Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 400 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met kosten van vervanging en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden verevend (beëindiging vervangingsfonds en modernisering participatiefonds)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 3 april 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder
het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
Inhoudsopgave
I.
ALGEMEEN
2
1.
Inleiding
2
2.
Het Vervangingsfonds
2
Aanleiding wetswijziging
2
Flankerende Maatregelen
3
Ad a: ERD-schap
3
Ad b: Ziekteverzuim
3
Ad c: Tijdelijke vangnet
4
Inwerkingtreding
5
3.
Het Participatiefonds
5
Aanleiding wetswijziging Pf
5
Kern van de wetswijziging
6
Inwerkingtreding
7
4.
Financiële gevolgen
7
5.
Internetconsultatie
8
6.
Algemene Rekenkamer
8
7.
Caribisch Nederland
8
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet op het
primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met beëindiging van de
verplichte aansluiting bij een rechtspersoon in verband met kosten van vervanging
en in verband met wijziging van de wijze waarop de werkloosheidsuitkeringen worden
verevend (hierna: het wetsvoorstel) en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel
waarvan in een eerder stadium ook al duidelijk was dat de werkgevers deze ontwikkeling
steunen. Deze leden steunen dan ook de hoofdlijnen van het wetsvoorstel, maar hebben
nog wel enige vragen, met name met betrekking tot de voorgestelde modernisering van
het Participatiefonds (hierna: Pf).
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
wat het resultaat is van langjarige stappen in de richting van het opheffen van het
Vervangingsfonds (hierna: Vf) en de modernisering en vereenvoudiging van het Pf. Deze
leden willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel.
Deze leden hebben nog een aantal vragen betreffende het wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het. Zij hebben daar nog enkele
opmerkingen en vragen over.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
2. Het Vervangingsfonds
Aanleiding wetswijziging
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in 2013 een belangrijkste stap is gezet door
besturen in het po1 jaarlijks de mogelijkheid te geven om te kiezen voor een vorm van eigenrisicodragerschap
(hierna: ERD-schap). Wat waren de gevolgen voor besturen die hiervoor kozen? Waren
deze besturen uiteindelijk tevreden met deze keuze, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of kan worden aangegeven of het vooral
de grotere schoolbesturen waren die al hadden besloten de risico’s van vervanging
zelf te gaan dragen, of dat sinds 2013 ook kleine schoolbesturen en eenpitters dit
hebben gedaan. Deze leden vragen de regering of bij de geschetste indicatoren voor
daadwerkelijke inwerkingtreding van dit wetsvoorstel ook specifiek wordt gekeken naar
de positie van de kleine schoolbesturen en eenpitters. Zo ja, op welke wijze? Zo nee
waarom niet? Deze leden lezen dat deze indicatoren al sinds 2018 gevolgd worden en
vragen de regering of kan worden aangegeven wat de ervaringen tot nu toe zijn en of
er mogelijk knelpunten kunnen worden gesignaleerd.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij kan toelichten wat de status
is van de indicatoren voor beëindiging van de wettelijke vereveningstaak van het Vf.
In hoeverre zijn alle besturen en scholen op dit moment in het po in staat om zonder
Vf te voorzien in de kosten van vervanging?
Flankerende Maatregelen
Ad a: ERD-schap
De leden van de VVD-fractie lezen dat er extra aandacht komt voor kleinere schoolbesturen
en besturen met een over het algemeen laag ziekteverzuim, zij worden begeleid en geadviseerd.
Kan de regering nader ingaan op wat deze begeleiding en advisering inhoudt, zo vragen
deze leden.
Ad b: Ziekteverzuim
De leden van de VVD-fractie lezen dat er succesvolle resultaten behaald zijn met de
projecten Plan V(erzuim) en Plan V(erzuim)+, waarbij tijdens het Plan V(erzuim)+ 333
schoolbesturen actief zijn benaderd voor deelname. Hoeveel besturen deden uiteindelijk
mee? Wat is een reden voor een schoolbestuur om niet deel te nemen aan dit project,
aangezien het logischer zou zijn dat zij alles op alles zetten om ziekteverzuim tegen
te gaan? Wat betekent het plan V(erzuim)+ voor de werkdrukverlaging van docenten,
zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er flankerende maatregelen worden getroffen
om de transitie van het Vf goed op te vangen. Een deel van die maatregelen gaat over
de aanpak van hoog ziekteverzuim. Hierbij heeft de regering het over het project Plan
V(erzuim)+, voor een ondersteuningsaanbod voor alle schoolbesturen met een aanhoudend
hoog tot zeer hoog gemiddeld jaarlijks ziekteverzuim (>6%). Deze leden vragen hoeveel
schoolbesturen een dergelijk hoog ziekteverzuim hebben. Heeft de regering daar cijfers
van? Wat verstaat de regering onder aanhoudend hoog tot zeer hoog ziekteverzuim? Zijn
er bepaalde kenmerken te herkennen onder deze groep schoolbesturen?
