Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over uitwerking tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Kamerstuk 35420-11)
2020D12769 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben fracties de
behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 27 maart 2020 ontvangen brief Uitwerking
tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers1.
De voorzitter van de commissie, Rog
De adjunct-griffier van de commissie, Witzke
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
14
II
Antwoord/ Reactie van de Staatssecretaris
14
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de uitwerking
van de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Deze leden
zijn positief over de voortvarendheid waarmee de Staatssecretaris maatregelen neemt
om, in dit geval, zelfstandig ondernemers te helpen om in deze uitzonderlijke crisis
het hoofd boven water te kunnen houden. Deze leden hebben dan ook begrip voor het
– in deze zeer uitzonderlijke situatie – loslaten van onder andere de vermogenstoets
en de kostendelersnorm om de uitvoering te kunnen bespoedigen.
De leden van de VVD-fractie zijn verder blij te lezen dat de Staatssecretaris met
dertig (samenwerkingsverbanden van) gemeenten een monitor opzet om de ontwikkelingen
rond de uitvoering te volgen en vervolgens stap voor stap te verbeteren wanneer knelpunten
zich aandienen. Wel willen deze leden – wellicht ten overvloede – benadrukken dat
ook signalen van zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en zzp-organisaties over
ervaren knelpunten constant betrokken moeten blijven worden bij de uitvoering en verbetering
van deze en andere regelingen en verzoeken de Staatssecretaris dit dan ook, net als
nu, voortvarend te blijven doen. Deze leden lezen ook dat de Staatssecretaris oog
heeft voor mogelijke grensgevallen, bijvoorbeeld als een zelfstandig ondernemer in
Nederland woont maar zijn bedrijf gevestigd heeft in Duitsland of andersom. Deze leden
vinden het belangrijk dat er een oplossing komt voor de groep grensoverschrijdende
zelfstandigen en dat deze groep niet tussen wal en schip raken. Kan de Staatssecretaris
aangeven op welke termijn er voor deze groep een oplossing is gevonden en hoe deze
oplossing eruit ziet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vinden het positief dat er een tegemoetkoming is voor
zelfstandig ondernemers die financieel getroffen worden door de effecten van de coronacrisis.
Dit zodat zij hun bedrijf kunnen voortzetten in deze uiterst moeilijke tijd. Wel hebben
deze leden nog enkele vragen
De leden van de PVV-fractie hebben sinds het bekend worden van het noodpakket vele
honderden reacties ontvangen van bezorgde zelfstandig ondernemers die door de coronacrisis
inkomensderving ondervinden of verwachten te ondervinden en door de huidige voorwaarden
niet in aanmerking komen voor de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19
(TOGS)2. Het gaat hier met name om ondernemers die veelal gebruik moeten maken van de zogenaamde
Standaard Bedrijfsindeling (SBI)-code 9609 (overige dienstverlening), bedrijven waarbij
het adres tevens het woonadres is, bedrijven waarbij het werk door de (door de overheid
ingestelde) beperkingen onuitvoerbaar is geworden, zoals taxibedrijven. Maar ook schippers
en kermisondernemers (welke hun jaaromzet met name ophalen uit het voorjaar en zomerseizoen)
kunnen vaak geen aanspraak maken op de TOGS-regeling, omdat hun bedrijven zijn gevestigd
op het inschrijfadres, normaalgesproken het woonadres. Wat gaat de Staatssecretaris
doen om deze bedrijven en ondernemers alsnog tegemoet te komen? Is de Staatssecretaris
bereid ook deze bedrijven gebruik te laten maken van het noodpakket? Is de Staatssecretaris
tevens bereid nogmaals te kijken naar de impact van de coronacrisis op de verschillende,
nog niet opgenomen, branches en te bezien of uitbreiding van toegang gewenst en mogelijk
is? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers d.d. 27 maart jongstleden.
Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Tozo-regeling het inkomen van zelfstandige
ondernemers aanvult tot het sociaal minimum. Voor alleenstaanden gaat het om een aanvulling
tot maximaal 1.050 euro netto en voor gehuwden/samenwonenden tot 1.500 euro netto.
Er vindt geen vermogens- en partnertoets plaats en de kostendelersnorm wordt niet
toegepast. Deze leden begrijpen de gedachte hierbij. Een eenvoudige regeling voor
een grote groep mensen, die snel kan worden ingevoerd. Toch hebben deze leden een
aantal vragen over wat dit betekent voor de hoogte van de uitkering, wanneer: 1. beide
partners (zelfstandig) ondernemer zijn en beiden een aanvraag doen; 2. een van beide
partners (zelfstandig) ondernemer is en een aanvraag doet; 3.een (zelfstandig) ondernemer
alleenstaand is, kinderen heeft en een aanvraag doet. Klopt het dat, ingevolge het
ontbreken van een partnertoets, in de scenario’s 1 en 2 maximaal 1.500 euro per huishouden
wordt uitgekeerd en in scenario 3 maximaal 1.050 euro?
