Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. immateriële schade Groningen
33 529 Gaswinning
Nr. 744
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 april 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 21 februari
2020 over immateriële schade Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 725), over de brief van 21 februari 2020 over Raming gaswinning Groningen 2020/2021 en
de jaren daarna (Kamerstuk 33 529, nr. 726), over de brief van 3 maart 2020 over het Advies Auditcommissie over de zoutwinning
onder de Waddenzee, eerste nulmeting monitoringsjaar 2018 (Kamerstuk 32 849, nr. 201), over de brief van 3 maart 2020 over het Advies Auditcommissie over de gaswinning
onder de Waddenzee, monitoringjaar 2018 (Kamerstuk 29 684, nr. 201), over de brief van 16 maart 2020 over verlaging gaswinning Groningenveld gasjaar
2019–2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 738) en over de brief van 16 maart 2020 over informatie over de inspanningen die zijn
verricht op het afhandelen van de oude schademeldingen door de Arbiter Bodembeweging
en met de Regeling meerkosten herstel oude bevingsschades van de provincie Groningen
(Kamerstuk 33 529, nr. 737).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 maart 2020 aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 10 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Diks
Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
21
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die zijn geagendeerd.
Deze leden hebben daarover nog een aantal vragen en/of opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat naast de materiele schade, ook
de immateriële schade ruimhartig wordt vergoed. De mijnbouwschade heeft grote impact
op het leven van de Groningers. De lijn die de kwartiermaker Instituut Mijnbouw Groningen
(IMG) schetst voor de opzet kunnen deze leden steunen. Het is belangrijk dat er maatwerk
wordt geleverd, dat de mensen om wie het gaat worden gehoord, vertrouwd en geloofd
en dat het niet weer een stroperige bureaucratische rompslomp wordt. Hoe gaat de procedure
vormgegeven worden om dit laatste te voorkomen?
De leden van de VVD-fractie zijn, net als de kwartiermaker IMG, van mening dat er
ook immateriële schade kan zijn als men niet heeft hoeven verhuizen, bijvoorbeeld
als er langdurig onzekerheid is geweest over de versterking of als er geen meervoudige
schade is. Immateriële schade heeft ook niet alleen betrekking op het verleden. Het
is goed dat de kwartiermaker IMG dat ook aangeeft. Mogen deze leden er vanuit gaan
dat er geen problemen zijn met de financiering en/of vergoeding als de kwartiermaker
IMG het als ook op deze manier wordt vorm gegeven?
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er overleg is met de regio en
de maatschappelijke organisaties in de regio voor het vaststellen van de definitieve
werkwijze door de kwartiermaker IMG. Wie worden daar allemaal bij betrokken? Kan dit
ook sneller dan voor de zomer?
Verder willen de leden van de VVD-fractie weten of Groningers alsnog in bezwaar en
beroep kunnen tegen het voorstel voor immateriële schade en of ook een eventuele gang
naar de rechter daarna nog open staat als men (onverhoopt) niet tevreden is. Dat laatste
moet natuurlijk wel zoveel mogelijk worden voorkomen.
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij
(NAM) op 9 maart 2020 heeft aangekondigd om in cassatie te gaan tegen de uitspraak
van het Hof Arnhem – Leeuwarden van 17 december 2019 over gederfd woongenot en smartengeld
door aardbevingen in Groningen. Wat is daarvoor de reden dan wel de aanleiding? Verwacht
de Minister meer van dit soort zaken? Wat betekent dit voor de Groningers?
Tijdens het bezoek van de Minister-President aan Groningen op 11 maart 2020 heeft
hij aangegeven dat de versterking van de woningen met aardbevingsschade «tergend langzaam»
gaat. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit versneld kan worden. Wat zijn daarbij
de knelpunten op dit moment nog? In hoeverre kunnen de mensen in Groningen voor het
einde van het jaar duidelijkheid krijgen over de versterking, zodat er zekerheid is
wat er staat te gebeuren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het overgrote deel van de oude schadegevallen
van vóór 31 maart 2017 is afgerond. De verwachting is dat het merendeel van de resterende
zaken voor 1 mei 2020 zal zijn afgerond. Voor een drietal zaken waarbij sprake is
van schade aan een mestkelder is deze datum niet haalbaar. Wanneer kunnen deze drie
laatste zaken afgerond worden? In hoeverre zijn dit de enige zaken die na 1 mei 2020
moeten worden afgerond?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen
(TCMG) deze zaken zal gaan afhandelen en zal overnemen van de Arbiter. Daarvoor moeten
de gedupeerden eerst hun zaak bij de Arbiter intrekken en de schade aan de mestkelders
bij de TCMG melden. Waarom is gekozen voor deze voor gedupeerden omslachtige werkwijze?
Moeten de gedupeerden dan nu weer alle stukken opnieuw gaan indienen? Waarom worden
de zaken niet direct van de Arbiter overgedragen aan TCMG? Deze schademeldingen zullen
door de TCMG met voorrang worden opgepakt. Wat betekent dat precies? Deelt de Minister
mening dat de overdracht niet mag leiden tot vertraging van de versterkingsopgave?
Ook na de laatste uitspraken van de Arbiter en nadat de Arbiter is opgeheven is het
voor gedupeerden nog steeds mogelijk om zich te melden indien zij zorgen hebben over
de procedure bij de Arbiter. Kan de Minister dit nader toelichten?
De leden van de VVD-fractie willen met betrekking tot de «oude schade regeling» weten
wat er gebeurt indien iemand, nu de regeling is gesloten op 1 maart 2020, zich alsnog
meldt met een terechte claim? Komt deze claim dan in procedure bij de TCMG dan wel
het IMG?
Alle inzet is er nu op gericht om alle oude schademeldingen en deze regeling snel
en goed af te ronden. Wanneer kunnen alle meldingen afgehandeld zijn?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de taxaties in het kader van de versterking
in verband met de coronacrisis zijn stopgezet. Waarom is daarvoor gekozen? Hoe past
dit in de adviezen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)? Zijn
andere taxaties in de rest van het land ook gestopt? Waarom is gekozen voor een generieke
stop en niet bijvoorbeeld voor maatwerk? Voor hoe lang is de stop afgekondigd? Welk
overleg heeft daarover vooraf plaats gevonden met de regio en belanghebbenden? Hoe
zijn de betrokkenen geïnformeerd?
De leden van de VVD-fractie dat er 5,4 miljoen euro in 2019 is vrijgemaakt voor extra
investeringen in de preventieve zorg voor de aardbevingsgemeenten met het oog op de
sociale en emotionele ondersteuning van inwoners. Hoeveel komt hiervan uit het Nationaal
Programma Groningen (NPG)? In hoeverre is dit geld alleen bedoeld voor 2019 en hoe
is het dan vanaf 2020 geregeld?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe de versterking bij de agrarische
panden (buiten de gevallen die bij de Arbiter Bodembeweging liggen) verlopen. Wat
zijn de problemen waar men tegen aan loopt? Hoe kan de versterking van de agrarische
panden worden versneld? Welk overleg is er met LTO Noord en hoe verloopt dit?
De leden van de VVD-fractie willen het Groningenveld zo spoedig mogelijk sluiten met
behoud van leveringszekerheid. Het is goed nieuws voor de Groningers dat de winning
in het gasjaar 2022/2023 daadwerkelijk naar nul kan (in een gemiddeld jaar) en dat
de winning in het huidige gasjaar nog verder beperkt kan worden. De gaswinning uit
het Groningenveld gaat dit gasjaar verder omlaag. De gaswinning kan verlaagd worden
van 11,8 miljard kuub naar 10,7 miljard kuub in een gemiddeld jaar. Het is goed dat
de Minister om deze verlaging te realiseren aan de NAM een tijdelijke maatregel oplegt,
waarmee de winning uit het Groningenveld met de genoemde 1,1 miljard Nm3 wordt beperkt. Als gevolg van de zachte winter is de verwachting dat het uiteindelijke
winningsniveau uitkomt op ongeveer 10 miljard kuub. Waarom wordt dit niet vastgelegd
in een tijdelijke maatregel?
De leden van de VVD-fractie vinden dat bij het verantwoord sluiten van clusters het
cruciaal is dat allereerst gekeken wordt naar de clusters met de meeste risico’s voor
seismische activiteit, zoals het cluster Bierum. Hoe gaat daaraan invulling gegeven
worden?
Randvoorwaardelijk voor het tot nul terug brengen van de winning uit het Groningen
veld is de realisatie van de stikstoffabriek in Zuidbroek. De bedoeling is dat deze
in het voorjaar 2022 gereed is. De leden van de VVD-fractie willen weten wat qua planning
voor de stikstoffabriek in Zuidbroek het worstcasescenario is (als alles tegen zit)
en het bestcasescenario (sneller dan gepland), wat daarvan de gevolgen voor de afbouw
zijn en hoe het worstcasescenario kan worden voorkomen.
De veiligheid van de Groningers staat voorop. De leden van de VVD-fractie hameren
daarnaast ook altijd op de leveringszekerheid. De analyses laten zien dat vanaf medio
2022 op vrijwel alle momenten kan worden voldaan aan de leveringszekerheid zonder
het Groningenveld. Op welke momenten niet? De Minister spreekt van «mijn inschatting»
als het gaat over het feit of de back-upinstallaties van Gasunie Transport Services
(GTS) dit restant op kunnen vangen, waardoor het veld ook in een koud jaar niet meer
nodig zijn. Waarom wordt er gesproken van «mijn inschatting»? Waarop is deze inschatting
gebaseerd en wat is ervoor nodig is om dat ook waar te maken?
Ook de gasopslag Norg is van belang. Voor het lopende gasjaar zijn over de inzet afspraken
gemaakt met de NAM, voor de jaren daarna niet. Waarom zijn er voor volgende jaren
nog geen afspraken gemaakt? Waar is dit van afhankelijk? En wanneer kunnen de afspraken
gemaakt worden? De leden van de VVD-fractie willen dat deze afspraken zo snel mogelijk
worden gemaakt.
GTS uit in haar advies zorgen over de toenemende afhankelijkheid van de aanvoer van
hoogcalorisch gas voor de stikstofconversie en de vraag of er voldoende aanvoercapaciteit
is. Wat zijn hiervan de mogelijke gevolgen? Welke maatregelen kunnen er genomen worden?
Op 2 maart 2020 is er door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)
een aardbeving gemeten in Wagenborgen met de kracht van 2,0 op de schaal van Richter.
Op 19 maart 2020 zijn er aardbevingen gemeten bij Froombosch (1,8), Garsthuizen (1,4)
en Appingedam (0,8). Kan de Minister aangeven hoeveel schademeldingen er naar aanleiding
van deze bevingen nieuw zijn binnengekomen dan wel meldingen waarbij de schade is
verergerd?
De leden van de VVD-fractie steunen de lijn van het kabinet dat er geen opsporingsvergunningen
worden afgegeven voor nieuwe gasvelden op land en onder de Waddenzee. Hoe worden de
aanbevelingen en voorgestelde optimalisaties van de auditcommissie doorgevoerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie lezen dat in het rapport «Iets van erkenning» wordt geadviseerd
om voor de vergoeding van immateriële schade gestandaardiseerde bedragen toe te kennen.
Het gaat om drie soorten immateriële schade: «wonen», «gezondheid» en «welzijn». Bij
elk van deze zogenoemde «vignetten» gaat het om een bedrag van 1.000 euro per huishouden.
Deelt de Minister de mening dat immateriële schade niet per huishouden, maar per persoon
zou moeten worden vergoed, aangezien het – zeker wat betreft gezondheid en welzijn
– gaat om persoonlijk geleden schade?
De leden van de PVV-fractie lezen in het advies dat aanvragers van vergoeding van
immateriële schade moeten worden «gehoord en geloofd in hun verhaal, waarin zij kunnen
uiteenzetten hoe zij getroffen zijn». Deelt de Minister de mening dat buiten kijf
staat dat de Groningers zijn getroffen betreffende «wonen», «gezondheid» en «welzijn»?
Waarom zou er dan nog een aanvraag moeten worden ingediend? Deelt de Minister de mening
dat Groningers óók in aanmerking dienen te komen voor vergoeding van immateriële schade
zonder een aanvraag (de zoveelste aanvraag!) in te dienen?
Voor vorderingen die strekken tot een hoger bedrag dan de geadviseerde gestandaardiseerde
bedragen gelden de normale regels van het burgerlijk recht. De leden van de PVV-fractie
vragen wat de Minister hiervan verwacht, aangezien de ervaring leert dat in Nederland
de bedragen voor het vergoeden van immateriële schade doorgaans lager zijn dan maximaal
driemaal het gestandaardiseerde bedrag van 1.000 euro. Vindt de Minister het bedrag
van 1.000 euro per «vignet» niet te laag?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik een inbreng te
leveren naar aanleiding van de agendastukken voor het schriftelijk overleg Mijnbouw/Groningen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de immateriële schade Groningen. Goed dat de commissie erkent dat dit advies maar
een klein stukje in een complexe puzzel is. Vergoeding van immateriële schade is een
«pleister op de wond» in de vorm van geld. Deze leden delen de stelling van de commissie
dat smartengeld belangrijk is omdat het – zoals een van de bewoners tegen de commissie
aangaf – «iets van erkenning» tot uitdrukking brengt. Veel belangrijker dan smartengeld
is voor de mensen in Groningen dat duidelijkheid ontstaat over te nemen versterkingsmaatregelen,
dat schadeafwikkeling en herstelwerkzaamheden vlot verlopen en dat het aantal en de
intensiteit van de aardbevingen door het stoppen van de winning in 2022 zal afnemen.
Hoe verhoudt zich dat tot het bericht van de TCMG om in verband met de coronacrisis
schadeopnames op te schorten? Hoe worden deze medewerkers nu verder ingezet, zodat
ze beschikbaar blijven voor schadeopnames in de toekomst?
De leden van de CDA-fractie delen de constatering van de commissie immateriële schade
en de kwartiermaker IMG dat de problematiek van immateriële schade complex en veelomvattend
is. Het IMG zal – op een voor de Groningers toegankelijke manier – op een later moment
de volledige werkwijze bekend maken ten behoeve van haar taak tot vergoeding van immateriële
schade. Kan de Minister nader specificeren wat «later» is en wanneer iedereen duidelijkheid
heeft over het bedrag wat zij ontvangen?
Het doet de leden van de CDA-fractie goed dat in de raming van de gaswinning Groningen
2020/2021 en de jaren daarna goed te zien is dat de gaswinning in Groningen snel naar
beneden kan, net als afgelopen gasjaar. Het is van belang dat vanaf medio 2022 op
vrijwel alle momenten kan worden voldaan aan de leveringszekerheid zonder het Groningenveld.
Alleen in een koud jaar is volgens GTS nog een klein restant, maximaal 0,5 miljard
Nm3, nodig uit het veld en dat op basis van de analyses de inschatting is dat de back-upinstallaties
van GTS dit restant op kunnen vangen, waardoor het veld ook in een koud jaar niet
meer nodig zou zijn. Vanaf dat moment zou het Groningenveld alleen nodig zijn als
reservemiddel. Kan de Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden mocht blijken
dat dit helaas niet haalbaar is?
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de Verzamelbrief Groningen waarin
ingegaan wordt op de Arbiter Bodembeweging. Goed om te lezen dat de Arbiter nu in
de afrondende fase is en hij verwacht voor 1 mei 2020 deze zaken afgehandeld te hebben.
Voor een drietal zaken waarbij sprake is van schade aan een mestkelder is deze datum
niet haalbaar. Dit heeft te maken met het ontbreken van de specifieke kennis voor
een goede beoordeling van deze schades aan mestkelders. Goed dat de TCMG juist op
dit vlak extra kennis op aan het bouwen is met behulp van het door de TCMG ingestelde
panel van deskundigen dat advies zal geven over de beoordeling van mestkelders.
De leden van de CDA-fractie vragen of ook voor deze schademeldingen spoedig een oplossing
gevonden kan worden. Kan de Minister de eerder door de deze leden ingediende schriftelijk
vragen over schade aan mestkelders, ventilatiekanalen en funderingen veroorzaakt door
mijnbouwactiviteiten in Groningen zo spoedig mogelijk beantwoorden? Aanvullend op
deze vragen zouden zij graag van de Minister vernemen hoe het staat met de zogenoemde
nulmeting. Wordt deze ook gedaan bij de afhandeling van schade bij agrariërs?
Zo hebben de leden van de CDA-fractie in de voorgaande debatten over Mijnbouw/Groningen
aandacht gevraagd voor de agrariërs. Graag ontvangen de eerder genoemde leden van
de Minister een update over de schade-afhandeling en versterkingsopgave bij agrariërs.
Om hoeveel schades gaat het en kan de Minister aangegeven of er met alle agrariërs
in Groningen goed contact is over te verlopen procedure? Ziet de Minister mogelijkheden
om hierin te versnellen? Hoe ver staat het met de pilotaanpak?
De leden van de CDA-fractie bedanken de Minister voor de update met betrekking tot
de regeling voor oude schades en het sensorennetwerk. Deze leden zijn blij dat Groningers
de mogelijkheid krijgen om een sensor (bevestigd aan of in hun huis) te kunnen overnemen.
Zijn hier kosten aan verbonden voor de Groningers? Deze leden delen de opvatting van
de Minister die te lezen is in de afschrift brief aan de provincie Groningen, dat
ook na het stoppen van gaswinnen in Groningen er actief gemonitord wordt naar aardbevingen
en bodemdalingen. Verder lezen de leden van de CDA-fractie in deze brief onder meer
over de Wet versterken. Kan de Minister aangeven of de wet nog voor de zomer 2020
naar de Kamer gestuurd wordt, zodat de Kamer deze voor de zomer van 2020 kan behandelen?
Kan de Minister ook al meer inzicht geven in het dashboard? Kan de Minister een prognose
geven waar we aan het eind van het jaar staan met de versterkingsopgave?
Wat is de invloed van het coronavirus op de versterkingsopgave? Kan de Minister alles
in het werk stellen om de versterkingsoperatie niet te veel te laten vertragen door
deze crisis.
De leden van de CDA-fractie bedanken de Minister ook voor het tussenadvies van het
Adviescollege veiligheid Groningen over de typologie-aanpak en het aardbevingsprotocol
Groningen. Goed dat aan de aanbevelingen van Gronings Perspectief gehoor is gegeven.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over zoutwinning onder
de Waddenzee. Goed dat zoutwinningbedrijf Frisia in een vroeg stadium is begonnen
met meer inzicht te krijgen in de lange-termijntrends van zoutwinning in het Waddensysteem.
De eerste rapportage bevestigd dat nog werk aan winkel aan de winkel is er nog een
veel verbeteringen noodzakelijk zijn. Deze leden delen het belang dat zorgvuldig de
winning van zout wordt gemonitord en dat in de praktijk geen negatieve effecten op
de natuur door zoutwinning optreden. Goed dat de Minister erop toeziet dat Frisia
niet start met de winning voordat deze de nulmetingen volledig op orde heeft en deze
aan alle gestelde kwaliteitseisen voldoen. Kan de Kamer hierover te zijner tijd geïnformeerd
worden?
De leden van de CDA-fractie hebben ook nog enkele vragen met betrekking tot het onderzoek
wat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft verricht naar de langetermijnrisico’s
van het afsluiten van zoutcavernes. Hieruit blijkt dat er geen acute problemen bij
zoutwinning te zien zijn, maar het wel aanleiding geeft om langeretermijnrisico’s
beter uit te werken voor het afsluiten van een caverne. Wat betekend dit voor de locaties
waar op dit moment zout gewonnen wordt? Is dit van invloed op het winningsbesluit
voor de Waddenzee en Veendam?
SodM gaat naar aanleiding van dit onderzoek bezien of en zo ja welk verder onderzoek
een bijdrage zouden kunnen leveren aan het gewenste inzicht omtrent de lange termijn
risico’s. Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de
Auditcommissie Gaswinning onder de Waddenzee over de meest recente monitoringsrapportage
van de NAM. Geruststellend om te lezen dat de bodemdaling door gaswinning binnen de
toegestane gebruiksruimte is gebleven en niet is gebleken dat er negatieve effecten
van bodemdaling op natuurwaarden zijn opgetreden. Maar wat zijn de effecten op lange
termijn, ook als de gaswinning door middel van het hand aan de kraan-principe gestopt
is? Is het zogenoemde hand aan de kraan-principe voldoende effectief om mogelijke
langetermijngevolgen voor de beschermde natuur te voorkomen?
De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat er een gewijzigd monitoringsprogramma
zal worden vastgesteld dat leidend is voor de uitvoering van de jaarlijkse monitoringsrapportages,
en waardoor er onder andere meer onderzoek verricht kan worden naar diepe bodemdaling,
morfologie, ecologie en de risico op aardbevingen.
De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen over de gaswinning in Pernis
en Pernis-west. Allereerst willen de eerder genoemde leden de Minister vragen of de
bewoners in Pernis betrokken zijn geweest bij de advies vraag of de gaswinning periode
in Pernis verlengt kan worden. Betekend de verlenging van de gaswinning uit beide
velden dat er ook meer gas gewonnen wordt en ook over de toegestane marge van 20%
gaat?
Klopt het dat de Minister van mening verschilt met de gemeente en provincie over het
seismisch risico en zo ja, kunt hij dit verschil duiden? Wat voor consequenties kunnen
bevingen (SodM: tot 3.9 op de schaal van Richter) op de gebouwen, de haven en de (petrochemische)
industrie in deze regio hebben?
Tot slot willen de leden van de CDA-fractie benadrukken dat de veiligheid van de inwoners
bij gas- en zoutwinning voorop staat. Niet alleen in Groningen, maar van inwoners
die op kleine gasvelden wonen. De eerder genoemde leden ontvangen steeds vaker signalen
van deze inwoners dat ze bang zijn voor een scenario dat zich in Groningen heeft afspeelt.
Kan de Minister per regio waar mijnbouwactiviteiten plaats vinden aangeven welke risico’s
er zijn op aardbevingen, bodemdalingen en mogelijke schade?
De leden van de CDA-fractie zouden graag van de Minister een reactie ontvangen op
de brief van de provincie Friesland over de afhandeling van mijnbouwschade.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66 fractie wensen iedereen in Groningen en alle betrokkenen bij de
schadeherstel en versterkingsoperatie veel kracht toe tijdens deze coronacrisis. Deze
leden maken hierbij dankbaar gebruik van de mogelijkheid om schriftelijk vragen te
stellen om zo de voortgang in het stellen van de kaders van de versterkingsoperatie
vast te houden.
De leden van de D66-fractie zijn opgelucht dat de Groninger uit Ten Post zijn hongerstaking
heeft gestopt en nu op een spoedlijst staat voor versterking. Wel vragen deze leden
de Minister of er meer urgente zaken zijn die op de spoedlijst voor versterking dienen
te staan.
Ook vragen zij aan de Minister welke gevolgen de afgekondigde coronamaatregelen hebben
voor de voortgang van het schadeherstel en de versterkingsoperatie. Gaat de Minister
bijvoorbeeld in (telefonisch) overleg met betrokken partijen zoals de Nationaal Coördinator
Groningen (NCG), om zo mogelijke negatieve impact op de voortgang in de regio zoveel
mogelijk te mitigeren?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het dashboard en vragen de Minister
of het streefdoel van ten minste 2000 versterkte huizen in 2020 nog in zicht is (motie
van het lid Sienot c.s. Kamerstuk 33 529, nr. 711).
De leden van de D66-fractie hebben tijdens het tweeminutendebat naar aanleiding van
het verslag van het algemeen overleg (VAO) Mijnbouw/Groningen van 11 maart 2020 de
toezegging gekregen van de Minister dat hij met de wijk Ten Boer in gesprek gaat om
er samen voor te zorgen dat ze hun doel energieneutraal in 2025 waar kunnen maken
(Handelingen II 2019/20, nr. 62, item 5). Daarom vragen deze leden de Minister wanneer dit gesprek plaatsvindt en hoe de
Minister de Kamer hierover zal informeren. Zij vragen of bij het realiseren van de
ambities ook middelen uit het warmtefonds betrokken kunnen worden.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit om
elke Groninger met maximaal 3.000 euro tegemoet te komen voor immateriële schade.
Deze leden vragen de Minister of deze regeling ook volgend jaar beschikbaar blijft.
Zij vragen de Minister of de regeling proactief gedeeld wordt met bewoners, zodat
zij actief gewezen worden op het recht op vergoeding.1
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een besluit tot gaswinning rondom
het waddengebied in uiterste zorgvuldigheid moet worden genomen. Ze hebben daarom
vorige week met de leden van de ChristenUnie-fractie een motie ingediend (Kamerstuk
33 529, nr. 735) die de Minister verzoekt om zo snel mogelijk een onafhankelijk advies te vragen
aan een wetenschappelijk panel over de effectiviteit van mijnbouw met de hand aan
de kraan als beleidsinstrument ter bescherming van dit Werelderfgoed. Indien deze
motie is aangenomen, op welke wijze zal de Minister deze uitvoeren?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met de beloofde inzet van de Minister om
in 2022 de gaskraan in het Groningerveld helemaal dicht te draaien. Aangezien deze
leden zeker willen weten dat de gaskraan dan echt dichtgaat, en zij de Minister daarvoor
alles in stelling willen laten brengen, vragen zij de Minister om GTS de volgende
vraag te stellen: hoe krijgen we het voor elkaar om leveringszekerheid te garanderen
en tegelijkertijd het Groninger gasveld helemaal te sluiten? Deze leden vragen de
Minister het antwoord van GTS per brief de Kamer te doen toekomen. Daarmee weten deze
leden precies welke stappen nodig zijn om het Groninger gasveld buiten werking te
stellen, zodat de Kamer dit noodzakelijke proces voor een veiliger Groningen kan volgen.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat bewoners centraal moeten staan bij
de versterkingsoperatie en dezelfde woningkwaliteit moeten terugkrijgen als ze hadden,
het zogenaamde «like-for-like»-principe. Deze leden krijgen signalen dat dit beginsel
in de praktijk onder druk staat door standaardisatie, waarbij bewoners worden geacht
een standaard pakket te kiezen, terwijl zij meer in hun huis hebben geïnvesteerd dan
hun buren in de woningen bij hen in de rij. Graag een toezegging van de Minister dat
het beginsel «like-for-like» altijd strikt wordt nageleefd.
Daarnaast begrijpen de leden van de D66-fractie dat de keuzevrijheid voor bewoners
onder druk staat vanwege het geringe aantal geselecteerde aannemers. Hoewel bewoners
zelf opdrachtgever zijn, worden ze gestuurd richting vooraf gekozen aannemers die
de bouwimpuls hebben getekend (B6). Deze leden vragen de Minister hoe de keuzevrijheid
van bewoners kan worden gewaarborgd als je vooraf al richting standaardisatie en een
specifieke set aannemers stuurt. Graag krijgen deze leden een toezegging dat bewoners
zo veel mogelijk te kiezen houden. Komen er bovendien snel meer geselecteerde aannemers
bij?
Tegelijkertijd mag het NCG geen beschikbare budgetten communiceren aan bewoners en
aannemers, wat het vertrouwen schaadt doordat bewoners niet weten waar ze op kunnen
rekenen. Dit roept bij de leden van de D66-fractie de vraag op of de beschikbare bedragen
per woning transparant kunnen worden gecommuniceerd. Deze leden begrijpen dat er een
risico is dat dit leidt tot een prijsopdrijvend effect, maar zijn van mening dat vaardige
project-begeleiding dit risico voldoende kan beperken.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister om meer mandaat voor de NCG. Deze leden
zijn van mening dat dit de versnelling van de versterkingsoperatie sterk ten goede
komt, want in de huidige situatie controleren de NAM en EZK nog te veel, waardoor
processen erg traag verlopen. Daarnaast zien zij dat het onderbrengen van het schadeherstel
en de versterkingsoperatie bij een organisatie, waaronder zowel de NCG als de TCMG
vallen, het werk vereenvoudigt en versnelt. Het zet de Groninger bovendien op één,
aangezien het gaat om activiteiten in dezelfde huizen. Nu krijgen bewoners aparte
versterkingsadviezen en herstelvoorstellen wat voor veel onduidelijkheid en vragen
zorgt. TCMG en NCG werken daarbij bovendien langs elkaar heen.
Tenslotte zijn de leden van de D66-fractie van mening dat de discussie over het HRA-model
en het constant bijstellen van de NPR-norm veel te veel onduidelijkheid geeft. Deze
leden zien vooral een risico dat particuliere eigenaren achteraan in de operatie moeten
aansluiten wat voor terechte onvrede zal zorgen. Zij stellen daarom voor om de norm
nu te bevriezen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over het feit dat de verspreiding
van het coronavirus en de ingrijpende maatregelen die nodig zijn ter beteugeling ervan
ook een specifieke impact kunnen hebben op alle trajecten die in Groningen lopen als
het gaat om de gaswinning en de schade die dit veroorzaakt heeft. Kan de Minister
een indicatie geven welke impact verwacht wordt als het gaat om schadeafhandeling,
de versterkingsoperatie, het tempo van terugdraaien van de gaswinning zelf en de uitvoering
van het Nationaal Programma Groningen? Is de Minister bereid om gericht op de Groningers
heldere publieke communicatie te verschaffen over de mogelijk impact van corona op
schadeafhandeling en versterking? Kan de Minister aan de Groningers en de Kamer duidelijkheid
verschaffen over welke stappen de Minister tracht te zetten om die impact waar mogelijk
te mitigeren? Zijn er nu bijvoorbeeld aangepaste versnellingsplannen voor schadeafhandeling
en versterking nodig en zo ja, kan daar al iets inhoudelijks over worden gezegd of
op zijn minst een proces met tijdslijnen voor worden gegeven?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de Wijziging van de Gaswet
betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers op
de korte lijst van zeer urgente wetten gaat zetten, zodat er geen vertraging ontstaat
in deze belangrijke maatregel om de gaswinning tijdig tot nul terug te brengen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister in contact met de Afdeling
advisering van de Raad van State (de Afdeling) is over de advisering op de Versterkingswet?
Is de Afdeling in staat om schriftelijke en via virtuele bijeenkomsten toch op relatief
korte termijn haar advies op deze wet te geven?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het positief om te zien dat – mede door
de zachte winter – de gaswinning dit jaar terug lijkt te kunnen worden gebracht naar
10 miljard Nm3. Is het logisch om te veronderstellen dat de groeivertraging of mogelijk zelfs economische
krimp als gevolg van corona dat een verdere daling van het (industriële) gebruik van
Groninger gas zal leiden? Als dit nu nog niet concreet valt te becijferen, zijn er
dan indicaties te geven op basis van eerdere perioden waarin slechte economische omstandigheden
tot een lager gasverbruik hebben geleid?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat er nu eindelijk een concrete
uitwerking ligt voor het toekennen van immateriële schade voor de getroffen Groningers.
Is het IMG vrij om zelf te beoordelen hoe zij – na het kabinetsbesluit over het uitgebrachte
advies – de toekenning van maximaal 3.000 euro per huishouden gaat uitvoeren? Kan
zij bijvoorbeeld besluiten om deze niet uitsluitend te koppelen aan een vastgestelde
oude schade en een uiterste datum waarop deze is gemeld, maar blijvend de toekenning
van smartengeld openhouden voor huishoudens die nog niet eerder schade hebben gemeld?
Is er al vooraf een einddatum bepaald waarop de toekenning van immateriële schade
zal eindigen, of loopt dit zonder begrenzing in de tijd door? Wie besluit over een
eventueel einde in de (verre) toekomst van de deze regeling? Is er al wat meer bekend
over de wijze waarop de Groninger Bodembeweging (GBB) en het Groninger Gasberaad bij
de uitwerking en toepassing van de regeling betrokken worden? Staat verder al vast
of de vergoeding uitsluitend per huishouden wordt toegekend? Of kan het eventueel
ook per persoon worden bekeken? Past dat laatste ook binnen het mandaat van de IMG
of dien daar expliciet instemming voor te komen van het Rijk? Zo ja, waarom?
De leden van de GroenLinks-fractie vermoeden dat het niet uit te sluiten valt dat
mensen er moeite mee hebben om zelf om die vergoeding te vragen. Daar kunnen tal van
emoties een rol bij spelen uit een heel spectrum, dat kan lopen van altruïsme (anderen
hebben er meer recht op of hebben het meer nodig) tot een zekere of zelfs grote woede
(«zij moeten het mij aanbieden in plaats van dat ik er om moet vragen»). Staat het
de IMG vrij om te kiezen voor een lijn waarin Groningers worden benaderd met een in
insteek die neer komt op «u heeft recht op een immateriële schadevergoeding, wilt
u daar gebruik van malen»?