Voornoemde leden hebben ook vragen over de BGZ-diensten2 die vallen onder de niet-wettelijke activiteiten van het Vf. Klopt het dat de leden
lezen dat de toekomst van de ondersteuning van de BGZ op stelselniveau voor het primair
onderwijs nog afhankelijk is van het overleg tussen het bestuur en sociale partners?
Kan het dus zijn dat deze sectorale BGZ-taak niet behouden blijft na de beëindiging
van het Vf? Is het een mogelijkheid om deze belangrijke taak, namelijk de ondersteuning
en advisering van schoolbesturen bij het organiseren van de bedrijfsgezondheid, onder
te brengen in het Pf? Voornoemde leden vragen of de regering overwogen heeft om dit
wettelijk mogelijk te maken door het toe te voegen aan dit wetsvoorstel. Zo niet,
waarom niet? Kan blijvende ondersteuning en advisering in het organiseren van bedrijfsgezondheid
ziekteverzuim niet verder verlagen en dus vervangingskosten terugdringen? Zou het
Pf daar niet een goede plek voor zijn omdat het voorkomen van werkeloosheid en ziekteverzuim,
re-integratie van werkzoekenden en zieken enorm met elkaar verweven zijn? Deze leden
ontvangen graag een reactie van de regering op dit punt.
De leden van de SP-fractie vragen de regering op welke wijze het project Plan V(erzuim)+
inzet op het voorkomen van burn-outklachten in het po, aangezien een op de vier leraren
lijdt aan dit soort klachten.3 Kan de regering dit nader toelichten?
De regering geeft aan dat het aan de sociale partners gaat zijn om onder andere de
BGZ-diensten op stelselniveau te behouden. Het blijkt echter dat deze wens er al is,
zo laat de AOb4 weten aan deze leden. De AOb zou graag zien dat de sectorale voorziening voor de
BGZ ondergebracht gaat worden in het Pf, aangezien het Vf beëindigd gaat worden.
De AOb noemt hiervoor de volgende redenen: Het voortbestaan van een toegankelijke
sectorale voorziening voor BGZ zal het eenvoudiger maken om de verplichte aansluiting
bij het Vf af te schaffen; De ondersteuning van schoolbesturen vanuit het Vf en Pf
liggen steeds meer in elkaars verlengde, het is dan ook niet efficiënt om dit los
te knippen, maar juist in samenhang; In het kader van het huidige lerarentekort wordt
gekeken naar inzet vanuit het Pf (zie bijvoorbeeld het plan «1000 leerkrachten aan
de slag»), maar ook reductie van ziekteverzuim draagt bij aan het oplossen van het
lerarentekort. De sectorale BGZ speelt daarbij een belangrijke rol; Het inkopen van
BGZ-diensten bij private partijen zal duurder zijn voor schoolbesturen, omdat deze
bedrijven naast winstoogmerk ook btw-plichtig zijn en vennootschapsbelasting moeten
betalen; Het is een verspilling van overheidsgeld als de door het Vf opgebouwde kennis
en ervaring zouden worden weggegooid, terwijl private partijen deze kennis nog moeten
opbouwen (en de kosten daarvan ongetwijfeld zullen doorberekenen aan hun klanten).
Het opnemen van de sectorale voorziening voor BGZ-diensten in het Pf moet echter in
de wet worden geregeld. Hoe kijkt de regering hier tegenaan en wat vindt zij van bovenstaande
argumenten, zo vragen deze leden.
Ad c: Tijdelijke vangnet
De leden van de VVD-fractie lezen dat voor schoolbesturen die voor het uiteindelijke
moment van beëindiging hebben gekozen voor ERD-schap, er niet veel verandert als de
vereveningstaak van het Vf ophoudt. Wel is het mogelijk dat een groep schoolbesturen,
die nog tot op het laatste moment de vervangingskosten regulier declareert bij het
fonds, te maken krijgt met gevolgen van het beëindiging van de vereveningstaak van
het Vf. Op welke manieren worden deze schoolbesten aangespoord om nu al te kiezen
voor ERD-schap, aangezien een situatie zonder Vf de inzet is van alle betrokken partijen?
Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat deze schoolbesturen, bij beëindiging van het
Vf, niet met een financieel probleem komen te zitten? Hoe zorgt de regering ervoor
dat scholen die al wel de overgang hebben gemaakt, hier ook de voordelen van krijgen?
Is de regering het met deze leden eens dat het vreemd is om een tijdelijke voorziening
te treffen voor scholen die nog niet kiezen voor een ERD-schap, aangezien de beëindiging
van de Vf er al lange tijd aan zit te komen en besturen hierop voorbereidingen kunnen
treffen, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat in het geval het Vf ophoudt te bestaan er mogelijk
nog een groep schoolbesturen is die niet zelfstandig in de kosten van vervanging kan
voorzien zonder dat de voortgang van het onderwijs in het geding komt. Kan de regering
een of meerdere scenario´s schetsen van de inrichting, omvang en verantwoordings-
en toezichtstructuur van het tijdelijke vangnet? Is de regering bereidt deze scenario´s
ter beoordeling voorleggen aan de Algemene Rekenkamer, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vragen over het tijdelijke vangnet dat
overwogen wordt in te richten voor een potentiële groep van schoolbesturen voor wie
de financiële gevolgen door de beëindiging van het Vf groter zijn. De regering schrijft
dat het de inzet is dat dit om een kleine tot zeer kleine groep van schoolbesturen
gaat. Deze leden vragen waar de regering deze inschatting op baseert. Heeft de regering
enig zicht op hoe groot deze groep zal zijn? Zijn er bepaalde kenmerken van schoolbesturen
die een groter risico lopen om onder deze groep te vallen, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie vragen of er sprake is van een groep schoolbesturen die
een tijdelijk vangnet nodig zal hebben als het Vf ophoudt. Zo ja, gaat het om een
groep schoolbesturen met specifieke kenmerken? De regering geeft aan dat als een tijdelijk
vangnet noodzakelijk is, de regering hiervoor overweegt tijdelijk de bestaande voorziening
open te stellen inzake de bijzondere bekostiging van personeelskosten vanwege bijzondere
omstandigheden in de WPO5 en WEC6, mits hiervoor voldoende budgettaire middelen beschikbaar kunnen worden gesteld.
Wat zijn de gevolgen voor schoolbesturen als er geen tijdelijk vangnet middels deze
voorziening wordt opgesteld? Wat is de reden dat de regering niet nu al middelen reserveert
voor een eventueel tijdelijk vangnet, zo vragen deze leden.
Inwerkingtreding
De leden van de VVD-fractie lezen dat de inwerkingtreding afhankelijk is van de gezamenlijke
conclusie van partijen dat het Vf kan worden stopgezet. Op welke manier begeleid de
regering dit proces? Zit er volgens de regering een einddatum aan dit proces, zo willen
deze leden weten.
3. Het Participatiefonds
Aanleiding wetswijziging Pf
De leden van de VVD-fractie lezen over de aanpassingen rondom het re-integratietaak
van het Pf. Daarin zien deze leden een meer gepersonaliseerde aanpak, maar lezen geen
concrete maatregelen terug die het leven lang ontwikkelen van leraren bevordert. Kan
de regering hier nader op ingaan? Op welke manier wordt er gekeken naar de arbeidsmarktkansen
van leraren die nog niet in een re-integratietraject zitten, maar wel behoefte hebben
om zich bij te scholen voor de toekomst, zo vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of bij de modernisering van het Pf
ook afspraken over het terugdringen van het aantal bovenwettelijke uitkeringen wordt
meegenomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er met dit wetsvoorstel niets
verandert aan de verplichte aansluiting van schoolbesturen bij het Pf. In 1997 is
die verplichte aansluiting reeds geregeld, maar destijds is de uitzondering geformuleerd
dat gemoedsbezwaarde schoolbesturen zelfstandig wachtgeldbeleid mochten gaan voeren.
Ook is destijds BWGS7 opgericht en schoolbesturen konden toen eenmalig kiezen om over te stappen naar BWGS.
Die mogelijkheid is sindsdien stopgezet. Nu is het bij het Vf jaarlijks mogelijk om
als schoolbestuur te besluiten om eigenrisicodrager te worden. Heeft de regering overwogen
om die mogelijkheid ook te bieden voor het Pf? Veel schoolbesturen zijn tegenwoordig
groot genoeg om de gevolgen te kunnen dragen van een ontslag. Daarnaast zijn er schoolbesturen
die zich willen aansluiten bij BWGS of die een vergelijkbare stichting willen oprichten.
Die mogelijkheden zijn er nu allemaal niet door de verplichte aansluiting bij het
Pf. Het lijkt deze leden redelijk om besturen in ieder geval opnieuw de keuze te geven.