De leden van de CDA-fractie lezen dat, om in aanmerking te komen voor de Tozo-regeling,
een urencriterium van 24 uur per week/1.225 uur per jaar geldt. Wat betekent dit voor
mensen die deels (zelfstandig) ondernemer zijn en die deels een dienstverband hebben
(en dus werknemer zijn)? Kunnen zij een beroep doen op de Tozo-regeling en/of andere
regelingen uit het Noodpakket banen en economie3? Op welke wijze wordt de hoogte van de uitkering vastgesteld? Overweegt de Staatssecretaris
voor deze ondernemers het urencriterium naar rato toe te passen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Tozo-regeling voor ondernemers vanaf 18 jaar
tot de pensioenleeftijd is. Betekent dit dat ondernemers die tevens een uitkering
hebben, bijvoorbeeld een uitkering uit de Algemene Ouderdomswet (AOW), er niet voor
in aanmerking komen? Indien deze ondernemers door de coronacrisis geen omzet meer
hebben en onder het sociaal minimum terechtkomen, op welke regeling(en) kunnen zij
een beroep doen? Overweegt de Staatssecretaris voor deze ondernemers het urencriterium
naar rato toe te passen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat een Tozo-aanvraag ingediend kan worden tot 31 mei
2020, voor de maanden maart, april en mei. Als een (zelfstandig) ondernemer in de
maand maart nog voldoende omzet had, maar voor de maanden april, mei en juni geen
omzet meer verwacht, kan hij dan in april aanvragen voor drie maanden (april, mei,
juni)?
De leden van de CDA-fractie lezen dat een voorwaarde voor de Tozo-regeling is dat
een ondernemer in Nederland woonachtig is en zijn bedrijf in Nederland is gevestigd.
Dit leidt onder andere in de grensregio’s tot problemen, wanneer een ondernemer in
Nederland woont maar zijn onderneming in Duitsland of België is gevestigd (en andersom).
Is voor deze groep reeds een voorziening getroffen, zodat zij ook voor de Tozo- of
een vergelijkbare regeling in aanmerking kunnen komen? Hoe (snel) gaat de Staatssecretaris
hierover naar deze ondernemers communiceren? Worden de Grensinfopunten hierbij betrokken?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de uitvoering van de Tozo-regeling is belegd
bij gemeenten. Is in alle gemeenten de aanvraagprocedure hetzelfde? Deze leden krijgen
signalen dat sommige gemeenten bij een aanvraag een recent uittreksel van de Kamer
van Koophandel (KvK) verlangen, wat een ondernemer geld en tijd kost. Of dat alsnog
vermogens- of partnergegevens worden gevraagd. Klopt dit en indien ja, kan dit wellicht
anders, dat wil zeggen goedkoper en sneller? Kan de uitvoering wellicht eenduidiger?
Klopt het dat sommige gemeenten werken met papieren aanvraagformulieren, terwijl de
afspraak is dat alles digitaal moet verlopen? En ondernemers die in 2020 vanuit een
uitkeringssituatie zijn gestart en als gevolg van de coronacrisis geen omzet hebben
en een gedeeltelijke uitkering, kunnen hun onderneming «on hold» zetten en voor een
bepaalde periode terugvallen op hun volledige bestaande uitkering. Werken uitkeringsinstanties
hieraan mee?
De leden van de CDA-fractie willen graag aandacht vragen voor de kwetsbare positie
van sekswerkers, van wie een groot aantal als gevolg van overheidsmaatregelen (zoals
het verbod op contactberoepen, noodgedwongen sluiting en de inperking van bijeenkomsten)
geen inkomen heeft. Zij komen niet in aanmerking voor de Tozo-regeling, omdat ze vaak
ofwel niet zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel ofwel, zo is deze leden uitgelegd,
staan ingeschreven onder de naam van persoonlijk dienstverlener. Is dat juist? Op
welke regelingen, binnen of buiten het Noodpakket banen en economie, kunnen deze mensen
een beroep doen? En wordt rekening gehouden met het feit dat zij meestal niet staan
ingeschreven op een woonadres in Nederland, maar teruggaan naar het land van herkomst
vanwege gesloten grenzen niet mogelijk is?
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot of de Staatssecretaris kan bevestigen
dat ook de zogeheten «deelloonvissers» onder de reikwijdte van de Tozo-regeling vallen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de tijdelijke
overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers. Deze leden zijn verheugd dat de Staatssecretaris
maatregelen neemt om de gevolgen van de coronacrisis voor zelfstandigen te verzachten
en dat dit op deze korte termijn mogelijk is gebleken. De maatregelen die zijn genomen
om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan hebben grote impact op de economie
en vallen voor alle ondernemers buiten het reguliere ondernemersrisico. Deze leden
hebben nog enkele vragen over de uitwerking en de toepassing van deze regeling.
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat een ondernemer binnen een huishouden
waar een andere volwassene in loondienst is, aanspraak kan maken op een maximale uitkering
van 1.500 euro en dat dit bedrag gelijk is aan de situatie waar beide partners ondernemer
zijn zonder inkomen. Deze leden vragen waarom voor deze vormgeving is gekozen en of
er een wettelijke basis is om mogelijk huishoudens met twee partners die beiden ondernemer
zijn zonder inkomsten, een hogere uitkering toe te kennen dan een huishouden waarbij
een van de partners in loondienst is.
De leden van de D66-fractie vragen of er een inschatting kan worden gemaakt van de
inkomenseffecten van de Tozo. Wat is de verhouding tussen de hoogte van deze uitkering
en het reguliere netto inkomen van deze zelfstandigen van voor de coronacrisis?
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de toepassing van het urencriterium.
Deze leden vragen wat er bijvoorbeeld gebeurt als iemand als zzp’er minder dan 1.225
uur werkt, maar de rest van de tijd op een fictief dienstverband werkzaamheden uitvoert,
wat bijvoorbeeld veel voorkomt in de cultuursector. Kan het voorkomen dat iemand in
dat geval geen aanspraak kan maken op de Werkloosheidswet (WW), bijvoorbeeld omdat
niet aan de referte-eis is voldaan, maar ook niet op de Tozo? Op welke manier wordt
omgegaan met gewerkte uren waarbij geen aanspraak kan worden gemaakt op een andere
inkomensverzekering?
