke verplichting.
De genoemde artikelen hebben tot doel om te kunnen ingrijpen bij bijvoorbeeld het
verstrekken van onjuiste informatie of bewuste handelingen in strijd met het doel
van de regeling waarvan de gevolgen nog niet zijn geregeld in de regeling zelf.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de positie van flexwerkers.
Ondanks de aangekondigde noodmaatregelen was de afgelopen tijd al zichtbaar dat bedrijven
toch werknemers met flexibele contracten ontslaan, of medewerkers met een nulurencontract
niet meer oproepen. Genoemde leden vrezen dat de huidige crisis de kloof tussen werknemers
met vaste en flexibele contracten zal doen toenemen en dat de disbalans op de arbeidsmarkt
daarmee groter wordt. Zij vragen de Minister hoe hij hier tegenaan kijkt en wat er
in de ogen van de Minister nodig is om te voorkomen dat flexwerkers massaal hun baan
verliezen, met alle persoonlijke en sociaaleconomische gevolgen van dien. In dit kader
vragen zij de Minister ook om te bezien of de WW-uitkering afdoende vangnet biedt
c.q. welke maatregelen verder nodig zijn om een adequaat vangnet te bieden.
Het antwoord op deze vraag is reeds vermeld in de beantwoording van vragen van de
leden van de fractie van de PvdA hierover.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor de situaties waarin sprake
is van payroll- en uitzendconstructies. Hier kan de situatie ontstaan dat de inlener
rekeningen moet blijven betalen aan het payrollbedrijf of uitzendbureau, terwijl er
veel minder werk is. Het payrollbedrijf/uitzendbureau heeft echter geen omzetverlies
omdat de rekeningen betaald blijven worden en hoeft dus ook geen ondersteuning vanuit
de NOW aan te vragen. Dit kan tot scheve situaties leiden. Zij vragen hoe wordt omgegaan
met deze situaties en welke maatregelen zijn nodig om de ondersteuning op de juiste
plek te laten landen.
Op deze vraag is reeds ingegaan bij de beantwoording van de vragen van de leden van
de fractie van het CDA.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor bedrijven die in de afgelopen
jaren gestart zijn en ten opzichte van vorig jaar fors gegroeid zijn qua omzet en
personeelsbestand. Doordat ten aanzien van omzetverlies een vergelijking wordt gemaakt
met een kwart van de omzet over 2019, kunnen deze bedrijven hierdoor in het nadeel
zijn. Zij zullen dan op papier geen omzetverlies hebben, maar tegelijk kunnen ze hun
(gegroeide aantal) medewerkers op dit moment niet meer doorbetalen. Zij vragen hoe
hiernaar wordt gekeken en of er in dit soort gevallen toch enige vorm van maatwerk
mogelijk is, bijvoorbeeld door rekening te houden met het aantal fte ten opzichte
van vorig jaar.
Er moet in deze crisis snel gehandeld worden. Hierdoor is een robuuste en eenvoudig
uitvoerbare NOW noodzakelijk. Hoewel ik de roep om maatwerk begrijp, is dat in deze
crisis waarin vooral snel gehandeld moet worden een benadering die gewoonweg niet
mogelijk is. Dat wil ik dan ook echt overeind houden.
Wel is gepoogd een klein aantal veel voorkomende omstandigheden te ondervangen als
dit gelet op het karakter van de regeling (een noodmaatregel) mogelijk is. Daarom
is rekening gehouden met ondernemingen die nog geen omzet over het hele jaar 2019
hebben gehad. Zij mogen voor de bepaling van het referte-niveau van de omzet terugkijken
over het aantal hele maanden waarin omzet gemaakt is tot en met februari 2020 en deze
delen door het aantal hele maanden waarin omzet is gemaakt maal 3. Daarnaast is voor
de loonsombepaling geprobeerd zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de actuele loonkosten
van een onderneming door het referte-niveau te kiezen zo dicht mogelijk bij de huidige
periode, maar voordat dat de effecten van de coronacrisis in de werkgelegenheid zichtbaar
waren (januari). Ten derde is ervoor gekozen dat ondernemingen die verwachten dat
hun omzetdaling met vertraging zichtbaar is, ook een latere meetperiode van 3 aaneengesloten
maanden mogen kiezen om de verwachte omzetdaling aan te geven.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister bereid is om ook de mogelijkheid
te bieden dat er voor het omzetverlies gewerkt wordt met een referteperiode waarin
dezelfde maanden in dit kalenderjaar en vorig kalenderjaar met elkaar vergeleken worden.
Voor ondernemingen met seizoensgebonden werk levert dit een adequater beeld op van
het omzetverlies.
