Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de inzet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep
2020D13572 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brieven
inzake Inzet Voorjaarsvergadering Wereldbankgroep 2020 (2020Z06259), Verslag Jaarvergadering Wereldbankgroep (Kamerstuk 26 234, nr. 233), en Uitkomsten van de onderhandelingen over de 19e middelenaanvulling van de International
Development Association (IDA19) voor de periode 200–2023 (Kamerstuk 26 234, nr. 234).
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Algemeen
2
Inzet Voorjaarsvergadering Wereldbankgroep
2
Verslag Jaarvergadering Wereldbankgroep
7
19e middelenaanvulling van de International Development Association
8
II
Antwoord / Reactie van de Minister
8
III
Volledige agenda
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken. Zij hebben
hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Inzet Voorjaarsvergadering
Wereldbankgroep 2020. De leden staan net als het kabinet positief tegenover de proactieve
respons van de Wereldbank op de COVID-19 crisis. Zij hebben nog enkele vragen naar
aanleiding van de eerdergenoemde brief en het verslag van het schriftelijk overleg
Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april 2020.
De leden van de GroenLinks fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
over de Nederlandse inzet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep. Deze
leden delen de analyse van het kabinet dat de Wereldbank een cruciale speler is om
te reageren op de wereldwijde coronacrisis. Zij hebben nog enkele vragen over de Nederlandse
inzet.
De leden van de SP-fractie zijn blij om te lezen dat er al veel wordt gedaan door
de Wereldbank om de COVID-19 pandemie te bestrijden. De leden zijn van mening dat
juist nu solidariteit voorop moet staan, zeker met de meest kwetsbare landen en de
landen die het hardst geraakt worden. De leden van de SP-fractie hebben echter wel
veel vragen en opmerkingen over de inzet van Wereldbank en de rol van Nederland.
De leden van de PvdA-fractie hebben met grote waardering kennisgenomen van de Nederlandse
inzet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep 2020 en danken de Minister
voor haar inzet en hebben nog enkele vragen.
Inzet Voorjaarsvergadering Wereldbankgroep 2020
Respons Wereldbankgroep op COVID-19
De leden van de VVD-fractie delen de observatie van de Minister dat de Wereldbank
een geschikte organisatie is om adequaat te reageren op de wereldwijde uitbraak van
het nieuwe coronavirus. Zij plaatsen hier wel enkele vragen bij. Inmiddels heeft de
Wereldbank een pakket van USD 14 miljard beschikbaar gesteld om in de financieringsbehoeften
van getroffen landen te voorzien en landen en bedrijven «bij de aanpak van de directe
uitdagingen van de COVID-19 uitbraak» te helpen. Kan de Minister toelichten op basis
van welke criteria deze financiering beschikbaar gesteld zal worden aan verschillende
landen, gezien het feit dat de gezondheidssituatie rondom de uitbraak van het nieuwe
coronavirus aan snelle verandering onderhevig is? Op welke wijze worden de fondsen
tussen verschillende landen verdeeld? Kan de Minister dit duidelijk maken, bijvoorbeeld
in de vorm van een tabel? Hoe wordt zeker gesteld dat financiering en ondersteuning
op de plaats terecht komt waar deze het hardst nodig is? Speelt wat betreft de Minister
het institutionele raamwerk hier voldoende op in?
De leden van de VVD-fractie zijn in beginsel positief over een herprioritering binnen
de reeds toegekende en gebudgetteerde middelen voor ontwikkelingssamenwerking- en
financiering van verschillende ontwikkelings- en financieringsinstanties ten behoeve
van het aanpakken van de coronacrisis. Kan de Minister toelichten ten koste van welke
programmaonderdelen de «corona-financiering» van de Wereldbank wordt gevonden, nu
blijkt dat het geld wordt vrijgespeeld door herprioritering? En op welke wijze heeft
de aanvullende respons van USD 150 miljard die inmiddels is aangekondigd een impact
op andere reeds lopende projecten? Betreft dit eveneens een herprioritering binnen
de reeds gebudgetteerde middelen?