De leden van de D66-fractie vragen welke mogelijkheden er zijn om ondernemers die
net over de grens wonen te ondersteunen, aangezien in de Kamerbrief is aangegeven
dat er op dit moment nog gekeken wordt naar de positie van zelfstandigen die actief
zijn in Nederland, maar net over de grens wonen. Deze leden vragen of het inderdaad
klopt dat de noodmaatregelen in Duitsland en België beiden gericht zijn op zelfstandigen
die belasting en premie betalen in die landen, waardoor zelfstandigen die belastingplichtig
zijn in Nederland in geen van de landen aanspraak kunnen maken op noodmaatregelen.
Deze leden vragen of het mogelijk is om ervoor te zorgen dat deze mensen toch in aanmerking
komen voor de Tozo.
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat ook ondernemers met een vennootschap
onder firma (vof) aanspraak kunnen maken op de Tozo. Daarnaast vragen zij op welke
manier wordt omgegaan met directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) die ondernemingsvermogen
hebben in hun besloten vennootschap (bv) en op welke manier wordt getoetst of een
DGA voldoende middelen heeft om zichzelf een salaris uit te keren komende maanden.
De leden van de D66-fractie vragen of de voorwaarden voor de lening voor bedrijfskapitaal
vanuit de Tozo nader kunnen worden toegelicht. Moet de lening een bepaalde bestemming
hebben en kan deze lening ook dienen om een deel van de vaste lasten te voldoen?
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat de insteek is dat de aanvraag
voor de Tozo in alle gemeenten op dezelfde wijze zal gaan plaatsvinden. Deze leden
vragen of het klopt dat in veel gemeenten op dit moment nog gebruik wordt gemaakt
van de reguliere aanvraagformulieren van de Bijstand voor zelfstandigen (Bbz) en of
daarbij niet allemaal informatie wordt uitgevraagd die op dit moment niet meer nodig
is voor het toekennen van de Tozo. Deze leden vragen wat de reden is dat er ook wordt
gevraagd naar het inkomen van de partner en vermogen, gezien het feit dat dit niet
meer van invloed is op de uitkering. Deze leden vragen wat de reden is dat er jaarcijfers
moeten worden aangeleverd, in een aantal gemeenten over de laatste drie jaar. Tot
slot vragen deze leden of de aanvragen allemaal digitaal worden afgehandeld of dat
in sommige gevallen toch een fysieke afspraak wordt gemaakt om de aanvraag af te ronden.
De leden van de D66-fractie vragen op basis van welke verdeelsleutel het voorschot
voor de uitvoering van de Tozo-regeling aan gemeenten is verstrekt. Is daarbij uitgegaan
van het aantal zelfstandigen per gemeente of is de verdeelsystematiek van de gebundelde
uitkering (BUIG) gehanteerd?
De leden van de D66-fractie vragen wat de huidige verwachting is van het aantal aanvragen
voor de Tozo-regeling en of de eerste cijfers van de monitoring al beschikbaar zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
maatregelen die de Staatssecretaris heeft genomen om de loonkosten voor werkgevers
te compenseren en zelfstandigen te ondersteunen. Deze leden waarderen de grote inzet
van de Staatssecretaris op dit punt en het enorm harde werk van de medewerkers van
het ministerie, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en gemeenten om
deze regelingen zo snel mogelijk op te zetten.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de groepen die alsnog tussen
de wal en het schip lijken te vallen, ondanks de ruime regelingen die zijn opgezet.
Kunnen mensen die korter dan vijf jaar legaal en onafgebroken in Nederland zijn, gebruik
maken van de Tozo-regeling zonder dat dit mogelijk negatieve gevolgen heeft voor hun
verblijfsrecht? Is de Staatssecretaris bereid om voor mensen met een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd, een uitkering op grond van de Tozo-regeling bij wijze van uitzondering
wél als zelfstandig middel van bestaan aan te merken, zodat dit geen bedreiging vormt
voor de eventuele verlenging van de verblijfsvergunning?
De leden van de GroenLinks-fractie waarderen het dat de Staatssecretaris de mogelijkheden
onderzoekt voor zelfstandigen die een Nederlands bedrijf hebben, maar in het buitenland
wonen, of andersom. Kan de Staatssecretaris nader toelichten welke opties worden overwogen?
Wordt er nagedacht over een landelijk loket waar deze zelfstandigen terecht kunnen?
Wordt daarbij ook gekeken naar de groep die mogelijk geen aanspraak kan maken op sociale
bijstand in het buitenland, omdat zij nog maar kort daar wonen (in België is er bijvoorbeeld
pas recht op bijstand na vijf jaar verblijf)?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat er ook een groep werkenden is die
deels in loondienst en deels als zelfstandige werken. Zij kunnen vanwege het urencriterium
geen aanspraak maken op de Tozo, maar hebben ook niet genoeg aan de loondoorbetaling
(als dat al gebeurt). Wat kan de Staatssecretaris doen voor deze groep? Kan de Staatssecretaris
nader toelichten waarom is gekozen voor een urencriterium?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat als groepen tussen wal en schip
vallen, zij een beroep moeten doen op de reguliere bijstand. Lang niet iedereen komt
hier echter voor in aanmerking, vanwege de strenge inkomens- en vermogenseisen. Deze
leden vragen de Staatssecretaris of er ook wordt nagedacht over verruiming van deze
eisen in de reguliere bijstand, zeker gezien het feit dat dit voor zelfstandigen al
wel wordt gedaan? Wanneer acht de Staatssecretaris een dergelijke verruiming gerechtvaardigd?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook hoe er nu wordt omgegaan met de sollicitatieplicht
in de Participatiewet. Hebben gemeenten de mogelijkheid om hier flexibel mee om te
gaan? Geldt hetzelfde voor de kostendelersnorm?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de uitwerking
van de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandig ondernemers. Deze leden steunen
op hoofdlijnen het pakket aan noodmaatregelen van het kabinet dat als doel heeft de
economie zoveel als mogelijk draaiende te houden ten tijde van de coronacrisis. De
nadere uitwerking van die noodmaatregelen waaronder de Tozo, leiden echter wel tot
onderstaande vragen en zorgen.