Het antwoord op deze vraag is reeds gegeven in reactie op een vraag van de leden van
de fractie van de VVD over seizoenswerk.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister bereid is om te bezien
of de meetperiode voor het omzetverlies ook op 1 juni of 1 juli mag starten. Dit biedt
uitkomst voor ondernemers voor wie het omzetverlies pas over een paar maanden merkbaar
zal zijn, doordat zij ver vooruit werken (bijvoorbeeld met het bestellen van goederen).
Er zijn veel ondernemers bij wie het aantal nieuwe bestellingen vanaf maart afneemt.
Voor hen komt het omzetverlies dus pas over enkele maanden.
De NOW staat open voor omzetverlies beginnend in de maanden maart, april of mei 2020.
Dit is nu de periode waarin het land getroffen wordt door het coronavirus en waarover
de vergaande maatregelen van de overheid ter bescherming van de volksgezondheid zich
uitstrekken en waarin ook anderszins de gevolgen van de uitbraak van het virus ingrijpen
in het dagelijks leven. Daarbij is aangegeven dat een verlenging van de regeling met
drie maanden tot de mogelijkheden behoort. De verlenging zou dan een tegemoetkoming
betreffen voor de loonkosten in de maanden juni, juli en augustus 2020.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de NOW ook geldt voor niet-ondernemingen,
zoals kerken en andere maatschappelijke organisaties, die geen onderneming zijn maar
wel werkgever. Ook zij kunnen te maken krijgen met omzetdaling, bijvoorbeeld door
minder zaalverhuur.
Bevestigd kan worden dat de NOW ook geldt voor niet-ondernemingen zoals kerken en
ander maatschappelijke organisaties die werkgever zijn. Zij dienen dan wel te maken
te hebben met een omzetdaling van ten minste 20% ten opzichte van de omzet die in
2019 is behaald op driemaandsbasis. Relevant voor dergelijke organisaties is dat bijvoorbeeld
ook subsidies en giften als element van de omzet worden beschouwd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
Voor de regeling is een bedrag van 10 miljard euro op de SZW-begroting opgenomen.
Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een kwart van de werkgevers (gemeten naar loonsom)
gebruik gaat maken van de regeling, en dat zij gemiddeld een omzetdaling verwachten
van 45%. De leden van de fractie van 50PLUS vragen of het enigszins aannemelijk te
maken is dat dit een realistische en niet te rooskleurige inschatting is van het gebruik
van de regeling en het redelijkerwijs te verwachten omzetverlies als gevolg van de
coronacrisis. Zij vragen welke deskundigen zijn geconsulteerd en welke empirische
of theoretische informatie is gebruikt voor deze met grote onzekerheden omgeven inschatting.
Het betreft een grove inschatting die met grote onzekerheid is omgeven. Als het aantal
aanvragen hoger is en/of de omvang van de aanvragen groter, nemen de kosten toe. Om
tot deze inschatting te komen is gekeken naar loonsommen per bedrijfstak uit de nationale
rekeningen van het CBS. De verwachting is dat overheidssectoren niet of nauwelijks
gebruik maken van de regeling terwijl sectoren als horeca waarschijnlijk relatief
veel gebruik maken. Gemiddeld komen we tot een inschatting van een kwart van de werkgevers.
De inschatting van het gebruik zoals hierboven gegeven, is naar rato van de loonsom.
Het feitelijke aantal werkgevers dat een aanvraag doet kan uiteraard hoger zijn dan
een kwart van alle werkgevers, als bijvoorbeeld kleine werkgevers meer dan gemiddeld
gebruik maken van de regeling.
De uitvoering van de regeling wordt verzorgd door het al zwaar belaste en met ICT-problemen
kampende UWV. Er worden door de Minister dan ook «opstart- en uitvoeringsproblemen»
voorzien. Zij vragen hoe groot de kans wordt geacht dat UWV de regeling goed zal kunnen
uitvoeren. Zij vragen of UWV en andere uitvoerende diensten daarin ondersteunen worden
met alle mogelijke middelen.
Bij het opstellen van de regeling is juist met het oog op de uitvoerbaarheid zeer
intensief samengewerkt met UWV. UWV is goed voorbereid en de eerste ervaringen zijn
positief.
De leden van de 50PLUS-fractie lezen in de toelichtende brief op de regeling: «De
snelheid waarmee de noodmaatregel tot stand is gekomen impliceert eveneens dat mogelijk
zaken over het hoofd zijn gezien en de regeling onvoorziene consequenties kan hebben,
die achteraf niet gerepareerd kunnen worden». Zij vragen daarom welke mogelijke consequenties
waarom niet gerepareerd zouden kunnen worden. Aan welke mogelijke consequenties voor
wie wordt hier gedacht, zo vragen zij. Graag ontvangen deze leden een toelichting
met voorbeelden.