Ten aanzien van de additionele financiering uit de Fast Track COVID-19 Facility (FTCF) vernemen de leden van de VVD-fractie graag van de Minister op welke wijze
deze respons als adequaat kan worden omgeschreven wanneer de allocatiemethodiek van
deze middelen niet gebaseerd is op de medische noodzaak of de epidemiologische situatie
in de landen die hierop aanspraak maken, maar alleen op basis van bruto nationaal
product en bevolkingsgrootte. Kan de Minister hier op ingaan?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe de Wereldbank gekomen
is tot de inleg in de FTCF van 14 miljard en een reservering van 150 miljard ten behoeve
van de economische response, en voor de Multi Phased Approach (MPA) van 4 miljard. Deze leden vragen de Minister toe te lichten waarom gekozen
is voor deze verdeling van middelen, op deze manier en waarom er gekozen is voor betreffende
hoogte van middelen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoeveel er inmiddels is uitgegeven
binnen de opgerichte FTCF en aan welke landen. Doel van het pakket is nationale gezondheidssystemen
versterken voor indamming, diagnose en behandeling van COVID-19. Deze leden vragen
de Minister waar de Wereldbank de meeste problemen in de gezondheidssystemen signaleert,
dus waar het meeste behoefte aan is.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de Wereldbank inzet op
versterking van de medische supply chain en lokale infrastructuur om er voor te zorgen dat wanneer er een vaccin is ontwikkeld
tegen COVID-19 deze ook in snel tempo verspreid kan worden. De leden van de CDA-fractie
ondersteunen de One Health strategie en vragen de Minister tijdens de vergadering op te brengen dat voorkomen
moet worden dat reguliere zorg op grote schaal verdrongen wordt door de bestrijding
van COVID-19.
Voor de economische respons is de Wereldbank voornemens 150 miljard in te zetten.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre daar de Nederlandse focusregio’s
bij geholpen zijn en op welke manier de inzet van de Wereldbank als vliegwiel kan
dienen voor Nederlandse uitgaven. Deze leden vragen of de Minister de exitscenario’s
die de Wereldbank aan het opzetten is met het Internationaal Monetair Fonds (IMF)
kan delen met de Kamer zodra deze beschikbaar zijn en daarbij kan aangeven hoe dit
aansluit op Nederlands beleid.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de middeninkomenslanden
op individueel niveau, dus op niveau van de kleine ondernemers, steunmaatregelen worden
verleend. De leden van de CDA-fractie vinden het van groot belang dat er wordt ingezet
op de schuldenhoudbaarheid en schuldenmanagement.
Maandelijks zal de Raad van Bewindvoerders (RvB) van de Wereldbank geïnformeerd worden
over de lopende en aankomende activiteiten en de RvB zal toestemming moeten geven
voor bestedingen boven de 100 miljard. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
toe te lichten in hoeverre Nederland daarin meebeslist. Is er sprake van Nederlandse
ambtelijke vertegenwoordiging in de RvB of heeft de Minister op enig moment controlerende
taken?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de Nederlandse Antillen
ook aanspraak maken op de middelen uit de verschillende fondsen van de Wereldbank.
De leden van de D66-fractie namen verheugd kennis van de USD 14 miljard die met de
FTCF op korte termijn is vrijgemaakt voor preventie, detectie en aanpak van de verspreiding
van het virus en om bedrijven te ondersteunen bij het adresseren van de financiële
impact van het virus. In hoeverre verhoudt de aangekondigde EUR 100 miljoen van het
kabinet zich tot de inzet van de FTCF van de Wereldbank?
De aan het woord zijnde leden staan tevens positief tegenover de nauwe EU-coördinatie
binnen de Raad van Bestuur (RvB) van de Wereldbank.1 Is de uitkomst van de FTCF van USD 14 miljard conform de inzet van de EU-coördinatie?
Zo nee, welke EU-eisen zijn niet ingewilligd? Kan de Minister aangeven wat de EU-inzet
wordt voor de uitwerking van het financieringspakket van USD 150 miljard van de Wereldbank?