De leden van de SP-fractie constateren dat vrijwel direct na het bekend worden van
deze nadere uitwerking van de Tozo, er veel ophef ontstaan is onder ondernemers en
zzp’ers die niet in aanmerking komen voor de regeling. De redenen waarom de ene ondernemer
wel en de andere niet in aanmerking komt, zijn ook voor deze leden niet altijd even
helder. In reactie op de ophef heeft de Staatssecretaris al binnen een dag in de media
aangekondigd met aanpassingen te komen. Wanneer kunnen deze leden deze aanpassingen
tegemoet zien? En hoe wordt voorkomen dat er ditmaal een niet uit te leggen onderscheid
komt tussen de ene beroepsgroep en de andere, terwijl zij beiden getroffen zijn door
deze crisis en de door de Staatssecretaris overigens terecht genomen maatregelen?
Deze leden pleiten voor een ruimhartige regeling, ook voor ondernemers en zzp’ers
die nu tussen wal en schip dreigen te belanden.
De leden van de SP-fractie onderschrijven dat snelheid van het grootste belang is
omdat bedrijven al op korte termijn failliet kunnen gaan. Deze leden constateren dat
op dit moment hard wordt gewerkt aan de uitwerking van deze regeling in een algemene
maatregel van bestuur (AMvB). Zij lezen ook dat het nog enkele weken kan duren voordat
deze AMvB van kracht is. Tot die tijd wordt van gemeenten verwacht dat zij op basis
van voorliggende brief alvast starten met de uitvoering. Deze leden vragen de Staatssecretaris
of gemeenten nu echt aan de slag kunnen en op wat voor termijn ondernemers en zzp’ers
hun geld (voorschot) tegemoet kunnen zien?
De leden van de SP-fractie merken op dat het urencriterium van 1.225 uur per jaar,
24 uur per week van kracht is op de regeling. Waarom is hiervoor gekozen? Deelt de
Staatssecretaris de vrees dat dit tot een grote groep zzp’ers gaat leiden die buiten
de boot vallen en alsnog in de problemen komen? Waarom is dit criterium van toepassing?
Deze leden hebben grote twijfels bij het urencriterium van 1.225 uur per jaar. Zzp’ers
kunnen allerlei redenen hebben om minder dan 24 uur te werken. Zij kunnen daarnaast
een parttime baan hebben, alleenstaand ouder zijn of nog een andere baan ernaast hebben.
Waarom is de Staatssecretaris van mening dat deze mensen geen recht op ondersteuning
hebben, terwijl zij evenzeer door deze crisis getroffen worden? Hoe verhoudt zich
dit tot de «20% omzetverlies» als criterium voor de werktijdverkortingsregeling? Heeft
de Staatssecretaris ook een lager aantal uren overwogen, bijvoorbeeld twaalf uur?
Deze leden vragen om een overzicht met daarin hoeveel zzp’ers werken voor acht, twaalf,
zestien, twintig of vierentwintig uur. Wat zijn de extra kosten van de regeling bij
een lager urencriterium? Deze leden vragen de Staatssecretaris de regeling ruimhartig
toe te passen en ook parttime zzp’ers tegemoet te komen. Is de Staatssecretaris daartoe
bereid?
De leden van de SP-fractie lezen ook dat de regeling uitsluitend geldt voor ondernemers
en zzp’ers die in Nederland woonachtig zijn en waarvan het bedrijf in Nederland is
gevestigd. Ondernemers die werken in Nederland maar wonen in België kunnen hierdoor
geen beroep doen op de regeling. Deze leden hebben andermaal de vraag waarom ook dit
criterium is toegepast? Deze leden willen voor deze groep niet afwachten wat andere
landen doen evenals de Staatssecretaris, maar pleiten voor maatregelen nu. Is de Staatssecretaris
daartoe bereid?
De leden van de SP-fractie betreuren het dat het inkomen van zzp’ers slechts aangevuld
wordt tot bijstandsniveau. Waarom is hiervoor gekozen door de Staatssecretaris? Deze
leden vinden dit in schril contrast staan met de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging
voor behoud van werkgelegenheid (NOW)4. Daarbij krijgen de veelal grote werkgevers 90% van de loonkosten vergoed voor inkomens
tot maar liefst 9.538,- euro per maand. Hoe verklaart de Staatssecretaris de ruimhartige
steun enerzijds voor de veelal grote bedrijven en de beperkte steun aan zzp’ers door
hen slechts te compenseren tot aan het bestaansminimum? Wat zouden de extra kosten
van de regeling zijn indien zzp’ers tot aan het minimumloon worden gecompenseerd?
De leden van de SP-fractie zijn blij te lezen dat de regeling geldt voor ondernemers
en zzp’ers die voor 17 maart jongstleden actief waren en dus niet voor 1 januari 2020
zoals eerder aangekondigd. Hierdoor dreigde een grote groep naast de regeling te grijpen,
wederom zonder dat daar een logische verklaring voor was. Waarom heeft de Staatssecretaris
deze grens niet meteen op 17 maart gesteld en eerst veel zzp’ers die na 1 januari
2020 zijn gestart schrik aangejaagd?