De leden van de GroenLinks-fractie bereiken berichten dat de door de agrarische tafel
voorgestelde zes pilots, welke zijn aangedragen om de complexiteit waarmee agrariërs
te maken hebben, te onderzoeken en hiervan te leren in de vervolgprocessen, door de
Minister van eenzijdig zijn gestopt. Klopt dat? Waarom is dit gebeurd en waarom is
daarover geen overleg geweest? Is de Minister bereid om deze pilots alsnog met de
nodige snelheid door te zetten? Ze blijken namelijk waardevolle lessen op te leveren.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de waarneming deelt, dat
kijkend naar het dashboard van de TCMG er sprake is van een verhoging van de intake
als het gaat om dossiers uit de agrarische en private sector, maar dat de definitieve
afhandeling niet evenredig toeneemt. Hoe wordt dit «gat» verklaard en welke stappen
worden ondernomen om sneller tot finale afhandeling te komen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het oordeel is van de Minister op de
door de Agrotafel voorgestelde governancestructuur van de 3 A’s: Agroloket (melding
aan deskundige), Agroteam (technische specialisten) en Agrotafel (bestuurlijk sector/drie
overheidslagen). Deze leden vragen tevens waarom de uitvoerende organisaties NCG/TCMG
zo weinig beroep doen op het Agroteam. Is het in de ogen van de Minister mogelijk,
ook om de NCG/TCMG tijdelijk te ontlasten, dat de schadeopname door het Agroteam wordt
uitgevoerd en die vervolgens aan NCG/TCMG worden voorgelegd? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wat is er nu voor nodig om dit mogelijk te maken?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister aan Sweco de opdracht heeft
gegeven om de bodemdaling te onderzoeken. Dit was ook een aanbeveling van de Agrarische
Tafel Groningen (ATG). Die stelde ook als voorwaarde dat er eerst een soort nulstand
zou worden vastgesteld, bij voorkeur zo dicht mogelijk op de begindatum van de gaswinning
(1960). Wordt er in dit onderzoek zo’n vertrekpunt (nulstand of nulmeting) gehanteerd?
Kan die ook al bekend worden gemaakt? Zo nee, hoe kan Sweco zinvol onderzoek doen
als er bodemdaling in de tijd niet afgezet wordt tegen een helder beginpunt? Maakt
de agrarische sector in Groningen zich terecht over het risico dat de extra ingestelde
onderzoeken naar de mestkelderproblematiek (panel TCMG) en de bodemdaling onderzoek
(Sweco) het gevaar van aantasting van het «bewijsvermoeden» in zich draagt? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, hoe kan dat risico verkleint worden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen, nu het er naar uit ziet dat de Kamer niet
alle stemmingen kan laten plaatsvinden, of het kabinet bereid is om de moties die
zij oordeel Kamer heeft gegeven ook al uit te gaan voeren. Geldt dat bijvoorbeeld
ook voor de motie van het lid Van der Lee over mogelijk maken dat het Adviescollege
Veiligheid Groningen (ACVG) zo nodig achteraf afwegingen kan toetsen (Kamerstuk 33 529, nr. 731), de motie van het lid Van der Lee en Agnes Mulder over het dashboard (Kamerstuk
33 529, nr. 730) en de motie van het lid Dik-Faber c.s. over advies van een wetenschappelijk panel
over mijnbouw en de Waddenzee (Kamerstuk 33 529, nr. 735)?
De leden van de GroenLinks-fractie blijven van mening dat alle mijnbouwactiviteiten
onder de Waddenzee gestaakt dienen te worden. De Minister stelt als een van haar eisen
dat het winnen van zout onder de Waddenzee sowieso niet van start mag gaan als de
monitoring niet op orde is, maar wat betekent dat precies? Dient er sprake te zijn
van een «nulmeting» van het Wad waar mogelijk toch zout gewonnen gaat worden? Wordt
deze dan eerst goedgekeurd door de onafhankelijke Auditcommissie? Wordt er daarbij
ook bepaald wat de totaaloppervlakte van de droogvallende zeebodem deint te zijn om
vogelsoorten zoals de Kanoet. die daar voor hun voedsel van afhankelijk van zijn,
ook adequaat te kunnen beschermen? Hoe dan ook dient ESCO een door het SodM goedgekeurd
noodplan te hebben als de caverne onder de Waddenzee onverhoopt toch (deels) instort
zoals eerder al een keer op land gebeurde. Is het juist dat er zonder deze goedkeuring
er geen winning kan plaatsvinden onder Werelderfgoed Waddenzee en ligt er al een plan
dat aan alle eisen voldoet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat op dinsdag 17 maart 2020 in Groningen drie
aardbevingen plaatsvonden. Juist in tijden van de coronacrisis is thuis zitten in
een kapot en onveilig huis extra beangstigend. Gedupeerden vangen zo dubbele klappen
op: van de coronacrisis en van de nog niet opgeloste crisis in Groningen. Erkent de
Minister dit? Is er een noodplan voor wat er moet gebeuren als er in tijden van de
coronacrisis een grotere aardbeving komt?
De leden van de SP-fractie lezen in de brief van 16 maart 2020 dat er als gevolg van
het coronavirus voorlopig geen schade-opnames zullen plaatsvinden. Zijn ook andere
werkzaamheden bij alle verschillende betrokken organisaties, instituten en instellingen
uitgesteld? Welke vertraging wordt verwacht?
Voor leden van de SP-fractie is het onbestaanbaar dat de versterking en de parlementaire
enquête weer vertraging oplopen. Verwacht de Minister nog steeds de Wet vvoor de zomer
aan beide Kamers te kunnen aanbieden?
Over de versterking willen de leden van de SP-fractie een aantal vragen stellen. In
de media was te lezen dat NCG-medewerkers hun verhaal deden. Gedupeerde Groningers
dreigen uit het oog te worden verloren. Er heerst veel onrust en ontevredenheid in
de organisatie. Deze leden kijken hier niet raar van op. Eind 2016 werd er beloofd
dat er in vijf jaar alleen in de kern van het Groninger aardbevingsgebied 22.000 huizen
en 1500 gebouwen gecontroleerd op aardbevingsbestendigheid.
Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een overzicht waarin de volgende vragen
zijn verwerkt: hoeveel woningen worden er in 2020 geïnspecteerd? Hoeveel worden er
versterkt? Wat zijn de verwachtingen voor de jaren daarna? Wat is de stand van zaken
betreffende de verschillende batches? Wanneer zijn de batches 1467, 1581 en 1588 afgerond?
Hoe staat het met de aparte regelingen als «Heft in Eigen Hand?» Welke regelingen/projecten
zijn er precies nog meer? Hoeveel woningen zitten daar in? Wanneer worden die afgerond?
Slechts 5 procent van de mensen met weinig schade en 14 procent van de mensen met
veel schade verwachten dat versterking aan hun huizen op enig moment wordt uitgevoerd.
Hoe gaat de Minister de versterking vlot trekken, dus hoe gaat deze Minister bewijzen
dat de 86–95% die niet gelooft dat er versterkt gaat worden, ongelijk heeft? Wanneer
komt nieuwe NPR?
Ook willen de leden van de SP-fractie van de gelegenheid gebruik maken wederom duidelijk
te maken dat het zeer kwalijk is dat het kabinet de documenten en afspraken tussen
de NAM -Shell en Exxon- en de Staat geheim houdt. De Kamer moet de regering in het
openbaar kunnen controleren en dat frustreert de Minister op deze wijze. Deze leden
vragen het hierbij nogmaals: gaat de Minister alle afspraken die ze heeft gemaakt
in het Akkoord op Hoofdlijnen en het bijbehorende addendum openbaar maken, zodat de
gekozen volksvertegenwoordigers hun controlerende taak kunnen uitvoeren? Indien de
Minister dit wederom weigert hebben de leden een aantal technische vragen. Voor hoeveel
Nm3 gas is de NAM gecompenseerd? Hoeveel Nm3 gas blijft er daadwerkelijk achter in
het Groninger gasveld? Hoe ver zijn de onderhandelingen over het uiteindelijke bedrag
dat Shell en Exxon zullen ontvangen in totaal ter compensatie? Gaat de Minister een
arbitragezaak starten wanneer het compensatiebedrag te hoog uitvalt? Wat vindt de
Minister «te hoog»? Welk bedrag vindt de Minister acceptabel?
De leden van de SP-fractie zijn blij te lezen dat het advies van de Commissie Immateriële
Schade een werkwijze voor het IMG adviseert dat «uitgaat van vertrouwen». Dat inwoners
van Groningen hun immateriële schade kunnen melden en die zonder langdurige procedure
gecompenseerd kunnen krijgen. Dat deze gedupeerden niet gewantrouwd worden, zoals
in voorgaande procedures steeds wel het geval is geweest. Hoe wordt gegarandeerd dat
Groningers inderdaad niet weer langdurig moeten wachten op waar ze gewoon recht op
hebben?
Betreffende de raming van de gaswinning geven de leden van de SP-fractie aan dat ze
al sinds 2012 willen dat het Groninger gasveld minder gebruikt, dan wel gesloten zou
worden. Deze leden zijn blij dat de Minister en daarmee de regering dit twee jaar
geleden ook inzag. Wel hebben de leden hier een aantal vragen bij. Welke onderhandelingen
met de NAM zijn nodig om de gasopslag Norg open te houden? Tot wanneer lopen de huidige
afspraken? Is er sprake van dat deze gasopslag voortijdig sluit? De Minister gaat
toch niet wederom een financiële compensatie betalen wanneer de opslag langer open
moet blijven?
Vervolgens staan de rapportages over de effecten van zout-, en gaswinning op de Waddenzee
op de agenda. De leden van de SP-fractie lazen dat de onafhankelijke Audit Commissie
zich afvraagt of het hand aan de kraan-principe wel effectief is om natuurschade in
de Waddenzee te voorkomen. Deze leden delen die zorgen. Zij vinden dat de natuur van
de Waddenzee beschermd moet worden. Is de Minister bereid zo snel mogelijk een onafhankelijk
advies aan het SodM te vragen en tot die tijd geen nieuwe vergunning af te geven voor
zout-, en gaswinningsplannen onder de Waddenzee? Graag zien deze leden dit antwoord
toegelicht.
In Kamervragen hebben de leden van de SP-fractie gevraagd naar de afhandeling van
oude schademeldingen door de Arbiter Bodembeweging. In de beantwoording staat dat
drie zaken met schade aan mestkelders pas in 2019 aangemeld zijn bij de Arbiter (Aanhangsel
Handelingen II 2019/20, nr. 2120). Klopt dat wel? Ook geeft de regering aan dat niet op individuele gevallen ingegaan
wordt. Bekend is dat het om zeer schrijnende gevallen gaat. Het kan en mag niet zo
zijn dat deze mensen, die in diepe ellende en financiële problemen zitten, overgeleverd
gaan worden aan nog meer bureaucratie. Voorrang bij de TCMG voor deze mensen betekent
ook voor anderen weer langer wachten. Deze leden vragen of de arbiters die deze zaken
onder hun hoede hebben, niet af kunnen maken. Inhoudelijk zitten zij er goed in en
levert het voor deze gedupeerden geen extra stress op. De «werkvoorraad» bij de TCMG
groeit al iedere week en is inmiddels opnieuw een heus stuwmeer.
De leden van de SP-fractie lezen in de beantwoording van de vragen over de regeling
voor oude schades dat slechts 193 van de 6199 «oude schades» zich hebben gemeld bij
de regeling. Slechts een minderheid van hen komt in aanmerking voor een vergoeding.
Op welke gronden vielen 101 verzoeken buiten de doelgroep? Wie heeft dat bepaald?
Slechts gedurende zeven weken hebben mensen bij het Provinciale loket alsnog een rechtvaardige
vergoeding aan kunnen vragen. Dit loket is inmiddels weer gesloten. Wat gaat de Minister
doen voor de mensen die zich niet hebben gemeld? Waarom benadert de Minister of de
provincie, deze mensen niet actief? Gaat de Minister dit alsnog doen? Was er voldoende
vertrouwen in de regeling? Is de Minister bereid alsnog met een regeling te komen
zonder invloed van de NAM? Wat gaat de Minister doen aan alle schadegevallen die voor
31 maart 2017 een aanbod van de NAM hebben geaccepteerd dat niet voldoende was om
schade te herstellen?
De leden van de SP-fractie ook aandacht gevraagd middels Kamervragen en een motie
voor het gebouwensensorennetwerk van de NAM in Groningen. Deze leden delen de zorgen
die veel Groningers hebben bij het niet langer monitoren van gebouwen tijdens bodembeweging.
Het vertrouwen van deze mensen in de politiek is laag. Gesteund door het advies van
het SodM, zouden deze leden graag zien dat het netwerk behouden blijft. Het kunnen
zien aan welke grondbewegingen hun huis wordt blootgesteld, kan het vertrouwen van
inwoners in Groningen doen toenemen. Het verbaast deze leden zeer dat de Minister
dit in zijn verzamelbrief van 16 maart 2020 «geen concreet nut of toegevoegde waarde»
noemt. Zij zijn bezorgd dat door het technisch belang steeds boven het maatschappelijk
belang te stellen, dit kabinet de problemen in Groningen verdiept in plaats van oplost.
Hoeveel is het de Minister eigenlijk waard om een begin te maken van herstel van vertrouwen?
Graag zien de leden van de SP-fractie dan ook dat de Minister alsnog naar een mogelijkheid
zoekt om het beheer van het meetnetwerk over te nemen van de NAM en zo verder kennis
ontwikkelt en borgt in de regio, maar vooral Groningers het gevoel geeft dat ze er
toe doen.
Het meetnetwerk in publiek bezit biedt een kans om onafhankelijke kennis over bodembeweging
als gevolg van mijnbouwactiviteiten te behouden en te vergroten. Fijn dat de Minister
met het KNMI gaat kijken naar de meerwaarde wanneer inwoners participeren in een meetnetwerk.
Deze leden vragen de Minister daarnaast om zelf met de Hanzehogeschool en de Rijksuniversiteit
Groningen hierover in gesprek te gaan en te onderzoeken welke kansen hier liggen.
Wanneer de Minister besluit huidige route toch door te zetten, hebben de leden van
de SP-fractie de volgende vragen. Hoe wordt het geregeld dat mensen de meter mogen
behouden? Wanneer worden ze gevraagd of ze het willen behouden? Moeten ze ervoor betalen
of kost het de bewoners niets? Kan dat simpel, de sensor verbinden met de pc of moet
er een handleiding voor komen? Kan de Minister de NAM ook eind april laten weten dat
het verwijderen van de sensoren voortgezet kan worden, zodat goed geïnventariseerd
kan worden wie de sensor wel en wie niet wil behouden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie hebben ook Kamervragen over de bestemming van de NPG-gelden
ingediend. Allereerst volgen hier nog wat extra vragen: waar kan men het document
met uitgaven vinden, naast de lijst met projecten? Ook vragen deze hoe de uitgaven
van NPG-gelden in verhouding staan tot de voorwaarden dat de afhandeling van schade
goed afgehandeld moet worden en de versterking soepel moet lopen? Hoe staat het verder
met de algemene toekomstvisie die er zou zijn voordat deze gelden uitgegeven zouden
worden? Hoe luidt die visie?
De beantwoording van de Kamervragen over het NPG heeft bij de leden van de SP-fractie
meer vragen opgeroepen dan beantwoord. Want in hoeverre is er sprake van participatie
door inwoners van Groningen? Wat wordt precies verstaan onder participatie? Wat wordt
precies verstaan onder proportionaliteit? Hoe worden de mensen om wiens toekomst het
zou moeten gaan betrokken bij de verdeling van de gelden? Hoeveel «gewone» inwoners
van Groningen zijn er gekozen in het bestuur van het NPG? Hoe onafhankelijk is dat
bestuur? Hoe weet dit bestuur wat gedupeerde Groningers nodig hebben om te profiteren
van verhoogde leefbaarheid? Wie zit er in de onafhankelijke beoordelingscommissie?
Hoe gaat het toetsen van projecten in zijn werk? Op welke wijze profiteren gedupeerde
Groningers van de brede welvaart die structureel wordt verhoogd in het gebied? Wie
zit er in de onafhankelijke partij, die ieder jaar de NPG evalueert? Is dat dezelfde
groep als de onafhankelijke beoordelingscommissie? Welk deel van 1.150 miljoen euro
wordt gebruikt voor de Toekomst-campagne, waar Groningers ideeën kunnen indienen?
Hoeveel van het geld gaat naar de gemeente Groningen? Hoeveel geld gaat er naar de
andere gemeenten?
Ook vragen de leden van de SP-fractie wie heeft bepaald dat er 40 miljoen euro naar
de zorgvisie aardbevingsbestendige zorg gaat. Gaat het allemaal naar het vastgoed?
Hoeveel versterkingsgeld is er van de NAM naar de zorgvisie aardbevingsbestendige
zorg gegaan? Wie draagt nog meer bij aan deze visie? Welke plannen liggen er nu klaar
om uitgevoerd te worden zodat mensen geholpen worden met gezondheidsproblemen? Wat
doet de Minister aan het wegnemen van deze stress? Waarom hebben de onderwijsinstellingen
nog geen geld uit het NPG ontvangen? Wanneer het over de toekomst van Groningen gaat,
zou het onderwijs er toch juist bij betrokken moeten worden? Is de verwijzing naar
vraag 9 bij vraag 10 een impliciete erkenning dat de New Energy Coalition gedomineerd
en geregisseerd en feitelijk geleid wordt door de fossiele bedrijven? Zo nee, op welke
manier is de New Energy Coalition dan betrokken bij de NPG? Welke bedrijven zijn betrokken
als partners bij aanvragen die door gemeenten en/of provincie Groningen gedaan zijn?
Waarom geeft de Minister geen antwoord op de vraag of er NPG-gelden direct of indirect
terechtkomen bij Shell of projecten waarbij Shell betrokken is? Wanneer Shell betrokken
is, op welke manier is dit dan? Wat is dan de bijdrage die ze in Groningen leveren?
Hoe en waar doen ze dat dan? De leden van de SP-fractie vinden het volstrekt onacceptabel
dat Shell ook hier weer een handje ophoudt.
De leden van de SP-fractie hebben ook een vraag over de waardedalingscompensatie.
Door met postcodes te werken, bestaat de kans dat mensen die redelijk dicht bij elkaar
wonen, een redelijk verschillend percentage compensatie krijgen. Is de Minister bereid
te kijken naar een rechtvaardiger manier van compensatie voor de waardedaling van
woningen van mensen?
Ook willen de leden van de SP-fractie vragen naar de nulmeting. Alle huizen van mensen
die de stuwmeerregeling hebben geaccepteerd, moesten een nulmeting ondergaan. Hoeveel
huizen hebben die nulmeting inmiddels gehad? Hoeveel moeten er dan nog? Tevens vragen
deze leden welke resultaten hieruit zijn gekomen. Wat was het gemiddelde schadebedrag
per meting? Wat was het totale schadebedrag? Kan de Minister daar iets over zeggen?
Vallen er conclusies te trekken uit die resultaten? Zo ja, welke? Is de betrokken
gedupeerden gevraagd hoe ze de regeling hebben ervaren? Is de Minister bereidt dat
alsnog te doen?
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over mensen die inmiddels bezig zijn
met de versterking. Is het de Minister bekend dat de NCG de rekeningen van aannemers
niet betaalt? Dat er mensen nu in financiële problemen komen daardoor? Weet de Minister
dat de huur van woonunits, waar mensen tijdens versterking in wonen, niet wordt betaald?
Wat gaat de Minister op welke termijn doen om dit soort toestanden te voorkomen?
Dan willen de leden van de SP-fractie ook nog aandacht vragen de functie van WIJ-teams
in het aardbevingsgebied in Groningen. Er staan veel wisselwoningen leeg, omdat de
versterking niet op gang komt. Het WIJ-team bepaalt mede of mensen die in hun onveilige
bang zijn, wel of niet in zo’n wisselwoning mogen, terwijl de huisarts bereid is deze
mensen te helpen door het schrijven van een indicatie. Deze leden kunnen zich goed
voorstellen dat deze teams heel goed inzetbaar kunnen zijn in verlagen van stressfactoren,
die gedupeerden al voldoende hebben. Het zou contraproductief zijn wanneer er extra
stress aan toegevoegd wordt.
Ten slotte willen de leden van de SP-fractie nog vragen naar depotovereenkomsten.
Anders dan de Minister in zijn beantwoording liet weten, waren er wel degelijk gedupeerden
die door de overgang van het Centrum Veilig Wonen (CVW) naar de NCG niet tot het tekenen
van een depotovereenkomst kwamen. Graag willen deze leden weten in hoeveel gevallen
dit heeft gespeeld en in hoeveel gevallen het nu nog speelt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de gaswinning in het waddengebied,
zeker als het gaat om nieuwe projecten. Het blijkt met de huidige meetmethodes niet
goed mogelijk om het effect van huidige winning op toekomstige bodemdaling in te schatten.
In zijn reactie op het rapport van de auditcommissie gaat de Minister hier slechts
beperkt op in. Is de Minister bereid om met een uitgebreider reactie te komen, in
samenspraak met het SodM? Deze slecht in te schatten toekomstige daling kan ook gevolgen
hebben voor het hand aan de kraan-principe, dat er immers van uitgaat dat per direct
gestuurd kan worden. Op welke wijze gaat de Minister dit ondervangen en is de Minister
bereid het hand aan de kraan-principe te heroverwegen? Voorts zijn er plannen voor
meer zoutwinning onder het Waddenzeegebied. Hoe is verzekerd dat de meetmethodes op
orde zijn en hoe wordt milieuschade als gevolg van mijnbouwstapeling zoveel mogelijk
voorkomen?
De leden van de PvdA-fractie maken zich grote zorgen over de gevolgen van de mijnbouw
in de omgeving Pieterzijl. De aardbevingsschade is inmiddels aanzienlijk, en ook wordt
overlast ervaren van de mijnbouw. Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat
ook recht wordt gedaan aan de mensen met aardbevingsschade in Pieterzijl, en is de
Minister bereid met alle betrokken instanties om de tafel te zitten om deze mensen
zo snel mogelijk te helpen? Hoe wordt eventuele bodemschade en grondwatervervuiling
als gevolg van fracken gemonitord? Is de Minister bereid de motie van het lid Nijboer
(PvdA) die vraagt ook mensen in Pieterzijl recht te doen (Kamerstuk 33 529, nr. 729) uit te voeren, omdat de Minister deze motie oordeel Kamer gaf in het debat?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe ver de kwartiermaker IMG met zijn werkzaamheden
is en hoe een soepele overgang van TCMG naar IMG wordt verzekerd. Waarom heeft IMG
nog geen website? Gaat schadeafhandeling op dit moment door, en hoeveel afhandelingen
zijn er tot nu toe dit kalenderjaar behandeld? In hoeverre beïnvloedt de situatie
met het coronavirus de schadeafhandeling? Hoe wordt verzekerd dat zowel bestaande
meldingen als nieuwe meldingen voortvarend worden behandeld?
Agrariërs en andere ondernemers zitten al tijden in de rats en hebben nog altijd geen
duidelijkheid. Daar komt voor sectoren als horeca, hotels, cultuur, recreatie vanwege
corona het voor de kiezen krijgen. De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer zij
nou eindelijk worden geholpen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brieven van het kabinet over het afbouwen van de gaswinning in Groningen en het afhandelen
van de materiële en immateriële schade. Deze leden hebben op een aantal punten nog
vragen aan het kabinet.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het goed dat er voortgang wordt gemaakt
met het vergoeden van immateriële schade. Dit kan niet al het leed wegnemen, maar
is wel een vorm van erkenning voor het leed dat Groningen is aangedaan, zoals ook
door de Minister is omschreven. Bij immateriële schade zal het gaan om een grote diversiteit
aan schadeverzoeken, variërend van gederfde inkomsten tot psychisch leed. De Minister
schrijft over een spanningsveld tussen een grote hoeveelheid aanvragen en de behoefte
aan een maatwerkaanpak. Hoe wordt omgegaan met dit spanningsveld, mede in het licht
van de diversiteit aan aanvragen? Wordt bij immateriële schade uitgegaan van het bewijsvermoeden?
Zo niet, op welke manier wil de Minister voorkomen dat bewoners – in het bijzonder
mensen met gezondheidsschade – een juridisch traject in worden gezogen? Op welke manier
wordt in de regeling aandacht besteed aan gezondheidsschade van mensen? Is het realistisch
dat alle bewoners worden uitgenodigd om hun verhaal te doen? Op welke manier wordt
dit vormgegeven? Wordt bij het vormgeven van de regeling voor het vergoeden van immateriële
schade ook contact gezocht met de onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen,
die het Gronings Perspectief hebben opgesteld?
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over mijnbouwactiviteiten in
UNESCO werelderfgoed het Waddengebied, meer specifiek over de toepassing van het hand
aan de kraan-principe. Hierbij wordt uitgegaan van drie parameters: sedimentatiesnelheid,
bodemdalingssnelheid en zeelspiegelstijging. Hierover zijn nieuwe inzichten ontstaan.
Allereerst constateert de NAM zelf in een rapport van juli 2019 dat sprake is van
een (veel) langer na-ijleffect dan waar oorspronkelijk rekening mee werd gehouden.
In hetzelfde rapport worden twijfels geuit over de houdbaarheid van het hand aan de
kraan-principe als bepaalde scenario’s voor zeespiegelstijging werkelijkheid worden.
Voorts zijn door de Auditcommissie kritische kanttekeningen geplaatst bij het hand-aan-de-kraan
principe (rapport december 2019). Op basis daarvan zou volgens deze leden geconcludeerd
moeten worden dat het hand-aan-de-kraan principe niet langer kan garanderen dat hiermee
de natuur voldoende beschermd wordt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister om een onafhankelijke commissie
integraal onderzoek naar het hand aan de kraan-principe in relatie tot nieuwe informatie
over zeespiegelstijging en bodemdaling te laten uitvoeren, waarin vertegenwoordigers
van in ieder geval SodM, KNMI en UNESCO een plek zouden moeten hebben. Is de Minister
bereid een dergelijke onderzoekscommissie in te stellen? Is de Minister bereid in
afwachting van het onderzoeksresultaat geen nieuwe vergunningen voor mijnbouwactiviteiten
in het Waddengebied te verstrekken? Wanneer gaat de Minister in gesprek met de Waddenvereniging?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke effecten het coronavirus heeft op
de schadeafhandeling en versterking. Deze leden hebben begrip voor de situatie, maar
vragen hierover in ieder geval duidelijk te communiceren met bewoners en reële verwachtingen
te schetsen, omdat ook al vóór de huidige crisissituatie te vaak is gebleken dat mensen
in onzekerheid verkeren over wat er met hun huis gaat gebeuren.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien graag dat het Wetsvoorstel Versterking Groningen
wordt aangemerkt als urgent, waardoor dit met voorrang behandeld kan worden zodra
dit gezien de omstandigheden rond het coronavirus mogelijk is. De komende weken en
maanden zijn uiterst onzeker. De parlementaire enquête blijft echter van belang.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief en bijbehorende stukken
over de zout- en gaswinning onder de Waddenzee en hebben een groot aantal vragen over
de kabinetsinzet.
De leden PvdD-fractie maken zich zorgen om de kwetsbare natuur in het Waddengebied
en het huidige overheidsbeleid neemt die zorgen niet weg. Een gebied dat wordt gekenmerkt
door een unieke dynamiek waarbij de kleinste verschillen (bijvoorbeeld het wel of
niet droogvallen van wadplaten) letterlijk van levensbelang zijn. Deze leden zijn
van mening dat het ondernemen van economische activiteiten waarbij schadelijke effecten
ingecalculeerd zijn in zo’n gebied onverstandig en dus zeer ongewenst is. Zij zijn
ook van mening dat het onverstandig en dus zeer ongewenst is een activiteit te ondernemen
die schade veroorzaakt en die niet meer gestopt kan worden wanneer de schadelijke
effecten voor de natuur uit de hand lopen. Zij zijn verder van mening dat het onverstandig
en dus zeer ongewenst is een economische activiteit te ondernemen die ingrijpt op
juist dat aspect dat dit gebied zo uniek maakt (zijnde de delicate bodembalans). Zij
roepen de Minister daarom op de Waddenzee te respecteren en zo snel als mogelijk te
stoppen met de gas- en zoutwinning onder de Waddenzee.
De leden PvdD-fractie constateren dat de Minister in zijn brief stelt dat er geen
negatieve gevolgen mogen optreden voor de beschermde natuurwaarden in het Waddengebied.
Allereerst vragen deze leden of de Minister de mening deelt dat alle effecten dan
met zekerheid in beeld moeten zijn voordat economische activiteiten overwogen kunnen
worden. Is de Minister van mening dat alle effecten op de beschermde natuurwaarden
van de Waddenzee op dit moment in beeld zijn? Indien dat niet het geval is, deelt
de Minister dan de mening dat vervolgonderzoek nodig is en er tot die tijd niet geboord
kan worden? Hoe garandeert de Minister anders dat er geen negatieve gevolgen zijn
als niet alle gevolgen in beeld zijn? Is de Minister van mening dat al deze effecten
voldoende nauwkeurig gemonitord worden en kunnen worden? Is de Minister van mening
dat er wel schadelijke gevolgen mogen optreden voor natuurwaarden die niet expliciet
beschermd zijn? Zo ja, hoe zijn niet beschermde natuurwaarden en wel beschermde natuurwaarden
volgens de Minister los van elkaar te bezien in een complex ecosysteem als het Waddengebied?
De leden PvdD-fractie lezen in de brief van de Minister dat voor mei 2020 de tweede
nulmetingsrapportage (monitoringsjaar 2019) opgeleverd gaat worden. Kan de Minister
aangeven hoe de twee nulmetingen voor een trendanalyse gebruikt gaan worden als de
Auditcommissie over de nulmetingsrapportage monitoringsjaar 2018 stelt dat «de bruikbaarheid
van een deel van de metingen nog onvoldoende is»?
Wat is de reactie van de Minister op deze conclusie? Hoeveel rapportages zijn er volgens
de Minister nodig om voldoende betrouwbare trends te kunnen bepalen?
De leden PvdD-fractie vragen of de Minister de mening van de Auditcommissie deelt
dat de nulmetingsrapportage over monitoringsjaar 2018 onvoldoende bruikbaar is om
negatieve effecten te kunnen aantonen of uitsluiten. Welke redenen ziet de Minister
om te verwachten dat er in de komende jaren wel voldoende bruikbare monitoringsrapportages
komen om negatieve effecten te kunnen aantonen en vooral te kunnen uitsluiten? Is
de Minister met deze leden van mening dat het vereiste kennisniveau om een negatief
effect te kunnen uitsluiten vele malen hoger is dan het vereiste kennisniveau om een
negatief effect te kunnen aantonen? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven
of negatieve effecten moeten kunnen worden uitgesloten (zoals de Minister schrijft)
of dat deze «redelijkerwijs» moeten kunnen worden uitgesloten (zoals de auditcommissie
schrijft)? Wie bepaalt in dat laatste geval de «redelijkheid»? Deelt de Minister de
mening dat wanneer niet alle negatieve effecten gemonitord en uitgesloten kunnen worden
een hand-aan-de-kraan-principe dus ook geen optie is?
De leden PvdD-fractie vragen de Minister of hij zich het mijnbouwdebat op 3 oktober
2019 kan heugen (Kamerstuk 32 849, nr. 192)? Daarin gaf de Minister op vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan dat de onzekerheid
van 7,2 cm bij LIDAR-metingen nou eenmaal het beste was dat we hadden en dat met andere
meetmethodes geprobeerd zou worden de metingen verder te verfijnen. De Minister zei
toen letterlijk: «Een ander antwoord dan «het wordt steeds beter» kan ik ook niet
geven.» Zijn metingen die steeds beter worden voor de Minister voldoende? Of moeten
de metingen zelf voldoende nauwkeurig zijn? Zijn ze dat op dit moment naar mening
van de Minister? Hoe beziet de Minister zijn opmerkingen over de LIDAR-metingen in
het licht van de conclusies van de Auditcommissie dat «het beoogde hergebruik van
de LIDAR gegevens nog niet gelukt is»? Heeft dat te maken met de te grote onzekerheden
die bij LIDAR-metingen optreden? Zo nee, waarom is hergebruik van de gegevens dan
nog niet gelukt?