De afrekening achteraf is niet zonder risico op misbruik en oneigenlijk gebruik. Er
is sprake van gevoeligheid voor misbruik en oneigenlijk gebruik bij elke regeling
waarbij er afhankelijkheid is van (door derden geleverde) gegevens bij de beoordeling
van de aanvraag. Voor zover mogelijk zijn deze risico’s geadresseerd met beheersmaatregelen
in de regeling, maar het is realistisch te verwachten dat er op dit moment nog onvolkomenheden
in de aanpak van deze risico’s zullen zijn.
De regeling wordt ingesteld voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid om
de regeling nog eens met drie maanden te verlengen. De leden van de fractie van 50PLUS
vragen of de afweging wordt om de regeling daarna verder te verlengen, zo nodig voor
de duur van de coronacrisis.
Zoals de leden van de fractie van 50PLUS opmerken is de NOW ingesteld voor de duur
van drie maanden met de mogelijkheid van verlenging met nog eens drie maanden. Een
dergelijke periode past bij het karakter van een tijdelijke noodmaatregel. Of na ommekomst
van deze periode van tweemaal 3 maanden aanvullende maatregelen nodig zijn en welke
vorm deze dan zullen hebben zal later afgewogen worden op basis van de (verwachte)
situatie op dat moment.
De leden van de fractie van 50PLUS vragen of onderbouwd kan worden, dat met de gehanteerde
parameters voor het vaststellen van omzetverlies een voldoende representatieve vaststelling
van het omzetverlies mogelijk is. Zo kan het immers voorkomen, dat de gebruikte tijdvakken
voor de omzet in 2019, niet of onvoldoende representatief zijn, bijvoorbeeld door
(sterke) groei van de onderneming of door seizoenspatronen, met een duidelijke piek
in de maanden maart, april en mei. Zij vragen of een oplossing voor dit laatste probleem
(seizoenspatronen) gelegen zou kunnen zijn, in het hanteren van een referteperiode
waarin dezelfde maanden in dit kalenderjaar en het vorige kalenderjaar met elkaar
vergeleken worden. Doel van de regeling is immers de impact van omzetverlies zo goed
mogelijk te compenseren.
Deze vraag is beantwoord naar aanleiding van een gelijkluidende vraag van de leden
van de fractie van de VVD.
Deze leden vragen in te gaan op het volledige commentaar van INretail, dat onder meer
het punt van de referteperiode voor het omzetverlies en uitgesteld omzetverlies aan
de orde stelt. Zij vragen of bijstelling van de berekening van omzetverlies achteraf,
en als gevolg daarvan bijstelling van subsidie naar boven op een later moment ook
nog mogelijk is en zo niet, waarom niet.
Mij is geen commentaar van INretail op de regeling bekend. Ik kan daar dan ook niet
volledig op ingaan op dit moment. Wel is het mogelijk dat het omzetverlies wordt bijgesteld,
immers ondernemingen rapporteren bij de aanvraag van subsidie alleen een verwacht
omzetverlies. Bij de uiteindelijke vaststelling van de subsidie kan blijken dat het
omzetverlies hoger of lager is en kan derhalve het subsidiebedrag ook hoger of lager
uitvallen. Het is niet mogelijk om de referteperiode voor het omzetverlies achteraf bij te stellen.
Wel kunnen werkgevers er voor kiezen om bijvoorbeeld pas in mei een subsidieaanvraag
te doen, als zij beter zich hebben op het omzetverlies en in welke maanden dit tot
uitdrukking komt.
De leden van de 50PLUS-fractie lezen in de brief dat aangegeven wordt dat sprake moet
zijn van omzetdaling die buiten het normale ondernemersrisico valt, «en bijvoorbeeld
samenhangt met overheidsingrijpen en openbare orde maatregelen». Zij vragen of iedere
omzetdaling van tenminste 20%, die direct of indirect is terug te voeren om de coronacrisis
onder de regeling valt, oftewel of alle bedrijven die in principe wél door mogen werken,
maar direct of indirect door de coronacrisis meer dan 20% omzetverlies lijden, en
verder voldoen aan de gestelde voorwaarden, een beroep kunnen doen op de regeling.