De leden van de SP-fractie constateren dat de Staatssecretaris aan gemeenten vraagt
om tijdelijk in strijd met de wet te handelen. Dit betreft onder andere het tijdelijk
niet toepassen van de kostendelersnorm. Ook een aantal bepalingen in de Participatiewet,
waaronder een verruiming van de mogelijkheden om jongeren tot 27 jaar binnen de voorgeschreven
zoekperiode van vier weken bijstand toe te kennen en een versoepeling van de wijze
waarop loonwaardebepaling voor het berekenen van loonkostensubsidie plaatsvindt. Deze
leden vinden de regeling om de zoektermijn voor jongeren te schrappen echter nog niet
ver genoeg gaan. Erkent de Staatssecretaris dat jongeren op deze manier aan de willekeur
van de gemeente zijn overgeleverd? Is de Staatssecretaris bereid de zoektermijn landelijk
op te heffen zodat jongeren overal gelijk behandeld worden?
De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om de tegenprestatie
op te schorten. Het is in tijden van corona weinig realistisch om deze nog toe te
passen. Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat iemand wordt gekort op zijn of haar
uitkering omdat er geen tegenprestatie wordt geleverd, terwijl deze helemaal niet
voorhanden is? Heeft de Staatssecretaris ook overwogen om de partner- en vermogenstoets
voor een bredere doelgroep te schrappen? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen of
er ook mogelijkheden zijn om mensen die vanuit de Ziektewet of vanuit de WW de bijstand
instromen gedurende de coronacrisis, te ontheffen van de partner- en vermogenstoets?
Deze groep heeft nu immers weinig kans om een baan te vinden. Deze leden vragen de
Staatssecretaris of is overwogen om de kostendelersnorm voor de hele participatie-doelgroep
te schrappen gedurende de coronacrisis? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen de
Staatssecretaris of er anders geen sprake is van rechtsongelijkheid tussen de mensen
die nu wel ontheven worden van de kostendelersnorm en zij die dat niet worden? Wat
kost het per jaar om de totale kostendelersnorm te schrappen? Heeft de Staatssecretaris
inzicht in het aantal mensen dat vanwege persoonlijke omstandigheden door gemeenten
wordt vrijgesteld van de kostendelersnorm?
De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor mensen met een arbeidsbeperking die
werken op basis van een tijdelijke garantiebaan of proefplaatsing. Zij hebben vaak
zowel een kwetsbare gezondheid als een kwetsbare financiële positie en zouden daarom
in dienst moeten worden gehouden met de bijbehorende ondersteuning, aldus het advies
van de Stichting van de Arbeid. Op welke wijze geeft de Staatssecretaris hier vorm
aan? Op welke wijze kan de Staatssecretaris monitoren hoeveel mensen met een arbeidsbeperking
hun baan verliezen tijdens de coronacrisis? Wat gaat de Staatssecretaris doen om te
borgen dat mensen met een arbeidsbeperking en een tijdelijk contract, hun baan niet
verliezen? Mensen met een arbeidshandicap en een urenbeperking worden hard getroffen
door de coronacrisis, maar zij worden niet gecompenseerd indien zij door hun beperking
minder dan 24 uur werken als zzp’er. Is de Staatssecretaris bereid een uitzondering
op het urencriterium te maken voor tenminste mensen met een arbeidsbeperking?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Uitwerking tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers. Deze leden vinden het van groot belang dat zelfstandigen
die door de coronacrisis opdrachten, en dus hun inkomen, zijn kwijtgeraakt, snel en
voldoende ondersteund moeten worden. Deze leden kunnen daarom instemmen met de Tozo.
Zij hebben echter nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie zien dat groepen zelfstandigen nu niet onder de Tozo
vallen. Vaak omdat zij bijvoorbeeld niet voldoen aan het urencriterium en geen inschrijving
hebben bij de KvK. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij bekend is met het
feit dat platformwerkers bij bijvoorbeeld Temper, Deliveroo, UberEATS, maar ook thuiszorgmedewerkers
die werken via platforms (alfa-constructie nieuwe stijl) niet voldoen aan het urencriterium.
En is de Staatssecretaris er ook bekend mee dat platformbedrijven, zoals Deliveroo,
UberEATS en Temper, bewust hun platformwerkers ontraden om zich niet in te schrijven
bij de KvK bij de eerste tien opdrachten? Deelt de Staatssecretaris de mening dat
deze platformwerkers, zeker omdat zij weinig tot geen financiële buffers hebben, ook
bescherming verdienen? Om die reden vragen deze leden op welke manier de Staatssecretaris
deze platformwerkers ook kan ondersteunen. Is de Staatssecretaris bereid om deze platformwerkers,
ondanks dat zij niet aan het urencriterium of inschrijving KvK voldoen, ook onder
de Tozo te laten vallen?
De leden van de PvdA-fractie constateren verder dat ook in de culturele sector vele
mensen buiten de boot vallen bij de Tozo. Deze leden vragen de Staatssecretaris of
mensen die een hybride en atypische arbeidsrelatie hebben en niet kunnen voldoen aan
het urencriterium ook geholpen kunnen worden door de Tozo. Ook horen deze leden graag
of mensen met een gage-verklaring, freelancers die verloond worden via de fictieve
dienstbetrekking (de Artiestenregeling), makers met een onregelmatig inkomen vanwege
muziek- of filmopnames, waarbij hun inkomen volledig is weggevallen, ook onder de
Tozo vallen. Zo niet, op welke manier is de Staatssecretaris dan bereid om deze makers
te ondersteunen zodat zij zeker kunnen zijn van een inkomen?
De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris uiteen te zetten waarom er
onderscheid wordt gemaakt tussen een zelfstandige met partner en zonder partner. Wat
is de reden om aan dit onderscheid vast te houden? Deze leden hebben al eerder geconstateerd
dat de bijstandsuitkering, van 253 euro, voor (alleenstaande) jongeren tot en met
21 jaar al niet toereikend is om rond te kunnen komen. Is de Staatssecretaris bekend
met het feit dat, onder andere Humanitas, al eerder heeft aangegeven dat jongeren
hierdoor meer dan 650 euro per maand te kort komen voor bijvoorbeeld de huur en boodschappen?
Om welke reden denkt de Staatssecretaris dat jonge zelfstandigen, die al hun opdrachten
zijn kwijtgeraakt, hun huur en boodschappen te kunnen betalen met een uitkering van
253 euro? Is de Staatssecretaris bereid om jonge zelfstandigen recht te geven op dezelfde,
hogere, uitkering net zoals de rest van de zelfstandigen die gebruik maken van Tozo?
De leden van de PvdA-fractie kunnen zich vinden in het schrappen, vanwege eenvoud
en snelheid, van de vermogens- en partnertoets voor zelfstandigen bij de Tozo. Echter
constateren deze leden dat hier sprake is van een ongelijke situatie met betrekking
tot «gewone» bijstandsgerechtigden, waarbij nog wel sprake is van een vermogens- en
partnertoets. Deelt de Staatssecretaris de mening dat hier sprake is van meten met
twee maten? Vindt de Staatssecretaris dat we in deze lastige tijd alle kwetsbare mensen
dienen te beschermen? Is de Staatssecretaris daarom ook bereid om voor de duur van
de tijdelijke overbruggingsregeling ook voor nieuwe instroom in de bijstand de vermogens-
en partnertoets te versoepelen, te verruimen of ook te schrappen? Ook vragen deze
leden, vanwege de onmogelijkheid om te solliciteren, de daling van het aantal vacatures
en de enorme toename van het aantal bijstandsgerechtigden, de Staatssecretaris of
zij bereid is om de sollicitatieplicht in de bijstand tijdelijk te schrappen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of zij zelfstandigen die recent,
met behoud van een gedeeltelijke uitkering, vanuit een uitkeringssituatie zijn gestart
met hun onderneming, en nu vanwege de coronacrisis geen omzet hebben, de mogelijkheid
krijgen om hun onderneming «on hold» te zetten en zodoende te kunnen terugvallen op
hun volledige bestaande uitkering? Zijn uitkeringsinstanties, zoals het UWV, bereid
om hier aan mee te werken? Ook vragen deze leden of zelfstandigen die deels een uitkering
(AOW, Wet arbeidsongeschiktheid (WAO), Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
of WW) ontvangen ook recht hebben op de Tozo. Zo nee, waar kunnen deze zelfstandigen,
als zij onder het sociaal minimum zakken, dan terecht?
De leden van de PvdA-fractie krijgen signalen binnen dat er nog geen eenvoudige en
duidelijke regelgeving voor gemeenten is. Deelt de Staatssecretaris de mening dat
hierdoor gemeenten en zelfstandigen in de knel kunnen komen? Gaat de Staatssecretaris
zo snel mogelijk duidelijkheid geven over de regelgeving waarmee de gemeenten aan
de slag kunnen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen het dat de Staatssecretaris met de
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers perspectief biedt aan zzp’ers
die geraakt worden door de coronacrisis. Deze regeling biedt een vangnet en garandeert
een inkomen op het bestaansminimum. Genoemde leden realiseren zich dat hiermee niet
alle problemen zijn opgelost voor zzp’ers. Als een burger gewend is aan meer inkomsten
en daarop afgestemde vaste lasten hebt of een gezin moet onderhouden, dan zal dit
bedrag daarvoor in veel gevallen niet toereikend zijn. Daarmee wordt duidelijk dat
het bestaansminimum echt een minimum is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen
welke overige maatregelen de Staatssecretaris in overweging heeft om ondersteuning
te bieden aan zzp’ers die getroffen zijn door de gevolgen van de huidige crisis. Kunnen
bijvoorbeeld afspraken gemaakt worden met hypotheekverstrekkers en woningcorporaties
over uitstel van hypotheekbetalingen en huur? Of kunnen dergelijke afspraken gemaakt
worden voor andere vaste lasten?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor zelfstandig ondernemers
in de grensregio’s. Ondernemers die in Nederland een bedrijf hebben en wonen in Duitsland
of België of andersom kunnen geen gebruik maken van deze regeling. De Staatssecretaris
erkent deze problematiek, maar heeft vooralsnog nog geen oplossing gepresenteerd.
Deze leden vragen de Staatssecretaris om met spoed maatregelen te nemen op dit punt,
zodat rechtsongelijkheid wordt voorkomen en zzp’ers in de grensregio’s niet tussen
wal en schip vallen. Deze leden vragen of het loslaten van de woon- en/of vestigingseis
in deze specifieke situatie een maatwerkoplossing zou bieden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor degenen die tussen wal en
schip dreigen te vallen doordat ze niet in aanmerking komen voor de diverse regelingen
die de Staatssecretaris heeft geïntroduceerd. Bijvoorbeeld freelancers die (tot voor
kort) werden verloond, die daarmee hebben bijgedragen aan het systeem van sociale
zekerheid, maar die niet voldoen aan de wekeneis in de WW. Zij komen ook niet in aanmerking
voor de Tozo, aangezien het geen zzp’ers zijn of het urencriterium niet halen doordat
ze verloond werden. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar deze situaties?
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie spreken hun grote waardering uit voor de inspanningen
van de Staatssecretaris, de ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Divosa, sociale partners, en alle andere
betrokkenen om de Tozo-regeling tot stand te brengen.