De Minister verwijst in haar brief naar de verklaring van Wereldbank President David
Malpass over de extra middelen. In diezelfde verklaring stelt Malpass dat landen structurele
hervormingen gericht op marktliberalisering moeten doorvoeren. In het verslag van
het schriftelijk overleg over de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
(Kamerstuk 2020Z06334) stelde de Minister dat de Wereldbank geen specifieke economische of politieke voorwaarden
zal verbinden aan het verlenen van financiering in deze crisis. Hoe duidt de Minister
dan deze uitspraken van de heer Malpass, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.
En is zij bereid om er bij de Voorjaarsvergadering op aan te dringen dat er bij het
gehele financieringspakket van USD 150 miljard weliswaar wordt ingezet op transparantie-gerelateerde
voorwaarden, maar niet op economische hervormingseisen?
De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen over de gevolgen van de crisis
voor de private sector en werknemers in ontwikkelingslanden en zijn dan ook tevreden
dat deze zullen worden ondersteund via de Fast Track COVID-19 Facility. Is de Minister bereid om ervoor te pleiten dat ondersteuning aan bedrijven via de
International Finance Corporation (IFC) gepaard gaat met voorwaarden op het gebied
van behoud van werknemers, om zo ontslagen zoveel mogelijk te vermijden?
In hoeverre houdt de Wereldbank bij de ondersteuning van de private sector vast aan
gebruikelijke richtlijnen wat betreft concessionaliteit en financieel rendement? Is
de Minister bereid om te pleiten voor een tijdelijke versoepeling van die richtlijnen?
Op welke basis is gekomen tot het bedrag van USD 8 miljard aan extra financiering
om bedrijven te ondersteunen en verwacht het kabinet dat dit voldoende zal zijn? Is
de Minister bereid om er bij de Wereldbank op aan te dringen dat de Real Sector Crisis Envelope ook open wordt gesteld voor belangrijke bedrijven in minst-ontwikkelde landen die
nog geen klant bij de IFC zijn?
In het algemeen vragen de leden van de SP-fractie zich af waar het vrijgemaakte geld
voor de FTCF nu precies vandaan komt. Er wordt in wisselende termen over gesproken;
in de inleiding is te lezen dat het gaat om «vrijspelen van middelen binnen de bestaande
financiële ruimte» (Kamerstuk 2020Z06259, p. 1) terwijl op pagina 3 staat dat het geld «deels nieuw» is. Kan de Minister duidelijkheid
verschaffen door via een tabeloverzicht te duiden welk geld van welk potje komt en
aan welke doelgroep het toekomt? Is zij bereid hetzelfde te doen voor de 150 miljard
dollar die daarnaast nog wordt vrijgemaakt voor de economische gevolgen?
Bovendien is voor de leden van de SP-fractie niet helemaal helder of er ook financiële
instrumenten worden vrijgespeeld binnen de FTCT die geen lening-vorm betreffen, maar
gift zijn? En zo ja, op welke doelgroep zijn deze gericht? Lezen de leden van de SP-fractie
correct dat alle aan ontwikkelingslanden gerichte financieringsinstrumenten een vorm
van lening betreft? Heeft het niet de voorkeur in deze crisistijd om voor financieringsinstrumenten
te kiezen die niet verder bijdragen aan de schuldenlast, vragen de leden van de SP-fractie?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er een pakket van USD 14 miljard ingezet
gaat worden om in de eerste plaats de nationale gezondheidssystemen te versterken
voor indamming, diagnostisering en behandeling van de ziekte. In de tweede plaats
zal het bedrijven en hun werknemers ondersteunen die worden geraakt door de economische
gevolgen van de verspreiding van COVID-19. Van de 14 miljard wordt het merendeel,
8 miljard, ingezet via de IFC om private bedrijven te ondersteunen. Hoe verhoudt zich
dit tot het in de eerste plaats versterken van de gezondheidszorg?
Hoe wordt omgegaan met het tegengaan van de economische gevolgen van COVID-19 met
betrekking tot de informele sector, waarin ook veel vrouwen werkzaam zijn?
De leden van de PvdA-fractie vragen of het juist is dat bij de inzet van de 8 miljard
van IFC die naar private bedrijven gaat wel blijft gelden dat de regels van Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en afspraken omtrent Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) blijven gelden alsmede het belang van
de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s)?
Ook zijn deze leden benieuwd of een deel van dit ter ondersteuning van werknemers
zal worden ingezet, bijvoorbeeld via betaald ziekteverlof of steun voor de zorg van
kinderen? Is de Minister bereid hiervoor te pleiten, of te pleiten voor meer transparantie
over de besteding?
En in dit licht, is de Minister bereid bij de Wereldbank te bepleiten – bijvoorbeeld
in de vorm van subsidies – dat er naast de financiering van de gezondheidsstelsels
middelen komen die ingezet kunnen worden om universele, of ten minste verbeterde sociale
bescherming, educatie en zorg voor kinderen te bieden? Dit zou vrouwen kunnen ontlasten
en jongeren en kwetsbare groepen ten goede komen.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe er bij de inzet van het geld als respons op
de economische gevolgen van de COVID-19 uitbraak rekening kan worden gehouden, niet
alleen met bedrijven die wereldwijd hard getroffen worden, maar ook (en vooral) met
kwetsbare werknemers. Bijvoorbeeld de werknemers onderaan de sierteelt- of textielketen.
Hoe wordt er rekening gehouden met deze voornamelijk vrouwelijke werknemers die met
verlof worden gestuurd of worden ontslagen terwijl ze geen spaargeld of vangnet hebben?
De leden van de PvdA-fractie steunen in het bijzonder de inzet van de Minister om
specifiek aandacht te vragen voor de effecten op onder andere vrouwen, kan de Minister
aangeven of zij hierbij al concrete ideeën heeft en wat de inzet zal zijn?
Schuldhoudbaarheid
Met betrekking tot de kwestie van kwijtschelding van schulden hebben de leden van
de VVD-fractie een zeer kritische houding. De ervaring met eerdere schuldenverlichtingsinitiatieven
leert namelijk dat dit geen duurzame oplossing is, maar schuldenratio’s in de loop
der jaren steeds weer oplopen. De wereldwijde coronacrisis zal de schuldenpositie
van armere landen naar verwachting op korte termijn doen verslechteren, maar is niet
van invloed op de reeds voor de coronacrisis ontstane schuldenpositie van armere landen.
Deelt de Minister de observatie dat schuldenverlichtingsinitiatieven geen duurzame
oplossing zijn gebleken voor de schuldenpositie van armere landen en dat bij toekomstige
dergelijke initiatieven een onderscheid gemaakt dient te worden tussen schulden ontstaan
voor en na de coronacrisis? Kan de Minister toelichten hoe de «gerichte aanwending
van schuld gerelateerde financiering» in dit verband concreet uitpakt?
In het verlengde van het bovenstaande benadrukken de voorgenoemde leden dat betrokkenheid
van alle lenende landen bij schuldverlichtingsinitiatieven cruciaal is. Onderstreept
de Minister deze stelling? Kan zij toelichten waar zij concreet op doelt met «niet-traditionele
crediteuren»? Deelt zij de verder de stelling dat van schuldverlichting geen sprake
kan zijn zolang daarbij niet ook schulden met minder verantwoorde leningsvoorwaarden
van dergelijke crediteuren, zoals China, betrokken worden?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat Nederland positief staat
tegenover het voorstel van het IMF en de Wereldbank voor uitstel van rentebetalingen
en aflossingen.2 Heeft Nederland zelf bilaterale kredietverstrekkingen waar dit voorstel op van toepassing
is? Zijn er al verzoeken tot uitstel van betaling geweest en hoe heeft Nederland hierop
gereageerd?
Het kabinet geeft aan3 dat Nederland niet inzet om verregaande voorwaarden ten aanzien van economische hervormingen
aan het betalingsmoratorium te verbinden. Welke voorwaarden zouden er volgens Nederland
wel aan het betalingsmoratorium verbonden moeten worden?
De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen over het oplopende deel van niet-concessionele
financiering in veel lage inkomenslanden. Wat is het kabinet van plan om in te brengen
bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank om deze zorg te adresseren?