Iedere omzetdaling van 20% of meer in een gekozen omzetperiode (maart t/m mei, april
t/m juni of mei t/m juli 2020) komt in aanmerking voor de subsidie op grond van de
NOW. Ook bedrijven die wel door mogen werken, maar toch omzetverlies lijden door het
coronavirus, kunnen een beroep doen op de NOW.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of financiële steun op basis van deze regeling
voldoende is en op tijd uitgekeerd zal worden. Als men nog 50% omzet heeft, dan worden
45% van de loonkosten vergoed en zijn er ook nog inkomsten om als bedrijf het resterende
loon door te betalen. Bij 100% omzetuitval wordt 90% van de loonkosten vergoed, maar
kan het wel moeilijk of onmogelijk worden maandenlang de resterende 10% door te betalen,
met nog daarbij doorlopende bedrijfslasten. Deze leden denken hierbij bijvoorbeeld
aan de horeca en de reisbranche. Zij vragen of deze financiële steun dan wel toereikend
is. Zij vragen aansluitend hoe realistisch het is om te denken dat veel van die bedrijven
dit maandenlang kunnen volhouden, en of mogelijke financiële nood (bij gehele of nagenoeg
volledige omzetuitval) geen incentive wordt voor bedrijven om mensen juist toch maar
(vóór het doen van een aanvraag) te ontslaan, omdat dat onder de streep meer financiële
armslag oplevert voor bedrijven.
Ik ben me er terdege van bewust dat deze crisis een grote impact heeft op veel bedrijven.
Daarom is een uitgebreid pakket aan noodmaatregelen uitgewerkt. Daarbij is een dringend
appèl gedaan op werkgevers om hun personeel in dienst te houden. Daarmee wordt werkloosheid
voorkomen en blijft kennis en ervaring voor het bedrijf behouden. Het kabinet gaat
ervan uit dat ondernemers zich bewust zijn van het belang om hun personeel zo veel
mogelijk in dienst te houden en dat zij over financiële reserves beschikken die in
een tijd van verminderde omzet of bij incidentele gebeurtenissen die de normale bedrijfsvoering
verstoren, kunnen worden aangewend.
De NOW is een tijdelijke noodmaatregel met een duur van 3 maanden. Mogelijk volgt
een verlenging van nog eens 3 maanden. In het kader van de NOW kan een subsidie worden
verstrekt als tegemoetkoming in de loonkosten. De subsidie kan oplopen tot 90% van
de loonsom. Daarnaast zijn tal van andere ondersteuningsmaatregelen genomen. Op 17 maart
2020 is uw kamer geïnformeerd over dit Noodpakket banen en economie. Daarin zin onder
ander enkele vormen van liquiditeitssteun opgenomen, zoals uitstel van betaling van
belastingen en het verlagen van de invorderingsrente en de belastingrente en een verruiming
van de BMKB. Verder is er de TOGS waarmee een tegemoetkoming wordt verleend voor de
vaste lasten van ondernemers die direct zijn getroffen door overheidsmatregelen ter
bestrijding van de coronacrisis en die hun omzet daardoor geheel of grotendeels zien
verdwijnen.
Deze leden vragen wat ik er in dit verband van vind, dat KLM ondanks een beroep op
de NOW tóch vijftienhonderd tot tweeduizend mensen gaat ontslaan.
Voor een nadere reactie op de situatie bij KLM wordt verwezen naar de brief van de
Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën van 6 april jl.6
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of financiële steun voor bedrijven niet rijkelijk
laat uitgekeerd zal worden. 55.000 ondernemers hebben nog een aanvraag gedaan onder
de oude wtv-regeling. Zo zijn er bedrijven die 1 maart jongstleden werktijdverkorting
aanvroegen onder de oude regeling, en mogelijk pas rond 6 mei de éérste termijn krijgen
van een voorschot – in drie termijnen -van 80% van de aanvraag. Er geldt voor UWV
een beslistermijn van 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. Zij vragen
of het risico op financiële problemen voor ondernemingen hierdoor niet beduidend groter
wordt en hoe dit risico zoveel mogelijk beperkt kan worden. Deze leden vragen ook,
of gegarandeerd kan worden, dat ondernemers die nog een aanvraag hebben gedaan onder
de oude regeling werktijdverkorting, niet slechter af kunnen zijn met de nieuwe regeling.
Een ondernemer zou er toch vanuit mogen gaan, dat spelregels niet in nadelige zin
veranderd worden tijdens het spel. De wtv-regeling en de NOW gaan uit van een ander
criterium, namelijk vermindering van werk respectievelijk daling van omzet. Daarom
kan niet met zekerheid gesteld worden dat in individuele gevallen de uitkomst gelijk
zal zijn.
Op deze vraag is reeds ingegaan bij de beantwoording van vragen van de leden van de
fractie van het CDA.
De leden van de 50PLUS-fractie begrijpen dat beursgenoteerde bedrijven die vasthouden
aan dividenduitkering tóch gebruik kunnen maken van de regeling. Zij vragen of dit
ook geldt voor bedrijven die bonussen gaan uitkeren aan management en topbestuurders.
Graag ontvangen deze leden een uitvoerige toelichting waarom op dit punt geen voorwaarden
worden gesteld als deze bedrijven gebruik maken van de regeling.
Voor een reactie op deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vragen van de
leden van de fractie van GroenLinks hierover.