Kan de Minister garanderen, en zo ja op welke wijze, dat de onzekerheid van 7,2 cm
binnen de marges vallen die de dieren (of specifiek de indicatorsoorten) aankunnen
zonder negatieve gevolgen? Wat zijn die marges per soort?
De leden PvdD-fractie vragen wat volgens de Minister de consequenties zijn nu gesteld
wordt dat trendanalyses en voorspellingen niet mogelijk zijn voor ruiende bergeenden.
Tegelijk wordt gesteld dat een afname van het aantal ruiende bergeenden in de komende
jaren niet is uit te sluiten, maar dit niet toegeschreven kan worden aan de zoutwinning.
Waar is dat dan precies op gebaseerd? De ruiende bergeend is bewust opgenomen in het
meetprogramma. Wat is de consequentie voor het meetprogramma en gerelateerde soorten,
nu blijkt dat deze indicator, in ieder geval met de huidige benadering, onvoldoende
meetbaar is? Deelt de Minister de stelling dat voor de geselecteerde vogels (scholekster,
bonte strandloper en kanoet) en voor de bodemdieren onvoldoende complete meetresultaten
en analysetechnieken bestaan? Welke reden heeft de Minister te veronderstellen dat
deze op korte termijn wel beschikbaar zijn? Zeker gegeven het feit dat de auditcommissie
stelt dat de huidige aanpak onvoldoende is om «een vinger aan de pols te houden»,
terwijl een aanpak vereist is die met zekerheid of redelijke zekerheid kan uitsluiten
dat een bepaald effect optreed. Hoe ver liggen volgens de Minister de woorden «een
vinger aan de pols houden» en «met zekerheid uit kunnen sluiten» uit elkaar?
De leden PvdD-fractie vragen de Minister om aan te geven hoe alle aanbevelingen uit
de Rapportage Zoutwinning Waddenzee van de Auditcommissie opgevolgd gaan worden.
Kan de Minister ook voor alle in tabel een van de Auditrapportage genoemde onderdelen
benoemen welke redenen heeft de Minister om op korte termijn te verwachten dat ze
toereikend verklaard kunnen worden?
De leden PvdD-fractie vragen de Minister verder hoe het staat met de uitvoering van
de motie van het lid Van der Lee c.s. (Kamerstuk 32 849, nr. 199). Klopt het dat het KNMI nog niet gevraagd is een geactualiseerd zeespiegelstijgingsscenario
over de Waddenzee op te stellen? Op welke termijn gaat dit gebeuren? Of is de Minister
niet voornemens dit te gaan doen? Zo nee, waarom niet?
De leden PvdD-fractie vragen of de Minister van mening is dat, nu er onzekerheid is
over hoe lang bodemdaling na-ijlt nadat de gaswinning stop zou worden gezet, het hand-aan-de-kraan-principe
direct toegepast moet worden en de gaswinning stopgezet moet worden omdat anders onverantwoorde
risico’s genomen worden met UNESCO-werelderfgoed. Zo nee, waarom niet? Kan de Minister
uitsluiten dat het voorzorgsbeginsel niet geschonden wordt door toch de gaswinning
met hand op de kraan uit te oefenen?
De leden PvdD-fractie vragen of het klopt dat het onduidelijk is of de aardbevingen
met beperkte kracht op zichzelf staande gebeurtenissen zijn of dat ze de inleiding
tot een grotere beving vormen. Deelt de Minister de mening van deze leden dat zolang
op deze vraag geen sluitend antwoord is het hand aan de kraan-principe in werking
gesteld moet worden? Zo nee, waarom niet?
Tot slot vragen de leden van de PvdD-fractie of de Minister ook van mening is dat
er teveel twijfels zijn over effecten van de mijnbouw op de Waddenzee. Deze leden
vragen de Minister of hij ook van mening is dat er teveel twijfel bestaat over het
nut en de werking van het huidige hand aan de kraan-principe. Is de Minister ook van
mening dat er in ieder geval niet nog meer mijnbouw dan momenteel vergund onder de
Waddenzee zou moeten plaatsvinden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie wijzen de Minister erop dat de Kamer via de motie van
het lid Van Otterloo c.s. (Kamerstuk 35 250, nr. 33) eenstemmig aan de Minister heeft gevraagd om te expliciteren op basis van welke
criteria zal worden besloten over het aflopen van de Tijdelijke wet Groningen. Heeft
de Minister al enig idee hoe en wanneer hij daarmee aan de slag gaat?
De Minister heeft laten weten in overleg te zijn met de Europese Commissie over de
nieuwbouwregeling en het mogelijke conflict met de staatssteunregels. Is daar al iets
meer over te zeggen?
Inmiddels staan er voor schadeopname dertien aannemers vermeld op de website van de
IMG. Klopt dit nog? Daarbij kan men ook zelf een aannemer kiezen, zij het dat die
wel een keurmerk moet hebben: Bouwgarant of Woningborg. De leden van de 50PLUS-fractie
snappen dat er een of andere vorm van garantie moet worden ingebouwd om te zorgen
dat een aannemer die een huis gaat versterken, ook daadwerkelijk zijn vak verstaat.
Maar deze leden blijven de vrees houden dat eenmansbedrijfjes, die midden in de samenleving
staan, niet altijd een keurmerk hebben vanwege alle administratie, tijdsinvestering
en kosten die dit met zich meebrengt. Ook zij kunnen een forse bijdrage leveren. Is
het nog steeds zo dat dit kleine aantal aannemers beschikbaar is? Kan de Minister
hier nog eens op reflecteren?
Een poosje geleden heeft 50PLUS-fractie al de positie van kwetsbare ouderen onder
de aandacht gebracht, vooral de mensen in verpleeghuizen kunnen in geval van nood
natuurlijk niet zo makkelijk wegkomen. Wordt daar rekening mee gehouden binnen de
versterking? Op welke wijze? Op 12 september 2019 hebben deze leden de Minister al
eens een stapeltje documenten gegeven over dit onderwerp. Deze leden ontvangen graag
een reactie.
Ook zelfstandig wonende ouderen met een verminderde mobiliteit zijn kwetsbaar. De
leden van de 50PLUS-fractie hebben er al eerder aandacht voor gevraagd en doen dat
nu weer. Wat is hun positie binnen de versterkingsoperatie? Zij zijn in geval van
een calamiteit immers (deels) afhankelijk van de hulp van anderen en moeten dus vaak
langer wachten op hulp. Dat betekent dat zij ergens moeten zijn wat aan hun veiligheidsbehoefte
voldoet. Op welke manier zal er voor deze groep een passende veiligheidseis worden
geformuleerd? Is de Minister bereid om de directeur NCG vooralsnog de bevoegdheid
te geven om tot die tijd zo nodig op basis van expert-judgement tot een passende veiligheidseis
te komen?
Wat betreft de immateriële schade siert het de Minister dat hij verder wil gaan met
zijn protocol dan de adviezen reiken. Maar kan de Minister ook aangeven wanneer en
hoe een en ander gaat lopen? Want als de Minister hiermee vertrouwen wil terugwinnen,
moet hij wel doorpakken. Graag ontvangen de leden van de 50PLUS-fractie een reactie
hierop.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die zijn geagendeerd.
Deze leden hebben daarover nog een aantal vragen en/of opmerkingen. De leden van de
VVD-fractie vinden het belangrijk dat naast de materiele schade, ook de immateriële
schade ruimhartig wordt vergoed. De mijnbouwschade heeft grote impact op het leven
van de Groningers. De lijn die de kwartiermaker Instituut Mijnbouw Groningen (IMG)
schetst voor de opzet kunnen deze leden steunen. Het is belangrijk dat er maatwerk
wordt geleverd, dat de mensen om wie het gaat worden gehoord, vertrouwd en geloofd
en dat het niet weer een stroperige bureaucratische rompslomp wordt. Hoe gaat de procedure
vormgegeven worden om dit laatste te voorkomen?
Antwoord
Uit de Tijdelijke wet Groningen (Kamerstuk 35 250) vloeit voort dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) geheel onafhankelijk
zijn eigen werkwijze vaststelt, zo ook als het gaat om de werkwijze voor immateriële
schade. Op 27 januari jl. heeft de heer Kortmann, de kwartiermaker van het IMG, mij
een brief gestuurd waarin hij ingaat op het vormgeven van de procedure voor immateriële
schade (Kamerstuk 33 529, nr. 725). In deze brief geeft hij aan dat het hanteren van dergelijke criteria om immateriële
schade vast te stellen eenvoudig uitvoerbaar is zonder dat dit betekent dat de bewoner
wordt belast met een langdurige procedure of dat deze zelf veel omstandigheden moet
gaan bewijzen. De kwartiermaker IMG is voornemens om voor de zomer de definitieve
werkwijze bekend te maken.
De leden van de VVD-fractie zijn, net als de kwartiermaker IMG, van mening dat er
ook immateriële schade kan zijn als men niet heeft hoeven verhuizen, bijvoorbeeld
als er langdurig onzekerheid is geweest over de versterking of als er geen meervoudige
schade is. Immateriële schade heeft ook niet alleen betrekking op het verleden. Het
is goed dat de kwartiermaker IMG dat ook aangeeft. Mogen deze leden er vanuit gaan
dat er geen problemen zijn met de financiering en/of vergoeding als de kwartiermaker
IMG het als ook op deze manier wordt vorm gegeven?
Antwoord
Het IMG heeft de taak om aanvragen om schadevergoeding met toepassing van het geldende
aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht uit het Burgerlijk Wetboek te behandelen.
De Tijdelijke wet Groningen voorziet in financiering van het IMG ten laste van de
begroting van Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Deze kosten worden
vervolgens door de Minister van EZK door middel van een heffing aan de NAM doorbelast
in verband met de uitvoering van de taken van het IMG. Via de route van de wettelijke
heffing betaalt de NAM de schade-uitkeringen voor alle vormen van schade, dus ook
voor immateriële schade.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er overleg is met de regio en
de maatschappelijke organisaties in de regio voor het vaststellen van de definitieve
werkwijze door de kwartiermaker IMG. Wie worden daar allemaal bij betrokken? Kan dit
ook sneller dan voor de zomer?
Antwoord
Het streven is dat het IMG voor de zomer van start gaat. Voor die tijd kunnen er nog
geen aanvragen voor vergoeding voor immateriële schade bij het IMG worden ingediend.
De kwartiermaker geeft aan dat juist een werkwijze voor immateriële schade om draagvlak
vraagt onder de betrokkenen die het aangaat. Daarom is de kwartiermaker voornemens
bij het verder ontwerpen en vaststellen van een werkwijze voor immateriële schadevergoeding
nadrukkelijk ook de maatschappelijke organisaties te betrekken. Het gaat om het Groninger
Gasberaad en de Groninger Bodem Beweging.
Verder willen de leden van de VVD-fractie weten of Groningers alsnog in bezwaar en
beroep kunnen tegen het voorstel voor immateriële schade en of ook een eventuele gang
naar de rechter daarna nog open staat als men (onverhoopt) niet tevreden is. Dat laatste
moet natuurlijk wel zoveel mogelijk worden voorkomen.
Antwoord
Voor bewoners die straks een aanvraag kunnen indienen voor immateriële schadevergoeding
bij het IMG, staat bestuursrechtelijke rechtsbescherming open wanneer de aanvrager
het niet eens is met het besluit van het IMG. Er staat bezwaar open tegen het besluit
van het Instituut. Tevens kunnen bewoners eventueel beroep instellen bij de bestuursrechter
en kan de bewoner tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep instellen bij de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij
(NAM) op 9 maart 2020 heeft aangekondigd om in cassatie te gaan tegen de uitspraak
van het Hof Arnhem – Leeuwarden van 17 december 2019 over gederfd woongenot en smartengeld
door aardbevingen in Groningen. Wat is daarvoor de reden dan wel de aanleiding? Verwacht
de Minister meer van dit soort zaken? Wat betekent dit voor de Groningers?
Antwoord
De Staat is geen partij in deze zaak en mengt zich niet in de rechtsgang van andere
partijen. Het staat NAM vrij om in cassatie te gaan. Ik kan niet vooruitlopen op eventuele
gevolgen van de uitkomst van de rechtszaak voor de vergoedingssystematiek voor immateriële
schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Het IMG betrekt bij het formuleren
van verschillende werkwijzen, waaronder bijvoorbeeld ook de werkwijzen voor schade
door waardedaling en immateriële schade, altijd de bestaande relevante jurisprudentie.
Tijdens het bezoek van de Minister-President aan Groningen op 11 maart 2020 heeft
hij aangegeven dat de versterking van de woningen met aardbevingsschade «tergend langzaam»
gaat. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit versneld kan worden. Wat zijn daarbij
de knelpunten op dit moment nog? In hoeverre kunnen de mensen in Groningen voor het
einde van het jaar duidelijkheid krijgen over de versterking, zodat er zekerheid is
wat er staat te gebeuren?
Antwoord
Het kabinet zet zich samen met de regionale overheden en de Nationaal Coördinator
Groningen (NCG) in om met de versterkingsoperatie zo veel mogelijk voortgang te boeken.
Zo is in het Bestuurlijk Overleg Groningen van januari jl. een versnellingspakket
vastgesteld (Kamerstuk 33 529, nr. 718). Met dit pakket zijn de randvoorwaarden uitgewerkt op basis waarvan de versterkingsaanpak
versneld kan worden. Met het starten van de praktijkaanpak en de ontwikkelingen rondom
de typologie-benadering kan de beperkte ingenieurscapaciteit optimaler worden benut
en wordt tevens een versnelling in het beoordelingstraject beoogd. Daarnaast wordt
gewerkt aan een Bouwakkoord; in dat kader wordt door bouwers een Bedrijfsbureau ingericht
om de liggende versterkingsadviezen in overleg met de bewoner door te vertalen naar
daadwerkelijke werkzaamheden. Door dit inzichtelijk te maken is het makkelijker om
de markt over de volle breedte optimaal te betrekken bij het uitvoeren van de versterkingsoperatie.
Naast dit traject wordt er continu gekeken naar mogelijkheden om ook het reguliere
proces te versnellen.
De gemeenten finaliseren momenteel hun lokale plannen van aanpak. Hierin stellen gemeenten
vast hoeveel en welke adressen binnen de gemeente per jaar opgenomen, beoordeeld en
uitgevoerd kunnen worden. Deze geven de bewoners inzicht over wat er in hun gemeente
het komende jaar gaat gebeuren. De NCG geeft de versterkingsopgave vorm aan de hand
van de lokale plannen van aanpak.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het overgrote deel van de oude schadegevallen
van vóór 31 maart 2017 is afgerond. De verwachting is dat het merendeel van de resterende
zaken voor 1 mei 2020 zal zijn afgerond. Voor een drietal zaken waarbij sprake is
van schade aan een mestkelder is deze datum niet haalbaar. Wanneer kunnen deze drie
laatste zaken afgerond worden? In hoeverre zijn dit de enige zaken die na 1 mei 2020
moeten worden afgerond?
Antwoord
De Arbiter heeft in zijn brief d.d. 10 maart jl. aan mij aangegeven dat naast de drie
mestkelderzaken alle overige zaken naar verwachting voor 1 mei a.s. zijn afgehandeld.
In een vijftiental zaken dient nog een deskundigenrapport uitgebracht te worden, waarna
ook in die zaken de uitspraak geschreven kan worden. De Arbiter geeft aan dat ook
deze zaken zo goed als zeker voor 1 mei a.s. kunnen worden afgehandeld, al moet daarbij
wel een slag om de arm gehouden worden. De Arbiter stelt dat indien onverhoopt de
aanlevering van deskundigenrapporten langer op zich laat wachten dan gepland, in een
beperkt aantal zaken de uitspraak mogelijk enige weken na 1 mei a.s. klaar kunnen
zijn.
De Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) heeft ten behoeve van de afhandeling
van schade aan mestkelders advies gevraagd aan een panel van experts. Naar verwachting
is het advies van het panel medio juni 2020 gereed. Aan de hand van dit advies kan
de TCMG haar werkwijze vaststellen en de schademeldingen ten aanzien van mestkelders
per geval beoordelen.
De TCMG heeft aangegeven dat wanneer de drie mestkelderzaken bij de Arbiter ingetrokken
zijn en aangemeld zijn bij de TCMG deze met voorrang worden behandeld omdat het oude
schademeldingen betreft. Uit het Besluit mijnbouwschade Groningen volgt dat het intrekken
van de zaak bij de Arbiter is noodzakelijk om de TCMG bevoegd te maken voor de afhandeling
van deze zaak. Dit betekent dat de schade aan de mestkelder als eerste na ontvangst
van het advies van het panel van experts zal worden behandeld.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen
(TCMG) deze zaken zal gaan afhandelen en zal overnemen van de Arbiter. Daarvoor moeten
de gedupeerden eerst hun zaak bij de Arbiter intrekken en de schade aan de mestkelders
bij de TCMG melden. Waarom is gekozen voor deze voor gedupeerden omslachtige werkwijze?
Moeten de gedupeerden dan nu weer alle stukken opnieuw gaan indienen? Waarom worden
de zaken niet direct van de Arbiter overgedragen aan TCMG? Deze schademeldingen zullen
door de TCMG met voorrang worden opgepakt. Wat betekent dat precies? Deelt de Minister
mening dat de overdracht niet mag leiden tot vertraging van de versterkingsopgave?
Antwoord
Bij het vinden van een oplossing voor de drie gedupeerden met een mestkelderzaak,
die reeds waren aangemeld bij de Arbiter, staat het belang van deze schademelders
en in het bijzonder het belang dat zij hebben bij een voortvarende behandeling van
hun zaak voorop. Na overleg tussen de Arbiter, de TCMG en EZK is gekozen voor het
creëren van de mogelijkheid om de drie mestkelderzaken in te trekken bij de Arbiter
en aan te melden bij de TCMG, omdat de TCMG goed toegerust is om deze specifieke zaken
af te handelen. De TCMG is juist op dit vlak extra kennis aan het opbouwen met behulp
van het door de TCMG ingestelde panel van deskundigen dat advies zal geven over de
beoordeling van mestkelders. Zodra het advies van het panel van experts ontvangen
is zal de TCMG deze drie zaken als eerste behandelen. De TCMG heeft bij de Arbiter
de benodigde informatie opgevraagd over de desbetreffende zaken zodat sprake is van
een warme overdracht tussen beide organisaties. De verwachting is niet dat door het
in behandeling nemen van deze drie extra mestkelderzaken de reguliere schadeafhandeling
vertraging oploopt.
Ook na de laatste uitspraken van de Arbiter en nadat de Arbiter is opgeheven is het
voor gedupeerden nog steeds mogelijk om zich te melden indien zij zorgen hebben over
de procedure bij de Arbiter. Kan de Minister dit nader toelichten?
Antwoord
De Arbiter heeft aan mij aangeven dat ook nadat de Arbiter is opgeheven, bewoners
met vragen over eerdere uitspraken terecht kunnen bij een loket dat mogelijk in de
toekomst ingericht kan worden bij de NCG. Aan de precieze uitwerking wordt momenteel
gewerkt. Daarnaast hebben de commissaris van de Koning de heer Paas en ik eerder gezamenlijk
een oproep gedaan aan bewoners om zich te melden bij de provincie wanneer zij zorgen
hebben over de procedure bij de Arbiter. Ook na de laatste uitspraken van de Arbiter
en nadat de Arbiter is opgeheven is het voor gedupeerden nog steeds mogelijk om zich
te melden bij de provincie. Alle signalen worden serieus bekeken en indien nodig door
de provincie doorgeleid aan NAM.
De leden van de VVD-fractie willen met betrekking tot de «oude schade regeling» weten
wat er gebeurt indien iemand, nu de regeling is gesloten op 1 maart 2020, zich alsnog
meldt met een terechte claim? Komt deze claim dan in procedure bij de TCMG dan wel
het IMG? Alle inzet is er nu op gericht om alle oude schademeldingen en deze regeling
snel en goed af te ronden. Wanneer kunnen alle meldingen afgehandeld zijn?
Antwoord
De regeling oude schades betrof een tijdelijke reparatieregeling. De regeling en de
bijbehorende voorwaarden zijn breed gecommuniceerd, onder andere door de provincie
in lokale en regionale media. Wanneer tegen de verwachting in er nieuwe bewoners zijn
die zich melden bij de provincie, zal op dat moment door de provincie bekeken worden
waarom de desbetreffende bewoners niet eerder een verzoek hebben ingediend. De provincie
gaat bij de bewoner na wat de reden is voor de te late indiening van het verzoek en
zal onderzoeken of er aanleiding is om de bewoner op enigerlei andere wijze hulp te
bieden. Het merendeel van de voor 1 maart ingediende verzoeken zal voor 1 mei 2020
inhoudelijk zijn afgerond. De verzoeken die voor 1 maart jl. zijn ingediend, maar
op onderdelen onvolledig zijn, worden na de sluitingsdatum alsnog conform de regeling
in behandeling genomen als de ontbrekende informatie wordt aangeleverd. De provincie
heeft de bewoners in deze gevallen verzocht de ontbrekende informatie aan te leveren.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de taxaties in het kader van de versterking
in verband met de coronacrisis zijn stopgezet. Waarom is daarvoor gekozen? Hoe past
dit in de adviezen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)? Zijn
andere taxaties in de rest van het land ook gestopt? Waarom is gekozen voor een generieke
stop en niet bijvoorbeeld voor maatwerk? Voor hoe lang is de stop afgekondigd? Welk
overleg heeft daarover vooraf plaats gevonden met de regio en belanghebbenden? Hoe
zijn de betrokkenen geïnformeerd?
Antwoord
De voortgang van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie zijn een belangrijk
aandachtspunt gezien de uitdagingen die de maatregelen tegen verspreiding van het
coronavirus opleveren. De leden van de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks, SP,
PvdA en CU vragen hier terecht aandacht voor.
De afhandeling van schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld
en de gasopslag bij Norg, de versterkingsoperatie en het terugdraaien van de gaswinning
in Groningen per 2022 hebben de onverminderde aandacht van het kabinet. Ook tijdens
de coronacrisis wordt dan ook alles op alles gezet om zo goed en snel als mogelijk
de schade af te handelen en de versterkingsoperatie voort te zetten, binnen de mogelijkheden
die de instructies van het kabinet en de adviezen van het RIVM bieden. De NCG heeft
op 16 maart jl. – na overleg met de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) en EZK, en de regionale overheden – moeten besluiten om in ieder geval tot 6 april
2020 geen opnames met het oog op versterking uit te voeren. Dit is bekend gemaakt
via een persbericht. Bewoners bij wie een geplande opname niet kan doorgaan zijn individueel
geïnformeerd per telefoon, e-mail en/of sms-bericht. Tot 6 april zal de NCG ook geen
informatiebijeenkomsten organiseren. De NCG gaat ondertussen zo veel als mogelijk
door met de uitvoering van de versterking. Dit betekent dat versterkingsadviezen zoveel
worden mogelijk afgerond en gereviewd en vervolgens waar mogelijk telefonisch aangeboden
aan bewoner. Samen met ingenieursbureaus worden de mogelijkheden verkend om opnames
zoveel als mogelijk doorgang te laten vinden, bijvoorbeeld door digitale opnames zonder
fysiek bezoek aan de woning of opnames ter plaatse, met inachtneming van het protocol
«Samen veilig doorwerken» dat de Minister van BZK uw Kamer op 31 maart jl. heeft toegestuurd.
De versterkingspunten en het bewonerscontactcentrum van de NCG blijven telefonisch
bereikbaar voor vragen van bewoners. Voor de uitvoering door bouwbedrijven van bouwwerkzaamheden
voor de versterking geldt, evenals voor andere bouwwerkzaamheden dat deze doorgaan,
met inachtneming van het genoemde protocol «Samen veilig doorwerken».
Zoals ik uw Kamer op 16 maart jl. per brief (Kamerstuk 33 529, nr. 737) heb geïnformeerd, heeft ook de TCMG moeten besluiten om uit voorzorg tot in ieder
geval 6 april 2020 geen opnames thuis uit te voeren ten behoeve van de afhandeling
van schademeldingen. Dit is gedaan om de veiligheid van de schademelders en de TCMG-medewerkers/deskundigen
te waarborgen. De TCMG sluit daarbij aan bij de adviezen van het kabinet en deskundigen
van het RIVM. Schademelders tonen begrip voor deze handelwijze. Veel schademelders
belden de TCMG zelf al om de schade-opname af te zeggen. De TCMG heeft in de tussentijd
mogelijkheden onderzocht om op verantwoorde wijze een vorm van schade-opname te hervatten.
De TCMG heeft op 1 april jl. aangegeven te zijn gestart met een kleinschalige proef
met schade-opnames op afstand via smartphone of tablet bij woningen. Een onafhankelijke
deskundige en een zaakbegeleider kijken dan live via de camera met een bewoner mee.
Daarnaast stuurt de TCMG weer deskundigen op pad voor schade-opnames in grote, nu
leegstaande panden, zoals horeca, grote winkelpanden, kerken- en schoolgebouwen. Afhandeling
van mogelijk acuut onveilige situaties (AOS-meldingen) wordt wel voortgezet. Net als
de afhandeling van meldingen waarbij al een opname heeft plaatsgevonden. Zo zijn er
in de eerste week van de coronacrisis 519 schademeldingen zijn afgehandeld, waaronder
een deel van de oudste schademeldingen bij de specials (monumenten, agrarisch bedrijven
en bedrijven met schade). Ook wordt door de medewerkers van de TCMG thuis gewoon doorgewerkt,
aan al het andere werk dan het doen van opnames. Zowel NCG als TCMG blijven onderzoeken
wat er verder mogelijk is binnen de richtlijnen van het RIVM.
Komende tijd zal blijken wat het precieze effect van de coronacrisis op de schadeafhandeling
is. De TCMG gaat ervanuit dat het, net zoals bij vrijwel alle sectoren in Nederland,
negatieve impact heeft. NCG en TCMG nemen uiteraard alle maatregelen van het kabinet
tegen de verspreiding van het coronavirus in acht. Verlenging of aanpassing van maatregelen
door het kabinet kunnen daarmee gevolgen hebben voor de voortgang van de versterkingsoperatie
en afhandeling van schademeldingen.
De leden van de VVD-fractie dat er 5,4 miljoen euro in 2019 is vrijgemaakt voor extra
investeringen in de preventieve zorg voor de aardbevingsgemeenten met het oog op de
sociale en emotionele ondersteuning van inwoners. Hoeveel komt hiervan uit het Nationaal
Programma Groningen (NPG)? In hoeverre is dit geld alleen bedoeld voor 2019 en hoe
is het dan vanaf 2020 geregeld?
Antwoord
Het Rijk heeft het afgelopen jaar met de regio afgesproken eenmalig 5,4 miljoen euro
extra te investeren in sociale- en emotionele ondersteuning. Van dit bedrag komt 2,7
miljoen euro uit het NPG. Daarnaast hebben de Ministers van EZK en Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) gezamenlijk ook 2,7 miljoen euro geïnvesteerd. De gemeenten
kunnen de ontvangen middelen van het Rijk naar eigen inzicht investeren aangezien
zij het beste kunnen beoordelen wat nodig is, bijvoorbeeld middels de extra inzet
van aardbevingscoaches of geestelijk verzorgers. Momenteel vindt tussen Rijk, aardbevingsgemeenten,
provincie Groningen, GGD Groningen en andere zorg verlenende instanties overleg plaats
over de inzet van deze middelen. Sommige gemeenten zijn voornemens om extra te investeren
in aardbevingscoaches die individuele bewoners kunnen ondersteunen, maar in andere
gemeenten leven andere vragen zoals op het gebied van jeugd of sociale cohesie. Na
twee jaar wordt de inzet rond sociale en emotionele ondersteuning geëvalueerd. De
Minister van BZK zal u hier dan over informeren.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe de versterking bij de agrarische
panden (buiten de gevallen die bij de Arbiter Bodembeweging liggen) verlopen. Wat
zijn de problemen waar men tegen aan loopt? Hoe kan de versterking van de agrarische
panden worden versneld? Welk overleg is er met LTO Noord en hoe verloopt dit?
Antwoord
Zoals eerder aangegeven vraagt de aanpak van aardbevingsproblematiek bij agrariërs
bijzondere aandacht. Daarom heeft de NCG eerst onderzocht of de bij reguliere woonhuizen
gehanteerde versterkingsaanpak van toepassing kan zijn op agrarische panden. Uit dit
onderzoek bleek dat het reguliere opname en beoordelingsproces bij woongedeelten en
schuren en stallen van het type Groninger boerderijen gebruikt kan worden en dat beoordeling
van schuren en stallen met stalen en/of houten gelamineerde spanten met een checklist
kan worden beoordeeld. Deze checklist is een versnelling in de versterkingsoperatie
van agrarische panden en is in het najaar van 2019 opgeleverd en in gebruik genomen.
Ook het opname- en beoordelingsproces van de overige agrarische panden is in 2019
gestart. Met de eigenaars van de eerder onderzochte boerderijen worden nu gesprekken
gevoerd over de maatregelen. Dit geldt ook voor 43 andere panden die nu in het proces
zitten. Hierbij speelt ook andere problematiek, zoals asbestsanering en het feit of
een boerderij een beeldbepalend pand is of zelfs cultureel erfgoed. Maar wat de NCG
ook ziet is dat de agrariër investerings- en/of bedrijfsplannen hebben om bijvoorbeeld
te verduurzamen, uit te breiden of tegemoet te komen aan overig landbouwbeleid. Hier
ligt voor de agrariër een koppelkans met versterking en het oplossen van schade. Met
de ontwikkeling van het de programmatische aanpak voor agro (Kamerstuk 33 529, nr. 722) wordt geprobeerd om de verschillende opgaven op het boerenerf samen te brengen.
Over de ontwikkeling van dit programma en aanpalende agrarische zaken spreken vertegenwoordigers
van het Rijk maandelijks met vertegenwoordigers van de Agrarische sector waaronder
LTO Noord.
De leden van de VVD-fractie willen het Groningenveld zo spoedig mogelijk sluiten met
behoud van leveringszekerheid. Het is goed nieuws voor de Groningers dat de winning
in het gasjaar 2022/2023 daadwerkelijk naar nul kan (in een gemiddeld jaar) en dat
de winning in het huidige gasjaar nog verder beperkt kan worden. De gaswinning uit
het Groningenveld gaat dit gasjaar verder omlaag. De gaswinning kan verlaagd worden
van 11,8 miljard kuub naar 10,7 miljard kuub in een gemiddeld jaar. Het is goed dat
de Minister om deze verlaging te realiseren aan de NAM een tijdelijke maatregel oplegt,
waarmee de winning uit het Groningenveld met de genoemde 1,1 miljard Nm3 wordt beperkt. Als gevolg van de zachte winter is de verwachting dat het uiteindelijke
winningsniveau uitkomt op ongeveer 10 miljard kuub. Waarom wordt dit niet vastgelegd
in een tijdelijke maatregel?
Antwoord
Het effect van een zachte winter wordt reeds meegenomen met behulp van de graaddagenformule.
De graaddagenformule geeft de relatie weer tussen temperatuur en het benodigde volume
uit Groningen: hoe warmer het is, hoe lager het benodigde Groningenvolume. Voor het
temperatuureffect is dus geen aparte maatregel nodig. Met de tijdelijke maatregel
is de verwachting dat het uiteindelijke winningsniveau uitkomt op ongeveer 10 miljard
Nm3.
De leden van de VVD-fractie vinden dat bij het verantwoord sluiten van clusters het
cruciaal is dat allereerst gekeken wordt naar de clusters met de meeste risico’s voor
seismische activiteit, zoals het cluster Bierum. Hoe gaat daaraan invulling gegeven
worden?