Daarbij kunnen uiteraard wel spelregels afgesproken worden, aangezien een eenpitter
in veel gevallen niet de financiële gevolgen zal kunnen dragen van een ontslag. Daarom
zou bijvoorbeeld een minimale loonsom afgesproken kunnen worden voor het voeren van
zelfstandig wachtgeldbeleid. Voornoemde leden vernemen graag de visie van de regering
op dit punt.
Kern van de wetswijziging
De leden van de CDA-fractie lezen dat het aantal vergoedingsgronden wordt teruggebracht
van 131 tot 8 vergoedingsgronden. Deze leden zijn benieuwd of de werkgevers zich ook
kunnen vinden in deze vereenvoudiging van het aantal vergoedingsgronden? In hoeverre
zijn werkgevers hierbij betrokken en hebben zij nog kritiek hierop?
Deze leden lezen dat de schoolbesturen moeten aantonen dat zij zich voorafgaande aan
het ontslag hebben ingespannen om voor de werknemer een baan te vinden buiten de eigen
organisatie. Deze leden vragen de regering of daarmee wordt bedoeld buiten de eigen
school of buiten het eigen schoolbestuur aangezien het bestuur het bevoegd gezag is
en daarmee de werkgever van de werknemer. Deze leden vragen de regering of de schoolbesturen
hun personeelsbeleid dusdanig goed op orde hebben dat er met alle werknemers regelmatig
functionerings- en beoordelingsgesprekken worden gevoerd en vastgelegd.
Voornoemde leden vragen de regering een nadere toelichting te geven op de effecten
van het in 2018 gestarte plan «1000 leerkrachten aan de slag» om leerkrachten met
een uitkering terug aan het werk te krijgen. Hoeveel van de 1000 leerkrachten zijn
inmiddels al gere-integreerd zowel binnen als buiten het onderwijs? Geven de resultaten
tot nu toe aanleiding tot bijstellen van het plan, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de vergoeding ten laste van het Pf op
verzoek van het schoolbestuur in bepaalde gevallen kan worden verhoogd. Een van die
gevallen is ontslag op basis van een uitspraak van de kantonrechter. Is er een kans
dat schoolbesturen vaker en sneller naar de rechter zullen stappen om op die manier
een hogere vergoeding te krijgen? Ziet de regering dit risico ook? In dit voorstel
lijkt het lucratiever voor schoolbesturen te worden om er samen niet uit te komen,
maar een ontbinding via de kantonrechter te realiseren. Deze leden vragen hoe wordt
voorkomen dat dit voorstel leidt tot en masse kantonrechterontbindingen. Is daar een
waarborg voor bedacht? Deze leden ontvangen graag een reactie hierop.
Voornoemde leden hebben ook een vraag over de premie van het Pf, die blijft volgend
jaar gelijk zo heeft fonds aangekondigd. Toch komt daar voor de schoolbesturen een
forse eigen bijdrage bij. Kan de regering uitleggen waarom dat zo is?
Deze leden hebben ook een vraag over de re-integratiewerkzaamheden van het Pf. Schoolbesturen
hebben weinig inzicht in die werkzaamheden, maar hebben met de wetswijziging geen
keuze om hierin met het fonds in op te trekken, uittreden uit het fonds is namelijk
niet mogelijk. Hoe vindt toezicht plaats op de re-integratiefunctie van het Pf, zo
vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie stellen dat de regering aan geeft dat er meer aandacht
komt voor de rol van werkgevers en het Pf in de fase voorafgaand aan een mogelijk
ontslag. Kan de regering dit nader toelichten? Tevens zullen uitkeringsgerechtigden
via een op-maat-benadering intensiever worden begeleid bij terugkeer naar een baan,
binnen of buiten het onderwijs. Kan de regering bevestigen dat er bij deze begeleiding
altijd eerst gekeken zal worden naar een baan binnen het onderwijs gezien het groeiende
lerarentekort? Deze leden zijn namelijk van mening dat personeel in het onderwijs
zoveel als mogelijk behouden moeten worden voor het onderwijs om de tekorten in te
dammen. Kan de regering nader toelichten hoe deze op-maat-benadering eruit gaat zien,
zo vragen deze leden.
Voornoemde leden lezen dat schoolbesturen in het verzoek voor vergoeding dienen aan
te tonen zich voldoende te hebben ingespannen om de betreffende werknemer voorafgaand
aan ontslag te ondersteunen bij het zoeken naar werk buiten de eigen organisatie.
Wanneer is volgens de regering voldaan aan deze inspanning? Worden hier bepaalde eisen
aan gesteld door de regering of het Pf? Zo ja, welke eisen? Zo nee, hoe wordt dan
door het Pf bepaald of het schoolbestuur voldoende inspanning heeft geleverd, zo vragen
deze leden.
Inwerkingtreding
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven of de gewenste datum van
inwerkingtreding per 2021 haalbaar is.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een vraag over de inwerkingtreding van het
voorstel. Deze leden lezen dat het streven is om de modernisering van het Pf per 1 januari
2021 in te voeren. De regering schrijft dat in het voorjaar van 2020 meer duidelijk
is of dit streven gehaald gaat worden. Is deze duidelijkheid er al, zo vragen deze
leden.
4. Financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een optie is om resterende middelen beschikbaar
te stellen voor een tijdelijk vangnet voor financieel kwetsbare besturen die buiten
hun toedoen in financiële problemen zijn gekomen door de afschaffing van het Vf. Kan
de regering een aantal scenario’s schetsen wanneer er duidelijk sprake is van financiële
problemen buiten het toedoen van besturen, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat verwacht wordt dat de modernisering van
het Pf tot sterke prikkels leidt voor schoolbesturen om instroom in werkeloosheid
te voorkomen en om uitstroom actief te bevorderen. De totale werkeloosheidskosten
voor de sector kunnen daardoor gaan dalen: «in deze tijden van tekorten aan onderwijspersoneel is de verwachting dat deze kosten
de komende jaren zullen dalen». Voornoemde leden vragen op welke manier de kosten zullen dalen door lerarentekorten.
Waaruit blijkt dat de leraren in de WW8 worden gere-integreerd door het Pf? Hoe wordt verwacht dat schoolbesturen zelf hun
re-integratietaak beter gaan inrichten, wanneer er minder geld voor over blijft? Als
deze re-integratietaak deels bij het Pf ligt, hoe verhoudt zich dat dan met de mogelijkheid
van het bestuur om daarin zelf actiever op te treden? Kan daarin ook een premie verlagende
factor in zitten, zo vragen deze leden.
5. Internetconsultatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de reacties uit de internetconsultatie over
de beëindiging van het Vf louter positief zijn, «prima» «strak plan, en het liefst op zo korte mogelijke termijn» «dat juich ik toe». Waarom kiest de regering er dan niet voor om een deadline te stellen aan de beëindiging
van het Vf, aangezien het werkveld duidelijk aangeeft hier voordelen in te zien, zo
vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat uit de internetconsultatie blijkt dat iedere
reactie instemt met het voornemen tot afschaffen van de verplichte aansluiting bij
het Vf, maar dat de reacties ten aanzien van de plannen met betrekking tot het Pf
gemengd zijn. Naar aanleiding van de reacties op de toegevoegde waarde van het Pf
en waarom hierbij de verplichte aansluiting ook niet kan worden beëindigd vragen deze
leden graag een nadere toelichting van de regering wat de toegevoegde waarde is van
het Pf ten opzichte van de taken van het UWV9.
Deze leden vragen een nadere toelichting van de regering in hoeverre de differentiatie
in de vergoedingen de onbedoelde prikkel zal wegnemen bij werkgevers om niet langer
met de werknemer in gesprek te gaan over ontslag. De werkgever kan toch ook gewoon
zijn verlies nemen in plaats van te pogen de werknemer buiten de organisatie naar
een andere baan te begeleiden, zo vragen deze leden.
6. Algemene Rekenkamer
De leden van de D66-fractie lezen dat de Algemene Rekenkamer stelt dat het Vf naast
de middelen ten behoeve van de uitoefening van de wettelijke waarborgtaak ook beheer
heeft over ook middelen die scholen in de vorm van een premie hebben betaald voor
niet-wettelijke activiteiten op het gebied van BGZ. Deze leden vragen de regering
hoe bij de afwikkeling van het Vf de geldstromen uit elkaar worden gehouden en hoe
wordt bepaald wat de bestemming is van eventueel resterende BGZ-gelden. Laat de regering
een onafhankelijk gevalideerde eindafrekening van het fonds opstellen, zo vragen deze
leden.
7. Caribisch Nederland
De leden van de VVD-fractie vragen welke andere voorzieningen Caribisch Nederland
heeft getroffen voor vervangings- en werkloosheidkosten. Waarom worden alle Nederlandse
besturen verplicht om deel te nemen aan de Pf, behalve die in Caribisch Nederland,
zo vragen deze leden.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Voor |
CDA | 15 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Voor |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Voor |
JA21 | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 3 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Voor |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.