De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat de Minister stelt, dat het de bedoeling is
zoveel mogelijk mensen aan het werk te houden, dus óók mensen met een flexibel contract,
uitzendkrachten, mensen met 0-urencontracten of payroll-medewerkers. Dit geldt nadrukkelijk
ook voor mensen met een arbeidsbeperking. Deze leden willen uitvoerig toegelicht krijgen,
waarom het aanhouden van personeel met een flexibel contract, of mensen met een beperking,
– kortom, mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt – niet als harde voorwaarde
is opgenomen om gebruik te kunnen maken van de regeling. Zij vragen zich af of daardoor
niet precies gaat gebeuren wat wij niet willen: namelijk dat vooral flexibele medewerkers
en bijvoorbeeld mensen met een arbeidsbeperking het éérste ontslagen worden in deze
economisch barre tijden.
De NOW geldt ook voor werknemers met een nulurencontract, oproep- en uitzendkrachten.
Uitzend- en payrollwerkgevers kunnen, net als iedere andere werkgever, een beroep
doen op de NOW indien zij aan de voorwaarden voldoen. Voor werknemers met een oproep-
of nulurencontract geldt dat werkgevers ook subsidie kunnen krijgen om hun salaris
ter hoogte van het salaris in januari door te betalen. De loonsom is gebaseerd op
de loonsom in januari 2020 en indien deze lager is in de maanden maart-april-mei 2020
dan kan dit leiden tot een lagere subsidievaststelling en terugvordering.
Zoals toegezegd zal de regeling de komende tijd nauwlettend gemonitord worden met
daarbij bijzondere aandacht voor of deze regeling in voldoende mate tegemoet komt
aan het beoogde doel.
Zij vragen of de mening wordt gedeeld dat in principe niemand tussen wal en schip
mag vallen als gevolg van deze crisis, dus ook niet flexwerkers, uitzendkrachten,
mensen met nulurencontracten en mensen met een arbeidsbeperking en dat óók hun werkgelegenheid
juist behouden moet worden. Zij vragen hoe er voor deze groepen gezorgd wordt gezorgd.
Zij vragen of het nu al optredende ontslag van flexmedewerkers gezien moet worden
als falen of nog niet goed werken van de noodmaatregelen van de regering, óf als normale
werking van de arbeidsmarkt. Zij vragen of ik bereid ben om na te gaan hoe méér zekerheid
kan worden geboden, dat flexwerkers mee kunnen profiteren van het nood-maatregelenpakket,
en dat óók voor hen zoveel mogelijk wordt gedaan aan baan- en inkomenszekerheid.
Zoals toegezegd zal de regeling de komende tijd nauwlettend gemonitord worden met
daarbij bijzondere aandacht voor of deze regeling in voldoende mate tegemoet komt
aan het beoogde doel.
Deze leden vinden ook, dat mensen met een arbeidsbeperking die vanuit de Participatiewet
geplaatst zijn aan het werk moeten blijven en beschermd moeten woorden door de regeling.
Hetzelfde geldt voor werknemers van wie het dienstverband juist nu beëindigd wordt
na het derde jaarcontract. Graag ontvangen deze leden een toelichting over hoe deze
mensen beschermd gaan worden.
De werkgever kan NOW-subsidie aanvragen voor werknemers met een arbeidsbeperking die
vanuit de Participatiewet zijn geplaatst. Voor een nadere toelichting op deze groep
werknemers wordt verwezen naar de antwoorden op vraag 83 en 85 in het schriftelijk
verslag over de Tozo dat gelijktijdig naar de Kamer is verzonden.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen tot slot hoeveel WW-aanvragen er tot nu toe
als gevolg van de coronacrisis bij het UWV zijn ingediend. Zij vragen of het waar
is dat er nu al drie tot vijf keer zoveel WW-aanvragen zijn als normaal. Zij vragen
of dit aantal conform de verwachtingen is, ook gegeven de nieuwe mogelijkheden om
werktijdverkorting aan te vragen via de NOW. Zij vragen of ik er begrip voor heb,
dat vooral uitzendkrachten, oproepkrachten en mensen in hun proeftijd nu blijken te
worden ontslagen. Zij vragen of er mogelijkheden zijn om dergelijke ontslagen te voorkomen
of alsnog terug te draaien, gezien de NOW. Graag ontvangen zij een grondige toelichting.
Er moet op gerekend worden dat het aantal WW-aanvragen stijgt. UWV en CBS publiceren
in de loop van de week van 13 april WW-cijfers.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre overwogen is of wordt in samenhang
met de voorgestelde financiële noodmaatregel ook artikel 7 van de Noodwet Arbeidsvoorziening
toe te passen met het oog op het reguleren van het ontslag van werknemers.
De Noodwet is geschreven voor oorlogssituaties of daarmee vergelijkbare omstandigheden.