Antwoord
De VVD-fractie geeft aan dat bij het verantwoord sluiten van clusters allereerst gekeken
moet worden naar de clusters met de meeste risico’s voor seismiciteit, zoals het cluster
Bierum. Bij de voorbereiding voor het komende vaststellingsbesluit heb ik NAM gevraagd
om op basis van de ramingen van Gasunie Transport Services (GTS) voor het komende
gasjaar twee operationele strategieën uit te werken: de voortzetting van de huidige
strategie en een strategie waarbij het cluster Bierum niet wordt ingezet, tenzij sprake
is van zeer hoge gasvraag. Voor beide strategieën heeft NAM een risicoanalyse gedaan.
Ik vraag mijn wettelijke adviseurs welke strategie voor het komende gasjaar voor hen
de voorkeur heeft. In het vaststellingsbesluit leg ik vast welke operationele strategie
NAM dient te hanteren. Bij het uitwerken van de sluitingsvolgorde van alle clusters
zal ik de adviseurs eveneens betrekken.
Randvoorwaardelijk voor het tot nul terug brengen van de winning uit het Groningen
veld is de realisatie van de stikstoffabriek in Zuidbroek. De bedoeling is dat deze
in het voorjaar 2022 gereed is. De leden van de VVD-fractie willen weten wat qua planning
voor de stikstoffabriek in Zuidbroek het worstcasescenario is (als alles tegen zit)
en het bestcasescenario (sneller dan gepland), wat daarvan de gevolgen voor de afbouw
zijn en hoe het worstcasescenario kan worden voorkomen.
Antwoord
Ik heb vooralsnog geen signalen ontvangen dat de planning (ingebruikname voorjaar
2022) in gevaar komt, ook niet als gevolg van de coronacrisis. Een verdere versnelling
is niet mogelijk. Het slechtste scenario is op basis van de huidige inzichten een
vertraging van een jaar. Hier heeft GTS ook rekening mee gehouden in haar advies van
31 januari jl. en In dat geval gaat de winning een jaar later naar nul en is er in
totaal ongeveer 4 miljard Nm3 extra productie nodig uit het Groningenveld over de gasjaren 2021/2022 en 2022/2023,
uitgaande van gemiddelde jaren. GTS monitort het proces en inventariseert de mogelijke
gevolgen voor de winning. Ik sta hierover in nauw contact met GTS. Mocht het duidelijk
worden dat de coronacrisis impact heeft op de planning, zal ik uw Kamer hierover informeren.
De veiligheid van de Groningers staat voorop. De leden van de VVD-fractie hameren
daarnaast ook altijd op de leveringszekerheid. De analyses laten zien dat vanaf medio
2022 op vrijwel alle momenten kan worden voldaan aan de leveringszekerheid zonder
het Groningenveld. Op welke momenten niet? De Minister spreekt van «mijn inschatting»
als het gaat over het feit of de back-upinstallaties van Gasunie Transport Services
(GTS) dit restant op kunnen vangen, waardoor het veld ook in een koud jaar niet meer
nodig zijn. Waarom wordt er gesproken van «mijn inschatting»? Waarop is deze inschatting
gebaseerd en wat is ervoor nodig is om dat ook waar te maken?
Antwoord
In mijn brief van 21 februari jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 725) heb ik uw Kamer geïnformeerd dat na ingebruikname van de stikstofinstallatie Zuidbroek
het veld vanaf medio 2022 in een gemiddeld jaar niet meer nodig is. Volgens GTS is
het Groningenveld dan nog enkele jaren nodig als reservemiddel voor situaties met
uitval en voor een klein restant (minder dan 0,5 miljard Nm3) volume in koude jaren. Mijn inschatting is dat de back-up stikstofinstallaties van
GTS het resterende volume in een koud jaar in ieder geval voor een deel kunnen opvangen,
omdat deze in de planning niet worden ingezet maar de installaties in de praktijk
wel regelmatig worden ingezet. In overleg met GTS onderzoek ik of de extra inzet van
back-up stikstofinstallaties de restvraag uit het Groningenveld in een koud jaar kan
doen afnemen. Hierover zal ik u voor de zomer nader informeren.
Ook de gasopslag Norg is van belang. Voor het lopende gasjaar zijn over de inzet afspraken
gemaakt met de NAM, voor de jaren daarna niet. Waarom zijn er voor volgende jaren
nog geen afspraken gemaakt? Waar is dit van afhankelijk? En wanneer kunnen de afspraken
gemaakt worden? De leden van de VVD-fractie willen dat deze afspraken zo snel mogelijk
worden gemaakt.
Antwoord
Voor het huidige gasjaar 2019/2020 heb ik met de aandeelhouders van NAM, Shell en
ExxonMobil, afspraken gemaakt over onder andere de gewijzigde inzet van gasopslag
Norg. Ik heb uw Kamer hier op 10 september 2019 over geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 678). Om tot overeenstemming te komen over de gehele versnelde afbouw had ik meer tijd
nodig. Om toch ook in 2019/2020 de gaswinning al versneld te kunnen afbouwen heb ik
eerst alleen afspraken gemaakt voor het gasjaar 2019/2020 in de vorm van een interim-
Akkoord. Hierbij is ook afgesproken om in het voorjaar van 2020 tot definitieve afspraken
te komen over de gewijzigde inzet van Norg voor de beëindiging van de gaswinning,
waarbij de intentie van Partijen is om de afspraken voort te zetten. Deze gesprekken
lopen momenteel.
GTS uit in haar advies zorgen over de toenemende afhankelijkheid van de aanvoer van
hoogcalorisch gas voor de stikstofconversie en de vraag of er voldoende aanvoercapaciteit
is. Wat zijn hiervan de mogelijke gevolgen? Welke maatregelen kunnen er genomen worden?
Antwoord
Het is belangrijk dat er voldoende import is van H-gas omdat geconverteerd H-gas (pseudo-Groningengas)
een alternatief is voor de gasproductie uit het Groningenveld. Naar aanleiding van
de zorgen van GTS zal de Taskforce Monitoring Ombouw Buitenland op mijn verzoek inventariseren
of er voor de komende periode afdoende capaciteit beschikbaar blijft. Indien er sprake
is van een tekort aan H-gas worden eventuele maatregelen besproken in de Taskforce.
De uitkomsten worden opgenomen in het volgende rapport van de Taskforce dat ik uw
Kamer na de zomer zal aanbieden.
Op 2 maart 2020 is er door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)
een aardbeving gemeten in Wagenborgen met de kracht van 2,0 op de schaal van Richter.
Op 19 maart 2020 zijn er aardbevingen gemeten bij Froombosch (1,8), Garsthuizen (1,4)
en Appingedam (0,8). Kan de Minister aangeven hoeveel schademeldingen er naar aanleiding
van deze bevingen nieuw zijn binnengekomen dan wel meldingen waarbij de schade is
verergerd?
Antwoord
De TCMG publiceert wekelijks op maandag de cijfers van de week daarvoor op de site
schadedoormijnbouw.nl. De aardbeving van 2 maart bij Wagenborgen resulteerde direct
en indirect in ongeveer tweehonderd extra schademeldingen. Vooralsnog leidden de aardbevingen
bij Appingedam, Garsthuizen en Froombosch niet tot een stijging van de schademeldingen.
Na de aardbeving in Krewerd (2.0) d.d. 22 maart kwamen uit de directe omgeving aldaar
8 schademeldingen binnen.2
De leden van de VVD-fractie steunen de lijn van het kabinet dat er geen opsporingsvergunningen
worden afgegeven voor nieuwe gasvelden op land en onder de Waddenzee. Hoe worden de
aanbevelingen en voorgestelde optimalisaties van de auditcommissie doorgevoerd?
Antwoord
Voor wat betreft de gaswinning onder de Waddenzee is de vaste werkwijze dat NAM de
aanbevelingen van de Auditcommissie gaswinning overneemt en desgevraagd vervolgonderzoek
uitvoert. De uitkomsten daarvan komen terug in de onderzoeksrapporten over het daaropvolgende
monitoringsjaar. De Auditcommissie geeft dan in het advies over dat jaar aan of dit
vervolgonderzoek op een goede manier is uitgevoerd. Ik zie erop toe dat NAM de aanbevelingen
overneemt en vervolgonderzoek doet als de Auditcommissie dit nodig vindt. NAM heeft
dit overigens tot nu toe altijd uitgevoerd.
Naast de jaarlijkse adviezen van de auditcommissie wordt eens per zes jaar het monitoringsprogramma
van NAM geëvalueerd en, mede op grond van het advies van de Auditcommissie gaswinning,
gewijzigd. Bij de wijziging van het monitoringsprogramma wordt beoordeeld welke aanbevelingen
uit de voorgaande jaarlijkse adviezen van de Auditcommissie gaswinning zich lenen
om structureel in het monitoringsprogramma te worden opgenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie lezen dat in het rapport «Iets van erkenning» wordt geadviseerd
om voor de vergoeding van immateriële schade gestandaardiseerde bedragen toe te kennen.
Het gaat om drie soorten immateriële schade: «wonen», «gezondheid» en «welzijn». Bij
elk van deze zogenoemde «vignetten» gaat het om een bedrag van 1.000 euro per huishouden.
Deelt de Minister de mening dat immateriële schade niet per huishouden, maar per persoon
zou moeten worden vergoed, aangezien het – zeker wat betreft gezondheid en welzijn
– gaat om persoonlijk geleden schade?
Antwoord
Uit de Tijdelijke wet Groningen vloeit voort dat het IMG geheel onafhankelijk zijn
eigen werkwijze vaststelt. De relevante jurisprudentie die in de afgelopen tijd is
opgebouwd, de opgedane kennis bij de TCMG en het advies van de commissie immateriële
schade bestaande uit drie onafhankelijke experts, zijn ingrediënten die het IMG hierbij
zal gebruiken. Het is dus niet aan mij een opvatting te hebben over de wijze waarop
immateriële schade vergoed zou moeten worden. Dit geldt ook voor de vraag of immateriële
schade per huishouden of per persoon vergoed zou moeten worden, de bedragen en de
doorlooptijd en het vormgeven hoe bewoners hun verhaal kunnen doen. Ten aanzien van
de doorlooptijd kan ik u melden dat de kwartiermaker IMG heeft aangegeven dat gedupeerden
van mijnbouwschade ten aanzien van immateriële schade gelijk worden behandeld en dat
voorkomen moet worden dat er groepen buiten de boot vallen vanwege het moment waarop
zij hun schade hebben gemeld. Aangezien zich nog steeds aardbevingen voordoen, bestaat
er volgens de kwartiermaker IMG behoefte aan een toekomstbestendige methodiek.
De leden van de PVV-fractie lezen in het advies dat aanvragers van vergoeding van
immateriële schade moeten worden «gehoord en geloofd in hun verhaal, waarin zij kunnen
uiteenzetten hoe zij getroffen zijn». Deelt de Minister de mening dat buiten kijf
staat dat de Groningers zijn getroffen betreffende «wonen», «gezondheid» en «welzijn»?
Waarom zou er dan nog een aanvraag moeten worden ingediend? Deelt de Minister de mening
dat Groningers óók in aanmerking dienen te komen voor vergoeding van immateriële schade
zonder een aanvraag (de zoveelste aanvraag!) in te dienen?
Antwoord
Dat gaswinning en de gevolgen hiervan negatieve effecten hebben op de geestelijke
gezondheid van de Groningers wordt onder andere beschreven in de onderzoeken van Gronings
Perspectief. Tegelijkertijd constateren de commissie immateriële schade en de kwartiermaker
IMG dat de problematiek van immateriële schade complex en veelomvattend is. Het kabinet
erkent deze problematiek. Immateriële schade kent echter een veelheid van oorzaken
en uitingen. Daarom moet immateriële schade ook individueel worden vastgesteld op
basis van een aanvraag met toepassing van het geldende aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht
van het Burgerlijk Wetboek. Een dergelijke procedure, waarin het Instituut tot taak
heeft om middels een aanvraag de aanspraak op een vergoeding van schade vast te stellen,
vloeit ook voort uit de Tijdelijke wet Groningen. Het staat gedupeerden vrij te kiezen
voor het aanvragen van schadevergoeding via de publiekrechtelijke weg bij het IMG
of deze te vorderen via een privaatrechtelijke procedure. Door gedupeerden een aanvraag
te laten indienen, blijft deze keuzevrijheid gewaarborgd. Het IMG is zich echter van
bewust dat procedures op zichzelf opnieuw procedureel leed kunnen veroorzaken en onderschrijft
de noodzaak om gedupeerden in de procedure te ontlasten, aangezien de procedure tot
het toekennen van een immateriële schadevergoeding op zichzelf niet tot extra leed
mag leiden.
Voor vorderingen die strekken tot een hoger bedrag dan de geadviseerde gestandaardiseerde
bedragen gelden de normale regels van het burgerlijk recht. De leden van de PVV-fractie
vragen wat de Minister hiervan verwacht, aangezien de ervaring leert dat in Nederland
de bedragen voor het vergoeden van immateriële schade doorgaans lager zijn dan maximaal
driemaal het gestandaardiseerde bedrag van 1.000 euro. Vindt de Minister het bedrag
van 1.000 euro per «vignet» niet te laag?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op uw eerste vraag.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik een inbreng te
leveren naar aanleiding van de agendastukken voor het schriftelijk overleg Mijnbouw/Groningen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de immateriële schade Groningen. Goed dat de commissie erkent dat dit advies maar
een klein stukje in een complexe puzzel is. Vergoeding van immateriële schade is een
«pleister op de wond» in de vorm van geld. Deze leden delen de stelling van de commissie
dat smartengeld belangrijk is omdat het – zoals een van de bewoners tegen de commissie
aangaf – «iets van erkenning» tot uitdrukking brengt. Veel belangrijker dan smartengeld
is voor de mensen in Groningen dat duidelijkheid ontstaat over te nemen versterkingsmaatregelen,
dat schadeafwikkeling en herstelwerkzaamheden vlot verlopen en dat het aantal en de
intensiteit van de aardbevingen door het stoppen van de winning in 2022 zal afnemen.
Hoe verhoudt zich dat tot het bericht van de TCMG om in verband met de coronacrisis
schadeopnames op te schorten? Hoe worden deze medewerkers nu verder ingezet, zodat
ze beschikbaar blijven voor schadeopnames in de toekomst?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de
gevolgen van de coronacrisis.
De leden van de CDA-fractie delen de constatering van de commissie immateriële schade
en de kwartiermaker IMG dat de problematiek van immateriële schade complex en veelomvattend
is. Het IMG zal – op een voor de Groningers toegankelijke manier – op een later moment
de volledige werkwijze bekend maken ten behoeve van haar taak tot vergoeding van immateriële
schade. Kan de Minister nader specificeren wat «later» is en wanneer iedereen duidelijkheid
heeft over het bedrag wat zij ontvangen?
Antwoord
Om een vergoeding voor immateriële schade als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld
te kunnen uitkeren, zal het IMG een werkwijze ontwikkelen. Het IMG streeft ernaar
om voor de zomer duidelijk te maken hoe de werkwijze voor immateriële schadevergoeding
eruit gaat zien. Via de website van de TCMG en straks het IMG zal de mogelijkheid
tot het indienen van een aanvraag voor immateriële schade proactief bij de Groningers
onder de aandacht worden gebracht. Vanaf het moment dat de Tijdelijke wet Groningen
in werking treedt, kunnen bewoners een aanvraag om vergoeding van immateriële schade
indienen bij het IMG.
Het doet de leden van de CDA-fractie goed dat in de raming van de gaswinning Groningen
2020/2021 en de jaren daarna goed te zien is dat de gaswinning in Groningen snel naar
beneden kan, net als afgelopen gasjaar. Het is van belang dat vanaf medio 2022 op
vrijwel alle momenten kan worden voldaan aan de leveringszekerheid zonder het Groningenveld.
Alleen in een koud jaar is volgens GTS nog een klein restant, maximaal 0,5 miljard
Nm3, nodig uit het veld en dat op basis van de analyses de inschatting is dat de back-upinstallaties
van GTS dit restant op kunnen vangen, waardoor het veld ook in een koud jaar niet
meer nodig zou zijn. Vanaf dat moment zou het Groningenveld alleen nodig zijn als
reservemiddel. Kan de Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden mocht blijken
dat dit helaas niet haalbaar is?
Antwoord
Ik zal uw Kamer op de hoogte blijven houden over de afbouw van de gaswinning. Jaarlijks
levert GTS een raming op over de benodigde winning uit het Groningen en ook tussentijds
monitor ik nauwlettend de voortgang van de maatregelen. Voor de zomer zal ik uw Kamer
opnieuw informeren over de voortgang van de afbouw van de gaswinning.
De leden van de CDA-fractie danken de Minister voor de Verzamelbrief Groningen waarin
ingegaan wordt op de Arbiter Bodembeweging. Goed om te lezen dat de Arbiter nu in
de afrondende fase is en hij verwacht voor 1 mei 2020 deze zaken afgehandeld te hebben.
Voor een drietal zaken waarbij sprake is van schade aan een mestkelder is deze datum
niet haalbaar. Dit heeft te maken met het ontbreken van de specifieke kennis voor
een goede beoordeling van deze schades aan mestkelders. Goed dat de TCMG juist op
dit vlak extra kennis op aan het bouwen is met behulp van het door de TCMG ingestelde
panel van deskundigen dat advies zal geven over de beoordeling van mestkelders. De
leden van de CDA-fractie vragen of ook voor deze schademeldingen spoedig een oplossing
gevonden kan worden. Kan de Minister de eerder door de deze leden ingediende schriftelijk
vragen over schade aan mestkelders, ventilatiekanalen en funderingen veroorzaakt door
mijnbouwactiviteiten in Groningen zo spoedig mogelijk beantwoorden? Aanvullend op
deze vragen zouden zij graag van de Minister vernemen hoe het staat met de zogenoemde
nulmeting. Wordt deze ook gedaan bij de afhandeling van schade bij agrariërs?
Antwoord
Ook agrariërs hebben gebruik gemaakt van de stuwmeerregeling. Bij alle gedupeerden
die gebruik hebben gemaakt van de stuwmeerregeling heeft een nulmeting plaatsgevonden.
De nulmeting in het kader van de Stuwmeerregeling wordt gebruikt om vast te leggen
welke schade met de Stuwmeerregeling is vergoed. Dit om nieuwe schade in de toekomst
van deze schade te kunnen onderscheiden.
Zo hebben de leden van de CDA-fractie in de voorgaande debatten over Mijnbouw/Groningen
aandacht gevraagd voor de agrariërs. Graag ontvangen de eerder genoemde leden van
de Minister een update over de schade-afhandeling en versterkingsopgave bij agrariërs.
Om hoeveel schades gaat het en kan de Minister aangegeven of er met alle agrariërs
in Groningen goed contact is over te verlopen procedure? Ziet de Minister mogelijkheden
om hierin te versnellen? Hoe ver staat het met de pilotaanpak?
Antwoord
Op 6 april jl. waren er bij de TCMG bijna 919 schademeldingen van agrarische bedrijven
binnengekomen. Hiervan zijn zo’n 190 meldingen samengevoegd met een andere melding
van een eerdere schade op hetzelfde adres, waardoor deze niet meer apart afgehandeld
behoeven te worden. Voor de schade op bijna 222 adressen is een besluit genomen. Ruim
155 adressen wachten daar nog op, maar hebben al wel een schade-opname gehad. Voor
de overige ruim 352 adressen is een schade-opname in voorbereiding. Op de site van
de TCMG staat aangegeven hoeveel dossiers er op dit moment waar in het proces zitten,
wat de verdeling is per gemeente en de verdeling per doelgroep (erfgoed, mkb, regulier,
agrarisch pand).
De TCMG heeft meer deskundigen ingezet om de schades bij o.a. agrariërs sneller te
kunnen afhandelen. De verwachting bij deze implementatie was dat het effect van de
opschaling binnen enkele weken zichtbaar zou zijn in het aantal besluiten. Het is
echter in de huidige stand van zaken, omtrent de coronacrisis, afwachten of dit alsnog
het geval is. Er is goed contact met de aanvragers. Indien een agrariër schade meldt
dan wordt er vanuit de TCMG telefonisch contact opgenomen om uit te vragen of de betreffende
aanvrager, naast schade aan het woonhuis, ook schade heeft aan het bedrijfsgedeelte.
Is dit niet het geval, dan kan de schade regulier worden opgenomen, mits het woonhuis
geen bijzondere status heeft. Hierdoor kan er sneller een schade-opname gepland worden
voor de agrarische dossiers waar sprake is van bedrijfsschade.
Voor het overige verwijs ik u naar antwoord op de vraag van de VVD-fractie over het
contact met de vertegenwoordigers van de agrarische sector.
De leden van de CDA-fractie bedanken de Minister voor de update met betrekking tot
de regeling voor oude schades en het sensorennetwerk. Deze leden zijn blij dat Groningers
de mogelijkheid krijgen om een sensor (bevestigd aan of in hun huis) te kunnen overnemen.
Zijn hier kosten aan verbonden voor de Groningers? Deze leden delen de opvatting van
de Minister die te lezen is in de afschrift brief aan de provincie Groningen, dat
ook na het stoppen van gaswinnen in Groningen er actief gemonitord wordt naar aardbevingen
en bodemdalingen.
Antwoord
Als eigenaar van het netwerk zal NAM opnieuw contact op nemen met de deelnemers. Deelnemers
krijgen van NAM de keus voor het verwijderen van de sensor, of het overnemen ervan
zodat de deelnemer deze kan behouden. De sensor vormt dan geen onderdeel meer van
een netwerk, maar kan door de deelnemer wel uitgelezen worden voor effecten op zijn
of haar huis. Als een deelnemer kiest voor behouden, hoeft een deelnemer hier niet
voor te betalen. Deelnemers ondertekenen in dat geval een korte overdrachtsovereenkomst.
De sensor valt vanaf dat moment onder de verantwoordelijkheid van de deelnemer als
nieuwe eigenaar.
Verder lezen de leden van de CDA-fractie in deze brief onder meer over de Wet versterken.
Kan de Minister aangeven of de wet nog voor de zomer 2020 naar de Kamer gestuurd wordt,
zodat de Kamer deze voor de zomer van 2020 kan behandelen?
Antwoord
Ik begrijp en sta achter de breed gedragen wens, allereerst in de regio, maar ook
in uw Kamer, om het wetsvoorstel versterken zo snel mogelijk te behandelen. Zoals
ik uw Kamer tijdens het AO van 6 februari jl. heb gezegd, zetten de Minister van BZK
en ik alles op alles om het wetsvoorstel voor het zomerreces in beide Kamers te behandelen.
Dat is de inzet van kabinet en ook van uw Kamer. Momenteel is het wetsvoorstel ter
advisering aanhangig bij de Raad van State (RvS). De Raad van State is op de hoogte
van het belang van een spoedige advisering over het wetsvoorstel versterken. Na ontvangst
van het advies van de RvS zal ik het wetsvoorstel zo snel mogelijk aan uw Kamer laten
aanbieden. Uw Kamer gaat vervolgens over haar eigen agenda.
Kan de Minister ook al meer inzicht geven in het dashboard? Kan de Minister een prognose
geven waar we aan het eind van het jaar staan met de versterkingsopgave?
Antwoord
Het dashboard met de voortgang van de versterkingsopgave is gepubliceerd op de website
van de NCG en deze wordt maandelijks geüpdatet. Het dashboard met de voortgang t/m
29 februari 2020 per gemeente is in te zien via de volgende link:
https://www.nationaalcoordinatorgroningen.nl/over-ons/cijfers. Het dashboard zal continu worden doorontwikkeld. Zo zal op het moment dat de lokale
plannen van aanpak zijn vastgesteld door de gemeenten, het dashboard met deze informatie
worden verrijkt. Hierdoor kan bijvoorbeeld inzichtelijk worden gemaakt hoe de voortgang
zich verhoudt ten opzichte van de prognose.
Wat is de invloed van het coronavirus op de versterkingsopgave? Kan de Minister alles
in het werk stellen om de versterkingsoperatie niet te veel te laten vertragen door
deze crisis.
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de
gevolgen van de coronacrisis.
De leden van de CDA-fractie bedanken de Minister ook voor het tussenadvies van het
Adviescollege veiligheid Groningen over de typologie-aanpak en het aardbevingsprotocol
Groningen. Goed dat aan de aanbevelingen van Gronings Perspectief gehoor is gegeven.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over zoutwinning onder
de Waddenzee. Goed dat zoutwinningbedrijf Frisia in een vroeg stadium is begonnen
met meer inzicht te krijgen in de lange-termijntrends van zoutwinning in het Waddensysteem.
De eerste rapportage bevestigd dat nog werk aan winkel aan de winkel is er nog een
veel verbeteringen noodzakelijk zijn. Deze leden delen het belang dat zorgvuldig de
winning van zout wordt gemonitord en dat in de praktijk geen negatieve effecten op
de natuur door zoutwinning optreden. Goed dat de Minister erop toeziet dat Frisia
niet start met de winning voordat deze de nulmetingen volledig op orde heeft en deze
aan alle gestelde kwaliteitseisen voldoen. Kan de Kamer hierover te zijner tijd geïnformeerd
worden?
Antwoord
Naar aanleiding van het advies van de Auditcommissie zoutwinning heb ik Frisia gevraagd
op basis van dit advies zo spoedig mogelijk een herziene versie van de nulmeting rapportage
2018 op te leveren. Frisia heeft conform afspraak eind februari 2020 een herziene
versie van de rapportage over het monitoringsjaar 2018 opgeleverd, waarin de opmerkingen
en aanbevelingen van de Auditcommissie over deze eerste nulmeting zijn verwerkt.
Ik heb deze herziene rapportage doorgestuurd aan de Auditcommissie voor advies. De
voorbereiding van dit advies neemt naar verwachting van de Auditcommissie nog een
maand in beslag. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies van
de Auditcommissie zoutwinning over de herziene nulmeting 2018 informeren.
De leden van de CDA-fractie hebben ook nog enkele vragen met betrekking tot het onderzoek
wat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft verricht naar de langetermijnrisico’s
van het afsluiten van zoutcavernes. Hieruit blijkt dat er geen acute problemen bij
zoutwinning te zien zijn, maar het wel aanleiding geeft om langeretermijnrisico’s
beter uit te werken voor het afsluiten van een caverne. Wat betekend dit voor de locaties
waar op dit moment zout gewonnen wordt? Is dit van invloed op het winningsbesluit
voor de Waddenzee en Veendam? SodM gaat naar aanleiding van dit onderzoek bezien of
en zo ja welk verder onderzoek een bijdrage zouden kunnen leveren aan het gewenste
inzicht omtrent de lange termijn risico’s. Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Antwoord
Het onderzoek laat inderdaad geen acute problemen bij zoutwinning zien. Het KEM-onderzoek
laat zien dat het afsluiten van grote cavernes op diepte, zoals in Heiligerlee en
Zuidwending, complexer is dan voorheen werd gedacht. De mijnbouwondernemingen moeten
onderzoek doen naar de wijze waarop men dergelijke cavernes in de toekomst veilig
af kan sluiten. SodM ziet erop toe dat mijnbouwondernemingen dit voortvarend oppakken
en monitort de voortgang. Voor de locaties waar de langetermijnrisico’s aanleiding
geven tot aanvullende maatregelen kan het betekenen dat de huidige productie aangepast
moet worden. Op dit moment denkt SodM na over het verdere proces en kan nog niet aangeven
wanneer men hierover zal rapporteren. Op moment dat dit wel duidelijk is, zal ik uw
Kamer informeren.
Voor nieuwe zoutcavernes zal men al tijdens de ontwerpfase rekening moeten houden
met de manier waarop de cavernes op lange termijn veilig achtergelaten kunnen worden.
Het is niet zinvol om op voorhand in detail de wijze van sluiting van een individuele
caverne in de vergunning vast te leggen. Het zou kunnen dat bestaande inzichten in
de komende jaren veranderen. Ik vraag een mijnbouwonderneming in een nieuw winningsplan
toe te lichten hoe men verwacht de cavernes in de toekomst te sluiten en te verlaten,
en welke gevolgen dit heeft op de lange termijn (bijvoorbeeld bodemdaling), zodat
ik deze effecten kan meewegen in het nemen van het instemmingsbesluit.
Voor de zoutwinning onder de Waddenzee ligt er al een instemmingsbesluit op het winningsplan.
Daarin staat de voorwaarde dat de mijnbouwonderneming voorafgaand aan de winning een
sluitingsplan op hoofdlijnen moet indienen. Het is wettelijk geborgd dat aan het einde
van de winningsperiode een mijnbouwonderneming een sluitingsplan bij mij moet indienen.
SodM zal mij over het sluitingsplan adviseren en zal hierbij de laatste kennis uit
het KEM17-onderzoek betrekken. Ik zal daarna het sluitingsplan goed- of afkeuren.
Indien ik het sluitingsplan heb goedgekeurd dan zal SodM toezien op de juiste uitvoering
ervan.
Voor wat betreft de winning in de buurt van Veendam heeft de mijnbouwonderneming vorig
jaar een nieuw winningsplan ingediend. Dit winningsplan bevat ook de fase van afsluiten.
De effecten van deze fase zijn daar ook in beschreven. Momenteel wordt door mijn ministerie
gewerkt aan een ontwerpinstemmingsbesluit op dit winningsplan.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de
Auditcommissie Gaswinning onder de Waddenzee over de meest recente monitoringsrapportage
van de NAM. Geruststellend om te lezen dat de bodemdaling door gaswinning binnen de
toegestane gebruiksruimte is gebleven en niet is gebleken dat er negatieve effecten
van bodemdaling op natuurwaarden zijn opgetreden. Maar wat zijn de effecten op lange
termijn, ook als de gaswinning door middel van het hand aan de kraan-principe gestopt
is? Is het zogenoemde hand aan de kraan-principe voldoende effectief om mogelijke
langetermijngevolgen voor de beschermde natuur te voorkomen? De leden van de CDA-fractie
vinden het goed dat er een gewijzigd monitoringsprogramma zal worden vastgesteld dat
leidend is voor de uitvoering van de jaarlijkse monitoringsrapportages, en waardoor
er onder andere meer onderzoek verricht kan worden naar diepe bodemdaling, morfologie,
ecologie en de risico op aardbevingen.
Antwoord
Naar aanleiding van deze zorgen, die in eerdere debatten met uw Kamer naar voren zijn
gekomen, heb ik uw Kamer toegezegd in april een brief te zullen sturen waarin ik inga
op de bestaande beleidsuitgangspunten, waarbij negatieve effecten op de beschermde
natuurwaarden in het waddengebied als gevolg van gaswinning moeten worden voorkomen
met het hand aan de kraan-principe. Tevens heb ik toegezegd daarbij de nieuwste inzichten
omtrent sedimentatie, zeespiegelstijging en de na-ijl effecten (langetermijngevolgen
van gaswinning op natuurwaarden door bodemdaling) daarbij te betrekken.
Daarnaast zal ik invulling geven aan de motie (Kamerstuk 33 529, nr. 739) van leden Dik-Faber (CU), Sienot (D66) en Van der Lee (GL) en zal ik een wetenschappelijk
panel zal instellen dat de effectiviteit van het hand aan de kraan-principe om de
natuurwaarden in het waddengebied te beschermen zal beoordelen. Mijn voornemen is
dat dit panel nog eens alle onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan tegen het
licht gaat houden en hierover een oordeel geeft. Ik zal bij de vraagstelling en begeleiding
in ieder geval ook Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), Deltares en KNMI betrekken.
De uitvoering van deze motie is in gang gezet. Ik zal uw Kamer over de bevindingen
van het panel uiterlijk 1 december 2020 informeren.
De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen over de gaswinning in Pernis
en Pernis-west. Allereerst willen de eerder genoemde leden de Minister vragen of de
bewoners in Pernis betrokken zijn geweest bij de advies vraag of de gaswinning periode
in Pernis verlengt kan worden. Betekend de verlenging van de gaswinning uit beide
velden dat er ook meer gas gewonnen wordt en ook over de toegestane marge van 20%
gaat? Klopt het dat de Minister van mening verschilt met de gemeente en provincie
over het seismisch risico en zo ja, kunt hij dit verschil duiden? Wat voor consequenties
kunnen bevingen (SodM: tot 3.9 op de schaal van Richter) op de gebouwen, de haven
en de (petrochemische) industrie in deze regio hebben?
Antwoord
Het besluit Pernis-West geeft meer tijd om het reeds vergunde volume te kunnen winnen.
