Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (Kamerstuk 35420-8)
2020D12688 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben fracties de
                  behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
                  Zaken en Werkgelegenheid over de op 31 maart 2020 ontvangen brief Tijdelijke noodmaatregel
                  overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (Kamerstuk 35 420, nr. 8).
               
De voorzitter van de commissie, Rog
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
13
                         
                         
                         
II
Antwoord/Reactie van de Minister
14
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de aangekondigde
                     regeling. Zij zijn positief over de voortvarendheid die de Minister toont met deze
                     maatregelen om ondernemers te ondersteunen om zoveel mogelijk werkgelegenheid en banen
                     te behouden. Deze leden roepen de Minister op ook in de uitvoering zoveel mogelijk
                     snelheid te blijven maken. Het is in deze crisissituatie belangrijk om snel te kunnen
                     handelen en waar nodig later bij te sturen. De regeling is (terecht) expliciet ook
                     bedoeld voor behoud van werk en doorbetaling voor mensen met een tijdelijk of oproepcontract.
                  
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen. Arbeidskrachten die aan het werk
                     zijn via een payrollbedrijf lijken tussen wal en schip te vallen omdat de inlener
                     omzetverlies heeft, maar niet de werkgever is en de payroll-werkgever geen of nauwelijks
                     omzetverlies heeft. Kan de Minister aangeven op welke manier payroll-werkgevers met
                     behulp van deze Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) kunnen
                     of zouden moeten bijdragen aan het behoud van werkgelegenheid? En op welke manier
                     communiceert de Minister hierover met deze bedrijven? Er is een risico dat de compensatie
                     uit de NOW onvoldoende is voor bedrijven waar de kern van de omzet in slechts een
                     deel van het jaar valt (seizoenswerk) en dat daarmee meer banen verdwijnen dan gewenst.
                     Welke andere noodmaatregelen zijn voor deze bedrijven van toepassing om zoveel mogelijk
                     banen te behouden? In hoeverre kunnen ondernemers hun geschatte omzetverlies tussentijds
                     bijstellen als blijkt dat zij toch minder of juist meer omzet behalen dan verwacht?
                  
De leden van de VVD-fractie vragen zich daarnaast af op welke manier en met welke
                     frequentie de Minister de Kamer wil informeren over de voortgang van het aantal aanvragen,
                     de bijbehorende bedragen en het aantal behouden arbeidsplaatsen.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vinden het positief dat er maatregelen zijn genomen om
                  ervoor te zorgen dat werkgevers zoveel mogelijk mensen aan het werk houden (NOW).
                  De leden van de PVV-fractie steunen dit uiteraard. Wel hebben deze leden nog enkele
                  vragen. Er bereiken de leden van de PVV-fractie geluiden dat er, voor de bekendmaking
                  van het noodpakket, werknemers zijn ontslagen op basis van de coronacrisis. Zo zijn
                  er mensen die in de periode van 1 maart tot en met 17 maart van hun werkgever te horen
                  hebben gekregen dat er door de coronacrisis geen werk meer voor hen was en vervolgens
                  zonder werk en inkomen thuis zijn komen te zitten. Wat gaat de Minister doen om (aantoonbaar
                  op basis van de coronacrisis) ontslagen werknemers die door de huidige criteria geen
                  recht hebben op bijstand en op basis van de zogenaamde wekeneis geen recht hebben
                  op een uitkering uit de Werkloosheidswet (WW) maar door de coronacrisis wel in financiële
                  problemen zijn gekomen, tegemoet te komen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief
                     Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid d.d. 31 maart jl. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
                  
De leden van de CDA-fractie lezen op pagina 5 van zijn brief dat de Minister erkent
                     dat met een meetperiode van drie maanden voor de omzetdaling «het desondanks kan voorkomen
                     dat de gebruikte tijdvakken voor 2019 niet representatief zijn, bijvoorbeeld door
                     groei van de onderneming of seizoenspatronen». En dat een correctie daar niet mogelijk
                     is. Deze leden begrijpen de gedachte hierbij, de regeling moet zo eenvoudig mogelijk
                     zijn om «op zeer korte termijn zeer veel aanvragen te kunnen behandelen», maar maken
                     zich zorgen over wat dit betekent voor bijvoorbeeld de kwekers van seizoensproducten.
                     Zij moeten hun omzet in een beperkt aantal maanden van het jaar verdienen en zien
                     zich nu geconfronteerd met hoge omzetverliezen en maken extra kosten voor het moeten
                     laten weggooien van producten. Is de Minister alsnog bereid om te kijken of voor deze
                     groep, binnen of buiten de NOW, een voorziening kan worden getroffen?
                  
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister om moverende redenen het «concernbeginsel»
                     (pagina 6) hanteert: omzetverlies wordt op concernniveau bekeken. Deelt de Minister
                     de mening dat dit voor bepaalde bedrijven heel nadelig kan werken? Bijvoorbeeld bedrijven
                     die internationaal opereren en/of bedrijven met arbeidsintensieve bedrijfsonderdelen
                     die door de coronacrisis zo hard worden geraakt dat de werkgelegenheid in gevaar komt.
                     Die bedrijven dreigen van de NOW in haar huidige vorm te worden uitgesloten, omdat
                     als gevolg van het concernbeginsel ook andere, minder getroffen bedrijfsonderdelen/-activiteiten
                     meetellen bij het bepalen van de omzet. Is de Minister bereid voor dergelijke bedrijven
                     een hardheidsclausule in de NOW op te nemen? Is hij bereid om het criterium van omzetverlies
                     op de omzet behaald in Nederland toe te passen? Deze leden merken op dat het concernbeginsel
                     ook voor organisaties als kerken bijzonder nadelig kan uitpakken. Is de Minister bereid
                     hiernaar te kijken, zodat in voorkomend geval toch afzonderlijke lokale kerkgemeenschappen
                     voor de NOW in aanmerking kunnen komen in plaats van dat op koepelniveau wordt gekeken?
                  