De maatregelen, waaronder die van art. 7 van de Noodwet, die beperkingen legt aan
de mogelijkheid tot het beëindigen van arbeidsverhoudingen, hebben grote maatschappelijke
impact. De gewenste uitkomsten kunnen ook met minder zware instrumenten worden bereikt.
Al met al acht het kabinet de inzet van art. 7 van de Noodwet op dit moment niet opportuun.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de maatregel enkel gericht is op het ondersteunen
van werkgevers met een omzetdaling van 20%. Deze leden constateren dat het criterium
van de omzetdaling in veel gevallen niet toereikend zal zijn om de problemen adequaat
te adresseren; er kunnen werkgevers zijn met minder omzetdaling dan 20%, maar een
beduidend slechter resultaat dan werkgevers die wel een omzetdaling van 20% halen
en vice versa. Deze leden vragen in hoeverre in de uitvoering ruimte bestaat om rekening
te houden met het daadwerkelijke resultaat van de onderneming. Zij vragen of ik bereid
ben om breder te kijken dan alleen naar omzetdaling, maar bijvoorbeeld ook naar de
hoeveelheid opdrachten of projecten die een onderneming misloopt, of naar de omzetdaling
later in de tijd, veroorzaakt door problemen door de coronacrisis.
Er is voor gekozen om te bepalen of werkgevers recht hebben op de NOW aan de hand
van het criterium «omzet», omdat een dalende omzet bij een werkgever doorgaans ook
zal betekenen dat er minder financiële middelen binnenkomen om de loonkosten te voldoen.
Daarnaast is omzetdaling een criterium dat meetbaar en controleerbaar is.
Voor de definitie van omzet wordt aangesloten bij de omzetdefinitie in het jaarrekeningenrecht.
Dit betekent dat omzet wordt verantwoord als de activiteiten betrekking hebben op
de levering van goederen of diensten voor een specifieke klant waarmee een (verkoop)contract
is gesloten, inclusief onderhanden werk (lopende opdrachten). Een lagere hoeveelheid
onderhanden werk in de meetperiode is dus ook zichtbaar in de omzetdaling. Dat betekent
dat met «omzet» aangesloten wordt bij het verband tussen het activiteitenniveau binnen
een onderneming en de inzet van personeel.
Met de berekening van omzetdaling is al rekening gehouden dat het mogelijk is dat
er sprake is van een «na-ijleffect», omdat een terugval in de vraag of productie niet
altijd onmiddellijk in een terugvallende omzet tot uitdrukking komt. Vanwege dit na-ijleffect
biedt de regeling werkgevers al flexibiliteit bij het kiezen van de meetperiode waarover
de omzetdaling zich moet voordoen. Zeker in specifieke sectoren van de economie kan
de omzetdaling later inzetten dan het verlies van economische activiteit. Door deze
flexibiliteit te bieden, wordt het voor meer werkgevers mogelijk gemaakt om aan het
omzetcriterium voor toegang tot de regeling te voldoen. Werkgevers kunnen kiezen of
zij de omzetdaling berekenen over de meetperiode startend op 1 maart, 1 april of 1 mei
2020. Het moet daarbij altijd om een aaneensluitende periode van drie maanden gaan.
Dit betekent dat met veel van de situaties al rekening is gehouden in de regeling.
Voor verder maatwerk biedt de regeling geen ruimte. De NOW is een noodmaatregel met
het karakter van een robuuste en eenvoudig uitvoerbare regeling. Daarom is gekozen
voor een (relatief) eenvoudige manier van omzetberekening.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe wordt omgegaan met het inzetten van vouchers
door ondernemingen. Deze vouchers (of soortgelijke middelen) worden in sommige gevallen
ingezet bij annuleringen. Hierdoor zijn de verstrekkers van de vouchers in veel gevallen
verzekerd van het behouden van de omzet, zij het later in de tijd. Zij vragen of de
waarde van deze vouchers (of soortgelijke middelen) betrokken wordt in de bepaling
van de omzetdaling.
De basis van de regeling is dat voor het omzetcriterium moet worden gekeken naar de
omzet en baten zoals deze eerder door de ondernemer zijn gehanteerd. Dit zal in veel
gevallen de omzetbepaling in de jaarrekening zijn, die consistent moet zijn met de
grondslagen en detailtoepassingen zoals deze door de werkgever zijn gehanteerd in
de laatste voor 1 maart 2020 vastgestelde jaarrekening. Kleine ondernemingen die geen
jaarrekening maken mogen uitgaan van hun omzet in de zin van de Wet op de Inkomstenbelasting.