Het vergunde volume in het gewijzigde instemmingsbesluit valt binnen het eerder vergunde
volume, inclusief de 20% marge en heeft dit niet verruimd. Ook heeft het besluit geen
andere omgevingseffecten zoals een grotere bodemdaling of een groter seismisch risico.
Bij een dergelijk besluit hebben de overheden adviesrecht en kunnen omwonenden bezwaar
maken.
Over de uitkomst van de seismisch risicoanalyse (SRA) is met de gemeente geen verschil
van mening. Het seismisch risico in het winningsplan is conform de leidraad van SodM
uitgevoerd door de NAM. Zowel TNO als SodM hebben hierover geadviseerd. De gemeente
heeft in haar advies enkele vragen gesteld die met de experts van de gemeente zijn
besproken.
In het risicobeheersplan3 beschrijft de NAM welke maatregelen zij nemen als zich een beving voordoet. Het risicobeheersplan
is in overleg met SodM opgesteld en met de veiligheidsregio besproken. In het risicobeheersplan
is aangegeven dat het onwaarschijnlijk is dat geïnduceerde bevingen een dusdanige
schade kunnen veroorzaken aan industrie, speciale gebouwen, infrastructuur en dijken
dat een gevolgrisico zou kunnen ontstaan. De haven en de installaties voldoen aan
de veiligheidsstandaarden voor dergelijke gebieden en installaties. De installaties
zijn zodanig ontworpen om in geval van een calamiteit, onafhankelijk van de aard van
de calamiteit, de installatie te kunnen uitschakelen en consequenties te voorkomen.
Tot slot willen de leden van de CDA-fractie benadrukken dat de veiligheid van de inwoners
bij gas- en zoutwinning voorop staat. Niet alleen in Groningen, maar van inwoners
die op kleine gasvelden wonen. De eerder genoemde leden ontvangen steeds vaker signalen
van deze inwoners dat ze bang zijn voor een scenario dat zich in Groningen heeft afspeelt.
Kan de Minister per regio waar mijnbouwactiviteiten plaats vinden aangeven welke risico’s
er zijn op aardbevingen, bodemdalingen en mogelijke schade?
Antwoord
Gaswinning, maar ook andere vormen van mijnbouw, mag alleen plaatsvinden als dit veilig
kan. Voorafgaand aan de winning, maar ook bij een wijziging in de winning, dient een
winningsplan te worden opgesteld waarin de risico’s rondom bodembeweging en evt. schade
wordt beschreven. Dit verschilt per gasveld. Alleen als de risico’s aanvaardbaar worden
geacht wordt de activiteit toegestaan. De risico’s op schade bij gaswinning uit kleine
velden zijn kleiner dan en niet vergelijkbaar met die bij gaswinning uit het Groningenveld.
Het gasveld waar iemand boven woont, zal de grootste kans geven op eventuele schade.
Met de invloed van naburige andere kleine gasvelden wordt rekening gehouden in het
schadeprotocol en zal bij een eventuele aardbeving ook tot uitdrukking komen in het
beoordelingsgebied. Bij de kleine velden stelt de Commissie Mijnbouwschade het beoordelingsgebied
vast op basis van de gegevens die ze van het KNMI ontvangen.
Het risico op een aardbeving en de cumulatieve bodemdaling is in het winningsplan
van het desbetreffende gasveld beschreven. Een beschrijving per regio is derhalve
gelijk aan de beschrijving van het risico per gasveld. De winningsplannen met daarbij
een beschrijving van de kans op een beving en de cumulatieve bodemdaling zijn openbaar
en zijn in te zien op www.nlog.nl en in toenemende mate op www.mijnbouwvergunningen.nl.
De leden van de CDA-fractie zouden graag van de Minister een reactie ontvangen op
de brief van de provincie Friesland over de afhandeling van mijnbouwschade.
Antwoord
De brief van de provincie Friesland gaat in op twee punten. De provincie Friesland
geeft aan dat naar haar oordeel het bewijsvermoeden, zoals in Groningen geldt, ook
toegepast zou moeten worden in andere gevallen waarin schade optreedt door bodembeweging
als gevolg van mijnbouwactiviteiten. Ook geeft de provincie aan tevreden te zijn over
de schadeafhandeling door de Commissie Bodemdaling Fryslân en vraagt de Minister die
taak daar ook te laten liggen.
Over het bewijsvermoeden en de reden waarom dit niet gehanteerd wordt voor schadegevallen
buiten Groningen is al veel gezegd. Net als de provincie Friesland vind ik het van
belang dat de burger niet wordt belast met de bewijsvoering, zeker als er sprake is
van mogelijk meerdere oorzaken, waardoor het lastig is om aan te tonen waar de schade
door wordt veroorzaakt. Daarom wordt bij de landelijke aanpak afhandeling van Mijnbouwschade
in het protocol bij het Instellingsbesluit voor de Commissie Mijnbouwschade vastgelegd
dat de bewijslast voor burgers in de praktijk wordt overgenomen door de onafhankelijke
Commissie Mijnbouwschade. De Commissie Mijnbouwschade onderzoekt de schademelding
zelf en geeft een oordeel over de vraag of de gedupeerde recht heeft op schadevergoeding,
hoe hoog die vergoeding zou moeten zijn en, bij gestapelde mijnbouw, welke mijnbouwonderneming
welk deel daarvan dient te vergoeden. Dat betekent praktisch dat de bewijslast niet
op de schouders van de gedupeerde rust. De schadeafhandeling komt er zo uit te zien
dat de burger zijn schade meldt en dat de Commissie Mijnbouwschade, al dan niet met
behulp van het advies van een deskundige, beoordeelt waardoor de schade is veroorzaakt.
Dit hoeft de burger niet zelf aan te tonen. Op deze wijze wordt de burger ontzorgd.
Het wettelijk bewijsvermoeden zoals dat geldt in Groningen, kan niet zomaar landelijk
worden toegepast. Daarvoor verschilt het schadebeeld voor mijnbouw in de rest van
het land te zeer van dat in Groningen. De afdeling advisering van Raad van State gaf
in haar voorlichting over het bewijsvermoeden (Kamerstuk 34 041, nr. 43) aan dat er in Groningen sprake is van een uitzonderlijke situatie die een uitzonderlijke
maatregel als een wettelijk bewijsvermoeden rechtvaardigt. De situatie in Groningen
wordt gekenmerkt wordt veel gedupeerden en veel gelijksoortige schade aan gebouwen
(inmiddels tienduizenden meldingen), met in verreweg het grootste deel van de gevallen
mijnbouwactiviteiten als oorzaak. In de Groningse situatie is de omvang van het aantal
schadegevallen en de gelijksoortigheid ervan een argument om een wettelijk bewijsvermoeden
te hanteren. Voor de rest van Nederland ontbreekt een voldoende rechtvaardiging voor
een uitzonderlijke en vergaande maatregel als de introductie van een (wettelijk) bewijsvermoeden.
Bovendien is een wettelijk bewijsvermoeden ook niet nodig om de burger te ontlasten:
de bewijslast wordt in de praktijk weggehaald bij de burger doordat de Commissie de
schade zal laten onderzoeken en zal beoordelen waardoor de schade is veroorzaakt.
Ook de huidige regeling in de provincie Friesland kent geen wettelijk bewijsvermoeden
en men geeft aan tevreden te zijn over de wijze waarop de schade wordt beoordeeld
en afgehandeld.
In zoverre zal de Commissie dus op een soortgelijke manier werken als nu de Commissie
Bodemdaling Fryslân. Het is begrijpelijk dat wordt aangegeven dat het de voorkeur
heeft om regionale afspraken, indien ze goed werken, te continueren. Het concept Instellingsbesluit
van de Commissie Mijnbouwschade, dat op 20 december 2019 (bijlage bij Kamerstuk 32 849, nr. 200) aan uw Kamer is gezonden, maakt dit ook mogelijk.
Na een jaar vindt, zoals ook in instellingsbesluit is opgenomen, een evaluatie plaats.
Met partijen is afgesproken dat de geuite zorgen onderdeel zijn van deze eerste evaluatie.
Indien de aanpak onvoldoende het gewenste resultaat heeft, namelijk een rechtvaardige
en transparante afhandeling waarbij de burger centraal staat, dan kan dit tot aanpassingen
leiden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66 fractie wensen iedereen in Groningen en alle betrokkenen bij de
schadeherstel en versterkingsoperatie veel kracht toe tijdens deze coronacrisis. Deze
leden maken hierbij dankbaar gebruik van de mogelijkheid om schriftelijk vragen te
stellen om zo de voortgang in het stellen van de kaders van de versterkingsoperatie
vast te houden.
De leden van de D66-fractie zijn opgelucht dat de Groninger uit Ten Post zijn hongerstaking
heeft gestopt en nu op een spoedlijst staat voor versterking. Wel vragen deze leden
de Minister of er meer urgente zaken zijn die op de spoedlijst voor versterking dienen
te staan.
Antwoord
NCG heeft een project voor de versterking van bijzondere situaties, waarbij eigenaren
versneld in aanmerking komen voor versterking op basis van specifieke omstandigheden.
Vaak is er in die gevallen sprake van een schrijnende situatie. Veel van deze dossiers
zijn aangedragen door gemeenten of hun burgemeesters. Ook de Commissie Bijzondere
Situaties heeft een rol bij het vinden van oplossingen voor schrijnende situaties
die samenhangen met schade aan de woning en/of de noodzaak tot versterking.
Ook vragen zij aan de Minister welke gevolgen de afgekondigde coronamaatregelen hebben
voor de voortgang van het schadeherstel en de versterkingsoperatie. Gaat de Minister
bijvoorbeeld in (telefonisch) overleg met betrokken partijen zoals de Nationaal Coördinator
Groningen (NCG), om zo mogelijke negatieve impact op de voortgang in de regio zoveel
mogelijk te mitigeren?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de
gevolgen van de coronacrisis.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het dashboard en vragen de Minister
of het streefdoel van ten minste 2000 versterkte huizen in 2020 nog in zicht is (motie
van het lid Sienot c.s. Kamerstuk
33 529, nr. 711
).
Antwoord
Rijk en regionale overheden zetten in op een opname- en beoordelingscapaciteit van
4.000 gebouwen dit jaar. Gekeken naar de realisatie in het laatste kwartaal van 2019
lijkt deze ambitie haalbaar. Dit is ook het uitgangspunt dat de gemeenten en de NCG
hanteren ten behoeve van hun planvorming. Het uiteindelijke doel is om ook de uitvoeringscapaciteit
hierop aan te laten sluiten. Voor wat betreft het aantal huizen dat in dit jaar wordt
versterkt zal veel afhangen van de omvang van de benodigde versterkingsmaatregelen.
Als zware maatregelen nodig zijn of er sprake is van sloop-nieuwbouw, dan vergt dit
meer voorbereiding en zal ook de uitvoering meer tijd en capaciteit kosten. Hierbij
hechten we vooral ook aan het gesprek met de bewoner aangezien het zijn of haar huis
betreft. Het kabinet zet echter samen met de NCG en de regio alles op alles om ook
de uitvoering te versnellen, door bijvoorbeeld de praktijkvariant en de bouwimpuls
(Zie Kamerstuk 33 529, nr. 718).
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie kunnen
de maatregelen van het kabinet in verband met de coronacrisis, ondanks de inzet van
de NCG en andere betrokkenen om de gevolgen te minimaliseren een nog niet in te schatten
effect hebben op de voortgang.
De leden van de D66-fractie hebben tijdens het tweeminutendebat naar aanleiding van
het verslag van het algemeen overleg (VAO) Mijnbouw/Groningen van 11 maart 2020 de
toezegging gekregen van de Minister dat hij met de wijk Ten Boer in gesprek gaat om
er samen voor te zorgen dat ze hun doel energieneutraal in 2025 waar kunnen maken.
Daarom vragen deze leden de Minister wanneer dit gesprek plaatsvindt en hoe de Minister
de Kamer hierover zal informeren. Zij vragen of bij het realiseren van de ambities
ook middelen uit het warmtefonds betrokken kunnen worden.
Antwoord
Tijdens het VAO Mijnbouw/Groningen van 11 maart jl. heeft de Minister van BZK toegezegd
de verduurzaming van Ten Post onder de aandacht te brengen bij de gemeente Groningen.
De gemeente Groningen werkt momenteel aan het programmaplan om in te dienen bij het
Nationaal Programma Groningen (NPG). Conform de toezegging is vanuit het Ministerie
van BZK geadviseerd om daarbij de wens van het dorp om de tweedeling via de energierekening
tegen te gaan en de ambitie energieneutraal te zijn in 2025 te betrekken. De gemeente
Groningen laat weten de eerder toegekende middelen aan de verduurzaming van Ten Post
ook op te nemen in het programmaplan. Na goedkeuring door het bestuur van het NPG,
zal de Minister van BZK dit, net als de andere programmaplannen, aan uw Kamer doen
toekomen. Om hun ambities te realiseren kunnen woningeigenaren en Verenigingen van
Eigenaren in Ten Post ook gebruik maken van de financiering van het Warmtefonds voor
de verduurzaming van hun woningen, binnen de kaders die daarvoor gelden.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit om
elke Groninger met maximaal 3.000 euro tegemoet te komen voor immateriële schade.
Deze leden vragen de Minister of deze regeling ook volgend jaar beschikbaar blijft.
Zij vragen de Minister of de regeling proactief gedeeld wordt met bewoners, zodat
zij actief gewezen worden op het recht op vergoeding.2
Antwoord
Het is belangrijk om te verhelderen dat de commissie immateriële schade maximaal 3.000
euro per huishouden voorstelt maar dat het IMG vrij staat om af te wijken van de systematiek
en de bedragen die de commissie noemt. Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag
van de leden van de CDA-fractie over immateriële schade.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een besluit tot gaswinning rondom
het waddengebied in uiterste zorgvuldigheid moet worden genomen. Ze hebben daarom
vorige week met de leden van de ChristenUnie-fractie een motie ingediend (Kamerstuk
33 529, nr. 735) die de Minister verzoekt om zo snel mogelijk een onafhankelijk advies te vragen
aan een wetenschappelijk panel over de effectiviteit van mijnbouw met de hand aan
de kraan als beleidsinstrument ter bescherming van dit Werelderfgoed. Indien deze
motie is aangenomen, op welke wijze zal de Minister deze uitvoeren?
Antwoord
Ik ben voornemens een wetenschappelijk panel in te stellen dat nog eens alle onderzoeken
die de afgelopen jaren zijn gedaan tegen het licht te houden en hierover een oordeel
te geven. Ik zal bij de vraagstelling en begeleiding ook SodM, Deltares en het KNMI
betrekken.
De uitvoering van de herziene motie (Kamerstuk 33 529, nr. 739) is in gang gezet. Ik zal uw Kamer over de bevindingen van het panel uiterlijk 1 december
2020 informeren.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd met de beloofde inzet van de Minister om
in 2022 de gaskraan in het Groningerveld helemaal dicht te draaien. Aangezien deze
leden zeker willen weten dat de gaskraan dan echt dichtgaat, en zij de Minister daarvoor
alles in stelling willen laten brengen, vragen zij de Minister om GTS de volgende
vraag te stellen: hoe krijgen we het voor elkaar om leveringszekerheid te garanderen
en tegelijkertijd het Groninger gasveld helemaal te sluiten? Deze leden vragen de
Minister het antwoord van GTS per brief de Kamer te doen toekomen. Daarmee weten deze
leden precies welke stappen nodig zijn om het Groninger gasveld buiten werking te
stellen, zodat de Kamer dit noodzakelijke proces voor een veiliger Groningen kan volgen.
Antwoord
In mijn brief van 21 februari jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 726) ben ik ingegaan op de op de noodzakelijke randvoorwaarden voor het sluiten van het
Groningenveld met behoud van leveringszekerheid. Samen met GTS blijf ik zoeken naar
mogelijkheden om de definitieve sluitingsdatum van het veld zo veel mogelijk te vervroegen.
Ik heb GTS in een aanvullend advies gevraagd naar de mogelijkheden om het veld in
2022 definitief te sluiten. Ik zal uw Kamer voor de zomer informeren over de uitkomsten
van het advies.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat bewoners centraal moeten staan bij
de versterkingsoperatie en dezelfde woningkwaliteit moeten terugkrijgen als ze hadden,
het zogenaamde «like-for-like»-principe. Deze leden krijgen signalen dat dit beginsel
in de praktijk onder druk staat door standaardisatie, waarbij bewoners worden geacht
een standaard pakket te kiezen, terwijl zij meer in hun huis hebben geïnvesteerd dan
hun buren in de woningen bij hen in de rij. Graag een toezegging van de Minister dat
het beginsel «like-for-like» altijd strikt wordt nageleefd.
Antwoord
Het beginsel «like-for-like» betekent dat er naar wordt gestreefd om bewoners na de
uitvoering van versterkingsmaatregelen (of sloop en nieuwbouw) zoveel mogelijk dezelfde
woningkwaliteit als voorheen terug te geven. Dit is een belangrijk beginsel, maar
het is geen absoluut begrip of regel. Voor het op norm brengen van een huis kan het
bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om een muur dikker te maken, waardoor het vloeroppervlak
van een ruimte net iets kleiner wordt. Indien wegens de nodige mate van versterking
sloop/nieuwbouw aan de orde is, dan heeft de eigenaar recht op een nieuwbouwwoning
die voldoet aan alle huidige normen en regels die gelden voor nieuwbouw, en met zoveel
mogelijk dezelfde functionaliteit en afwerkingsniveau als het oude huis. Uiteraard
wordt hierbij zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de bewoner. Van
een sloop/nieuwbouwtraject kan echter ook sprake zijn doordat een eigenaar zelf sloop/nieuwbouw
verkiest boven uitvoering van versterkingsmaatregelen. In die gevallen geldt het «like-for-like»
beginsel tot een bepaalde grens.
Daarnaast begrijpen de leden van de D66-fractie dat de keuzevrijheid voor bewoners
onder druk staat vanwege het geringe aantal geselecteerde aannemers. Hoewel bewoners
zelf opdrachtgever zijn, worden ze gestuurd richting vooraf gekozen aannemers die
de bouwimpuls hebben getekend (B6). Deze leden vragen de Minister hoe de keuzevrijheid
van bewoners kan worden gewaarborgd als je vooraf al richting standaardisatie en een
specifieke set aannemers stuurt. Graag krijgen deze leden een toezegging dat bewoners
zo veel mogelijk te kiezen houden. Komen er bovendien snel meer geselecteerde aannemers
bij?
Antwoord
De bewoner heeft volledige vrijheid om zowel te kiezen voor de wijze van aanpak als
met welke aannemer deze uitvoering kan worden gerealiseerd, mits deze aannemer aan
de van de aard en omvang van de uit te voeren werkzaamheden afgeleide minimumeisen
voldoet en op het moment van beoogde uitvoering over uitvoeringscapaciteit beschikt.
Bij de Bouwimpuls gaat het om een experiment van 1.100 woningen. Dat experiment is
opgestart om de versterking van de huizen van de bewoners in Groningen te versnellen.
Het gaat hier om 250 adressen waar de zogenaamde praktijkaanpak wordt toegepast en
een versnelde en vereenvoudigde aanpak bij 900 adressen met liggende VA's. Bij de
praktijkaanpak op basis van expert judgement kan worden versneld door kennis- en praktijkervaring
van aannemers en constructeurs in een vroeg stadium (opname van de woning) in te zetten.
Dit experiment wordt tussentijds geëvalueerd en de conclusies daarvan publiekelijk
gedeeld. Bij de Bouwimpuls is in de eerste fase een geselecteerde groep aannemers
betrokken met veel kennis en ervaring op dit gebied.
De bewoner heeft in alle gevallen de keuze om wel of niet deel te nemen aan de Bouwimpuls.
Deze keuze wordt nadrukkelijk niet door een aannemer aan de bewoner voorgelegd, maar
door een onafhankelijke bewonersbegeleider vanuit de overheid.
Tegelijkertijd mag het NCG geen beschikbare budgetten communiceren aan bewoners en
aannemers, wat het vertrouwen schaadt doordat bewoners niet weten waar ze op kunnen
rekenen. Dit roept bij de leden van de D66-fractie de vraag op of de beschikbare bedragen
per woning transparant kunnen worden gecommuniceerd. Deze leden begrijpen dat er een
risico is dat dit leidt tot een prijsopdrijvend effect, maar zijn van mening dat vaardige
project-begeleiding dit risico voldoende kan beperken. De leden van de D66-fractie
vragen de Minister om meer mandaat voor de NCG. Deze leden zijn van mening dat dit
de versnelling van de versterkingsoperatie sterk ten goede komt, want in de huidige
situatie controleren de NAM en EZK nog te veel, waardoor processen erg traag verlopen.
Antwoord
Het normbesluit is een belangrijk moment waarop de eigenaar duidelijkheid krijgt over
het verdere verloop van het versterkingsproces. In de beleidsregel Besluit versterking
gebouwen Groningen is opgenomen dat een normbesluit naast de soort maatregelen die
noodzakelijk zijn om aan de veiligheidsnorm te voldoen, ook een indicatie van het
benodigde budget voor de maatregelen bevat. Hiermee krijgt de bewoner dus inzicht
in dit budget. Dit is met name relevant wanneer de eigenaar andere maatregelen wil
treffen dan in het normbesluit zijn opgenomen, of wanneer de eigenaar aanvullende
wensen heeft, zoals een aanbouw, die meegenomen worden in het versterkingsbesluit.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast om meer mandaat voor de NCG. Wij zijn
met hen van mening dat de NCG voldoende ruimte en slagkracht moet hebben om daadkrachtig
en snel te kunnen handelen. Dit mandaat heb ik op 5 juni 2019 ingesteld en is op dezelfde
wijze doorgezet door de Minister van BZK. Dit mandaat brengt de directeur NCG in de
gelegenheid om met inachtneming van de veiligheidskaders zelfstandig beslissingen
te nemen voor het versnellen van de uitvoering van de versterking van gebouwen in
Groningen en daarmee te doen wat nodig is voor de veiligheid. Sinds 1 januari 2020
is de versterkingsopgave publiek geworden en daarmee staat de NAM op afstand. De Ministers
van EZK en BZK werken, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid en in overleg
met de regio, hard aan een vlotte uitvoering van de versterkingsoperatie.
Daarnaast zien zij dat het onderbrengen van het schadeherstel en de versterkingsoperatie
bij een organisatie, waaronder zowel de NCG als de TCMG vallen, het werk vereenvoudigt
en versnelt. Het zet de Groninger bovendien op één, aangezien het gaat om activiteiten
in dezelfde huizen. Nu krijgen bewoners aparte versterkingsadviezen en herstelvoorstellen
wat voor veel onduidelijkheid en vragen zorgt. TCMG en NCG werken daarbij bovendien
langs elkaar heen. Tenslotte zijn de leden van de D66-fractie van mening dat de discussie
over het HRA-model en het constant bijstellen van de NPR-norm veel te veel onduidelijkheid
geeft. Deze leden zien vooral een risico dat particuliere eigenaren achteraan in de
operatie moeten aansluiten wat voor terechte onvrede zal zorgen. Zij stellen daarom
voor om de norm nu te bevriezen.
Antwoord
De beoordeling van de veiligheid en eventuele versterking van een huis is zeer ingrijpend
voor bewoners. Daarom wil het kabinet daarbij uitgaan van de meest actuele inzichten
conform het advies van de Mijnraad en het SodM. Hiermee wordt voorkomen dat gebouwen
die niet aan de norm voldoen over het hoofd worden gezien, of dat gebouwen worden
versterkt zonder dat dit noodzakelijk is. Voor het kabinet staat de veiligheid van
de bewoners centraal. Om dat zo snel mogelijk te bereiken wordt de gaswinning snel
afgebouwd. Daardoor daalt het seismisch risico en zijn vermoedelijk minder versterkingsmaatregelen
nodig, waardoor de versterking voor bewoners minder ingrijpend wordt. Hierdoor is
het onvermijdelijk dat er verschillen ontstaan.
Uitgangspunt is daarbij dat bestuurlijke afspraken over de batches en vastgestelde
versterkingsadviezen en normbesluiten gewoon worden uitgevoerd. De gemeenten bepalen
de planning van de operatie, waarbij het uitgangspunt is dat de meest onveilige huizen
(P50 en P90) het eerst aan de beurt komen, ongeacht het eigendom van de woning. Gebouwen
die nog beoordeeld moeten worden, worden beoordeeld tegen de meest actuele inzichten.
De implementatie en communicatie over het verwerken van die nieuwe inzichten wordt
vooraf met de regio besproken. Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd hoe de nieuwe
inzichten in de versterkingsoperatie worden betrokken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over het feit dat de verspreiding
van het coronavirus en de ingrijpende maatregelen die nodig zijn ter beteugeling ervan
ook een specifieke impact kunnen hebben op alle trajecten die in Groningen lopen als
het gaat om de gaswinning en de schade die dit veroorzaakt heeft. Kan de Minister
een indicatie geven welke impact verwacht wordt als het gaat om schadeafhandeling,
de versterkingsoperatie, het tempo van terugdraaien van de gaswinning zelf en de uitvoering
van het Nationaal Programma Groningen? Is de Minister bereid om gericht op de Groningers
heldere publieke communicatie te verschaffen over de mogelijk impact van corona op
schadeafhandeling en versterking? Kan de Minister aan de Groningers en de Kamer duidelijkheid
verschaffen over welke stappen de Minister tracht te zetten om die impact waar mogelijk
te mitigeren? Zijn er nu bijvoorbeeld aangepaste versnellingsplannen voor schadeafhandeling
en versterking nodig en zo ja, kan daar al iets inhoudelijks over worden gezegd of
op zijn minst een proces met tijdslijnen voor worden gegeven?
Antwoord
Met betrekking tot het terugdraaien van de gaswinning uit het Groningenveld zijn er
drie belangrijke processen die ik monitor. Ten eerste, tijdige realisatie van de stikstofinstallatie
in Zuidbroek. Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de leden van
de VVD-fractie. Ten tweede, de ombouw in het buitenland. In de Taskforce Monitoring
Ombouw Buitenland wordt de impact op de planning onderzocht. De ombouw vindt met name
in de zomer plaats. De buurlanden hebben in de taskforce aangegeven dat de activiteiten
vertraging oplopen, maar dat het nog te vroeg is om een duidelijk beeld te geven van
de gevolgen. Ik informeer uw Kamer nader met een brief over de gemelde vertraging.
In het volgende rapport dat na de zomer gepubliceerd wordt zal de impact van de coronacrisis
op de planning van de ombouw verder behandeld worden. Na de zomer zal ik dit rapport
aanbieden aan uw Kamer. Een derde proces is de ombouw in het binnenland. GTS heeft
aangegeven dat een aantal bedrijven niet uiterlijk voor oktober 2022 kunnen worden
aangesloten op het hoogcalorisch gasnet, vanwege de problematiek rond stikstofdepositie
en daarnaast door het feit dat het wetsvoorstel nog in behandeling in het parlement
is. Ik heb aan GTS gevraagd om te onderzoeken welke maatregelen er mogelijk zijn om
het aansluiten op het hoogcalorisch gasnet zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden.
Het is nog te vroeg om te bepalen of er effecten zijn van de coronacrisis op de verdere
planning.
De coronacrisis zal een nog onbekend effect hebben op de uitvoering van het NPG. Voor
een stand van zaken van het NPG verwijs ik u naar de antwoorden aan de leden van de
SP-fractie over dit onderwerp.
Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie
over de gevolgen van de coronacrisis.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de Wijziging van de Gaswet
betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers op
de korte lijst van zeer urgente wetten gaat zetten, zodat er geen vertraging ontstaat
in deze belangrijke maatregel om de gaswinning tijdig tot nul terug te brengen?
Antwoord
Op 1 april jl. heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet betreffende
het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers (Kamerstuk 35 328) aangenomen (Handelingen II 2019/20, nr. 66, Stemmingen). Het kabinet heeft een lijst
opgesteld met prioritaire wetsvoorstellen en heeft deze aan de Kamers voorgelegd ter
verdere urgente behandeling. Het betreffende wetsvoorstel is onderdeel van deze lijst.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister in contact met de Afdeling
advisering van de Raad van State (de Afdeling) is over de advisering op de Versterkingswet?
Is de Afdeling in staat om schriftelijke en via virtuele bijeenkomsten toch op relatief
korte termijn haar advies op deze wet te geven?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de CDA-fractie over de advisering van
de Raad van State.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het positief om te zien dat – mede door
de zachte winter – de gaswinning dit jaar terug lijkt te kunnen worden gebracht naar
10 miljard Nm3. Is het logisch om te veronderstellen dat de groeivertraging of mogelijk zelfs economische
krimp als gevolg van corona dat een verdere daling van het (industriële) gebruik van
Groninger gas zal leiden? Als dit nu nog niet concreet valt te becijferen, zijn er
dan indicaties te geven op basis van eerdere perioden waarin slechte economische omstandigheden
tot een lager gasverbruik hebben geleid?
Antwoord
Economische krimp heeft in het verleden inderdaad geleid tot een lagere gasvraag.
Hoewel het aannemelijk is dat de economische gevolgen van de coronacrisis ook zullen
leiden tot een lagere gasvraag is het effect op de gasvraag op dit moment nog onduidelijk.
Er is vooralsnog geen daling te zien in de gasvraag. Wel ziet GTS bij de regionale
netbedrijven een gasvraag die aan de lage kant van de verwachte bandbreedte zit. Dit
kan echter ook komen door hoge zonkracht. GTS onderzoekt momenteel nog wat het effect
van het virus op de gasvraag is.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat er nu eindelijk een concrete
uitwerking ligt voor het toekennen van immateriële schade voor de getroffen Groningers.
Is het IMG vrij om zelf te beoordelen hoe zij – na het kabinetsbesluit over het uitgebrachte
advies – de toekenning van maximaal 3.000 euro per huishouden gaat uitvoeren? Kan
zij bijvoorbeeld besluiten om deze niet uitsluitend te koppelen aan een vastgestelde
oude schade en een uiterste datum waarop deze is gemeld, maar blijvend de toekenning
van smartengeld openhouden voor huishoudens die nog niet eerder schade hebben gemeld?
Is er al vooraf een einddatum bepaald waarop de toekenning van immateriële schade
zal eindigen, of loopt dit zonder begrenzing in de tijd door? Wie besluit over een
eventueel einde in de (verre) toekomst van de deze regeling? Is er al wat meer bekend
over de wijze waarop de Groninger Bodembeweging (GBB) en het Groninger Gasberaad bij
de uitwerking en toepassing van de regeling betrokken worden? Staat verder al vast
of de vergoeding uitsluitend per huishouden wordt toegekend? Of kan het eventueel
ook per persoon worden bekeken? Past dat laatste ook binnen het mandaat van de IMG
of dien daar expliciet instemming voor te komen van het Rijk? Zo ja, waarom?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie en de
PVV-fractie over immateriële schade.
De leden van de GroenLinks-fractie vermoeden dat het niet uit te sluiten valt dat
mensen er moeite mee hebben om zelf om die vergoeding te vragen. Daar kunnen tal van
emoties een rol bij spelen uit een heel spectrum, dat kan lopen van altruïsme (anderen
hebben er meer recht op of hebben het meer nodig) tot een zekere of zelfs grote woede
(«zij moeten het mij aanbieden in plaats van dat ik er om moet vragen»). Staat het
de IMG vrij om te kiezen voor een lijn waarin Groningers worden benaderd met een in
insteek die neer komt op «u heeft recht op een immateriële schadevergoeding, wilt
u daar gebruik van malen»?
Antwoord
Het IMG stelt zijn eigen werkwijze vast voor immateriële schadevergoeding. Indien
de door u voorgestelde lijn past binnen het geldende aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht
staat het het IMG vrij hiervoor te kiezen. Zoals reeds aangegeven in het antwoord
op de vraag van de leden van de PVV-fractie over immateriële schadevergoeding, heeft
het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) de taak om aanvragen om schadevergoeding
met toepassing van het geldende aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht van
het Burgerlijk Wetboek te behandelen. Dit gebeurt op basis van een ingediende aanvraag.
Het staat gedupeerden vrij te kiezen voor het aanvragen van schadevergoeding via de
publiekrechtelijke weg bij het IMG of deze te vorderen via een privaatrechtelijke
procedure. Door gedupeerden een aanvraag te laten indienen, blijft deze keuzevrijheid
gewaarborgd. In zijn reactie op het advies van de adviescommissie Verheij onderschrijft
de kwartiermaker IMG de noodzaak om gedupeerden in de procedure te ontlasten, aangezien
de procedure tot het toekennen van een immateriële schadevergoeding op zichzelf niet
tot extra leed mag leiden.