De leden van de CDA-fractie lezen op pagina 8 over de inspanningsverplichting om de
                     loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden en werknemers dus door te betalen. Een daling
                     van de loonsom zal dan ook gevolgen hebben voor de hoogte van de uiteindelijke subsidie
                     waar de werkgever aanspraak op kan maken. Verderop staat dat «Het voorschot dat in
                     het kader van de NOW wordt verstrekt, is in beginsel gebaseerd op de loonsom over
                     het aangiftetijdvak januari 2020. Als de loonsom over de maanden maart-april-mei lager
                     is, wordt de hoogte van de subsidie verminderd met 90% van het bedrag waarmee de loonsom
                     is gedaald». Klopt in dit licht het volgende voorbeeld: Een ondernemer die 30% omzetverlies
                     heeft, komt in aanmerking voor (maximaal) 90% maal 30% compensatie van de loonkosten
                     over maart, april en mei? Is de (gemiddelde) loonsom in die periode lager dan de loonsom
                     over januari, bijvoorbeeld omdat een werkgever oproepkrachten niet doorbetaalt, dan
                     wordt de compensatie gekort met (maximaal) 90% van de lagere loonsom? Herkent de Minister
                     ten aanzien van payrolling dat het risico dat payrollwerknemers niet kunnen werken
                     als gevolg van de coronacrisis voor een groot deel bij de opdrachtgever komt te liggen?
                     Dit omdat payrollbedrijven kunnen blijven doorfactureren aan hun klanten (waarmee
                     zij niet voldoen aan de voorwaarde voor tenminste 20% omzetverlies), terwijl deze
                     klanten (Midden- en kleinbedrijf (MKB), horeca) in financieel zwaar weer zitten en
                     facturen mogelijk niet kunnen betalen. Is bij het omzetcriterium rekening te houden
                     met dergelijk oninbare facturen? Het veilig huisvesten, inrichten van quarantainelocaties
                     en vervoeren van arbeidsmigranten tijdens de coronacrisis, leidt tot hogere kosten
                     voor werkgevers en huisvesters. Zij kunnen deze extra kosten niet doorberekenen aan
                     arbeidsmigranten of aan hun klanten. Deze leden vragen of er regelingen, binnen of
                     buiten het Noodpakket banen en economie1 zijn, waaruit deze kosten gedekt zouden kunnen worden.
                  
De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat aanvragen voor de NOW in volgorde worden
                     behandeld. Worden bedrijven die eerder een aanvraag voor de Regeling Werktijdverkorting
                     (wtv-regeling) hebben gedaan, die is gestopt en waarvoor de NOW in de plaats komt,
                     derhalve als eerste geholpen?
                  
De leden van de CDA-fractie merken op dat ten gevolge van de coronacrisis bepaalde
                     sectoren met personeelstekorten kampen, terwijl in andere sectoren mensen minder of
                     geen werk hebben. Kan de Minister de mogelijkheden op een rijtje zetten, waarmee mensen
                     die nu thuiszitten snel (tijdelijk) in een andere sector aan het werk kunnen (detachering,
                     collegiale uitleen etc.)? Ziet de Minister aanknopingspunten dit gemakkelijker te
                     maken?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de tijdelijke
                     maatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid. Deze leden zijn verheugd dat
                     de Minister heeft besloten deze omvangrijke steunmaatregel in te voeren om zo veel
                     mogelijk banen te behouden en dat dit op deze korte termijn mogelijk is gebleken.
                     Deze leden hebben nog enkele vragen over de uitwerking van deze regeling. De leden
                     van de D66-fractie vragen wat naar huidige inzichten de verwachting is van het gebruik van de NOW. Deze leden vragen daarnaast of er een eerste beeld
                     beschikbaar is van het aantal WW-aanvragen en de ontwikkeling van de werkloosheid
                     sinds de start van de crisis. Deze leden vragen of hierbij ook specifiek wordt gekeken
                     naar de positie van mensen met een contract voor bepaalde tijd, of een oproep- of
                     nulurencontract. Is er een beeld van het aantal mensen met een dergelijk contract
                     dat door de crisis niet meer aan het werk is? En welk deel hiervan kan aanspraak maken
                     op een WW-uitkering? Deze leden vragen daarnaast op welke manier werkgevers- en werknemersorganisaties
                     zich inzetten om zoveel mogelijk banen te behouden en op welke manier het commitment
                     aan de aangekondigde regelingen zich doorvertaalt naar de achterbannen van deze organisaties.
                  
De leden van de D66-fractie vragen of het naar verwachting lukt om bij de al eerder
                     ingediende aanvragen voor de werktijdverkorting die nu worden behandeld als een aanvraag
                     van de NOW, de eerste voorschotten over te maken voor de salarisbetaling van april.
                     Deze leden vragen of deze aanvragen ook als eerste zullen worden behandeld als het
                     loket voor de NOW open gaat.
                  
De leden van de D66-fractie vragen waarom er voor gekozen is om voor de bepaling van
                     de omzetdaling de verwachte omzet te vergelijken met een kwart van de omzet over 2019.
                     Deze leden vragen of er een beeld is hoeveel ondernemingen door deze vormgeving niet
                     in aanmerking kunnen komen voor de NOW of een lager percentage van de loonkosten gecompenseerd
                     krijgen, omdat de omzet sterk varieert over het jaar heen. Daarnaast vragen deze leden
                     of ook de optie is overwogen om de te verwachten omzet te vergelijken met dezelfde
                     periode vorig jaar.
                  
De leden van de D66-fractie vragen op welke manier wordt omgegaan met sterk groeiende
                     en startende bedrijven, die door de vormgeving van de bepaling van omzetverlies mogelijk
                     geen aanspraak kunnen maken op de NOW, of maar deels doordat op dit moment de omzet
                     en de loonsom veel hoger zijn dan in de periode waarmee wordt vergeleken. Deze leden
                     vragen daarnaast op welke manier de voortzetting van de subsidie voor culturele instellingen
                     wordt meegenomen in de omzetbepaling in de culturele sector. Deze leden vragen of
                     dit van invloed kan zijn op de eventuele aanspraak op de NOW, en of dit effect beoogd
                     is.
                  
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie waarom er voor is gekozen om de maximale
                     aanspraak op compensatie te baseren op de loonsom van januari. Deze leden vragen of
                     er ook is gekeken naar de optie om de loonsom gelijk te houden met dezelfde periode
                     vorig jaar (maart-mei 2019) zodat sectoren met veel seizoenswerk, zoals bijvoorbeeld
                     de horeca, een groter deel van hun loonsom gecompenseerd zouden kunnen krijgen. Deze
                     leden vragen of de gekozen vormgeving mogelijk van invloed kan zijn op het blijven
                     inzetten van mensen met een oproep- of nulurencontract in deze sectoren.
                  