Of vouchers, waardebonnen en andere soortgelijke middelen als omzet gelden in deze
periode, is dus afhankelijk hoe en wanneer een ondernemer dit regulier in zijn administratie
verwerkt en de daaraan gekoppelde regelgeving. Veelal wordt de waarde van de voucher
pas als omzet geboekt in de periode waarin de onderneming de prestatie heeft geleverd,
ongeacht de vraag of dat in die periode heeft geleid tot ontvangst van de geldmiddelen.
De leden van de SGP-fractie vragen om toe te lichten wat de verwachtingen van de werkgever
zijn ten aanzien van (de inzet van) personeel indien hij een beroep doet op de regeling,
in het licht van andere mogelijkheden die het arbeidsrecht biedt om zich (enigszins)
aan te passen aan de omstandigheden. Deze leden constateren dat werkgevers onder meer
van werknemers vragen vakantiedagen op te nemen. Zij vragen hoe dit zich verhoudt
tot de veronderstelling van de regeling dat werkgevers met behulp van de subsidie
juist zoveel mogelijk de reguliere situatie voortzetten zonder dergelijke noodgrepen
te benutten.
De NOW is een subsidiemaatregel als tegemoetkoming in de loonkosten. Het doel van
de NOW is behoud van werkgelegenheid. Werkgevers verplichten zich ertoe om gedurende
de tijd waarvoor subsidie wordt verstrekt geen verzoek om ontslag wegens bedrijfseconomische
redenen bij UWV in te dienen.
Los daarvan staat de vraag in welke mate voor de werknemers nog werkzaamheden te verrichten
zijn en hoe de werkgever deze verdeeld over het personeel. De reguliere situatie voortzetten
is nu eenmaal lastig als niet of slechts in beperkte mate gewerkt kan worden, maar
ook als werknemers bijvoorbeeld thuis verplichtingen hebben zoals het opvangen van
hun kinderen. Dat is realiteit waar wij allen mee te maken hebben. Op het opnemen
van vakantiedagen is reeds ingegaan in de beantwoording van de vragen van de leden
van de PvdA-fractie.
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre UWV berekend is op de uitvoering van
de nieuwe regelingen, mede in het licht van andere regelingen die van start gaan.
Deze leden verwijzen onder meer naar de samenloop met de compensatie in verband met
de transitievergoeding.
Regelingen die reeds geïmplementeerd zijn en rond deze periode van start zouden gaan,
zoals de compensatieregeling transitievergoeding na ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid,
kunnen door UWV gelijktijdig met de NOW worden uitgevoerd. Vanaf 1 april jl. kunnen
werkgevers voor deze specifieke compensatie een aanvraag indienen. De NOW zelf staat
los van bestaande of nog te implementeren processen. Wel is het zo dat de genomen
overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus gevolgen kunnen hebben voor
bestaande of nog te implementeren processen. Dit wordt in kaart gebracht.
De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze de communicatie verloopt over de
rechten van werknemers met flexibele arbeidscontracten. Zij vragen of het bijvoorbeeld
klopt dat een beroep op de gemiddelde arbeidsomvang in de voorgaande periode onverminderd
van kracht blijft en voor bepaalde groepen uitkomst kan bieden. Zij vragen ook welke
mogelijkheden er zijn voor degenen die zich slechts op een beperkte arbeidsomvang
kunnen beroepen om werkgevers te stimuleren het loon zoveel mogelijk uit te betalen
en gebruik te maken van de regeling.
Inderdaad zou een werknemer in deze periode ook een beroep kunnen doen op een gemiddelde
arbeidsomvang, of op de omstandigheid dat de uitsluiting van de loondoorbetalingsplicht
niet meer geldig is. Indien een werknemer daar met een succes beroep op kan doen heeft
hij recht op loondoorbetaling, net als de andere reguliere werknemers.
Daarnaast is de NOW ook van toepassing op de loonkosten voor werknemers waarvoor de
werkgever geen doorbetalingsplicht heeft, zoals werknemers met een oproep- of nulurencontract.
Voor werknemers met een flexibele arbeidsomvang geldt dat zij (voor zover zij geen
succesvol beroep kunnen doen op het rechtsvermoeden van arbeidsomvang) alleen recht
hebben op loon voor het minimaal aantal uren dat vast is overeengekomen.
De werkgever kan ervoor kiezen om de lonen van werknemers met een flexibele arbeidsomvang
onverplicht door te betalen ter hoogte van het gemiddelde loon in januari 2020. In
dat geval tellen deze lonen mee bij de vaststelling van de subsidie. Indien de werkgever
minder betaalt, daalt de loonsom over de maanden maart-april-mei en wordt de subsidie
lager vastgesteld wat kan leiden tot een terugvordering. De werkgever wordt hierdoor
gestimuleerd ook deze werknemers door te betalen voor het gemiddelde loon dat zij
eerder ontvingen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de omzetdaling bepaald wordt als een kwart
van de omzet van 2019. Zij vragen of ik van mening ben dat hierdoor ondernemingen
die juist in de periode maart tot en mei een omzetpiek hebben benadeeld worden en
dat hierdoor een vertekend beeld ontstaat waardoor bepaalde ondernemingen niet op
de juiste manier gecompenseerd worden. Zij vragen welke mogelijkheden er zijn om dit
op te lossen en of ik bereid ben om hier maatwerk toe te passen.