De leden van de GroenLinks-fractie bereiken berichten dat de door de agrarische tafel
voorgestelde zes pilots, welke zijn aangedragen om de complexiteit waarmee agrariërs
te maken hebben, te onderzoeken en hiervan te leren in de vervolgprocessen, door de
Minister van eenzijdig zijn gestopt. Klopt dat? Waarom is dit gebeurd en waarom is
daarover geen overleg geweest? Is de Minister bereid om deze pilots alsnog met de
nodige snelheid door te zetten? Ze blijken namelijk waardevolle lessen op te leveren.
Antwoord
Momenteel werkt de provincie Groningen, samen met de aardbevingsgemeenten en de Ministers
van EZK, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en BZK een
programmatische aanpak uit. Vooruitlopend op deze programmatische aanpak is door de
agrarische sector een zestal zaken aangedragen om nu alvast op te pakken en van te
leren. De aangedragen dossiers zijn uitermate complex en kennen een lange historie.
Mede daarom geven zij helaas geen representatief beeld van de agrarische problematiek.
Wel is er een aantal leerpunten uit gehaald die in het programma, dat nu wordt opgezet,
worden meegenomen. Tegelijkertijd wordt er onverkort doorgewerkt om in de pilotdossiers
tot een goede uitkomst te komen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de waarneming deelt, dat
kijkend naar het dashboard van de TCMG er sprake is van een verhoging van de intake
als het gaat om dossiers uit de agrarische en private sector, maar dat de definitieve
afhandeling niet evenredig toeneemt. Hoe wordt dit «gat» verklaard en welke stappen
worden ondernomen om sneller tot finale afhandeling te komen?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de
afhandeling van agrarische dossiers.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het oordeel is van de Minister op de
door de Agrotafel voorgestelde governancestructuur van de 3 A’s: Agroloket (melding
aan deskundige), Agroteam (technische specialisten) en Agrotafel (bestuurlijk sector/drie
overheidslagen). Deze leden vragen tevens waarom de uitvoerende organisaties NCG/TCMG
zo weinig beroep doen op het Agroteam. Is het in de ogen van de Minister mogelijk,
ook om de NCG/TCMG tijdelijk te ontlasten, dat de schadeopname door het Agroteam wordt
uitgevoerd en die vervolgens aan NCG/TCMG worden voorgelegd? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wat is er nu voor nodig om dit mogelijk te maken?
Antwoord
De Agrarische Tafel heeft in december 2018 een aantal aanbevelingen gedaan, die ik
op 16 januari 2019 met uw Kamer heeft gedeeld (Kamerstuk 33 529, nr. 552). Recent heeft de Agrarische Tafel een document opgeleverd waarin de stand van zaken
van deze eerder gedane aanbevelingen is opgenomen. Aan dat document is een nieuw signaal
toegevoegd namelijk het advies om een programmatische aanpak te ontwikkelen. Het doel
van deze programmatische aanpak is om kansen die schade en versterken kunnen bieden
voor het toekomstperspectief van de boeren in Groningen te verzilveren. Op 5 februari
heb ik uw Kamer per brief (Kamerstuk 33 529, nr. 722) geïnformeerd dat zal worden bekeken hoe deze aanbeveling voor een programmatische
aanpak vormgegeven kan worden, waarbij de Minister van LNV het Rijk vertegenwoordigt.
Inmiddels is afgesproken dat het programma onder regie van de provincie Groningen
tot stand zal komen.
De TCMG en NCG zijn door de overheid aangewezen organisaties die onafhankelijk van
NAM opereren en ook verantwoordelijk zijn voor de opnames en beoordeling van ook de
agrarische panden. Zij maken bij de beoordeling van agrarische panden gebruik van
expertbureaus. Deze expertisebureaus leveren onafhankelijke gespecialiseerde deskundigen.
Zoals aangegeven in antwoord op vraag van de CDA-fractie is het aantal schade-opname
experts voor agrariërs toegenomen. Op deze wijze kan de TCMG de schadeafhandeling
voor deze dossiers versnellen. Naar het gedachtegoed van de agrarische tafel wordt
in de ontwikkeling van de programmatische aanpak bezien hoe partijen elkaar kunnen
versterken in de uitvoering van hun taken.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister aan Sweco de opdracht heeft
gegeven om de bodemdaling te onderzoeken. Dit was ook een aanbeveling van de Agrarische
Tafel Groningen (ATG). Die stelde ook als voorwaarde dat er eerst een soort nulstand
zou worden vastgesteld, bij voorkeur zo dicht mogelijk op de begindatum van de gaswinning
(1960). Wordt er in dit onderzoek zo’n vertrekpunt (nulstand of nulmeting) gehanteerd?
Kan die ook al bekend worden gemaakt? Zo nee, hoe kan Sweco zinvol onderzoek doen
als er bodemdaling in de tijd niet afgezet wordt tegen een helder beginpunt? Maakt
de agrarische sector in Groningen zich terecht over het risico dat de extra ingestelde
onderzoeken naar de mestkelderproblematiek (panel TCMG) en de bodemdaling onderzoek
(Sweco) het gevaar van aantasting van het «bewijsvermoeden» in zich draagt? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, hoe kan dat risico verkleint worden?
Antwoord
Op verzoek van de Agrarische Tafel heeft EZK Sweco in november 2019 de opdracht gegeven
onderzoek te doen naar bodemdaling en schade aan drainagesystemen. Het onderzoek ziet
op de vraag of er causaal verband is tussen de bodemdaling/schade aan drainagesystemen
en de gaswinning in het Groningerveld en of Norg. Het onderzoek zit nog in de beginfase,
een eerste overleg met de begeleidingscommissie moet nog plaatsvinden. In de begeleidingscommissie,
waarin ook de agrarische sector vertegenwoordigd is, wordt besproken of een nulmeting
mogelijk is en zo ja, welk moment hiervoor zal worden gebruikt.
Zoals op 5 februari jl. aan uw Kamer per brief (Kamerstuk 33 529, nr. 722) is aangekondigd, heeft de TCMG mede na overleg met de agrarische sector een multidisciplinair
panel van deskundigen ingesteld. Dit panel zal een advies uitbrengen over de wijze
waarop de TCMG schade aan mestkelders dient te beoordelen. Het panel zal in haar advies
onder andere ingaan op mogelijke manieren om schade in mestkelders op te nemen en
de omstandigheden op basis waarvan geconcludeerd moet worden dat de schade redelijkerwijs
kan worden toegewezen aan de gaswinning in het Groningerveld. Het advies wordt voor
de zomer verwacht en door de TCMG met de agrarische sector besproken. De TCMG zal
deze onderzoeken gebruiken bij het vaststellen van haar werkwijze voor het opnemen
en beoordelen van schade aan mestkelders, drainage en bodemdaling.
Het bewijsvermoeden is vastgelegd in artikel 6:177a BW. Daarin is bepaald dat ten
aanzien van fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs
schade door bodembeweging als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk
ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt vermoed dat
die schade daardoor veroorzaakt is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat één
van beide onderzoeken zal leiden tot aantasting van dit artikel.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen, nu het er naar uit ziet dat de Kamer niet
alle stemmingen kan laten plaatsvinden, of het kabinet bereid is om de moties die
zij oordeel Kamer heeft gegeven ook al uit te gaan voeren. Geldt dat bijvoorbeeld
ook voor de motie van het lid Van der Lee over mogelijk maken dat het Adviescollege
Veiligheid Groningen (ACVG) zo nodig achteraf afwegingen kan toetsen (Kamerstuk 33 529, nr. 731), de motie van het lid Van der Lee en Agnes Mulder over het dashboard (Kamerstuk
33 529, nr. 730) en de motie van het lid Dik-Faber c.s. over advies van een wetenschappelijk panel
over mijnbouw en de Waddenzee (Kamerstuk
33 529, nr. 735)?
Antwoord
Ja. De bij het VAO Mijnbouw/Groningen van 11 maart jl. ingediende en op 1 april aangenomen
moties worden uitgevoerd.
De leden van de GroenLinks-fractie blijven van mening dat alle mijnbouwactiviteiten
onder de Waddenzee gestaakt dienen te worden. De Minister stelt als een van haar eisen
dat het winnen van zout onder de Waddenzee sowieso niet van start mag gaan als de
monitoring niet op orde is, maar wat betekent dat precies? Dient er sprake te zijn
van een «nulmeting» van het Wad waar mogelijk toch zout gewonnen gaat worden? Wordt
deze dan eerst goedgekeurd door de onafhankelijke Auditcommissie? Wordt er daarbij
ook bepaald wat de totaaloppervlakte van de droogvallende zeebodem deint te zijn om
vogelsoorten zoals de Kanoet. die daar voor hun voedsel van afhankelijk van zijn,
ook adequaat te kunnen beschermen? Hoe dan ook dient ESCO een door het SodM goedgekeurd
noodplan te hebben als de caverne onder de Waddenzee onverhoopt toch (deels) instort
zoals eerder al een keer op land gebeurde. Is het juist dat er zonder deze goedkeuring
er geen winning kan plaatsvinden onder Werelderfgoed Waddenzee en ligt er al een plan
dat aan alle eisen voldoet?
Antwoord
De monitoring, dat wil zeggen, de inwinning van de meetgegevens, de verwerking en
de analyse van de meetgegevens en de rapportages over de bevindingen dienen duidelijk
te maken dat, indien zich onvoorziene gevolgen voordoen van de zoutwinning, deze met
voldoende nauwkeurigheid kunnen worden waargenomen. Deze onvoorziene gevolgen betreffen
de eventuele bodemdaling en de mogelijke gevolgen daarvan op de natuur van het Waddengebied.
De Auditcommissie zoutwinning ziet toe op de kwaliteit van de monitoring en heeft
advies gegeven op methodologische verbeteringen van de analyse en de interpretatie
van de resultaten.
De eerste nulmeting over het monitoringsjaar 2018 heeft reeds plaatsgevonden en deze
wordt met een tweede nulmeting over het monitoringsjaar 2019 gecontinueerd. Het doel
van deze nulmetingen is om ervoor te zorgen dat het monitoringsprogramma volledig
en op een kwalitatief hoogstaand niveau is voordat daadwerkelijk zout gewonnen kan
worden. In mijn brief van 3 maart jl. (Kamerstuk 32 849, nr. 201) heb ik uw Kamer geïnformeerd over het advies van de Auditcommissie over deze nulmeting
2018. Vanaf de start van de zoutwinning wordt opnieuw jaarlijks gemonitord, maar dan
kan het om eventuele reële effecten gaan zoals mogelijk onvoorziene bodemdaling met
gevolgen voor het oppervlak van het wadplaatareaal. Het gaat nadrukkelijk om adviezen
van de Auditcommissie aan mij in mijn hoedanigheid van bevoegd gezag. Het is niet
de taak van de Auditcommissie om haar goedkeuring over de monitoringsrapporten uit
te spreken.
De totaaloppervlakte van de droogvallende wadplaten dient voldoende te zijn om de
draagkracht van het Natura 2000-gebied Waddenzee voor kanoet te garanderen. Dit is
de situatie zoals die aanwezig was ten tijde van de aanwijzing van het Natura 2000-gebied
Waddenzee. Op dit moment is er geen sprake van een afname van het areaal droogvallende
wadplaten, dat een knelpunt zou kunnen vormen voor het instandhoudingsdoel van de
kanoet. Overigens is niet het areaal droogvallende wadplaten bepalend voor de draagkracht
van de Waddenzee als leefgebied voor de kanoet, maar de hoeveelheid profijtelijk voedsel
in de vorm van in het areaal droogvallende wadplaten voorkomende schelpdieren. Om
te zorgen dat er voldoende draagkracht is dient het areaal droogvallende platen wel
in stand te blijven.
De Mijnbouwwet kent geen wettelijke verplichting tot een noodplan. De Mijnbouwwet
biedt waarborgen om schade aan mens en milieu te voorkomen. SodM ziet erop toe dat
een mijnbouwbedrijf de risico’s bij zoutwinning voldoende in kaart brengt en beheerst.
Bij de advisering over een winningsplan controleert SodM onder andere of te verwachten
valt dat nadelige gevolgen voor het milieu of de natuur ontstaan en adviseert mij
over eventueel noodzakelijke maatregelen ter voorkoming hiervan. De kans is klein
dat een zoutcaverne onder de Waddenzee instort. Ik acht het bovendien onwaarschijnlijk
dat een eventuele ongecontroleerde uitstroom van pekel en diesel in contact zal komen
met het milieu van de Waddenzee.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat op dinsdag 17 maart 2020 in Groningen drie
aardbevingen plaatsvonden. Juist in tijden van de coronacrisis is thuis zitten in
een kapot en onveilig huis extra beangstigend. Gedupeerden vangen zo dubbele klappen
op: van de coronacrisis en van de nog niet opgeloste crisis in Groningen. Erkent de
Minister dit? Is er een noodplan voor wat er moet gebeuren als er in tijden van de
coronacrisis een grotere aardbeving komt? De leden van de SP-fractie lezen in de brief
van 16 maart 2020 dat er als gevolg van het coronavirus voorlopig geen schade-opnames
zullen plaatsvinden. Zijn ook andere werkzaamheden bij alle verschillende betrokken
organisaties, instituten en instellingen uitgesteld? Welke vertraging wordt verwacht?
Antwoord
In verband met de uitbraak van het coronavirus wordt iedereen geacht zoveel mogelijk
thuis te blijven. Wanneer het, in het geval van een aardbeving, noodzakelijk is voor
de veiligheid dat mensen hun huis verlaten is dit vanzelfsprekend toegestaan. De veiligheidsregio
Groningen staat dag en nacht klaar in geval van calamiteiten. Wanneer er na een zware
aardbeving of een andere grote calamiteit grootschalige opvang nodig is, gelden in
Groningen dezelfde richtlijnen als in de rest van Nederland. Daarbij staat voorop
dat bij opvang wordt voldaan aan de richtlijnen die gelden voor het bestrijden van
het coronavirus. Hoe de opvang wordt geregeld, is afhankelijk van de situatie en het
is maatwerk per dorp. Op de site van de veiligheidsregio staat omschreven wat bewoners
kunnen doen wanneer zij gedurende een beving binnen of buiten zijn5. In geval van een acuut onveilige situatie kunnen bewoners deze melden bij de TCMG.
Zoals in antwoord op vraag van de VVD-fractie gemeld is het team AOS erop ingericht
om ook tijdens de coronacrisis adequaat op te treden. Voor het overige verwijs ik
u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de gevolgen van
de coronacrisis.
Voor leden van de SP-fractie is het onbestaanbaar dat de versterking en de parlementaire
enquête weer vertraging oplopen. Verwacht de Minister nog steeds de Wet vvoor de zomer
aan beide Kamers te kunnen aanbieden?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over de
planning van het wetsvoorstel versterken.
Over de versterking willen de leden van de SP-fractie een aantal vragen stellen. In
de media was te lezen dat NCG-medewerkers hun verhaal deden. Gedupeerde Groningers
dreigen uit het oog te worden verloren. Er heerst veel onrust en ontevredenheid in
de organisatie. Deze leden kijken hier niet raar van op. Eind 2016 werd er beloofd
dat er in vijf jaar alleen in de kern van het Groninger aardbevingsgebied 22.000 huizen
en 1500 gebouwen gecontroleerd op aardbevingsbestendigheid. Graag ontvangen de leden
van de SP-fractie een overzicht waarin de volgende vragen zijn verwerkt: hoeveel woningen
worden er in 2020 geïnspecteerd? Hoeveel worden er versterkt? Wat zijn de verwachtingen
voor de jaren daarna?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie over dit
onderwerp.
Wat is de stand van zaken betreffende de verschillende batches? Wanneer zijn de batches
1467, 1581 en 1588 afgerond? Hoe staat het met de aparte regelingen als «Heft in Eigen
Hand?» Welke regelingen/projecten zijn er precies nog meer? Hoeveel woningen zitten
daar in? Wanneer worden die afgerond?
Antwoord
Voor de stand van zaken per batch verwijs ik u graag naar de tabel in bijlage 16. Het moment van afronding van deze batches wordt bepaald door de gemeentelijke plannen.
De planning is dat deze in april worden gefinaliseerd.
Slechts 5 procent van de mensen met weinig schade en 14 procent van de mensen met
veel schade verwachten dat versterking aan hun huizen op enig moment wordt uitgevoerd.
Hoe gaat de Minister de versterking vlot trekken, dus hoe gaat deze Minister bewijzen
dat de 86–95% die niet gelooft dat er versterkt gaat worden, ongelijk heeft?
Antwoord
Voor de vraag over het vlot trekken van de versterking verwijs ik u naar de antwoorden
op vragen daarover van de leden van de fracties van VVD, CDA en D66.
Naar wij aannemen refereren de leden van de SP-fractie in deze vraag aan cijfers uit
het rapport van Gronings Perspectief De sociale impact van gaswinning in Groningen. Stand van zaken, metingen juni & september
2019 van 16 december 2019. Voor de volledigheid wijzen wij er op dat dit deel van het onderzoek
gaat over de vraag in hoeverre bewoners versterking van hun eigen woning nodig achten
en of zij verwachten dat hun eigen woning versterkt gaat worden. De reacties op deze
enquête hebben dus niet direct betrekking op de verwachtingen van bewoners ten aanzien
van de voortgang van de versterkingsoperatie in zijn geheel.
Wanneer komt nieuwe NPR?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie over de
NPR.
Ook willen de leden van de SP-fractie van de gelegenheid gebruik maken wederom duidelijk
te maken dat het zeer kwalijk is dat het kabinet de documenten en afspraken tussen
de NAM -Shell en Exxon- en de Staat geheim houdt. De Kamer moet de regering in het
openbaar kunnen controleren en dat frustreert de Minister op deze wijze. Deze leden
vragen het hierbij nogmaals: gaat de Minister alle afspraken die ze heeft gemaakt
in het Akkoord op Hoofdlijnen en het bijbehorende addendum openbaar maken, zodat de
gekozen volksvertegenwoordigers hun controlerende taak kunnen uitvoeren? Indien de
Minister dit wederom weigert hebben de leden een aantal technische vragen. Voor hoeveel
Nm3 gas is de NAM gecompenseerd? Hoeveel Nm3 gas blijft er daadwerkelijk achter in
het Groninger gasveld? Hoe ver zijn de onderhandelingen over het uiteindelijke bedrag
dat Shell en Exxon zullen ontvangen in totaal ter compensatie? Gaat de Minister een
arbitragezaak starten wanneer het compensatiebedrag te hoog uitvalt? Wat vindt de
Minister «te hoog»? Welk bedrag vindt de Minister acceptabel?
Antwoord
Ik vind openbaarheid belangrijk en streef naar maximale transparantie. Het Akkoord
op Hoofdlijnen (AoH) en de daaronder hangende overeenkomsten heb ik voor het grootste
deel openbaar gemaakt, met uitzondering van de passages die bedrijfsvertrouwelijke
informatie bevatten. Het interim- Akkoord heb ik geheel openbaar gemaakt. Daarnaast
heb ik uw Kamer aangeboden een vertrouwelijke briefing te geven. Voor zowel het interim-
Akkoord als nu het Addendum geldt dat ik de Kamer zoveel mogelijk betrek bij de onderhandelingen,
conform ook de aangenomen motie van de leden Nijboer en Otterloo (Kamerstuk 35 350, nr. 13). Dit heb ik gedaan middels een vertrouwelijke briefing en ik heb uw Kamer aangeboden
om ook later in het proces nogmaals vertrouwelijk te informeren. Daarnaast is er op
verzoek van uw Kamer een vertrouwelijk algemeen overleg geweest over de onderhandelingen.
Na het overeenkomen van een onderhandelaarsakkoord zal ik uw Kamer hier vertrouwelijk
over informeren en een definitieve overeenkomst zal ik – behoudens bedrijfsvertrouwelijke
informatie – weer met uw Kamer delen.
NAM is in het AoH niet gecompenseerd voor gederfde gasopbrengsten. Tijdens het AoH
is ervan uitgegaan dat 450 miljard Nm³ in de grond zou blijven. Op basis van de raming
die ten grondslag lag aan het interim- Akkoord komt daar nog 33 miljard Nm³ bovenop.
Afhankelijk van de ontwikkelingen in de toekomst kan het totaal aantal Nm³ gas dat
in de grond blijft zitten nog oplopen.
De onderhandelingen over de afspraken voor het sneller afbouwen van de gaswinning
lopen nog. In de vertrouwelijke briefing van 20 februari jl. heb ik samen met de Minister
van Financiën de stand van zaken besproken. Omdat de onderhandelingen momenteel lopen
kan ik hier verder geen uitspraken over doen.
De leden van de SP-fractie zijn blij te lezen dat het advies van de Commissie Immateriële
Schade een werkwijze voor het IMG adviseert dat «uitgaat van vertrouwen». Dat inwoners
van Groningen hun immateriële schade kunnen melden en die zonder langdurige procedure
gecompenseerd kunnen krijgen. Dat deze gedupeerden niet gewantrouwd worden, zoals
in voorgaande procedures steeds wel het geval is geweest. Hoe wordt gegarandeerd dat
Groningers inderdaad niet weer langdurig moeten wachten op waar ze gewoon recht op
hebben?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie over immateriële
schade.
Betreffende de raming van de gaswinning geven de leden van de SP-fractie aan dat ze
al sinds 2012 willen dat het Groninger gasveld minder gebruikt, dan wel gesloten zou
worden. Deze leden zijn blij dat de Minister en daarmee de regering dit twee jaar
geleden ook inzag. Wel hebben de leden hier een aantal vragen bij. Welke onderhandelingen
met de NAM zijn nodig om de gasopslag Norg open te houden? Tot wanneer lopen de huidige
afspraken? Is er sprake van dat deze gasopslag voortijdig sluit? De Minister gaat
toch niet wederom een financiële compensatie betalen wanneer de opslag langer open
moet blijven?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie over de
onderhandelingen met NAM ten aanzien van het open houden van de gasopslag in Norg.
Vervolgens staan de rapportages over de effecten van zout-, en gaswinning op de Waddenzee
op de agenda. De leden van de SP-fractie lazen dat de onafhankelijke Audit Commissie
zich afvraagt of het hand aan de kraan-principe wel effectief is om natuurschade in
de Waddenzee te voorkomen. Deze leden delen die zorgen. Zij vinden dat de natuur van
de Waddenzee beschermd moet worden. Is de Minister bereid zo snel mogelijk een onafhankelijk
advies aan het SodM te vragen en tot die tijd geen nieuwe vergunning af te geven voor
zout-, en gaswinningsplannen onder de Waddenzee? Graag zien deze leden dit antwoord
toegelicht.
Antwoord
De vraag van de Auditcommissie komt voort uit het niet gedefinieerd zijn van de rol
van het na-ijleffect in de hand aan de kraan-systematiek. Na afronding van de Long-term
subsidence studie (LTS) heb ik NAM opgedragen de nieuw ontwikkelde methode voor modelselectie
toe te passen op winning vanuit de gasvelden onder de oostelijke Waddenzee. Dit is
gedaan. De resultaten tonen aan dat bodemdaling door gaswinning, de daaraan toegekende
na-ijleffecten en de zeespiegelstijging nog steeds binnen de gebruiksruimte passen.
Daarnaast heb ik naar aanleiding van deze zorgen, die in eerdere debatten met uw Kamer
naar voren zijn gekomen, uw Kamer twee toezeggingen gedaan. De eerste toezegging is
dat ik uw Kamer een brief zal sturen waarin ik inga op de onderbouwing van het huidige
beleid ten aanzien van het voorkomen van negatieve effecten op de natuurwaarden in
het waddengebied als gevolg van gaswinning via het «hand aan de kraan» principe. Tevens
heb ik toegezegd de nieuwste inzichten omtrent zeespiegelstijging en na-ijl effecten
(lange termijngevolgen van gaswinning voor bodemdaling) daarbij te betrekken.
Daarnaast zal ik invulling geven aan de motie (Kamerstuk 33 529, nr. 739) van leden Dik-Faber (CU), Sienot (D66) en Van der lee (GL) en zal ik een wetenschappelijk
panel instellen dat de effectiviteit van het hand aan de kraan-principe om de natuurwaarden
in het waddengebied te beschermen zal beoordelen. Mijn voornemen is dat dit panel
nog eens alle onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan tegen het licht gaat
houden en hierover een oordeel geeft. Ik zal bij de vraagstelling en begeleiding in
ieder geval ook SodM, Deltares en het KNMI betrekken. De uitvoering van deze motie
is in gang gezet. Ik zal uw Kamer over de bevindingen van het panel uiterlijk 1 december
2020 informeren.
Indien operators bij het doen van aanvragen voor een vergunning zich houden aan de
wettelijke bepalingen en het vastgestelde beleid neem ik deze aanvragen in behandeling.
In de verdere procedure wordt advies gevraagd aan de in de Mijnbouwwet genoemde adviseurs.
Op basis van deze adviezen en een eigen oordeel kom ik tot een besluit. Ik zie gelet
op de zorgvuldigheid die hierbij in acht wordt genomen geen aanleiding procedures
op te schorten en geen vergunningen meer te verlenen.
In Kamervragen hebben de leden van de SP-fractie gevraagd naar de afhandeling van
oude schademeldingen door de Arbiter Bodembeweging. In de beantwoording staat dat
drie zaken met schade aan mestkelders pas in 2019 aangemeld zijn bij de Arbiter. Klopt
dat wel? Ook geeft de regering aan dat niet op individuele gevallen ingegaan wordt.
Bekend is dat het om zeer schrijnende gevallen gaat. Het kan en mag niet zo zijn dat
deze mensen, die in diepe ellende en financiële problemen zitten, overgeleverd gaan
worden aan nog meer bureaucratie. Voorrang bij de TCMG voor deze mensen betekent ook
voor anderen weer langer wachten. Deze leden vragen of de arbiters die deze zaken
onder hun hoede hebben, niet af kunnen maken. Inhoudelijk zitten zij er goed in en
levert het voor deze gedupeerden geen extra stress op. De «werkvoorraad» bij de TCMG
groeit al iedere week en is inmiddels opnieuw een heus stuwmeer.
Antwoord
Het klopt dat de Arbiter Bodembeweging in zijn brief van d.d. 10 maart jl. stelt dat
de drie mestkelder zaken in de loop van 2019 bij hem zijn aangemeld. Voor het overige
verwijs ik u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie over de
arbiter.
De leden van de SP-fractie lezen in de beantwoording van de vragen over de regeling
voor oude schades dat slechts 193 van de 6.199 «oude schades» zich hebben gemeld bij
de regeling. Slechts een minderheid van hen komt in aanmerking voor een vergoeding.
Op welke gronden vielen 101 verzoeken buiten de doelgroep? Wie heeft dat bepaald?
Slechts gedurende zeven weken hebben mensen bij het Provinciale loket alsnog een rechtvaardige
vergoeding aan kunnen vragen. Dit loket is inmiddels weer gesloten. Wat gaat de Minister
doen voor de mensen die zich niet hebben gemeld? Waarom benadert de Minister of de
provincie, deze mensen niet actief? Gaat de Minister dit alsnog doen? Was er voldoende
vertrouwen in de regeling? Is de Minister bereid alsnog met een regeling te komen
zonder invloed van de NAM? Wat gaat de Minister doen aan alle schadegevallen die voor
31 maart 2017 een aanbod van de NAM hebben geaccepteerd dat niet voldoende was om
schade te herstellen?
Antwoord
De provincie Groningen heeft bekeken of de ingediende verzoeken tot de doelgroep van
de regeling behoren. De genoemde 101 verzoeken voldoen om verschillende redenen niet
aan de voorwaarden van de regeling. 81 verzoeken kwamen niet in aanmerking voor een
inhoudelijke beoordeling omdat zij geen deel uitmaken van de resterende 6.199 gevallen
waarin NAM in de periode 5 maart 2018 tot 1 september 2018 een aanbod heeft gedaan.
20 van de 101 verzoeken worden afgewezen omdat de betreffende bewoners het aanbod
van NAM hebben afgewezen en zij zich aangemeld hadden voor een arbiterprocedure. De
bewoners die meenden dat het aanbod van NAM te laag is geweest, konden tot 1 maart
jl. een verzoek indienen. De provincie heeft de communicatie over deze regeling serieus
aangepakt. Daarin is zij bijgestaan door gemeenten en maatschappelijke organisaties.
De provincie kreeg dagelijks telefoontjes over de regeling en ondersteunde bewoners
bij hun verzoek. Er zijn geen signalen dat de regeling niet goed vindbaar en zichtbaar
is geweest. Bewoners konden dus zelf de afweging maken om een verzoek in te dienen.
De commissaris van de Koning en ik hebben dus vertrouwen in de door ons vormgegeven
regeling en nemen geen aanvullende acties om bewoners actief te benaderen. Aangezien
het een aanvullende vergoeding betrof van de zijde van NAM, deed NAM de eerste beoordeling.
Bij afwijzing op inhoudelijke gronden van de verzoeken die binnen de doelgroep van
de regeling vallen, was vooraf ingeregeld dat een onafhankelijke kostenexpert om een
definitief oordeel kan worden gevraagd. Echter, dit is tot dusver niet nodig gebleken.
De leden van de SP-fractie ook aandacht gevraagd middels Kamervragen en een motie
voor het gebouwensensorennetwerk van de NAM in Groningen. Deze leden delen de zorgen
die veel Groningers hebben bij het niet langer monitoren van gebouwen tijdens bodembeweging.
Het vertrouwen van deze mensen in de politiek is laag. Gesteund door het advies van
het SodM, zouden deze leden graag zien dat het netwerk behouden blijft. Het kunnen
zien aan welke grondbewegingen hun huis wordt blootgesteld, kan het vertrouwen van
inwoners in Groningen doen toenemen. Het verbaast deze leden zeer dat de Minister
dit in zijn verzamelbrief van 16 maart 2020 «geen concreet nut of toegevoegde waarde»
noemt. Zij zijn bezorgd dat door het technisch belang steeds boven het maatschappelijk
belang te stellen, dit kabinet de problemen in Groningen verdiept in plaats van oplost.
Hoeveel is het de Minister eigenlijk waard om een begin te maken van herstel van vertrouwen?
Graag zien de leden van de SP-fractie dan ook dat de Minister alsnog naar een mogelijkheid
zoekt om het beheer van het meetnetwerk over te nemen van de NAM en zo verder kennis
ontwikkelt en borgt in de regio, maar vooral Groningers het gevoel geeft dat ze er
toe doen. Het meetnetwerk in publiek bezit biedt een kans om onafhankelijke kennis
over bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten te behouden en te vergroten.
Fijn dat de Minister met het KNMI gaat kijken naar de meerwaarde wanneer inwoners
participeren in een meetnetwerk. Deze leden vragen de Minister daarnaast om zelf met
de Hanzehogeschool en de Rijksuniversiteit Groningen hierover in gesprek te gaan en
te onderzoeken welke kansen hier liggen. Wanneer de Minister besluit huidige route
toch door te zetten, hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen. Hoe wordt
het geregeld dat mensen de meter mogen behouden? Wanneer worden ze gevraagd of ze
het willen behouden? Moeten ze ervoor betalen of kost het de bewoners niets? Kan dat
simpel, de sensor verbinden met de pc of moet er een handleiding voor komen? Kan de
Minister de NAM ook eind april laten weten dat het verwijderen van de sensoren voortgezet
kan worden, zodat goed geïnventariseerd kan worden wie de sensor wel en wie niet wil
behouden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Zoals ik heb aangegeven in de brief van 16 maart jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 737), heeft het netwerk in huidige vorm geen meerwaarde als het gaat om de inzichten
die het op levert. Voor deelnemers die aangeven het prettig te vinden op hun eigen
sensor te kunnen zien aan welke grondbeweging hun woning is blootgesteld, bestaat
die meerwaarde wel. Met het oog daarop heb ik aangegeven dat deelnemers de sensor
mogen houden. Omdat participatie van bewoners bij metingen het vertrouwen kan vergroten,
heb ik daarnaast aangegeven met het KNMI in gesprek te zijn om participatie van bewoners
bij de monitoring van aardbevingen te bevorderen. Daarbij wordt in overleg met het
KNMI bekeken of het wenselijk is om daar ook andere organisaties bij te betrekken.