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat mensen die voor een uitzendbureau
                     of payrollorganisatie werken, door hun feitelijke werkgever kunnen worden doorbetaald
                     doordat deze aanspraak kan maken op de NOW. Deze leden vragen hoe wordt omgegaan met
                     een situatie waarbij de uitzend- of payrollwerkgever niet voldoet aan de eis van ten
                     minste 20% omzetdaling doordat in veel verschillende sectoren wordt gewerkt.
                  
De leden van de D66-fractie vragen of er een beeld is van hoeveel mensen die werken
                     voor een uitzend- of payrollwerkgever op dit moment worden doorbetaald door hun werkgever
                     en hoeveel mensen uitstromen naar de WW. Deze leden vragen daarnaast of er ook een
                     beeld is van hoeveel mensen die met een fictief dienstverband werken, worden doorbetaald,
                     aangezien dit ook vaak mensen betreft die voor veel verschillende opdrachtgevers werken,
                     maar die hun verloning regelen via een derde organisatie.
                  
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast wat de voorwaarden zijn voor directeur-grootaandeelhouders
                     (DGA’s) om mee te kunnen tellen als loonsom voor de NOW. Klopt het dat alleen als
                     er werkgeverspremies zijn afgedragen, er aanspraak kan worden gemaakt? Geldt dit ook
                     voor DGA’s die vrijwillig verzekerd zijn?
                  
De leden van de D66-fractie zouden het onbegrijpelijk vinden als grote organisaties
                     die straks ondersteuning krijgen vanuit de NOW toch over zouden gaan tot het uitkeren
                     van dividend of bonussen. Deze leden hebben begrepen dat dit ook voor de Minister
                     geldt, en vragen om nader toe te lichten wat de belemmeringen zijn om een dergelijke
                     voorwaarde op te nemen bij de NOW. Deze leden vragen of er andere mogelijkheden zijn
                     om te voorkomen dat bedrijven die gebruikmaken van de steunmaatregelen toch overgaan
                     tot het uitkeren van dividend of bonussen en of de Minister, als dat onverhoopt zou
                     gebeuren, acties zal ondernemen.
                  
De leden van de D66-fractie vragen of het klopt dat als bedrijven besluiten om een
                     groot deel van hun tijdelijke contracten niet te verlengen, de mogelijke aanspraak
                     op de NOW sterk wordt verminderd. Deze leden vragen of er nog kan worden afgezien
                     van verlenging van een contract voor bepaalde tijd indien eerder schriftelijk is gecommuniceerd
                     dat het contract zou worden omgezet naar een contract voor onbepaalde tijd. Op welke
                     manier kan dit het recht op NOW beïnvloeden? Klopt het dat ongeacht de hoogte van
                     de toegekende subsidie, 90% van de verminderde loonsom wordt ingehouden op het te
                     subsidiëren bedrag op het moment dat de loonsom in de periode maart-mei lager ligt
                     dan de loonsom in januari? Is het te verrekenen bedrag afhankelijk van het percentage
                     aan subsidie, of is het in alle gevallen gelijk aan 90% en betekent dit dan een meer
                     dan evenredige bijstelling van de subsidie ten opzichte van de lagere loonsom?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
                     maatregelen die de Minister heeft genomen om de loonkosten voor werkgevers te compenseren
                     en zelfstandigen te ondersteunen. Zij waarderen de grote inzet van de Minister op
                     dit punt en het enorm harde werk van de medewerkers van het ministerie, Uitvoeringsorgaan
                     werknemersverzekeringen (UWV) en gemeenten om deze regelingen zo snel mogelijk op
                     te zetten.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie delen de doelstelling van de Minister om boven
                     alles de werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden. Deze leden hebben in dat kader
                     een aantal vragen over de voorwaarden voor de NOW. Waarom heeft de Minister er niet
                     voor gekozen een voorwaarde op te nemen over het doorbetalen van werknemers met een
                     tijdelijk of nulurencontract? Kan de Minister nader toelichten waarom dit te complex
                     is? Is de Minister bereid de voorwaarde alsnog toe te voegen als blijkt dat werkgevers
                     te weinig gehoor geven aan de oproep van de Minister om mensen met een flexibel contract
                     in dienst te houden en door te betalen? Voorts vragen deze leden zich af waarom er
                     niet voor is gekozen om een voorwaarde op te nemen over het niet uitkeren van een
                     dividenduitkering? Is enkel een oproep van de Minister daartoe wel voldoende? Is de
                     Minister bereid de voorwaarde alsnog toe te voegen als blijkt dat de oproep te weinig
                     effect heeft? Daarnaast maken deze leden zich zorgen om werkgevers die een seizoenspatroon
                     hebben met een duidelijke piek in de maanden maart, april en mei. De regeling compenseert
                     hier nu niet voor, wat alsnog zou kunnen leiden tot groter verlies van werkgelegenheid
                     in deze sectoren. Deelt de Minister deze zorg? Is bekend om hoeveel werknemers het
                     ongeveer gaat? Hoe ingewikkeld is het om een optie toe te voegen om een andere referteperiode
                     te kiezen? Kan de Minister tenslotte bevestigen dat de NOW ook geldt voor maatschappelijke
                     instellingen (stichtingen, niet-gouvernementele organisaties)?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat als bedrijven een beroep doen op
                     de NOW en alsnog ontslag wegens bedrijfseconomische redenen aanvragen, zij een boete
                     krijgen. Het kan echter ook voorkomen dat bedrijven ervoor kiezen om geen beroep op
                     de NOW te doen en alsnog ontslag wegens bedrijfseconomische redenen aanvragen. Het
                     zou wat deze leden betreft goed zijn als het UWV in dergelijke gevallen bedrijven
                     actief wijst op de mogelijkheid om gebruik te maken van de NOW-regeling, als alternatief
                     voor ontslag. Kan de Minister het UWV hiertoe opdracht geven?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de groepen die alsnog tussen
                     wal en schip lijken te vallen, ondanks de ruime regelingen die zijn opgezet. Volgens
                     de Federatie Nederlandse Vakbonden (FNV) zijn er inmiddels al 75.000 tot 100.000 mensen
                     hun baan kwijtgeraakt. Herkent de Minister deze aantallen? Wat zou de Minister kunnen
                     doen zodat bedrijven deze mensen toch weer in dienst nemen?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat niet alle flexwerkers recht hebben
                     op een WW-uitkering, omdat zij niet voldoen aan de referte-eis. Het gaat hier ook
                     om mensen die een aantal maanden per jaar in loondienst werken, denk bijvoorbeeld
                     aan de orkestmusici. Zij vallen nu buiten elke regeling. Is het mogelijk om tijdelijk
                     de referte-eis te verkorten, zodat deze mensen niet meteen met een enorme inkomensterugval
                     te maken krijgen? Er zijn ook mensen die wel een WW-uitkering hebben, maar die binnenkort
                     afloopt. In deze tijden is solliciteren veel lastiger. Is er een mogelijkheid om WW-uitkeringen
                     te verlengen?
                  