De leden van de 50PLUS-fractie zijn van mening dat het zo veel mogelijk in stand houden
van de inkomens- en bestaanszekerheid van mensen cruciaal is. Zonder behoud van inkomens,
banen en bedrijvigheid is ons welvaartsniveau niet houdbaar. Dat geldt óók voor de
kwaliteit van onze gezondheidszorg. Deze leden vragen of gewaarborgd is dat gemeenten
steeds voldoende bevoorschot zullen worden, en via de specifieke uitkering vanuit
de rijksoverheid ruimhartig «gefinancierd» zullen worden, zodat zij de regeling goed
kunnen uitvoeren, en steeds kunnen voldoen aan optredende vraag van zelfstandig ondernemers.
Deze leden krijgen hierover graag een toelichting. Tevens vragen deze leden of spoedige
uitkering nu in principe gegarandeerd kan worden – ongeacht de gemeente waar men woont
– zodat betalingsproblemen van mensen zoveel mogelijk voorkomen worden, directe financiële
nood gelenigd kan worden, en uiteindelijk faillissementen voorkomen worden. Kan gegarandeerd
worden dat gemeenten de «tool-kit» van de regeling allemaal op dezelfde wijze gebruiken,
en dezelfde beknopte en gerichte uitvraag van gegevens doen aan zelfstandig ondernemers
die een beroep willen doen op de regeling? Kan hierbij gewaarborgd worden dat aanvragers
niet geconfronteerd worden met «administratieve rompslomp»? Deze leden ontvingen signalen
dat een «karrenvracht» aan gegevens en informatie wordt gevraagd door de gemeente,
voor het doen van een aanvraag. Veel van de noodmaatregelen van het kabinet nemen
de vorm aan van liquiditeitssteun in de vorm van leningen. Hoe kan – afgezien van
relatief gunstige leenvoorwaarden – voorkomen worden dat de steunmaatregelen van het
kabinet, op een later moment toch nog tot veel faillissementen gaat leiden? Doel van
ondersteuning van de Staatssecretaris is immers, bedrijven juist in betere tijden
en op langere termijn succesvol voort te zetten. Deze leden kunnen zich voorstellen
dat de markt niet direct hersteld is en daarnaast hebben de kredietverzekeraars al
gewaarschuwd voor een faillissementsgolf.
De leden van de 50PLUS-fractie hebben enkele vragen bij de duur, de reikwijdte van
de regeling, en de hoogte van de uitkering. Drie maanden lijkt een eerste goede stap.
Wanneer (op welke momenten), hoe, en op grond van welke criteria zal een vervolgbesluit
worden genomen over eventuele verlenging van de regeling? Zal dat in principe zijn
voor de duur van de coronacrisis? Deze leden hebben op zich begrip voor het feit dat
om de eerste nood te lenigen, een vangnet op het niveau van het sociaal minimum wordt
gevormd, maar hoe reëel is de verwachting dat dit zelfstandig ondernemers voldoende
in inkomens- en bestaanszekerheid zal bieden, en uiteindelijk faillissementen kan
voorkomen? Voor veel zzp’ers is immers een uitkering op bijstandsniveau zelfs onvoldoende
om vaste lasten, laat staan lopende vaste zakelijke kosten, op te vangen. De regeling
stelt dat de zelfstandige minimaal aan het urencriterium van circa 24 uur per week
moet voldoen. Welke steun kunnen zelfstandig ondernemers krijgen die (net) niet voldoen
aan dit urencriterium, en toch zwaar getroffen worden door de coronacrisis? Kunnen
we nog een wijziging verwachten wat betreft het urencriterium? Wat betreft de toegankelijkheid
van de regeling merken deze leden op dat zelfstandig ondernemers die AOW-gerechtigd
zijn géén aanspraak lijken te kunnen maken op de Tozo-regeling, óók niet op het lening-deel
van de regeling voor de onderneming. Is die indruk juist? En zo ja, vindt de Staatssecretaris
niet, dat levensvatbaar zelfstandig ondernemerschap juist nu gekoesterd moet worden,
ongeacht de leeftijd van de zelfstandig ondernemer? Zo nee, waarom niet? Deelt de
Staatssecretaris anders gezegd de mening dat het bij bescherming van zelfstandig ondernemerschap
niet mag uitmaken of een ondernemer 65-plusser of 65-minner is? Deze leden vragen
van de Staatssecretaris verder de garantie, dat AOW-gerechtigde zelfstandig ondernemers
niet, als gevolg van economische schade door de coronacrisis, met hun inkomen onder
het sociaal minimum raken. Dat is immers het doel van deze regeling, dit wordt expliciet
gemeld in de brief. Kan die garantie gegeven worden? Het is de Staatssecretaris toch
bekend dat er AOW-gerechtigden zijn, met een jongere partner, die moeten rondkomen
van 812 euro. Daardoor is het logisch dat zij doorwerken. De Staatssecretaris weet
toch ook dat er veel mensen zijn die geen volledige AOW hebben omdat zij niet 50 jaar
in Nederland gewoond hebben die door hun eigen bedrijf kunnen rondkomen? Nu dit wegvalt
zou het doel van deze regeling minimaal op sociaal minimum bereikt moeten worden door
een aanvulling op de AOW. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid? Zo ja hoe? Zo niet,
waarom niet?
De leden van de 50PLUS-fractie wijzen verder op situaties waarbij het inkomen van
AOW-gerechtigde zelfstandig ondernemers op zichzelf beschouwd voldoende is om van
de leven, maar de onderneming door de coronacrisis in financiële problemen komt, en
bedrijfslasten ondragelijk worden voor de AOW-gerechtigde. Deelt de Staatssecretaris
de mening dat dan toegankelijkheid tot de Tozo-lening tegen gunstige voorwaarden nét
het verschil kan maken, en beslissend kan zijn voor voortzetting van het zelfstandig
ondernemerschap en het behoud van economische activiteit? Graag ontvangen deze leden
een reactie.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen de Staatssecretaris in te gaat op de kritiek
van bijvoorbeeld VNO-NCW, Midden en Kleinbedrijf (MKB) Nederland, Taxichauffeurs en
MKB brandstof op de toegankelijkheid en de vormgeving van de Tozo. Dit wordt ook gevraagd
voor ondernemers en branches, eenmanszaken en vof-bedrijven die nu buiten de regeling
(lijken te) vallen. Wordt er nog overwogen zelfstandig ondernemers die nu buiten de
regeling (lijken te) vallen, toegang te verlenen of de regeling op dit punt nog verder
te verduidelijken en/of aan te passen? Zo niet, waarom niet? Gaat de Staatssecretaris
er voor zorgen, dat zelfstandig ondernemers die tussen wal en schip (dreigen te) raken,
zo snel mogelijk horen waar zij terecht kunnen voor steun, om faillissementen te voorkomen?
Deze leden vinden dat alle zelfstandig ondernemers, met en zonder personeel, steun
moeten kunnen krijgen als hun economische activiteit zwaar getroffen wordt door de
coronacrisis. Deelt de Staatssecretaris deze mening? Wordt die garantie geboden door
de noodmaatregelen of gaat de Staatssecretaris daar voor zorgen? Kunnen ondernemers
die vanwege gezondheidsredenen – gerelateerd aan de coronacrisis – en zelf kiezen
hun werk niet voort te zetten een beroep doen op de regeling? Graag ontvangen deze
leden een beschouwing.
De leden van de 50PLUS-fractie begrijpen dat verantwoording over verkregen steun en
krediet achteraf plaatsvindt. Zij vinden dit zeker zeer gewenst. Er moet sprake zijn
van een doelmatige bestedingen van algemene middelen, zo zijn deze leden van mening.
Maar hoe kan voorkomen worden, dat eventuele majeure terugvordering van steun achteraf
moet plaatsvinden, en dat de zelfstandig ondernemer daardoor alsnog failliet gaat?
Ook vinden deze leden dat mogelijk oneigenlijk gebruik van de regeling niet op het
bord van het gemeenten mag komen. Wordt dit «ingecalculeerd» als risico, dat in principe
voor verantwoording van de rijksoverheid komt, en niet van gemeenten, of andere betrokken
uitvoerende instanties? Graag krijgen deze leden op dit punt een beschouwing van de
Staatssecretaris.
De leden van de 50PLUS-fractie vinden dat zelfstandig ondernemers die in Nederland
werken en in Duitsland en België wonen niet buiten de regeling zouden moeten vallen,
zeker als de regeling voor zelfstandig ondernemerschap in het buitenland niet gelijkwaardig
is. Het gaat immers om instandhouding van ondernemerschap in Nederland en behoud van
economische activiteit in Nederland. Deze leden vragen of voor grensarbeiders naar
een oplossing wordt gezocht, en of daar spoedig duidelijkheid over zal kunnen komen.
Wanneer krijgen grenswerkers duidelijkheid?
De leden van de 50PLUS-fractie ontvangen veel vragen van alleenstaande zelfstandig
ondernemers met de vraag of het waar is, dat gehuwden en samenwonenden, beiden zelfstandig
ondernemer, samen maximaal 1.500 euro netto aanvullende uitkering voor levensonderhoud
kunnen krijgen, en een zelfstandig ondernemer, gehuwd of samenwonend (met kinderen)
met een werknemer in loondienst ook 1.500 euro netto krijgt. Kan hierover duidelijkheid
gegeven worden? Zo ja, is dit niet onbillijk? Graag ontvangen deze leden een grondige
toelichting.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie zijn positief over de tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers. Hiermee kunnen op een generieke wijze zelfstandige ondernemers,
die hard getroffen zijn door de recente ontwikkelingen, ondersteund worden. Deze leden
zijn ook positief over het feit dat signalen van ondernemers meegenomen lijken te
zijn bij de uitwerking. Bijvoorbeeld aangaande de positie van DGA’s. Deze leden roepen
op om dit ook bij verdere uitwerking en uitvoering te blijven doen. Deze leden hebben
nog wel enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat er in de regeling waarborgen ingebouwd zijn
om misbruik tegen te gaan. Bestaat dit enkel uit een moreel appel, of zijn er andere,
meer dwingende waarborgen ingebouwd? Wordt er bijvoorbeeld naar gemeenten toe gecommuniceerd
om terughoudend om te gaan met aanvragen voor ondernemers die het materieel gezien
niet nodig hebben?
De leden van de SGP-fractie vragen of de Staatssecretaris een inschatting kan geven
van het bedrag dat terecht komt bij ondernemers die het materieel gezien niet nodig
hebben. Tevens vragen deze leden of de Staatssecretaris voornemens is, indien de regeling
na drie maanden verlengd wordt, de vermogens- en partnertoets te herintroduceren.
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over het urencriterium. Wordt
hiervoor het urencriterium over geheel 2019 genomen? En wordt bij een ondernemer die
na 1 januari 2019 gestart is een evenredig deel daarvan genomen? Tevens vragen deze
leden welke maatregelen genomen worden voor ondernemers die net onder dit urencriterium
vallen. Daarnaast vragen deze leden wat de status is van ondernemers die geen inschrijving
hebben bij de KvK. Zij dreigen buiten alle regelingen te vallen. Welke mogelijkheden
voor ondersteuning zijn er voor deze groep en hoe wordt voorzien in meer duidelijkheid?
II Antwoord/ Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Witzke, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.