Als eigenaar van het netwerk zal NAM opnieuw contact opnemen met de deelnemers; NAM
benadert alle deelnemers individueel. Deelnemers krijgen van NAM de keus voor het
verwijderen van de sensor, of het overnemen ervan zodat de deelnemer deze kan behouden.
De sensor vormt dan geen onderdeel meer van een netwerk, maar kan door de deelnemer
wel uitgelezen worden voor effecten op zijn of haar huis. Als een deelnemer kiest
voor behouden, hoeft een deelnemer hier niet voor te betalen. Deelnemers ondertekenen
in dat geval een korte overdrachtsovereenkomst. De sensor valt vanaf dat moment onder
de verantwoordelijkheid van de deelnemer als nieuwe eigenaar. Voor de deelnemers die
de sensor willen behouden, zal NAM een schriftelijke toelichting verzorgen hoe de
sensor op de pc kan worden aangesloten. Daartoe vertaalt NAM de Engelstalige en technisch
ingewikkelde handleiding naar begrijpelijk Nederlands. Het aansluiten en functioneren
is echter verantwoordelijkheid van de (nieuwe) eigenaar, evenals eventueel onderhoud
en kalibratie of later alsnog verwijderen van de sensor. NAM staat hiermee definitief
op afstand. Zowel het verwijderen als het behouden van de sensor vindt altijd plaats
in overleg met de deelnemers.
De leden van de SP-fractie hebben ook Kamervragen over de bestemming van de NPG-gelden
ingediend. Allereerst volgen hier nog wat extra vragen: waar kan men het document
met uitgaven vinden, naast de lijst met projecten? Ook vragen deze hoe de uitgaven
van NPG-gelden in verhouding staan tot de voorwaarden dat de afhandeling van schade
goed afgehandeld moet worden en de versterking soepel moet lopen? Hoe staat het verder
met de algemene toekomstvisie die er zou zijn voordat deze gelden uitgegeven zouden
worden? Hoe luidt die visie?
Antwoord
Het Nationaal Programma Groningen is een samenwerkingsverband tussen Rijk, provincie
Groningen en aardbevingsgemeenten, dat werkt aan een goede toekomst voor elke Groninger,
jong en oud. Daarbij geldt dat het kabinet heeft besloten dat het Nationaal Programma
Groningen bestemd is voor de Groningers en dat Groningen zelf over de inzet van de
middelen gaat. Daarom hebben bijvoorbeeld de gemeenteraden van de aardbevingsgemeente
en provinciale staten in moeten stemmen met het programmakader en de financiële opbouw.
Het Rijk draagt waar mogelijk bij en neemt haar verantwoordelijkheid maar de Groningers
zelf, bedrijven, regionale overheden, en hun volksvertegenwoordigingen staan primair
aan de lat voor de ontwikkeling en uitvoering van het Nationaal Programma Groningen.
Het Nationaal Programma Groningen brengt mensen, ideeën, partijen en middelen samen
en bundelt de krachten van inwoners, organisaties, bedrijven en overheden. Dit doet
het programma concreet door projecten te ondersteunen voor, door en met Groningers,
gericht op de economie, leefbaarheid, werken en leren, natuur en klimaat.
Gedupeerde Groningers zullen dit onder andere merken door groei van werkgelegenheid,
of doordat de leefbaarheid van hun wijk of dorp toegenomen is omdat er investeringen
zijn gedaan in de openbare ruimte. Deze investeringen kennen een lange aanloop- en
implementatietijd. Daarom is gekozen om daar nu al in te investeren, want waar een
goede schade-afhandeling en versterking door het NPG-bestuur is aangemerkt als randvoorwaarde
voor het slagen van het Nationaal Programma Groningen, hoeft dit volgens dit bestuur
de start van dergelijke initiatieven niet tegen te houden. Om dezelfde reden is ook
besloten om elke gemeente en de provincie al in 2019 de mogelijkheid te geven om voor
15 miljoen euro urgente projecten in te dienen. Op de website van het NPG (www.nationaalprogrammagroningen.nl) staan projecten waar het programma tot nu in geïnvesteerd heeft. Bovendien wordt
er door het programmabureau momenteel de laatste hand gelegd aan het jaarverslag waarin
alle projecten vermeld staan, die ook uw Kamer zal ontvangen.
Daarnaast loopt vanuit het Nationaal Programma Groningen momenteel het project Toukomst,
waar 100 miljoen euro voor gereserveerd is. Op www.toukomst.nl kunnen Groningers grote ideeën voor de toekomst van de provincie Groningen insturen,
waarmee zij de toekomst van de provincie Groningen willen maken. Ook kunnen zij zich
aanmelden voor het Toukomstpanel, dat mede bepaalt aan welke projecten deze middelen
besteed zullen worden. Met de ideeën die met Toukomst opgehaald worden en alle gesprekken
die met de Groningers gevoerd worden gaat Nationaal Programma Groningen het volgende
doen:
– Toukomstprojecten: ideeën die elkaar versterken worden, samen met de indieners en
Groningers die aangegeven hebben dat ze mee willen denken, gebundeld tot grote projecten
die echt het verschil maken voor de toekomst van Groningen.
– Toukomstbeeld (toekomstvisie): op basis van de ingestuurde ideeën maakt wordt een
Toukomstbeeld voor Groningen – een samenhangende blik op de toekomst van Groningen,
gemaakt. Dit wordt geen omvangrijke beleidsnota en ook geen kaart van de provincie.
Het Toukomstbeeld kan als inspiratie dienen voor de programma’s van Nationaal Programma
Groningen en de visies die de gemeenten en de provincie gaan maken. Een voorbeeld
van hoe dit Toukomstbeeld eruit kan zien, is Panorama Nederland van de Rijksbouwmeester.
Vanwege de coronacrisis heeft het programmabureau aangegeven dat Toukomst vertraging
op zal lopen, aangezien verschillende bijeenkomsten met Groningers niet door kunnen
gaan. Zodra deze visie gereed is zal de Minister van BZK deze uw Kamer doen toekomen.
De beantwoording van de Kamervragen over het NPG heeft bij de leden van de SP-fractie
meer vragen opgeroepen dan beantwoord. Want in hoeverre is er sprake van participatie
door inwoners van Groningen? Wat wordt precies verstaan onder participatie? Wat wordt
precies verstaan onder proportionaliteit? Hoe worden de mensen om wiens toekomst het
zou moeten gaan betrokken bij de verdeling van de gelden? Hoeveel «gewone» inwoners
van Groningen zijn er gekozen in het bestuur van het NPG? Hoe onafhankelijk is dat
bestuur? Hoe weet dit bestuur wat gedupeerde Groningers nodig hebben om te profiteren
van verhoogde leefbaarheid? Wie zit er in de onafhankelijke beoordelingscommissie?
Hoe gaat het toetsen van projecten in zijn werk? Op welke wijze profiteren gedupeerde
Groningers van de brede welvaart die structureel wordt verhoogd in het gebied? Wie
zit er in de onafhankelijke partij, die ieder jaar de NPG evalueert? Is dat dezelfde
groep als de onafhankelijke beoordelingscommissie? Welk deel van 1.150 miljoen euro
wordt gebruikt voor de Toekomst-campagne, waar Groningers ideeën kunnen indienen?
Hoeveel van het geld gaat naar de gemeente Groningen? Hoeveel geld gaat er naar de
andere gemeenten?
Antwoord
Binnen het Nationaal Programma Groningen zijn de gemeenten en provincies verantwoordelijk
voor de besteding van het grootste deel van het startkapitaal van 1,15 miljard euro,
namelijk 805 miljoen euro. Het eerste deel hiervan (402,5 miljoen euro) is toegewezen
aan de aardbevingsgemeenten en de provincie Groningen (zie bijlage 27). Voor de volledigheid zie onderstaande tabel.
Tabel 1: Financiële opbouw Nationaal Programma Groningen
Organisatie
Bedrag (x1 miljoen euro)
Gemeente Eemsdelta
82
Gemeente Het HogeLand
38
Gemeente Midden-Groningen
48
Gemeente Oldambt
22
Gemeente Groningen
41
Provincie Groningen
173
N.B. bij de verdeling is vooruitgelopen op de aanstaande herindeling van de gemeenten
Loppersum, Delfzijl & Appingedam in de nieuw te vormen gemeente «Eemsdelta».
De resterende 402,5 miljoen wordt in 2023 toegewezen. Deze overheden stellen momenteel
samen met inwoners, gemeenteraden, provinciale staten en stakeholders programma's
op. Deze programma's worden door een onafhankelijke beoordelingscommissie getoetst
aan het programmakader en daarna voorgelegd aan het NPG-bestuur. Na goedkeuring door
het NPG-bestuur kan tot uitvoering overgegaan worden.
Bewonersparticipatie is hierbij van groot belang en één van de zes randvoorwaarden
waar de programma’s aan getoetst worden. De Minister van BZK ondersteunt dit waar
mogelijk. Een andere randvoorwaarde waar de leden van de SP-fractie naar vroegen was
proportionaliteit. Hiermee wordt bedoeld dat de gevraagde bijdrage voor projecten
in verhouding moet staan tot het doel. Daarnaast wordt gekeken of er maximaal gebruik
gemaakt wordt van een «hefboomfunctie» om vervolginvesteringen in de regio te realiseren.
Daarnaast zien enkele vragen van de leden van de SP-fractie op het bestuur van Nationaal
Programma Groningen, de onafhankelijke beoordelingscommissie en de partij die de evaluatie
uitvoert. Naast de betrokken overheden is er ook nadrukkelijk voor gekozen om maatschappelijke
partijen in het NPG-bestuur te plaatsen. Dat zijn bijvoorbeeld de voorzitter van het
College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen, de voorzitter van de Raad
van Commissarissen van Avebe en de secretaris van het Groninger Gasberaad (zie https://www.nationaalprogrammagroningen.nl/bestuur/ voor de volledige lijst van het bestuur NPG). Alle bestuursleden hebben diepe wortels
in de regio en een brede maatschappelijke achterban uit verschillende hoeken van de
samenleving. Om de kwaliteit van programma’s te borgen is verder een onafhankelijke
beoordelingscommissie noodzakelijk, die toetst op de vier ambities en zes randvoorwaarden
van het Nationaal Programma Groningen. Deze commissie zal binnenkort ingesteld worden.
De monitoring en evaluatie van het programma gebeurt jaarlijks door het samenwerkingsverband
van E&E-advies, het Sociaal Planbureau Groningen en Aletta Jacobs School of Public
Health van de Rijksuniversiteit Groningen.
Ook vragen de leden van de SP-fractie wie heeft bepaald dat er 40 miljoen euro naar
de zorgvisie aardbevingsbestendige zorg gaat. Gaat het allemaal naar het vastgoed?
Hoeveel versterkingsgeld is er van de NAM naar de zorgvisie aardbevingsbestendige
zorg gegaan? Wie draagt nog meer bij aan deze visie? Welke plannen liggen er nu klaar
om uitgevoerd te worden zodat mensen geholpen worden met gezondheidsproblemen? Wat
doet de Minister aan het wegnemen van deze stress?
Antwoord
Het bestuur van het Nationaal Programma Groningen, de zeven gemeenteraden van de aardbevingsgemeenten
en provinciale staten hebben in de «financiële opbouw» besloten dat het Nationaal
Programma Groningen 40 miljoen euro reserveert voor deze zorgvisie. Deze zorgvisie
gaat over zorg op grond van de Wet Langdurige Zorg die in het gebied geleverd werd
in 70 panden. Daarvan worden er 50 versterkt. Voor ruim 900 plaatsen (het equivalent
van 20 voormalige panden) vindt nieuwbouw plaats. De beschikbare middelen worden ingezet
voor de bouw van toekomst- en aardbevingsbestendige zorgpanden, voor zorginnovatie
en vernieuwing, voor de samenwerking tussen zorgsectoren en voor een samenwerking
van de zorgsectoren met het onderwijs. Andere partijen dragen het volgende bij: de
zorgpartijen 153 miljoen euro, het Ministerie van VWS draagt 40 miljoen euro bij en
garandeert de dekking van de geplande nieuwbouw. Het gesprek met NAM over een bedrag
voor de versterking van zorgpanden die worden vernieuwd, is nog niet afgerond. Voor
uw vragen over investeringen in de preventieve zorg met het oog op de sociale en emotionele
ondersteuning van inwoners verwijs ik naar de antwoorden op vragen van de leden van
de VVD op dit punt.
Waarom hebben de onderwijsinstellingen nog geen geld uit het NPG ontvangen? Wanneer
het over de toekomst van Groningen gaat, zou het onderwijs er toch juist bij betrokken
moeten worden?
Antwoord
De Minister van BZK deelt de mening van de leden van de SP-fractie dat het onderwijs
betrokken moet zijn bij Nationaal Programma Groningen. Vandaar dat de Rijksuniversiteit
Groningen vertegenwoordigd is in het NPG-bestuur. Ook worden de andere onderwijsinstellingen
nauw betrokken bij het opstellen van de programma's van bijvoorbeeld gemeenten en
provincie Groningen. De uitwerking van deze en andere programma’s wordt rond de zomer
verwacht (ook afhankelijk van de doorlooptijd van de coronacrisis) waarna middelen
van het Nationaal Programma Groningen naar verwachting gebruikt zullen worden om met
het Groningse onderwijsveld de toekomst van Groningers vorm te zullen geven.
Is de verwijzing naar vraag 9 bij vraag 10 een impliciete erkenning dat de New Energy
Coalition gedomineerd en geregisseerd en feitelijk geleid wordt door de fossiele bedrijven?
Zo nee, op welke manier is de New Energy Coalition dan betrokken bij de NPG? Welke
bedrijven zijn betrokken als partners bij aanvragen die door gemeenten en/of provincie
Groningen gedaan zijn?Waarom geeft de Minister geen antwoord op de vraag of er NPG-gelden
direct of indirect terechtkomen bij Shell of projecten waarbij Shell betrokken is?
Wanneer Shell betrokken is, op welke manier is dit dan? Wat is dan de bijdrage die
ze in Groningen leveren? Hoe en waar doen ze dat dan? De leden van de SP-fractie vinden
het volstrekt onacceptabel dat Shell ook hier weer een handje ophoudt.
Antwoord
In de antwoorden op de vragen van het lid Beckerman (Aanhangsel Handelingen II 2019/20,
nr. 2132) heeft de Minister van BZK aangegeven dat de New Energy Coalition als partner betrokken
is bij drie projecten. Dit had geenszins betrekking op de governance van de New Energy
Coalition. Er is geen directe (subsidie)relatie tussen de New Energy Coalition en
het Nationaal Programma Groningen. De leden van de SP-fractie vroegen voorts welke
bedrijven als partner betrokken zijn bij aanvragen door gemeenten en/of provincie
Groningen. Op www.nationaalprogrammagroningen.nl/projecten kunt u per project zien welke partners erbij betrokken zijn. Doordat er al 100 projecten
onder het Nationaal Programma Groningen vallen is het niet mogelijk daar in deze beantwoording
een overzicht van te geven Tenslotte waren er nog vervolgvragen over de betrokkenheid
van Shell bij het Nationaal Programma Groningen. Shell heeft geen gelden ontvangen
vanuit het Nationaal Programma Groningen en is ook niet als partner betrokken bij
het Nationaal Programma Groningen.
De leden van de SP-fractie hebben ook een vraag over de waardedalingscompensatie.
Door met postcodes te werken, bestaat de kans dat mensen die redelijk dicht bij elkaar
wonen, een redelijk verschillend percentage compensatie krijgen. Is de Minister bereid
te kijken naar een rechtvaardiger manier van compensatie voor de waardedaling van
woningen van mensen?
Antwoord
Zoals ik uw Kamer op 14 november 2019 per brief (Kamerstuk 33 529, nr. 696) heb laten weten heb ik het advies van de adviescommissie waardedaling woningen aardbevingsgebied
Groningen ter beschikking gesteld aan de kwartiermaker IMG. De kwartiermaker IMG zal
voorafgaand aan de oprichting van het IMG een werkwijze om schade als gevolg van waardedaling
van woningen af te handelen publiceren. Gelet op de onafhankelijkheid van het IMG
past het mij niet om inhoudelijke uitspraken te doen over deze werkwijze.
Ook willen de leden van de SP-fractie vragen naar de nulmeting. Alle huizen van mensen
die de stuwmeerregeling hebben geaccepteerd, moesten een nulmeting ondergaan. Hoeveel
huizen hebben die nulmeting inmiddels gehad? Hoeveel moeten er dan nog? Tevens vragen
deze leden welke resultaten hieruit zijn gekomen. Wat was het gemiddelde schadebedrag
per meting? Wat was het totale schadebedrag? Kan de Minister daar iets over zeggen?
Vallen er conclusies te trekken uit die resultaten? Zo ja, welke? Is de betrokken
gedupeerden gevraagd hoe ze de regeling hebben ervaren? Is de Minister bereidt dat
alsnog te doen?
Antwoord
De nulmeting in het kader van de Stuwmeerregeling dient niet, zoals wel het geval
is bij een reguliere schade-opname, als een beoordeling van de schade of de kosten
van het herstel. De nulmeting wordt enkel gebruikt om vast te leggen welke schade
met de Stuwmeerregeling is vergoed. Dit om nieuwe schade in de toekomst van deze schade
te kunnen onderscheiden. Op dit moment heeft er in totaal op 7480 adressen een nulmeting
in het kader van de Stuwmeerregeling plaatsgevonden. Van dit aantal zijn voor 7.163
adressen de rapporten reeds opgeleverd aan aanvragers (317 wachten nog op rapport).
Door de gevolgen van de coronacrisis zijn 37 geplande opnames voor een nulmeting geannuleerd.
Dit brengt het totaal aantal adressen waarvoor nog een afspraak voor een nulmeting
gemaakt moet worden op 140. Er heeft geen algemeen klanttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden
ten aanzien van de Stuwmeerregeling. Wel heeft de TCMG ten tijde van de Stuwmeerregeling
de vinger aan de pols gehouden en signalen ontvangen, bijvoorbeeld via schademelders
zelf en diens zaakbegeleiders. Het algemene beeld hieruit is dat de keuze voor de
Stuwmeerregeling met name heeft geleid tot zekerheid en snelheid, dit veelal tot tevredenheid
van de betrokkenen. Ten algemene voert de TCMG klanttevredenheidsonderzoeken onder
schademelders uit. De resultaten daarvan zijn in het op 23 maart jl. gepubliceerde
jaarverslag opgenomen.8
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over mensen die inmiddels bezig zijn
met de versterking. Is het de Minister bekend dat de NCG de rekeningen van aannemers
niet betaalt? Dat er mensen nu in financiële problemen komen daardoor? Weet de Minister
dat de huur van woonunits, waar mensen tijdens versterking in wonen, niet wordt betaald?
Wat gaat de Minister op welke termijn doen om dit soort toestanden te voorkomen?
Antwoord
De NCG betaalt – met ingang van 1 januari 2020 – alle facturen voor de uitvoering
van versterkingen en tijdelijke huisvesting. Er zijn mij geen betalingsachterstanden
bekend.
Dan willen de leden van de SP-fractie ook nog aandacht vragen de functie van WIJ-teams
in het aardbevingsgebied in Groningen. Er staan veel wisselwoningen leeg, omdat de
versterking niet op gang komt. Het WIJ-team bepaalt mede of mensen die in hun onveilige
bang zijn, wel of niet in zo’n wisselwoning mogen, terwijl de huisarts bereid is deze
mensen te helpen door het schrijven van een indicatie. Deze leden kunnen zich goed
voorstellen dat deze teams heel goed inzetbaar kunnen zijn in verlagen van stressfactoren,
die gedupeerden al voldoende hebben. Het zou contraproductief zijn wanneer er extra
stress aan toegevoegd wordt.
Ten slotte willen de leden van de SP-fractie nog vragen naar depotovereenkomsten.
Anders dan de Minister in zijn beantwoording liet weten, waren er wel degelijk gedupeerden
die door de overgang van het Centrum Veilig Wonen (CVW) naar de NCG niet tot het tekenen
van een depotovereenkomst kwamen. Graag willen deze leden weten in hoeveel gevallen
dit heeft gespeeld en in hoeveel gevallen het nu nog speelt.
Antwoord
Er zijn 15 adressen die in de transitie van de taken van het CVW naar het Rijk in
beeld waren voor een depotovereenkomst. Zoals aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen
van 5 februari 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1623) had de NCG de voorkeur om te werken met voorschotbetalingen, in afwachting van een
publieke regeling, met als doel de voortgang van de versterkingsopgave te kunnen garanderen.
In een aantal gevallen hebben bewoners die al in een vergevorderd stadium waren gevraagd
of er toch geen mogelijkheid zou zijn om vooruitlopend op de definitieve regeling
met een depot te werken in plaats van een voorschotregeling. Dat is alsnog mogelijk
gemaakt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over de gaswinning in het waddengebied,
zeker als het gaat om nieuwe projecten. Het blijkt met de huidige meetmethodes niet
goed mogelijk om het effect van huidige winning op toekomstige bodemdaling in te schatten.
In zijn reactie op het rapport van de auditcommissie gaat de Minister hier slechts
beperkt op in. Is de Minister bereid om met een uitgebreider reactie te komen, in
samenspraak met het SodM? Deze slecht in te schatten toekomstige daling kan ook gevolgen
hebben voor het hand aan de kraan-principe, dat er immers van uitgaat dat per direct
gestuurd kan worden. Op welke wijze gaat de Minister dit ondervangen en is de Minister
bereid het hand aan de kraan-principe te heroverwegen? Voorts zijn er plannen voor
meer zoutwinning onder het Waddenzeegebied. Hoe is verzekerd dat de meetmethodes op
orde zijn en hoe wordt milieuschade als gevolg van mijnbouwstapeling zoveel mogelijk
voorkomen?
Antwoord
De huidige metingen van de bodemdaling in de diepe ondergrond door gaswinning geven
een nauwkeurig beeld van de bodemdaling onder de Waddenzee. Omgerekend naar het gemiddelde
wordt de bodemdalingssnelheid tot op enkele tienden van millimeters per jaar nauwkeurig
bepaald. Dit moet in verhouding worden gezien tot de jaarlijkse variatie in de waterstanden
die enkele decimeters bedraagt. De nauwkeurige metingen aan de bodemdaling van de
ondergrond door gaswinning hebben ook geleid tot steeds betere voorspellingen van
de toekomstige bodemdaling door gaswinning, met inbegrip van de na-ijleffecten. Zowel
op de metingen, als op de voorspellingen wordt toegezien door SodM en hierover zijn
uitgebreide rapportages beschikbaar.
Ook op de metingen van de bodemdaling door de zoutwinning wordt toegezien door het
SodM. Dit toezicht heeft ook betrekking op de toekomstige winning van zout onder de
Waddenzee.
Daarnaast zal ik invulling geven aan de motie (Kamerstuk 33 529, nr. 739) van de leden Dik-Faber (CU), Sienot (D66) en Van der Lee (GL) en zal ik een wetenschappelijk
panel instellen dat de effectiviteit van het hand aan de kraan-principe om de natuurwaarden
in het waddengebied te beschermen zal beoordelen. Mijn voornemen is dat dit panel
nog eens alle onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan tegen het licht gaat
houden en hierover een oordeel geeft. Ik zal bij de vraagstelling en begeleiding in
ieder geval ook SodM, Deltares en KNMI betrekken. De uitvoering van deze motie is
in gang gezet. Ik zal uw Kamer over de bevindingen van het panel uiterlijk 1 december
2020 informeren.
Bij de gebruiksruimteberekening voor bodemdaling door de winning van diepe delfstoffen,
als onderdeel van de hand aan de kraan-systematiek, wordt de bodemdaling als gevolg
alle diepe delfstoffenwinning (gas en zout) gestapeld, om vast te stellen of het meegroeivermogen
niet wordt overschreden, ook in de toekomstige situatie met versnelde zeespiegelstijging.
SodM houdt toezicht op de uitvoering van de winningsplannen en de meetplannen. In
het kader van het meetplan worden alle metingen gericht op het in kaart brengen van
de feitelijke bodemdaling aan SodM toegestuurd. Ook houdt SodM in het kader van het
winningsplan toezicht op de bodemdalingsvoorspellingen als vastgelegd in het winningsplan
mede in samenhang met de uitkomsten van de LTS-studie.
De leden van de PvdA-fractie maken zich grote zorgen over de gevolgen van de mijnbouw
in de omgeving Pieterzijl. De aardbevingsschade is inmiddels aanzienlijk, en ook wordt
overlast ervaren van de mijnbouw. Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat
ook recht wordt gedaan aan de mensen met aardbevingsschade in Pieterzijl, en is de
Minister bereid met alle betrokken instanties om de tafel te zitten om deze mensen
zo snel mogelijk te helpen? Hoe wordt eventuele bodemschade en grondwatervervuiling
als gevolg van fracken gemonitord? Is de Minister bereid de motie van het lid Nijboer
(PvdA) die vraagt ook mensen in Pieterzijl recht et doen uit te voeren, omdat de Minister
deze motie oordeel Kamer gaf in het debat?
Antwoord
Pieterzijl (gemeente Westerkwartier) ligt in Groningen op de grens met provincie Friesland.
Pieterzijl ligt in de invloedssfeer van het kleine gasveld Pieterzijl-Oost en de gasopslag
Grijpskerk. Om recht te doen aan alle gevallen van mijnbouwschade waaronder die in
Pieterzijl, heb ik een schadeprotocol opgesteld waaraan de sector zich heeft geconformeerd.
Tot de instelling van de Commissie Mijnbouwschade die voorzien is per 1 juli 2020,
heeft NAM aangegeven conform het schadeprotocol te handelen. Dit geldt dus ook voor
schademeldingen uit Pieterzijl. Ik ben voorts nagegaan bij de TCMG in hoeverre daar
veel schademeldingen zijn gedaan. Sinds de oprichting van de TCMG zijn een beperkt
aantal schademeldingen gedaan. De meerderheid daarvan is reeds afgehandeld. In lijn
met de motie met Kamerstuk 33 529, nr. 729 van het lid Nijboer (PvdA) heb ik de situatie in Pieterzijl onder de aandacht gebracht
bij de TCMG en de betrokken exploitanten van de kleine velden.
Om het gas beter te laten toestromen heeft NAM in het winningsplan Pieterzijl de mogelijkheid
tot fracken beschreven. Als NAM in het gasveld Pieterzijl-Oost daadwerkelijk wil gaan
fracken moet NAM hiervoor een werkprogramma en een veiligheids- en gezondheidsdocument
indienen bij SodM. SodM zal tevens toezicht houden op de frackoperaties.
Uit onderzoek van zowel SodM als TNO is gebleken dat er bij de ruim 350 frackoperaties
die de afgelopen decennia geen effecten op natuur en milieu zijn geconstateerd. Er
wordt dan ook geen bodemschade of grondwatervervuiling verwacht. Als het fracken volgens
het werkprogramma verloopt en er ook anderszins geen gebeurtenissen zijn die daartoe
aanleiding geven, volstaat de monitoring van het grondwater en grondwaterkwaliteit
met het Provinciaal Meetnet Grondwaterkwaliteit.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe ver de kwartiermaker IMG met zijn werkzaamheden
is en hoe een soepele overgang van TCMG naar IMG wordt verzekerd. Waarom heeft IMG
nog geen website? Gaat schadeafhandeling op dit moment door, en hoeveel afhandelingen
zijn er tot nu toe dit kalenderjaar behandeld? In hoeverre beïnvloedt de situatie
met het coronavirus de schadeafhandeling? Hoe wordt verzekerd dat zowel bestaande
meldingen als nieuwe meldingen voortvarend worden behandeld?
Antwoord
De kwartiermaker IMG ligt op schema om een soepele overgang te kunnen waarborgen van
TCMG naar IMG, waarbij het grootste deel van wat er ter uitvoering van de wet geregeld
moet worden al in ontwerp gereed is. De belangrijkste wijzigingen voor de Groningers
bij de overgang van TCMG naar IMG zijn de extra taken en bevoegdheden van het IMG
(zoals bijvoorbeeld immateriële schade en schade door waardedaling). Uitgangspunten
bij de communicatie over het IMG zijn het voorkomen van verwarring door de indruk
te wekken dat er een nieuwe organisatie bijkomt, het gebruikmaken van de bekendheid
van de TCMG en van een voorzichtig groeiend vertrouwen in de TCMG in de regio. Daarom
wordt ingezet op maximale herkenbaarheid. In de uitingen zoals het logo en de huisstijl
zullen de wijzigingen dan ook minimaal zijn. Zo behoudt de website de URL www.schadedoormijnbouw.nl. In de komende maanden worden de Groningers via verschillende kanalen en middelen
geïnformeerd over de start en de uitbreiding van taken en bevoegdheden van het IMG.
Voor het antwoord op de corona vraag verwijs ik u naar het antwoord op de vragen van
de VVD-fractie.
Agrariërs en andere ondernemers zitten al tijden in de rats en hebben nog altijd geen
duidelijkheid. Daar komt voor sectoren als horeca, hotels, cultuur, recreatie vanwege
corona het voor de kiezen krijgen. De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer zij
nou eindelijk worden geholpen.
Antwoord
De TCMG heeft aangegeven te zijn gestart met een kleinschalige proef met schade-opnames
op afstand via smartphone of tablet bij woningen. Een onafhankelijke deskundige en
een zaakbegeleider kijken dan live via de camera met een bewoner mee. Daarnaast stuurt
de TCMG weer deskundigen op pad voor schade-opnames in grote, nu leegstaande panden,
zoals horeca, grote winkelpanden, kerken- en schoolgebouwen. Ik verwijs u naar de
antwoorden op de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie en CDA-fractie over
de afhandeling van schademeldingen bij agrariërs. Voor het antwoord op de corona vraag
verwijs ik u naar het antwoord op de vragen van de VVD-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brieven van het kabinet over het afbouwen van de gaswinning in Groningen en het afhandelen
van de materiële en immateriële schade. Deze leden hebben op een aantal punten nog
vragen aan het kabinet. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het goed dat er
voortgang wordt gemaakt met het vergoeden van immateriële schade. Dit kan niet al
het leed wegnemen, maar is wel een vorm van erkenning voor het leed dat Groningen
is aangedaan, zoals ook door de Minister is omschreven. Bij immateriële schade zal
het gaan om een grote diversiteit aan schadeverzoeken, variërend van gederfde inkomsten
tot psychisch leed. De Minister schrijft over een spanningsveld tussen een grote hoeveelheid
aanvragen en de behoefte aan een maatwerkaanpak. Hoe wordt omgegaan met dit spanningsveld,
mede in het licht van de diversiteit aan aanvragen? Wordt bij immateriële schade uitgegaan
van het bewijsvermoeden? Zo niet, op welke manier wil de Minister voorkomen dat bewoners
– in het bijzonder mensen met gezondheidsschade – een juridisch traject in worden
gezogen? Op welke manier wordt in de regeling aandacht besteed aan gezondheidsschade
van mensen? Is het realistisch dat alle bewoners worden uitgenodigd om hun verhaal
te doen? Op welke manier wordt dit vormgegeven? Wordt bij het vormgeven van de regeling
voor het vergoeden van immateriële schade ook contact gezocht met de onderzoekers
van de Rijksuniversiteit Groningen, die het Gronings Perspectief hebben opgesteld?
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie en PVV-fractie
over immateriële schade.
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over mijnbouwactiviteiten in
UNESCO werelderfgoed het Waddengebied, meer specifiek over de toepassing van het hand
aan de kraan-principe. Hierbij wordt uitgegaan van drie parameters: sedimentatiesnelheid,
bodemdalingssnelheid en zeelspiegelstijging. Hierover zijn nieuwe inzichten ontstaan.
Allereerst constateert de NAM zelf in een rapport van juli 2019 dat sprake is van
een (veel) langer na-ijleffect dan waar oorspronkelijk rekening mee werd gehouden.
In hetzelfde rapport worden twijfels geuit over de houdbaarheid van het hand aan de
kraan-principe als bepaalde scenario’s voor zeespiegelstijging werkelijkheid worden.