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat er ook een groep werkenden is die
                     deels in loondienst en deels als zelfstandige werken. Zij kunnen vanwege het urencriterium
                     geen aanspraak maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
                     (Tozo), maar hebben ook niet genoeg aan de loondoorbetaling (als dat al gebeurt).
                     Wat kan de Minister doen voor deze groep?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de uitwerking
                     van de NOW. Deze leden steunen op hoofdlijnen het pakket aan noodmaatregelen van het
                     kabinet dat als doel heeft de economie zoveel als mogelijk draaiende te houden ten
                     tijde van de coronacrisis. De nadere uitwerking van die noodmaatregelen waaronder
                     de NOW, leiden echter wel tot onderstaande vragen en zorgen.
                  
De leden van de SP-fractie steunen van harte alle maatregelen die erop gericht zijn
                     zoveel mogelijk werkgelegenheid te behouden. Deze leden betreuren het echter wel om
                     te lezen dat ook het behoud van werkgelegenheid voor mensen met een onzeker flexcontract,
                     niet als voorwaarde wordt gesteld om aanspraak te kunnen maken op deze regeling. Nu
                     al verliezen werkenden met een tijdelijk of nulurencontract en oproep- en uitzendkrachten,
                     massaal hun werk als gevolg van de coronacrisis. Volgens deze leden zouden werkgevers
                     om in aanmerking te komen voor de loonkostencompensatie ook de werkgelegenheid voor
                     mensen met een onzeker flexcontract moeten garanderen. Is de Minister bereid dit alsnog
                     als voorwaarde te stellen?
                  
De leden van de SP-fractie lezen in de voorliggende brief dat de Minister werkgevers
                     oproept om verantwoordelijkheid te nemen voor hun flexwerknemers en het loon van flexwerkers
                     zoveel mogelijk door te betalen. Heeft de Minister ook overwogen om het niet uitsluitend
                     bij een vrijblijvende oproep te laten, maar om dit als harde voorwaarde te stellen
                     voor de regeling? Wat waren de argumenten om dit niet te doen, mede gelet op het aantal
                     mensen met een onzeker contract wat nu al zijn of haar baan heeft verloren? Erkent
                     de Minister dat ook 10% loonkosten voor een werkgever een prikkel kan zijn medewerkers
                     met een onzeker contract niet meer op te roepen? Welke maatregelen gaat de Minister
                     concreet treffen om ervoor te zorgen dat de ruim 2 miljoen werknemers in Nederland
                     met een onzeker contract, hun baan en inkomen behouden?
                  
De leden van de SP-fractie constateren dat als salarisplafond twee keer het maximumdagloon
                     zoals we dat uit de WW kennen, wordt genomen. Deze leden erkennen dat het goed is
                     dat dit wordt gemaximeerd zodat salarissen van bijvoorbeeld piloten of profvoetballers
                     van drie ton per jaar, niet voor 90% met belastinggeld worden doorbetaald. Waarom
                     is echter voor twee keer het maximumdagloon gekozen en bijvoorbeeld niet voor één
                     maal? Zou dit niet logischer zijn aangezien dit bij de WW ook het plafond is?
                  
De leden van de SP-fractie lezen dat er diverse maatregelen worden getroffen om misbruik
                     en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Wat gebeurt er indien een bedrijf nu een voorschot
                     krijgt van 80%, failliet gaat en achteraf blijkt geen recht te hebben gehad op deze
                     regeling? Is de Minister ook bereid om bedrijven die nu een beroep doen op deze vorm
                     van staatsteun, te verbieden om winst uit te keren aan hun aandeelhouders voor tenminste
                     het lopende boekjaar? Bovendien zijn er ook veel grote bedrijven met enorme reserves
                     die deze klap best op kunnen vangen. Deze leden vragen de Minister om deze bedrijven
                     uit te zonderen van deze regeling. Deelt de Minister de mening dat grote bedrijven
                     met voldoende reserve, nu niet in aanmerking hoeven te komen voor deze regeling, zodat
                     ons belastinggeld daar terecht komt waar het het hardst nodig is?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de NOW. Deze
                     leden zijn van mening dat het in deze onzekere tijd van groot belang is om werknemers
                     zekerheid te geven van hun baan en inkomen, zodat zij de huur en boodschappen kunnen
                     blijven betalen. Deze leden hebben echter nog wel enkele vragen.
                  
De leden van de PvdA-fractie constateren, met grote zorg, dat er op dit moment, vanwege
                     de coronacrisis al grote groepen uitzend- en flexkrachten niet meer worden opgeroepen
                     en/of naar huis worden gestuurd. Hierdoor hebben deze werknemers geen inkomen meer
                     en kloppen zij bij UWV of de gemeente aan voor een WW- of bijstandsuitkering. Deze
                     leden vragen de Minister hoeveel extra mensen er tot op heden, vanwege de coronacrisis,
                     een WW- of bijstandsuitkering hebben aangevraagd? Hoeveel van deze mensen die bij
                     het UWV hebben aangeklopt hebben geen of vrijwel geen WW-rechten opgebouwd? Hoeveel
                     van deze mensen komen niet door vermogens- en partnertoets bij de gemeente heen en
                     hebben daardoor dus geen inkomen? Vanwege de doelstelling, baan- en inkomenszekerheid
                     voor werknemers en hun gezinnen, van de NOW vragen deze leden de Minister welke maatregelen
                     hij gaat nemen om zorg te dragen voor de groep uitzend- en flexkrachten die nu op
                     straat staan? Deelt de Minister de mening dat een moreel appel – kijk nu al de talloze
                     ontslagen bij bijvoorbeeld KLM, in de horeca, cultuur of bij uitzendbureaus – weinig
                     effect gaat hebben? Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen de regeling zo in
                     te richten dat er een algehele uitsluiting van de regeling is bij het toch ontslaan
                     van werknemers? Hoe wordt nu voorkomen dat werkgevers de boete van 50% van het loon van de
                     werknemer voor lief nemen en gaan uitrekenen wat voor hen het voordeligst is? Deelt
                     de Minister daarom de mening dat extra maatregelen moeten worden genomen om deze groep
                     werknemers bescherming te bieden? Is de Minister bereid om aanvullende voorwaarden,
                     zoals behoud van alle banen, te stellen aan bedrijven die een aanvraag doen voor de
                     NOW? Zo nee, waarom niet en wat zijn de belemmeringen hierbij?
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen ook of de Minister bereid is om naar de specifieke
                     groep van uitzendkrachten in fase A van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU)
                     cao of fase 1/2 van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen
                     (NBBU) cao te kijken? Is er overleg geweest met de uitzendsector of en in welke mate
                     zij gebruik gaan maken van de NOW? Welke garanties zijn er te geven dat uitzendonderneming
                     werknemers in dienst houden voor wie er geen opdrachten meer zijn? Welke mogelijkheden
                     zijn er om deze groep werknemers ook een inkomen te garanderen? En welke maatregelen
                     heeft de Minister nog achter de hand voor het geval dat blijkt uitzendondernemingen
                     geen gebruik gaan maken van de NOW en uitzendkrachten alsnog in de bijstand of de
                     WW terechtkomen?
                  
De leden van de PvdA-fractie constateren verder dat er ook werknemers die in hun proeftijd
                     of tussen twee banen zaten nu werkloos thuis zitten. Deze leden vragen de Minister
                     of hij een inschatting kan geven van de grootte van deze groep werknemers. Om ook
                     deze werknemers bescherming te bieden vragen de leden van de PvdA-fractie of hij bereid
                     is om voor deze groep werknemers een tijdelijk noodfonds, bijvoorbeeld in analogie
                     van de Tozo, in te richten die hen een inkomen kan bieden waarmee zij toch nog de
                     huur en boodschappen kunnen betalen?
                  
Ook constateren de leden van de PvdA-fractie dat er voor vele mensen met een WW-uitkering,
                     maar ook andere uitkeringen, er nog amper vacatures zijn of dat het onmogelijk is
                     om een sollicitatiegesprek te voeren met als risico dat zij hun WW-rechten verliezen.
                     Om die reden vragen deze leden aan de Minister welke mogelijkheden er zijn om ook
                     voor uitkeringsgerechtigden tijdelijk ondersteuning te bieden? Is de Minister bereid
                     om de WW-rechten van mensen met een WW-uitkering met drie maanden te verlengen?
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister waarom is gekozen voor twee keer het
                     maximum dagloon. Daarnaast horen deze leden graag van de Minister welke garantie er
                     valt te geven dat de opslag van 30% voor het overgrote deel van de werknemers genoeg
                     zal zijn voor het betalen van het werkgeversdeel van de pensioenpremies.
                  
De leden van de PvdA-fractie constateren dat sommige sectoren juist hun omzetten behalen
                     in het voorjaar en de zomermaanden en vrijwel geen omzet halen in de wintermaanden,
                     zoals horeca, sportclubs en dergelijke. Is de Minister bereid om ook deze werknemers
                     bescherming te bieden en te kijken of het mogelijk is om het omzetverlies te vergelijken
                     met de zomermaanden van afgelopen jaar? Daarnaast vragen deze leden de Minister op
                     welke wijze er in de regeling rekening wordt gehouden met eventuele cao-loonsverhogingen
                     in de periode 1 februari – 31 mei? Of bijvoorbeeld met vacatures die na 1 februari
                     zijn ingevuld? Kortom: met zaken die de loonsom over de subsidieperiode hoger doen
                     uitvallen dan over de referteperiode.
                  
De leden van PvdA-fractie constateren dat werknemers door hun werkgever verplicht
                     worden vakantie- of minuren op te nemen. Deelt de Minister de mening dat het ongewenst
                     is als werkgevers een aanspraak doen op de NOW en tegelijkertijd werknemers verplicht
                     vakantie- of minuren op te laten nemen? Welke maatregelen gaat de Minister nemen om
                     dit te voorkomen?
                  
De leden van PvdA-fractie constateren dat het voor bedrijven die gebruikmaken van
                     de NOW geen toestemming krijgen van UWV bij het opzeggen van arbeidsovereenkomsten
                     wegens bedrijfseconomische redenen. Deze leden vragen de Minister of dit verbod ook
                     geldt voor bedrijven die geen gebruik maken van de NOW. Is de Minister ook bezorgd
                     dat bedrijven na het eindigen van de NOW (31 mei 2020) massaal wel hun personeel vanwege
                     bedrijfseconomische redenen gaat ontslaan? Deze leden vragen de Minister of het mogelijk
                     is om hier nog verdere aanvullende voorwaarden te stellen?
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister op welke wijze gaat er gemonitord
                     worden of en in welke mate werkgevers die van de NOW gebruik maken al hun werknemers,
                     inclusief werknemers met een flexibel contract, in dienst houden. Op welke wijze gaat
                     er gemonitord worden of en in welke mate werkgevers er bewust voor kiezen geen gebruik
                     te maken van de NOW? Deze leden vragen de Minister welke inspectiecapaciteit is er
                     om verkeerd gebruik en misbruik van de regeling tegen te gaan? En hoe gaat dat toezicht
                     plaatsvinden? Komt er een mogelijkheid voor individuele werknemers of vakbonden om
                     verkeerd gebruik of misbruik van de regeling melden?
                  
De leden van de PvdA-fractie vragen of de artikelen 15 en 16 van de regeling, waarin
                     is opgenomen dat het subsidiebedrag kan worden teruggevorderd, of naar beneden kan
                     worden bijgesteld als er niet aan verplichtingen uit artikel 13 is voldaan, of niet
                     aan het doel van de regeling uit artikel 3 is voldaan, nog ruimte bieden om strenger
                     te zijn ten aanzien van werkgevers die ervoor kiezen om alsnog werknemers te ontslaan.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben grote waardering voor de snelheid en degelijkheid
                     waarmee de NOW tot stand is gekomen. Deze regeling biedt essentiële ondersteuning
                     aan bedrijven die geconfronteerd worden met omzetverlies door de coronacrisis. Deze
                     leden spreken de hoop uit dat de regeling het bedoelde effect heeft, namelijk het
                     voorkomen van ontslagen. Zij onderstrepen de oproep aan bedrijven om de regeling te
                     gebruiken waarvoor die bedoeld is en om personeel daadwerkelijk in dienst te houden.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de positie van flexwerkers.
                     Ondanks de aangekondigde noodmaatregelen was de afgelopen tijd al zichtbaar dat bedrijven
                     toch werknemers met flexibele contracten ontslaan, of medewerkers met een nulurencontract
                     niet meer oproepen. Genoemde leden vrezen dat de huidige crisis de kloof tussen werknemers
                     met vaste en flexibele contracten zal doen toenemen en dat de disbalans op de arbeidsmarkt
                     daarmee groter wordt. Zij vragen de Minister hoe hij hier tegenaan kijkt en wat er
                     in de ogen van de Minister nodig is om te voorkomen dat flexwerkers massaal hun baan
                     verliezen, met alle persoonlijke en sociaaleconomische gevolgen van dien. In dit kader
                     vragen zij de Minister ook om te bezien of de WW-uitkering afdoende vangnet biedt
                     c.q. welke maatregelen verder nodig zijn om een adequaat vangnet te bieden.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor de situaties waarin sprake
                     is van payroll- en uitzendconstructies. Hier kan de situatie ontstaan dat de inlener
                     rekeningen moet blijven betalen aan het payrollbedrijf of uitzendbureau, terwijl er
                     veel minder werk is. Het payrollbedrijf/uitzendbureau heeft echter geen omzetverlies
                     omdat de rekeningen betaald blijven worden en hoeft dus ook geen ondersteuning vanuit
                     de NOW aan te vragen. Dit kan tot scheve situaties leiden. Hoe gaat de Minister met
                     deze situaties om en welke maatregelen zijn nodig om de ondersteuning op de juiste
                     plek te laten landen?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor bedrijven die in de afgelopen
                     jaren gestart zijn en ten opzicht van vorig jaar fors gegroeid zijn qua omzet en personeelsbestand.
                     Doordat ten aanzien van omzetverlies een vergelijking wordt gemaakt met een kwart
                     van de omzet over 2019, kunnen deze bedrijven hierdoor in het nadeel zijn. Zij zullen
                     dan op papier geen omzetverlies hebben, maar tegelijk kunnen ze hun (gegroeide aantal)
                     medewerkers op dit moment niet meer doorbetalen. Hoe kijkt de Minister hiernaar en
                     is er in dit soort gevallen toch enige vorm van maatwerk mogelijk, bijvoorbeeld door
                     rekening te houden met het aantal fte ten opzichte van vorig jaar?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister bereid is om ook de mogelijkheid
                     te bieden dat er voor het omzetverlies gewerkt wordt met een referteperiode waarin
                     dezelfde maanden in dit kalenderjaar en vorig kalenderjaar met elkaar vergeleken worden.
                     Voor ondernemingen met seizoensgebonden werk levert dit een adequater beeld op van
                     het omzetverlies.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister bereid is om te bezien
                     of de meetperiode voor het omzetverlies ook op 1 juni of 1 juli mag starten. Dit biedt
                     uitkomst voor ondernemers voor wie het omzetverlies pas over een paar maanden merkbaar
                     zal zijn, doordat zij ver vooruit werken (bijvoorbeeld met het bestellen van goederen).
                     Er zijn veel ondernemers bij wie het aantal nieuwe bestellingen vanaf maart afneemt.
                     Voor hen komt het omzetverlies dus pas over enkele maanden.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de NOW ook geldt voor niet-ondernemingen,
                     zoals kerken en andere maatschappelijke organisaties, die geen onderneming zijn maar
                     wel werkgever. Ook zij kunnen te maken krijgen met omzetdaling, bijvoorbeeld door
                     minder zaalverhuur.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben grote waardering voor de snelle totstandkoming
                     van de regeling. Complimenten voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                     de ambtenaren van het ministerie, UWV, de Belastingdienst, sociale partners en alle
                     andere betrokkenen. Deze leden hopen dat met deze regeling grote werkloosheid kan
                     worden voorkomen, en hopen op een soepele en snelle uitvoering. Deze leden zijn verheugd,
                     dat vakantiegeld en pensioen alsnog meegefinancierd gaan worden in de regeling. Voor
                     de regeling is een bedrag van 10 miljard euro op de SZW-begroting opgenomen. Hierbij
                     wordt er vanuit gegaan dat een kwart van de werkgevers (gemeten naar loonsom) gebruik
                     gaat maken van de regeling, en dat zij gemiddeld een omzetdaling verwachten van 45%.
                     Is enigszins aannemelijk te maken dat dit een realistische, en niet te rooskleurige
                     inschatting is van het gebruik van de regeling en het redelijkerwijs te verwachten
                     omzetverlies als gevolg van de coronacrisis? Welke deskundigen zijn geconsulteerd,
                     en welke empirische of theoretische informatie is gebruikt voor deze met grote onzekerheden
                     omgeven inschatting? De uitvoering van de regeling wordt verzorgd door het al zwaar
                     belaste en met ICT-problemen kampende UWV. Er worden door de Minister dan ook «opstart-
                     en uitvoeringsproblemen» voorzien. Hoe groot wordt de kans geacht dat UWV de regeling
                     goed zal kunnen uitvoeren? Gaat de Minister UWV en andere uitvoerende diensten daarin
                     ondersteunen met alle mogelijke middelen?
                  