De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat firmanten in een vennootschap
onder firma niet onder de regeling vallen. Zij vragen welke mogelijkheden ter ondersteuning
er zijn voor deze groep. Zij vragen eveneens hoe wordt omgegaan met de positie van
start-ups en scale-ups. Dergelijke ondernemingen hebben in veel gevallen nog geen
of beperkte omzet behaald. Bij scale-ups is de huidige omzet vaak niet te vergelijken
met omzet een jaar eerder, vanwege het groeipad van dergelijke ondernemingen. Zij
vragen of ik van mening ben dat ook deze ondernemingen van de regeling gebruik moeten
kunnen maken, door bijvoorbeeld niet een daling van de omzet een graadmeter te gebruiken,
maar andere eenheden.
De regeling is bedoeld voor een zeer groot aantal ondernemers. Dit grote aantal kent
een grote diversiteit in soorten, samenstellingen en sectoren van bedrijven. Deze
elementen maken dat er niet altijd ruimte is om volledig rekening te houden met bedrijfsspecifieke
kenmerken of gedetailleerde voorwaarden te stellen, bijvoorbeeld met hele specifieke
methodes voor bedrijven die groeien, of andere specifieke kenmerken hebben.
De NOW is gericht op een tegemoetkoming in de loonkosten van werknemers in dienst
bij de werkgever. De werkgever wordt hiermee geholpen zijn werknemers in dienst te
houden en zijn bedrijf zo te continueren. Als de vof werknemers in dienst heeft, kan
voor deze werknemers NOW subsidie worden aangevraagd. De subsidie is dus niet gericht
op tegemoetkoming van ondernemers, zoals de vennoten in een vof. Voor ondernemers
staan andere regelingen open, zoals de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig
ondernemers (Tozo).
Omdat de regeling is bedoeld voor een zeer groot aantal ondernemers, is gekozen de
regeling zo robuust en eenvoudig uitvoerbaar te houden. Desondanks is in de rekenmethode
waar mogelijk rekening gehouden met startende bedrijven, zodat ook zij mogelijk gebruik
kunnen maken van de regeling. Daarom is rekening gehouden met ondernemingen die nog
geen omzet over het hele jaar 2019 hebben gehad. Zij mogen voor de bepaling van het
referte-niveau van de omzet terugkijken over het aantal hele maanden waarin omzet
gemaakt is tot en met februari 2020 en deze delen door het aantal hele maanden waarin
omzet is gemaakt maal 3. Daarnaast is voor de loonsombepaling geprobeerd zo dicht
mogelijk aan te sluiten bij de actuele loonkosten van een onderneming door het referte-niveau
te kiezen zo dicht mogelijk bij de huidige periode, maar voordat dat de effecten van
de Corona-crisis in de werkgelegenheid zichtbaar waren (januari).
Ongeacht het bovenstaande zal het altijd blijven vorkomen dat bepaalde onderneming
van mening zijn dat onvoldoende met hun specifieke kenmerken rekening is gehouden,
bijvoorbeeld in dit geval van ondernemingen die snel gegroeid zijn. Dit acht ik noodzakelijk
om de regeling uitvoerbaar te houden. Het introduceren van alternatieve graadmeters
om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming op grond van de NOW zou het robuuste
en eenvoudige karakter van de regeling gemakkelijk ondergraven.
Tot slot verwijs ik u naar de brief van 7 april jl. van de Minister en de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat en de Staatsecretaris van Financiën over de tegemoetkoming
ondernemers getroffen sectoren en aanvullende maatregelen financiering bedrijven
De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze handhaving kan plaatsvinden indien
werkgevers subsidie ontvangen voor nulurencontracten terwijl zij betrokken vervolgens
niet uitbetalen voor een redelijk aantal uren.
Een van de verplichtingen die is verbonden aan de NOW is dat de werkgever zich inspant
om de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden, dus om de lonen zoveel mogelijk door
te betalen. Als niet aan deze verplichting wordt voldaan, en dit leidt tot een daling
van de loonsom, zijn de gevolgen daarvan in de regeling opgenomen. Een daling van
de loonsom leidt immers tot een lagere subsidie en daarmee mogelijk tot terugvorderingen
(zie ook het antwoord op vraag 34). Dit wordt bij de subsidievaststelling door UWV
uitgevoerd.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier