Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele JBZ-Raad op 6 april 2020 via videoconferentie
2020D13014 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 6 april 2020
                  via videoconferentie (Kamerstuk 32 317, nr. 611).
               
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Schoor
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
                         
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
2
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
3
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
6
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
8
6.
Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
9
7.
Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
10
                         
                         
                         
                         
II.
Reactie van de bewindspersonen
11
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
               
De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat informatie-uitwisseling op justitieterrein
                  tussen de lidstaten van toegevoegde waarde kan zijn, indachtig nationale bevoegdheden.
                  Dit is wat deze leden betreft altijd van belang, criminelen houden zich immers ook
                  niet aan onze landsgrenzen. Zeker tijdens deze grote crisis is het van belang dat
                  we snel schakelen, van elkaar leren en informatie delen om criminelen voor te kunnen
                  zijn of snel te kunnen pakken.
               
De aan het woord zijnde leden stellen nog enkele vragen over de inzet van Nederland
                  bij de informele JBZ-raad van 6 april 2020.
               
Welke concrete belemmeringen bestaan er om informatie te delen met betrekking tot
                  grensoverschrijdende gevallen en het proactief en snel oppakken van nieuwe criminele
                  fenomenen die als gevolg van de COVID-19 crisis worden waargenomen, zoals een toename
                  van internetcriminaliteit? Wat zal de inzet van Nederland zijn om deze belemmeringen
                  te adresseren en aan te pakken?
               
Welke nieuwe vormen van cybercriminaliteit, fraude en andere vormen van criminaliteit
                  zien de lidstaten ontstaan naar aanleiding van de COVID-19 crisis? Hoe wordt dit nationaal
                  en internationaal gemonitord en op welke wijze is hiervoor op nationaal en Europees
                  niveau aandacht? Wat is nodig voor een snelle en effectieve aanpak?
               
Welke initiatieven worden overwogen om persoonsgegevens tussen lidstaten uit te wisselen
                  als gevolg van de COVID-19 crisis? Wat is de inzet van Nederland hierbij?
               
Wordt tijdens de informele JBZ-raad ook gesproken over een herprioritering van overige
                  justitie-onderwerpen als gevolg van de COVID-19 crisis? Zo ja, wat is de inzet van
                  Nederland hierbij?
               
2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda van de informele JBZ-raad van 6 april 2020. Zij hebben daarover nog enkele
                  vragen.
               
Deze leden zijn het met het kabinet eens dat de bestrijding van COVID-19 voorop staat
                  en dat daarvoor bijzondere maatregelen noodzakelijk zijn. Tegelijkertijd moet de bestrijding
                  en de daaruit volgende maatregelen in verhouding staan tot fundamentele beginselen
                  van de rechtsstaat, democratische waarden en fundamentele rechten. Kunt u aangeven
                  hoe u in dat kader de ontwikkelen in Hongarije beschouwd? Bent u voornemens daar aandacht
                  voor te vragen bij de informele JBZ-raad?
               
Voorts lezen voornoemde leden dat er bij de aankomende informele JBZ-raad gesproken
                  zal worden over nieuwe criminele fenomenen die als gevolg van de COVID-19 crisis worden
                  waargenomen, zoals een toename van internetcriminaliteit. Deze leden willen in dat
                  kader naar voren brengen dat de digitale infrastructuur en het internet zelf van fundamenteel
                  belang zijn om de maatschappij, de democratie en de economie enigszins draaiende te
                  houden ten tijde van deze crisis. Daarom willen zij aandacht vragen voor criminele
                  aanvallen op deze infrastructuur. Deelt u de zorg dat het van het grootste belang
                  is dat het internet en digitale infrastructuur draaiende blijven tijdens de COVID-19
                  crisis? Bent u voornemens aanvallen van criminelen op de digitale infrastructuur en
                  het internet met de grootst mogelijke prioriteit (strafrechtelijk) aan te pakken?
                  Bent u bereid deze zorg tijdens de aankomende informele JBZ-raad met uw EU-collega’s
                  te delen?
               
De leden van de CDA-fractie vragen wat het kabinetsstandpunt is ten aanzien van het
                  volgen van EU-burgers in de strijd tegen de verdere verspreiding van het COVID-19
                  virus. Zij vragen dit onder meer naar aanleiding van Brits onderzoek dat stelt dat
                  op basis van wiskundige modelberekeningen het in kaart brengen van de bewegingen van
                  besmette mensen via speciale apps de meest effectieve manier is om verdere verspreiding
                  in te dammen. Ziet u mogelijkheden voor een dergelijke app in Europa en hoe beoordeelt
                  u dergelijke maatregelen in het licht van de Algemene verordening gegevensbescherming
                  (AVG) en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele
                  Vrijheden (EVRM). Hoe verwacht u dat andere EU-lidstaten dergelijke traceermaatregelen
                  zullen beoordelen? Tevens vragen deze leden of u bekend bent met het standpunt van
                  de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) dat de privacy op dit moment ondergeschikt is
                  aan het beschermen van de volksgezondheid en het voorkomen van economische schade.
                  Kunt u aangeven of dit ook wordt gedeeld door de andere privacy-toezichthouders in
                  andere lidstaten en de Europese toezichthouder, de European Data Protection Supervisor
                  (EDPS)?
               
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie hoe het staat met de voortgang van EU-wetgeving
                  ten tijde van de COVID-19 crisis? Gaan de onderhandelingen over en voorbereiding van
                  nieuwe EU-wetgeving gewoon door? Zo ja, kunt u uitleggen hoe dat dan precies in zijn
                  werk gaat? Is er bijvoorbeeld voortgang in het in de totstandkoming van het nieuwe
                  migratiepact dat door de Europese Commissie wordt voorbereid? Tot slot vragen deze
                  leden of inlichtingendiensten tijdens de COVID-19 crisis gewoon hun werk kunnen doen
                  ondanks alle restricties ten aanzien van reizen?
               
3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
               
De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen over de geannoteerde
                  agenda van de informele JBZ-raad van 6 april 2020.
               
Noodwet Hongarije
De leden van de D66-fractie hebben de afgelopen jaren met lede ogen aangezien hoe
                  premier Viktor Orbán langzaam de democratische rechtsstaat van Hongarije heeft uitgehold.
                  Afgelopen maandag, toen het Hongaarse parlement een wet aannam waarmee het zichzelf
                  voor onbepaalde tijd buitenspel zet door de noodtoestand zonder einddatum te verlengen,
                  zette Orbán een nieuwe stap in het afbreken van de democratie. Ook wordt direct doorgepakt
                  nu het Hongaarse parlement stil ligt is. Premier Orbán bereidt nu bijvoorbeeld wetgeving
                  voor tegen transseksuelen. De aan het woord zijnde leden zijn hierdoor geschokt en
                  zijn van mening dat dit moet worden gestopt. De Europese Unie dient te stoppen met
                  het subsidiëren van Hongarije en de artikel 7 procedure tegen Hongarije dient zo snel
                  mogelijk te worden voortgezet.
               
Tijdens het plenaire debat op woensdag 1 april 2020 over de ontwikkelingen rondom
                  het coronavirus antwoordde premier Rutte op vragen van het lid Jetten over Hongarije,
                  dat hij «de zorg die de heer Jetten […] uitspreekt, te ondersteunen en, waar […] dat
                  kan, ook actie daarop te zetten.» Kunt u toelichten welke acties het kabinet tot nu
                  toe ondernomen heeft? Welke resultaten zijn hier zichtbaar? Acht u dit voldoende?
               
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het «diplomatieke statement»
                  dat Nederland met een aantal andere EU-lidstaten heeft ondertekend, waarin wordt gesteld
                  dat noodmaatregelen om de COVID-19 crisis te bestrijden tijdelijk en proportioneel
                  moeten zijn, en dat deze de rechtsstaat en fundamentele rechten dienen te respecteren.
                  Dit was, naar de mening van deze leden, een algemeen en relatief vaag statement waarbij
                  de situatie in Hongarije niet expliciet werd afgekeurd. Dit leidde ertoe dat de Hongaarse
                  regering aan de pers liet weten dat het het statement ook steunt. Wat is uw reactie
                  hierop? Deelt u de mening dat dit statement geen sterk politiek signaal in de richting
                  van Hongarije was en de Raad juist expliciet en zo snel mogelijk de situatie in Hongarije
                  moet afkeuren? Zo ja, wanneer gaat u dit initiëren? Zo nee, waarom niet?
               
Onder de EU-verdragen is het mogelijk vast te stellen dat in een lidstaat gevaar bestaat
                  tot schending van de Europese waarden (zoals de rechtsstaat en respect voor mensenrechten),
                  waarbij in een uiterst geval een lidstaat het stemrecht ontnomen kan worden: de zogeheten
                  artikel 7 procedure. Tegen Hongarije loopt al geruime tijd een artikel 7 procedure.
                  Deelt u de mening dat de lidstaten nu direct, nadat het Europees Parlement eerder
                  de voorzet tot activering van artikel 7 heeft gedaan, deze procedure moet voortzetten?
                  De leden van de D66-fractie zijn van mening dat deze ernstige schending van Europese
                  waarden meer dan ooit aan de orde is. Zij verwachten een proactieve rol van het kabinet
                  hierin, dat zich doorgaans actief inzet voor het beschermen van Europese waarden in
                  onze unie. In deze fase van de artikel 7 procedure is een meerderheid van vier-vijfde
                  van de leden van de Raad nodig die constateren dat er een duidelijk gevaar bestaat
                  voor een ernstige schending van de Europese waarden. Zeventien landen ondersteunden
                  gisteren het diplomatieke statement, maar ten minste 22 landen zijn nodig om aan vier-vijfde
                  van de leden van de Raad te komen. Bent u bereid zo snel mogelijk deze vier-vijfde
                  meerderheid te organiseren in de Raad en lidstaten bilateraal aan te spreken om zich
                  bij deze vier-vijfde meerderheid aan te sluiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke
                  stappen gaat hij zetten?
               
Tevens vinden de leden van de D66-fractie het wrang dat juist op dit moment Hongarije
                     extra financiële steun lijkt te krijgen vanuit de cohesiegelden, die nu aangewend
                     worden om de COVID-19 pandemie te bestrijden.
                  
Deze middelen kennen een vaste regio- en landenverdeling, waardoor bij besteding het
                     risico zou kunnen bestaan dat het geld niet besteed kan worden waar het het meest
                     nodig is, maar eindigt op de plek waar vanwege eerder gemaakte afspraken de grootste
                     cohesie-besteding naartoe gaat, zoals Hongarije en Polen.
                  
Zijn er mogelijkheden van deze afgesproken verdeling af te zien in tijden van deze
                     crisis? Deelt u de mening dat in de besteding van dit geld vooral gekeken moet worden
                     waar dit het meeste nodig is en de meeste impact kan hebben in de strijd tegen COVID-19,
                     en niet terecht dient te komen bij een lidstaat dat deze crisis aangrijpt om de democratie
                     af te breken?
                  
Mocht niet gemakkelijk kunnen worden afgeweken van de bestaande verdeling, dan roepen
                  de leden van de D66-fractie het kabinet op zich op andere wijze in te zetten om te
                  voorkomen dat Hongarije op dit moment Europese subsidies ontvangt. De lidstaten dienen
                  nu een duidelijk signaal af te geven. Dit zou vanaf het nieuwe meerjarig financieel
                  kader in 2021 via conditionaliteit in de begroting kunnen, maar het geniet de voorkeur
                  sneller te handelen. Hongarije moet snel Europese consequenties ervaren na het aannemen
                  van de noodwet. In artikel 142, eerste lid, onder a, van de Verordening 1303/2013
                  houdende gemeenschappelijke bepalingen t.a.v. de verschillende fondsen (de zogeheten
                  Common provisions regulation), is bepaald dat de Europese Commissie de uitbetaling
                  van deze fondsen kan schorsen wanneer «de doeltreffende werking van het beheers- en
                  controlesysteem van het operationele programma ernstige tekortkomingen vertoont die
                  de bijdrage van de Unie aan het operationele programma in gevaar brengen, en waarvoor
                  geen correctiemaatregelen zijn genomen.» Zonder functionerende democratische rechtsstaat
                  kan er toch geen sprake zijn van een doeltreffend beheers- en controlesysteem? De
                  Europese Commissie heeft zelf al eerder gesteld dat het controlesysteem «needs to
                  ensure that effective arrangements for the examination of complaints concerning the
                  ESI Funds are in place» (artikel 74, derde lid, Verordening 1303/2013), en dat natuurlijke
                  en rechtspersonen het recht op een effectief rechtsmiddel bij een onafhankelijke rechter
                  moet worden gegarandeerd zoals vereist onder artikel 47 van het Handvest van de grondrechten
                  van de Europese Unie. Ook het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft zich hierover
                  uitgelaten. Deelt u de mening dat op basis hiervan de fondsen aan Hongarije en Polen
                  nu kunnen worden opgeschort? Bent u bereid dit aan de Europese Commissie – die hiertoe
                  dient te beslissen – voor te leggen? Deze leden verzoeken u deze optie grondig te
                  onderzoeken en de uitkomsten van dit onderzoek eventueel later met de Kamer te delen,
                  maar wel voor de eerstvolgende Raad Algemene Zaken van 21 april a.s.
               
Situatie Griekse eilanden
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de overvolle vluchtelingenkampen
                  op de Griekse eilanden, gelet op het feit dat op dit moment, maar zeker bij een COVID-19
                  uitbraak, de bewoners van deze kampen zichzelf niet goed kunnen beschermen. Er is
                  immers nauwelijks voldoende water en zeep voor de meest basale hygiëne. Deze leden
                  vragen of u kunt bevestigen dat er in het Griekse vluchtelingenkamp Ritsona 20 mensen
                  positief zijn getest op COVID-19? Waar zijn deze mensen naartoe gebracht? Hoe wordt
                  voorkomen dat een grotere uitbraak in het kamp plaatsvindt? In hoeverre zijn in andere
                  Griekse vluchtelingenkampen al asielzoekers positief getest op COVID-19? Bent u bekend
                  met de oproep van artsen? Kunt u reageren op deze oproep? Kunt u in het bijzonder
                  ingaan op het punt dat als er niets gedaan wordt, de situatie op de Griekse eilanden
                  kan uitmonden in een medische ramp, welke ook gevolgen zal hebben voor de Europese
                  (en dus ook Nederlandse) gezondheidszorg? Deelt u dit standpunt? Op welke manier spant
                  u zich samen met andere lidstaten en de Europese Commissie in om deze medische ramp
                  te voorkomen? Is er ondertussen al een (Europees) noodplan opgesteld voor vluchtelingenkampen
                  in verband met COVID-19? Zo ja, wie heeft hierin de leiding? Zo nee, deelt u de mening
                  dat dit, met de eerste uitbraak in een vluchtelingenkamp, zeer noodzakelijk is en
                  bent u bereid in de JBZ-raad aan te dringen op een dergelijk noodplan? In hoeverre
                  is het evacueren van de bewoners van vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden, naar
                  bijvoorbeeld lege hotels op het Griekse vasteland, een optie die u bespreekt met uw
                  Europese collega’s? Welke scenario’s liggen op tafel? Wat is uw inzet hierbij? Deelt
                  u de mening dat de inzet zou moeten zijn om kwetsbare mensen zo snel mogelijk over
                  te brengen naar veilige plekken op het Griekse vasteland waar de maatregelen omtrent
                  het COVID-19 virus kunnen worden nageleefd?
               
Grenzen
De leden van de D66-fractie lezen dat de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken
                  veelvuldig contact hebben en daarbij ook spreken over grensbeleid. In hoeverre bent
                  u van mening dat andere lidstaten de richtsnoeren grensmaatregelen implementeren zodat
                  het vrij verkeer van goederen en diensten (inclusief grenswerkers) zonder problemen
                  nog doorgang kan vinden? Hoe zet u zich er in Europees verband voor in dat binnen
                  de Europese Unie goederen en diensten kunnen blijven circuleren?
               
Crisismechanisme
De leden van de D66 fractie lezen dat het Kroatisch voorzitterschap op 2 maart 2020
                  de geïntegreerde EU-regeling politieke crisisrespons (IPCR) heeft geactiveerd. Hoe
                  wordt deze afweging gemaakt? Kunt u toelichten hoe dit mechanisme in de praktijk werkt?
                  Welke voordelen biedt het voor de lidstaten, bijvoorbeeld voor politie en interne
                  veiligheid? Welke rol speelt het Permanent Comité operationele samenwerking binnenlandse
                  veiligheid (COSI) hierin? Bent u op dit moment tevreden over de werking van IPCR?
                  Zo nee, ziet u verbeteringen voor de toekomst?
               
4. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
               
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven van harte het breed gedeelde uitgangspunt
                  van de Raad van Europa en van de voorzitter van de Europese Commissie dat bij de bestrijding
                  van het COVID-19 virus de beginselen van de rechtstaat, democratie en fundamentele
                  rechten in acht moeten worden genomen. Deze leden maken zich grote zorgen over de
                  voortdurende verslechtering van de rechtsstaat en persvrijheid in Hongarije.
               
De regering van Hongarije heeft via het uitroepen van de noodtoestand wetgeving ingesteld
                  die wat betreft deze leden onacceptabel is voor een EU-lidstaat. Heeft u hierover
                  al gesproken met uw Hongaarse ambtsgenoot? Zo ja, op welke manier precies en hoe werd
                  hierop gereageerd? Als dit nog niet gebeurd is, dan verzoekt de aan het woord zijnde
                  leden u met klem dit alsnog zo snel mogelijk op te nemen met uw Hongaarse ambtsgenoot.
                  Wat deze leden betreft zou ook de insinuatie van premier Órban dat Europese kritiek
                  op zijn maatregelen door George Soros is ingegeven1, in lijn met de motie-Buitenweg c.s. over stellingname tegen antisemitische uitlatingen
                  van regeringsleiders (Kamerstuk 32 735, nr. 219), onderdeel moeten zijn van een stevig gesprek met de regering van Hongarije.
               
Bent u bereid dit belangrijke onderwerp – de eroderende rechtsstaat en persvrijheid
                  in Hongarije – te agenderen in de komende informele JBZ-raad? Zo nee, waarom niet?
                  Gaat u uw Hongaarse ambtsgenoot vragen wat het betekent voor de situatie in het land
                  zelf dat de Hongaarse regering zich bij het statement van EU-landen over de rule of
                  law2 heeft gevoegd3? Bent u van mening dat de nieuwe wetgeving in Hongarije indruist tegen artikel 2
                  van het Verdrag betreffende de Europese Unie? Zo nee, bent u dan bereid te onderzoeken
                  of dit het geval is? Tot slot vragen deze leden hierover welke kans het kabinet ziet
                  om journalisten, onafhankelijke media en mensenrechtenverdedigers in Hongarije te
                  steunen.
               
Daarnaast vragen de leden van GroenLinks-fractie wat de Nederlandse inzet is op het
                  thema «sancties» (bestuursrechtelijk of strafrechtelijk) waarmee lidstaten de naleving
                  van maatregelen handhaven. Worden daarbij ook de maatregelen zelf en de uitgangspunten
                  die daaraan ten grondslag moeten liggen, geïnventariseerd en besproken? Hoe zet Nederland
                  zich ervoor in dat fundamentele burgerrechten in alle lidstaten gerespecteerd zullen
                  worden?
               
Deze leden onderschrijven het uitgangspunt dat rechtshandhaving en rechtspleging belangrijke
                  vitale processen zijn. In dat verband vragen zij u te reageren op de oproep vanuit
                  de advocatuur om de heropening van de gerechten, omdat nu een onaanvaardbare stagnatie
                  in de voortgang van met name strafzaken dreigt te ontstaan. Deze leden vragen hoe
                  andere lidstaten zijn omgegaan met het al dan niet opschorten van rechtszittingen
                  en met de democratische controle op beslissingen daaromtrent. Met andere woorden,
                  wat kunnen we leren van hoe andere EU-lidstaten hiermee omgegaan zijn?
               
De aan het woord zijnde leden vinden het positief dat de aanpak van «COVID-19 criminaliteit»
                  wordt geïntensiveerd. Zij vragen aan welke maatregelen precies wordt gedacht.
               
De Europese Commissie lijkt voorstander van het gebruiken van geanonimiseerde telecomdata
                  in de strijd tegen het COVID-19 virus. De Staatssecretaris van Economische Zaken en
                  Klimaat heeft aangegeven de meerwaarde van dit voorstel te willen onderzoeken. Wat
                  is nu precies het voorstel waarvan zij de meerwaarde onderzoekt? Welk doel dient dit
                  voorstel? Gaat het erom te kunnen zien waar meer dan de toegestane hoeveelheid mensen
                  bij elkaar zijn? Of gaat het om het traceren van de personen met wie COVID-19 patiënten
                  de afgelopen periode in contact zijn geweest? Kunt u bevestigen dat Nederland zich
                  niet in positieve zin zal uitlaten over voorstellen als die niet heel precies geformuleerd
                  zijn en zijn voorzien van een analyse over waarom deze maatregelen noodzakelijk, effectief
                  en proportioneel zijn?
               
Hoe staat u tegenover het initiatief Pan-European Privacy Preserving Proximity Tracing
                  (PEPP-PT) om een app te ontwikkelen die voldoet aan de huidige AVG? Klopt het dat
                  organisaties uit België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Spanje
                  en Zwitserland zich hebben aangesloten bij dit initiatief, maar dat Nederland hier
                  niet bij is aangehaakt? Zo ja, waarom niet?
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook aandacht voor de kwetsbare positie waarin
                  veel Europese sekswerkers zich nu bevinden. Voornoemde leden krijgen signalen dat
                  sekswerkers vaak buiten de boot vallen bij financiële steunmaatregelen. Nu buitenlandse
                  sekswerkers als gevolg van COVID-19 maatregelen in de vervoerssector vaak ook niet
                  meer terug kunnen reizen naar hun landen van herkomst, binnen of buiten de EU, hebben
                  ze in veel gevallen geen andere keus dan doorwerken. Het risico op gezondheidsschade
                  en uitbuiting neemt hierdoor toe. Deze leden willen u vragen dit probleem te agenderen
                  en zich ervoor in te zetten dat financiële steunmaatregelen in EU-lidstaten, inclusief
                  Nederland zelf, ook toegankelijk zullen zijn voor sekswerkers.
               
Tot slot willen de leden graag weten hoe u de informatie-uitwisseling met andere EU-lidstaten
                  voor zich ziet. Om welke informatie gaat het? Hoe wordt voorkomen dat deze informatie
                  buiten medeweten van betrokkenen herleidbaar is tot personen? Wie krijgt toegang tot
                  deze gedeelde informatie? Hoe wordt het uitgangspunt van doelbinding geëerbiedigd?
                  Wie houdt onafhankelijk toezicht op de wijze waarop informatie wordt gedeeld en gebruikt?
               
5. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
               
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda van de informele JBZ-raad van 6 april 2020.
               
Deze leden begrijpen dat de huidige crisis vereist dat er binnen de Europese Unie
                     naar elkaar wordt gekeken en met elkaar wordt samengewerkt omdat het een pandemie
                     betreft. Ook kan er zeker van elkaar geleerd worden. Tegelijkertijd maakt het gegeven
                     dat de lidstaten hun eigen cultuur, geschiedenis en achtergrond hebben en dat het
                     COVID-19 virus zich op verschillende plaatsen anders manifesteert ook dat lidstaten
                     andere maatregelen nemen, zeker ook op het gebied van justitie en rechtsstaat.
                  
Deze crisis mag niet leiden tot de ondermijning van fundamentele waarden, mensenrechten,
                     democratische en rechtsstatelijke principes. In Hongarije lijkt de democratie voor
                     onbepaalde tijd opgeschort. Een democratisch gekozen regering bestuurt op basis van
                     decreten, kan buiten het parlement om wetten schorsen, heeft verkiezingen tot nader
                     order uitgesloten en het kan burgers vervolgen die nepnieuws of onwaarheden verspreiden
                     die ten nadele kunnen zijn van de veiligheid van burgers. Het Hongaarse parlement
                     heeft zichzelf buitenspel gezet voor onbepaalde tijd. Hoe ziet het kabinet deze «carte
                     blanche» aan de Hongaarse regering? Kunt u aangeven welke principes u denkt dat daarmee
                     geschonden worden? Welke acties gaat Nederland als zelfstandig land nemen en welke
                     acties gaat Nederland in Europees verband aanjagen? Deelt u een gevoel van urgentie
                     dat vraagt om snellere maatregelen dan in het kader van de al lopende artikel 7 procedure?
                     De Minister-President zei deze week dat de wereld van vóór de COVID-19 crisis niet
                     terug zal keren. Deelt het kabinet de mening dat dit in ieder geval wel moet gelden
                     voor de democratie en de rechtsstaat, en dat dit gevecht nu al blijkt begonnen?
                  
De leden van de SP-fractie zien en horen dat het barre tijden zijn. En vanuit de autonome
                     koers die lidstaten varen worden er diverse maatregelen genomen in de diverse lidstaten.
                     Hoewel het bovenstaande illustreert dat er foute voorbeelden lijken te zijn, zijn
                     er ook goede voorbeelden te bedenken. Daarom is het goed om te lezen dat gesproken
                     gaat worden over de genomen maatregelen ten aanzien van de rechtspraak van lidstaten
                     en op het handhaven van de COVID-19 maatregelen in lidstaten. Hoe gaan andere lidstaten
                     bijvoorbeeld om met het wel of niet doorgaan van rechtszaken? De aan het woord zijnde
                     leden zouden graag na afloop van het overleg willen weten welke positieve voorbeelden
                     u uit het overleg heeft meegenomen en tot welke eventuele wijzigingen in het Nederlandse
                     beleid dat zal leiden.
                  
Het is evident dat de lidstaten voor vergelijkbare situaties kunnen komen te staan.
                     Juist daarom kan tijdig overleg problemen voorkomen. Zo zijn er op 9 maart jl. in
                     Italië verschillende gevangenisopstanden uitgebroken als reactie op een strenger regime
                     in de gevangenissen. De Minister voor Rechtsbescherming schreef in zijn brief van
                     2 april 2020 (2020D12545) dat gedetineerden hier kalm reageerden op het strengere regime. Toch zouden de aan
                     het woord zijnde leden graag vernemen dat dit besproken wordt en dat er terugkoppeling
                     over dit thema plaatsvindt. De situatie in de Nederlandse gevangenissen was al gespannen
                     vanwege personeelstekorten en werkdruk, hoe gaat voorkomen worden dat de situatie
                     verslechtert?
                  
Er zal ook worden gesproken over grensmaatregelen. Wat wordt op dit gebied de inzet
                  van Nederland? De volksgezondheid vooropgesteld, hoe wordt ook het belang van bijvoorbeeld
                  grenswerkers hierbij betrokken?
               
Deelt u de mening dat de situatie op de Griekse eilanden onhoudbaar is? Tienduizenden
                  migranten zitten bij elkaar zonder goede beschermingsmiddelen tegen COVID-19. De leden
                  van de SP-fractie wijzen op de breed gedeelde oproep om werk te maken van evacuatie
                  (onder andere de actie #sosmoria van Europese artsen). Om een humanitaire ramp te
                  voorkomen, dienen de mensen zo snel mogelijk naar het vasteland gebracht te worden.
                  Deze leden vragen u om dit punt op de JBZ-raad met klem te agenderen.
               
6. Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
               
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda voor de informele JBZ-raad van 6 april 2020.
               
Deze leden lezen dat de Minister voor Rechtsbescherming voornemens is deel te nemen
                     aan deze informele JBZ-Raad. Dat ligt gezien de aangehaalde onderwerpen met betrekking
                     tot justitiële samenwerking wellicht voor de hand. De aan het woord zijnde leden delen
                     de mening dat dat ook in deze tijden van groot belang blijft. Kunt u aangeven of en
                     in welke mate het gebruik van digitale middelen, zoals telehoren en videoconferencing,
                     naar verwachting meer ingezet gaan worden de komende tijd? Bestaan daarvoor de benodigde
                     juridische waarborgen, met name die waarborgen voor de rechten van verdachten? Zo
                     nee, hoe gaat daarvoor worden gezorgd?
                  
Overweegt u nieuwe voorstellen te doen om COVID-19 gerelateerde criminaliteit of -fraude
                     te bestrijden? Zo ja, aan welke voorstellen denkt u?
                  
Hoewel de leden van de PvdA-fracties de thema’s zoals die op de geannoteerde agenda
                     genoemd worden van belang vinden, gaat die agenda voorbij aan een zeer groot probleem
                     dat onmiddellijk om oplossing vraagt vanuit Europa, en wel de volkomen onhoudbare
                     situatie in de vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden. De aan het woord zijnde
                     leden vragen u dit zeer urgente onderwerp bij de komende informele JBZ-raad te bespreken.
                     Als de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in de gelegenheid is aan dat
                     overleg deel te nemen, gaan de aan het woord zijnde leden ervan uit dat ook de Minister
                     voor Rechtsbescherming daartoe in staat is.
                  
De leden van de PvdA-fractie zien er deze keer vanaf om een beeld van de humanitaire
                     noodsituatie in de kampen te schetsen. Zij hebben dat al eerder gedaan en nemen aan
                     dat ook het kabinet uit officiële rapportages, signalen van ngo’s en simpelweg uit
                     de media moet hebben begrepen dat de situatie daar mensonterend en gevaarlijk voor
                     ieders gezondheid is geworden. De uitbraak van COVID-19 ook in die kampen zal de het
                     toch al vrijwel onbeschrijfelijke leed alleen maar vergroten. De aan het woord zijnde
                     leden wijzen daarbij vooral op de situatie van alleenstaande kinderen. Zij menen dat
                     er geen enkele reden belangrijk genoeg kan zijn op grond waarvan deze kinderen niet
                     ook naar Nederland gehaald zouden moeten worden. Andere EU-lidstaten hebben al aangeven
                     hebben alleenstaande vluchtelingenkinderen te gaan opnemen en daar spoedig mee te
                     beginnen. Nederland weigert vooralsnog halsstarrig om de zorg over tenminste een deel
                     van de 2500 alleenstaande vluchtelingenkinderen op zich te nemen. Voor 900 van de
                     alleenstaande kinderen is nog geen plek gevonden. Terwijl er bij een groeiende groep
                     van nu al 30 Nederlandse gemeenten ook in deze tijd de bereidheid bestaat om 500 alleenstaande
                     kinderen op te nemen en de voogdijinstelling Nidos klaar is zich over een dergelijke
                     groep te ontfermen, zegt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot nu toe
                     hardvochtig dat het opnemen van deze kinderen geen structurele oplossing biedt voor
                     het achterliggende probleem. Als dat al waar zou zijn, is dat een boodschap waar de
                     kinderen die nu in acute nood zijn helemaal niets aan hebben. De aan het woord zijnde
                     leden wijzen er wellicht ten overvloede op dat eventuele risico’s voor de verspreiding
                     van COVID-19 in Nederland kunnen worden weggenomen door medische checkup’s en desnoods
                     quarantainemaatregelen. Bovendien is het kabinet van mening dat kinderen geen of nauwelijks
                     rol spelen in de verspreiding van COVID-19.
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen dan ook dat Nederland bij de komende informele
                     JBZ-raad dit onderwerp ter sprake brengt, zich aansluit bij de EU-lidstaten die wel
                     al kinderen op gaan nemen door zelf kinderen op te gaan nemen, en vervolgens de overige
                     EU-lidstaten oproept ook hun verantwoordelijkheid te nemen. Kunt u toezeggen daar
                     zo snel mogelijk naar te gaan handelen en vervolgens de Kamer over de uitkomsten rapporteren?
                     Zo nee, waarom niet? Kunt ook zo spoedig mogelijk het bredere onderwerp van de problemen
                     in de Griekse vluchtelingenkampen en het binnen Europa re alloceren van de vluchtelingen
                     agenderen om dat probleem wel tot een structurele oplossing te brengen? Zo nee, waarom
                     niet?
                  
7. Vragen en opmerkingen vanuit de ChristenUnie-fractie
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
                     geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 6 april 2020. Zij hebben daarover
                     een aantal vragen. Deze vragen richten zich vooral op het onderwerp van de rechtsstatelijkheid
                     van de COVID-19 maatregelen die door de verschillende lidstaten genomen worden.
                  
Deze leden maken zich vooral zorgen over de maatregelen die de Hongaarse regering
                     nu genomen heeft. Zij zijn daarom blij dat u namens Nederland en samen met 15 andere
                     Europese lidstaten een verklaring heeft uitgegeven waarin op het belang gewezen wordt
                     van de waarborgen van de rechtsstaat, ook in tijden dat bijzondere maatregelen genomen
                     moeten worden, zoals nu in de strijd tegen het COVID-19 virus. Hongarije wordt niet
                     bij name genoemd, maar kunnen deze leden uit deze verklaring opmaken dat deze 16 lidstaten
                     van oordeel zijn dat de principes van de rechtsstaat, de democratie en fundamentele
                     rechten in gevaar zijn door de Hongaarse wet?
                  
Kunt u aangeven welke redenen de overige lidstaten hebben gegeven om deze verklaring
                  niet mede te ondertekenen? Wat zegt deze verhouding tussen lidstaten die de verklaring
                  wel en lidstaten die de verklaring niet ondertekend hebben en over het belang dat
                  binnen de Europese Unie nog gehecht wordt aan de principes van de rechtsstaat?
               
Deelt u de mening dat de wet die het Hongaarse parlement afgelopen maandag aangenomen
                  heeft in feite neerkomt op een onbeperkte volmacht voor de Hongaarse regering om per
                  decreet te regeren zolang als zij dit nodig vindt? Zo nee, welke beperkingen op deze
                  volmacht zijn er dan nog? Bent u van mening dat de Hongaarse wet in overeenstemming
                  is met de eisen die de Europese Unie aan de rechtsstaat stelt? Is het wetsvoorstel
                  in overeenstemming met VN-mensenrechtenstandaarden voor de noodtoestand die stellen
                  dat wetten noodzakelijk, proportioneel en tijdelijk moeten zijn?
               
Klopt het dat de «staat van gevaar» die de Hongaarse regering heeft uitgeroepen volgens
                     de eigen Hongaarse constitutionele regels aanvankelijk slechts 15 dagen mag gelden,
                     waarna deze periode alleen met parlementaire instemming verlengd mag worden? Klopt
                     het dat de voorgestelde wet dit principe niet volgt? Hoe beoordeelt u dit?
                  
Kan het Hongaarse parlement een einde maken aan de volmachten die deze wet aan de
                     regering geeft? Kan de twee-derde meerderheid van de regeringspartij in het parlement
                     er ook toe besluiten deze «staat van gevaar» voor onbepaalde tijd te laten voortduren?
                  
Wie gaat in Hongarije bepalen of informatie die verspreid wordt verkeerd of verdraaid
                     is of verwarring of onrust veroorzaakt? Wat vindt u van deze maatregel die de Hongaarse
                     regering heeft voorgesteld?
                  
Hoe gaat u het optreden van de Hongaarse regering aan de orde stellen tijdens de videoconferentie?
                     Is de Commissie of de Raad in staat op te treden tegen een dergelijke de facto opheffing
                     van de rechtsstaat voor onbepaalde tijd? Zo ja, hoe? Zo nee, wat betekent dit volgens
                     u voor de samenwerking binnen de Europese Unie?
                  
Vindt u dat de Europese Unie voldoende doeltreffende regels kent om schendingen van
                     de rechtsstaat door een lidstaat te voorkomen en tegen te gaan? Zo nee, wat is volgens
                     u nodig om de Europese Unie beter te beschermen tegen ondemocratische en anti-rechtsstatelijke
                     maatregelen in lidstaten?
                  
Deze leden zijn ervan op de hoogte dat Nederland en de Europese Unie de opschorting
                     van burger- en politieke rechten in lidstaten in kaart proberen te brengen. Zij zouden
                     graag willen weten of u van mening bent dat men daarin slaagt en of er afspraken zijn
                     over het elkaar aanspreken op overtredingen van EU-rechtsstatelijkheidsprincipes,
                     met name over noodzaak, proportionaliteit en de tijdelijke aard van de opgelegde beperkingen.
                  
II. Reactie van de bewindspersonen
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
H. Schoor, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.