De leden van de 50PLUS-fractie lezen in de toelichtende brief op de regeling: «De
                     snelheid waarmee de noodmaatregel tot stand is gekomen impliceert eveneens dat mogelijk
                     zaken over het hoofd zijn gezien en de regeling onvoorziene consequenties kan hebben,
                     die achteraf niet gerepareerd kunnen worden». Welke mogelijke consequenties zouden
                     waarom niet gerepareerd kunnen worden? Aan welke mogelijke consequenties voor wie
                     wordt hier gedacht? Graag ontvangen deze leden een toelichting met voorbeelden. De
                     regeling wordt ingesteld voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid om de
                     regeling nog eens met drie maanden te verlengen. Wordt daarna nog een afweging gemaakt
                     om de regeling verder te verlengen, zo nodig voor de duur van de coronacrisis? Kan
                     onderbouwd worden, dat met de gehanteerde parameters voor het vaststellen van omzetverlies
                     een voldoende representatieve vaststelling van het omzetverlies mogelijk is? Zo kan
                     het immers voorkomen, dat de gebruikte tijdvakken voor de omzet in 2019, niet of onvoldoende
                     representatief zijn, bijvoorbeeld door (sterke) groei van de onderneming of door seizoenspatronen,
                     met een duidelijke piek in de maanden maart, april en mei. Zou een oplossing voor
                     dit laatste probleem (seizoenspatronen) gelegen kunnen zijn, in het hanteren van een
                     referteperiode waarin dezelfde maanden in dit kalenderjaar en het vorige kalenderjaar
                     met elkaar vergeleken worden? Doel van de regeling is immers de impact van omzetverlies
                     zo goed mogelijk te compenseren. Deze leden vragen in te gaan op het volledige commentaar
                     van INretail, dat onder meer het punt van de referteperiode voor het omzetverlies
                     en uitgesteld omzetverlies aan de orde stelt. Is bijstelling van de berekening van
                     omzetverlies achteraf, en als gevolg daarvan bijstelling van subsidie naar boven op
                     een later moment ook nog mogelijk? Zo niet waarom niet?
                  
De leden van de 50PLUS-fractie lezen in de brief dat de Minister aangeeft dat sprake
                     moet zijn van omzetdaling die buiten het normale ondernemersrisico valt, «en bijvoorbeeld
                     samenhangt met overheidsingrijpen en openbare orde maatregelen». Valt iedere omzetdaling
                     van tenminste 20%, die direct of indirect is terug te voeren om de coronacrisis onder
                     de regeling? Met andere woorden, kunnen alle bedrijven die in principe wél door mogen
                     werken, maar direct of indirect door de coronacrisis meer dan 20% omzetverlies lijden,
                     en verder voldoen aan de gestelde voorwaarden, een beroep doen op de regeling?
                  
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of financiële steun op basis van deze regeling
                     voldoende is, en op tijd uitgekeerd zal worden. Als men nog 50% omzet heeft, dan worden
                     45% van de loonkosten vergoed en zijn er ook nog inkomsten om als bedrijf het resterende
                     loon door te betalen. Bij 100% omzetuitval wordt 90% van de loonkosten vergoed, maar
                     kan het wel moeilijk of onmogelijk worden maandenlang de resterende 10% door te betalen,
                     met nog daarbij doorlopende bedrijfslasten. Deze leden denken hierbij bijvoorbeeld
                     aan de horeca en de reisbranche. Is deze financiële steun dan wel toereikend? Hoe
                     realistisch is het om te denken dat veel van die bedrijven dit maandenlang kunnen
                     volhouden, en wordt mogelijke financiële nood (bij gehele of nagenoeg volledige omzetuitval)
                     geen incentive voor bedrijven om mensen juist toch maar (vóór het doen van een aanvraag)
                     te ontslaan, omdat dat onder de streep meer financiële armslag oplevert voor bedrijven?
                     Wat vindt de Minister er in dit verband van, dat KLM ondanks een beroep op de NOW
                     tóch vijftienhonderd tot tweeduizend mensen gaat ontslaan?
                  
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of financiële steun voor bedrijven niet rijkelijk
                     laat uitgekeerd zal worden. 55.000 ondernemers hebben nog een aanvraag gedaan onder
                     de oude wtv-regeling. Zo zijn er bedrijven die 1 maart jongstleden werktijdverkorting
                     aanvroegen onder de oude regeling, en mogelijk pas rond 6 mei de éérste termijn krijgen
                     van een voorschot – in drie termijnen – van 80% van de aanvraag. Er geldt voor UWV
                     een beslistermijn van 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. Wordt het risico
                     op financiële problemen voor ondernemingen hierdoor niet beduidend groter? Hoe kan
                     dit risico zoveel mogelijk beperkt worden? Deze leden vragen ook, of gegarandeerd
                     kan worden, dat ondernemers die nog een aanvraag hebben gedaan onder de oude regeling
                     werktijdverkorting, niet slechter af kunnen zijn met de nieuwe regeling. Een ondernemer
                     zou er toch vanuit mogen gaan, dat spelregels niet in nadelige zin veranderd worden
                     tijdens het spel.
                  
De leden van de 50PLUS-fractie begrijpen dat beursgenoteerde bedrijven die vasthouden
                     aan dividenduitkering tóch gebruik kunnen maken van de regeling. Geldt dat ook voor
                     bedrijven die bonussen gaan uitkeren aan management en topbestuurders? Graag ontvangen
                     deze leden een uitvoerige toelichting waarom op dit punt geen voorwaarden worden gesteld
                     als deze bedrijven gebruik maken van de regeling.
                  
De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat de Minister stelt, dat het de bedoeling is
                     zoveel mogelijk mensen aan het werk te houden, dus óók mensen met een flexibel contract,
                     uitzendkrachten, mensen met 0-urencontracten of payroll-medewerkers. Dit geldt nadrukkelijk
                     ook voor mensen met een arbeidsbeperking. Deze leden willen uitvoerig toegelicht krijgen,
                     waarom het aanhouden van personeel met een flexibel contract, of mensen met een beperking,
                     – kortom, mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt – niet als harde voorwaarde
                     is opgenomen om gebruik te kunnen maken van de regeling. Gaat daardoor niet precies
                     gebeuren wat wij niet willen: namelijk dat vooral flexibele medewerkers en bijvoorbeeld
                     mensen met een arbeidsbeperking het éérste ontslagen worden in deze economisch barre
                     tijden? Deelt de Minister de mening dat in principe niemand tussen wal en schip mag
                     vallen als gevolg van deze crisis, dus ook niet flexwerkers, uitzendkrachten, mensen
                     met nulurencontracten, en mensen met een arbeidsbeperking, en dat óók hun werkgelegenheid
                     juist behouden moet worden? Hoe wordt er voor deze groepen gezorgd? Wordt het nu al
                     optredende ontslag van flexmedewerkers gezien als falen of nog niet goed werken van
                     de noodmaatregelen van de regering, óf als normale werking van de arbeidsmarkt? Is
                     de Minister bereid na te gaan hoe méér zekerheid kan worden geboden, dat flexwerkers
                     mee kunnen profiteren van het nood-maatregelenpakket, en dat óók voor hen zoveel mogelijk
                     wordt gedaan aan baan- en inkomenszekerheid? Deze leden vinden ook, dat mensen met
                     een arbeidsbeperking die vanuit de Participatiewet geplaatst zijn aan het werk moeten
                     blijven, en beschermd moeten woorden door de regeling. Hetzelfde geldt voor werknemers
                     van wie het dienstverband juist nu beëindigd wordt na het derde jaarcontract. Hoe
                     gaan deze mensen beschermd worden? Graag ontvangen deze leden een toelichting.
                  
De leden van de 50PLUS-fractie vragen tot slot hoeveel WW-aanvragen er tot nu toe
                     als gevolg van de coronacrisis bij het UWV zijn ingediend. Is het waar, dat er nu
                     al drie tot vijf keer zoveel WW-aanvragen zijn dan normaal? Is dit aantal conform
                     de verwachtingen, ook gegeven de nieuwe mogelijkheden om werktijdverkorting aan te
                     vragen via de NOW? Heeft de Minister er begrip voor, dat vooral uitzendkrachten, oproepkrachten
                     en mensen in hun proeftijd nu blijken te worden ontslagen? Zijn er mogelijkheden om
                     dergelijke ontslagen te voorkomen of alsnog terug te draaien, gezien de NOW? Graag
                     een grondige toelichting.
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de noodmaatregel.
                     Deze leden waarderen het zeer dat de Minister werkgevers de helpende hand wil bieden
                     bij de acute problemen die zich voordoen. Zij vragen in hoeverre overwogen is of wordt
                     in samenhang met de voorgestelde financiële noodmaatregel ook artikel 7 van de Noodwet
                     Arbeidsvoorziening toe te passen met het oog op het reguleren van het ontslag van
                     werknemers.
                  
De leden van de SGP-fractie lezen dat de maatregel enkel gericht is op het ondersteunen
                     van werkgevers met een omzetdaling van 20%. Deze leden constateren dat het criterium
                     van de omzetdaling in veel gevallen niet toereikend zal zijn om de problemen adequaat
                     te adresseren; er kunnen werkgevers zijn met minder omzetdaling dan 20%, maar een
                     beduidend slechter resultaat dan werkgevers die wel een omzetdaling van 20% halen
                     en vice versa. Deze leden vragen in hoeverre in de uitvoering ruimte bestaat om rekening
                     te houden met het daadwerkelijke resultaat van de onderneming. Is de Minister bereid
                     om breder te kijken dan alleen naar omzetdaling, maar bijvoorbeeld ook naar de hoeveelheid
                     opdrachten of projecten die een onderneming misloopt? Of naar de omzetdaling later
                     in de tijd, veroorzaakt door problemen door de coronacrisis?
                  
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister omgaat met het inzetten van vouchers
                     door ondernemingen. Deze vouchers (of soortgelijke middelen) worden in sommige gevallen
                     ingezet bij annuleringen. Hierdoor zijn de verstrekkers van de vouchers in veel gevallen
                     verzekerd van het behouden van de omzet, zij het later in de tijd. Wordt de waarde
                     van deze vouchers (of soortgelijke middelen) betrokken in de bepaling van de omzetdaling?
                  
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister kan toelichten wat de verwachting
                     van de werkgevers zijn ten aanzien van (de inzet van) personeel indien hij een beroep
                     doet op de regeling, in het licht van andere mogelijkheden die het arbeidsrecht biedt
                     om zich (enigszins) aan te passen aan de omstandigheden. Deze leden constateren dat
                     werkgevers onder meer van werknemers vragen vakantiedagen op te nemen. Is de veronderstelling
                     van de regeling daarentegen dat werkgevers met behulp van de subsidie juist zoveel
                     mogelijk de reguliere situatie voortzetten zonder dergelijke noodgrepen te benutten?
                  
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre UWV berekend is op de uitvoering van
                     de nieuwe regelingen, mede in het licht van andere regelingen die van start gaan.
                     Deze leden verwijzen onder meer naar de samenloop met de compensatie in verband met
                     de transitievergoeding.
                  
De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze de communicatie verloopt over de
                     rechten van werknemers met flexibele arbeidscontracten. Klopt het bijvoorbeeld dat
                     een beroep op de gemiddelde arbeidsomvang in de voorgaande periode onverminderd van
                     kracht blijft en voor bepaalde groepen uitkomst kan bieden? Welke mogelijkheden zijn
                     er voor degenen die zich slechts op een beperkte arbeidsomvang kunnen beroepen om
                     werkgevers te stimuleren het loon zoveel mogelijk uit te betalen en gebruik te maken
                     van de regeling?
                  
De leden van de SGP-fractie constateren dat de omzetdaling bepaald wordt als een kwart
                     van de omzet van 2019. Is de Minister van mening dat hierdoor ondernemingen die juist
                     in de periode maart tot en mei een omzetpiek hebben benadeeld worden? En dat hierdoor
                     een vertekend beeld ontstaat waardoor bepaalde ondernemingen niet op de juiste manier
                     gecompenseerd worden? Welke mogelijkheden ziet de Minister om dit op te lossen en
                     is de Minister bereid om hier maatwerk toe te passen?
                  
De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat firmanten in een vennootschap
                     onder firma niet onder de regeling vallen. Welke mogelijkheden ter ondersteuning zijn
                     er voor deze groep? Hoe wordt omgegaan met de positie van start-ups en scale-ups?
                     Dergelijke ondernemingen hebben in veel gevallen nog geen of beperkte omzet behaald.
                     Bij scale-ups is de huidige omzet vaak niet te vergelijken met omzet een jaar eerder,
                     vanwege het groeipad van dergelijke ondernemingen. Is de Minister van mening dat ook
                     deze ondernemingen van de regeling gebruik moeten kunnen maken, door bijvoorbeeld
                     niet een daling van de omzet een graadmeter te gebruiken, maar andere eenheden?
                  
De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze handhaving kan plaatsvinden indien
                     werkgevers subsidie ontvangen voor nulurencontracten terwijl zij betrokken vervolgens
                     niet uitbetalen voor een redelijk aantal uren.
                  
II Antwoord/Reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.