Deze leden zijn blij om te vernemen dat Nederland in principe positief staat tegenover
het voorstel tot uitstel van rentebetalingen en aflossingen voor ontwikkelingslanden.
Op welke wijze kunnen private crediteuren hier ook actief bij worden betrokken? Is
het kabinet bereid om ook met Nederlandse crediteuren tot afspraken hierover te komen?
Met betrekking tot die «schuldhoudbaarheid» juichen de leden van de SP-fractie het
toe dat de Minister het opschorten van rentebetalingen en aflossingen «in principe»
steunt, maar willen wel graag duidelijkheid over welke voorwaarden het kabinet daaraan
verbindt. Is de Minister ook bereid om het voorbeeld van Frankrijk te volgen en voorop
te lopen in de oproep tot een schuldenmortuarium?4 Zo nee, waarom niet?
In beantwoording op het schriftelijk overleg voor de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking
(Kamerstuk 2020Z06334) geeft de Minister aan dat er geen economische structurele aanpassingen zullen worden
gekoppeld aan het betalingsmortuarium dat in de maak is, wat de leden van de SP-fractie
van harte ondersteunen. Wel blijft het volgens de leden onduidelijk of dit ook geldt
voor het 150 miljard dollar pakket die de Wereldbank vrijspeelt voor het verzachten
van de economische gevolgen, zeker indachtig de uitspraken van de president van de
Wereldbank, David Malpass?5 Kan de Minister hier duidelijkheid over geven, vragen de leden? In datzelfde kader:
kan de Minister toelichten of het recover better-principe ook dergelijke economische structurele aanpassingen omvat? Zo ja, wat is
daar dan beter aan? Zo nee, welke sectoren en type investeringen krijgen in lijn met
dit principe dan de voorkeur?
De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor haar steun aan het voorstel van
het IMF en de Wereldbank voor uitstel van rentebetalingen en aflossingen. Kan de Minister
aangeven of zij de Wereldbank gaat vragen dit ook voor zijn eigen terugbetalingen
van leningen te doen, speciaal met betrekking tot IDA-landen?
Verslag Jaarvergadering Wereldbankgroep
Op het punt van het stemrechtraamwerk van de International Development Association
(IDA) hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen. Kan de Minister toelichten
wat de huidige status van de herziening van het raamwerk is? Hoe ziet het verdere
tijdspad van deze herziening er uit en op welke termijn dient deze afgerond te zijn?
19e middelenaanvulling International Development Association
De Minister geeft in de brief over de middelenaanvulling aan dat Nederland dankzij
de aanzienlijke bijdrage aan IDA in staat is geweest om een sterke convergentie te
bewerkstelligen tussen het Nederlandse beleid op het gebied van Buitenlandse Handelen
Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en prioriteiten van IDA. De leden van de VVD-fractie
vragen haar om toe te lichten waar dit zichtbaar wordt. Welke Nederlandse BHOS-prioriteiten
zijn dankzij de Nederlandse bijdrage te vinden in de beleidsagenda van IDA? Verder
vragen de bovengenoemde leden of de Minister kan toelichten welke leningen onder het
Heavily Indebted Poor Countries-initiatief precies kwijtgescholden zijn, aan welke
landen deze leningen zijn toebedeeld en wat de uitzonderlijke situatie per lening
was die tot kwijtschelding geleid heeft. Zij vernemen tevens graag wat de inschatting
van de Minister is van de flink toegenomen bijdrage van China aan IDA en hoe zij dit
plaatst in het bredere beeld van de toenemende invloed van China in het Afrikaanse
continent.
II. Antwoord / Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
Inzet Voorjaarsvergadering Wereldbankgroep 2020.
2020Z06259 – Brief regering d.d. 06-04-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Verslag Jaarvergadering Wereldbank 2019.
26 234, nr. 233 – Brief regering d.d. 22-11-2019, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Uitkomsten van de onderhandelingen over de 19e middelenaanvulling van de International
Development Association (IDA19) voor de periode 200–2023.
26 234, nr. 234 – Brief regering d.d. 21-02-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.