Voorts zijn door de Auditcommissie kritische kanttekeningen geplaatst bij het hand-aan-de-kraan
principe (rapport december 2019). Op basis daarvan zou volgens deze leden geconcludeerd
moeten worden dat het hand-aan-de-kraan principe niet langer kan garanderen dat hiermee
de natuur voldoende beschermd wordt. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de
Minister om een onafhankelijke commissie integraal onderzoek naar het hand aan de
kraan-principe in relatie tot nieuwe informatie over zeespiegelstijging en bodemdaling
te laten uitvoeren, waarin vertegenwoordigers van in ieder geval SodM, KNMI en UNESCO
een plek zouden moeten hebben. Is de Minister bereid een dergelijke onderzoekscommissie
in te stellen? Is de Minister bereid in afwachting van het onderzoeksresultaat geen
nieuwe vergunningen voor mijnbouwactiviteiten in het Waddengebied te verstrekken?
Wanneer gaat de Minister in gesprek met de Waddenvereniging?
Antwoord
Ik zal conform de motie (Kamerstuk 33 529, nr. 739) van de leden Dik-Faber (CU), Sienot (D66) en Van der Lee (GL) een wetenschappelijk
panel instellen dat de effectiviteit van de hand aan de kraan om de natuur van Werelderfgoed
Waddenzee te beschermen beoordeelt. Ik ben voornemens een panel in te stellen dat
nog eens alle onderzoeken die de afgelopen jaren zijn gedaan tegen het licht te houden
en hierover een oordeel te geven. Ik zal bij de vraagstelling en begeleiding ook SodM,
Deltares en het KNMI betrekken en tevens bekijken welke rol UNESCO hierin kan spelen.
De uitvoering van deze motie is in gang gezet. Ik zal uw Kamer over de bevindingen
van het panel uiterlijk 1 december 2020 informeren.
Indien operators bij het doen van aanvragen voor een vergunning zich houden aan de
wettelijke bepalingen en het vastgestelde beleid neem ik deze aanvragen in behandeling.
In de verdere procedure wordt advies gevraagd aan de in de Mijnbouwwet genoemde adviseurs.
Op basis van deze adviezen en een eigen oordeel kom ik tot een besluit. Ik zie gelet
op de zorgvuldigheid die hierbij in acht wordt genomen geen aanleiding procedures
op te schorten en geen vergunningen meer te verlenen.
Op het ogenblik wordt er gezocht naar een datum voor gesprek tussen mij en de Waddenvereniging.
Daarbij zullen dan de rapportages van de Auditcommissies, de brief met de wetenschappelijke
onderbouwing van het hand aan de kraan-beleid en de instelling van het wetenschappelijke
panel besproken kunnen worden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke effecten het coronavirus heeft op
de schadeafhandeling en versterking. Deze leden hebben begrip voor de situatie, maar
vragen hierover in ieder geval duidelijk te communiceren met bewoners en reële verwachtingen
te schetsen, omdat ook al vóór de huidige crisissituatie te vaak is gebleken dat mensen
in onzekerheid verkeren over wat er met hun huis gaat gebeuren.
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie over de
coronacrisis.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien graag dat het Wetsvoorstel Versterking Groningen
wordt aangemerkt als urgent, waardoor dit met voorrang behandeld kan worden zodra
dit gezien de omstandigheden rond het coronavirus mogelijk is. De komende weken en
maanden zijn uiterst onzeker. De parlementaire enquête blijft echter van belang.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief en bijbehorende stukken
over de zout- en gaswinning onder de Waddenzee en hebben een groot aantal vragen over
de kabinetsinzet. De leden PvdD-fractie maken zich zorgen om de kwetsbare natuur in
het Waddengebied en het huidige overheidsbeleid neemt die zorgen niet weg. Een gebied
dat wordt gekenmerkt door een unieke dynamiek waarbij de kleinste verschillen (bijvoorbeeld
het wel of niet droogvallen van wadplaten) letterlijk van levensbelang zijn. Deze
leden zijn van mening dat het ondernemen van economische activiteiten waarbij schadelijke
effecten ingecalculeerd zijn in zo’n gebied onverstandig en dus zeer ongewenst is.
Zij zijn ook van mening dat het onverstandig en dus zeer ongewenst is een activiteit
te ondernemen die schade veroorzaakt en die niet meer gestopt kan worden wanneer de
schadelijke effecten voor de natuur uit de hand lopen. Zij zijn verder van mening
dat het onverstandig en dus zeer ongewenst is een economische activiteit te ondernemen
die ingrijpt op juist dat aspect dat dit gebied zo uniek maakt (zijnde de delicate
bodembalans). Zij roepen de Minister daarom op de Waddenzee te respecteren en zo snel
als mogelijk te stoppen met de gas- en zoutwinning onder de Waddenzee. De leden PvdD-fractie
constateren dat de Minister in zijn brief stelt dat er geen negatieve gevolgen mogen
optreden voor de beschermde natuurwaarden in het Waddengebied. Allereerst vragen deze
leden of de Minister de mening deelt dat alle effecten dan met zekerheid in beeld
moeten zijn voordat economische activiteiten overwogen kunnen worden. Is de Minister
van mening dat alle effecten op de beschermde natuurwaarden van de Waddenzee op dit
moment in beeld zijn? Indien dat niet het geval is, deelt de Minister dan de mening
dat vervolgonderzoek nodig is en er tot die tijd niet geboord kan worden? Hoe garandeert
de Minister anders dat er geen negatieve gevolgen zijn als niet alle gevolgen in beeld
zijn?
Antwoord
De relevante parameters zijn voldoende in beeld om mogelijk effecten op de beschermde
natuurwaarden ten gevolge van de vergunde activiteiten in beeld te hebben en te houden.
Ook het signaal dat er relatief lagere aantallen van een vogelsoort in het gaswinningsgebied
zijn geteld in vergelijking met elders in het waddengebied is niet direct bepalend
voor een antwoord op de vraag of de draagkracht van het systeem voor die soort dan
voldoende is. Wel betekent een dergelijke signaal veelal dat er vervolgonderzoek naar
verklarende factoren voor bijvoorbeeld lagere aantallen nodig is.
Daarbij blijft voor alle (economische) activiteiten, die een mogelijke significant
negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden in het waddengebied, gelden
dat vast dient te staan dat daar geen sprake van is. Bij het optreden van dergelijke
effecten wordt geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming verleend. Zowel
voor de bestaande gaswinning onder de oostelijke Waddenzee als voor de zoutwinning
onder de Waddenzee zijn onherroepelijke vergunningen op grond van de Wet natuurbescherming
verleend. De meet- en monitoringsactiviteiten op grond van de Mijnbouwwet en de Wet
natuurbescherming en de onafhankelijke advisering daarover door de betreffende Auditcommissies
zijn voldoende waarborgen om effecten tijdig in beeld te krijgen om zo nodig het hand
aan de kraan-principe toe te passen.
Is de Minister van mening dat al deze effecten voldoende nauwkeurig gemonitord worden
en kunnen worden? Is de Minister van mening dat er wel schadelijke gevolgen mogen
optreden voor natuurwaarden die niet expliciet beschermd zijn? Zo ja, hoe zijn niet
beschermde natuurwaarden en wel beschermde natuurwaarden volgens de Minister los van
elkaar te bezien in een complex ecosysteem als het Waddengebied?
Antwoord
Ja, ik ben van mening dat alle relevante parameters adequaat gemonitord kunnen worden.
Uitgangspunt is dat de staat van instandhouding van de doelen van het Natura 2000-gebied
in stand worden gehouden indien deze gunstig is of hersteld indien deze ongunstig
is.
De leden PvdD-fractie lezen in de brief van de Minister dat voor mei 2020 de tweede
nulmetingsrapportage (monitoringsjaar 2019) opgeleverd gaat worden. Kan de Minister
aangeven hoe de twee nulmetingen voor een trendanalyse gebruikt gaan worden als de
Auditcommissie over de nulmetingsrapportage monitoringsjaar 2018 stelt dat «de bruikbaarheid
van een deel van de metingen nog onvoldoende is»?
Wat is de reactie van de Minister op deze conclusie? Hoeveel rapportages zijn er volgens
de Minister nodig om voldoende betrouwbare trends te kunnen bepalen?
Antwoord
Frisia gebruikt de tijd voorafgaande aan zoutwinning om tot een goede monitoring te
komen. De trends worden bepaald op basis van de beschikbare meetgegevens over een
langere periode en dat betreft veelal meer dan twee nulmetingen. De rapportage, die
Frisia in mei 2020 moet opleveren over het monitoringsjaar 2019, zal een uitbreiding
en verbetering bevatten van de nulmeting over het monitoringsjaar 2018 zoals deze
nu in een herziene versie bij de Auditcommissie zoutwinning voorligt. De verbetering
wordt uitgevoerd op basis van de adviezen van de Auditcommissie. Ik zie er op toe
dat Frisia niet start met de winning voordat Frisia de nulmetingen volledig op orde
heeft en deze aan alle gestelde kwaliteitseisen voldoen.
De leden PvdD-fractie vragen of de Minister de mening van de Auditcommissie deelt
dat de nulmetingsrapportage over monitoringsjaar 2018 onvoldoende bruikbaar is om
negatieve effecten te kunnen aantonen of uitsluiten. Welke redenen ziet de Minister
om te verwachten dat er in de komende jaren wel voldoende bruikbare monitoringsrapportages
komen om negatieve effecten te kunnen aantonen en vooral te kunnen uitsluiten? Is
de Minister met deze leden van mening dat het vereiste kennisniveau om een negatief
effect te kunnen uitsluiten vele malen hoger is dan het vereiste kennisniveau om een
negatief effect te kunnen aantonen? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven
of negatieve effecten moeten kunnen worden uitgesloten (zoals de Minister schrijft)
of dat deze «redelijkerwijs» moeten kunnen worden uitgesloten (zoals de auditcommissie
schrijft)? Wie bepaalt in dat laatste geval de «redelijkheid»? Deelt de Minister de
mening dat wanneer niet alle negatieve effecten gemonitord en uitgesloten kunnen worden
een hand-aan-de-kraan-principe dus ook geen optie is?
Antwoord
De monitoring is uitgevoerd conform de toestemmingsbesluiten op grond van de Mijnbouwwet
en de Wet natuurbescherming. De Auditcommissie heeft bruikbare adviezen gegeven op
basis waarvan de kwaliteit van de monitoringsrapportage verbeterd kan worden. Dit
is reeds gebeurd in de herziene versie van de rapportage over 2018 die eind februari
2020 door Frisia is opgeleverd. Ik heb deze herziene rapportage ter advies voorgelegd
aan de Auditcommissie.
Het gaat bij de vergunningverlening op grond van de Wet natuurbescherming om het uitsluiten
van significant negatieve effecten in het licht van de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen.
De monitoring is gericht op het signaleren van negatieve effecten van diepe delfstoffenwinning
op natuurwaarden. Wanneer dergelijke negatieve ontwikkelingen worden gesignaleerd
dient te worden aangetoond dat deze niet het gevolg van bodemdaling als gevolg van
diepe delfstoffenwinning zijn. Hiertoe ga ik ook af op de adviezen van de Auditcommissies,
SodM en Technische commissie bodembeweging (Tcbb). De keuze van de monitoringsparameters
is gebaseerd op onderbouwde effectketens voor bodemdaling in het Waddengebied. Ook
deze zijn door de Auditcommissies beoordeeld. Het monitoren van gevolgen en het vaststellen
van de eventuele relatie met de activiteit vereist eenzelfde kennisniveau als nodig
is geweest voor de onderbouwing van de passende beoordelingen in het kader van de
Wet natuurbescherming.
De leden PvdD-fractie vragen de Minister of hij zich het mijnbouwdebat op 3 oktober
2019 kan heugen? Daarin gaf de Minister op vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan
dat de onzekerheid van 7,2 cm bij LIDAR-metingen nou eenmaal het beste was dat we
hadden en dat met andere meetmethodes geprobeerd zou worden de metingen verder te
verfijnen. De Minister zei toen letterlijk: «Een ander antwoord dan «het wordt steeds
beter» kan ik ook niet geven.» Zijn metingen die steeds beter worden voor de Minister
voldoende? Of moeten de metingen zelf voldoende nauwkeurig zijn? Zijn ze dat op dit
moment naar mening van de Minister? Hoe beziet de Minister zijn opmerkingen over de
LIDAR-metingen in het licht van de conclusies van de Auditcommissie dat «het beoogde
hergebruik van de LIDAR gegevens nog niet gelukt is»? Heeft dat te maken met de te
grote onzekerheden die bij LIDAR-metingen optreden? Zo nee, waarom is hergebruik van
de gegevens dan nog niet gelukt?
Kan de Minister garanderen, en zo ja op welke wijze, dat de onzekerheid van 7,2 cm
binnen de marges vallen die de dieren (of specifiek de indicatorsoorten) aankunnen
zonder negatieve gevolgen? Wat zijn die marges per soort?
Antwoord
De vragen over de nauwkeurigheid van de LiDAR-hoogtemetingen hebben betrekking op
de monitoring van de gaswinning Waddenzee. De opmerkingen over het beoogde hergebruik
van de LiDAR-hoogtemetingen hebben betrekking op de monitoring van de zoutwinning.
Het is belangrijk om dit onderscheid te maken, omdat de rol van de LiDAR-hoogtemetingen
bij de gas- en de zoutwinning verschillend is. Verder is het belangrijk om in beeld
te houden dat metingen in samenhang beschouwd dienen te worden met de andere metingen
zoals bijvoorbeeld de uitgevoerde raaimetingen.
Bij de zoutwinning zijn deze raaimetingen de primaire metingen om de hoogte van de
wadplaten bij te houden. Deze metingen worden jaarlijks uitgevoerd en blijken een
nauwkeurigheid te hebben van enkele centimeters. De LiDAR-hoogtemetingen worden daar
iedere drie jaar aan toegevoegd om het ruimtelijke beeld van de hoogte van de platen
compleet te maken. Het hergebruik van de LiDAR-hoogtemetingen levert nog niet de gewenste
resultaten op, omdat het areaal van de LiDAR-meting van 2016 beperkt is en omdat de
nauwkeurigheid van LiDAR-hoogtemetingen minder groot is dan die van de raaimetingen.
Voor de gaswinning wordt de LiDAR twee keer per jaar uitgevoerd. De LiDAR-metingen
geven een goed beeld van de ontwikkeling van het areaal droogvallende platen in het
deel van de Waddenzee waar bodemdaling door de gaswinning plaatsvindt.
De reden voor het verschil in meetaanpak tussen gas- en zoutwinning is de hoogte van
de wadplaten in beide gebieden. In het deel van de Waddenzee waar gaswinning plaatsvindt,
zijn de droogvallende platen relatief hoog, terwijl in het deel waar zoutwinning plaatsvindt
de platen relatief laag zijn. Lage platen lenen zich goed voor metingen vanuit een
schip tijdens hoogwater. Lage platen lenen zich minder voor LiDAR-metingen, die vanuit
een vliegtuig tijdens laagwater worden uitgevoerd. Niet alleen is de tijdsduur waarin
de metingen mogelijk zijn tijdens eb kort bij lage platen, ook heeft het water weinig
tijd om van de plaat af te stromen. Beide maken het uitvoeren van de metingen lastig.
Voor hoge platen geldt het omgekeerde.
Wat betreft de samenhang met de andere metingen geldt dat, naast de al genoemde raaimetingen,
zowel bij de gaswinning als bij de zoutwinning naast de hoogtemetingen ook sedimentatiemetingen
(ook bekend als spijkermetingen) worden uitgevoerd. Door vergelijking van de meetresultaten
bij de gaswinning wordt duidelijk dat deze metingen onderling consistent zijn.
De combinatie van metingen maakt het voor zowel de gaswinning als de zoutwinning mogelijk
om vast te stellen welke veranderingen plaatsvinden op de droogvallende wadplaten
en daar uitspraken over te kunnen doen waar het betreft de relatie met diepe delfstoffenwinning
onder de Waddenzee.
De leden PvdD-fractie vragen wat volgens de Minister de consequenties zijn nu gesteld
wordt dat trendanalyses en voorspellingen niet mogelijk zijn voor ruiende bergeenden.
Tegelijk wordt gesteld dat een afname van het aantal ruiende bergeenden in de komende
jaren niet is uit te sluiten, maar dit niet toegeschreven kan worden aan de zoutwinning.
Waar is dat dan precies op gebaseerd? De ruiende bergeend is bewust opgenomen in het
meetprogramma. Wat is de consequentie voor het meetprogramma en gerelateerde soorten,
nu blijkt dat deze indicator, in ieder geval met de huidige benadering, onvoldoende
meetbaar is? Deelt de Minister de stelling dat voor de geselecteerde vogels (scholekster,
bonte strandloper en kanoet) en voor de bodemdieren onvoldoende complete meetresultaten
en analysetechnieken bestaan? Welke reden heeft de Minister te veronderstellen dat
deze op korte termijn wel beschikbaar zijn? Zeker gegeven het feit dat de auditcommissie
stelt dat de huidige aanpak onvoldoende is om «een vinger aan de pols te houden»,
terwijl een aanpak vereist is die met zekerheid of redelijke zekerheid kan uitsluiten
dat een bepaald effect optreed. Hoe ver liggen volgens de Minister de woorden «een
vinger aan de pols houden» en «met zekerheid uit kunnen sluiten» uit elkaar?
Antwoord
De bergeend is opgenomen in het monitoringprogramma, omdat het gebied de Vlakte van
Oosterbierum, ten oosten het gebied waaronder zoutwinning plaatsvindt, het belangrijkste
ruigebied is voor de bergeend in de Nederlandse Waddenzee. Voor de ruiende bergeend
zijn goede, op deze soort en deze locatie toegesneden metingen beschikbaar en het
herkennen van de trendmatige toename is mogelijk. De meetreeks is korter dan die van
de langlopende tellingen op de hoogwatervluchtplaatsen, omdat tot halverwege de jaren
negentig van de vorige eeuw bergeenden deze locatie niet gebruikten om te ruien en
er dus geen aanleiding was voor het uitvoeren van de metingen. Daarna zijn de aantallen
ruiende bergeenden jaar op jaar toegenomen. De reden van het toegenomen gebruik van
Vlakte van Oosterbierum voor ruiende bergeenden is niet bekend. De toename van de
ruiende bergeend bij de Vlakte van Oosterbierum kan niet oneindig doorgaan en het
is daarmee aannemelijk dat deze ontwikkeling zal stagneren. Een dergelijke trendwijziging
kan niet op voorhand aan de effecten zoutwinning worden toegeschreven, omdat deze
samen kan hangen met verschuivingen tussen leefgebieden op populatieniveau. Zoals
reeds eerder is aangegeven heb ik Frisia gevraagd om de opmerkingen van de Auditcommissie
over de bergeend als indicatorsoort te beantwoorden en te verwerken in de herziene
monitoringsrapportage over 2018.
De opmerkingen van de Auditcommissie gaan niet zozeer over onvoldoende complete meetresultaten,
maar hebben betrekking op het onderscheidende vermogen van de analysetechnieken. De
opmerkingen van de Auditcommissie geven zicht op methodologische verbeteringen van
de analyse en interpretatie van de resultaten die uitvoerbaar zijn.
Hierboven is al ingegaan op mogelijke onvoorziene ontwikkelingen, waarover wetenschappelijke
gezien redelijkerwijs geen twijfel mag bestaan dat deze het gevolg zijn van zout-
dan wel gaswinning.
De leden PvdD-fractie vragen de Minister om aan te geven hoe alle aanbevelingen uit
de Rapportage Zoutwinning Waddenzee van de Auditcommissie opgevolgd gaan worden.
Kan de Minister ook voor alle in tabel een van de Auditrapportage genoemde onderdelen
benoemen welke redenen heeft de Minister om op korte termijn te verwachten dat ze
toereikend verklaard kunnen worden?
Antwoord
Het is aan het bevoegd gezag (Ministeries van LNV en EZK) om te bewaken dat de aanbevelingen
van de auditcommissie in de herziene versie van de nulmeting over 2018 en in de rapportages
over 2019 worden opgevolgd. Ik ga er vanuit dat de Auditcommissie in haar adviezen
hierover zal rapporteren. Ik ga daar nu niet op vooruitlopen.
De leden PvdD-fractie vragen de Minister verder hoe het staat met de uitvoering van
de motie van het lid Van der Lee c.s. (Kamerstuk
32 849, nr. 199
). Klopt het dat het KNMI nog niet gevraagd is een geactualiseerd zeespiegelstijgingsscenario
over de Waddenzee op te stellen? Op welke termijn gaat dit gebeuren? Of is de Minister
niet voornemens dit te gaan doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Dit jaar zal ik in samenwerking met Deltares, KNMI en TNO nieuwe scenario’s voor de
zeespiegelstijging voor de Waddenzee uitwerken, die in 2021 sturend zullen zijn voor
de toepassing van het «hand aan de kraan» principe. De genoemde partijen zijn daarvan
op de hoogte.
De leden PvdD-fractie vragen of de Minister van mening is dat, nu er onzekerheid is
over hoe lang bodemdaling na-ijlt nadat de gaswinning stop zou worden gezet, het hand-aan-de-kraan-principe
direct toegepast moet worden en de gaswinning stopgezet moet worden omdat anders onverantwoorde
risico’s genomen worden met UNESCO-werelderfgoed. Zo nee, waarom niet? Kan de Minister
uitsluiten dat het voorzorgsbeginsel niet geschonden wordt door toch de gaswinning
met hand op de kraan uit te oefenen?
De leden PvdD-fractie vragen of het klopt dat het onduidelijk is of de aardbevingen
met beperkte kracht op zichzelf staande gebeurtenissen zijn of dat ze de inleiding
tot een grotere beving vormen. Deelt de Minister de mening van deze leden dat zolang
op deze vraag geen sluitend antwoord is het hand aan de kraan-principe in werking
gesteld moet worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het hand aan de kraan-principe treedt in werking op het moment dat de bodemdaling
en de zeespiegelstijging in cumulatie de vastgestelde gebruiksruimtegrens dreigen
te overschrijden. Dat werkt dus in de jaren waarvoor het zeespiegelstijgingsscenario
is vastgesteld. Eventuele na-ijleffecten worden hierin meegenomen. Op dit moment is
geen sprake van een dreigende overschrijding van die gebruiksruimtegrens.
Het voorzorgsbeginsel wordt voor diepe delfstoffenwinning onder de Waddenzee zorgvuldig
in acht genomen. Waar andere projecten met een eenmalige passende beoordeling kunnen
volstaan, is voor mijnbouw het «hand aan de kraan» principe geeffectueerd. Ik verwijs
u naar het antwoord op de vraag van de CDA-fractie over het voorkomen van negatieve
effecten op natuurwaarden.
Indien de meet- en monitoringsresultaten en het advies van de Auditcommissie aangeven
dat een (dreigende) overschrijding van het gebruiksruimte aan de orde is, zal ik de
gaswinning in het betreffende gebied geheel of gedeeltelijk stil leggen (hand aan
de kraan). Tot nu toe, vanaf 2007, is geen sprake geweest van een daadwerkelijke of
dreigende overschrijding van het gebruiksruimte.
Voor de kleinere gasvelden worden in de seismisch risicoanalyse de maximale grootte
van een aardbeving berekend. De magnitude van deze aardbeving kan echter niet groter
zijn dan het maximum wat bepaald is in de seismisch risicoanalyse van het winningsplan.
Doordat dit meegenomen is in de besluitvorming, hier advies over is gegeven o.a. door
het SodM is dit niet een argument om gaswinning als voorzorg te stoppen bij gasvelden
waar een aardbeving is voorgekomen.
Tot slot vragen de leden van de PvdD-fractie of de Minister ook van mening is dat
er teveel twijfels zijn over effecten van de mijnbouw op de Waddenzee. Deze leden
vragen de Minister of hij ook van mening is dat er teveel twijfel bestaat over het
nut en de werking van het huidige hand aan de kraan-principe. Is de Minister ook van
mening dat er in ieder geval niet nog meer mijnbouw dan momenteel vergund onder de
Waddenzee zou moeten plaatsvinden?
Antwoord
Zoals in mijn antwoord op de vraag van de CDA-fractie reeds is toegelicht heb ik geen
aanleiding te veronderstellen dat er negatieve effecten van mijnbouwactiviteiten nabij
en onder het waddengebied. Zoals de Auditcommissie gaswinning in haar recente advies
aangeeft wordt de gebruiksruimtegrens niet overschreden en zijn er geen negatieve
effecten op de natuurwaarden opgetreden.
Met monitoring, rapportage en controle hebben we een zorgvuldig systemen ingericht
dat past bij de bescherming van dit natuurgebied. Nieuwe ontwikkelingen zullen aan
dezelfde strenge eisen moeten voldoen en in cumulatie met reeds bestaande activiteiten
moeten worden beoordeeld.
Indien operators bij het doen van aanvragen voor een vergunning zich houden aan de
wettelijke bepalingen en het vastgestelde beleid neem ik deze aanvragen in behandeling.
In de verdere procedure wordt advies gevraagd aan de in de Mijnbouwwet genoemde adviseurs.
Op basis van deze adviezen en een eigen oordeel kom ik tot een besluit. Ik zie gelet
op de zorgvuldigheid die hierbij in acht wordt genomen geen aanleiding procedures
op te schorten en geen vergunningen meer te verlenen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie wijzen de Minister erop dat de Kamer via de motie van
het lid Van Otterloo c.s. (Kamerstuk 35 250, nr. 33) eenstemmig aan de Minister heeft gevraagd om te expliciteren op basis van welke
criteria zal worden besloten over het aflopen van de Tijdelijke wet Groningen. Heeft
de Minister al enig idee hoe en wanneer hij daarmee aan de slag gaat?
Antwoord
De uitzonderlijke maatregelen die voor de afhandeling van schade zijn opgenomen in
de Tijdelijke wet Groningen zijn van toepassing zolang de bijzondere situatie in Groningen
dit rechtvaardigt. Aan de hand van de in de wet opgenomen evaluatieverplichting wordt
periodiek bezien of het noodzakelijk is dat de maatregelen waarin deze wet voorziet
blijven gelden. De wet wordt 2 jaar na inwerkingtreding voor het eerste geëvalueerd
en daarna iedere drie jaar. Dit betekent dat op het moment dat de wet voor het eerst
wordt geëvalueerd wordt vastgesteld aan de hand van welke criteria moet worden bezien
of de maatregelen in de wet nog steeds gerechtvaardigd zijn. Het ligt daarbij voor
de hand dat voor de beoordeling van de vraag of de maatregelen in de wet nog gerechtvaardigd
zijn wordt getoetst of de redenen die zijn gebruikt ter rechtvaardiging van de maatregelen
(Kamerstuk 35 250, nr. 3, par. 1.3) nog gelden.
De Minister heeft laten weten in overleg te zijn met de Europese Commissie over de
nieuwbouwregeling en het mogelijke conflict met de staatssteunregels. Is daar al iets
meer over te zeggen?
Antwoord
De gesprekken met de Europese Commissie verlopen constructief. Ik streef ernaar zo
spoedig mogelijk duidelijkheid te bieden over een publiekrechtelijke nieuwbouwregeling.
Inmiddels staan er voor schadeopname dertien aannemers vermeld op de website van de
IMG. Klopt dit nog? Daarbij kan men ook zelf een aannemer kiezen, zij het dat die
wel een keurmerk moet hebben: Bouwgarant of Woningborg. De leden van de 50PLUS-fractie
snappen dat er een of andere vorm van garantie moet worden ingebouwd om te zorgen
dat een aannemer die een huis gaat versterken, ook daadwerkelijk zijn vak verstaat.
Maar deze leden blijven de vrees houden dat eenmansbedrijfjes, die midden in de samenleving
staan, niet altijd een keurmerk hebben vanwege alle administratie, tijdsinvestering
en kosten die dit met zich meebrengt. Ook zij kunnen een forse bijdrage leveren. Is
het nog steeds zo dat dit kleine aantal aannemers beschikbaar is? Kan de Minister
hier nog eens op reflecteren?
Antwoord
Na een schademelding bij de TCMG vindt een schade-opname plaats. Hier zijn twee mogelijkheden.
In de eerste plaats kan opname plaatsvinden door een door de TCMG ingeschakelde schade-expert.
In de tweede plaats kunnen schademelders een keuze maken voor schade-opname door een
aannemer (de zogenaamde aannemersvariant). In dat kader zijn met 13 aannemers afspraken
gemaakt. Naast die 13 aannemers kunnen schademelders een eigen aannemer voor de schade-opname
inschakelen. Om een eigen aannemer in te mogen zetten voor de schade-opname, dient
aan een aantal kwaliteitsvoorwaarden te zijn voldaan. Zo dient de aannemer aangesloten
te zijn bij Bouwgarant of Woningborg, waar geregeld is dat de aannemer werkt op basis
van de van toepassing zijnde bouw- en veiligheidsvoorschriften en is voorzien van
een goede verzekering. De twee garantieorganisaties bieden een brede keuzemogelijkheid
uit aannemers verspreid over de provincie Groningen en daarbuiten. Zo zijn er bijvoorbeeld
in Drenthe, Friesland en Groningen circa 400 deelnemers van Bouwgarant.9 Het voorgaande staat overigens los van het laten herstellen van de schade: schademelders
kunnen zelf kiezen door wie zij de schade laten herstellen, bijvoorbeeld door een
eenmansbedrijf.
Een poosje geleden heeft 50PLUS-fractie al de positie van kwetsbare ouderen onder
de aandacht gebracht, vooral de mensen in verpleeghuizen kunnen in geval van nood
natuurlijk niet zo makkelijk wegkomen. Wordt daar rekening mee gehouden binnen de
versterking? Op welke wijze? Op 12 september 2019 hebben deze leden de Minister al
eens een stapeltje documenten gegeven over dit onderwerp. Deze leden ontvangen graag
een reactie. Ook zelfstandig wonende ouderen met een verminderde mobiliteit zijn kwetsbaar.
De leden van de 50PLUS-fractie hebben er al eerder aandacht voor gevraagd en doen
dat nu weer. Wat is hun positie binnen de versterkingsoperatie? Zij zijn in geval
van een calamiteit immers (deels) afhankelijk van de hulp van anderen en moeten dus
vaak langer wachten op hulp. Dat betekent dat zij ergens moeten zijn wat aan hun veiligheidsbehoefte
voldoet. Op welke manier zal er voor deze groep een passende veiligheidseis worden
geformuleerd? Is de Minister bereid om de directeur NCG vooralsnog de bevoegdheid
te geven om tot die tijd zo nodig op basis van expert-judgement tot een passende veiligheidseis
te komen?
Antwoord
Leven, wonen en werken in Groningen moet even veilig zijn als op andere plekken in
Nederland. De veiligheidsnorm van 10-5 is daarvoor de basis. Dit betekent dat de kans om te overlijden als gevolg van het
bezwijken van een gebouw door een aardbeving voor een individu niet groter mag zijn
dan 1 op de 100.000 (per jaar). Bij de versterking van gebouwen wordt gebruik gemaakt
van de Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR) die is gebaseerd op deze veiligheidsnorm.
In de NPR worden gebouwen daarnaast ingedeeld in gevolgklassen met aanvullende veiligheidsfactoren
voor gebouwen waarvan het instorten grote gevolgen hebben. De NPR is daarmee in lijn
met de eisen voor constructieve veiligheid van gebouwen die in heel Nederland gelden
op grond van het Bouwbesluit. Gebouwen met verminderd zelfredzame personen, zoals
verpleeghuizen, vallen in een hogere gevolgklasse. Voor woningen die zelfstandig worden
bewoond, maakt de NPR, net als het Bouwbesluit, geen onderscheid in de mate van zelfredzaamheid
van de bewoner. De NPR is door het Nederlandse Normalisatie Instituut NEN opgesteld
met medewerking van onder andere TNO en de TU-Delft. Er is in de regio een breed draagvlak
voor deze NPR. Er is daarom geen reden voor aanvullende bevoegdheden voor de NCG op
dit punt.
Wat betreft de immateriële schade siert het de Minister dat hij verder wil gaan met
zijn protocol dan de adviezen reiken. Maar kan de Minister ook aangeven wanneer en
hoe een en ander gaat lopen? Want als de Minister hiermee vertrouwen wil terugwinnen,
moet hij wel doorpakken. Graag ontvangen de leden van de 50PLUS-fractie een reactie
hierop.
Antwoord
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie over immateriële
schade.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier